Richtlijn 1972/425 - Wijziging van de Richtlijn van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de E.E.G. om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31972L0425

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31972L0425

Richtlijn 72/425/EEG van de Raad van 19 december 1972 tot wijziging van de Richtlijn van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de E.E.G. om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden

Publicatieblad Nr. L 291 van 28/12/1972 blz. 0154 - 0154

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0042

Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(28.12) blz. 0022

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0042

Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(28-30.12) blz. 0069

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 10 Deel 1 blz. 0048

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0165

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 1 blz. 0165

++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 19 december 1972

tot wijziging van de richtlijn van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de E.E.G . om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden

( 72/425/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 103 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de aanzienlijke toeneming van de aardoliebehoeften van de Gemeenschap ertoe leidt , dat haar afhankelijkheid van leveranties uit derde landen wordt vergroot ;

Overwegende dat , ten gevolge van de wijzigingen die in de afgelopen jaren in de structuur van de aardolievoorziening van West-Europa zijn opgetreden , de voorraden moeten worden vergroot om te voorzien in leveringstekorten bij onderbreking van sommige bevoorradingsstromen , om de reserve aan produktiecapaciteit te gaan benutten en om alle andere noodzakelijke maatregelen te treffen ;

Overwegende dat een vergroting van de voorraden tot een minimumpeil van 90 dagen dan ook noodzakelijk is ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De referentieperiode van 65 dagen , genoemd in de eerste alinea van artikel 1 van de richtlijn van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de Lid-Staten van de E.E.G . om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten in opslag te houden ( 1 ) , wordt op 90 dagen gebracht .

Artikel 2

De verhoging van de voorraden die in artikel 1 , eerste alinea , van de in artikel 1 genoemde richtlijn worden bedoeld , moet binnen een zo kort mogelijke termijn na kennisgeving van de onderhavige richtlijn en uiterlijk op 1 januari 1975 haar beslag hebben gekregen . De Lid-Staten zijn verplicht om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten ter grootte van 65 dagen in opslag te houden zolang zij deze verhoging niet tot stand hebben gebracht .

De Lid-Staten stellen de Commissie op de hoogte van de daartoe getroffen maatregelen .

Elk jaar dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de tenuitvoerlegging van de onderhavige richtlijn en over de eventuele problemen in verband met de vorming der voorraden .

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 19 december 1972 .

Voor de Raad

De Voorzitter

T . WESTERTERP

( 1 ) PB nr . L 308 van 23 . 12 . 1968 , blz . 14 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.