Verordening 1974/2988 - Verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de EEG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31974R2988

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31974R2988

Verordening (EEG) nr. 2988/74 van de Raad van 26 november 1974 inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 319 van 29/11/1974 blz. 0001 - 0003

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0048

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0241

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0048

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0041

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 08 Deel 2 blz. 0041

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 2988/74 VAN DE RAAD

van 26 november 1974

inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers - en het mededingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 75 , 79 en 87 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de voorschriften van het vervoers - en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap de Commissie bevoegdheid verlenen , ondernemingen en ondernemersverenigingen die inbreuk maken op het recht van de Gemeenschap inzake het inwinnen van inlichtingen of het verrichten van verificaties of inzake het verbod van discriminaties , mededingingsregelingen of misbruik van machtsposities , geldboeten , sancties of dwangsommen op te leggen ; dat deze voorschriften evenwel geen bepalingen over de verjaring inhouden ;

Overwegende dat het ter wille van de rechtszekerheid nodig is het beginsel van de verjaring in te voeren en de wijze van toepassing daarvan te regelen ; dat een desbetreffende regeling , wil zij volledig zijn , zowel van toepassing moet zijn op de bevoegdheid geldboeten en sancties op te leggen als op de bevoegdheid de schikkingen waarbij geldboeten , sancties of dwangsommen worden opgelegd ten uitvoer te leggen ; dat in zulk een regeling de verjaringstermijnen , het tijdstip waarop de verjaring begint te lopen en de handelingen waardoor zij wordt gestuit of geschorst , moeten worden vastgelegd ; dat daarbij enerzijds rekening moet worden gehouden met de belangen van de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen en anderzijds met de vereisten van de bestuurspraktijk ;

Overwegende dat de onderhavige verordening moet gelden ten aanzien van de desbetreffende bepalingen van Verordening nr . 11 ter uitvoering van artikel 79 , lid 3 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de opheffing van discriminaties inzake vrachtprijzen en vervoervoorwaarden ( 3 ) , Verordening nr . 17 , eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag ( 4 ) en Verordening ( EEG ) nr . 1017/68 van de Raad van 19 juli 1968 houdende de toepassing van mededingingsregels op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren ( 5 ) ; dat de onderhavige verordening eveneens moet gelden ten aanzien van de desbetreffende bepalingen van de in de toekomst vast te stellen verordeningen op het gebied van het vervoers - en mededingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Verjaringvan het recht van vervolging

1 . De bevoegdheid van de Commissie om geldboeten of sancties op te leggen wegens inbreuken op het vervoers - of mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap verjaart :

a ) na drie jaar bij inbreuken op de voorschriften betreffende de verzoeken of aanmeldingen van ondernemingen of ondernemersverenigingen , het inwinnen van inlichtingen of het verrichten van verificaties ;

b ) na vijf jaar bij de overige inbreuken .

2 . De verjaring vangt aan op de dag waarop de inbreuk is gepleegd . Bij voortdurende of voortgezette inbreuken vangt de verjaring echter eerst aan op de dag waarop de inbreuk is beëindigd .

Artikel 2

Stuiting van de verjaring van het recht van vervolging

1 . De verjaring van het recht van vervolging wordt gestuit door iedere handeling die door de Commissie of door een Lid-Staat op verzoek van de Commissie tot onderzoek of vervolging van de inbreuk wordt verricht . De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling wordt kennis gegeven aan ten minste één onderneming of ondernemersvereniging die heeft deelgenomen aan de inbreuk .

Handelingen die de verjaring stuiten zijn met name :

a ) schriftelijke verzoeken om inlichtingen van de Commissie of de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat op verzoek van de Commissie , alsmede beschikkingen van de Commissie waarbij de gevraagde inlichtingen worden verlangd ;

b ) door de Commissie of de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat op verzoek van de Commissie aan hun personeelsleden verstrekte schriftelijke opdrachten om verificaties te verrichten alsmede beschikkingen van de Commissie waarbij verificaties worden gelast ;

c ) de inleiding van een procedure door de Commissie ;

d ) de mededeling van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen .

2 . De stuiting van de verjaring geldt ten aanzien van alle ondernemingen en ondernemersverenigingen die aan de inbreuk hebben deelgenomen .

3 . Na iedere stuiting vangt de verjaring opnieuw aan . De verjaring treedt echter ten laatste in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een geldboete of een sanctie heeft opgelegd ; deze termijn wordt verlengd met de periode waarin de verjaring ingevolge artikel 3 wordt geschorst .

Artikel 3

Schorsing van de verjaring van het recht van vervolging

De verjaring van het recht van vervolging wordt geschorst zolang de beschikking van de Commissie het onderwerp vormt van een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap .

Artikel 4

Verjaring van het recht van tenuitvoerlegging

1 . De bevoegdheid van de Commissie tot tenuitvoerlegging van beschikkingen waarbij wegens inbreuken op het vervoers - of mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap geldboeten , sancties of dwangsommen zijn opgelegd , verjaart na vijf jaar .

2 . De verjaring vangt aan op de dag waarop de beschikking niet meer kan worden aangevochten .

Artikel 5

Stuiting van de verjaring van het recht van tenuitvoerlegging

1 . De verjaring van het recht van tenuitvoerlegging wordt gestuit :

a ) door de kennisgeving van een beschikking waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete , de sanctie of de dwangsom wordt gewijzigd of een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen ;

b ) door iedere handeling van de Commissie of van een Lid-Staat op verzoek van de Commissie , die de inning van de geldboete , de sanctie of de dwangsom met dwangmiddelen beoogt .

2 . Na iedere stuiting vangt de verjaring opnieuw aan .

Artikel 6

Schorsing van de verjaring van het recht van tenuitvoerlegging

De verjaring van het recht van tenuitvoerlegging wordt geschorst :

a ) zolang er betalingsfaciliteiten zijn toegestaan ;

b ) zolang de tenuitvoerlegging krachtens een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is geschorst .

Artikel 7

Toepassing in de tijd

De onderhavige verordening is ook van toepassing op inbreuken die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn gepleegd .

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1975 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 26 november 1974 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . LECANUET

( 1 ) PB nr . C 129 van 11 . 12 . 1972 , blz . 10 .

( 2 ) PB nr . C 89 van 23 . 8 . 1972 , blz . 21 .

( 3 ) PB nr . 52 van 16 . 8 . 1960 , blz . 1121/60 .

( 4 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .

( 5 ) PB nr . L 175 van 23 . 7 . 1968 , blz . 1 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.