Verordening 1978/1972 - Uitvoeringsbepalingen inzake de oenologische procédés

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31978R1972

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31978R1972

Verordening (EEG) nr. 1972/78 van de Commissie van 16 augustus 1978 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de oenologische procédés

Publicatieblad Nr. L 226 van 17/08/1978 blz. 0011 - 0012

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0092

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 22 blz. 0144

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 10 blz. 0092

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 14 blz. 0254

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 14 blz. 0254

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 1972/78 VAN DE COMMISSIE

van 16 augustus 1978

tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen inzake de oenologische procédés

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 816/70 van de Raad van 28 april 1970 houdende aanvullende bepalingen inzake de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1861/78 ( 2 ) , en met name op artikel 26 quater , lid 6 , en artikel 28 bis , lid 2 ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 817/70 van de Raad van 28 april 1970 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen ( 3 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2211/77 ( 4 ) , en met name op artikel 10 ter , lid 4 ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 2893/74 van de Raad van 18 november 1974 betreffende de in de Gemeenschap vervaardigde mousserende wijnen omschreven in punt 12 an bijlage II van Verordening ( EEG ) nr . 816/70 ( 5 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1679/77 ( 6 ) , en met name op artikel 12 , lid 4 , en artikel 16 , lid 4 ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 1678/77 van de Raad van 19 juli 1977 tot aanvulling van Verordening ( EEG ) nr . 816/70 met nieuwe bepalingen betreffende de oenologische procédés en behandelingen ( 7 ) , en met name op artikel 6 ,

Overwegende dat om deze nieuwe bepalingen betreffende de oenologische procédés en behandelingen volledig te kunnen toepassen met ingang van 1 september 1978 , de desbetreffende uitvoeringsbepalingen met de nodige preciseringen dienen te worden vastgesteld ;

Overwegende dat artikel 6 van Verordening ( EEG ) nr . 1678/77 voorziet in de mogelijkheid de nodige overgangsmaatregelen vast te stellen om de overgang naar de in die verordening vervatte regeling te vergemakkelijken ; dat het dienstig is van deze mogelijkheid gebruik te maken om enerzijds aanzienlijke verliezen te voorkomen voor handelaren die over grote voorraden van bepaalde in sommige Lid-Staten traditioneel gebruikte stoffen beschikken en om anderzijds een grondig onderzoek mogelijk te maken van de oenologische procédés en behandelingen in derde landen ten einde de vergelijkbaarheid ervan met de bij de communautaire voorschriften vastgestelde procédés en behandelingen te bepalen ;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor wijn ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Producenten en handelaren mogen wijn die krachtens artikel 28 bis van Verordening ( EEG ) nr . 816/70 niet geschikt is voor rechtstreekse menselijke consumptie niet zonder wettige reden in hun bezit houden . Deze wijn mag worden vernietigd , maar mag alleen worden vervoerd naar een distilleerderij , een azijnfabriek of een bedrijf waar hij voor industriële doeleinden of voor de vervaardiging van industrieprodukten wordt aangewend . Om de identificatie van de in de vorige alinea bedoelde wijn te vergemakkelijken mogen de Lid-Staten er denaturerende stoffen of verklikstoffen aan laten toevoegen .

Artikel 2

De Lid-Staten kunnen verlangen dat het gebruik van neutraal kaliumtartraat en kaliumbicarbonaat slechts wordt toegestaan indien deze behandelingen worden uitgevoerd onder controle van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde instanties van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de behandelingen plaatsvinden .

Het gebruik van DL-wijnsteenzuur , kaliumferrocyanide en calciumfytaat is slechts toegestaan indien deze behandelingen worden uitgevoerd onder controle van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde instanties van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de behandelingen plaatsvinden en wiens verantwoordelijkheid eventueel door de betrokken Lid-Staat nader is bepaald .

Na behandeling met kaliumferrocyanide moeten in de wijn sporen van ijzer aanwezig zijn .

Er mag niet meer dan 8 g calciumfytaat per hectoliter worden gebruikt en na de behandeling moeten in de wijn sporen van ijzer aanwezig zijn .

Met betrekking tot de controle op het gebruik van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde produkten gelden de door de Lid-Staten vastgestelde bepalingen .

Artikel 3

In de Lid-Staten waar natuurlijke of rechtspersonen en producentenverenigingen met het oog op de wijnbereiding de volgende produkten in hun bezit hebben :

  • natriumascorbaat ,
  • ammoniumbicarbonaat ,
  • kaliumcarbonaat ,

moeten deze personen of verenigingen uiterlijk op 31 augustus 1978 een inventaris van deze produkten opmaken en deze voor 15 september 1978 mededelen aan de bevoegde instantie die is aangewezen door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de genoemde produkten zijn opgeslagen .

Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan , kunnen de betrokken Lid-Staten de afzet en het gebruik van de genoemde produkten tijdens het wijnoogstjaar 1978/1979 toestaan .

Artikel 4

De voor 1 september 1978 geproduceerde wijn mag na deze datum voor rechtstreekse menselijke consumptie worden aangeboden of geleverd indien hij voldoet aan de voor die datum geldende communautaire of nationale voorschriften . De bepalingen van de artikelen 26 bis en 26 quater van Verordening ( EEG ) nr . 816/70 , van artikel 10 ter van Verordening ( EEG ) nr . 817/70 en van de artikelen 12 en 16 van Verordening ( EEG ) nr . 2893/74 , die pas met ingang van 1 september 1978 van toepassing zijn , gelden niet voor deze wijn .

Artikel 5

Na overleg met de betrokken derde landen en op basis van de door hen verstrekte mededelingen stelt de Commissie , op grond van artikel 26 quater , lid 6 , eerste streepje , van Verordening ( EEG ) nr . 816/70 een verordening vast waarin de in derde landen toegepaste oenologische behandelingen en procédés worden aangegeven die vergelijkbaar kunnen worden geacht met de in de Gemeenschap toegelaten behandelingen en procédés .

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

De bepalingen van deze verordening zijn evenwel eerst vanaf 1 september 1978 van toepassing voor wijn die op het grondgebied van de Gemeenschap wordt geproduceerd .

Voor uit derde landen ingevoerde wijn gelden de bepalingen van deze verordening eerst vanaf 1 januari 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 16 augustus 1978 .

Voor de Commissie

De Vice-Voorzitter

Finn GUNDELACH

( 1 ) PB nr . L 99 van 5 . 5 . 1970 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 215 van 4 . 8 . 1978 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . L 99 van 5 . 5 . 1970 , blz . 20 .

( 4 ) PB nr . L 256 van 7 . 10 . 1977 , blz . 1 .

( 5 ) PB nr . L 310 van 21 . 11 . 1974 , blz . 1 .

( 6 ) PB nr . L 187 van 27 . 7 . 1977 , blz . 15 .

( 7 ) PB nr . L 187 van 27 . 7 . 1977 , blz . 10 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.