Besluit 1989/515 - Procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.553 - Betonstaalmatten) (Slechts de teksten in de Duitse, Franse, Italiaanse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31989D0515

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31989D0515

89/515/EEG: Beschikking van de Commissie van 2 augustus 1989 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.553 - Betonstaalmatten) (Slechts de teksten in de Duitse, Franse, Italiaanse en de Nederlandse taal zijn authentiek)

Publicatieblad Nr. L 260 van 06/09/1989 blz. 0001 - 0044

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 2 augustus 1989 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag ( IV/31.553 - Betonstaalmatten ) ( Slechts de teksten in de Duitse, de Franse, de Italiaanse en de Nederlandse taal zijn authentiek ) ( 89/515/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag ( 1 ), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op de artikelen 3 en 15,

Gezien het besluit van de Commissie van 26 januari 1987 om ambtshalve een procedure overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr . 17 in te leiden,

Na de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr . 17, in samenhang met Verordening nr . 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr . 17 van de Raad ( 2 ), in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen, kenbaar te maken,

Na het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities te hebben geraadpleegd,

Overwegende hetgeen volgt :

I . DE FEITEN

  • A. 
    De betrokken produkten

( 1 )

Bij betonstaalmatten gaat het om een geprefabriceerd wapeningsprodukt dat is gemaakt van gladde of

geribde koudgetrokken betonstaaldraden die door puntlassing in een rechte hoek met elkaar zijn verbonden om een netwerk te vormen . Het is een technisch beproefd wapeningsmateriaal dat op bijna alle terreinen van de gewapend-betonconstructie wordt gebruikt, zowel op de bouwplaats als verwerkt in geprefabriceerde elementen . Betonstaalmatten kunnen sneller en nauwkeuriger passend worden gelegd dan betonijzer in staafvorm, een soortgelijk produkt dat in de vorm van lange staven op de bouwplaats wordt afgeleverd, waar zij op maat worden gesneden, gebogen en geplaatst . Het gebruik van betonstaalmatten betekent besparing van tijd en arbeidsloon en minder verlies in de vorm van afval.

Betonstaalmatten worden omkleed met beton ter vergroting van de trekweerstand; zij worden uitsluitend gebruikt voor wapening van platte of staafvormige betonbouwelementen .

( 2 )

De toegevoegde waarde van betonstaalmatten is ten opzichte van het halffabrikaat, walsdraad, betrekkelijk gering ( 20 tot 25 %). De eindprijs van het produkt is dan ook in hoge mate afhankelijk van de prijs van het halffabrikaat .

( 3 )

Er zijn verschillende soorten betonstaalmatten :

a ) voorraad - of standaardmatten ("Lager - oder Standardmatten''/"Panneaux standard '');

b ) lijstmatten (" Listenmatten''/"Panneaux lettrés '');

c ) pasmatten ("Zeichnungsmatten''/"Treillis soudés sur devis '') ( 3 ).

EWG :L222UMBH00.95

FF : 2UHO; SETUP : 01; Bediener : WILU; MC : F; Pr .: C;

Kunde :

EWG:L222UMBH01.95 4 . 9 . 1989

Wat hun gebruiksmogelijkheden in de praktijk betreft is er sprake van onderlinge concurrentie tussen deze soorten . Een verregaande mate van substitueerbaarheid bestaat hoofdzakelijk bij de voorraad - en de lijstmatten ( zie ook de punten 138 en 141 ). Ook voor wat de prijzen betreft bestaat er in zoverre een nauwe onderlinge relatie dat de prijs voor het ene soort net die van het andere in belangrijke mate beïnvloedt, vooral omdat de toegevoegde waarde voor alle soorten gering is . Dit wordt door enkele ondernemingen zelf toegegeven ( zie punt 114 ). In zoverre kan men van de relevante markt voor dit produkt stellen dat het gaat

om een algemene markt voor betonstaalmatten waarbinnen een secundaire markt voor pasmatten bestaat .

B . De markt

( 4 )

De handel in betonstaalmatten tussen de Lid-Staten is omvangrijk, die met derde landen daarentegen geringer . In de hiernavolgende tabel wordt een overzicht gegeven van de intracommunautaire handel en de handel met derde landen .

Tabel 1

EEG : in - en uitvoergegevens betreffende betonstaalmatten

( in ton )

Jaar

Invoer

Uitvoer

Uit andere landen

van de

Gemeenschap

Uit derde landen

Totaal

Naar andere

landen van de

Gemeenschap

Naar

derde landen

Totaal

( 1 )

( 2 )

( 3 )

( 4 )

( 5 )

( 6)

1980

212 392

3 197

215 589

210 852

58 501

269 353

1981

177 737

1 812

179 549

184 132

101 294

285 426

1982

160 805

973

161 778

153 188

84 827

238 015

1983

195 955

3 264

199 219

190 734

67 515

258 249

1984

230 374

8 417

238 791

224 141

74 789

289 930

1985

265 090

27 260

292 350

272 956

104 470

377 426

1986

310 335

12 708

323 043

338 282

72 207

410 489

1987

358 402

26 115

386 517

376 052

94 342

470 394

Bron : Eurostat, NIMEXE-code 73.27-20 .

De gegevens betreffende het totaal van de produktie en het verbruik in de zes oorspronkelijke Lid-Staten waarin de ondernemingen waarop deze beschikking betrekking heeft, zijn gevestigd, zijn in de volgende tabel opgenomen .

Tabel 2 Totaal van de produktie en het verbruik in de zes oorspronkelijke Lid-Staten ( F, D, B, L, NL, I ) (¹)

( in ton )

Jaar

Produktie

Verbruik

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

2 097 658

2 146 839

1 827 231

2 095 785

1 869 969

1 797 349

1 863 314

1 994 358

2 068 576

2 079 227

1 781 942

2 063 708

1 816 439

1 705 929

1 775 977

1 877 719

(¹) Ten dele geraamde hoeveelheden in verband met het feit dat de gegevens betreffende Italië onvolledig zijn .

( 5 )

De intracommunautaire handel is het levendigst in de grensstreken . De reden hiervan is dat de vervoerkosten hoog zijn, gezien de afmetingen van betonstaalmatten in vergelijking met die van het halffabrikaat, walsdraad . Derhalve geven veel geïntegreerde bedrijven die betonstaalmatten produceren, er de voorkeur aan om in de plaats van betonstaalmatten walsdraad aan de buurlanden te leveren en de betonstaalmatten aldaar bij plaatselijke dochterondernemingen of bij andere ondernemingen te vervaardigen, waarmee zij in het raam van langlopende leverantieovereenkomsten samenwerken .

Wanneer de prijs van het produkt op de desbetreffende markt evenwel betrekkelijk hoog is, vormen de vervoerkosten geen onoverkomelijke hinderpaal .

( 6 )

De grootste vraag naar betonstaalmatten is afkomstig uit de bouwsector . Zodoende hangt de afzet en daarmede ook de produktie van betonstaalmatten hoofdzakelijk af van de ontwikkeling in de bouwnijverheid .

C . Overzicht van de verschillende betrokken deelmarkten

I . DE FRANSE MARKT

( 7 )

De Franse markt gaf voor de jaren 1980 tot en met 1987 het volgende beeld te zien :

Tabel 3

Gegevens Franse markt voor betonstaalmatten 1980-1987

( in ton )

Jaar

Leveringen

door Franse

producenten

of Franse

markt

Invoer

Uitvoer

Uit landen

van de

Gemeenschap

Uit

derde landen

Totaal

( 2 ) + ( 3 )

Naar andere

landen

van de

Gemeenschap

Naar

derde landen

Totaal

( 5 ) + ( 6 )

Markt -

bevoorrading

( totaal

( 1 ) + (4 ))

( 1 )

( 2 )

( 3 )

( 4 )

( 5 )

( 6 )

( 7 )

( 8 )

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

213 104

205 245

158 493

186 986

134 925

148 883

163 857

201 124

64 109

73 184

56 687

61 926

77 516

91 725

114 695

132 712

1 983

901

413

632

3 094

748

3 138

3 159

66 092

74 085

57 100

62 558

80 610

99 207

117 833

135 871

25 343

19 118

14 406

16 471

19 401

17 070

17 366

18 241

6 915

17 444

9 500

10 915

11 234

16 422

3 078

3 013

32 258

36 562

23 906

27 386

30 635

33 492

20 444

21 254

279 196

279 330

215 593

249 544

215 535

248 090

253 246

315 741

Bron : Eurostat + Syndicat national du tréfilage d'acier ( STA ).

II . DE BENELUX-MARKT

( 8 )

De marktgegevens van de Benelux-markt bieden voor de jaren 1980-1987 het volgende beeld :

Tabel 4

Marktgegevens BLEU (¹) en NL betreffende betonstaalmatten

( in ton )

Jaar

Totale leveringen

binnenlandse producenten

Invoer

Uitvoer

Marktbevoorrading

( vraag )

BLEU

NL

BLEU

NL

BLEU

NL

BLEU

( totaal

( 1)+(3)-(5 ))

NL

( totaal

( 2)+(4)-(6 ))

( 1 )

( 2 )

( 3 )

( 4 )

( 5 )

( 6 )

( 7 )

( 8 )

1980

96 752

126 461

28 869

56 665

76 145

31 614

49 476

151 512

1981

85 444

136 825

31 782

47 345

65 517

33 058

51 709

151 112

1982

76 496

119 136

26 561

42 975

55 118

28 947

47 739

133 164

1983

93 103

128 439

30 219

49 704

75 082

31 976

48 240

146 167

1984

86 544

128 187

32 999

44 585

72 009

34 234

47 534

138 538

1985

104 525

161 762

41 834

35 488

88 730

46 760

57 629

150 490

1986

103 639

189 492

46 552

39 845

97 960

58 803

52 231

170 534

1987

96 347

209 431

52 451

43 233

71 016

80 982

77 782

174 882

(¹) BLEU = Belgisch-Luxemburgse Economische Unie .

Bron : Gegevens Benelux-producenten + Eurostat .

III . DE DUITSE MARKT

( 9 )

De marktgegevens betreffende Duitsland kunnen uit de volgende tabel worden afgelezen :

Tabel 5

Duitsland : marktgegevens (¹) voor betonstaalmatten 1980-1987

( in ton )

Jaar

Produktie

Uitvoer

Binnenlandse leveringen

( totaal (1)-(2 ))

Invoer

Marktbevoorading

( totaal ( 3)+(4 ))

( 1 )

( 2 )

( 3 )

( 4 )

( 5 )

1980

1 374 083

86 919

1 287 164

84 573

1 371 737

1981

1 417 763

112 977

1 304 786

53 510

1 358 296

1982

1 194 200

100 703

1 093 497

51 888

1 145 385

1983

1 409 871

97 323

1 312 548

77 177

1 389 725

1984

1 206 678

101 863

1 104 815

74 745

1 179 560

1985

1 098 687

124 117

974 570

83 503

1 058 073

1986

1 159 451

133 969

1 025 482

99 675

1 125 157

1987

1 195 110

188 439

1 006 671

101 674

1 108 345

(¹) Deze cijfers omvatten vakwerkliggers (" Gittertraeger ") die ongeveer 10 % van elke hoeveelheid uitmaken .

Bron : Gegevens van het Fachverband Betonstahlmatten e.V .

IV . DE ITALIAANSE MARKT

( 10 )

Zoals blijkt uit de hiernavolgende tabel is de Italiaanse markt sterk op uitvoer gericht :

Tabel 6

Italië : in - en uitvoergegevens betonstaalmatten

( in ton )

Jaar

Invoer

Uitvoer

Uit andere landen

van de

Gemeenschap

Uit

derde landen

Totaal

Naar andere

landen van de

Gemeenschap

Naar

derde landen

Totaal

1980

1 371

26

1 397

51 276

39 087

90 363

1981

1 107

31

1 138

36 381

34 558

70 939

1982

1 498

29

1 527

26 261

35 170

61 431

1983

1 508

11

1 519

31 621

40 772

72 393

1984

1 894

6 275

8 169

39 056

42 723

81 779

1985

2 070

18 781

20 851

41 740

61 001

102 741

1986

1 717

8 661

10 378

66 790

46 406

113 196

1987

3 139

23 979

27 118

76 452

56 670

133 122

Bron : Eurostat, analytische tabellen van de buitenlandse handel .

Opmerking: In Italië wordt onderscheid gemaakt tussen betonstaalmatten met een diameter van 3 mm en meer ( NIMEXE-code 73.27-20 ) en betonstaalmatten met

een diameter van minder dan 3 mm ( NIMEXE-code

73.27-39 ). Bovenstaande tabel heeft betrekking op 80 %

van laatstgenoemde soort betonstaalmatten . In Italië zijn slechts voor betonstaalmatten met een diameter van 3 mm en meer precieze cijfers betreffende de produktie en de marktbevoorrading voorhanden; deze kunnen in de hiernavolgende tabel worden afgelezen :

Tabel 7

Italië : produktie en marktbevoorrading,

betonstaalmatten ( diameter van 3 mm en meer )

( in ton )

Jaar

Produktie

Marktbevoorrading

1980

255 000

216 655

1981

265 000

238 780

1982

255 000

240 061

1983

250 000

230 032

1984

283 000

235 272

1985

250 000

191 647

Bron : Assider.

Opmerking : Assider is niet in het bezit van cijfers betreffende betonstaalmatten met een diameter van minder dan 3 mm, omdat de meeste producenten van dit soort betonstaalmatten geen Assider-lid zijn .

D . De deelnemende ondernemingen

( 11 )

De hieronder opgesomde ondernemingen hebben deelgenomen aan een of meer van de in deze zaak relevante overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen :

1 . Tréfilunion SA, Petite route de Marnaval, F-52102 Saint-Dizier, Cedex ( hierna te noemen "TU '');

2 . Société métallurgique de Normandie, 42, rue de la Boétie, F-75008 Paris ( hierna te noemen "SMN '');

3 . Tecnor ( tot 1983 : Chiers-Châtillon-Gorcy (" CCG '')), La Défense 9, 4, place de la Pyramide, F-92800 Puteaux ( Hauts-de-Seine );

4 . Société des treillis et panneaux soudés, La Défense 9, 4, place de la Pyramide, F-92800 Puteaux ( Hauts-de-Seine ) ( hierna te noemen "STPS '');

5 . Sotralentz SA, 24, rue du professeur Froehlich, F-67320 Drulingen ( hierna te noemen "Sotral''of "Sotralentz '');

6 . Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr .l . ( voorheen "Tréfilarbed SA ''), 16a, avenue de la Liberté, L-2339 Luxemburg ( hierna te noemen "TA '') en haar dochterondernemingen in Frankrijk, België en Nederland;

7 . Tréfileries Fontaine-l'Évêque, 1, ruelle aux Loups, B-6140 Fontaine-l'Évêque ( hierna te noemen "TFE '');

8 . Frère-Bourgeois Commerciale SA, B-6090 Couillet ( hierna te noemen "FBC '');

9 . NV Usines Gustave Boël, afdeling Trébos, B-2991 Tildonk ( Haacht ) ( hierna te noemen "Boël/Trébos '');

10 . Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV, NL-5740 SX Beek en Donk, Bosscheweg 28 ( hierna te noemen "Thibodraad '');

11 . Van Merksteijn Staalbouw BV, Kanaalstraat O.Z . 8, NL-8102 EN Raalte;

12 . ZND Bouwstaal BV, J . F . Kennedylaan 22, NL-5555 XD Valkenswaard ( hierna te noemen "ZND'');

13 . Baustahlgewebe GmbH, Burggrafenstrasse 5, D-4000 Duesseldorf 11 ( hierna te noemen "BStG '');

14 . Ilro SpA, Via G.B . Vico 8, I-22053 Lecco -

Pescarenico ( hierna te noemen "Ilro '');

15 . Ferriere Nord SpA ( Pittini ), I-33010 Isoppo ( Ud ), Frazione Rivoli ( hierna te noemen "Ferriere Nord '');

16 . GB Martinelli fu GB Metallurgica SpA, Via Breda 152, Milano, Italië ( hierna te noemen "Martinelli '').

E . Bijzonderheden betreffende de deelnemende

ondernemingen

I . FRANKRIJK

( 12 )

De deelnemende Franse ondernemingen zijn :

1 . Ondernemingen behorende tot het vroegere Sacilor-concern

a ) Tréfilunion (" TU '')

Deze in Saint-Dizier gevestigde onderneming was via Unimétal tot 1 januari 1987 voor 100 % een dochteronderneming van Sacilor en heeft een kapitaal van 150 000 000 Ffr . (" Tréfilunion I ''). Behalve betonstaalmatten produceerde "TU'' ook andere staaldraadprodukten . "TU'' was, met een marktaandeel van ongeveer 30 % ( 1984 ) in Frankrijk, de belangrijkste Franse producent van betonstaalmatten . Op 1 januari 1986 werd de branche betonstaalmatten van "TU'' overgedragen aan Acor, een onderneming die eveneens tot het huidige Usinor-Sacilor-concern behoort . In het tweede halfjaar van 1987 werd Tréfilunion met terugwerkende kracht tot 1 januari 1987 door Tecnor overgenomen ( zie hierna punt 2, onder a )). De aldus ontstane onderneming draagt sedertdien de naam Tréfilunion (" Tréfilunion II ''). Waar hierna de naam Tréfilunion ("TU '') wordt gebezigd, wordt, wanneer niet anders wordt vermeld, Tréfilunion I bedoeld .

b ) Société métallurgique de Normandie (" SMN '')

Ook de in Parijs gevestigde "SMN'' is voor 100 % een dochteronderneming van Sacilor

( thans via Unimétal ) en heeft een kapitaal van 100 000 000 Ffr . Haar voornaamste activiteit bestaat in de produktie van de "lange'' produkten walsdraad en staafstaal . Haar marktaandeel in betonstaalmatten bedroeg in 1984 ongeveer 3 % van de Franse markt . Ondertussen heeft "SMN'' de produktie van betonstaalmatten gestaakt .

2 . Ondernemingen behorende tot het voormalige Usinor-concern

a ) Chiers Châtillon-Gorcy (" CCG ''),

vanaf 1983 Tecnor genaamd

De in Puteaux gevestigde onderneming Tecnor was oorspronkelijk voor 100 % een dochteronderneming van Usinor . Het kapitaal bedroeg 231 121 000 Ffr . Het marktaandeel in betonstaalmatten van het bedrijf bedroeg in Frankrijk ongeveer 7,5 % ( 1984 ). In het eerste halfjaar van 1987 heeft deze onderneming de produktie van betonstaalmatten gestaakt . In het tweede halfjaar van 1987 heeft Tecnor met terugwerkende kracht tot 1 januari 1987 de onderneming en de naam Tréfilunion overgenomen ( Tréfilunion II, zie punt 1, on -

der a )).

b ) Société des treillis et panneaux

soudés (" STPS'')

De in Puteaux gevestigde onderneming "STPS'' was tot 1987 (via Usinor Tréfileries ) voor 100 % een dochteronderneming van Usinor en had een kapitaal van 12 000 000 Ffr . Sinds 1987 is "STPS'' een dochteronderneming van Acor ( zie punt 1, onder a )). Haar marktaandeel in betonstaalmatten bedroeg in Frankrijk in 1984 onge -

veer 8,8 %.

3 . Onafhankelijke ondernemingen

Sotralentz ( Sotral )

Deze in Drulingen gevestigde onderneming heeft een kapitaal van 12 500 000 Ffr . Sotral produceert onder meer betonstaalmatten . Haar markt -

aandeel als producent van betonstaalmatten bedroeg in 1984 ongeveer 7 % van de Franse markt .

Sotral is de enige Franse producent van betonstaalmatten die naar Duitsland exporteert .

II . LUXEMBURG

Tréfilarbed (" TA '')

(13 )

Tréfilarbed was vóór 1 augustus 1984 verantwoordelijk voor de cooerdinatie van de verkoop en het verkoopbeleid van de betrokken produkten van het Arbed-concern, met inbegrip van het voor de uitvoer bestemde deel van de produktie van de St Ingbert -

fabriek . Sedertdien is deze vennootschap omgezet in "Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l .''. Haar marktaandeel bedroeg in 1983 rond 38 % in België en 22 % in Nederland . In Frankrijk was haar aandeel in het boekjaar juli 1983-juni 1984 ongeveer 7 %.

III . BELGIË

( 14 )

De deelnemende Belgische ondernemingen zijn :

1 . Tréfileries de Fontaine-l'Évêque (" TFE '')

"TFE'' is een in Fontaine-l'Évêque geves -

tigde onderneming met een kapitaal van 121 000 000 Bfr . De onderneming behoort tot het Cockerill-Sambre-concern dat 67 % van de aandelen bezit . De resterende 33 % is in het bezit van de Belgische overheid en de Société régionale d'investissement de Wallonie . Het voornaamste produkt van "TFE'' zijn betonstaalmatten die ongeveer 75 % van haar totale produktie uitmaken; in 1984 werd ongeveer 25 400 ton aan betonstaalmatten geproduceerd . Haar marktaandeel bedroeg in 1983 in België ongeveer 14,5 %.

2 . Frère-Bourgeois Commerciale SA (" FBC '')

"FBC'' is voor 100 % een dochteronderneming van Cockerill-Sambre ( sedert 1 april 1986 opereert deze onderneming onder de nieuwe naam "Steelinter SA ''). De onderneming heeft onder meer als taak de door "TFE'' geproduceerde betonstaalmatten te verkopen .

3 . NV Usines Gustave Boël, afdeling Trébos, Tildonk ( Haacht ) (" Boël/Trébos '')

Trébos is een afdeling van het Boël-concern en produceert betonstaalmatten . Haar marktaandeel bedroeg in 1983 in België circa 15 %.

IV . NEDERLAND

( 15 )

De deelnemende Nederlandse ondernemingen zijn :

1 . Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV, Beek en Donk (" Thibodraad '')

Deze onderneming is voor 100 % een dochteronderneming van Hoogovens NV . Deze vennootschap werd op 1 januari 1987 opgesplitst in twee vennootschappen die eveneens voor 100 % tot het Hoogovens -concern behoren, te weten : Thibo Draad BV en Thibo Bouwstaal BV . De jaarlijkse omzet aan betonstaalmatten bedroeg tot einde 1985 ongeveer 30 000 ton . Het marktaandeel in Nederland bedroeg in 1983 ongeveer 23,5 %.

2 . Van Merksteijn Staalbouw BV, Raalte (" Van Merksteijn '')

Deze onderneming produceerde ongeveer 80 000 ton ( 1985 ). Haar marktaandeel in standaardbetonstaalmatten bedraagt in Nederland ongeveer 50 % en in België 24 %. Er wordt uitgevoerd naar België en de laatste tijd ook naar Duitsland .

3 . ZND Bouwstaal BV, Valkenswaard (" ZND '')

Deze onderneming is met een jaarlijkse produktie van ongeveer 6 000 ton in Nederland de op twee na grootste producent van betonstaalmatten . Haar marktaandeel bedroeg in Nederland in 1983 ongeveer 4 %.

V . DUITSLAND

Baustahlgewebe GmbH, Duesseldorf (" BStG '')

( 16 )

"BStG'' is een joint venture met als eigenaars :

  • Thyssen Stahl AG, Hamm ( Westf .) ( tot 31 december 1985 : Thyssen Draht AG ): 34 %,
  • Kloeckner Draht GmbH : 33,5 %
  • Saarstahl Voelklingen GmbH ( sedert 4 juli 1986 : vóór die datum was dit aandeel in handen van Arbed Saarstahl en tot 1 januari 1986 van Arbed ): 25,001 %
  • Roesler Draht AG, Schwabenthal : 7,499 %.

Het kapitaal bedraagt 20 miljoen DM . "BStG'' heeft eigen produktie-eenheden ( Aalen bij Stuttgart en Glinde bij Hamburg ) en verkoopt eveneens een deel van de produktie van de fabrieken van de aandeelhouders Thyssen ( Hamm I en Gelsenkirchen ), Kloeckner ( Hamm II en Kehl ), Roesler ( Waldnell ) alsmede van de fabriek in St Ingbert, die thans wordt gecontroleerd door "Technoarbed Deutschland ''.

Voorts verkoopt "BStG'' alle betonstaalmatten van de Arbedfabriek in Roermond ( NL ) die in Duitsland worden geleverd, alsmede de totale produktie van Bayerische Stahlmatten GmbH, Neufahrn, waarvan "BStG'' 51 % bezit en ten slotte de totale produktie van Baustahlmatten Hochheim GmbH ( waarvan "BStG'' 49 % bezit ).

Met een jaarlijkse omzet van ongeveer 320 000 ton heeft "BStG'' verreweg het grootste aandeel ( ongeveer 36 %) in de bevoorrading van de Duitse markt .

VI . ITALIË

( 17 )

De deelnemende Italiaanse ondernemingen zijn :

1 . Ilro SpA, Civate ( Lecco ) (" Ilro '')

"Ilro'' is de grootste Italiaanse exporteur van betonstaalmatten naar Frankrijk .

2 . Ferriere Nord SpA ( Pittini ), Rivoli di Osoppo ( Undine ) (" Ferriere Nord '')

Het grootste deel van de uitvoer van deze onderneming gaat naar Duitsland .

3 . Martinelli GB fu GB Metallurgica SpA, Milaan ( Martinelli )

Martinelli is een betrekkelijk kleine producent .

F . Door de Commissie uitgevoerde verificaties

( 18 )

Op 6 en 7 november 1985 verrichtten ambtenaren van de Commissie op grond van artikel 14, lid 3, van Verordening nr . 17 gelijktijdig en zonder voorafgaande waarschuwing verificaties ten kantore van zeven ondernemingen en twee ondernemersverenigingen, te weten Tréfilunion, Sotralentz, Tréfilarbed Luxemburg-Saarbruecken S.àr.l ., Ferriere Nord SpA ( Pittini ), Baustahlgewebe GmbH, Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten, NV Bekaert, Syndicat national du tréfilage d'acier ( STA) ( 4 ) en Fachverband Betonstahlmatten e . V.(5 ).

( 19 )

Op 4 en 5 december 1985 verrichtten ambtenaren van de Commissie op grond van artikel 14, lid 2, van Verordening nr . 17 verdere verificaties ten kantore van de ondernemingen Ilro, Martinelli GB, Usines Gustave Boël ( afdeling Trébos ), Tréfilieries de Fontaine-l'Évêque, Frère-Bourgeois, Van Merksteijn en ZDN .

( 20 )

Bij al deze verificaties werd de hand gelegd op documenten die, te zamen met verdere gegevens die de Commissie krachtens artikel 11 van Verordening nr . 17 in handen kreeg, het bewijsmateriaal vormen waarop deze beschikking berust .

G . Verder verloop van de procedure

( 21 )

Op 12 maart 1987 werden de betrokken ondernemingen op de hoogte gesteld van de punten van bezwaar . De ondernemingen hebben hun standpunt ter zake van deze punten van bezwaar kenbaar gemaakt .

Op 23 en 24 november 1987 vond een hoorzitting plaats met vertegenwoordigers van de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen .

H . Samenvatting van de in aanmerking genomen concurrentiebeperkingen

( 22 )

Het gaat bij de hierna beschreven concurrentiebeperkingen om een aantal overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen, hierna "afspraken'' genoemd, die betrekking hebben op de vaststelling van prijzen en/of leveringsquota alsmede op de verdeling van de markten voor betonstaalmatten . Deze afspraken betreffen in hoofdzaak telkens een deelmarkt ( Franse markt, Benelux-markt, Duitse markt ); het element van de beperking van de handel tussen de Lid-Staten is echter steeds aanwezig, met name op grond van het feit dat bijna alle deelnemers in de betrokken deelmarkt ( dit wil zeggen ook de importeurs ) bij de afspraken waren betrokken .

In het onderhavige geval gaat het niet zozeer om een globale afspraak tussen alle producenten uit alle betrokken Lid-Staten, maar veeleer om een geheel van verschillende afspraken met ten dele wisselende deelnemers .

Door de reglementering van de afzonderlijke deelmarkten heeft dit geheel van afspraken echter geleid tot een vergaande reglementering van een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt .

J . De concurrentiebeperkingen

I . DE FRANSE MARKT

1 . De eerste groep afspraken van 1981/1982 tussen Franse producenten en producenten uit Italië, Duitsland en België, die van oudsher naar Frankrijk hebben uitgevoerd

( 23 )

De eerste groep afspraken kwam tot stand in de jaren 1981/1982 tussen de Franse producenten en producenten in Italië, Duitsland en België, die betonstaalmatten naar Frankrijk exporteerden . Deze afspraken hadden niet alleen betrekking op prijzen, maar ook op aandelen in de markt en duurden van april 1981 tot en met maart 1982 .

Aan deze afspraken werd, behalve door de Franse producenten, ook deelgenomen door de Italiaanse ondernemingen Ilro, Ferriere Nord en Martinelli, de Belgische producenten Boël/Trébos en Tréfileries de Fontaine-l'Évêque (TFE ) alsook door de handelsonderneming van de Cockerill-Sambre-Groep : Frère-Bourgeois ( FBC ), die de produktie van TFE op de markt brengt, alsmede door Tréfilarbed ( Duitsland/Benelux ). In het navolgende worden de bewijzen geleverd voor zowel de totstandkoming van deze afspraak ( punten 24-29 ) als de deelneming door Italiaanse, Duitse en Belgische producenten ( punten 31-50 ).

a ) De afspraken van 1981/1982

( 24 )

De heer Duroux, commercieel directeur van TU, afdeling constructiestaal, doet ten aanzien van het jaar 1981 in een nota van 1 december 1981 onder meer mededeling van het volgende :

"Tréfilunion slaagde erin de invoerstroom in te dammen door het idee ingang te doen vinden dat een dam moest worden opgeworpen in de vorm van een afspraak tussen fabrikanten, waaronder de belangrijkste buitenlandse firma's . Hierop volgde een kunstmatige situatie waarin de prijzen op onze markt 1981 betrekkelijk hoog lagen en de geïmporteerde hoeveelheden goeddeels op het niveau van 1980 gehandhaafd bleven.''.

( 25 )

Door deze afspraak konden de prijzen spectaculair stijgen . In april 1981 bedroegen zij ongeveer

1 900 Ffr . per ton . Tegen einde 1981 hadden zij 3 000 Ffr . per ton bereikt, een niveau dat veel hoger lag dan in andere landen van de Gemeenschap, bij voorbeeld de tegenwaarde van 2 243 Ffr./ton in Duitsland, 2 444 Ffr./ton in Italië, 2 220 Ffr./ton in België en 2 264 FFr./ton in Nederland . Deze gegevens blijken uit de hierboven genoemde nota van 1 december 1981 .

( 26 )

Het aandeel van de invoer op de Franse markt was van 21 % in januari 1981 gestegen tot 30 % in juli/augustus 1981, maar bleef de laatste vier maanden van het jaar stabiel ( 29 %, 29 %, 32 %, 29 %).

( 27 )

Uit de reeds genoemde nota van TU blijkt dat de afspraak niet alleen betrekking had op prijzen, maar ook op marktaandelen en dat de toewijzing van deze aandelen aan de deelnemers voornamelijk op hun vroegere prestaties was gebaseerd . In de nota wordt namelijk verklaard :

"In de discussie tussen de fabrikanten van de verschillende landen ten aanzien van de toe te wijzen marktaandelen, zijn de argumenten van degenen die reeds tot de markt zijn doorgedrongen ( pénétrants ) en die gebruik hebben gemaakt van hun reeds gevestigde positie, uiteraard zeer sterk .

Uit het voorbeeld dat Frankrijk in verband met de jongste afspraken biedt, blijkt hoe groot het belang van deze verworven posities is . Er zij op gewezen dat het doel van deze discussie niet was om bilaterale quota vast te stellen, maar eenvoudig om munt te slaan uit een door externe omstandigheden ontstane feitelijke toestand .''.

In dezelfde nota wordt toegegeven dat de zekerheid ten aanzien van de prijzen nauw samenhangt met de zelfbeperking op het punt van de hoeveelheden :

"Het in stand houden van de prijsafspraak betekent voor de Franse fabrikanten ten minste zelfbeperking ten aanzien van de op de eigen markt gebrachte hoeveelheden tot het huidige niveau .''.

( 28 )

In dezelfde geest wordt in deze nota, waar sprake is van de uitvoer van TU naar België en Nederland, opgemerkt :

"Ten slotte verdient het vermelding dat wij belang erbij hebben onze standpunten in deze landen ingang te doen vinden met het oog op de dialoog, die zeker op gang zal komen, over de verbetering van de verkoopprijzen, waaraan de Belgische en Nederlandse fabrikanten duidelijk behoefte hebben .''.

( 29 )

De afspraak van 1981 liep van april 1981 tot en met maart 1982; de aan de Franse fabrikanten toegewezen quota zijn de Commissie bekend uit een document dat met een begeleidend schrijven van 1 oktober 1982 bij TU werd aangetroffen . Dit document bevat de volgende tabellen :

Leveringen van betonstaalmatten : glad + geribd in Frankrijk Fabrikant

1978

1979

1980

1981

Gemiddelde

1978 tot 1981

Quota

ton

%

ton

%

ton

%

ton

%

ton

%

(¹)

CCG + MD

26 526

13,27

25 939

14,44

27 173

12,90

26 535

13,03

26 543

13,37

13,84

13,40

Gantois

1 355

0,68

1 274

0,71

976

0,46

1 587

0,78

1 298

0,65

1,03

1,00

FFM

9 692

4,85

7 869

4,38

7 970

3,78

7 559

3,71

8 273

4,17

3,72

3,60

SMN

12 249

6,13

11 190

6,23

12 121

5,75

11 852

5,82

11 853

5,97

5,99

5,80

Sotralentz

20 458

10,23

17 273

9,61

20 446

9,70

20 742

10,19

19 730

9,94

10,02

9,70

STPS

21 355

10,68

21 565

12,00

30 456

14,46

24 308

11,94

24 421

12,30

12,91

12,50

TSE

8 520

4,26

9 029

5,03

9 485

4,50

9 786

4,81

9 205

4,64

4,03

3,90

TU

92 770

46,39

77 212

42,97

92 602

43,95

90 116

44,25

88 175

44,42

44,10

42,70

TECTA

7 039

3,52

8 324

4,63

9 450

4,49

11 149

5,47

8 990

4,53

4,36

100,00

92,60

Totaal

Franse producenten

199 964

100,00

179 675

100,00

210 679

100,00

203 634

100,00

198 488

100,00

Geraamde invoer

53 200

21,03

67 600

27,37

67 500

24,28

75 200

26,95

65 900

24,96

Markttotaal ca

253 000

247 000

278 000

279 000

264 000

(¹) Rekening houdend met + Tecta - Arbed .

Opmerking : eerste halfjaar 1982 : Franse bedrijven = 113 000

Opmerking : eerste halfjaar 1982 :

Franse bedrijven =

70 650

Invoer =

42 350

113 000

ton = 37,50 %.

Zoals blijkt uit een bij TU aangetroffen verslag van 23 maart 1982 over de directievergadering van TU, werd overeengekomen dat TU "de lopende afspraak, die op 31 maart afloopt, tot het einde zal blijven uitvoeren ''.

( 30 )

In de volgende alinea's wordt aangetoond dat de Italiaanse, de Duitse en de Belgische producenten bij de afspraak van 1981 waren betrokken .

b ) Italiaanse betrokkenheid bij de Franse afspraak van 1981/1982

( 31 )

Reeds in oktober 1980 waren Italiaanse producenten betrokken bij de onderling afgestemde feitelijke gedragingen met Franse fabrikanten op de Franse markt . In een telexbericht van 15 oktober 1980 van Italmet, de vertegenwoordiger voor Frankrijk van Ferriere Nord en Martinelli, aan Martinelli komt de volgende passage voor :

"Wij delen u mede dat de deelnemers aan de vergadering over staalmatten van 9 oktober te Parijs, unaniem de voorwaarden die in de vergadering van 3 oktober te Milaan overeengekomen zijn, hebben aanvaard en dat deze voorwaarden op de volgende wijze zullen worden uitgevoerd . . .''.

In hetzelfde telexbericht werden de kortingen vermeld die in de verschillende delen van Frankrijk op de catalogusprijzen moeten worden toegepast . Tevens wordt daarin aangegeven dat de Franse producenten

een korting moeten toepassen die 50 à 60 Ffr./ton kleiner is, waardoor de Italianen een penetratiemarge krijgen .

( 32 )

Op 17 maart 1981 stuurde Italmet aan Martinelli een telexbericht, dat bij Martinelli werd aangetroffen, waarin werd medegedeeld dat de Franse fabrikanten "het initiatief hadden genomen om een vergadering van alle fabrikanten bijeen te roepen ( d.w.z . niet alleen Tréfilunion maar alle Franse fabrikanten ), ten einde na te gaan hoe verbetering in de huidige marktomstandigheden kan worden gebracht ''. De twee belangrijkste punten voor deze bijeenkomst waren enerzijds de goedkeuring van een lijst van werkelijk in rekening gebrachte tarieven (" listino verità '') en anderzijds het toekennen van penetratiequota (" de belangrijkste exporteurs naar Frankrijk zijn de Italianen en de Belgen, de Duitse penetratie is vrijwel te verwaarlozen ''). Uit dit verband blijkt dat de opmerking over de Duitse penetratie geen betrekking heeft op Arbed, dat 20 000 van de in Frankrijk uit Duitsland in 1980 geïmporteerde 24 000 ton voor zijn rekening nam .

In dit telexbericht stond ook dat TU, Usinor ( de moederonderneming van CCG en STPS ), de Italianen en de Belgen aan de vergadering die door de heer Charbaut van STA zou worden voorgezeten, zouden deelnemen . Voorts werd in het telexbericht medegedeeld dat Ilro reeds had toegezegd aan de vergadering deel te nemen . In een ander, bij Martinelli aangetrof -

fen telexbericht van 25 maart 1981 deelde Martinelli aan Italmet mede dat zij op 1 april 1981 aan de vergadering te Parijs zou deelnemen .

( 33 )

De betrokken vergadering vond inderdaad plaats; in een telexbericht van 9 april 1981 van Italmet aan Martinelli, dat bij Martinelli werd aangetroffen, wordt een overzicht gegeven van de afgesproken tarieven, kortingen en penetratiekortingen die aan de Italianen werden toegekend . Deze voorwaarden zouden voor orders gelden die tussen 13 april en 15 mei voor levering uiterlijk op 29 mei 1981 waren bevestigd . In de telex wordt ten aanzien van de quota medegedeeld : "blijft vastgesteld op 32/33 000 ton voor Italië; ons quotum bedraagt echter 8 000 ton, dat verdeeld moet worden tussen u ( d.w.z . Martinelli ) en Ferriere Nord ( vertaling )''. In dit telexbericht wordt een voorbeeld gegeven van de wijze waarop de prijs voor standaardmatten van codenummer 88 moet worden aangegeven, namelijk 2 400 Ffr./ton, minus een tijdelijke korting van 250 Ffr./ton, minus een penetratiekorting van 50 Ffr./ton = werkelijke prijs franco huis, afgezien van inklaring .

( 34 )

In een memorandum van 9 april 1981 van de heer Marie, directeur van TU, afdeling betonstaalmatten, en vanaf 1983 president van Adets, dat bij Ferriere Nord en Martinelli werd aangetroffen, worden als voornaamste afspraken van de vergadering van 1 april genoemd :

"Wij hebben nota genomen van uw instemming met de volgende punten :

iivi ) De leveringen van uw bedrijf op de Franse markt voor het tijdvak 1 april 1981-31 maart 1982 zullen ten hoogste 4 000 ton bedragen .

ivii ) Deze leveringen moeten zo regelmatig mogelijk in de tijd gespreid worden .

viii ) Maandelijkse opgave van de hoeveelheid in ton . . .

iiiv ) Correctie van overschrijdingen en tekorten : geconstateerde en onder uw aandacht gebrachte verschillen tussen de toegestane hoeveelhedenen en uw feitelijke leveringen moeten binnen twee maanden na het constateren van de verschillen weggewerkt zijn .

iiiv ) In rekening gebrachte prijzen : zij moeten overeenkomen met de geldende tarieven die u tijdig zullen worden medegedeeld . . .

iivi ) informatie : de Franse fabrikanten zullen trachten u regelmatig op de hoogte te houden van de marktsituatie, prijsschommelingen enz . . . . ( cijfergegevens en prognoses ).

ivii ) Verbintenis : u verbindt zich niet van deze overeenkomst te zullen afwijken . . .

viii ) De Italiaanse markt : ingeval een overeenkomst wordt gesloten voor staalmatten op het niveau van de Italiaanse markt, zullen de

Franse fabrikanten zich na onderhandelingen verbinden om de clausules voor de toepassing ervan na te komen .

iiix ) De Franse fabrikanten stellen u in de gelegenheid een zogenaamde penetratiemarge toe te passen van ten hoogste

  • 40 Ffr./ton op franco gefactureerde ingeklaarde leveringen;
  • 50 Ffr./ton op franco gefactureerde niet ingeklaarde leveringen .''.

( 35 )

De Italiaanse fabrikanten die deelnamen aan de Franse marktafspraak van 1981/1982 waren Ilro, Ferriere Nord en Martinelli . Uit het telexbericht en het memorandum, die hierboven werden vermeld, en uit een tabel van Tréfilunion over "invoer van betonstaalmatten uit Italië'', die werd aangetroffen bij Ferriere Nord, blijkt dat de volgende quota voor de periode van twaalf maanden golden : Ilro 24 000 ton/25 000 ton, Ferriere 4 000 ton en Martinelli 4 000 ton .

( 36 )

Terwijl de Italiaanse uitvoer naar Frankrijk in 1979 37 000 ton en in 1980 37 500 ton bedroeg, moest op grond van de afspraak over de twaalf maanden lopende van april 1981 tot en met maart 1982 een vermindering tot 32 000 ton/33 000 ton geschieden . Het zichtbare verbruik in Frankrijk bedroeg in 1980 279 000 ton, maar tijdens de april-vergadering van 1981 verwachtte men voor 1981 niet meer dan 240 000 tot 250 000 ton . Op 4 mei schreef de heer Cattapan, commercieel directeur van Ferriere Nord, aan de heer François van Italmet die om commentaar op het memorandum van de heer Marie had verzocht, het volgende :

"Terugkomend op de punten i ) en ii ) van het memorandum van de heer Marie, zullen de leveringen binnen de door u aangegeven grenzen blijven, indien de totale marktcijfers binnen de besproken grenzen blijven .''.

( 37)

De overeenkomst tussen de Franse en de Italiaanse fabrikanten heeft kennelijk verscheidene maanden naar verwachting gewerkt. Zo wordt in een nota van Ferriere Nord over een vergadering van 20 oktober 1981, die werd bijgewoond door TU, Ilro, Ferriere Nord, Martinelli en Italmet, medegedeeld dat :

"De resultaten van de overeenkomst van maart ( vanaf 1 . 4 . 1981 ) in grote lijnen bevredigend waren en zowel voor de Fransen als voor de Italianen tot gevolg hebben gehad dat de vraagprijzen stegen .''.

( 38 )

Op 18 februari 1982 werd in Parijs een vergadering gehouden met TU, Ilro, Martinelli, Italmet en Ferriere Nord . De heer Marie ( TU ) deelde mede dat bij analyse van de markttendensen bleek dat :

"de begin 1981 gemaakte afspraak de verwachte resultaten heeft opgeleverd wat hoeveelheid en prijs betreft ''.

Dit wordt medegedeeld in een bij Ferriere Nord aangetroffen nota van de vertegenwoordiger van Ferriere Nord, die voorts het volgende opmerkt :

"De Franse markt bereikte in 1981 circa 275 000 ton, in plaats van de geraamde 253 000 ton . Dit zou ook voor de Italianen een verbetering tot gevolg moeten hebben, hetgeen in de volgende vergadering van eind juni 1982 zal worden besproken .''.

( 39 )

Toch ontstonden er spanningen tussen de partners bij de afspraak . De statistieken voor de eerste negen maanden van de afspraken lieten zien dat volgens de eigen verklaringen van de fabrikanten Ilro iets boven zijn quotum en Ferriere Nord en Martinelli aanzienlijk onder hun quota bleven; uit de douanestatistieken zou echter kunnen worden opgemaakt dat de uitvoer uit Italië naar Frankrijk aanzienlijk boven de totale quotagrens uitkwam . Dit wordt ook bevestigd door de bij Ferriere Nord aangetroffen TU-statistieken .

( 40 )

Een telexbericht van de heer Castelnuovo van Boël ( België ) van 15 maart 1982, die aan de heer Pittini van Ferriere Nord was gericht, en dat bij deze laatste werd aangetroffen, bevat de volgende mededeling :

"De heer Montanelli van Ilro verkoopt in Frankrijk via een bedrijf in Briançon vrij grote hoeveelheden betonstaalmatten tegen prijzen die aanzienlijk lager liggen dan afgesproken in de Frans-Belgisch-Italiaanse overeenkomst van begin 1981 .''.

( 41 )

Op hun beurt waren de Italianen in maart 1982 bezorgd over de prijzen die in rekening werden gebracht door de "geïntegreerde'' Franse fabrikanten, d.w.z . vooral TU, SMN, CCG en STPS . Op een vergadering van 8 maart 1982 in Italië met de heer Marie ( TU ), de heer Cattapan ( Ferriere Nord ) en de heren Montanelli, Locatelli en Tedeschi ( Ilro ), deelde de heer Marie mede, dat de Franse geïntegreerde fabrikanten een tijdelijke korting van 325 Ffr . in de maand maart hadden toegepast . Volgens een telexbericht van 9 maart 1982 van de heer François van Italmet aan de heer Cattapan :

"wijst de heer Marie erop dat dit een voorlopige, maar in tijdsduur beperkte maatregel is en dat de Franse fabrikanten niet verplicht waren om hun Belgische, Italiaanse en Duitse partners te vragen hun tarieven te mogen herzien, maar hen alleen van de beslissing op de hoogte behoefden te stellen ''.

Het telexbericht gaat voort met een verwijzing naar de heer Montanelli die :

"zijn vrij hard geformuleerde telex aan de heer Marie van enkele dagen geleden bevestigde, namelijk zijn voornemen om de club te verlaten en kortingen van 600/700 Ffr . toe te passen (. . .)''; "dat betekent dus oorlog tussen ons (. . .)'', verklaart de heer François .

( 42 )

Gebleken is dat werd geprobeerd voor de meningsverschillen een oplossing te vinden in gesprekken tussen

de heren Marie, Boël (" voor betonstaalmatten op de Franse markt ''), Charbaut ( STA ), Cattapan ( FN ), Montanelli ( Ilro ) en Martinelli ( Martinelli ); een en ander blijkt uit de nota van de heer Cattapan over de vergadering van 6 april 1982 te Brussel en uit diens telexbericht aan Italmet ( de heer François ) van 20 april 1982 . Het resultaat hiervan was dat de heer Cattapan in een telexbericht van 19 april 1982 de heer Marie inlichtte over de Italiaanse interpretatie van de overeengekomen maatregelen . Deze interpretatie hield in dat de Frans-Italiaanse afspraak voor nog eens drie maanden werd verlengd, van april tot en met juni 1982, waarbij bepaalde voorwaarden betreffende prijzen en quota golden . Het telexbericht van 19 april 1982 hield onder meer het volgende in :

"(. . .)

c ) Uitgaande van de bestaande gemeenschappelijke wil om een poging te ondernemen tot verbetering van een sector die reeds op grond van de zwakke vraag onder druk staat, gaan de Italiaanse producenten akkoord met het voorstel een korting van 325 Ffr . op de tariefprijzen en daarenboven een geringe zogenaamde penetratiekorting toe te passen . De maximaal naar Frankrijk uit te voeren hoeveelheden, waartoe de Italiaanse producenten zich voor de maanden april-mei-juni verplichten, belopen een totale hoeveelheid van 7 200 ton, d.w.z . driemaal 1 800 + 300 + 300, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de hierboven genoemde ramingen verwezenlijkt worden en een regelmatige ontwikkeling doormaken .

(. . .)

Ik meen te kunnen verzekeren dat ons gemeenschappelijk doel en onze gemeenschappelijke hoop zijn vervuld .

Daarom zullen de genomen besluiten vanaf heden worden toegepast aangezien zij aan onze overeenkomst beantwoorden .''.

In een telexbericht van de heer Marie aan de heer Cattapan van 23 april 1982 werd deze interpretatie door de heer Marie aanvaard met bepaalde toevoegingen, waarmede ontsnappingsmogelijkheden voor de Franse producenten worden beoogd, eventueel met uitzondering van Sotral, wiens definitieve standpunt destijds nog niet bekend was . Een kopie van het telexbericht werd op 26 april 1982 tot Ilro gericht .

( 43 )

Ferriere Nord en Martinelli pasten de verlengde afspraak onmiddellijk toe en op 20 april 1982 deelde hun agent Italmet hun per telexbericht mede dat hij het volgende telexbericht aan Franse klanten had doen toekomen :

"Met genoegen delen wij u mede dat wij met ingang van heden voor leveringen in april, mei en juni op de volgende voorwaarden orders kunnen aanvaarden :

1-3 . Tréfilunion-tarieven ( met inbegrip van in de tarieven opgenomen reducties ) minus 385 Ffr . in geval van levering aan Franse zijde, niet ingeklaard ( 385 Ffr . = 325 Ffr . korting + 60 Ffr . penetratiekorting, als overeengekomen tussen de Italianen en Fransen ).

4 .

Tot eind juni 1982 kunnen wij niet meer dan 600 ton per maand leveren ( 300 ton Ferriere Nord ).

5 .

Om logistieke redenen kunnen wij geen gemengde Martinelli/Ferriere Nord-opdrachten aanvaarden . Wij verzoeken u hiermede bij uw bestelling rekening te houden .

6 .

Nadat wij twee maanden buiten bedrijf zijn geweest, waartoe we besloten om een reeds gespannen situatie niet verder te verslechteren, hopen wij dat u de hoeveelheden kunt bestellen die u nodig hebt om de markt van staalmatten in stand te houden .''.

( De heer Cattapan ( FN ) schreef op zijn exemplaar van de telex "OK ''.)

( 44 )

Uit het voorgaande blijkt dat Ferriere Nord en Martinelli hun best deden om zich aan de afspraak van 1981/1982 te houden en de verlenging ervan te steunen . Tevens blijkt echter dat Ilro deze afspraak niet altijd naleefde en de Commissie beschikt niet over gegevens waaruit zou blijken dat Ilro de verlenging van de afspraak heeft ondersteund .

( 45 )

De Franse fabrikanten zelf kwamen op hun vergadering van 21 april 1982, waar zij allen te zamen met TA ( behalve Sotral ) aanwezig waren, overeen dat zij een maximumkorting van 325 Ffr./ton zouden toepassen op alle nieuwe orders met een leveringstermijn in mei, welke korting in juni tot 275 Ffr./ton zou worden verlaagd ( bron : aan de heer Schuerr, TA Luxemburg, gerichte nota van 23 april 1982 van de heer Knap van TA Frankrijk over deze vergadering ).

c ) Duitse betrokkenheid bij de Franse marktafspraak van 1981/1982

( 46 )

De Duitse betrokkenheid bij de Franse marktafspraak van 1981/1982 was voornamelijk die van TA, die goed was voor 85 % van de Duitse uitvoer naar Frankrijk . TA beschikte op grond van de afspraak over een quotum . Gegevens hierover zijn te vinden in een TU-aantekening van 23 oktober 1981 over een vergadering tussen TU en TA van 20 oktober 1981 . In deze vergadering

"verklaart TU dat TA per maand ongeveer 500 ton moet leveren aan Woippy en Straatsburg ( twee vestigingen van Davum ), waardoor ongeveer 800 ton voor de andere klanten beschikbaar blijft ''.

Dit betekent dat het TA-quotum 1 300 ton per maand of 15 600 ton per jaar bedroeg . Dit komt overeen met een martkaandeel van 7,4 % op basis van de totale leveringen van de Franse fabrikanten in 1980, d.w.z . afgezien van andere invoer . ( Dit percentage wordt bevestigd door het in punt 29 genoemde document van 1 oktober .) Op dezelfde vergadering :

"klaagt TA erover dat haars inziens bij de laatste afspraken een veel te groot marktaandeel aan de Italianen en de Belgen is toebedeeld, waardoor ook TU en CCG worden bevoordeeld . TA is verder van mening dat zij ook op onze ( d.w.z . de Franse ) markt altijd als een tweederangspartner werd behandeld, hoewel zij daar een van de belangrijkste leveranciers is geweest ''.

d ) Belgische betrokkenheid bij de Franse marktafspraak 1981/1982

( 47 )

De Belgische fabrikanten die bij de overeenkomst van 1981/1982 waren betrokken, waren hoofdzakelijk Frère-Bourgeois/Fontaine-l'Évêque ( FBC/TFE ) en Boël/Trébos . Er was echter ook een TA-belang in het spel via haar Belgisch producerend dochterbedrijf Tréfilarbed Bouwstaal NV, Gent ( TA Gent ).

( 48 )

Ten aanzien van FBC/TFE is uit het in punt 46 reeds genoemde TU-document van 23 oktober 1981 bekend dat het FBC/TFE-quotum ongeveer 4 000 ton per jaar bedroeg :

"Ten aanzien van de recente overeenkomsten gaat TA met betrekking tot Frère-Bourgeois uit van een hoeveelheid van 2 000 ton/maand, hoewel deze in feite ongeveer 4 000 ton/jaar bedraagt, zoals de heer Marie aan de hand van een schriftelijk bewijs aan TA aantoonde . In werkelijkheid heeft Frère -Bourgeois sinds april slechts 58 ton geleverd .''.

( 49 )

Wat de Usines Gustave Boël en haar produktievestiging Trébos ( Boël/Trébos ) betreft, wordt in een nota van de te Parijs op 1 april 1981 gehouden vergadering verklaard :

"Op vrijdag 3 april zullen ( de Fransen ) met Jacques Boël + Charleroi ( d.w.z . Boël + Frère-Bourgeois ) vergaderen .''.

In een met de hand geschreven nota wordt ook vermeld dat de voor de Belgen voorgestelde hoeveelheid "waarover reeds overeenstemming was bereikt'' 8 000 ton bedroeg . Aangezien het FBC/TFE-quotum naar bekend 4 000 ton bedroeg, moet het Boël/Trébos-quotum ook 4 000 ton hebben bedragen .

( 50 )

Zoals reeds onder punt 40 werd medegedeeld, klaagde de heer Daniele Castelnuovo van Boël in een telexbericht van 15 maart 1982 bij de heer Pittini van Ferriere Nord erover, dat Ilro in Frankrijk betonstaalmatten verkocht tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan die welke in de Frans-Belgisch-Italiaanse afspraak van begin 1981 waren afgesproken . In het telexbericht wordt gezegd dat de heer Jacques Boël de

heer Pittini bij voorbaat bedankt voor zijn tussenkomst, terwijl de schrijver zich aansluit bij de heer Boël en de heer Pittini bedankt omdat hij de "markt voor aanzienlijke klappen heeft behoed'' ( vertaling). De heer Boël zelf nam deel aan de gesprekken met de vertegenwoordigers van de Franse en Italiaanse fabrikanten in april 1982 te Brussel om te pogen Ilro weer bij de afspraak te betrekken . ( Zie de nota van de heer Cattapan over de vergadering te Brussel van 6 april 1982 en het telexbericht van de heer Cattapan van 20 april 1982 aan de heer François van Italmet onder punt 42 . Het Boël-concern was in een en ander geïnteresseerd zowel als Belgische producent als in de hoedanigheid van fabrikant in Frankrijk via haar dochterbedrijf Fabrique de Fer de Maubeuge .)

2 . De groep afspraken van 1983/1984 tussen de Franse fabrikanten en de fabrikanten uit Italië, Duitsland en België

( 51 )

De tweede groep afspraken behelst hoofdzakelijk quotaregelingen tussen de geïntegreerde Franse producenten ( d.w.z . de ondernemingen TU en SMN ( Sacilor-concern )) alsmede de ondernemingen CCG en STPS ( Usinor-concern ), de niet geïntegreerde Franse producenten met inbegrip van Sotralentz, en de overige op de Franse markt werkzame buitenlandse ondernemingen uit België ( TFE/FBC, Boël/Trébos, TA ) en Italië ( Ferriere Nord-Pittini, Ilro en Martinelli ) alsmede Trefilarbed ( Duitsland/Benelux ). De resultaten van de desbetreffende onderhandelingen werden in hun geheel opgenomen in het begin oktober 1983 tot stand gekomen "protocole d'accord ''.

Naast deze quotaregeling bestonden tussen de bovengenoemde producenten ook verschillende prijsafspraken .

Deze afspraken worden hierna afzonderlijk behandeld .

a ) Voorbereiding

( 52 )

In het tweede halfjaar 1982 lieten de afspraken die waren aangegaan om de Franse markt te beschermen, volgens de meerderheid van de deelnemers te wensen over, met name omdat sommige ondernemingen, vooral Ilro en waarschijnlijk Sotralnetz, niet meer meewerkten . Begin 1983 waren er echter pogingen om de overeengekomen beperkingen op de Franse markt weer in het leven te roepen . Zo ontmoette op 4 januari 1983 de heer Charbaut van STA de heer Montanelli van Ilro en diens vertegenwoordiger, de heer Barouch van Sovep . Aan de heer Montanelli werd gevraagd of hij bereid was een afspraak tot beperking van de penetratie op de Franse markt aan te gaan, waarop hij antwoordde dat hij "hoopte een nieuwe overeenkomst te kunnen sluiten'' en mededeelde "dat hij namens Ilro en Pittini toezeggingen kon doen; voor het Martinelli-probleem zou dan nog een oplossing moeten worden gevonden, maar hierover zou een afzonderlijke afspraak tot stand kunnen worden gebracht, indien hij

( de heer Montanelli ) hierin niet zou kunnen bemiddelen ''. ( Zie de bij TU aangetroffen nota over de "vergadering betonstaalmatten'' in hotel Michelangelo te Milaan op 4 . 1 . 1983 .)

( 53 )

In de bij FN aangetroffen nota's van de heer Cattapan wordt verslag uitgebracht van een daarop aansluitende vergadering van de "Franse geïntegreerde producenten en enkele Italiaanse producenten die in de Franse markt geïnteresseerd waren'' ( waar ook aanwezig waren de heren Haller, directeur-generaal van CCG, Marie van TU en Montanelli, Martinelli en Cattapan van respectievelijk Ilro, Martinelli en Ferriere Nord ), welke vergadering op 23 februari 1983 werd gehouden . Op deze vergadering werd het Franse verbruik voor 1983 op ongeveer 225 000 ton geschat . De Franse geïntegreerde fabrikanten eisten hiervan 61 % op, en achtten dit aandeel verder niet voor discussie vatbaar . Op dezelfde vergadering werd afgesproken de resterende 39 % als volgt te verdelen :

"19 % ( niet geïntegreerde ) Franse producenten;

" 3 % België;

" 7 % Duitsland;

"10 % Italië, hetgeen overeenkomt met ongeveer 23 000 ton/jaar . Deze hoeveelheid moet worden verdeeld tussen Ilro, Martinelli en Ferriere Nord volgens een nader vast te stellen sleutel . . .''

"Tevens wordt per april 1983 een prijsverhoging met 200/300 Ffr./ton overwogen . Ons quotum ( d.w.z . dat van Ferriere Nord ) zou voor 1983 niet meer dan 2 500 ton bedragen, indien de markt de genoemde omvang blijft behouden . (. . .) De verwezenlijking van nog eens 300 Ffr . wordt voor omstreeks juli gepland .''.

( 54 )

In een nota van de heer Haller ( CCG ) worden bovengenoemde quota bevestigd :

"Overeenstemming is bereikt over een penetratiekorting van 10 % voor de Italianen, maar de Italianen eisen een snelle stijging van de prijzen . De heer Marie wijst erop dat wij van Arbed een toezegging van 7 % moeten verkrijgen, van de Belgen 3 % en van de andere Fransen 19 %. (. . .) Absolute discretie over deze onderhandelingen is nodig, zowel tegenover de vertegenwoordigers in Frankrijk van de Italiaanse bedrijven als tegenover de andere penetrerende bedrijven of Franse leveranciers .''.

De heer Stabiumi, die de Industrie Siderurgiche Associate ( ISA ) vertegenwoordigde, nam eveneens aan de vergadering deel als "Garant voor de overeenkomst'' namens de volledige Italiaanse staalmattensector .

( 55 )

Na deze vergadering vonden onderhandelingen plaats tussen de verschillende betrokkenen en op 24 mei 1983 was een en ander tot directieniveau opgeklommen in Sacilor, de moederonderneming van TU . Op die dag verstuurde de heer Choppin de Janvry, directeur stratégique et affaires internationales van Sacilor, een telexbericht aan de heer F . Buck van

Tradearbed ( evenals TA een Arbed-dochter ). In dit bericht, dat bij TU werd aangetroffen, staat onder meer :

"Dit volgt op de vergadering TU ( de heer Marie ), CCG ( de heer Haler), Arbed, ( de heer Schuerr . . .) van 7 maart 1983 te Luxemburg en de vergadering TU/Arbed van 28 maart 1983 . De verwachtingen inzake verhoging van de prijzen zijn gebaseerd op een overeenkomst van Arbed over de quota die wij ( de Franse sector ) hun voorstellen . Wij herinneren eraan, dat de Italianen hunnerzijds akkoord gingen met een vermindering van hun leveringen met 10 % van het Franse verbruik en dat met de Belgen vrijwel overeenstemming is bereikt . De geïntegreerde Franse fabrikanten eisen 61 % van het verbruik voor zich op, over welk percentage naar het schijnt niet verder onderhandeld kan worden . Dit percentage is door de hele Franse sector geaccepteerd .''.

Daarna verwijst het telexbericht naar moeilijkheden die tussen de Franse fabrikanten en TA zijn gerezen naar aanleiding van het juiste quotumcijfer voor TA . De heer Buck antwoordde op 25 mei 1983 met een telexbericht aan de heer Choppin de Janvry waarin het Arbed/TA-standpunt werd uiteengezet en een "laatste verzoenend gebaar'' ten aanzien van de TA-quota werd gemaakt . Hierna kwam een "compromisvoorstel'' van de Franse fabrikanten dat in een bij TU aangetroffen telexbericht van 14 juni 1983 is vervat en waarbij aan de heer Marie de tekst van een telexbericht van 13 juni 1983 werd doorgegeven, welk bericht afkomstig was van de heer Jacques Michel, adjunct-directeur-generaal van Usinor, de moederonderneming van CCG . Hierna worden de voorwaarden van het voorstel genoemd; zij hebben betrekking op "het aandeel van Arbed in de levering van betonstaalmatten op de Franse markt, ten einde bij te dragen tot een snelle totstandkoming op deze markt van een overeenkomst over betonstaalmatten, welke overeenkomst reeds de instemming van de andere partners heeft verkregen '':

"- recht op bevoorrading van de markt voor 6,3 % van de Luxemburgse bedrijven van Arbed ( foutief voor Duitse bedrijven, aangezien Arbed in Luxemburg geen bedrijven heeft, die betonstaalmatten produceren );

"- recht op bevoorrading van de markt voor 0,75 % voor de Belgische bedrijven van Arbed, zoals reeds overeengekomen;

"- volledige opneming in de overeenkomst van vervaardigde pasmatten (" sur devis '') om te komen tot geheel ondubbelzinnige opgaven;

"- als tegenprestatie hiervoor de toekenning van een leveringsrecht voor 0,5 % voor het Arbed-concern ( dus een verhoging van 6,3 % naar 6,8 %) om deze opneming te verdisconteren.''.

Dit aanbod werd aanvaard, zoals blijkt uit een telexbericht van de heer Albert van CCG aan de heer

Marie van 22 juni 1983, die bij TU werd aangetroffen, waarin de volgende tekst van een telexbericht van de heer Buck aan de heer Michel wordt aangehaald :

"Na ontvangst van uw telexbericht van 13 juni heb ik mij met dit probleem beziggehouden . Tot mijn genoegen kan ik u mededelen dat wij overeenstemming hebben bereikt voor een periode van anderhalf jaar met een leveringsrecht van 7,55 % voor de vestigingen van Arbed, inclusief pasmatten . Dit betekent dus dat wij uw compromisvoorstel aanvaarden, waarmede ik hoop u tevreden gesteld te hebben . Ik hoop dat onze samenwerking thans zal leiden tot een snelle prijsverbetering .''.

( NB : 7,55 % = 6,3 % + 0,5 % + 0,75 %.)

( 56 )

Deze wens werd inderdaad vervuld: de tijdelijke korting op de basisprijs van TU van 3 075 Ffr ./ton bedroeg 700 Ffr./ton in juni 1983, 650 Ffr./ton in juli, 600 Ffr./ton in augusutus, 400 Ffr./ton in september en 275 Ffr ./ton in oktober . Op 1 november 1983 volgde een verhoging van de basisprijs met 125 Ffr./ton tot 3 200 Ffr./ton terwijl de korting 275 Ffr./ton bleef bedragen . Op 1 januari 1984 werd de basisprijs nog eens met 80 Ffr./ton verhoogd, terwijl de tijdelijke korting tot ten minste oktober 1984 ongewijzigd 275 Ffr./ton bleef . De totale prijsstijging tussen juni 1983 en januari 1984 bedroeg 630 Ffr./ton, ofwel 26 %.

( 57 )

De feitelijke toepassing van de afspraak door de heer Martinelli in de maanden juli/augustus/september 1983 wordt weergegeven in het volgende telexbericht dat door de heer Martinelli op 14 juli 1983 tot Italmet werd gericht :

"Wij gaan ermede akkoord dat u drie à vier opleggers standaardmatten verkoopt . Deze worden door ons per vrachtwagen afgeleverd aan dicht bij de grens gelegen vestigingen met een korting van 400 Ffr . op de Tréfilunion-tarieven, indien afgeleverd in de tweede helft van september, tenzij u het restant van de produktiequota hebt verkocht .''.

( 58 )

Op 3 november 1983 stuurde de heer Duroux ( TU ) aan de heer François van Italmet ( dat Ferriere Nord en Martinelli vertegenwoordigt)een "groen formulier'' (" feuille verte '') met basisprijzen van 3 200 Ffr . en 3 290 Ffr . en de tijdelijke maximumkorting van 275 Ffr ./ton voor in december 1983 te leveren bestellingen .

( 59 )

Op 4 november 1983 klaagde de heer Knap van TA Frankrijk bij de heer Schuerr ( TA ) in een aantekening die bij TA werd aangetroffen, dat de verkoop van TA in Frankrijk, in 1984, 27 000 ton staalmatten zou kunnen zijn of 11,75 % van een markt die op 230 000 ton werd geschat, terwijl het quotum van 7,55 % de verkoop van TA zou beperken tot 17 350 ton . Hij gaat voort : "Wij zien niet hoe wij de

17 350 ton staalmatten over de aan uw document gehechte tabellen moeten verdelen ''. Hieruit blijkt dat TA door de overeenkomst in haar leveringen aan Frankrijk, tot onder de leveringscapaciteit van het bedrijf werd beperkt .

b ) Het "protocole d'accord'' van oktober 1983

( 60 )

Op 4 oktober 1983 is het zogenaamde "protocole d'accord'' tot stand gekomen, waarin de resultaten van verscheidene onderhandelingen worden samengevat. Het ging daarbij om de onderhandelingen :

a ) tussen de Franse producenten zelf, met inbegrip van hun organisaties Adets en STA ( 6 ) ( bron : met de hand geschreven aantekening over de vergadering van 28 . 9 . 1983 waarin de verdeling van de quota tussen de Franse producenten en Arbed werd voorbereid en waaraan vertegenwoordigers van TU, Adets en STA deelnamen );

b ) tussen Franse producenten en Arbed

( zie punt 55 ), en

c ) tussen de Franse, Italiaanse ( zie de punten 52-54 ) en de Belgische producenten ( met uitzondering van Arbed-Gent ). De Belgische deelneming blijkt uit het "protocole d'accord'' zelf .

( 61 )

Het "protocole d'accord'' bevat de volgende belangrijkste bepalingen :

  • iii) 
    de partijen verbinden zich om "de door het secretariaat ( STA) voor elke maand vastgestelde prijsrichtlijnen voor leveringen strikt toe te passen''; het secretariaat is tevens belast met het beheer van de in het akkoord opgenomen markt -

aandelen, waarvan het opstellen van de maandelijkse leveringsprogramma's deel uitmaakt;

iii ) het aandeel van de invoer uit België, Italië en de Bondsrepubliek Duitsland ( uitgezonderd Tréfilarbed ) is vastgesteld op 13,95 % van het verbruik op de Franse markt, "in het kader van een tussen deze producenten en de Franse producenten gesloten overeenkomst'';

iii ) de resterende 86,05 % van de leveringen op de Franse markt wordt verdeeld tussen de ondertekenende fabrikanten, die hebben besloten onderling de volgende leveringsaandelen te zullen naleven :

( in %)

iii )

  • geïntegreerde vestigingen

60,50

waarvan Salicor-concern

( TU en SMN )

40,50

Usinor-concern

( CCG en STPS )

20,00

  • andere Franse bedrijven met inbegrip van Sotralentz ( 7,60 %)

18,00

  • Tréfilarbed/Arbed

7,55

waarvan St Ingbert

6,80

Gent

0,75

86,05

iv )

boeten voor quota-overschrijdingen;

v )

het "protocole d'accord'' loopt van 1 juli 1983 tot 31 december 1984 "met mogelijke verlenging voor 1985 in samenhang met het overleg dat in september 1984 zal beginnen ''.

( 62)

Opgemerkt werd reeds dat het quotum voor de Duitse vestiging van TA te St Ingbert 6,8 % van de markt bedroeg . Er was geen ander quotum voor de Duitse bedrijven . De 13,95 % voor Italië en België waren verdeeld in 10 % als Italiaans quotum en 3,95 % als Belgisch quotum ( zonder de vestiging van TA te Gent ). De 10 % voor Italië werden door de Franse producenten niet tussen Ferriere Nord, Ilro en Martinelli opgedeeld; het werd aan deze overgelaten de verdeling in onderling overleg te regelen . Ilro ontving evenwel een "theoretische aanspraak'' van 9 % in de berekeningen van 10 augustus 1984, die dienden ter voorbereiding van het begrotingsplan van TU voor 1985 en 1986 . De 3,95 % van België werd als volgt verdeeld : 2,86 % voor Boël/Trébos en 1,09 % voor FBC/TFE . Een en ander kan worden ontleend aan bij TU aangetroffen documenten waarin de quota en feitelijke leveringen per maand en cumulatief met elkaar worden vergeleken .

( 63 )

Uit deze documenten blijkt voorts dat de boete voor leveringen boven de quota op 150 Ffr./ton werd gesteld .

c ) De uitvoering van de afspraken van 1983/84

( 64 )

Uit verscheidene documenten met statistieken voor de afzonderlijke bedrijven blijkt dat en hoe het "protocole d'accord'' werd toegepast . Aangezien sommige van deze statistieken als briefhoofd Adets vermelden kan hieruit worden opgemaakt dat Adets een cooerdinerende rol speelde bij het verzamelen en verdelen van statistieken over de leden, waarbij maandelijks werd aangegeven wat de afzonderlijke marktaandelen en leveringen waren, zodat de wijze waarop de overeenkomst werd nagekomen, kon worden gevolgd .

( 65 )

Uit dezelfde documenten blijkt tevens dat de overeenkomst althans de eerste negen maanden van de looptijd, d . w . z . van juli 1983 tot en met maart 1984, werkelijk heeft gefuncioneerd . Aan het einde

van maart 1984 waren de cumulatieve cijfers, vergeleken met de quota, als volgt :

Leveringen van betonstaalmatten op de Franse markt juli 1983/maart 1984 Ondernemingen

Geleverd

( in ton )

Marktaandeel

( in %)

Quotum

Feitelijk

Usinor-concern

29 815

20,00

19,56

( waarvan CCG )

( 14 422 )

( 10,35 )

( 9,46 )

(STPS )

( 15 393 )

( 9,65 )

( 10,10 )

Sacilor-concern

61 995

40,50

40,67

( waarvan TU )

( 54 933 )

( 35,80 )

( 36,04 )

(SMN )

( 7 062 )

( 4,70 )

( 4,63 )

Franse geïntegreerde

bedrijven

91 810

60,50

60,24

Franse onafhankelijke

bedrijven

26 761

18,00

17,56

( waarvan Sotral )

( 11 927 )

( 7,60 )

( 7,83 )

Tréfilarbed/Arbed

11 746

7,55

7,71

Italianen ( Ferriere Nord,

Ilro, Martinelli )

16 243

10,00

10,66

Belgen ( Boël,

Frère-Bourgeois )

5 840

3,95

3,83

Totaal aangesloten

fabrikanten

(" contractants '')

( 152 400 )

100,00

100,00

Het valt op dat alleen de Italianen aanzienlijk meer dan hun quotum leverden . De quota worden bovendien uitgedrukt als percentages van het totaal der door de partners op de Franse markt verrichte leveringen . Hierbij is geen rekening gehouden met leveringen door andere, niet bij de overeenkomst aangesloten fabrikanten, maar deze ( hoofdzakelijk uit Duitsland en Italië ) afkomstige leveringen vertegenwoordigden slechts 8 % van de gehele Franse markt over de zeven maanden van september 1983 tot en met maart 1984 .

( 66 )

De Italiaanse overschrijding is waarschijnlijk te wijten aan een enkele fabrikant, namelijk Ilro . De heer Marie drukte zijn bezorgdheid hierover voor het eerst uit in een telexbericht van 15 maart 1984 aan de heer Cattapan van Ferriere Nord . Daarin verklaart hij het volgende :

"Het is u bekend dat het Italiaanse aandeel in het Franse verbruik door de partijen in gezamenlijk overleg op 10 % is gesteld . Het verslag van de leveringen in de laatste vier maanden laat een klein overschot van 0,6 % zien dat gemakkelijk kan worden gecompenseerd, daar deze leveringen in hoofdzaak afkomstig zijn van een van de Italiaanse partners (. . .) De drie Italiaanse partners moeten beslist en duidelijk een beleid vaststellen, waardoor het totaal van de bij onze onderhandelingen van juli jongstleden in gezamenlijk overleg vastgestelde 10 % niet wordt overschreden . Ik verzoek u dit telexbericht als vertrouwelijk te beschouwen .''.

( 67 )

Op 13 april 1984 zond de heer Marie wederom een telexbericht namens de Franse fabrikanten aan de heer Cattapan waarbij deze werd uitgenodigd voor een bijeenkomst van de Belgische, de Italiaanse en de Franse fabrikanten met Arbed, die op dezelfde wijze waren uitgenodigd . De genodigden waren Boël, Frère-Bourgeois, Ilro, Martinelli, Ferriere Nord, Arbed, CCG, STPS, Sotral, TU en SMN; de vergadering werd op 15 mei 1984 te Parijs gehouden . Twee agandapunten waren "het opstellen van een tijdschema voor de prijsverhogingen met nader vast te stellen bedragen'' en "interpenetratie van de markten ''.

( 68 )

Uit het document van de heer Cattapan over deze vergadering blijkt :

1 . dat "men zich de laatste vier maanden van 1983 vrij redelijk aan de quota heeft gehouden . Voor de eerste drie maanden van 1984 : afwijkingen'';

2 . dat er "in België en Nederland kortingen waren en dat overeenkomsten daar niet werden nagekomen'';

3 . dat gesproken is over "het ernstige feit dat de 10 % van Italië door één enkele fabrikant wordt opgebruikt ''.

( 69 )

Uit de leveringscijfers in de documenten die bij TU werden aangetroffen, blijkt dat Ilro in de praktijk de overeenkomsten na januari 1984 niet meer naleefde . Dit blijkt eveneens uit de volgende tabel :

Italiaanse leveringen naar Frankrijk volgens opgave Maand

Ilro of Sovep-agent

Italmet voor Ferriere Nord

en Martinelli

Italië

totaal

ton

aandeel (%)

ton

aandeel (%)

aandeel (%)

januari 1984

1 629

11,14

59

0,41

11,55

februari 1984

1 044

8,03

228

1,75

9,78

maart 1984

1 850

10,81

0

0,00

10,81

april 1984

onbekend

onbekend

onbekend

mei 1984

2 071

12,81

125

0,78

13,59

juni 1984

1 932

12,22

145

0,92

13,14

( 70 )

De statistieken van de leveringen van Ilro naar Frankrijk in de betrokken maanden liggen aanzienlijk hoger dan de bovenstaande cijfergegevens, hoewel ook hier wordt bevestigd dat Ilro in februari 1984 tijdelijk weer binnen de grenzen van de afspraak bleef . Uit de formulering van punt 3 in het document van de heer Cattapan inzake de vergadering van 15 mei 1984 ( zie punt 68 ) en het uitblijven van verder commentaar op dat punt, kan worden afgeleid dat Ilro bij deze vergadering niet vertegenwoordigd was . De Commissie gaat ervan uit dat Ilro vanaf 15 mei 1984 niet langer als partij bij de afspraak kan worden aangemerkt .

( 71 )

Een memo van TU van 19 september 1984 onder de titel "Situatie van de markt van staalmatten in Frankrijk'' bevat onder andere een tussentijds verslag over de overeenkomsten . Daarin wordt vermeld :

"De zeer aanzienlijke stijging van de verkoopprijs van betonstaalmatten in 1983 ( meer dan 1 000 Ffr./ton ) heeft tegen het einde van het jaar geleid tot het instellen van een maximaal toelaatbaar niveau (" niveau maximum admissible ''), met name met het oog op de prijzen op de naburige markten : BLEU, BRD, Zwitserland, Italië, Spanje . Ondanks de lage verkoopcijfers en een tamelijk snelle opkomst van twee "penetranten'' in de eerste zes maanden van 1984 bleven de prijzen van eind 1983 stijgen gedurende het eerste kwartaal van 1984 (. . .) De bereikte resultaten zijn een zeer rechtstreeks gevolg van de "prise de conscience'' ( bewustwording ) van de Europese fabrikanten, die

op de Franse markt optreden, met twee uitzon -

deringen : Ilro ( Italië ) en Horath ( Duitsland ) . . . ( een bedrijf dat buiten de overeenkomst staat ). Wanneer men de prijsverschillen beziet, dan is dit op dit ogenblik een zorgwekkend en zeker een moeilijk thema dat genoemde "prise de conscience'', die binnenkort ( einde 1984 ) afloopt, waarschijnlijk zal ondermijnen . De komende weken moeten discussies gevoerd worden die rechtstreeks betrekking hebben op onze plannen voor 1985 en 1986 . Onze meest ambitieuze en veeleisende partner zal Arbed zijn .''.

( 72 )

Op 30 oktober 1984 zegt de heer Marie in een intern document van TU :

"De resultaten van de plannen 1985/1986 zijn van twee basisfactoren afhankelijk, namelijk :

  • onze investeringen in draadtrekken en
  • lassen
  • onderhandelingen voor 1985 en zo mogelijk voor 1986, die ik volgens dezelfde lijnen moet voeren als in 1983 en die eind december 1984 aflopen .''.

( 73 )

Intussen blijkt dat de Belgische bedrijven tegen mei en juni begonnen hun quota op cumulatieve basis te overschrijden . Uit de statistieken blijkt het volgende beeld :

Fabrikant

Quotum

mei 1984

juni 1984

juli 1983 - juni 1984

totaal

ton

aandeel (%)

ton

aandeel (%)

ton

aandeel (%)

1 . Boël/Trébos

2,86

549

3,40

449

2,84

  • 2. 
    FBC/TFE

1,09

297

1,84

472

2,99

Totaal 1 + 2

3,95

846

5,23

921

5,83

8 324

4,16

Totaal alle

deelnemers

100,00

16 161

100,00

15 801

100,00

200 333

100,00

( 74 )

Over het gehele jaar 1984 bedroeg de totale invoer in Frankrijk uit België/Luxemburg, d.w.z . hoofdzakelijk van Boël/Trébos, FBC/TFE en Arbed Gent, 7,4 % van de totale leveringen op de Franse markt, hetgeen ver boven de gezamenlijke quota van 3,95 % + 0,75 % Gent = 4,7 % van de totale leveringen door de deelnemers ligt .

( 75 )

De cumulatieve leveringen van de Arbed-groep naar Fankrijk bedroegen tussen juli 1983 en juni 1984, d.w.z . het eerste jaar van de afspraken van

1983/1984, iets meer dan het quotum ( 7,61 % tegen 7,55 %). De statistieken voor de eerste acht maanden van 1984 waarin het Arbed-aandeel wordt weergegeven in een percentage van de totale leveringen door Arbed en de Franse deelnemers, d.w.z . zonder de Italianen, Belgen ( uitgezonderd Gent ), Duitsers ( uitgezonderd St Ingbert ), en andere ( weinig omvangrijke ) invoer tonen aan dat Arbed haar quotum ongeveer in juli/augustus 1984 ernstig begon te overschrijden . De in cijfers uitgedrukte gegevens zijn in de hierna volgende tabel opgenomen :

Aandeel van de werkelijke leveringen van Arbed 1984 Maand

Als hierboven

omschreven (%)

Als omschreven in

verband met de quota -

overeenkomst (%)

januari

februari

maart

april

mei

juni

juli

augustus

7,72

9,20

8,47

8,46

9,11

onbekend

13,73

17,90

6,42

7,85

7,00

onbekend

7,40

7,35

onbekend

onbekend

( 76 )

De Commissie gaat ervan uit dat Boël/Trébos, FBC/TFE en Arbed de afspraken na het eerste jaar waarin zij werden toegepast, d.w.z . na juni 1984, niet meer nakwamen .

De Commissie beschikt niet over bewijzen dat de voorgenomen verlenging van de afspraak na einde 1984 daadwerkelijk een feit is geworden .

( 77 )

In 1985 kwam tussen Duitse en Franse ondernemingen een nieuwe afspraak tot stand die betrekking had op de interpenetratie tussen Duitsland en Frankrijk . Deze afspraak wordt beschreven onder de punten 135-143 bij de behandeling van de Duitse markt .

II . DE BENELUX -MARKT

( 78 )

De afspraken die betrekking hebben op de Benelux-markt betreffen hoofdzakelijk :

a ) prijsafspraken tussen de belangrijkste deelnemers op de Benelux-markt met inbegrip van de niet tot de Benelux behorende producenten, welke afspraken tot stand kwamen tijdens regelmatige bijeenkomsten van deze deelnemers vanaf op zijn laatst augustus 1982 tot ten minste november 1985;

b ) quota-afspraken tussen Duitse producenten die naar de Benelux exporteren en de overige marktdeelnemers op de Benelux-markt, alsmede afspraken over het respecteren van de door deze marktdeelnemers vastgestelde prijzen voor de Benelux-markt;

c ) afspraken tussen Benelux-producenten onderling over prijzen en/of de afstand over en weer van de produktie van bepaalde typen betonstaalmatten ten behoeve van de concurrentie .

1 . De eerste pogingen met betrekking tot een afspraak voor de Benelux-markt

( 79 )

De pogingen om voor de Benelux-markt een afspraak tussen de marktdeelnemers tot stand te brengen, dateren ten minste van het jaar 1980 .

Zoals blijkt uit een brief van Tréfilunion aan STA, vond op 27 mei 1980 te Brussel een bijeenkomst plaats tussen de belangrijkste, op deze markt opererende ondernemingen ( Thibodraad, Arbed, Van Merksteijn, Tréfilunion en Tréfileries de Fontaine-l'Evêque ( TFE ).

Ondanks enkele meningsverschillen, vooral over de schuldvraag met betrekking tot het lage prijsniveau op de Nederlandse markt, was deze bijeenkomst in zoverre constructief dat daarbij werd overeengekomen "bij wijze van proef voor één maand een minimumprijs van 900 Hfl . per ton voor voorraadmatten in acht te nemen ( de marktprijs beliep op dat moment 850 à 880 Hfl . per ton )''. De deelnemers kwamen overeen op 27 juni 1980 een nieuwe bijeenkomst te houden "ten einde consequenties te trekken uit deze eerste poging tot cooerdinatie ''.

2 . Regelmatige bijeenkomsten en prijsafspraken van de belangrijkste marktdeelnemers in Breda en Bunnik ( NL )

a ) Algemene gegevens over tijdstip, aard en onderwerp van de bijeenkomsten

( 80 )

Deze bijeenkomsten vonden op zijn laatst sinds augustus 1982 tot ten minste oktober 1985 plaats te Breda ( NL ) en te Bunnik ( NL ).

( 81 )

Tijdens deze bijeenkomsten werden vooral prijsafspraken gemaakt die de Benelux-markt betroffen .

(82 )

Het bewijsmateriaal betreffende deze bijeenkomsten omvat het volgende :

  • verscheidene telexberichten aan Tréfilunion, verzonden door de heer R . Peters, vertegenwoordiger van deze onderneming in de Benelux-landen . Deze telexberichten bevatten nauwkeurige gegevens over elke bijeenkomst ( tijdstip, plaats, deelnemers, afwezigen, doel van de bijeenkomst ( bespreking van de marktsituatie, voorstellen respectievelijk besluiten over quota en/of prijzen ), vaststelling van de datum en plaats van de volgende bijeenkomst );
  • mededelingen van enkele deelnemers aan de ambtenaren van de Commissie tijdens de verificaties;
  • opmerkingen over en verwijzingen naar deze bijeenkomsten die in andere documenten ( correspondentie, interne verslagen, aantekeningen, enz .) voorkomen .

( 83 )

De bijeenkomsten waarvan de Commissie op de hoogte is, zijn de volgende :

Datum

Plaats

1982

26 . 8 . 1982

Breda

1983

12 . 1 . 1983

Breda

11 . 3 . 1983

Breda

30 . 8 . 1983

Breda

3 . 10 . 1983

Breda

5 . 12 . 1983

Breda

1984

5 . 1 . 1984

Breda

28 . 2 . 1984

Bunnik

29 . 3 . 1984

Breda

11 . 5 . 1984

Breda

24 . 8 . 1984

Breda

28 . 9 . 1984

Bunnik

22 . 10 . 1984

Bunnik

6 . 11 . 1984

Bunnik

19 . 12 . 1984

Bunnik

1985

22 . 1 . 1985

Breda

5 . 3 . 1985

Bunnik

28 . 3 . 1985

Bunnik

24 . 4 . 1985

Breda of Bunnik

10 . 6 . 1985

Bunnik

26 . 8 . 1985

Bunnik

18 . 10 . 1985

Breda

24 . 10 . 1985

Breda

b ) De details van de bijeenkomsten

( 84 )

Bijeenkomst van 26 augustus 1982 te Breda : aanwezig waren onder andere vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, Van Merksteijn, Frère-Bourgeois ( FBC ), Boël/Trébos en Tréfilunion . Deze bijeenkomst werd door Trébos op initiatief van de heer Boël georganiseerd .

In de eerste plaats werd de marktsituatie behandeld . Men stelde vast dat "de huidige prijzen uiterst laag zijn ( minder dan 14 000 Bfr ., respectievelijk 800 Hfl . per ton ''). Dit is toe te schrijven aan de "catastrofale situatie'' in Duitsland ( 685 DM per ton franco ). Er werd gewag gemaakt van de voorbereiding van het Structuurcrisiskartel in Duitsland . De heer Boël verlangde een oplossing voor de Belgische markt . Dit stelde hij als voorwaarde voor deelneming aan de afspraken (" l'accord '') in Duitsland . Het volgende voorstel werd gedaan : "het vroegere project dat op de verdeling van quota aan de verschillende deelnemers berust, wordt weer opgenomen ''. Dit voorstel zal door de vertegenwoordiger van Thibodraad ( de heer Broekman ) en Tréfilarbed ( de heer Van den Bossche ) grondig worden onderzocht . Voor de tussenliggende periode wordt de volgende minimumprijs vastgesteld :

15 000 Bfr . per ton ( 860 Hfl . per ton ).

De importeurs uit andere landen zijn gemachtigd deze prijzen met 1 % te verlagen, zodat voor hen marktpenetratie mogelijk wordt .

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan Tréfilunion van 27 . 8 . 1982 met het verslag over deze vergadering .)

( 85 )

Zoals uit de stukken blijkt, was een van de belangrijkste punten van deze bijeenkomst de voorbereiding van een quotakartel. Dit denkbeeld was kennelijk niet nieuw . In het verslag over de bijeenkomst ( bovengenoemd telexbericht van de heer Peters aan Tréfilunion ) is sprake van "wederopname van het vroegere project ''.

In een intern document van Thibodraad ( Operationeel Marketingplan Thibodraad 1981/1982/1983 ) wordt de wens geuit om afspraken met concurrenten te maken . Prijsafspraken alleen schijnen niet voldoende te zijn . Het zou "ideaal'' zijn om naast het prijskartel ook te streven naar een quotakartel, gezien het feit dat de markt niet meer groeit, de exportmogelijkheden zijn afgenomen en derhalve overcapaciteit is ontstaan .

Na de bijeenkomst van 26 augustus 1982 zijn klaarblijkelijk de eerste stappen ondernomen om een dergelijk quotakartel tot stand te brengen . Als basis voor de quotaverdeling werd de afzet van de betrokken producenten op de Benelux-markt in de voorafgaande vier jaar 1978/1979/1980/1981 genomen . Tussen de betrokkenen zijn contacten gelegd met het oog op uitwisseling van de cijfers betreffende de op de Benelux-markt geleverde hoeveelheden .

In een op 2 september 1982 gedateerd telexbericht

van Tréfilunion ( getekend C . Marie ) aan Trébos ( Boël-concern, die het initiatief tot de bijeenkomst van 26 augustus 1982 had genomen ) staat het volgende :

"Ter attentie van de heer de Hornois

Ingevolge ons telefoongesprek van 1 september 1982 geef ik u, zoals afgesproken, de getallen over onze leveranties van betonstaalmatten naar de Belgische en Nederlandse markt :

Jaar

België

Nederland

1978

9 800 ton

1 900 ton ".

1979

8 700 ton

5 450 ton ".

1980

5 200 ton

4 200 ton ".

1981

4 600 ton

850 ton ".

1982 ( 1e halfjaar )

1 800 ton

120 ton ''.

Hierop volgt het verzoek hem ( de heer Marie ) "over de ontwikkeling van de situatie op de hoogte te houden ''.

Deze opgave van hoeveelheden was kennelijk bestemd ter voorbereiding van het quotakartel, waarin de heer Marie steeds zeer geïnteresseerd was, zoals ook uit andere stukken van latere datum blijkt ( zie de punten 98 en 101 ).

( 86 )

Tijdens de bijeenkomst van 12 januari 1983 ( waarbij vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, ZND, Trébos, Frère-Bourgeois en Tréfilunion aanwezig waren ) heeft men opnieuw gepoogd een minimum -

prijs vast te stellen, en wel etappegewijs voor de drie daaropvolgende maanden februari, maart en april 1983 . Elke maand zou de prijs van het betrokken produkt met 20 Hfl., respectievelijk 350 Bfr . worden verhoogd :

februari 1983

maart 1983

april 1983

Produkt

Hfl .

Bfr .

Hfl .

Bfr .

Hfl.

Bfr .

standaardmatten

800

14 250

820

14 600

840

14 950

lijstmatten

835

14 850

855

15 200

875

15 575

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 17 . 1 . 1983 .)

( 87)

Tijdens de bijeenkomst van 11 maart 1983 ( waarbij vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, Van Merksteijn, ZND, Frère-Bourgeois, Trébos en TU aanwezig waren ) werd in de eerste plaats vastgesteld dat de tijdens de voorafgaande bijeenkomst van 12 januari 1983 vastgestelde minimumprijzen niet in acht waren genomen . De prijzen waren lager dan was overeengekomen . In Duitsland waren zij iets hoger dan in de Benelux . Van Merksteijn verwijt een aantal andere producenten ( Thibodraad, Tréfilarbed, FBC en Trébos ) dat zijn hun handelsfilialen niet onder controle houden; deze filialen dragen door hun houding ertoe bij dat de marktprijzen laag blijven . Overeengekomen werd dat men de eventuele ontwikkeling van de prijs van walsdraad zou afwachten alvorens een nieuwe beslissing te nemen . Voor de tussenperiode werden nieuwe prijzen voor beide soorten betonstaalmatten ( standaard - en lijstmatten ) vastgesteld :

standaardmatten : 840 Hfl . ( 14 950 Bfr .),

lijstmatten : 870 Hfl . ( 15 500 Bfr .).

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 14 . 3 . 1983 .)

( 88 )

Tijdens de bijeenkomst van 30 augustus 1983, waaraan vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, Van Merksteijn, Frère-Bourgeois, Trébos, ZND en TU deelnamen, werd in de eerste plaats de marktsituatie besproken . De prijzen voor standaardmatten lagen om en nabij de 17 000 Bfr . per ton . De Duitsers schijnen in de Benelux minder actief te zijn, hetgeen een prijsverhoging mogelijk zou maken . Er werd ook een prijs van 1 000 Hfl . per ton, respectievelijk 18 000 Bfr . per ton voor voorraadmatten ( standaardmatten ) en van 1 100 Hfl . per ton respectievelijk 20 000 Bfr . per ton, voor lijstmatten overeengekomen . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 8 . 9 . 1983 .)

( 89 )

Tijdens de bijeenkomst van 3 oktober 1983, waaraan vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, Van Merksteijn, Frère-Bourgeois, Trébos, ZND en TU deelnamen, werd in de eerste plaats vastgesteld dat de prijzen bij 17 000 Bfr . per ton lagen . Overeengekomen werd dat de tijdens de voorafgaande bijeenkomst ( 30 . 8 . 1983 ) vastgestelde prijzen ( d.w.z . 1 000 Hfl ., respectievelijk 18 000 Bfr . voor standaardmatten en 1 100 Hfl ., respectievelijk 20 000 Bfr . voor lijstmatten ) zouden worden nagestreefd . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 7 . 10 . 1983 .)

( 90 )

Tijdens de bijeenkomst van 5 december 1983, waaraan vertegenwoordigers van Thibodraad, Tréfilarbed, Van Merksteijn, Frère-Bourgeois, Trébos, ZND, Baustahlgewebe ( BStG ) en TU waren vertegenwoordigd, werd eerst de marktsituatie besproken . Er werd een aanzienlijke prijsdaling vastgesteld ( van 17 800 Bfr . tot 17 000 Bfr ., of zelfs tot 16 800 Bfr . per ton in België en van 980 Hfl . tot 950 Hfl . of zelfs tot 930 Hfl . in Nederland ).

Daarvoor zouden in de eerste plaats de Duitsers verantwoordelijk zijn en vervolgens Van Merksteijn die hen heeft gevolgd . In verband hiermede werden twee vertegenwoordigers van Baustahlgewebe GmbH Duesseldorf ( BStG ), de heren Schmitz en Buschmann ( in het telexbericht van 7 . 12 . 1983 van de heer Peters aan Tréfilunion zijn deze namen foutief gespeld, namelijk "Schmit'' en "Durschmann '') uitgenodigd de bijeenkomst bij te wonen . Tijdens deze bijeenkomst is gebleken dat de "Duitse vertegenwoordigers'' niet alle Duitse producenten onder controle hebben voor wat hun exportactiviteiten naar de Benelux betreft . De producenten Crampe en Hochwald verkopen aanzienlijke hoeveelheden op de Benelux-markt tegen zeer lage prijzen . Derhalve hebben de Nederlandse producenten het voornemen om in Duesseldorf rechtstreeks stappen te ondernemen om met de betrokken ondernemingen in contact te treden . Het heeft geen zin voor de tussenperiode een prijs vast te stellen. Men moet alleen streven naar een prijs tussen 930 en 980 Hfl. per ton voor Nederland en tussen 16 800 en 17 800 Bfr . per ton voor België . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 7 . 12 . 1983 .)

( 91 )

Deze bijeenkomst van 5 december 1983 is van bijzondere betekenis voor zover daaraan voor het eerst twee vertegenwoordigers van BStG deelnamen die, zoals uit de tekst van het telexbericht blijkt, als vertegenwoordigers van de Duitse producenten werden beschouwd .

( 92 )

Deze bijeenkomst had een opmerkelijk gevolg : op 15 december 1983 heeft de heer Michael Mueller, hoofdbestuurder van BStG, het volgende telexbericht aan Thibodraad gestuurd :

"Ter attentie van de heren Broekman en Houtbraken

Betreft : bijeenkomst te Breda op 5 december 1983

Mijne heren,

Mijn collega's, de heren Buschmann en Schmitz, hebben mij op de hoogte gebracht van het resultaat van bovenvermelde bijeenkomst . Reeds voordat deze bijeenkomst plaatshad, heb ik de ontwikkeling van de interpenetratie tussen België, Duitsland en Nederland zorgvuldig geanalyseerd, van de resultaten waarvan de heren Buschmann en Schmitz helaas niet volledig op de hoogte waren .

Er bestaan zeer concrete detailproblemen, waarvan het belang evenwel niet bij benadering de beweerde omvang heeft . De achteruitgang in alle landen van de verkochte hoeveelheden, waarover

thans wordt geklaagd, is overigens alleen maar aan typische seizoenomstandigheden te wijten en normaal .

In plaats van alleen maar verwijten te richten tot en eisen te stellen aan de Duitse Kartelgemeenschap en haar voorzitter, zou men zich in de buurlanden ook eens voor ogen moeten houden dat daar op het stuk van de prijzen flink van deze marktordening in Duitsland wordt meegeprofiteerd . Want hoe zou het in al onze landen met de prijzen zonder dit kartel zijn gesteld?

Zoals u bekend is, span ik mij uiteraard in ieders belang in om ook de kleine deserteurs kort te houden of hun ten minste paal en perk te stellen . Ik veroorloof mij evenwel met alle nadruk erop te wijzen dat de grootste toeneming in de grensoverschrijdende handel van België naar Duitsland geschiedt; deze is gezien het nauwe overleg met Boël zeer duidelijk toe te schrijven aan de tweede Belgische producent . Er zij op gewezen dat het hierbij niet gaat om wederinvoer, want die is met maar een paar vrachtauto's binnengekomen, doch reeds lang weer gestaakt .

Ook in Duitsland zijn de prijzen van voorraadmatten in vergelijking met het zeer hoge marktprijsniveau in oktober inmiddels overal gedaald tot het minimumprijsniveau; zij liggen dan ook effectief enige tientallen DM lager dan in oktober .

Met het voorgaande wil ik niet betwisten dat met name een Duitse producent van matten zijn leveranties op de markt van de westelijke buurlanden heeft uitgebreid . De van uw kant naar voren gebrachte klacht over de firma Crampe kan ik evenwel niet helemaal begrijpen, omdat het juist u bekend is dat deze firma bijna alleen nog maar wapeningsdraad en geen matten naar Nederland levert .

Ik wijs er nogmaals op : er zijn problemen, die kunnen worden overzien, en waarvoor wij een oplossing moeten vinden en die wij ook wensen op te lossen . Ik sta daarvoor ook ter beschikking . Ik ben evenwel niet bereid tot een vertoning waarin alleen maar de Duitse producenten op het beklaagdenbankje moeten plaatsnemen .

Volgens de Duitse kartelovereenkomst is overigens ook geen rechtens bindende uitvoerregeling mogelijk . Het kan dus alleen maar gaan om verstandige gesprekken over samenwerking tussen onze groepen, die door de kartelovereenkomst in de Bondsrepubliek nu juist niet moeilijker, maar gemakkelijker moesten zijn geworden .

Uiteraard heb ik er niets op tegen wanneer de Belgische en/of Nederlandse groep met een aantal Duitse producenten gesprekken zouden willen voeren . Een bijeenkomst van alle betrokkenen nog voor Kerstmis is alleen al wegens gebrek aan tijd niet meer mogelijk.

Naar ik verneem zal de volgende vergadering Nederland/België te Breda op 5 januari 1984 worden gehouden . Mocht dit gewenst zijn, dan

ben ik bereid aan deze bijeenkomst deel te nemen en ik reken erop dat ik dan over tamelijk exacte cijfers over de uitvoer van de betrokken Duitse producenten zal kunnen beschikken .

De bereidheid om de uitvoer naar buurlanden op het status quo-niveau te handhaven, respectievelijk

niet verder te laten toenemen dan de invoer uit deze landen, is in beginsel ongewijzigd voorhanden .

In verband met de fabrieksvakantie, die ook nog in de eerste week van januari voortduurt, zullen op 5 januari 1984 echter nauwelijks nog andere Duitse producenten mij kunnen begeleiden .

Ik verzoek u mijn standpunt te bespreken met uw collega's van de gespreksgroep van Breda en mij in kennis te stellen van uw mening .

Hoogachtend

Michael Mueller ''.

( 93 )

Thibodraad heeft een kopie van dit telexbericht naar Tréfilarbed in Gentbrugge gezonden met het verzoek om hierop uiterlijk dinsdag 20 december 1983 te rageren, zodat "wij in aansluiting daarop de heer Mueller ons standpunt kunnen mededelen ''. ( Bron : brief van Thibodraad aan Tréfilarbed Gentbrugge van 16 . 12 . 1983 .)

De heer M . Mueller is tevens voorzitter van het Fachverband Betonstahlmatten en van het toezicht -

houdend orgaan van de Strukturkrisenkartellgesellschaft deutscher Hersteller von Betonstahlmatten, een door het Bundeskartellamt in mei 1983 goedgekeurd Structuurcrisiskartel in Duitsland ( in het hierboven vermelde telexbericht noemt hij zich "voorzitter van de Duitse Kartelgemeenschap '').

In dat telexbericht geeft de heer Mueller toe dat althans een van de producenten ( bedoeld is Hochwald ) zijn leveringen in de Benelux heeft vergroot . Hieruit kan worden afgeleid dat ten minste BStG zich aan de afspraak heeft gehouden . Want ook de klachten die aan het adres van BStG werden gericht, hadden geen betrekking op BStG, maar op andere Duitse producenten . Het feit dat de afspraak betreffende prijzen en kwantitatieve beperkingen van Duitse leveringen in Benelux door BStG werd nagekomen, blijkt ook uit een andere zin in de telex van de heer Mueller aan Thibodraad, waarin hij verklaart dat hij zich "in ieders belang'' inspant "ook de kleine deserteurs kort te houden of hun ten minste paal en perk te stellen ''. BStG is een door de heer Mueller geleide onderneming die een aandeel van ten minste 36 % in de Duitse markt heeft en dus bepaald niet tot de "kleine deserteurs'' behoort .

Deze afspraak was reeds gemaakt vóór het tijdstip waarop het telexbericht werd verzonden, d.w.z . vóór 15 december 1983 ( de afspraak is na de oprichting van het kartel tot stand gekomen ) en duurde ten minste tot het begin van de verificaties door de Commissie ( 6-7 november 1985 ).

De afspraak had niet alleen betrekking op quota, maar ook op de naleving van de voor de Benelux-markt overeengekomen prijzen . Dit blijkt uit de nauwe samenhang tussen quota en prijzen, zodat een uitbreiding van de uitvoer met een prijsonderbieding gepaard

gaat . Dit blijkt ook uit het tijdens de bijeenkomst van 5 december 1983 ( zie punt 90 ) aan het adres van de Duitse producenten Hochwald en Crampe gerichte verwijt, dat deze producenten namelijk "aanzienlijke hoeveelheden op de Benelux-markt tegen zeer lage prijzen afzetten ''.

( 94 )

Van bijzonder belang is hier ook het feit dat de heer Mueller in deze telex optreedt als "voorzitter van de Duitse Kartelgemeenschap'' en namens alle Duitse producenten tegen de verwijten stelling neemt en ook voor het gedrag van andere producenten verklaringen afgeeft alsmede pleit voor "gesprekken over samenwerking tussen onze groepen'' en zich bovendien nog bereid verklaart "tamelijk exacte cijfers over de uitvoer van de betrokken Duitse producenten'' mede te delen en ten slotte verklaart : "De bereidheid om de uitvoer naar buurlanden op het status quo-niveau te handhaven, respectievelijk niet verder te laten toenemen dan de invoer uit deze landen, is in beginsel ongewijzigd voorhanden'', een formulering die betrekking heeft op alle invoer en uitvoer van de betrokken landen en bepaald niet die van afzonderlijke ondernemingen omvat . Hiermede heeft de heer Mueller getracht de indruk te geven dat hij niet alleen als vertegenwoordiger van zijn eigen onderneming spreekt en verplichtingen aangaat, maar ook als vertegenwoordiger van de Duitse "groep'' handelt, d.w.z . van het "Fachverband'' respectievelijk van het Structuurcrisiskartel, dat met het "Fachverband'' economisch zonder meer en qua ledenaantal ( d.w.z . met uitzondering van drie kleine ondernemingen ) nagenoeg identiek was, waarbij nog wordt afgezien van alle overige personele vervlechtingen .

Deze indruk wordt voorts nog versterkt door het feit dat de heer Mueller het telexbericht tot Thibodraad richtte met het verzoek "mijn standpunt te bespreken met uw collega's van de gespreksgroep van Breda ( d.w.z . de Belgisch-Nederlandse "groep '') en mij in kennis te stellen van uw mening ''.

( 95 )

De bijeenkomst van 5 januari 1984 werd niet alleen bijgewoond door de gewone deelnemers ( Benelux-producenten en TU ) maar ook door vertegenwoordigers van BStG ( de heren Mueller, Buschmann en Ruthotto ). De traditionele deelnemers eisten van de vertegenwoordigers van BStG dat zij de Benelux-markt niet zouden verstoren door de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden tegen zeer lage prijzen .

Wat deze verwijten van Benelux-zijde betreft wezen de Duitse vertegenwoordigers erop dat Belgische producenten ( Boël en onlangs TFE/FBC ) vergelijkbare hoeveelheden naar Duitsland uitvoerden . Daartegen brachten de Belgische producenten te berde : a ) dat zij de prijzen van de Duitse markt in acht namen en b ) dat men moest spreken van procenten van het marktvolume en niet van tonnen .

Ten aanzien van de prijzen werd besloten om een prijsdaling van 50 Hfl./ton toe te passen om "zich aan de werkelijke situatie op de markt aan te passen ''. Voor het eerste kwartaal 1984 zouden de volgende prijzen van toepassing zijn :

standaardmatten : 950 Hfl./ton, respectievelijk

17 100 Bfr./ton;

lijstmatten : 1 050 Hfl./ton, respectievelijk

18 900 Bfr./ton .

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 11 . 1 . 1984 .)

( 96 )

Aan de bijeenkomst van 28 februari 1984 te Bunnik werd behalve door de traditionele deelnemers nogmaals deelgenomen door de vertegenwoordigers van BStG . Bij de bespreking van de markttoestand werd geconstateerd dat de vastgestelde prijzen niet werden gerespecteerd, niet alleen niet door de Duitse producenten ( Crampe en Hochwald ), maar ook niet door Van Merksteijn en zelfs niet door Thibodraad, waarbij de meerderheid van de andere producenten zich om orders te krijgen had aangesloten .

De vertegenwoordigers van BStG verklaarden dat zij trachtten Crampe en Hochwald over te halen de prijzen op de Benelux-markt in acht te nemen doch dat zij weinig invloed hadden op deze beide ondernemingen die niet van hun handelsgebruiken afweken . Hieruit kan worden afgeleid dat tenminste BStG de overeengekomen prijzen heeft gerespecteerd .

Tijdens deze bijeenkomst werd ook het voorstel gedaan een crisiskartel met vastgestelde quota tot stand te brengen, kennelijk naar Duits voorbeeld . Dit voorstel werd evenwel categorisch verworpen door Van Merksteijn, die zich tegelijkertijd tegen Thibodraad keerde en de staalconcerns verweet hun dochterondernemingen toe te staan een prijsdaling uit te lokken, doordat zij de concurrentie tussen de producenten verscherpte .

Nogmaals werd de wens uitgesproken dat de overeengekomen minimumprijs in de toekomst zou worden gerespecteerd .

Voorts werd besloten over te gaan tot een onmiddellijke prijsverhoging van 10 Hfl./ton voor twee

typen betonstaalmatten ( standaard - en lijstmatten ), d.w.z .:

standaardmatten : 960 Hfl./ton, respectievelijk

17 300 Bfr./ton;

lijstmatten : 1 060 Hfl./ton, respectievelijk

19 100 Bfr./ton .

Besloten werd om met ingang van 15 maart 1984 de prijs verder te verhogen met 40 Hfl ., respectievelijk 700 Bfr./ton . Een volgende bijeenkomst zou worden gehouden op 29 maart 1984 . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 4 . 3 . 1984 .)

( 97 )

Ondertussen vond op 22 maart 1984 een buitengewone bijeenkomst plaats voor de Belgische markt . Waarom deze bijeenkomst tot stand kwam en het onderwerp van bespreking blijken uit een telexbericht van 26 maart 1984 van Boël/Trébos ( de heer De Hornois ) aan Tréfilunion ( de heer Marie ) met de volgende inhoud :

"Ingevolge de bijeenkomst van 22 maart 1984 betreffende de Belgische markt zijn de prijzen voor

betonstaalmatten voor maart/april verhoogd van 17 400 Bfr . tot 18 500 Bfr . Voor de maand mei is een prijsstijging van 500 Bfr . gepland . Wij verzoeken u dit door te geven aan de heer Peters ( de agent van Tréfilunion op de Benelux-markt ), want wij hebben geconstateerd dat u actief bent op de Belgische markt en zich voor deze markt interesseert, zulks ondanks de verklaringen van de heer Peters tijdens de laatste bijeenkomst te Breda .''.

Tréfilunion antwoordde per telexbericht van 3 april 1984, waarin de heer Marie de prijsverhoging toejuichte, nauwkeurige gegevens verschafte over de uitvoer van Tréfilunion naar België alsmede over prijsaanbiedingen naar aanleiding van de vraag naar bepaalde tonnages voor de eerste twintig dagen van de maand maart 1984 en verklaarde dat de prijsaanbiedingen binnen het tijdens de bijeenkomst van 28 februari 1984 te Bunnik overeengekomen kader zouden liggen . Overigens zou Tréfilunion alles in het werk hebben gesteld om de genomen besluiten over de prijzen op de Belgische markt niet langer in gevaar te brengen .

( 98 )

In hetzelfde telexbericht wordt voorts verklaard dat Tréfilunion ook verder op de Belgische markt wilde verkopen . Daarbij verwees Tréfilunion Boël naar zijn verkoopcijfers over de afgelopen jaren . Er wordt aangedrongen op onderhandelingen over de voorwaarden voor een verkoopactiviteit van Tréfilunion in België . Deze voorwaarden zouden analoog kunnen zijn aan die, welke door Boël in Frankrijk in het kader van een beperkt volume worden toegepast, zoals werd besproken met de heer Jacques Boël op 6 juli 1983 te Parijs .

( 99 )

De bijeenkomst van 29 maart 1984 te Breda werd bijgewoond door de producenten die gewoonlijk hieraan deelnemen en door BStG . Van Merksteijn was afwezig .

Bij de bespreking van de markttoestand werd een daling van de vraag geconstateerd . Ook werd vastgesteld dat de tijdens de vorige bijeenkomst vastgestelde prijzen niet waren gerespecteerd . Als schuldigen werden de Duitsers, Van Merksteijn en Thibodraad aangemerkt .

Zoals in de vorige bijeenkomst was overeengekomen, werden de volgende nieuwe basisprijzen vastgesteld :

standaardmatten ( voorraadmatten ): Nederland

1 000 Hfl./ton, België 18 500 Bfr./ton;

lijstmatten : Nederland 1 120 Hfl./ton, België

20 400 Bfr./ton .

Nogmaals werd de wens geuit dat "deze overeengekomen prijzen in de toekomst zullen worden gerespecteerd ''. ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 4 . 4 . 1984 .)

( 100 )

De volgende zitting, die eerst voor 4 mei 1984 was gepland, werd verschoven naar 11 mei 1984, aangezien verschillende deelnemers niet op 4 mei aanwezig konden zijn . Thibodraad bracht bij telexbericht van

3 mei 1984 onder meer Tréfilunion op de hoogte van deze wijziging van datum en nodigde haar uit voor de bijeenkomst van 11 mei 1984 . Van de tijdens de bijeenkomst zelf ( op 11 mei 1984 ) besproken onderwerpen wordt melding gemaakt in een telexbericht van 15 mei 1984 van de heer Peters aan Tréfilunion . De heer Peters zelf kon de bijeenkomst niet bijwonen, doch werd van de resultaten ervan op de hoogte gesteld door de heren Van den Bossche ( Tréfilarbed ) en De Rijbel ( Frère-Bourgeois ).

Besloten werd een prijsdaling van 20 Hfl./ton vast te stellen, om daardoor dichter bij de reële marktprijzen te komen .

Voor de maanden mei-juni-juli 1984 golden de volgende prijzen :

standaardmatten : Nederland 980 Hfl./ton, België 17 850 Bfr./ton,

lijstmatten : Nederland 1 100 Hfl./ton, België 20 000 Bfr./ton .

Overeengekomen werd de daaropvolgende bijeenkomst te houden op 24 augustus 1984 .

( 101 )

Ondertussen hat Thibodraad evenwel uitnodigingen verstuurd voor een spoedbijeenkomst op 26 juni 1984 . Aanleiding daarvoor was de geconstateerde prijsdaling in België en Nederland .

Tréfilunion antwoordde met een telexbericht van 21 juni 1984 . Daarin werd in de eerste plaats benadrukt dat Tréfilunion "alles in het werk had gesteld'' om het gestelde doel, namelijk prijsstijging, te helpen bereiken, d.w.z . "toepassing van de geadviseerde prijzen, intrekking van offertes in de mate waarin hun prijzen vermoedelijk werden verhoogd; daadwerkelijke verkopen : 7 ton sedert het begin van het jaar, meer niet ''. TU kan zich evenwel niet blijvend terughoudend opstellen op de Belgische markt, "aangezien onze vroegere referentiecijfers ( d.w.z . de verkopen in de voorafgaande jaren ) bekend zijn ''. Voor haar deelneming aan deze bijeenkomst stelt Tréfilunion de voorwaarde dat deze bijeenkomst tot het resultaat leidt dat marktaandelen worden vastgesteld, waarbij Tréfilunion op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden zal worden gehoord als de Belgische producenten voor de Franse markt .

( 102 )

Tijdens de bijeenkomst van 24 augustus 1984 werd, gezien de lage marktprijzen ( waarvoor de Duitsers, doch ook Van Merksteijn en Trébos verantwoordelijk werden gesteld ), besloten over te gaan tot een prijsdaling met 40 Hfl./ton ten einde zich aan de reële marktsituatie aan te passen . De nieuwe prijzen luidden :

standaardmatten : Nederland 940 Hfl./ton, België 17 100 Bfr./ton;

lijstmatten : Nederland 1 060 Hfl./ton, België 19 300 Bfr./ton .

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 31 . 8 . 1984 .)

( 103 )

Tijdens de bijeenkomst van 28 september te Bunnik werd wegens de geringe vraag die vooral te wijten was

aan de onderbiedingen van Duitse zijde, besloten een nieuwe prijsdaling met 20 Hfl./ton vast te stellen . De nieuwe prijzen luidden :

standaardmatten : 920 Hfl./ton, respectievelijk

16 560 Bfr./ton;

lijstmatten : 1 040 Hfl./ton, respectievelijk

18 720 Bfr./ton .

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 1 . 10 . 1984 .)

( 104 )

Tijdens de bijeenkomst van 22 oktober 1984 te Bunnik werd ondanks de aanhoudende geringe vraag en de onderbiedingen van Duitse zijde besloten de tijdens de vorige bijeenkomst van 28 september 1984 vastgestelde prijzen te handhaven . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 30 . 10 . 1984 .)

( 105 )

De volgende twee bijeenkomsten van 1984 vonden op 6 november en 19 december te Bunnik plaats . Dat blijkt uit hetgeen ZND de ambtenaren van de Commissie op 6 december 1985 mededeelde .

( 106 )

Tijdens de bijeenkomst van 22 januari 1985 werden de prijzen voor het eerste kwartaal als volgt vastgesteld :

standaardmatten : Nederland 920 Hfl./ton, België 16 400 Bfr./ton;

lijstmatten : Nederland 1 030 Hfl./ton, België 18 400 Bfr./ton .

Aan deze bijeenkomst heeft Van Merksteijn opnieuw deelgenomen en zich met de vaststelling van deze prijzen akkoord verklaard . ( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 24 . 1 . 1985 .)

( 107 )

Tijdens de bijeenkomst van 5 maart 1985 heeft men Van Merksteijn verweten dat deze onderneming in België met 1 500 Bfr./ton goedkoper verkoopt . Ondanks de voortdurende prijsonderbiedingen werd besloten tot een verhoging van de prijzen voor het tweede kwartaal 1985 . De volgende prijzen werden vastgesteld :

standaardmatten : Nederland 980 Hfl./ton, België 17 450 Bfr./ton;

lijstmatten : Nederland 1 090 Hfl ./ton, België 19 400 Bfr./ton .

( Bron : telexbericht van de heer Peters aan TU van 15 . 3 . 1985 .)

( 108 )

Twee andere bijeenkomsten vonden op 28 maart 1985 en 24 april 1985 plaats . Dit blijkt uit mededelingen van enkele deelnemers ( bij voorbeeld Van Merksteijn ) aan de ambtenaren van de Commissie en uit interne documenten ( nota van 24 . 4 . 1985 van de heer Debelle ( Frère-Bourgeois ) aan de heer Wylenmann; zie ook punt 153 ).

( 109 )

Uit een telexbericht van ZND aan Thibodraad van 1 juli 1985 blijkt dat tijdens deze bijeenkomsten prijsafspraken voor het derde kwartaal 1985 zijn gemaakt .

Onder verwijziging naar een telexbericht van 28 juni 1985 van een klant ( Heusden-Zolder ) aan Thibodraad dat per abuis bij ZND is binnengekomen en waarin de klant een bestelling van matten voor de prijs van 20,5 Bfr./kg bevestigt, wijst ZND Thibodraad erop dat deze prijs, die overeenkomt met een prijs van 1 140 Hfl./ton, "niet geheel in het kader van onze in Breda gemaakte afspraken past (. . .)''.

Daaruit kan het volgende worden opgemaakt :

  • voor het derde kwartaal heeft te Breda een bijeenkomst plaatsgevonden ( de bijeenkomst van 5 maart 1985 voor het tweede kwartaal vond te Bunnik plaats );
  • de vastgestelde prijzen lagen boven het niveau van het tweede kwartaal 1985, anders zou de prijs van 1 140 Hfl./ton binnen het prijskader voor het tweede kwartaal 1985 ( 1 090 Hfl./ton ) hebben gelegen;
  • Thibodraad wordt door ZND gemaand de overeengekomen prijzen te respecteren .

( 110 )

Tijdens de bijeenkomst van 18 oktober 1985 te Breda werd ( volgens mededelingen van de vertegenwoordiger van Trébos, de heer De Hornois, die de ambtenaren van de Commissie bevestigde dat deze bijeenkomst had plaatsgevonden ) over prijzen gesproken . Hoewel de heer De Hornois het "resultaat'' van deze bijeenkomst niet als een prijsafspraak wilde omschrijven, kan uit de formulering, dat men heeft vastgesteld dat een prijs van 19 000 Bfr . op de Belgische markt "aanvaardbaar'' was, worden opgemaakt dat tijdens deze bijeenkomsten prijsafspraken zijn gemaakt .

( 111 )

De laatste bijeenkomst die de Commissie bekend is, vond op 24 oktober 1985 te Breda plaats . Dit hebben enkele deelnemers ( Van Merksteijn, BStG ) tijdens de verificaties toegegeven . Bovendien is de Commissie in het bezit van een telexbericht van Thibodraad aan BStG van 15 oktober 1985 waarin de heer M . Mueller wordt uitgelegd hoe de plaats waar de bijeenkomst wordt gehouden, kan worden bereikt .

( 112)

Uit de stukken over de bijeenkomsten die in het bezit van de Commissie zijn, blijkt dat uiterlijk einde augustus 1982 en ten minste tot de aanvang van de verificaties door de Commissie (november 1985 ) een prijskartel op de Benelux-markt bestond . Men is niet erin geslaagd, althans niet in het kader van deze bijeenkomsten, een quotumkartel tot stand te brengen ( zie de punten 84, 85, 96, 98 en 101 ). Pogingen in die richting zijn blijkbaar niet verder gekomen dan de mededeling van afzet -, respectievelijk uitvoergegevens aan de concurrenten ( zie punt 85 ).

De meeste ondernemingen die aan de bijeenkomsten van Breda en Bunnik hebben deelgenomen, hebben in hun antwoord en tijdens hun opmerkingen gedurende de hoorzitting van 24 november 1987 hun deelneming aan deze bijeenkomsten weliswaar niet ontkend, maar wel beweerd dat het doel van deze bijeenkomsten niet de vaststelling van prijzen maar alleen de uitwisseling van gegevens over prijzen gold . Bovendien zouden deze bijeenkomsten een poging betekenen "enige orde

op de markt te brengen'', respectievelijk "tot een betere kennis van de markt te komen om de verantwoording op zich te nemen en het handelsbeleid te corrigeren ''. In ieder geval zouden voor de markt deze prijzen geen echte gevolgen hebben . Ter rechtvaardiging van deze bijeenkomsten werd ook de oprichting van het Structuurcrisiskartel in Duitsland ( zie punt 126 ) als argument naar voren gebracht . Voorts hebben een aantal niet tot de Benelux behorende ondernemingen ( Tréfilunion, Baustahlgewebe ) gewezen op hun geringe aandeel in de Benelux-markt . Zie met betrekking tot deze beweringen hierna deel II ( juridische beoordeling ) onder de punten 168 en volgende .

3 . Onderlinge contacten en afspraken van Benelux-producenten

( 113 )

Op zijn laatst sinds 1980 bestonden er ongeregelde contacten tussen verschillende Benelux-producenten onderling . Oorspronkelijk droegen bij deze contacten gemaakte afspraken een bilateraal karakter . Deze contacten werden langzamerhand geïntensiveerd en leidden vervolgens tot regelmatige bijeenkomsten van bijna alle, op de Benelux-markt opererende producenten van betonstaalmatten .

Ook nadat deze bijeenkomsten plaats hadden, vonden af en toe ook verder nog bilaterale contacten plaats om eventueel nog bestaande problemen tussen de afzonderlijke producenten op te lossen en de marktregulering verder te perfectioneren .

Deze afspraken hadden betrekking op prijzen en/of de afstand over en weer van de produkten van bepaalde typen betonstaalmatten ten behoeve van concurrenten .

a ) Trilaterale contacten en afspraken tussen Tréfilarbed-Van Merksteijn -

Thibodraad

( 114 )

Deze contacten vonden uiterlijk 1980 plaats . Belangrijke details ervan kunnen worden ontleend aan een intern "reisverslag'' van Tréfilarbed van 7 mei 1980 over een bezoek bij Van Merksteijn op 28 april 1980 . Aan dit bezoek werd door Tréfilarbed groot belang gehecht . Weliswaar zou Van Merksteijn bijna uitsluitend voorraadmatten produceren, in tegenstelling tot Tréfilarbed Roermond ( NL ), die bijna uitsluitend lijstmatten produceert . Desondanks had naar schatting van Tréfilarbed het door Van Merksteijn toegepaste prijsniveau voor voorraadmatten een zekere invloed op dat van lijstmatten . Dat deze beoordeling van Tréfilarbed juist is, blijkt uit de verwijten die tijdens de bijeenkomsten te Breda en Bunnik ( bij voorbeeld de bijeenkomsten van 11 . 3 . 1983, 5 . 12 . 1983 en 28 . 2 . 1984 ) ( zie de punten 87, 90 en 96 ) tussen producenten van voorraadmatten ( bij voorbeeld Van Merksteijn) en producenten van lijstmatten ( bij voorbeeld Thibodraad, TA ) wederzijds wegens prijsonderbieding werden geuit . Ook in een interne nota van TA van 8 december 1983 over het gesprek met vertegenwoordigers van de dochteronderneming

in Roermond ( NL ) op 23 november 1983 werd van de zijde van Van Merksteijn erover geklaagd dat de overeengekomen prijzen niet in acht worden genomen .

( 115 )

Dit bezoek van 28 april 1980 was ongetwijfeld niet het eerste contact tussen beide ondernemingen, want in het verslag van deze bijeenkomst staat de volgende zin : "Men ( Van Merksteijn ) is bereid om de regelmatige gesprekken weer op te nemen, wanneer men door Thibo/Staalmat en Tréfilarbed als volwaardig partner wordt geaccepteerd ''. Hieruit valt af te leiden dat er vroeger regelmatig gesprekken tussen de drie ondernemingen hebben plaatsgevonden .

( 116 )

In ieder geval hebben deze contacten tot een "gentlemen's agreement'' tussen Tréfilarbed en Thibodraad enerzijds en Van Merksteijn anderzijds geleid, volgens welke Van Merksteijn geen lijstmatten en Tréfilarbed ( in Gent en Roermond ) en Thibodraad geen voorraadmatten zouden produceren.

Een en ander blijkt uit een interne "korte nota'' van TA van 18 december 1981 "over het bezoek bij Van Merksteijn, ZND, Thibo op 1 december 1981'' waarin onder andere staat : "ons gentlemen's agreement : Van Merksteijn produceert geen lijstmatten, Tréfilarbed geen voorraadmatten ( in Gent en Roermond ), werd bevestigd ''.

Uit dezelfde "korte nota'', waarin eveneens verslag wordt uitgebracht over het bezoek bij Thibodraad, en met name uit de zin : "Thibo wordt nogmaals aanbevolen om ons gentlemen's agreement met de firma Van Merksteijn ook harerzijds strikt te respecteren'' blijkt de deelneming van Thibodraad aan dit gentlemen's agreement .

Deze afspraak (" gentlemen's agreement '') bestond reeds vóór 1 december 1981, maar uiterlijk vanaf dit tijdstip, en duurde ten minste voort tot het begin van de verificaties door de Commissie ( 6-7 november 1985 ).

b ) Bilaterale contacten en afspraken tussen Tréfilarbed en Thibodraad

( 117 )

Een intern verslag van Thibodraad van 3 maart 1980 bevat de bijzonderheden van een bespreking met Arbed op 27 februari 1980 . Doel van het gesprek was om te overleggen "in hoeverre de samenwerking tussen Arbed en Thibodraad kan worden gecontinueerd nu enerzijds Staalmat en Thibodraad gefuseerd zijn en anderzijds Van Merksteijn voorlopig is afgevallen . . .''. Alleen al deze zin duidt op een reeds bestaande samenwerking tussen Tréfilarbed en Thibodraad . De tijdens deze bespreking behandelde onderwerpen waren onder meer uitwisseling van gegevens over verkochte tonnages met het oog op het handhaven van de eigen marktgrootte, intensief overleg inzake aanvragen en offertes, het hanteren van een gezamenlijk prijsniveau alsmede een uniform systeem voor de prijsvorming voor de verschillende produkttypen .

( 118 )

Op 1 december 1981 vond een verder contact tussen Tréfilarbed en Thibodraad plaats tijdens een bezoek van vertegenwoordigers van Tréfilarbed aan Thibodraad ( eerder op dezelfde dag hadden de vertegenwoordigers van Tréfilarbed ook een bezoek gebracht aan Van Merksteijn en ZND ). ( Bron : korte nota van Tréfilarbed van 18 . 12 . 1981; zie punt 116 en ook punt 125 .)

Tijdens dit bezoek werd tussen Tréfilarbed en Thibodraad overeenstemming bereikt over een prijsverhoging bij cliënten waarmede een overeenkomst is gesloten ten bedrage van 110 Hfl./ton voor het eerste kwartaal 1982 voor lijstmatten . Deze overeenkomst is van bijzonder belang wanneer men bedenkt dat Tréfilarbed en Thibodraad toentertijd de enige producenten van lijstmatten in Nederland waren . De derde grote Nederlandse producent van betonstaalmatten, Van Merksteijn, produceert op basis van een gentlemen's agreement met TA en Thibodraad ( zie punten 114-116 ) bijna uitsluitend voorraadmatten .

Zoals uit bovengenoemde korte nota blijkt had TA Thibodraad zelfs nadrukkelijk "aanbevolen om ons gentlemen's agreement met de firma Van Merksteijn ook harerzijds strikt te respecteren ''. Daaruit valt af te leiden dat tussen Thibodraad en Van Merksteijn eveneens sedert uiterlijk 1 december 1981 een soortgelijk gentlemen's agreement heeft bestaan, dat ten minste tot de aanvang van de verificaties door de Commissie ( 6-7 november 1985 ) voortduurde ( zie punt 116 ).

Tijdens deze ontmoeting op 1 december 1981 werd eveneens tussen TA en Thibodraad overeengekomen dat ook de andere gesprekken ongewijzigd zouden worden voortgezet .

( 119 )

De contacten en afspraken werden inderdaad tussen beide ondernemingen in de daaropvolgende jaren voortgezet . Zo wordt in een intern verslag van Thibodraad van 11 februari 1982 over een gesprek met Arbed op 10 februari 1982 over het prijsgedrag van Arbed geklaagd : "verschillende onderbiedingen in januari ( zijn ) in volstrekte tegenspraak met de afspraken ''.

( 120 )

Een van de "conclusies'' uit dit gesprek was :

"De formulering van prijsbeleid, respectievelijk prikacties in afwachting van wat de komende dagen/weken gebeurt, lijkt noodzakelijk, vooral ten aanzien van consequenties rentabiliteit/liquiditeit .''.

( 121 )

De overeengekomen opstelling van een gemeenschappelijk prijsbeleid kwam ook tot uitdrukking in de prijsafspraken over pasmatten . In een interne aantekening van Tréfilarbed van 29 maart 1984 staat te lezen :

"Betreft : Pasmatten in Nederland

Wij zijn met Thibo overeengekomen onze prijzen bij cliënten waarmee wij een overeenkomst hebben gesloten, met 60 Hfl./ton te verhogen voor levering in het tweede kwartaal ( 1984 ).''.

( 122 )

Uit deze afspraak tussen Tréfilarbed en Thibodraad betreffende pasmatten blijkt dat het bij de onderne -

ming, die betrokken was bij de afspraak met TA over prijzen voor pasmatten voor het vierde kwartaal 1983 en die in de desbetreffende interne aantekening van TA van 23 november 1983 niet met name wordt genoemd, eveneens om Thibodraad ging . In deze aantekening staat onder meer het volgende :

"1 . Ontwikkeling van de marktprijzen in Nederland :

De voor het vierde kwartaal geplande verhoging van 50 à 70 Hfl./ton voor pasmatten werd volledig toegepast (. . .). De marktprijzen liggen thans voor deze matten op het overeengekomen niveau van 1 200 à 1 250 Hfl./ton . De concurrentie, met name uit de Bondsrepubliek Duitsland, neemt sterk toe . Bij de huidige situatie zien wij geen kans de prijzen per 1 januari 1984 te verhogen .''.

Hoewel Thibodraad in deze aantekening niet uitdrukkelijk wordt genoemd, blijkt evenwel uit de gehele samenhang dat zij hierbij betrokken was . In beide aantekeningen wordt van prijsafspraken in Nederland gesproken .

Thibodraad is in Nederland naast Tréfilarbed een belangrijke producent van pasmatten . Thibodraad heeft reeds vroeger ( op 1 . 12 . 1981, zie punt 118 ) een afspraak betreffende de prijzen van lijstmatten met Tréfilarbed getroffen voor het eerste kwartaal 1982 en was overeengekomen dat ook de andere gesprekken ( dus ook over de prijzen van pasmatten ) ongewijzigd zouden worden voortgezet . Een prijsafspraak over pasmatten voor het vierde kwartaal 1983 ( die zelfs op de Nederlandse markt "volledig werd toegepast '') was derhalve zonder deelneming door Thibodraad ondenkbaar.

Als reden voor het feit dat het onmogelijk was per 1 januari 1984 ( eerste kwartaal 1984 ) een verhoging in te voeren, wordt in de nota van TA niet het gedrag van Thibodraad genoemd, doch de toenemende invoer uit Duitsland .

( 123 )

De prijsafspraken tussen Tréfilarbed en Thibodraad voor het telkens volgende kwartaal werden voortgezet . Uit een interne nota van Thibodraad van 11 september 1984 over een bespreking met TA staat onder meer het volgende :

"Overeengekomen ( werd ) de prijs voor pasmatten voor het vierde kwartaal niet te verhogen en te handhaven op p 1 250 Hfl./ton voor de handel respectievelijk p 1 300 Hfl./ton bij de eindverbruiker .''.

( 124 )

Uit het bovenstaande blijkt dat ten laatste op 1 januari 1982 tussen Tréfilarbed en Thibodraad een prijsafspraak ter zake van lijstmatten en op zijn laatst sedert 1 oktober 1983 een prijsafspraak betreffende pasmatten bestond . De bilaterale prijsafspraak over lijstmatten werd vervolgens kennelijk vervangen door de

globale prijsafspraken in Breda en Bunnik ( zie de

punten 79-110 ), terwijl de bilaterale prijsafspraak over pasmatten tot ten minste eind 1984 werd voortgezet .

c ) Contacten tussen Tréfilarbed en ZND

( 125 )

Tijdens het bezoek van de vertegenwoordigers van Tréfilarbed aan ZND op 1 december 1981 ( zie punt 118 ) verklaarde de gesprekspartner de heer M . Langeberg jr, dat ZND momenteel ( d.w.z . eind 1981 ) na beëindiging van zijn expansie te allen tijde bereid is jegens zijn medeconcurrenten een cooeperatieve houding aan te nemen . De heer Pellikaan ( Tréfilarbed ) zou "deze zaak ter harte dienen te nemen ''.

Het is de Commissie niet bekend of het werkelijk tot bilaterale afspraken tussen Tréfilarbed en ZND is gekomen . Dit contact dient dan ook slechts als achtergrondinformatie te worden beschouwd . Deze bereidheid tot samenwerking is nog belangrijker wanneer zij wordt gezien in samenhang met de in het daaropvolgende jaar begonnen regelmatige bijeenkomsten te Breda en Bunnik . Dit contact diende derhalve ter voorbereiding van het prijskartel op de Beneluxmarkt ( zie punten 80-112 ).

III. DE DUITSE MARKT

1 . Het Structuurcrisiskartel voor betonstaalmatten

( 126 )

De afspraken die op de Duitse markt betrekking hebben, moeten worden gezien tegen de achtergrond van de oprichting en werking van het Structuurcrisiskartel voor betonstaalmatten .

Het Bundeskartellamt ( BKartA ) heeft bij een besluit van 31 mei 1983 overeenkomstig artikel 4 van het "Gesetz gegen Wettbewerbsbeschraenkungen'' ( GWB ) voor de duur van voorlopig drie jaar zijn goedkeuring verleend aan het Structuurcrisiskartel voor betonstaalmatten, waaraan nagenoeg alle Duitse producenten deelnamen . Deze goedkeuring werd op 17 oktober 1986 met terugwerkende kracht vanaf 3 juni 1986 nog eens voor twee jaar verlengd en nam op 3 juni 1988 een einde .

De door het BKartA goedgekeurde kartelovereenkomst voorzag behalve in een vermindering van de capaciteiten ook in quota - een prijsregelingen, welke laatste echter slechts werden goedgekeurd voor de eerste twee jaar van de toepassing van de overeenkomst .

De afspraken die betrekking hebben op de Duitse markt, vloeien voort uit de kartelovereenkomst zelf of komen tot uitdrukking in het streven dit kartel tegen ongecontroleerde importen te beschermen .

2 . Afspraken die uit de kartelovereenkomst zelf voortvloeien

( 127 )

Uit de kartelovereenkomst zelf, en met name uit artikel 5, lid 2, en artikel 7, lid 1, blijkt dat de tussen de leden van het kartel gemaakte afspraken, althans

wat de gevolgen daarvan betreft, verder reikten dan de Duitse markt alleen . Artikel 5, lid 2, houdt namelijk in dat een lid bij overschrijding van zijn leveringsquotum op de Duitse markt verplicht is 80 DM per ton op de trustee-rekening van het kartel over te maken . Daarentegen bepaalt artikel 7, lid 1, van de kartelovereenkomst dat bij achterblijven op zijn leveringsquotum ( d.w.z . afzien van het benutten daarvan ) op de Duitse markt elk fabrikant-lid van het kartel 80 DM per ton uit de trustee-rekening van het kartel ontvangt .

Uit deze bepalingen blijkt het belang dat de leden van het kartel erbij hadden om zo gering mogelijke hoeveelheden op de Duitse markt af te zetten . Waar de uitgevoerde hoeveelheden niet waren begrepen onder het voor elk lid vastgestelde leveringsquotum, vormde de kartelovereenkomst tevens een aansporing voor de betrokken ondernemingen om zich voor een deel van hun produktie te richten op buiten de Bondsrepubliek Duitsland gelegen markten en met name op markten in andere Lid-Staten . Omgekeerd zagen de leden van het kartel erop toe dat hun inspanningen om hun eigen leveringen op de Duitse markt te beperken ten einde daar vraag en aanbod weer in evenwicht te brengen, niet werden tenietgedaan door een grotere invoer uit andere Lid-Staten .

( 128 )

In zijn antwoord op de mededeling van punten van bezwaar heeft de heer Mueller ( BStG, Fachverband Betonstahlmatten, Structuurcrisiskartel ) als reden voor de leveringsquota voor de Duitse markt aangevoerd dat artikel 4 van het GWB slechts is bedoeld om de structuur op de Duitse markt te verbeteren en het mede betrekken van de uitvoer hierbij volgens het Duitse GWB niet beantwoordt aan de beginselen van het Duitse kartelrecht . Overigens zou de vaststelling van leveringsquota slechts door het BKartA als een ondersteunende maatregel zijn aanvaard, aangezien artikel 4 van het GWB geen quotumregeling zonder meer toelaat .

Naar aanleiding van een opmerking van de vertegenwoordigers van de Commissie dat het mogelijk zou zijn geweest de voor de uitvoer bestemde leveringen juridisch bij de regeling te betrekken wanneer men zich niet zou hebben gebaseerd op leverings - maar op produktiequota ( die uiteraard als maatregel die de capaciteitsvermindering bevordert evenals leveringsquota verenigbaar zouden zijn geweest met artikel 4 van het GWB ), heeft de heer Mueller toegegeven dat deze mogelijkheid inderdaad bestaat; in de situatie van toen heeft men weliswaar aan deze mogelijkheid gedacht, maar gemeend dat deze niet geoorloofd was .

( 129 )

De diensten van de Commissie werden in 1983 door het BKartA in kennis gesteld van de oprichting van het Structuurcrisiskartel . Op grond van de gesprekken die toen hebben plaatsgehad waren zij er aanvankelijk van uitgegaan dat het daarbij ging om een project waarmede alleen capaciteitsvermindering werd beoogd en dat de handel tussen de Lid-Staten niet vermocht te belemmeren .

Op een later tijdstip heeft de Commissie evenwel in verband met deze bepalingen bezwaren gemaakt . Na

contact te hebben opgenomen met het BKartA en met vertegenwoordigers van het Structuurcrisiskartel en na een trilaterale bijeenkomst in oktober 1987, die op deze problematiek betrekking had, werden deze bepalingen gewijzigd .

( 130 )

Vele omstandigheden wijzen erop dat men zich ( in artikel 5, lid 2, en in artikel 7, lid 1, van de kartelovereenkomst ) bewust en opzettelijk heeft gebaseerd op leveringsquota voor de Duitse markt en niet op produktiequota - die beter aan het doel van de capaciteitsvermindering zouden hebben beantwoord en waardoor de voor de uitvoer bestemde leveringen juridisch bij de regeling hadden kunnen worden betrokken - met als doel het kartel te gebruiken als instrument voor het tot stand brengen van bilaterale afspraken met buitenlandse producenten over de beperking van de wederkerige penetratie van de markt ( zie punt 132 e . v .). In dit kader kon nu met name de belangrijkste Duitse producent, namelijk BStG, die een bijzonder belang had bij de totstandkoming van interpenetratieafspraken, ten opzichte van de buitenlandse producenten als vertegenwoordiger van de "Deutsche Kartellgemeinschaft'' optreden en de indruk wekken dat hij daarbij kon vertrouwen op de discipline van de meeste leden van het Duitse Structuurcrisiskartel ( zie de punten 91, 93 en 96 ).

Een en ander blijkt uit het hierboven ( punt 92 ) genoemde telexbericht van de heer Mueller ( BStG ) aan Thibodraad, dat vooral betrekking heeft op de

grensoverschrijdende handel tussen Duitsland en België/Nederland, waarin de heer Mueller zichzelf aandient als "Vorsitzender der deutschen Kartellgemeinschaft ''.

Daarin is onder andere vermeld dat de Duitse

kartelovereenkomst ( volgens haar opzet ) geen juridisch bindende uitvoerregeling toelaat . Het zou dus "alleen kunnen gaan om verstandige gesprekken over samenwerking tussen onze groepen ( d.w.z . de Duitse en de Belgisch/Nederlandse groep ''), die evenwel door de kartelovereenkomst in de Bondsrepubliek niet moeilijker, maar gemakkelijker zouden moeten zijn geworden ''.

Op deze grondslag moest dus de nakoming van de afspraken met de buitenlandse producenten worden afgedwongen en wel op "groepsniveau ''.

3 . Afspraken ter bescherming van het Structuurcrisiskartel tegen ongecontroleerde invoer

( 131 )

De Duitse producenten en hun organisatie, het "Fachverband Betonstahlmatten'', welke laatste het initiatief had genomen tot de oprichting van het Structuurcrisiskartel en waarvan het secretariaat overeenkomstig artikel 17 van de kartelovereenkomst de functie van trustee van het kartel op zich had genomen, waren zich ervan bewust dat de oprichting van een dergelijk kartel, dat betrekking had op prijs - en quotaregelingen, buitenlandse producenten tot grotere uitvoeractiviteiten naar Duitsland zou hebben aangemoedigd, om zodoende te kunnen profiteren van de hogere prijzen die daar worden toegepast .

Tegen deze achtergrond moet de inhoud van een interne nota van 15 oktober 1985 worden gezien ( die werd aangetroffen bij de verificatie bij het Fachverband Betonstahlmatten e . V .), die de heer Guenter Mueller, hoofdsecretaris van de Wirtschaftsvereinigung Ziehereien und Kaltwalzwerke ( die ook onder het "Fachverband'' ressorteert ) en kartelvertegenwoordiger van het Structuurcrisiskartel overeenkomstig artikel 36 GWB aan de heer Ruthotto ( lid van de marktcommissie van het kartel, die tevens een leidende positie bij BStG inneemt ) zond . Daarin is het volgende vermeld :

"Ter zake van de formulering onder TOP 2 in de conclusies van de vergadering van de marktcommissie van 10 oktober heb ik om redenen van hogere orde bezwaar . U noemt als verklaring voor de slechte situatie in het noordwesten grote hoeveelheden die werden ingevoerd en hoeveelheden van niet-kartelleden .

Deze verklaring is zeker juist . Zij past evenwel niet in ons streven naar verlenging van het kartel . Een essentiële voorwaarde voor de goedkeuring is dat van de capaciteitsvermindering niet wordt geprofiteerd door invoer en outsiders . Een klassieke beperking van de mededinging overeenkomstig artikel 4 GWB is dan niet meer gerechtvaardigd .

Ik stel dan ook voor te zoeken naar een neutrale formulering .''.

In een nota aan de heer G . Mueller van 16 oktober 1985 heeft de heer Ruthotto een neutrale formulering voorgesteld, waarin de "hoeveelheden die werden ingevoerd en hoeveelheden van niet-kartelleden'' niet meer voorkomen .

Daaruit blijkt dat de kartelleden er belang bij hadden niet slechts importen voor het BKartA te verzwijgen, maar deze zo mogelijk ook te verhinderen of te reguleren .

( 132 )

Om dit gevaar van ongecontroleerde invoer af te wenden hebben de vertegenwoordigers van de leidende Duitse producent BStG contacten opgenomen met buitenlandse fabrikanten die naar Duitsland exporteerden, ten einde over de omvang van de invoer naar Duitsland overeenstemming te bereiken .

Een van de belangrijkste argumenten die deze vertegenwoordigers ten aanzien van de buitenlandse producenten aanvoerden, was dat het kartel positieve gevolgen had op de prijzen zowel in Duitsland als ook in de andere Lid-Staten . Op dit positieve aspect wordt ook gewezen in het hiervoor ( punt 91 ) genoemde telexbericht van de heer M . Mueller ( BStG ) aan Thibodraad . Daarin wordt de nadruk erop gelegd dat de buitenlandse fabrikanten "aan de prijszijde buitengewoon van deze marktordening in Duitsland meeprofiteren ''. Het kartel zou immers een prijsverhoging "in al onze landen'' tot stand hebben gebracht . Uit het wijzen op de voordelen aan de prijszijde en niet bij

voorbeeld ook aan de hoeveelhedenzijde blijkt even -

eens dat de stijging van de invoer naar Duitsland, die

onder normale omstandigheden te verwachten zou

zijn geweest, ingevolge de door het kartel veroorzaakte prijsverhoging via bilaterale afspraken met de producenten uit andere Lid-Staten kon worden beperkt .

(133 )

Tegen deze achtergrond kan ook het feit worden verklaard dat reeds lang vóór de totstandkoming van het kartel bepaalde buitenlandse producenten die van oudsher naar Duitsland exporteerden zich uitdrukkelijk bereid hebben verklaard voor het geval het kartel zou worden goedgekeurd een bepaald invoerquotum voor Duitsland in acht te nemen ( 7 ). Een dergelijke uitdrukkelijke toezegging is vervat in een brief van 24 oktober 1978 van de heer Pittini van de Italiaanse producent Ferriere Nord aan de toenmalige secretaris van het "Fachverband Betonstahlmatten'', de heer Thomé . Pittini ging in deze brief uit van een marktvolume van rond 1 100 000 ton per jaar . De afzet van Pittini in Duitsland zou in 1979 en 1980 de 45 000, respectievelijk 50 000 ton niet overschrijden . Een deling van die tonnage door twaalf met het oog op de vaststelling van een maandelijkse hoeveelheid zou daarentegen niet van Ferriere Nord worden verlangd .

Mocht in het basismarktvolume wijziging komen, dan zou Pittini zijn uitvoer naar Duitsland dienovereenkomstig verhogen of verlagen . De heer Pittini verwachtte van dit initiatief van de Duitse producenten een "stabilisering van de markt'' en verzocht om een kopie van de overeenkomst ( na goedkeuring van het kartel door het BKartA ), voorzien van de ondertekening van alle Duitse producenten van betonstaalmatten alsook de onderlinge verdeling van de quota . Luidens de brief van het "Fachverband'' van 27 oktober 1978 zag deze organisatie in de brief van de heer Pittini het begin van een constructieve samenwerking .

Na de goedkeuring van het Structuurcrisiskartel werd aan de vertegenwoordiger van de Italiaanse onderneming M + M, de heer G . Born, door het "Fachverband Betonstahlmatten'' bij brief van 28 juli 1983 een aantal bescheiden over het kartel toegezonden, "in de hoop dat die voor uw bemoeienissen in de sector van de Italiaanse fabrikanten van nut kunnen zijn ''.

De Commissie verbindt geen gevolgtrekkingen aan de totstandkoming en toepassing van een afspraak ter zake van quota tussen Duitse en Italiaanse producenten met betrekking tot de Duitse markt .

( 134 )

Over de na de oprichting van het Structuurcrisiskartel plaatsgehad hebbende contacten en afspraken beschikt de Commissie over de volgende informatie :

a ) Duits-Franse contacten en afspraken

( 135 )

De Duits-Franse contacten en afspraken hebben hoofdzakelijk betrekking op de wederzijdse penetratie

van de markten . Aan deze afspraken namen van Duitse zijde ten minste de onderneming BStG en van Franse zijde de ondernemingen TU en Sotralentz deel .

( 136 )

Op 7 juni 1985 vond in Duesseldorf een ontmoeting plaats tussen de heer M . Mueller, hoofdbestuurder van de Betonstahlgewebe GmbH en tevens, zoals reeds vermeld, voorzitter van het "Fachverband Betonstahlmatten'', die een leidende positie in het Structuurcrisiskartel innam, en de heer C . Marie, directeur van Tréfilunion ( afdeling betonstaalmatten ) en voorzitter van Adets . Over deze ontmoeting hebben beide betrokkenen ieder een interne nota opgesteld en waarschijnlijk uitgewisseld ( de nota van BStG is bij Tréfilunion aangetroffen te zamen met de nota van Tréfilunion ). Het onderwerp van het gesprek was onder meer de ontwikkeling van het verbruik van betonstaalmatten in de verschillende Lid-Staten, met name in Duitsland en Frankrijk, en vraagstukken inzake de handelsbalans en de interpenetratie tussen de twee landen op het gebied van betonstaalmatten .

( 137 )

In de desbetreffende interne nota van de heer Marie van 16 juli 1985 staat onder meer het volgende :

"Samenvatting van onze gesprekken van 7 juni in Duesseldorf

1 . (. . .)

2 . (. . .)

3 . (. . .)

  • 4. 
    Hoe kan BStG de toegang van de Franse producenten tot de Duitse markt in de hand werken, gezien de aanzienlijke verschillen tussen de twee landen wat betreft de reglementering en de controle?

5 . Toegang voor Gelsenkirchen : ( 8 )

BStG verzoekt (" recherche '') om deze toelating in hoofdzaak voor lijstmatten (" treillis spéciaux '') en verwacht op die manier een toename van het totale verbruik van betonstaalmatten in Frankrijk . Deze eis heeft ook een politiek karakter in verband met de betrekkingen van BStG met Arbed Luxemburg en Arbed Saarstahl (. . .)

6 . "Kartelovereenkomst''

De gevolgen daarvan voor de BLEU en Frankrijk zijn nadelig . Een haalbaarheidsonderzoek (" étude de faisabilité '') heeft tot het resultaat geleid dat het mogelijk is dit kartel (" entente '') in Brussel aan te vechten .

Dit kartel werd in Brussel inderdaad niet goedgekeurd (" cautionné ''), maar ter zake werd alleen een mededeling bekendgemaakt ( punt 188 van het 13 e verslag van de Commissie in Brussel 1983 ).

7 . Vergelijking van de ontwikkeling van de invoer naar Frankrijk .

8 . Verdeling van de markt voor betonstaalmatten in Frankrijk .

Conclusies (" conclusions '')

Voor de nabije toekomst en in afwachting van een volgende bijeenkomst :

  • BStG ziet af van de klacht (" réclamation '') die men op de komende Frans-Duitse economische top wilde indienen;
  • vóór de nieuwe bijeenkomst zal BStG het dossier "Gelsenkirchen'' niet opnieuw aan de orde stellen;
  • in Brussel zal geen klacht tegen de "kartelovereenkomst'' worden ingediend, aangezien BStG verwacht dat dergelijke "uitbarstingen'' (" remous '') in Brussel de nagestreefde verlenging van het kartel voor nog eens een jaar alleen maar zouden kunnen belemmeren;
  • anderzijds neemt BStG contact op met de andere Duitse producenten om :
  • de toegang van de Franse producenten door de opheffing van bepaalde regelingen te vergemakkelijken en te onderhandelen over een penetratiecijfer;
  • te trachten de activiteit van Moselstahl ( via Stinnes ) te verminderen en na te gaan of het mogelijk is Gelsenkirchen in het totale volume van de BRD (" ensemble RFA '') te integreren, waarbij het op de Franse markt te behalen aandeel nog moet worden vastgesteld .

(. . .)

(. . .)

Wat mij betreft heb ik mij gehouden aan de verplichtingen waarover wij overeenstemming hebben bereikt (" auxquels nous avons souscrit ''): geen interventie in Brussel .'' ( vertaling ).

( 138 )

In de desbetreffende interne nota van de heer M . Mueller van 27 augustus 1985 staat onder meer het volgende:

"Betreft : gesprek met de heer Marie op 7 juni 1985 . De heer Marie brengt verslag uit over de ontwikkeling van de bevoorrading van de Franse markt (. . .) in de periode 1982-1985 is het aandeel van de invoer voor de bevoorrading van de markt van ruim 6 % tot 12,1 % in 1984 en tot 13 % in de eerste vier maanden van 1985 gestegen . Gezien deze cijfers klaagt de heer Marie over de toenemende invoer uit de Bondsrepubliek, te meer nu deze een nefaste invloed op de prijzen heeft . Hij meent dat de Mosel/Stinnes-Groep hiervoor de belangrijkste verantwoordelijke is en tekent hierbij aan dat de Franse branche zal moeten overwegen een klacht in te dienen bij de Europese Commissie (. . .).

Men meent dat deze wijziging in de grensoverschrijdende goederenstromen ook een gevolg is van

het Structuurcrisiskartel in de Bondsrepubliek, omdat namelijk de uitvoer indirect wordt gesubsidieerd wanneer wordt afgezien van de uitputting van de quota in het binnenland .

De Franse producenten van betonstaalmatten zouden ook moeten overwegen hun leveranties in de Bondsrepubliek Duitsland uit te breiden, respectievelijk daartoe over te gaan, aangezien tot dusverre uitsluitend de firma Sotral vanuit de in de nabijheid van de grens gelegen regio naar Duitsland leverede .''.

De heer Mueller merkt in zijn nota verder op dat hij op verschillende punten tegen deze bezwaren was ingegaan :

"De leveranties van de eveneens in de nabijheid van de grens gelegen Mosel/Rass-Groep zijn bij mijn weten geringer dan die van Sotral, voorts zijn de leveringen van Arbed/St Ingbert van oudsher in het kader van de Franse binnenlandse markt via Adets aan quota en regelingen onderworpen .

(. . .)

De inspanningen van BStG in Frankrijk concentreerden zich uitsluitend op de markt voor andere matten dan voorraadmatten en zijn mijns inziens juist geschikt om bijkomend potentieel voor de mattenmarkt te mobiliseren dat afkomstig is uit de huidige sector voor betonstaafstaal; deze zullen dus de markt voor voorraadmatten bepaald niet verstoren . ( De heer Marie neemt ter zake onder meer verwijzend naar een gesprek met de heer Thomé een geheel ander standpunt in, namelijk dat de leveranties van lijstmatten overwegend in de plaats komen van die van voorraadmatten .)''.

De heer M . Mueller schijnt wat de gevolgen van de kartelovereenkomst voor de Duitse uitvoer naar Frankrijk betreft, niet te hebben betwist dat deze is gestegen . In zijn nota wordt slechts het volgende vermeld :

"Met betrekking tot deze problematiek heeft de heer Marie toegezegd met het indienen van een klacht te zullen wachten tot een verder gesprek, nadat ik beloofd had nadere inlichtingen in te winnen over de daadwerkelijke betekenis van Duitse leveranties van matten en over eventuele mogelijkheden de interpenetratie in te perken .''.

Verder vermeldt de heer M . Mueller dat de heer Marie enige voorstellen had gedaan, respectievelijk wensen had geuit over een samenwerking op lange termijn :

"1 . (. . .)

"2 . Evenwicht tussen de interpenetratieleveranties tussen beide landen in absolute hoeveelheden .

"3 . Wat ons verzoek om toelating met betrekking tot Gelsenkirchen betreft, zou de beslissing daarover in feite in verregaande mate door hem in zijn functie worden genomen . Hij zou bereid zijn in een toelating voor Gelsenkirchen toe te stemmen wanneer van die toestemming

voor een periode van 2-3 maanden, d.w.z . tot ons volgende gesprek, geen gebruik zal worden gemaakt en BStG na de verlening van de toelating bereid zou zijn lid te worden van Adets .''.

De heer M . Mueller is "akkoord gegaan met de wachttijd van 2-3 maanden en heeft het lidmaatschap van Adets niet uitgesloten; ten slotte werd ook te verstaan gegeven dat wij van onze kant onaangenaam getroffen zijn over de verdubbeling van het aandeel in de invoer in de Bondsrepubliek die eveneens heeft plaatsgehad en dat wij zeer wel belangstelling hebben voor een beperking van de wederkerige interpenetratieleveranties (. . .)''.

( 139 )

Uit deze nota's blijkt in de eerste plaats dat het Structuurcrisiskartel en met name de hierboven ( punt 127 ) genoemde gevolgen van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 2, een van de centrale punten waren van het gesprek dat tussen de heer M . Mueller en de heer C . Marie werd gevoerd .

( 140)

De tijdens deze bijeenkomst over en weer gedane concessies werden ook nageleefd . Het onderling afgestemde gedrag blijkt uit het feit dat noch Tréfilunion of de andere Franse producenten bij de Commissie met betrekking tot het Structuurcrisiskartel een klacht hebben ingediend, noch Gelsenkirchen met de uitvoer van lijstmatten naar Frankrijk is begonnen .

Bovendien blijkt uit de beide nota's dat iedere toekomstige uitvoeractiviteit aan een bepaald leveringsquotum zou moeten worden onderworpen .

( 141 )

Dit gedrag betekent ook een bevestiging van de grote onderlinge substitueerbaarheid van voorraad - en lijstmatten . De andersluidende bewering van de heer M . Mueller, die kan worden verklaard met zijn andersliggende belangen, heeft de heer Marie niet kunnen overtuigen .

( 142 )

Zoals verder uit de nota van de heer M . Mueller blijkt, was de uitvoer van Arbed/St Ingbert naar Frankrijk reeds "van oudsher in het kader van de Franse binnenlandse markt via Adets aan quota en regelingen onderworpen'' (zie ook de punten 22 tot en met 77 betreffende de Franse markt).

( 143 )

Uit beide nota's blijkt voorts dat de heren M . Mueller en C . Marie op zijn minst hun eigen ondernemingen ( BStG en TU ) bij de afspraken hebben betrokken . Van bijzonder belang is hier echter het feit dat op de bijeenkomst niet alleen de activiteiten van de ondernemingen BStG en TU ter sprake kwamen, maar ook de exportactiviteiten over en weer van andere producenten - leden van de twee organisaties - en met name de Moselstahl-Stinnes/Mosel-Rass-groep aan Duitse zijde en de onderneming Sotralentz aan Franse zijde . Hieruit blijkt het voornemen van de twee leidende ondernemingen om ook andere ondernemingen bij de afspraken te betrekken en deze afspraken een zo ruim mogelijk effect te verschaffen . Gezien het

feit dat de heren Mueller en Marie tevens voorzitter waren van de betrokken organisaties, ligt het vermoeden van de betrokkenheid van deze organisaties bij de afspraken voor de hand . De Commissie beschouwt deze omstandigheid echter nog niet als een definitief bewijs in die zin .

( 144 )

Wat de invoer betreft van Sotralentz, de enige Franse producent die naar Duitsland uitvoerde, beschikt de Commissie over de volgende uitwisseling van telexberichten tussen BStG en Sotralentz :

Op 24 oktober 1985 stuurde BStG aan Sotralentz het volgende telexbericht :

"Geachte heer Jansen,

De bevoorrading van de markt in de Bondsrepubliek bedroeg in september 1985 99 000 ton . Ik verzoek om mededeling van de verzonden hoeveelheid voor september 1985 . Met vriendelijke groeten, Ruthotto .''.

Sotralentz antwoordde op 4 november 1985 met het volgende telexbericht :

"Ter attentie van de heer Ruthotto

De verzonden hoeveelheid bedroeg in september 1985 997 ton .

De verzonden hoeveelheid bedroeg in oktober 1985 728 ton .

Met vriendelijke groeten,

H . Jansen, firma Staku

Drulingen ( Frankrijk )''.

Deze uitwisseling van gegevens geschiedt, naar de heer M . Mueller ( BStG ) ten overstaan van de ambtenaren van de Commissie gedurende de verificatie van 6 en 7 november 1985 verklaarde, maandelijks.

( 145 )

De ondernemingen BStG en Sotralentz hebben getracht deze correspondentie te rechtvaardigen op grond van het bestaan van een octrooilicentieovereenkomst tussen de beide ondernemingen; volgens deze overeenkomst produceerde Sotralentz lijstmatten in Frankrijk volgens het BStG-octrooi . De mededeling van de verzonden hoeveelheden van Sotralentz zou slechts de nakoming inhouden van de meldings - en betalingsverplichtingen die Sotralentz in het kader van deze overeenkomst was aangegaan .

Tegen deze voorstelling van zaken pleit evenwel het volgende :

a ) De meldingsverplichtingen van een licentienemer hebben betrekking op zijn totale produktie en niet slechts op de leveringen op een bepaalde markt, zoals hier het geval is met de Duitse markt.

b ) Behalve het verzoek om mededeling van de verzonden hoeveelheden van Sotralentz deelt BStG ook de precieze bevoorrading van de markt in Duitsland mede . Deze vermelding van de bevoorrading van de markt kan niet worden gerechtvaardigd en verklaard in het kader van een octrooilicentieovereenkomst . Volgens de Commissie kan een en ander slechts worden verklaard door het bestaan van een quotumregeling .

c ) Het octrooi van BStG voor de produktie van lijstmatten was reeds lang vóór dit tijdstip geëindigd . Op dit tijdstip bestond er dus ook geen meldings - en betalingsverplichting van Sotralentz ten opzichte van BStG .

( 146 )

Samenvattend kan worden vastgesteld dat uit deze uitwisseling van gegevens niet alleen het bestaan van een quotumovereenkomst tussen Sotralentz en BStG maar ook het streven van BStG blijkt om de invoer uit Frankrijk op de voet te volgen, zodat de te leveren hoeveelheden indien mogelijk niet op jaar - maar op maandbasis aan de vastgestelde quota konden worden aangepast . Deze wijze van berekening lag ook ten grondslag aan de kartelovereenkomst ( zie punt 127 ); daarvan wordt ook gewag gemaakt in verband met de invoer uit Italië in de brief van 24 oktober 1978 van Ferriere Nord ( Pittini ) en het "Fachverband Betonstahlmatten''(zie punt 133 ).

b ) Contacten en afspraken tussen producenten in Duitsland en Benelux

( 147 )

De afspraken tussen producenten in Duitsland en Benelux hebben betrekking op prijsregelingen en afspraken ter zake van quota . Met deze laatste afspraken werd beoogd de invoer door Benelux-producenten naar Duitsland te beperken, respectievelijk te reguleren . De prijsregelingen hadden betrekking op de eerbiediging van de op de Duitse markt geldende prijzen, die na de oprichting van het Structuurcrisiskartel aanzienlijk waren gestegen . Bij deze afspraken waren aan Duitse zijde ten minste de onderneming BStG en aan Benelux-zijde de ondernemingen TA ( bedrijf Roermond ), Boël/Trébos/TFE/FBC en Thibodraad betrokken . Deze afspraken moeten worden gezien in samenhang met de afspraken die op de Benelux-markt betrekking hadden ( zie de punten 78-125 ).

( 148 )

Het belang dat BStG heeft om buitenlandse invoer naar Duitsland te beperken, respectievelijk te reguleren, vindt ten aanzien van importen uit Nederland ook zijn uitdrukking in de twee, zich in het bezit van de Commissie bevindende leveringscontracten tussen BStG en Bouwstaal Roermond BV ( later Tréfilarbed Bouwstaal Roermond ), respectievelijk Arbed SA, afdeling Nederland, van 24 november 1976 en 22 maart 1982 ( de laatste met een als bijlage ondertekende nota van dezelfde datum ). Daarin belast BStG zich met de exclusieve afzet van een bepaalde jaarlijkse hoeveelheid betonstaalmatten uit het bedrijf Roermond in Duitsland tegen een volgens bepaalde criteria vast te stellen prijs ( alleenverkoopovereenkomst ). Bouwstaal Roermond, respectievelijk Arbed SA, afdeling Nederland, verplichten zich om gedurende de looptijd van deze contracten rechtstreeks noch onrechtstreeks naar Duitsland leveranties te doen plaatsvinden . Aangezien deze verplichting niet steeds werd nagekomen heeft BStG zich in de brief van 26 september 1979 aan Arbed SA, afdeling Nederland, beklaagd over leveranties naar Duitsland buiten weten van de BStG en tegen de contractuele afspraken, die bovendien "nog aanzienlijk beneden de haalbare marktprijs plaatsvonden ''.

( 149 )

In hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar hebben de ondernemingen BStG en Tréfilarbed beweerd dat het bij deze overeenkomsten uitsluitend zou gaan om een zich enkel en alleen binnen het concern afspelend gebeuren en wel op grond van het feit dat Arbed voor 25 % deelneemt in BStG ( de overige participanten zijn Thyssen Draht AG ( 34 %), Kloeckner Draht GmbH ( 33,5 %), Roesler Draht AG ( 7,499 %), zie ook punt 16 ). Zie met betrekking tot deze bewering deel II ( juridische beoordeling ), punt 178 .

( 150 )

Het streven naar invoercontrole dat in de alleenverkoopovereenkomst ( leveringsovereenkomst ) en in de bovengenoemde brief tot uitdrukking komt, moet ook worden bezien in samenhang met de algemene afspraak over prijzen en kwantitatieve beperkingen van de Belgisch/Nederlandse uitvoer naar Duitsland, waarvan het bestaan kan worden afgeleid uit het bovengenoemde telexbericht ( punt 92 ) van de heer

M . Mueller ( BStG-Fachverband Betonstahlmatten-Structuurcrisiskartel ) van 15 december 1983 aan Thibodraad betreffende de ontwikkeling van de interpenetratie tussen de landen België, Duitsland en Nederland .

In dit telexbericht klaagt de heer M . Mueller over de "toename in de grensoverschrijdende handel van België naar Duitsland, die gezien de nauwkeurige afstemming met Boël zeer duidelijk aan de tweede Belgische fabrikant moet worden toegeschreven ''. "Het gaat hierbij duidelijk niet om wederinvoer'', aldus de heer M . Mueller, want "die is met een paar vrachtauto's binnengekomen, maar reeds lang weer gestaakt ''.

Daaruit blijkt in de eerste plaats dat Boël/Trébos de gesloten kwantitatieve afspraak inzake de export naar Duitsland is nagekomen .

BStG heeft deze conclusie met de bewering bestreden dat Boël geen belang zou hebben bij invoer naar Duitsland, aangezien deze onderneming via haar Duitse dochter ( Drahtwerk Ebersbach ) bij de quotumregeling van het Structuurcrisiskartel was betrokken.

Daartegen kan evenwel worden aangevoerd dat de participatie van de Duitse dochteronderneming in het kartel Boël niet behoefde te hinderen bij verdere uitvoer naar Duitsland . Integendeel: het aandeel van de dochter werd door de kartelovereenkomst gegarandeerd . Door verdere uitvoer van Boël/Trébos naar Duitsland zou dit aandeel ten hoogste met een gering percentage worden verminderd, het grootste deel zou evenwel van de andere producenten worden afgenomen . De door BStG gegeven interpretatie van de zin "nauwkeurige afstemming met Boël'' is derhalve niet steekhoudend .

( 151 )

Verder blijkt uit het telexbericht van de heer M . Mueller dat wederinvoer van België naar Duitsland nauwkeurig werd gecontroleerd en ten slotte gestaakt .

( 152 )

Het streven van BStG en het "Fachverband'' naar beëindiging van de wederinvoer komt ook tot uiting in nog een brief van 27 april 1984 van de heer M . Mueller aan de heren Rimbeaux ( St Ingbert ) en Schuerr

( Tréfilarbed ). Daarin klaagt de heer M . Mueller over wederinvoer van betonstaalmatten van het bedrijf St Ingbert via Luxemburg naar Duitsland, "dit bovendien tegen lagere prijzen dan de kartelminimumprijzen ''. Deze gebeurtenissen werden door de heer Mueller gekarakteriseerd als "inbreuken op de dienaangaande gesloten duidelijke, ondubbelzinnige overeenkomsten naar aanleiding van soortgelijke voorvallen in het afgelopen jaar ''. De heer Mueller dreigt met passende maatregelen om dergelijke storingen te verhinderen .

Een van de middelen om de wederinvoer te verhinderen was de oplegging van geldboeten . Dit blijkt uit dezelfde brief waarin de heer M . Mueller verzoekt om mededeling en doorgave van de eventueel door de handelsfirma Socam wegens "wederinvoer bij vergissing naar Duitsland'' betaalde geldboeten .

In zijn antwoord op de mededeling van punten van bezwaar heeft de heer M . Mueller ( in zijn hoedanigheid van hoofdbestuurder van BStG ) de beëindiging van de wederinvoer en de vaststelling van geldboeten beschreven als maatregelen tegen schijninvoer ( met het oog op de verkrijging, respectievelijk niet-betaling van het in de kartelovereenkomst vastgestelde bedrag van 80 DM/ton; zie punt 127 ).

De Commissie stelt met betrekking tot deze argumentatie vast dat de door haar aangevochten bepalingen van artikel 5, lid 2 en artikel 7, lid 1, van de kartelovereenkomst ( zie de punten 127-130 ) daadwerkelijke gevolgen hadden voor de handel tussen de Lid-Staten . Deze feiten houden immers concrete gevallen van toepassing in van de in deze bepalingen vervatte vervalsingen van de mededinging . Uit de vermelding van de handelsfirma Socam blijkt trouwens ook dat deze beperkingen niet alleen betrekking hebben op leden van het kartel ( producenten ) maar ook op onafhankelijke handelsfirma's .

( 153 )

Bij de in het telexbericht van 15 december 1983 door de heer M . Mueller aan Thibodraad ( zie de punten 92 en 150 ) genoemde "tweede Belgische fabrikant'', die verantwoordelijk wordt geacht voor de toename van de invoer naar Duitsland, gaat het om TFE/FBC . Het is mogelijk dat TFE/FBC op dat tijdstip de globaal gesloten afspraken inzake de uitvoer naar Duitsland niet is nagekomen . Uit latere documenten blijkt echter de deelname van TFE/FBC aan prijsafspraken betreffende de markt in Duitsland en de nakoming van deze afspraken . Dit blijkt in de eerste plaats uit het telexbericht van de heer Peters aan TU van 11 januari 1984 over de bijeenkomst te Breda van 5 januari 1984 ( zie punt 95 ). Daarin staat dat de Belgische producenten ten overstaan van de vertegenwoordigers van BStG

verklaarden dat zij de prijzen van de Duitse markt in

acht namen . Deze verklaring van de twee Belgische producenten werd niet door de vertegenwoordigers van BStG in twijfel getrokken . Verschil van mening bestond er slechts ten aanzien van de wijze van berekening van de quota .

Zo wordt in een telexbericht van 17 april 1985 van de Duitse "Walzstahlvereinigung'' aan Cockerill-Sambre ( betreffende "leveringen aan Duitsland van Belgische bouwstaalmatten '') aan het adres van de CS-dochter TFE het verwijt gemaakt dat deze onderneming met een prijsaanbod van 770 DM/ton beneden het algemene prijsniveau in Duitsland ( 810 DM/ton ) blijft . Cockerill-Sambre wordt verzocht haar dochter TFE "opmerkzaam te maken op de positieve prijsontwikkeling op de Duitse markt en op een betere prijsdiscipline aan te dringen ''. Uit dit telexbericht blijkt dat er op hoger niveau voor de Duitse markt een prijsafspraak voor betonstaalmatten bestond, waaraan ook buitenlandse fabrikanten deelnamen, aangezien zij in het kader van de Internationale Walsdraadcommissie ter sprake kwam .

Het verwijt van prijsonderbieding op de markt van Duitsland werd door TFE/FBC van de hand gewezen . Op het blad van de tekst van het telexbericht van de "Walzstahlvereinigung'', dat bij FBC werd aangetroffen, staat met de hand het woord "fout'' (" faux '') geschreven .

Zoals overigens uit een interne nota van 24 april 1985 van de heer Debelle ( FBC ) aan de heer Wylemann ( adjunct-directeur van FBC ) over de betonstaalmattenvergadering die op dezelfde dag plaatsvond blijkt, heeft de Duitse vertegenwoordiger op deze vergadering, de heer Ruthotto, daar bevestigd dat "beide Belgische fabrikanten de bij de BStG gesloten prijsafspraken zorgvuldig nakwamen ''.

Voorts merkte de heer Debelle op :

"Bovendien heeft hij ( de heer Ruthotto ) persoonlijk de heer Libert ( TFE/FBC ) om 16.00 uur getelefoneerd om hem in kennis te stellen van deze verklaring gedurende de vergadering en bevestigd dat hij met de naleving van de prijzen in Duitsland tevreden is (. . .) Dit bericht is dus volkomen in strijd met het telexbericht ( van 14 . 4 . 1985 ) van de heer Huelsmann ( Walzstahlvereinigung ), waarin het prijsbeleid van Fontaine ( TFE/FBC ) werd bekritiseerd, aangezien daarin wordt verzekerd dat wij altijd tegen een basisprijs van 770 DM verkopen .''.

( 154 )

Hieruit kan worden afgeleid dat op initiatief en met deelneming van de BStG prijsafspraken met de Benelux-fabrikanten werden gemaakt, die betrekking hadden op de naleving van de in Duitsland ( nog ) geldende kartelminimumprijzen . De Commissie gaat ervan uit dat deze afspraken na de oprichting van het Structuurcrisiskartel ( begin juni 1983 ) te zamen met de afspraken ter zake van quota werden gemaakt . Deze afspra -

ken zijn mede door Boël ( Trébos ) en TFE/FBC gesloten en deze hebben zich daaraan gehouden, zoals de initiator van de afspraken, BStG, heeft verklaard en door TFE/FBC uitdrukkelijk met voldoening ter kennis werd genomen . Wel heeft TFE/FBC zich anders dan Trébos/Boël pas later, d.w.z . vanaf begin 1984, aan deze afspraken gehouden .

( 155 )

De Nederlandse fabrikant Thibodraad heeft zich aan bovengenoemde ( punt 150 ) afspraak inzake de beperking van de uitvoer naar Duitsland gehouden . Dit blijkt uit een telexberichtenwisseling tussen Thibodraad en handelaren in Duitsland, die tussen maart en september 1985 verscheidene bestellingen bij Thibodraad hebben gedaan en waaruit blijkt dat Thibodraad voor leveranties naar Duitsland niet veel belangstelling had .

Om niet op de bestellingen uit Duitsland te hoeven ingaan, heeft Thibodraad hetzij te hoge prijzen verlangd ( bron : telexbericht van 18 . 3 . 1985, van de firma Kleiner aan Thibodraad ) hetzij ontbrekende capaciteit aangevoerd als reden dat zij niet kon leveren ( bron : telexbericht van Thibodraad van 17 . 7 . 1985 aan GEFGS, van 20 . 8 . 1985 aan Kalt D, van 10 . 9 . 1985 aan Sid D, en van 17 . 9 . 1985 aan Kalt D ). Ten dele werd voor de onmogelijkheid om naar Duitsland te leveren het argument van grote binnenlandse bestellingen aangevoerd ( bron : telexbericht van 26 . 3 . 1985 aan de firma K . Kleiner ).

Dat het beweerde ontbreken van capaciteit slechts een verzinsel was, wordt bewezen door een ander telexbericht van 16 juli 1985 aan een Britse klant ( CALOND G ) waarin Thibodraad op diens bestelling een concreet aanbod doet . Deze telex bevestigt dat er in juli/augustus 1985 voldoende produktiecapaciteit beschikbaar was, zodat de ware reden om niet aan Duitsland te leveren, gelegen moet zijn in het bestaan van een afspraak met betrekking tot exportbeperkingen .

( 156 )

Het bestaan van een globale interpenetratieafspraak tussen Duitsland, België en Nederland blijkt ook uit het hierboven ( punten 92 en 150 ) genoemde telexbericht van de heer M . Mueller ( BStG ) aan Thibodraad . Een kopie daarvan heeft Thibodraad naar Tréfilarbed Gentbrugge doorgestuurd met het verzoek om een reactie, opdat daarop een gemeenschappelijk antwoord kan worden gegeven ( bron : brief van Thibodraad aan Tréfilarbed Gentbrugge van 16 . 12 . 1983 ).

Hoewel het telexbericht aan Thibodraad is gericht, wordt daarin alleen geklaagd over de toegenomen uitvoer door een Belgische fabrikant ( TFE/FBC ), hetgeen de conclusie wettigt dat de andere deelnemers van de "gesprekskring van Breda'' zich aan de afspraak hebben gehouden .

II . JURIDISCHE BEOORDELING

A . Artikel 85, lid 1

( 157 )

Volgens artikel 85, lid 1, van het Verdrag zijn met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar en verboden alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen, welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan - of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden, het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen, het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen .

( 158 )

De onder "de feiten'' beschreven overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen leveren een inbreuk op artikel 85, lid 1, van het Verdrag op .

De afzonderlijke inbreuken :

I . DE FRANSE MARKT

( 159 )

Het eerste complex van afspraken uit 1981/1982 tussen Franse producenten en producenten uit Italië, Duitsland en België,die van oudsher naar Frankrijk exporteerden, heeft de vaststelling van quota bij de invoer naar Frankrijk tot voorwerp en tot gevolg gehad . Deze kwantitatieve beperking van buitenlandse leveringen op de Franse markt maakte de totstandkoming van een prijsafspraak mogelijk; de op deze markt toegepaste prijzen werden op een hoger niveau vastgelegd, dat ver boven het gemiddelde van de prijzen in de overige landen van de Gemeenschap lag, zonder dat een stijging van de invoer heeft plaatsgehad die onder normale omstandigheden te verwachten zou zijn geweest .

Deze afspraken dienen derhalve te worden beschouwd als een quotum - en prijskartel dat de mededinging tussen de betrokkenen aanzienlijke heeft beperkt en vervalst en de handel tussen de Lid-Staten daadwerkelijk ongunstig heeft beïnvloed, aangezien het daarbij rechtstreeks ging om een regulering van de grensoverschrijdende goederenstromen .

Aan de afspraken van 1981/1982 namen de Franse ondernemingen TU, SMN, CCG, STPS en Sotralentz en ten minste de ondernemingen Ferriere Nord ( Pittini ), Martinelli en Ilro ( Italië ) TFE/FBC en Boël/Trébos ( België ) alsmede Tréfilarbed ( Duitsland/Benelux ) deel .

( 160 )

Het tweede complex overeenkomsten van 1983/1984 tussen Franse producenten en producenten uit Italië, Duitsland en België ( zie de punten 51 tot en met 76 ) heeft eveneens de concurrentie tussen de deelnemers beperkt en vervalst en de handel tussen Lid-Staten merkelijk ongunstig beïnvloed .

Met name het "protocole d'accord'' van oktober 1983 ( zie punt 60 e . v .) wordt door zijn volledigheid en gedetailleerde regeling van alle mogeljike aspecten gekenmerkt . Het omvatte quota, prijzen, toepassingsmodaliteiten, speciale gevallen en contractuele sancties . Bijgevolg had het een totale uitschakeling van de mededinging tussen de betrokkenen ten doel en grotendeels ook ten gevolge gehad ( zie punt 64 e . v .).

Aan dit complex van afspraken namen ten minste de Franse ondernemingen TU, SMN, CCG, STPS en Sotralentz deel, alsook de volgende buitenlandse ondernemingen : TFE/FBC en Boël/Trébos ( België ), Tréfilarbed ( Duitsland/Benelux ).

( 161 )

Speciale aandacht verdient daarbij de in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst toegepaste indirecte informatie-uitwisseling tussen de leden van Adets ( met inbegrip van de importeur TA ) inzake individuele leveranties op de Franse markt, die door Adets werden gecooerdineerd ( zie punt 64 ). Deze opstelling en verdeling van individuele leveringsdata vormt een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van de beginselen die werden ontwikkeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tegen ondernemingen uit de Europese suikerindustrie ( 9 ). Deze beginselen heeft de Commissie in het Zevende verslag over het mededingingsbeleid ( 1977 ), nrs . 5 tot en met 8, uitdrukkelijk tot de hare gemaakt . Dientengevolge levert het individueel verstrekken van data van afzonderlijke ondernemingen aan concurrenten inzake afgezette hoeveelheden een beperking en vervalsing van de mededinging op, die wegens de deelname van TA de handel tussen Lid-Staten ongunstig kon beïnvloeden .

( 162 )

In hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar hebben vooral de vertegenwoordigers van de Franse producenten naar voren gebracht dat de bovengenoemde afspraken van 1981/1982 en 1983/1984 moeten worden gezien in het kader van een beweerde herstructurering van de Franse industrie voor betonstaalmatten, die zeker zouden kunnen worden vergeleken met de in Duitsland door het Structuurcrisiskartel beoogde herstructurering .

Hierop moet evenwel worden geantwoord dat de overeenkomsten van 1981/1982 en van 1983/1984 geen bepaling ter zake van een herstructurering, inkrimping van capaciteiten of iets anders van dien aard bevatten, zoals dit in Duitsland bij het Structuurcrisiskartel het geval is geweest . De Commissie wijst derhalve dit argument van de hand .

Voorts beweerden de aan de afspraak deelnemende Belgische ondernemingen dat er met betrekking tot de afspraken van 1983/1984 tussen hen en de Franse producenten geen schriftelijke en door TFE/FBC en Boël/Trébos ondertekende afspraak bestond; het

bestaan van een dergelijke afspraak zou ook niet kunnen worden afgeleid uit het "protocole d'accord'' van oktober 1983 .

De Commissie kan deze argumentatie niet aanvaarden . Het bestaan van een overeenkomst dient niet uitsluitend te worden bewezen aan de hand van een ondertekend document . Overigens komen de door de betrokken onderneming in feite in de eerste negen maanden van het door het protocol bestreken tijdvak geleverde hoeveelheden nagenoeg overeen met de in het "protocole d'accord" genoemde getallen .

Ook de verwijzing van enige niet-Franse ondernemingen naar hun geringe aandeel in de Franse markt om te betwisten dat de handel tussen de Lid-Staten door hun eigen gedrag merkelijk zou zijn beïnvloed, houdt geen steek . De gevolgen van de deelneming aan de afspraken moeten niet voor elk der deelnemende ondernemingen afzonderlijk, maar in het ruimere kader van het geheel van afspraken van alle deelnemende ondernemingen worden beoordeeld, waarbij ook de voor de overige deelmarkten ( Benelux en Duitsland ) gemaakte afspraken in aanmerking moeten worden genomen . Gezien de over en weer aangegane verplichtingen met producenten op deze markten neemt ook het belang van de gedragingen van een betrekkelijk kleine deelnemer toe .

Uit het voorgaande blijkt dat artikel 85 van het Verdrag op alle deelnemende ondernemingen van toepassing is, indien een globale afspraak de handel tussen de Lid-Staten nadelig beïnvloedt .

II . DE BENELUX-MARKT

( 163 )

De afspraken inzake de gemeenschappelijke vaststelling van prijzen voor de verschillende typen betonstaalmatten, die op de vergaderingen in Breda en Bunnik ( zie de punten 84 tot en met 112 ) zijn gemaakt, hadden ten doel en grotendeels tot gevolg dat de mededinging tussen de betrokken fabrikanten op de Benelux-markt werd verhinderd, althans aanzienlijk beperkt .

( 164 )

In de vergaderingen te Breda en Bunnik zijn weliswaar geen quota-afspraken gemaakt ( daartoe strekkende voorstellen werden behandeld maar klaarblijkelijk niet verwezenlijkt ). Voor de voorbereiding van een quotumkartel werden evenwel aan concurrenten gegevens over de afzonderlijke ondernemingen medegedeeld; dit geldt met name voor de gegevens ter zake van exportcijfers van de kant van Tréfilunion en Boël/Trébos ( zie punt 85 ). Een dergelijk gedrag houdt volgens hetgeen hierboven werd uiteengezet ( punt 161 ) ook een inbreuk op artikel 85 van het Verdrag in .

( 165 )

Het feit dat de op deze vergadering gesloten prijsafspraken gezien hun aard niet bindend waren, verandert niets aan hun onrechtmatig karakter . De regelmaat waarmede de vergaderingen plaatsvonden en het

feit dat op elke vergadering nieuwe prijsafspraken, al

naar gelang van de ontwikkeling van de markt, werden gesloten, maken duidelijk dat tussen de deelnemers de principiële overeenstemming bestond om het gebeuren op de markt voortdurend te controleren . Met dit oogmerk stelden zij voor de normale mededinging een continue, bijna geïnstitutionaliseerde, samenwerking in de plaats .

( 166 )

De afgesproken prijzen werden ook grotendeels toegepast . Dit blijkt uit het feit dat in de volgende vergadering slechts af en toe en alleen aan bepaalde deelnemers het verwijt werd gemaakt dat zij de afgesproken prijzen niet hadden toegepast .

Ook het feit dat de afgesproken prijzen om conjuncturele redenen niet steeds werden gehaald, doet niet af aan de betekenis van de afspraken . De afgesproken prijzen werden, als doelprijzen, door de deelnemers gemeenschappelijk nagestreefd . De feitelijk tot stand gekomen prijzen lagen weliswaar dikwijls onder de nagestreefde doelprijzen, maar stellig boven die welke onder normale concurrentieomstandigheden ( dit is zonder de afspraken ) op de markt hadden kunnen worden behaald .

( 167 )

Wat de verwijzing door sommige deelnemers naar de oprichting van het Structuurcrisiskartel in Duitsland betreft ( zie punt 112 ) moet worden opgemerkt dat men reeds vóór 26 augustus 1982 ( zie punt 84 ), d.w.z . reeds lang vóór de oprichting van het Structuurcrisiskartel in Duitsland ( begin juni 1983, zie punt 126 ) met deze bijeenkomsten begonnen was . Het feit dat tijdens deze eerste bijeenkomst ook de voorgenomen oprichting van het Structuurcrisiskartel in Duitsland ter sprake kwam, kan in geen geval een rechtvaardiging zijn voor de getroffen prijsafspraken met het oog op een toekomstig, onzeker gevaar .

( 168 )

Ook de verwijzing door sommige niet-Benelux-producenten ( TU, BStG ) naar hun geringe aandeel in de Benelux-markt als argument om te betwisten dat de belemmering van de handel tussen de Lid-Staten door hun eigen gedrag merkbaar is ( zie punt 112 ), houdt volgens de Commissie geen steek, zoals reeds onder punt 162 met betrekking tot de Franse markt werd uiteengezet .

Aan de afspraken in Breda en Bunnik namen ten minste de volgende ondernemingen deel : Thibodraad, Tréfilarbed, Boël/Trébos, Frère-Bourgeois Commercial ( FBC ), Van Merksteijn, ZND, Tréfilunion ( TU ) en van de Duitse ondernemers tenminste BStG ( zie met betrekking tot BStG de punten 93 en 94 ).

( 169 )

Een groot aantal van de betrokkenen heeft aan de bijeenkomsten niet geregeld of niet vanaf het begin deelgenomen . Daarmee moet weliswaar ten aanzien

van deze betrokkenen als een verzachtende omstandigheid rekening worden gehouden, maar tegelijkertijd moet duidelijk worden vastgesteld dat louter de fysieke afwezigheid van een bepaalde bijeenkomst niet

zonder meer betekent dat de resultaten van deze vergadering niet door de afwezigen mede worden

gedragen . In het algemeen werden de afwezigen van de op de bijeenkomst gemaakte afspraken in kennis gesteld ( zie bij voorbeeld punt 100 ).

( 170 )

De op de bijeenkomsten in Breda en Bunnik gemaakte prijsafspraken konden de handel tussen Lid-Staten ongunstig beïnvloeden, aangezien het bij de betrokkenen ging om ondernemingen, respectievelijk groepen van ondernemingen, uit vijf Lid-Staten die op de Benelux-markt opereerden .

( 171 )

Speciale aandacht verdienen in dit verband de contacten en afspraken tussen Benelux-fabrikanten (" Gesprekskring van Breda '') enerzijds en de Duitse "Groep'' anderzijds ( zie punten 91 tot en met 96 ) en met name de in het telexbericht van 15 december 1983 van de heer M . Mueller aan Thibodraad ( zie punt 92 e.v .) uitgesproken bereidheid om de afspraken inzake leveranties naar Nederland/België na te leven en de overige leden van de Duitse "groep'' (" de kleine deserteurs '') "kort te houden'' respectievelijk hun "paal en perk te stellen'' en de exportcijfers van de betrokken Duitse producenten op de volgende bijeenkomst te Breda over te leggen . Het bestaan van een afspraak inzake kwantitatieve beperkingen van de Duitse uitvoer naar België/Nederland ( quotumafspraak ), dat daarin tot uitdrukking kwam, en de opgave van exportcijfers van individuele Duitse fabrikanten aan de Belgisch/Nederlandse "groep'' (" gesprekskring van Breda '') betekenen een ondubbelzinnige beperking en vervalsing van de mededinging tussen de betrokkenen, die de handel tussen Lid-Staten merkbaar ongunstig kan beïinvloeden .

De Commissie gaat ervan uit dat van Duitse zijde ten minste BStG en aan de zijde van de Benelux alle Benelux-ondernemingen aan de "gesprekskring van Breda'' deelnamen .

( 172 )

Het "gentlemen's agreement'' tussen Tréfilarbed en Thibodraad enerzijds, en Van Merksteijn anderzijds, op grond waarvan Van Merksteijn geen lijstmatten en Tréfilarbed ( Gent en Roermond ) en Thibodraad geen voorraadmatten mochten produceren ( zie punt 116 ), moet worden gekwalificeerd als een beperking van de mededinging tussen de betrokkenen die de handel tussen de Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden . Elk der partijen bij het "gentlemen's agreement'' ziet daardoor namelijk af van de produktie en verkoop van het aan de wederpartijen toegewezen produkt via het eigen distributienet, dat zich over verscheidene Lid-Staten uitstrekt en niet identiek is met het distributienet van de andere .

( 173 )

De ingevolge de bilaterale contacten tussen Tréfilarbed en Thibodraad gemaakte afspraken ( zie de punten 117-124 ) vormen concrete gevallen van toepassing

van de principiële overeenkomsten der beide ondernemingen die betrekking had op de uitwisseling van informatie over afgezette hoeveelheden met het oog op handhaving van de eigen markt, de intensieve gedachtenwisseling inzake verzoeken en offerten aan klanten, de toepassing van uniforme prijzen en een uniform prijzensysteem voor de verschillende typen van produkten . Deze principiële overeenkomst vormt het kader waarin de concreet aangetoonde prijsafspraken inzake lijstmatten en pasmatten werden gemaakt .

Deze afspraken hebben ten doel en ten gevolge gehad dat de mededinging tussen de betrokkenen grotendeels werd uitgeschakeld, respectievelijk aanzienlijk beperkt. Voorts konden zij de handel tussen de Lid-Staten ongunstig beïnvloeden, omdat beide ondernemingen grote exporttransacties uitvoeren en bovendien Tréfilarbed in verscheidene Lid-Staten vestigingen heeft .

III . DE DUITSE MARKT

( 174 )

De kartelovereenkomst, met name artikel 5, lid 2, en artikel 7, lid 1, beperkte niet alleen de mededinging tussen de leden van het kartel op de Duitse markt, maar vervalste tevens de mededinging binnen de Gemeenschap, aangezien zij op kunstmatige wijze de leveringsvoorwaarden van de Duitse producenten op de overige Europese markten en van buitenlandse producenten op de Duitse markt wijzigde . Deze overeenkomst kan derhalve de handel tussen Lid-Staten ongunstig beïnvloeden .

( 175 )

Deze bepalingen hadden bovendien ten doel of ten minste tot gevolg dat het Structuurcrisiskartel werd gebruikt als instrument voor het bereiken van bilaterale afspraken tussen Duitse producenten enerzijds en producenten uit andere Lid-Staten anderzijds . De vertegenwoordigers van de Duitse producenten ( met name BStG ) konden namelijk nu ook als vertegenwoordigers van de "Deutsche Kartellgemeinschaft'' bij contacten en onderhandelingen optreden en zich daarbij op de discipline van de meeste leden van het Duitse Structuurcrisiskartel verlaten ( zie bij voorbeeld punt 130 ), hetgeen de totstandkoming van globale interpenetratieafspraken vergemakkelijkte, zoals

eveneens door leidende vertegenwoordigers van de Duitse producenten is opgemerkt ( zie de punten 92 en 130 ).

Met deze bilaterale interpenetratieafspraken werd beoogd de Duitse markt af te schermen of althans ongecontroleerde invoer te verhinderen, opdat geen gevaar zou ontstaan voor de met de oprichting van het kartel nagestreefde doelstellingen ( vermindering van capaciteiten, vaststelling van leveringsquota en prijsverhoging ). Dit is door de kartelvertegenwoordigers zelf erkend ( zie punt 131 ).

In concreto :

( 176 )

De bij de bespreking op 7 juni 1985 tussen de heer

M . Mueller ( BStG-Fachverband Betonstahlmatten-Struktuurcrisiskartel ) en de heer Marie ( Tréfil -

union-Adets ) ( zie punten 135-143 ) gemaakte en nagekomen afspraken over het interpenetratiever -

keer tussen Duitsland en Frankrijk, vormen een beperking van de mededinging tussen Duitse en Franse producenten, die de handel tussen Lid-Staten ongungstig kan beïnvloeden .

( 177 )

Het bestaan van een quotumafspraak met betrekking tot de uitvoer van Sotralentz naar Duitsland, waarvan blijkt uit de uitwisseling van telexberichten tussen BStG en Sotralentz ( zie de punten 144-146 ), vormt eveneens een beperking van de mededinging tussen Sotralentz en ten minste BStG die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden . Ten minste betekent deze uitwisseling van informatie tussen Sotralentz en BStG een onderling afgestemde feitelijke gedraging, in de zin van de beginselen die door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het hierboven genoemde suikerarrest ( punt 161 ) werden ontwikkeld, die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden .

( 178 )

De alleenverkoopovereenkomsten tussen BStG en Bouwstaal Roermond ( later Tréfilarbed Roermond ), respectievelijk Arbed SA, afdeling Nederland, Roermond ( zie punt 148 ), op grond waarvan BStG de exclusieve afzet van betonstaalmatten van het bedrijf Roermond in Duitsland verkreeg, vormen een beperking van de mededinging tussen twee concurrerende ondernemingen uit twee Lid-Staten, die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden . Het argument van BStG en TA dat het daarbij uitsluitend zou gaan om een zich binnen het concern afspelend gebeuren ( zie punt 149 ) wijst de Commissie van de hand . Een deelneming van enkel en alleen 25,001 % roept, gezien de belangrijkere deelneming door andere vennoten ( Thyssen 34 % en Kloeckner 33,5 %), nog geen moeder - en dochterverhouding in het leven, waardoor elke concurrentiebeperkende afspraak tussen deze ondernemingen niet zou worden beschouwd als vallende onder artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag .

( 179 )

De onderlinge afstemming tussen ten minste BStG en Boël/Trébos over de omvang van de export van Boël/Trébos naar Duitsland ( quotumafspraak ), die kan worden afgeleid uit het telexbericht van 15 december 1983 van de heer M. Mueller aan Thibodraad ( zie punt 150 ) vormt een beperking van de mededinging tussen Boël/Trébos enerzijds en Duitse producenten anderzijds die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden .

( 180 )

Hetzelfde geldt voor de overeengekomen stopzetting van wederinvoer van betonstaalmatten uit het bedrijf St Ingbert via Luxemburg naar Duitsland ( zie punt 152 ) respectievelijk voor de wederinvoer van België naar Duitsland die eveneens in het bovengenoemde telexbericht wordt genoemd ( zie punt 151 ).

( 181 )

De prijsafspraken tussen de beide Belgische producenten Boël/Trébos en TFE/FBC enerzijds en ten minste BStG anderzijds betreffende de Duitse markt ( zie de punten 152-154 ) vormen eveneens een beperking van de mededinging tussen de betrokkenen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden .

( 182 )

Het omvangrijke afsprakencomplex tussen ten minste BStG aan Duitse zijde en de Belgisch/Nederlandse producenten (" gesprekskring van Breda '') anderzijds vormde, zoals uit de punten 147 tot en met 156 blijkt, het kader waarin en de achtergrond waartegen het gedrag van de in deze punten genoemde ondernemingen moet worden beoordeeld . Dit complex van concurrentiebeperkende afspraken heeft de mededinging tussen Duitse en Belgisch/Nederlandse fabrikanten op de Duitse markt sterk beperkt en vervalst en de handel tussen Lid-Staten ongunstig beïnvloed .

( 183 )

De omvang van deze ongunstige beïnvloeding treedt duidelijk naar voren wanneer men bedenkt dat bij de afspraken inzake importquota en prijzen op de Duitse markt bijna alle Belgisch/Nederlandse producenten waren betrokken en dat overigens de afspraken op wederkerigheid berustten . Want ook aan Duitse zijde is ten minste de grootste Duitse producent, BStG ( zie de punten 93, 94 en 171 ), een soortgelijke verplichting met betrekking tot de uitvoer naar België/Nederland aangegaan .

B . Artikel 85, lid 3

( 184 )

Volgens artikel 85, lid 3, van het Verdrag kan artikel 85, lid 1, buiten toepassing worden verklaard :

  • voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen;
  • voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemingsverenigingen en
  • voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen die bijdragen tot verbetering van de produktie, of van de verdeling der produkten of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a ) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen onmisbaar zijn;

b ) de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen .

( 185 )

Om in het genot te komen van de vrijstelling overeenkomstig artikel 85, lid 3, moeten overeenkomsten, besluiten en gedragingen van de aangegeven aard echter overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening nr . 17 bij de Commissie zijn aangemeld, tenzij de aanmeldingsplicht krachtens artikel 4, lid 2, van deze verordening vervalt .

( 186 )

In dit geval waren de betrokken overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet bij de Commissie aangemeld, en vallen zij ook niet onder de in artikel 4, lid 2, van Verordening nr . 17 vervatte uitzonderingsbepaling .

( 187 )

Ook al waren de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen naar behoren aangemeld, dan nog zouden zij niet voor een vrijstelling overeenkomstig artikel 85, lid 3, in aanmerking komen, gezien de zwaarte der inbreuken ( prijs - en/of quotaregelingen, bescherming van de betrokken deelmarkten tegen invoer, marktverdeling ) en het aantal en de betekenis van de betrokkenen, hetgeen tot een potentiële of feitelijke uitschakeling van de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten ( betonstaalmatten ) heeft geleid . Dit alles is in strijd met de fundamentele beginselen van de gemeenschappelijke markt .

C . Verordeningen nr . 67/67/EEG en ( EEG )

nr . 1983/83

( 188 )

In het kader van de Verordeningen nr . 67/67/EEG van de Commissie ( 10 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3577/82 (11 ), en ( EEG ) nr . 1983/83 van de Commissie ( 12 ) zijn alleenverkoopovereenkomsten onder de daar genoemde voorwaarden generiek van het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vrijgesteld . Voor de overeenkomsten die vóór 1 juli 1983 in werking zijn getreden en voldoen aan de voorwaarden van Verordening nr . 67 /67/EEG, geldt deze verordening overeenkomstig artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 1983/83 tot en met 31 december 1986 .

( 189)

De alleenverkoopovereenkomsten tussen BStG en Bouwstaal Roermond ( later Tréfilarbed Roermond ), respectievelijk Arbed SA, afdeling Nederland ( zie de punten 148 en 178 ), voldoen niet aan de voorwaarden van Verordening nr . 67/67/EEG, althans niet sinds het bestaan van de afspraken inzake het interpenetratieverkeer tussen Duitsland en Benelux . Sinds dit tijdstip moeten de overeenkomsten worden beschouwd als een deel van een globale marktverdelingsafspraak waaraan meer dan twee ondernemingen deelnemen, en waarop Verordening nr . 67/67/EEG niet van toepassing is ( artikel 1, in samenhang met artikel 8 van Verordening nr . 67/67/EEG ).

D . Verordeningen ( EEG ) nr . 2779/72, ( EEG )

nr . 3604/82 en ( EEG ) nr . 417/85

( 190 )

In het kader van de Verordeningen ( EEG ) nr . 2779 /

72 ( 13 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2903/77 ( 14 ), ( EEG ) nr . 3604/82 ( 15 ) en ( EEG ) nr . 417/85 ( 16 ) van de Commissie zijn specialisatieovereenkomsten onder de daarin genoemde voorwaarden generiek van het verbod van artikel 85, lid 1, vrijgesteld . Overeenkomstig artikel 7 van de Verordeningen ( EEG ) nr . 2779/72 en ( EEG ) nr . 3604/82, respectievelijk artikel 9 van Verordening ( EEG ) nr . 417/85, zijn de bepalingen van deze verordeningen van overeenkomstige toepassing op onderling afgestemde feitelijke gedragingen .

( 191 )

Het "gentlemen's agreement'' tussen Tréfilarbed en Thibodraad enerzijds en Van Merksteijn anderzijds, krachtens hetwelk Van Merksteijn geen lijstmatten en Tréfilarbed ( Gent en Roermond ) en Thibodraad geen voorraadmatten mogen produceren ( zie punten 116 en 172 ), kan niet als een overeenkomst, respectievelijk afgestemde feitelijke gedraging inzake een specialisatie worden beschouwd die voor vrijstelling in aanmerking komt, omdat de gezamenlijke omzet van alle betrokken ondernemingen, met inbegrip van de concernomzetten van Arbed en Hoogovens ( zie artikel 4 van Verordening ( EEG ) nr . 2779/72, artikel 4, lid 3, en artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 3604/82 en de artikelen 6 en 7 van Verordening ( EEG ) nr . 417/85 ), de in artikel 3 van de gedurende de looptijd van de afspraak geldende verordening vastgestelde maximumgrens van 150, 300 respectievelijk 500 miljoen ecu overschrijdt .

E . Artikel 15, lid 2, van Verordening nr . 17

( 192 )

Volgens artikel 15, lid 2, van Verordening nr . 17 kan de Commissie bij beschikking aan ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste duizend en ten hoogste één miljoen ecu, of tot een bedrag van ten hoogste tien procent van de omzet van elk der betrokken ondernemingen in het voorafgaande boekjaar, indien bedoeld bedrag hoger is dan één miljoen rekeneenheden, wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk maken op artikel 85, lid 1, van het Verdrag . Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet alleen rekening gehouden met de zwaarte maar ook met de duur van de inbreuk .

( 193 )

De in deel I onder D ( punt 11 ) van deze beschikking genoemde ondernemingen hebben alle aan een of meer van de in deel I onder J en deel II onder A behandelde overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen deelgenomen; zij hebben derhalve inbreuk gemaakt op artikel 85, lid 1 .

( 194 )

In de Europese industrie voor betonstaalmatten hebben ten dele belangrijke herstructureringen plaatsge -

vonden, die samenhangen met de algemene herstruc -

turering in de staalindustrie waaraan de Commissie haar steun heeft verleend .

Naar aanleiding van dit feit rijst in verband met de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag op ondernemingen de vraag of een thans bestaande onderneming na deze herstructurering aansprakelijk kan worden gesteld voor de deelneming van een rechtsvoorganger aan afspraken die in strijd zijn met het mededingingsrecht .

Het begrip onderneming overeenkomstig de mededingingsvoorschriften van het Verdrag valt niet noodzakelijkerwijze samen met het begrip rechtspersoon dat in het nationale recht wordt gehanteerd . Het begrip "onderneming'' wordt niet in het Verdrag gedefinieerd, maar kan betrekking hebben op elke eenheid die zich met commerciële activiteiten bezighoudt en kan bij grote industriële concerns, afhankelijk van de omstandigheden, doelen op zowel een moeder - als een dochteronderneming als op de eenheid die door de moeder - en dochterondernemingen te zamen wordt gevormd .

In het geval waarin een onderneming een reorganisatie heeft ondergaan dan wel zich van zijn betonstaalmattenactiviteiten heeft ontdaan, komt het in hoofdzaak erop aan :

ii ) vast te stellen welke onderneming de inbreuk heeft begaan;

ii ) uit te maken of die onderneming in haar fundamentele vorm nog bestaat dan wel is ontbonden .

Voor de beantwoording van de vraag naar de identiteit van een onderneming is uitsluitend het Gemeenschapsrecht bepalend en zijn organisatorische veranderingen in de zin van de nationale vennootschapswetgevingen niet van doorslaggevend belang .

Zo is het irrelevant dat een onderneming haar betonstaalmattenactiviteiten heeft verkocht aan een andere onderneming; de koper wordt hierdoor niet aansprakelijk voor de deelneming van de verkoper aan de afspraak . Indien de onderneming die de inbreuk heeft begaan, blijft bestaan, dan blijft zij - ongeacht de overdracht - aansprakelijk . Wanneer aan de andere kant de inbreukmakende onderneming zelf door een andere producent wordt overgenomen, dan zal haar aansprakelijkheid wellicht mee over gaan en moeten worden gedragen door de nieuwe of door fusie ontstane eenheid .

Niet behoeft te worden aangetoond dat de overnemer de onwettige gedraging heeft voortgezet of dat hij zich deze eigen heeft gemaakt . De bepalende factor is of er een functionele en economische continuïteit bestaat tussen de oorspronkelijke inbreukmaker en de onderneming waarin hij is opgegaan .

Alhoewel het begrip "onderneming'' als subject van de communautaire mededingingsregels niet door het vennootschapsrecht wordt bepaald, is het voor het opleggen van dwangmaatregelen toch steeds noodzakelijk een rechtspersoonlijkheid bezittende eenheid aan te wijzen . Het innen van een krachtens artikel 192 van het Verdrag opgelegde boete zou aanleiding

kunnen geven tot aanzienlijke moeilijkheden indien de beschikking niet tot een rechtspersoonlijkheid bezit -

tende eenheid zou worden gericht . Ten aanzien van een groot industrieel concern is het dan ook normaal dat elke beschikking wordt gericht tot de houdstermaatschappij of "hoofdvennootschap'' van het concern, al bestaat de ondereming zelf uit de eenheid die door de moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen te zamen wordt gevormd .

( 195 )

Op grond van de hierboven uiteengezette beginselen ontstaan er voor enige van de aan de afspraak deelnemende ondernemingen de volgende consequenties :

a ) de naam van de onderneming CCG werd in 1983 veranderd in Tecnor . Tecnor heeft op haar beurt in 1987 de onderneming Tréfilunion ( Tréfilunion I ) overgenomen terwijl haar naam vervolgens werd veranderd in Tréfilunion ( Tréfilunion II ). Zodoende moet Tréfilunion II worden beschouwd als rechtsopvolger van Tréfilunion I en van CCG, respectievelijk Tecnor;

b )

SMN heeft aan het einde van het eerste kwartaal 1984 haar betonstaalmattenactiviteiten gestaakt maar bestaat verder als onderneming en wordt derhalve aansprakelijk gesteld voor de handelingen die zij tot dat tijdstip heeft verricht;

c )

STPS werd in 1987 een dochteronderneming van Acor, een dochteronderneming van Usinor-Sacilor ( holding ). Op grond van het feit dat STPS ondanks de wijzigingen in de eigendomsverhoudingen verder als zelfstandige onderneming is blijven voortbestaan, wordt deze onderneming zelf aansprakelijk gesteld voor de handelingen die zij gedurende de relevante periode heeft begaan . Daarentegen kan Acor, die de betonstaalmatten -

activiteiten van Tréfilunion heeft overgenomen, niet voor handelingen van Tréfilunion aansprakelijk worden gesteld;

d )

Tréfilarbed SA werd op 1 augustus 1984 omgezet in Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l. Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken wordt dus als rechtsopvolger van Tréfilarbed SA beschouwd en voor de handelingen van laatstgenoemde onderneming, alsook voor haar eigen handelingen, die na dit tijdstip werden begaan, aansprakelijk gesteld . Dit laatste geldt in het bijzonder voor de deelneming aan de afspraken betreffende de Beneluxmarkt, die gedurende de bijeenkomsten in Breda en Bunnik werden gemaakt ( zie punt 80 e.v .), alsook voor de afspraken tussen Bouwstaal Roermond ( later Tréfilarbed Roermond, respectievelijk Arbed SA, afdeling Nederland ) en BStG ( zie de punten 148 en 178 ). Tot de handelingen waarvoor Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l aansprakelijk wordt gesteld, behoren ook de handelingen van haar dochtervennootschappen in Frankrijk, België en Luxemburg . Tréfilarbed SA, respectievelijk Tréfil -

arbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l ., moet immers worden beschouwd als een onderneming die met deze dochtervennootschappen een eenheid vormt . Derhalve dient de beschikking tot Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l . te worden gericht;

e )

de naam van FBC werd op 1 april 1986 gewijzigd in Steelinter SA . Steelinter wordt derhalve aansprakelijk gesteld voor de handelingen van FBC alsook voor de handelingen van de tot dezelfde groep ( Cockerill-Sambre ) behorende onderneming TFE; TFE is immers een zuivere produktie-eenheid zonder eigen handelsactiviteiten, waarvan de produktie door FBC gedurende de relevante periode op de markt werd gebracht ( zie punt 14, onder 1 en 2 );

f )

de onderneming NV Usines Gustave Boël, afdeling Trébos, is een afdeling van de vennootschap NV Usines Gustave Boël, die geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft . Daarom acht de Commissie het juist de beschikking te richten tot de vennootschap NV Usines Gustave Boël waarvan Trébos een afdeling uitmaakt;

g )

Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV, Beek en Donk ( Thibodraad ) werd op 1 januari 1987 in twee, eveneens tot de Hoogovensgroep behorende vennootschappen gesplitst, namelijk Thibo Draad BV en Thibo Bouwstaal BV ( zie punt 15, onder 1 ). Na de splitsing heeft Thibo Bouwstaal BV de betonstaalmattenactiviteiten overgenomen en ook tijdens de administratieve procedure stelling genomen ten aanzien van de door de Commissie ten opzichte van de oorspronkelijke onderneming Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV naar voren gebrachte bezwaren . Derhalve dient Thibo Bouwstaal BV in zoverre als rechtsopvolger van Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV te worden beschouwd en wordt zij voor de handelingen van deze onderneming aansprakelijk gesteld .

( 196 )

Volgens Verordening ( EEG ) nr . 2988/74 van de Raad ( 17 ) verjaart de bevoegdheid van de Commissie om op grond van inbreuken van de in deze beschikking bedoelde aard, geldboeten of dwangsommen op te leggen na vijf jaar . De verjaring vangt aan op de dag waarop de inbreuk is gepleegd . Bij voortdurende of voortgezette inbreuken vangt de verjaring echter eerst aan op de dag waarop de inbreuk is beëindigd .

Volgens artikel 2 van deze verordening wordt de verjaring gestuit door iedere handeling die door de Commissie tot onderzoek of vervolging van de inbreuk wordt verricht . Na iedere stuiting begint de verjaring opnieuw te lopen .

In de onderhavige zaak werd de verjaring ten aanzien van alle tussen 6 november 1980 en 6 november 1985 gepleegde inbreuken gestuit met name door verificaties die op 6 november 1985 door personeelsleden van de Commissie krachtens een beschikking op grond van artikel 14, lid 3, van Verordening nr . 17 werden verricht .

De onder punt 79 genoemde inbreuken ( prijsafspraak ) van 27 mei 1980 werden sedert 26 augustus

1982 ( het begin van de regelmatige bijeenkomsten te Breda en Bunnik, zie punt 80 e.v .) herhaald. Bij deze inbreuken is dus geen verjaringstermijn beginnen te lopen .

( 197 )

De deelnemers aan de voor deze zaak relevante afspraken hebben opzettelijk inbreuk gemaakt op artikel 85, lid 1 . Dit blijkt uit het feit dat de meeste der betrokkenen hetzij de contacten met de concurrenten hebben ontkend, hetzij het eigenlijke doel van hun contacten, respectievelijk de werkelijke inhoud van hun afspraken hebben verzwegen .

Veel van de documenten die betrekking hebben op deze afspraken, zijn door de ondernemingen als "vertrouwelijk'' aangeduid en behandeld . Ook van de meeste bijeenkomsten zijn geen officiële notulen gemaakt, hoewel gedurende deze bijeenkomsten ( bij voorbeeld die in Breda en Bunnik ) gedetailleerde prijsafspraken werden gemaakt .

De Commissie heeft derhalve de meeste bewijzen verkregen door de uitoefening van haar bevoegdheden op grond van artikel 14, lid 3, van Verordening nr . 17 .

( 198 )

Over de zwaarte en de duur van de in hun verschillende vormen in deel II onder A genoemde inbreuken moet worden opgemerkt dat zij van verschillende duur en uiteenlopende intensiteit waren, maar dat praktisch over een langere periode, die ten minste vijf jaar tot november 1985 bestrijkt, voortdurend op een verschillende manier en wijze werd getracht een van de hoofddoelstellingen van het Verdrag, namelijk de schepping van een gemeenschappelijke markt, door ingrepen in de prijsmechanismen, beperkingen van de wederzijdse marktpenetratie, kwantitatieve beperkingen en marktverdelingen te verijdelen . Nagenoeg alle grote producenten uit de zes oorspronkelijke Lid-Staten namen aan de afspraken deel, hetgeen ertoe heeft bijgedragen deze nog effectiever te doen zijn .

( 199 )

Gezien deze omstandigheden is de Commissie van mening dat het bij deze overtredingen gaat om ernstige inbreuken, zodat geldboeten moeten worden opgelegd .

Bij de bepaling van de grootte van deze geldboeten werd rekening gehouden met de economische betekenis van de betrokken industrietak en van de overtredingen .

De economische betekenis van de overtredingen werd in het licht van het feit beoordeeld dat deze in de zes betrokken Lid-Staten gedurende de volledige periode van 1981 tot 1985 rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgen voor de prijzen hebben gehad . Onder normale omstandigheden zouden dus hoge geldboeten op hun plaats zijn .

( 200 )

Er werd evenwel rekening gehouden met het feit dat de situatie van de vraag naar en het aanbod van betonstaalmatten gedurende de referentieperiode fundamentele wijzigingen heeft ondergaan en de overeenge -

komen prijzen en hoeveelheden door partijen in enige gevallen niet werden gerespecteerd . Deze twee facto -

ren zullen in een bepaalde omvang een matigende invloed op de rechtstreekse economische gevolgen van de inbreuken hebben gehad .

( 201 )

Verder werd rekening gehouden met het feit dat de prijs voor betonstaalmatten voor 75 tot 80 % afhankelijk is van de prijs voor walsdraad ( EGKS-halffabrikaat ), voor welk produkt gedurende de volledige referentieperiode produktiequota golden, die door de Commissie als onderdeel van haar beleid ter bestrijding van de structuurcrisis in de staalindustrie op de grondslag van artikel 58 van het EGKS-Verdrag ambtshalve waren opgelegd . De sector van de betonstaalmatten was eveneens getroffen door een structurele achteruitgang van de vraag en overtollige produktiecapaciteiten, die tijdens de referentieperiode bovendien met conjuncturele schommelingen op de markt gepaard gingen . In de sector van de betonstaalmatten is de rentabiliteit in de regel onbevredigend .

( 202 )

Ook werd rekening gehouden met de wisselwerking tussen betonstaalmatten en betonstaafstaal . Betonstaafstaal is een EGKS-produkt, waarop de "crisismaatregelen'' van de Commissie voor de staalindustrie tijdens de referentieperiode eveneens van toepassing waren . Zoals in deel I, letter A, punt 1, werd uiteengezet, zijn in vergelijking met betonstaafstaal aan betonstaalmatten bepaalde kostenvoordelen verbonden, zodat hiervoor een hogere prijs kan worden verlangd . Betonstaalmatten kunnen het betonstaafstaal evenwel niet volledig vervangen . Er bestaat evenwel een economische grens voor het prijsverschil dat tussen beide produkten kan bestaan . Hierdoor wordt de marge voor prijsverhogingen die door een prijskartel in deze sector zouden kunnen worden verwezenlijkt, versmald .

( 203 )

Bij de vaststelling van de afzonderlijke geldboeten heeft de Commissie rekening gehouden met de omvang en de duur van de medewerking van de betrokken ondernemingen en met hun financiële en economische situatie .

( 204 )

Als verzachtende omstandigheid heeft de Commissie rekening gebouden met het feit dat sommige ondernemingen die oorspronkelijk aan de verboden afspraken deelnamen, zich hebben teruggetrokken en zodoende de doeltreffendheid daarvan hebben verminderd . Voorts heeft een onderneming de Commissie bij haar onderzoek ondersteund .

( 205 )

De Commissie heeft ook rekening gehouden met de beslissing van de Franse autoriteiten van 4 september 1985 waarmede aan enige van de betrokken ondernemingen geldboeten werden opgelegd wegens een inbreuk door dezelfde handelingen op de Franse wetgeving op het stuk van de mededinging ( artikel 50, Ordonnance 45-1483 ). Deze geldboeten bedroegen 1 520 000 Ffr . voor de bij dit geval betrokken ondernemingen . Deze beschikking had vooral betrekking op de afspraken 1981/1982 en 1983/1984 die de Franse markt betroffen . De onderhavige beschikking betreft de algemene gevolgen van deze afspraken en in het bijzonder die voor de handel daarvan tussen de Lid-Staten . De ambtenaren van de Commissie hebben bij hun onderzoek belangrijk bewijsmateriaal met

betrekking tot deze overeenkomsten vooral met het oog op de deelneming van ondernemingen uit andere Lid-Staten aan het licht gebracht . Bij de vaststelling van de hoogte van de vast te stellen geldboeten heeft de Commissie evenwel rekening gehouden met de reeds door de Franse autoriteiten opgelegde boeten, aangezien de door de Franse autoriteiten vastgestelde inbreuken binnen het organisatorische kader van deze afspraken waren begaan ( zie HvJEG, arrest van 13 . 2 . 1969, zaak 14/68, Walt Wilhelm en anderen tegen Bundeskartellamt, Jurispr . 1969, blz . 1, en in het bijzonder blz . 15 ).

( 206 )

De Commissie heeft bovendien rekening gehouden met het feit dat het BKartA op 31 mei 1983 goedkeuring heeft verleend aan de vorming van een Structuurcrisiskartel van de Duitse producenten van betonstaalmatten, dat in juni 1988 werd beëindigd nadat het eenmaal was verlengd . Ten aanzien van enige bepalingen van de kartelovereenkomst werden door de Commissie bezwaren gemaakt; na gesprekken tussen de Commissie, het BkartA en leidende persoonlijkheden van het Structuurcrisiskartel werden wijzigingen in de overeenkomst aangebracht . Het bestaan van dit goedgekeurde kartel was voor de partijen in andere Lid -Staten evenwel aanleiding om van hun kant te trachten maatregelen voor hun bescherming te nemen . Deze situatie kan geen rechtvaardiging voor deze onrechtmatige maatregelen vormen maar wel als een verzachtende omstandigheid gelden . Anderzijds kan de bestaande goedkeuring van het BKartA geen legitimatie zijn voor de gebruikmaking van een kartel voor de afscherming van de Duitse markt tegen concurrentie uit andere Lid-Staten met maatregelen die in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht .

( 207 )

Met betrekking tot de drie ondernemersverenigingen STA, Adets en Fachverband Betonstahlmatten is de Commissie van mening dat het beschikbare bewijsmateriaal belangrijke aanknopingspunten bevat voor de betrokkenheid van deze organisaties bij met het Verdrag strijdige afspraken; gezien het feit evenwel dat de leidende personen van deze organisaties tevens tot de leiding van de respectieve belangrijkste ledenondernemingen van de desbetreffende verenigingen behoorden, wil de Commissie geen definitieve gevolgtrekking maken met betrekking tot een betrokkenheid van deze organisaties bij de afspraken . De Commissie constateert dat de hoofdrol bij de totstandkoming van deze afspraken door de belangrijkste leden-ondernemingen van deze verenigingen werd gespeeld . De verenigingen werden door deze leden-ondernemingen gebruikt om aan deze afspraken meer kracht bij te zetten en daaraan een zo breed mogelijk effect te geven . Zonder de initiatieven en de actieve medewerking van de leidende personen van deze leden-ondernemingen, die ook in hun respectieve verenigingen leidende posities innamen en belangrijke functies vervulden, zouden deze afspraken niet mogelijk zijn geweest . Onder deze omstandigheden acht de Commissie het passend dat in vergelijking met de overige leden-ondernemingen aan de leidende leden-ondernemingen hogere geldboeten worden opgelegd, waarbij de betrokken ondernemersverenigingen buiten beschouwing worden gelaten .

( 208 )

Gezien de in de punten 199 tot en met 207 weergegeven overwegingen is de Commissie van mening dat de doelstellingen van de Gemeenschap niet zouden zijn gediend met de vaststelling van zeer hoge geldboeten . Zij acht het derhalve dienstig om de geldboeten overeenkomstig de in artikel 3 van deze beschikking vastgestelde omvang vast te stellen op een bedrag dat aanzienlijk lager ligt dan hetgeen onder normale omstandigheden als geldboete zou zijn gerechtvaardigd .

F . Beeindiging van inbreuken

( 209 )

Volgens artikel 3, lid 1, van Verordening nr . 17 kan de Commissie, indien zij een inbreuk op artikel 85 van het Verdrag vaststelt, de betrokken ondernemingen bij beschikking verplichten aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken .

( 210 )

In het onderhavige geval waren veel van de afspraken tot de dag van het begin van de verificaties, dus op 6 november 1985, van kracht . Dat geldt met name voor de geregelde bijeenkomsten van de op de Benelux-markt actieve producenten in Breda en Bunnik en voor het bestaan van interpenetratieafspraken tussen de verschillende deelmarkten . Het is niet zeker dat alle betrokken ondernemingen de in deel II van deze beschikking vastgestelde inbreuken hebben beëindigd . Derhalve acht de Commissie het noodzakelijk om op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening nr . 17 de afspraken officieel te verbieden . Bovendien moet het de deelnemers worden verboden in de toekomst afspraken met soortgelijke gevolgen te maken . Daarnaast moet de deelnemers alle verdere maatregelen worden verboden die tot gevolg hebben dat het individuele marktgedrag van de verscheidene ondernemingen wordt bepaald .

Wat de bepalingen van artikel 5, lid 2, en artikel 7, lid 1, van de crisiskartelovereenkomst tussen de Duitse producenten van betonstaalmatten van 22 december 1982 betreft ( zie de punten 127-129 en 174 ), kan worden opgemerkt, dat deze bepalingen na ingrijpen van de Commissiediensten werden gewijzigd, en dat bovendien het gehele kartel intussen is opgeheven . De Commissie heeft zich ertoe beperkt in punt 174 vast te stellen dat genoemde bepalingen niet met artikel 85, lid 1, van het Verdrag verenigbaar zijn,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1 Tréfilunion SA, Société métallurgique de Normandie ( SMN ), CCG ( Tecnor ), Société de treillis et panneaux soudés ( STPS ), Sotralentz SA, Tréfilarbed SA, respectievelijk Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l ., Tréfileries de Fontaine-l'Évêque, Frère -Bourgeois Commerciale SA ( thans Steelinter SA ), NV Usines Gustave Boël, afdeling Trébos, Thibo Draad - en Bouwstaalprodukten BV ( thans Thibo Bouwstaal BV ), Van Merksteijn Staalbouw BV, ZND

Bouwstaal BV, Baustahlgewebe GmbH, Ilro SpA, Ferriere

Nord SpA ( Pittini ) en GB Martinelli fu GB Metallurgica SpA hebben inbreuk gemaakt op artikel 85, lid 1, van het Verdrag door in de periode van 27 mei 1980 tot 5 november 1985 in een of meer gevallen deel te nemen aan een of meer overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen ( afspraken ) die bestonden uit het bepalen van verkoopprijzen, het beperken van de afzet, de verdeling van de markten, alsmede uit maatregelen voor de toepassing van deze afspraken en voor de controle daarop .

Artikel 2 De in artikel 1 genoemde ondernemingen die nog steeds actief zijn in de betonstaalmattensector in de Gemeenschap, moeten de genoemde inbreuken onverwijld beëindigen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, en zich voortaan met betrekking tot hun betonstaalmattenactiviteiten onthouden van overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die hetzelfde of een soortgelijk doel beogen of tot gevolg hebben .

Artikel 3 Aan de in deze beschikking genoemde ondernemingen worden wegens de in artikel 1 vastgestelde inbreuken de volgende geldboeten opgelegd :

1 . Tréfilunion SA ( TU ): een geldboete van 1 375 000 ecu;

2 . Société métallurgique de Normandie ( SMN ): een geldboete van 50 000 ecu;

3 . Société des treillis et panneaux soudés ( STPS ): een geldboete van 150 000 ecu;

4 . Sotralentz SA : een geldboete van 228 000 ecu;

5 . Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l .: een geldboete van 1 143 000 ecu;

  • 6. 
    Steelinter SA : een geldboete van 315 000 ecu;

7 . NV Usines Gustave Boël, afdeling Trébos : een geldboete van 550 000 ecu;

8 . Thibo Bouwstaal BV : een geldboete van 420 000 ecu;

9 . Van Merksteijn Staalbouw BV : een geldboete van 375 000 ecu;

10 . ZND Bouwstaal BV : een geldboete van 42 000 ecu;

11 . Baustahlgewebe GmbH ( BStG ): een geldboete van 4 500 000 ecu;

12 . Ilro SpA : een geldboete van 13 000 ecu;

13 . Ferriere Nord SpA ( Pittini ): een geldboete van 320 000 ecu;

14 . GB Martinelli fu GB Metallurgica SpA : een geldboete van 20 000 ecu .

Artikel 4 De in artikel 3 bedoelde geldboeten moeten binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking worden gestort op de volgende bankrekening van de Commissie :

nr . 310-0933000-43,

Bank Brussel Lambert,

Europees agentschap,

Schumanplein 5,

B-1040 Brussel .

Na afloop van genoemde betalingstermijn is van rechtswege rente verschuldigd op de voet die door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking ter zake van zijn verrichtingen in ecu wordt toegepast op de eerste werkdag van de maand waarin deze beschikking is gegeven, vermeerderd met 3,5 percentpunten, of wel 12,50 %. Bij betaling in de nationale valuta van de Lid-Staat waar de voor betaling aangewezen bank is gevestigd, geschiedt de omrekening op basis van de wisselkoers van de dag voorafgaande aan die waarop de storting geschiedt .

Artikel 5 Deze beschikking is gericht tot :

1 . Tréfilunion SA,

33, place de Corolles, tour Europe,

F-92080 Courbevoie, La Défense 7;

2 . Société métallurgique de Normandie,

41, route de Cabourg, boîte postale 52,

F-14125 Mondeville Cedex;

3 . Société des treillis et panneaux soudés,

20, rue de Bonne Garde, boîte postale 19,

F-92390 Villeneuve-la-Garenne;

4 . Sotralentz SA,

24, rue du professeur Froehlich,

F-67320 Drulingen;

5 . Tréfilarbed Luxembourg-Saarbruecken S.àr.l .,

16a, avenue de la Liberté,

L-2339 Luxembourg;

6 . Steelinter SA,

rue de l'Usine 1,

B-6090 Couillet;

7 . NV Usines Gustave Boël,

Hertogstraat 21,

B-1000 Brussel;

8 . Thibo Bouwstaal BV,

Julianastraat 1,

NL-5741 EP Beek en Donk;

9 . Van Merksteijn Staalbouw BV,

Kanaalstraat O.Z . 8,

NL-8102 EN Raalte;

10 . ZND Bouwstaal BV,

  • J. 
    F . Kennedylaan 22,

NL-5555 XD Valkenswaard;

11 . Baustahlgewebe GmbH,

Burggrafenstrasse 5,

D-4000 Duesseldorf 11;

12 . Ilro SpA,

Via G.B . Vico 8,

I-22053 Lecco-Pescarenico;

13 . Ferriere Nord SpA ( Pittini ),

Frazione Rivoli,

I-33010 Isoppo ( Ud );

14 . GB Martinelli fu GB Metallurgica SpA,

Via Breda 152,

I-20216 Milano .

Deze beschikking vormt overeenkomstig artikel 192 van het EEG-Verdrag executoriale titel .

Gedaan te Brussel, 2 augustus 1989 .

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962, blz . 204/62 .

( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963, blz . 2268/63.(3 ) Een der ondernemingen ten aanzien waarvan de procedure werd ingeleid, namelijk de Nederlandse producent "ZND'', heeft gesteld dat er nog een vierde soort betonstaalmatten zou bestaan, namelijk "speciale matten ''. De Commissie is evenwel van mening dat eventuele verschillen tussen speciale matten en pasmatten niet zo groot zijn dat het gerechtvaardigd zou zijn een afzonderlijke, vierde soort betonstaalmatten te onderscheiden.(4 ) Het Syndicat national du tréfilage d'acier is de beroepsorganisatie van de Franse draadtrekkerijen . Daarbij zijn, met uitzondering van één ( namelijk Tecta ), alle Franse producenten van betonstaalmatten aangesloten .

( 5 ) Het Fachverband Betonstahlmatten e . V . is de vereniging van de Duitse producenten van betonstaalmatten . Daarbij zijn nagenoeg alle producenten van die matten aangesloten .(6 ) Adets ( Association technique pour le développement de l'emploi du treillis soudé ) is de vereniging van de Franse producenten van betonstaalmatten ( met uitzondering van Tecta ). Een ander lid is Tréfilarbed-France, de Franse dochteronderneming van Tréfilarbed . Doel van de vereniging is de bevordering van de afzet

van betonstaalmatten in Frankrijk . Ter zake van STA, zie

punt 18.(7 ) Van een dienovereenkomstige bereidheid van de Franse producenten voor het geval een overeenkomst tot stand kwam over betonstaalmatten op de Italiaanse markt wordt gewaagd in punt 34 onder hoofstuk VIII.(8 ) Opmerking : de produktie van het bedrijf Gelsenkirchen wordt door BStG verkocht ( zie punt 16).(9 ) HvJEG, arrest van 16 . 12 . 1975, gevoegde zaken 40-48, 50, 54-56, 111, 113 en 114/73, Jurispr . 1975, blz . 1663, punten 173 en 174.(10 ) PB nr . 57 van 25 . 3 . 1967, blz . 849/67 .

( 11 ) PB nr . L 373 van 31 . 12 . 1982, blz . 58 .

( 12 ) PB nr . L 173 van 30 . 6 . 1983, blz.1.(13 ) PB nr . L 292 van 29 . 12 . 1972, blz . 23 .

( 14 ) PB nr . L 338 van 28 . 12 . 1977, blz . 14 .

( 15 ) PB nr . L 376 van 31 . 12 . 1982, blz . 33 .

( 16 ) PB nr . L 53 van 22 . 2 . 1985, blz . 1 .(17 ) PB nr . L 319 van 29 . 11 . 1974, blz . 1 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.