Verordening 1992/2342 - Invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992R2342

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992R2342

Verordening (EEG) nr. 2342/92 van de Commissie van 7 augustus 1992 betreffende de invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1544/79

Publicatieblad Nr. L 227 van 11/08/1992 blz. 0012 - 0013

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 44 blz. 0151

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 44 blz. 0151

VERORDENING (EEG) Nr. 2342/92 VAN DE COMMISSIE van 7 augustus 1992 betreffende de invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1544/79

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2066/92 (2), en met name op artikel 10, lid 5, en artikel 18, lid 6,

Overwegende dat levende raszuivere fokrunderen van GN-code 0102 10 00 met vrijstelling van de invoerheffing in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd; dat bij uitvoer voor de betrokken vrouwelijke dieren die niet ouder zijn dan 60 maanden, een hogere restitutie wordt verleend dan voor levende runderen van de GN-codes 0102 90 31 en 0102 90 33;

Overwegende dat, met het oog op de correcte toepassing van bovenbedoelde communautaire regeling, het begrip raszuiver fokrund moet worden gepreciseerd; dat in dit verband de in artikel 1 van Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/174/EEG (4), vastgestelde definitie van toepassing moet zijn;

Overwegende dat de ingevoerde dieren, om te verzekeren dat zij werkelijk voor de fokkerij worden bestemd, vergezeld moeten gaan van het stamboekcertificaat en het zooetechnische certificaat alsmede van het voor deze fokrunderen normaal vereiste gezondheidscertificaat, en de importeur bovendien de verbintenis moet aangaan om de dieren pas na een bepaalde termijn te slachten;

Overwegende dat, bij gebreke van een zekerheid om te waarborgen dat deze dieren pas na de bedoelde termijn zullen worden geslacht, moet worden bepaald dat, indien deze termijn niet in acht wordt genomen, de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide (5) moeten worden toegepast;

Overwegende dat de Gemeenschap met de landen van de EVA bilaterale vrijhandelsovereenkomsten heeft gesloten; dat deze landen krachtens deze overeenkomsten van sommige bepalingen of verplichtingen kunnen worden vrijgesteld, terwijl toch de verplichting wordt gehandhaafd dat bij het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van de dieren het stamboekcertificaat en het zooetechnisch certificaat moeten worden overgelegd, alsmede het gezondheidscertificaat dat van toepassing is op raszuivere fokdieren;

Overwegende dat moet worden bepaald welke gezondheidsdocumenten vrouwelijke raszuivere fokrunderen bij uitvoer moeten vergezellen en welke resultaten van de beoordeling van de genetische waarde daarbij hetzij in het stamboekcertificaat moeten worden vermeld hetzij bij dit certificaat moeten worden gevoegd, ten einde te garanderen dat deze dieren ook werkelijk voor de fok worden bestemd;

Overwegende dat bij de invoer in de Gemeenschap moet worden nagegaan of de raszuivere fokrunderen niet eerst uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd met toekenning van een uitvoerrestitutie; dat voor dieren waarvoor een uitvoerrestitutie is verleend, een overeenkomstig bedrag moet worden terugbetaald alvorens die dieren opnieuw in de Gemeenschap worden ingevoerd;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1544/79 van de Commissie (6), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3988/87 (7), uitsluitend betrekking heeft op de voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties voor raszuivere fokrunderen; dat, voor de duidelijkheid, de bepalingen van die verordening in deze verordening moeten worden opgenomen en Verordening (EEG) nr. 1544/79 derhalve moet worden ingetrokken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de inning van invoerheffingen en de toekenning van uitvoerrestituties worden levende runderen als raszuivere fokdieren van GN-code 0102 10 00 aangemerkt wanneer zij voldoen aan de definitie in artikel 1 van Richtlijn 77/504/EEG. Bovendien worden alleen koeien die niet ouder zijn dan zes jaar als vrouwelijke raszuivere fokrunderen aangemerkt.

Artikel 2

  • 1. 
    Bij het in het vrije verkeer brengen van raszuivere fokrunderen van GN-code 0102 10 00 moet de importeur aan de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staat voor ieder dier de volgende documenten overleggen:
  • a) 
    het stamboekcertificaat en het zooetechnisch certificaat,
  • b) 
    het gezondheidscertificaat voor raszuivere fokrunderen.
  • 2. 
    Bovendien moet de importeur aan de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring overleggen volgens welke het betrokken dier, behoudens overmacht, niet binnen twaalf maanden na de dag van invoer zal worden geslacht.
  • 3. 
    Uiterlijk aan het einde van de vijftiende maand na die waarin de runderen in het vrije verkeer zijn gebracht, levert de importeur aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer het bewijs dat het dier:
  • a) 
    niet is geslacht vóór het einde van de in lid 2 bedoelde termijn en is geregistreerd of in een stamboek ingeschreven, of
  • b) 
    vóór het verstrijken van deze termijn is geslacht om gezondheidsredenen of is gestorven als gevolg van een ziekte of een ongeval.

Het onder a) bedoelde bewijs wordt geleverd aan de hand van een verklaring die is afgegeven door de vereniging, de instantie of de officiële dienst van de Lid-Staat die het stamboek bijhoudt. Het onder b) bedoelde bewijs wordt geleverd aan de hand van een verklaring die is opgesteld door een door de Lid-Staat aangewezen officiële dienst.

  • 4. 
    Wanneer, behalve in het in lid 3, onder b), bedoelde geval, de termijn van twaalf maanden niet in acht wordt genomen, wordt het betrokken dier ingedeeld onder GN-code 0102 90 en worden de niet geïnde invoerrechten overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1679/79 alsnog gevorderd.
  • 5. 
    De bepalingen betreffende:
  • de in artikel 1 bedoelde leeftijdsgrens en
  • de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde verplichtingen

gelden niet bij invoer van raszuivere fokrunderen van oorsprong en van herkomst uit Oostenrijk, Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland.

Artikel 3

De restitutie voor vrouwelijke raszuivere fokrunderen wordt voor ieder dier slechts verleend wanneer bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer het origineel en een kopie worden overgelegd van:

  • a) 
    het stamboekcertificaat, afgegeven door de vereniging, organisatie of officiële dienst van de Lid-Staat die het stamboek bijhoudt; op het certificaat moeten met name de resultaten van het prestatieonderzoek worden vermeld en de resultaten (met opgave van de oorsprong) van de beoordeling van de genetische waarde van het dier zelf en van zijn ouders en grootouders. Deze resultaten mogen eventueel op een bij het certificaat gevoegd document worden vermeld;
  • b) 
    het door het derde land van bestemming geëiste gezondheidscertificaat voor raszuivere fokdieren.

In afwijking van het bepaalde onder b) mogen de Lid-Staten evenwel toestaan dat voor een partij dieren slechts één enkel certificaat wordt overgelegd.

Het origineel van de twee certificaten wordt teruggegeven aan de exporteur en de door de douaneautoriteiten voor conform gewaarmerkte kopie ervan wordt bij de aanvraag om betaling van de restitutie gevoegd.

Artikel 4

  • 1. 
    Wanneer raszuivere fokrunderen wederingevoerd worden in de Gemeenschap voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht, moet de toegekende uitvoerrestitutie worden terugbetaald of moeten, wanneer de restitutie nog niet is betaald, de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de betrokken bedragen niet worden uitbetaald.
  • 2. 
    Wanneer bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer voor dieren van GN-code 0102 10 00 in het stamboekcertificaat vermeld staat dat de fokker in de Gemeenschap gevestigd is, moet de importeur bovendien bewijzen dat er geen restitutie is toegekend of dat het toegekende bedrag is terugbetaald. Wanneer dit bewijs niet kan worden geleverd, wordt aangenomen dat er voor de runderen een uitvoerrestitutie is toegekend die gelijk is aan de hoogste invoerheffing die op de dag van wederinvoer in de Gemeenschap geldt voor runderen van GN-code 0102 90.

Artikel 5

Verordening (EEG) nr. 1544/79 wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op 17 augustus 1992. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 7 augustus 1992. Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

  • (1) 
    PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. (2) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 49. (3) PB nr. L 206 van 12. 8. 1977, blz. 8. (4) PB nr. L 85 van 5. 4. 1991, blz. 37. (5) PB nr. L 197 van 3. 8. 1979, blz. 1. (6) PB nr. L 187 van 25. 7. 1979, blz. 8. (7) PB nr. L 376 van 31. 12. 1987, blz. 31.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.