Verordening 1992/3769 - Uitvoering en tot wijziging van Verordening 3677/90 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31992R3769

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31992R3769

Verordening (EEG) nr. 3769/92 van de Commissie van 21 december 1992 ter uitvoering en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

Publicatieblad Nr. L 383 van 29/12/1992 blz. 0017 - 0029

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0014

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 12 blz. 0014

VERORDENING (EEG) Nr. 3769/92 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 1992

ter uitvoering en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 900/92 (2), inzonderheid op artikel 10, lid 3,

Overwegende dat het noodzakelijk is bepalingen vast te stellen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3677/90, hierna "basisverordening" genoemd;

Overwegende dat de drempelhoeveelheden van de geregistreerde stoffen van categorie 3 van de bijlage bij de basisverordening en de identificatie van de mengsels die dergelijke stoffen bevatten, voor de toepassing van artikel 2 bis, lid 2, van de basisverordening dienen te worden bepaald;

Overwegende dat de landen en de stoffen dienen te worden geïdentificeerd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de basisverordening, in het bijzonder op basis van een met het betrokken land afgestemde benadering;

Overwegende dat, in bepaalde gevallen, wanneer geen formele overeenkomst is gesloten met het land van bestemming in de zin van artikel 5 bis, lid 2, van de basisverordening, de voorwaarden voor de uitvoer van de geregistreerde stoffen van de eerdergenoemde categorie 3 op basis van een met het betrokken land afgestemde benadering dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat de identificatie van gevoelige bestemmingen dient te geschieden vertrekkende vanuit het uitgangspunt dat een land is betrokken hetzij door de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen, hetzij door andere relevante factoren zoals de aardrijkskundige nabijheid van een land waar deze verdovende middelen of stoffen worden geproduceerd;

Overwegende dat de Commissie het op zich neemt dergelijke contacten met een aantal landen tot stand te brengen; dat de lijsten in de bijlagen II en III van de onderhavige verordening daarom, naar gelang deze contacten tot concrete resultaten zullen leiden, geleidelijk dienen te worden aangevuld;

Overwegende dat het noodzakelijk is het model van de individuele uitvoervergunning uit te werken, evenals gedetailleerde regels betreffende het gebruik daarvan; dat dergelijke regels eveneens dienen te worden vastgesteld voor de uitvoering van het stelsel van open individuele vergunningen waaraan in bepaalde gevallen de uitvoer van de stoffen van de categorieën 2 en 3 van de bijlage bij de basisverordening is onderworpen;

Overwegende dat de Gemeenschap gehouden is het door de Commissie voor Verdovende Middelen ("Commission on Narcotic Drugs" (CND)) van de Verenigde Naties in april 1992 genomen besluit waarbij de stoffen safrool, piperonal en isosafrool aan tabel I van de bijlage bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 worden toegevoegd, uit te voeren door deze stoffen van categorie 2 naar categorie 1 van de bijlage bij de basisverordening over te brengen; dat het om redenen van duidelijkheid dienstig is de bijlage bij de basisverordening te vervangen; dat het besluit was gebaseerd op de overwegingen dat de kenmerken van genoemde stoffen zeer sterk overeenkomen met die stoffen die reeds in tabel I waren opgenomen en met die van categorie 1 van het eindverslag van de "Chemical Action Task Force" (CATF); dat de in de CND zitting hebbende leden van de CATF het besluit volledig hebben onderschreven als zijnde een uitzonderlijke maatregel met betrekking tot de internationale handel waarmee met betrekking tot andere mogelijke afwijkingen ten aanzien van de indeling waarin het CATF-rapport voorziet, geen precedent wordt geschapen;

Overwegende dat de in deze verordening vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het in artikel 10 van de basisverordening bedoelde "Comité precursoren verdovende middelen",

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vrijstelling van het registratievereiste voor de in categorie 3 ondergebrachte geregistreerde stoffen

  • 1. 
    De deelnemers aan het handelsverkeer die bij de uitvoer van de in categorie 3 van de bijlage bij de basisverordening opgenomen geregistreerde stoffen zijn betrokken, worden ontheven van de in artikel 2 bis, lid 2, van de basisverordening bedoelde verplichting tot registratie indien het totaal van de hoeveelheden die zij in de loop van het voorbije kalenderjaar (1 januari - 31 december) hebben uitgevoerd, de in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgestelde hoeveelheden niet overschrijdt. Zodra deze hoeveelheden gedurende het lopende kalenderjaar worden overschreden, dient evenwel aan de verplichting tot registratie onverwijld gevolg te worden gegeven.
  • 2. 
    Wanneer het mengsels in de zin van artikel 1, lid 2, onder a), eerste zin, van de basisverordening betreft welke in categorie 3 van de bijlage bij de basisverordening opgenomen stoffen bevatten, worden de deelnemers aan het handelsverkeer van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting tot registratie vrijgesteld indien de hoeveelheden van geregistreerde stoffen, die in het mengsel voorkomen, tijdens het vorige kalenderjaar niet de in genoemd lid 1 bedoelde hoeveelheden overschrijden. Zodra deze hoeveelheden gedurende het lopende kalenderjaar worden overschreden, dient evenwel aan de verplichting tot registratie onverwijld gevolg te worden gegeven.
  • 3. 
    Ten behoeve van de inrichting van het register dienen die deelnemers aan het handelsverkeer die gedurende 1992 meer stoffen van categorie 3 hebben uitgevoerd dan de in de bijlage I genoemde hoeveelheden en die voornemens zijn om de uitvoer van die stoffen voort te zetten, zich ten laatste op 31 januari 1993 bij de bevoegde autoriteiten voor registratie aan te melden en zij verstrekken de in artikel 2 bis, lid 2, van de basisverordening bedoelde gegevens.

Artikel 2

Bijzondere voorwaarden voor uitvoer van stoffen van categorie 2

Ingevolge artikel 5, lid 2, van de basisverordening zijn de bepalingen van artikel 4 van die verordening mutatis mutandis van toepassing op uitvoer van in bijlage II van de onderhavige verordening opgenomen geregistreerde stoffen van categorie 2 wanneer deze zijn bestemd voor een deelnemer aan het handelsverkeer die in een in die bijlage genoemd land is gevestigd.

Artikel 3

Bijzondere voorwaarden voor uitvoer van stoffen van categorie 3

Onverminderd op de grondslag van overeenkomsten met betrokken landen vast te stellen nadere bepalingen, is artikel 4 van de basisverordening ingevolge artikel 5 bis, lid 2, van die verordening van toepassing op uitvoer van geregistreerde stoffen van categorie 3 wanneer deze zijn bestemd voor een deelnemer aan het handelsverkeer die in een voor de betrokken stof in bijlage III van de onderhavige verordening vermeld land is gevestigd en ingevolge artikel 5 bis, lid 3, een individuele open vergunning niet kan worden afgegeven.

Artikel 4

Model van de uitvoervergunning

  • 1. 
    De in artikel 4 van de basisverordening bedoelde uitvoervergunning wordt op een formulier gesteld waarvan in bijlage IV bij de onderhavige verordening een model is opgenomen. De vergunning wordt overeenkomstig de daarin vervatte voorschriften gebruikt. Het formulier wordt in één of meer officiële talen van de Gemeenschap gedrukt. De uitvoervergunningen worden in één van deze talen en in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht van het land van uitvoer afgegeven; indien zij met de hand worden geschreven, geschiedt zulks met inkt en in hoofdletters.
  • 2. 
    De uitvoervergunningformulieren hebben papierformaat A4. Zij zijn voorzien van een geguillocheerde onderdruk die elke met mechanische of chemische middelen teweeggebrachte vervalsing zichtbaar maakt.
  • 3. 
    De Lid-Staten kunnen zich het recht tot het drukken van de uitvoervergunningformulieren voorbehouden of het drukken ervan aan erkende drukkerijen opdragen. In dit laatste geval wordt op elk uitvoervergunningformulier een verwijzing naar die erkenning aangebracht. Bovendien dient elk uitvoervergunningformulier te worden voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een teken waardoor de drukker kan worden geïdentificeerd. Bedoeld formulier is ook voorzien van een al dan niet in druk aangebracht volgnummer aan de hand waarvan het formulier kan worden geïdentificeerd.
  • 4. 
    Het vergunningformulier wordt in drie, 1 tot en met 3 genummerde exemplaren opgemaakt; nr. 1 wordt bewaard door de autoriteit van afgifte van de vergunning, nr. 2 vergezelt de goederen en wordt voorgelegd aan het douanekantoor waar de douane-uitvoeraangifte wordt ingediend en vervolgens aan het douanekantoor van uitgang waar de geregistreerde stoffen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, en nr. 3 wordt bewaard door de deelnemer aan het handelsverkeer, aan wie de vergunning is verleend. Indien nodig kunnen bijkomende exemplaren worden verstrekt.

Artikel 5

Individuele open vergunningen

  • 1. 
    Elke aanvrager van een individuele open vergunning uit hoofde van het bepaalde in artikel 5, lid 3, en in artikel 5 bis, lid 3, van de basisverordening verstrekt de bevoegde autoriteiten met name de volgende inlichtingen:
  • a) 
    nadere gegevens betreffende zijn beroepsbekwaamheid en -ervaring op het door deze verordening bestreken gebied en, wanneer het een rechtspersoon betreft, de naam, de desbetreffende beroepsbekwaamheid en -ervaring van de bestuurder of van de persoon die ervoor verantwoordelijk is dat de uitvoer van geregistreerde stoffen overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige verordening geschiedt;
  • b) 
    summiere nadere gegevens betreffende zijn uitvoertransacties inzake de betrokken geregistreerde stoffen in de twaalf, aan de aanvraag voorafgaande maanden onder vermelding, voor elke stof, van het totale aantal transacties en van de naar elk land, waarvoor een uitvoervergunning wordt vereist, uitgevoerde hoeveelheden;
  • c) 
    nadere gegevens betreffende de voorzorgsmaatregelen die hij heeft getroffen om te voorkomen dat geregistreerde stoffen voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt, en in het bijzonder betreffende die welke hij heeft genomen om aan het bepaalde in artikel 3 van de basisverordening te voldoen.
  • 2. 
    Onverminderd de toepassing van de technische maatregelen van strafrechtelijke aard, wordt de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde vergunning geschorst of ingetrokken ingevolge artikel 5, lid 3, en artikel 5 bis, lid 3, van de basisverordening of geweigerd, in het bijzonder wanneer er redenen zijn om:
  • a) 
    te vermoeden dat de overeenkomstig het bepaalde in lid 1 verstrekte inlichtingen onjuist zijn;
  • b) 
    te vermoeden dat de getroffen voorzorgsmaatregelen ontoereikend zijn om te voorkomen dat geregistreerde stoffen naar illegale vervaardiging van verdovende middelen en van psychotrope stoffen worden omgeleid of om aan te nemen dat de aanvrager of de verantwoordelijke persoon in het geval van een rechtspersoon, ontoereikende waarborgen tegen het omleidingsgevaar biedt.
  • 3. 
    Onverminderd de in lid 1 bedoelde vergunning kunnen, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de basisverordening, de door die vergunning gedekte individuele uitvoerverrichtingen door de bevoegde autoriteiten worden verboden.
  • 4. 
    Onverminderd de uit artikel 2 van de basisverordening voortvloeiende verplichtingen dient de houder van de in lid 1 bedoelde vergunning aan de volgende verplichtingen te voldoen:
  • a) 
    vermelden van het nummer van deze vergunning in elke relevante douaneaangifte ten uitvoer;
  • b) 
    aantekening houden in de in artikel 2, lid 3, van de basisverordening bedoelde registers, uiterlijk op het tijdstip waarop de zending voor uitvoer de bedrijfsruimten van de leverancier verlaat;
  • c) 
    vermelden in de aantekening: nummer (indien van toepassing), plaats en datum van afgifte van de door het land van bestemming afgegeven invoervergunning, wanneer de afgifte van een uitvoervergunning afhankelijk is gesteld van de voorwaarde van een voorafgaande afgifte van een invoervergunning door het land van bestemming; van deze invoervergunning wordt overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening een afschrift bewaard;
  • d) 
    ervoor zorgen dat gedurende het vervoer de zending te allen tijde vergezeld gaat van een afschrift van de in lid 1 bedoelde vergunning, welke wordt overgelegd op het douanekantoor op de plaats waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten en door dat kantoor wordt bewaard voor een periode van minstens drie jaar, te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de uitvoer is geschied;
  • e) 
    verstrekken van summiere inlichtingen aan het einde van elk kwartaal betreffende de onder dekking van de betrokken vergunning verrichte uitvoertransacties. De nader door de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat vast te stellen inhoud van de summiere opgave dient ten minste uit het betrokken aantal transacties, de betrokken stoffen en de hoeveelheden ervan alsmede uit de betrokken landen van bestemming te bestaan. Wanneer die inlichtingen niet worden verstrekt, kan de vergunning worden opgeschort of ingetrokken;
  • f) 
    de autoriteiten van afgifte op de hoogte stellen van iedere verandering, die zich ten aanzien van de overeenkomstig lid 1 verstrekte inlichtingen voordoet, of van die veranderingen welke daartoe door die autoriteit worden gespecificeerd.
  • 5. 
    De individuele open vergunning bedoeld in lid 1 stemt overeen met het in bijlage V opgenomen model.

Artikel 6

Geregistreerde stoffen

De bijlage bij de basisverordening wordt als volgt gelezen:

"BIJLAGE >RUIMTE VOOR DE TABEL>

De zouten van de in deze categorie opgenomen stoffen in alle gevallen waarin dergelijke zouten kunnen voorkomen. >RUIMTE VOOR DE TABEL>

De zouten van de in deze categorie opgenomen stoffen in alle gevallen waarin dergelijke zouten kunnen voorkomen. >RUIMTE VOOR DE TABEL>

De zouten van de in deze categorie opgenomen stoffen, met uitzondering van zwavelzuur en zoutzuur, in alle gevallen waarin dergelijke zouten kunnen voorkomen."

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1993.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 21 december 1992. Voor de Commissie

Christiane SCRIVENER

Lid van de Commissie

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

INDIVIDUELE VERGUNNING VOOR DE UITVOER VAN DE IN DE BIJLAGE BIJ VERORDENING (EEG) Nr. 3677/90 VERMELDE STOFFEN

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

> REFERENTIE NAAR EEN FILM>

TOELICHTING

  • 1. 
    De vakken 1, 3, 4 en 6 tot en met 18 dienen door de aanvrager bij het indienen van zijn verzoek te worden ingevuld; de in de vakken 9 tot 12 en 17 te vermelden gegevens mogen evenwel, indien zij op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend nog niet bekend zijn, achteraf worden medegedeeld. In dit geval dient de in vak 17 te vermelden informatie te worden verstrekt uiterlijk op het tijdstip waarop de aangifte ten uitvoer wordt overgelegd. De in de vakken 9 tot en met 12 te vermelden informatie wordt verstrekt aan de douane of aan de bevoegde autoriteiten op de plaats van uitgang uit de Gemeenschap, vóór de goederen het grondgebied van de Gemeenschap daadwerkelijk verlaten.
  • 2. 
    Vakken 1, 4, 6 en 8: volledige namen en adressen vermelden alsmede de handelsbenaming.
  • 3. 
    Vak 6: volledige naam en adres vermelden van alle andere bij de uitvoer betrokken personen, zoals vervoerders, makelaars, expediteurs.
  • 4. 
    Vak 8: de volledige naam en het adres vermelden van de persoon of onderneming aan welke de goederen in het land van bestemming worden geleverd (niet noodzakelijk de eindgebruiker).
  • 5. 
    Vakken 9 en 10: de naam van de haven, luchthaven of grensplaats vermelden.
  • 6. 
    Vak 11: alle vervoermiddelen vermelden die zullen worden gebruikt (voorbeeld: vrachtwagen, schip, vliegtuig, trein enz.).
  • 7. 
    Vak 12: zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van het te volgen traject.
  • 8. 
    Vakken 13 en 14: zowel de benaming van de stof als de GN-code vermelden overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij de basisverordening.
  • 9. 
    Vakken 13a en b: nauwkeurig de aard van de verpakking vermelden evenals de stof welke zij bevat (voorbeeld: 2 vaten van 5 liter). In geval het om een mengsel gaat, de handelsbenaming en de hoeveelheden vermelden.
  • 10. 
    Vak 18:
  • In blokletters de naam vermelden van de aanvrager of, indien van toepassing, van zijn gevolmachtigde die deze aanvraag ondertekent.
  • De ondertekening door de aanvrager of zijn gevolmachtigde overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de betrokken Lid-Staat geldt als verklaring van de betreffende persoon dat alle in de aanvraag verstrekte gegevens juist en volledig zijn. Onverminderd de eventuele toepassing van strafrechtelijke bepalingen geldt deze verklaring als de aanvaarding van verantwoordelijkheid overeenkomstig de in de Lid-Staten van kracht zijnde bepalingen ten aanzien van:
  • de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens,
  • de echtheid van alle bijgevoegde documenten, en
  • de naleving van alle verplichtingen in verband met de uitvoer van de geregistreerde stoffen die in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 3677/90, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 900/92, zijn opgenomen.
  • Wanneer de vergunning door middel van een systeem voor automatische gegevensverwerking wordt afgegeven, behoeft de handtekening van de aanvrager niet in dit vak voor te komen, indien deze handtekening op de aanvraag voorkomt.

BIJLAGE V

Toelichting bij de individuele open vergunning voor de uitvoer van de in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 3677/90 vermelde stoffen van de categorieën 2 en 3

  • 1. 
    De individuele open vergunning wordt gesteld op een formulier van het in bijlage IV opgenomen model.
  • 2. 
    Het formulier wordt over de gehele bladzijde, van een benedenhoek naar de tegenoverstaande bovenhoek, voorzien van een van de volgende vermeldingen:

Licencia genérica individual

AAben individuel eksporttilladelse

Offene Einzelgenehmigung

ÁíïéêôÞ êáôUE ðaañssðôùóç UEaeaaéá aaîáãùãÞò

Open individual export authorization

Autorisation générale individuelle

Autorizzazione singola aperta all'esportazione

Individuele open vergunning

Autorizaçao geral individual.

  • 3. 
    Enkel de vakken 1, 2, 5, 13 en 19 moeten worden ingevuld. In vak 13 dient de lijst van geregistreerde stoffen en landen van bestemming waarvoor vergunning is verleend, te worden vermeld.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.