Besluit 1994/815 - Procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (Zaak IV/33.126 en 33.322 - Cement)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31994D0815

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994D0815

94/815/EG: Beschikking van de Commissie van 30 november 1994 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag (Zaak IV/33.126 en 33.322 - Cement)

Publicatieblad Nr. L 343 van 30/12/1994 blz. 0001 - 0158

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 november 1994

inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag

(Zaak IV/33.126 en 33.322 - Cement)

(94/815/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op de artikelen 3 en 15,

Gezien het besluit van de Commissie van 12 november 1991 om ambtshalve de procedure in te leiden,

Na de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 17, in samenhang met Verordening nr. 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr. 17 van de Raad (2), in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen, kenbaar te maken,

Na het Raadgevend Comité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities te hebben geraadpleegd,

Overwegende hetgeen volgt:

DEEL I

DE FEITEN

AFDELING I

DE PROCEDURE

HOOFDSTUK 1

De onderzoeksprocedure en de procedure na de mededeling van punten van bezwaar

  • 1. 
    Inleiding

De onderhavige beschikking is een uitvloeisel van de verificaties die uit hoofde van artikel 14, leden 2 en 3 van Verordening nr. 17, van april 1989 tot juli 1990 bij Europese cementproducenten en bedrijfstakorganisaties zijn verricht en van de tot deze gerichte verzoeken om inlichtingen, in de zin van artikel 11 van die verordening.

  • 2. 
    Inleiding van de procedure, mededeling van punten van bezwaar en beroep bij het Gerecht van eerste aanleg
  • (1) 
    Op 12 november 1991 heeft de Commissie de procedure in de zaken "cementindustrie" ingeleid en de punten van bezwaar vastgesteld.

In de brief van 25 november 1991 werden deze punten van bezwaar aan de ondernemingen medegedeeld. In de mededeling van punten van bezwaar wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten punten van bezwaar, namelijk inzake gedragingen op internationaal en inzake gedragingen op nationaal niveau.

  • (2) 
    De tekst van de mededeling van punten van bezwaar, die in één enkel document opgenomen is, werd niet integraal aan de bij de procedure betrokken 76 ondernemingen en ondernemersverenigingen toegezonden. Zo werden de hoofdstukken met betrekking tot de gedragingen op internationaal niveau aan slechts 61 ondernemingen en ondernemersverenigingen gezonden. Vijftien Italiaanse ondernemingen maken namelijk van geen enkele internationale organisatie deel uit en hebben deze hoofdstukken dan ook niet ontvangen. De hoofdstukken over de gedragingen op nationaal niveau werden uitsluitend naar de in de betrokken Lid-Staat gevestigde ondernemingen en verenigingen toegezonden. Bij brief van 20 mei 1992 werden zowel het internationale als het desbetreffende nationale gedeelte van de mededeling van punten van bezwaar tevens aan een andere Spaanse onderneming toegezonden.

De geadresseerden hebben, naast de hoofdstukken die hun aangingen, de volledige inhoudsopgave van de mededeling van punten van bezwaar ontvangen, alsmede de lijst van alle dossiers waarin de stukken zijn genoemd die zij konden inzien.

Alle geadresseerden hebben op basis van de ontvangen lijst van stukken en de daarin opgenomen vermeldingen toegang gekregen tot het dossier.

  • (3) 
    De Commissie heeft echter bij schrijven van 9 juli 1992 alle ondernemingen en ondernemersverenigingen die het internationale deel van de punten van bezwaar hebben ontvangen, een document doen toekomen (het verslag van de vergadering van de "European Task Force" van 19 augustus 1986) waarvan zij langs de weg van de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar kennis genomen had, en zij heeft de betrokken ondernemingen gevraagd hun opmerkingen over dit document kenbaar te maken.
  • (4) 
    Bepaalde ondernemingen en ondernemersverenigingen hebben, na de mededeling van punten van bezwaar te hebben ontvangen en inzage in het dossier te hebben gekregen, op grond van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 december 1991 in de zaak T-7/89, Hercules/Commissie (3), de Commissie verzocht aan hen alsnog de ontbrekende hoofdstukken van de mededeling van punten van bezwaar te doen toekomen, alsmede hen, zonder enige specificatie, toegang te geven tot het gehele dossier, met uitzondering van interne of vertrouwelijke documenten.

Aangezien de Commissie geweigerd heeft de ontbrekende hoofdstukken van de mededeling van punten van bezwaar aan de betrokken ondernemingen te doen toekomen, alsmede om hen toegang te verlenen tot de andere documenten van het dossier dan die welke zij reeds hadden kunnen raadplegen, hebben de ondernemingen S.A. Cimenteries CBR en Blue Circle Industries Plc, het Syndicat National des Fabricants de Ciments et de Chaux, de onderneming ENCI N.V. en de Vereniging Nederlandse Cementindustrie zich tot het Gerecht van eerste aanleg gewend teneinde de beschikking van de Commissie om deze documenten niet ter inzage te geven, nietig te laten verklaren en om vaststelling van voorlopige maatregelen, strekkende tot schorsing van de procedure te verzoeken (Gevoegde zaken T-10, T-11 en T-12, T-14 en T-15/92).

  • (5) 
    Bij beschikking van 23 maart 1992 (4) heeft de president van het Gerecht van eerste aanleg het verzoek om voorlopige maatregelen afgewezen en is voor de verzoekers de tijdslimiet om op de mededeling van punten van bezwaar te antwoorden, op 27 en 31 maart 1992 gesteld.

Bij beschikking van 11 september 1992 is de zaak T-14/92 betreffende ENCI en de Vereniging Nederlandse Cementindustrie in het register van het gerecht doorgehaald, aangezien de partijen hun verzoek hebben ingetrokken.

In afwachting van de uitspraak van het Gerecht van eerste aanleg ten gronde heeft de Commissie de hoorzitting die op antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar volgt, opgeschort.

Bij arrest van 18 december 1992, in Gevoegde zaken T-10, T-11 en T-12 en T-15/92 (5), heeft het Gerecht van eerste aanleg de beroepen die door S.A. Cimenteries CBR, Blue Circle Industries Plc, Syndicat National des Fabricants de Ciments et de Chaux, en de Fédération de l'Industrie Cimentière a.s.b.l. waren ingediend, niet ontvankelijk verklaard.

  • 3. 
    De hoorzitting
  • (1) 
    In de brief van 5 februari 1993 heeft de raadadviseur-auditeur de ondernemingen en ondernemersverenigingen waartoe de mededeling van punten van bezwaar was gericht, verzocht deel te nemen aan de hoorzitting die van 1 maart tot 1 april 1993 georganiseerd was.

De hoorzitting bestond uit drie reeksen zittingen: een reeks over de cementmarkt, waaraan alle ondernemingen en ondernemersverenigingen deel konden nemen; een tweede reeks over het internationale gedeelte van de mededeling van punten van bezwaar, waaraan alleen de ondernemingen en ondernemersverenigingen konden deelnemen die dit gedeelte van de mededeling van punten van bezwaar hadden ontvangen en een, derde, reeks over het nationale gedeelte, waaraan - voor elk onderdeel afzonderlijk - de ondernemingen en ondernemersverenigingen van de betrokken Lid-Staat konden deelnemen.

In de oproep werd nader gepreciseerd dat een onderneming die zijn standpunt nader wenste toe te lichten, de desbetreffende onderdelen van de mededeling van punten van bezwaar, evenals de betrokken zakengeheimen in de zin van de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening nr. 17, nauwkeurig moest aangeven.

  • (2) 
    In de brieven van 17 februari 1993, 18 februari 1993 en 26 februari 1993 hebben respectievelijk ECMEC-CDICT, ECEC en Blue Circle Industries Plc de Commissie ervan op de hoogte gebracht dat zij van de mogelijkheid mondeling hun mening over de hun betreffende punten van bezwaar toe te lichten, geen gebruik wensten te maken.

Cedest S.A. heeft evenmin aan de hoorzitting deelgenomen: deze onderneming had op een individuele hoorzitting aangedrongen zonder hiervoor specifieke redenen op te geven.

  • 4. 
    Beëindiging van de procedure ten aanzien van bepaalde ondernemingen
  • (1) 
    Naar aanleiding van het onderzoek van de schriftelijke antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar en de mondelinge toelichtingen die tijdens de hoorzittingen in maart 1993 werden gegeven, heeft de Commissie op 23 september 1993 besloten:
  • a) 
    de punten van bezwaar met betrekking tot het internationale gedeelte, hoofdstukken 2, 10, 11 en 12 van de mededeling van punten van bezwaar, in te trekken en bijgevolg de procedure die op 12 november 1991 was ingeleid, ten aanzien van 12 Duitse en 6 Spaanse, met name genoemde ondernemingen te beëindigen;
  • b) 
    de punten van bezwaar met betrekking tot de nationale regelingen, hoofdstukken 3 tot en met 9 en 13 tot en met 19 in te trekken en bijgevolg de procedure die op 12 november 1991 was ingeleid, ten aanzien van deze hoofdstukken van de mededeling van punten van bezwaar te beëindigen.
  • (2) 
    Alle ondernemingen en ondernemersverenigingen zijn bij brief van 27 september 1993 van dit besluit van de Commissie op de hoogte gesteld. In die brief heeft de Commissie de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen meegedeeld dat, ten gevolge van dit besluit "de grondslag ontvalt aan haar aankondiging in Deel II, C (Toepasselijkheid van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17/62) in punt 93.b - op pagina 228 van de Nederlandse tekst van de punten van bezwaar abusievelijk genummerd als punt 94 - als element in overweging te nemen het feit dat het onmogelijk is de nationale mededingingsregelingen los te zien van de Europese, daar deze een onlosmakelijk geheel vormen. Dit element zal de Commissie dan ook niet langer in overweging nemen in het vervolg van de procedure zoals die wordt voortgezet ten aanzien van de overige onderdelen van de U betreffende punten van bezwaar."
  • 5. 
    De ondernemingen en ondernemersverenigingen waarop deze beschikking van toepassing is:
  • (1) 
    a) Internationale organisaties

Cembureau - Association Européenne du Ciment, hierna "Cembureau" genoemd, waarvan de activiteiten uitvoerig beschreven worden in hoofdstuk 3.

  • (2) 
    b) Concerns met zetel in derde landen
  • Holderbank Financière Glaris S.A., hierna "Holderbank" genoemd, met de zetel in Zwitserland, is de grootste cementproducent ter wereld. Holderbank heeft zeggenschap in een aantal over de gehele wereld verspreide ondernemingen. In de Gemeenschap heeft Holderbank zeggenschap in de volgende ondernemingen, waarvan de activiteiten in deze beschikking in beschouwing worden genomen: in Duitsland Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH en Nordcement AG; in België: S.A. Obourg, een holding die zeggenschap heeft in de activiteiten in de cementindustrie van het Holderbank-concern langs de ondernemingen S.A. Ciments de Haccourt en S.A. Ciments d'Obourg; in Spanje: Hornos Ibéricos Alba S.A., een zich op het gebied van cement bewegende onderneming, en UMAR - Unión Marítima Internacional S.A., een onderneming die zich bezighoudt met de internationale handel in klinker en cement; in Frankrijk:Ciments d'Origny S.A.; deze onderneming heeft ook een deelneming van 31% in het aandelenkapitaal van de Nederlandse producent Eerste Nederlandse Cement-Industrie N.V.
  • Aker a.s., hierna "Aker" genoemd, een Noorse holding die onder meer zeggenschap heeft in de Noorse cementproducent Norcem a.s., hierna "Norcem" genoemd.
  • EUROC AB, hierna "EUROC" genoemd, is een Zweedse holding die onder meer zeggenschap heeft in de Zweedse cementproducent Cementa AB, hierna "Cementa" genoemd.

In 1986 hebben Aker en EUROC, die in elkaars aandelenkapitaal deelnemen, besloten hun internationale activiteiten te bundelen. Ze hebben een gezamenlijke dochtermaatschappij opgericht waarin zij een gelijk aandeel hebben, Scancem Group Limited, hierna "Scancem" genoemd, een holding die onder meer zeggenschap heeft in Scancem International, een onderneming die zich op het gebied van de internationale handel in klinker en cement beweegt, en in de Britse cementproducent Castle Cement Limited en een indirecte deelneming van 26% heeft in de Spaanse cementproducent Compañía Valenciana de Cementos Portland S.A.

Castle Cement Limited bestaat sinds 5 april 1988. Op die datum heeft Scancem de cementproducent Rio Tinto Zinc Cement Ltd., hierna "RTZ Cement Ltd" genoemd, overgenomen en is er een fusie tot stand gekomen tussen Castle Cement Limited en de werkmaatschappijen Tunnel Cement Ltd, Castle Cement (Ribblesdale) Ltd, Castle Cement (Ketton) Ltd, Castle Cement (Clyde) Ltd, Castle Cement (Padeswood) Ltd en Castle Cement (Pitstone) Ltd.

  • (3) 
    c) Duitsland
  • Bundesverband der Deutschen Zementindustrie e.V., hierna "BDZ" genoemd, is een vereniging van de Duitse cementproducenten die als doelstelling heeft de gemeenschappelijke economische belangen van de Duitse cementindustrie binnen en buiten Duitsland te beschermen en bevorderen.
  • Heidelberger Zement AG, hierna "Heidelberger" genoemd, is een van de grote Duitse cementproducenten. De onderneming neemt deel in het aandelenkapitaal van een aantal andere Duitse cementproducenten en van de Franse producent Vicat S.A. In 1993 heeft zij zeggenschap verworven in de Belgische groep Cimenteries CBR S.A.
  • Dyckerhoff AG, hierna "Dyckerhoff" genoemd, is een andere grote Duitse producent. Ook deze bezit aandelen in een aantal Duitse cementproducenten, heeft zeggenschap in de Spaanse producent S.A. Española de Cementos Portland en bezit 33% van het aandelenkapitaal van de Luxemburgse onderneming Intermoselle S.a.r.l., die een gezamenlijke dochtermaatschappij van Dyckerhoff, Société des Ciments Français S.A. en S.A. des Ciments Luxembourgeois is.
  • Nordcement A.G., hierna "Nordcement" genoemd, en Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH, hierna "Alsen" genoemd, (van het Holderbank-concern).
  • (4) 
    d) België
  • De "Fédération de l'Industrie Cimentière a.s.b.l., hierna "FIC" genoemd, is de vereniging van de Belgische cementproducenten. Zij is gericht op alle activiteiten die, direct of indirect, te maken hebben met de cementindustrie, met uitzondering van alle industriële en handelsverrichtingen, en beoogt met name het bevorderen van regelingen en cooerdinatie tussen de ondernemingen, het beschermen en bevorderen van de belangen van de beroepsgroep en het vertegenwoordigen van haar belangen ten aanzien van de overheden.
  • Cimenteries CBR S.A., hierna "CBR" genoemd, is de grootste Belgische cementproducent. CBR controleert voor 68% de Nederlandse cementproducent Eerste Nederlandse Cement Industrie N.V., waarvan 31% in handen is van Holderbank. In 1993 heeft Heidelberger van de Generale Maatschappij van België de meerderheidsparticipatie die laatstgenoemde in CBR had, teruggekocht.
  • S.A. OBOURG, hierna "Obourg" genoemd (de Holderbankgroep).
  • S.A. Compagnie des Ciments Belges, hierna "CCB" genoemd, de op CBR en Obourg na grootste Belgische producent. Dit familiebedrijf werd in 1990 door Société des Ciments Français S.A. overgenomen.
  • (5) 
    e) Denemarken
  • Aalborg Portland A/S, hierna "Aalborg" genoemd, de enige Deense cementproducent. In 1989 heeft Blue Circle Industries Plc een deelneming van 50% verworven.
  • (6) 
    f) Spanje
  • De Agrupación de Fabricantes de Cementos de España - Oficemen, hierna "Oficemen" genoemd, is de vereniging van Spaanse cementproducenten. Zij heeft als taak de rechtmatige belangen van de Spaanse cementindustrie te behartigen en verdedigen.
  • Compañía Valenciana de Cementos Portland S.A., hierna "Valenciana" genoemd, een van de grootste Spaanse producenten. Ten tijde van de mededeling van punten van bezwaar was 50% van het aandelenkapitaal van Cementos del Mar S.A. in handen van Valenciana, 25% van de Banco Bilbao Vizcaya en 25% van de Banco Central. Ten tijde van de mededeling van punten van bezwaar was bovendien 50% van het aandelenkapitaal van Cementos del Atlantíco S.A. in handen van Valenciana, het resterende gedeelte in die van Cementos del Mar. Sinds oktober 1990 heeft Valencia de meerderheid in de Raad van bestuur van Cementos del Mar. Sinds april 1992 heeft Valencia 99,95% van deze twee ondernemingen in handen.
  • ASLAND S.A., hierna "Asland" genoemd, die in de ondernemingen Cementos Asland S.A., Asland Catalunya y del Mediterráneo S.A. zeggenschap heeft. In 1990 heeft Lafarge Coppée S.A. zeggenschap in Asland verkregen.
  • Corporación Uniland S.A., hierna "Uniland" genoemd, die zeggenschap heeft in Uniland Cementera S.A.
  • Hornos Ibéricos Alba S.A., hierna "Hornos Ibéricos" genoemd (van de Holderbankgroep).
  • Hispacement S.A., hierna "Hispacement" genoemd, is een gemeenschappelijke exportonderneming van de Catalaanse cementproducenten Asland, Uniland, Cementos Molins S.A., La Auxiliar de la Construcción S.A. en Compañía Catalana de Cementos Portland.
  • (7) 
    g) Frankrijk
  • Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, hierna "SFIC" genoemd, tot 1992 "Syndicat National des Fabricants de Ciments et de Chaux" geheten en hierna "SNFCC" genoemd, is de vereniging van Franse cementproducenten en heeft een vrij ruime doelstelling, namelijk het bijeenbrengen van alle leden van de beroepsgroep teneinde hun activiteiten te cooerdineren, studies uit te voeren, de opleiding van gekwalificeerde arbeidskrachten te ontwikkelen, nuttige documentatie aan de leden te doen toekomen, de beroepsgroep te vertegenwoordigen bij de overheden, en bij beroeps- en intersectoriële verenigingen.
  • Lafarge Coppée S.A., hierna "Lafarge" genoemd, is een holding die in verscheidene ondernemingen elders ter wereld zeggenschap heeft, zij heeft met name in Frankrijk zeggenschap in Ciments Lafarge en Lafarge Overseas en heeft een deelneming van 25% in Cedest S.A.; in Duitsland heeft zij zeggenschap in Woessinger Zement (waarin Cedest S.A. voor 17% deelneemt) en in Spanje heeft zij sinds 1990 zeggenschap in Asland.
  • Société des Ciments Français S.A., hierna "Ciments Français" genoemd, is een cementconcern dat vrijwel overal vertegenwoordigd is. Dit concern heeft in Frankrijk zeggenschap in Ciments de Loire en Ciment de l'Adour en nam voor 33% deel in het aandelenkapitaal van Intermoselle S.A., een onderneming waarin Ciments Français, S.A. des Ciments Luxembourgeois en Dyckerhoff een gelijk aandeel hebben.

Sinds 1990 heeft zij zeggenschap verkregen in de Belgische producent CCB en in de Spaanse producenten Sociedad Financiera y Minera S.A. en Cimentos Rezola S.A.

In 1992 verwierf de Italiaanse producent Italcementi S.p.A. de zeggenschap in Ciments Français.

  • Vicat S.A., hierna "Vicat" genoemd, welke onderneming voor 65% in handen is van de familie Vicat en voor 35% van Heidelberger.
  • Cedest S.A., hierna "Cedest" genoemd, welke onderneming deel uitmaakt van het concern CGIP en waarin Lafarge een deelname heeft van 25%.
  • (8) 
    h) Griekenland
  • De "Association of the Greek Cement Industry" is de vereniging van Griekse cementproducenten. Zij heeft als doelstelling het ontwikkelen, beschermen en bevorderen van de Griekse cementindustrie binnen en buiten Griekenland.
  • Titan Cement Company S.A., hierna "Titan" genoemd.
  • Heracles General Cement Company, hierna "Heracles" genoemd, een onderneming waarin de Staat zeggenschap uitoefent en die in 1992 werd teruggekocht door Calcestruzzi S.p.A. van de Ferruzzi-groep.
  • Halkis Cement Company S.A., hierna "Halkis" genoemd.
  • (9) 
    i) Ierland
  • Irish Cement Limited, hierna "Irish Cement" genoemd, de enige Ierse cementproducent.
  • (10) 
    k) Italië
  • Italcementi - Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., hierna "Italcementi" genoemd, die in een aantal Italiaanse cement- en betonproducerende ondernemingen zeggenschap heeft. In 1992 heeft Italcementi zeggenschap verworven in het cementconcern Ciments Français.
  • Unicem S.p.A., hierna "Unicem" genoemd, maakt deel uit van de Agnelli-holding IFI, die in een aantal cementproducerende ondernemingen in Italië en in de Verenigde Staten zeggenschap heeft.
  • Cementir - Cementerie del Tirreno S.p.A., hierna "Cementir" genoemd, een van de staatsholding IRI deel uitmakende onderneming die in 1992 aan het concern Caltagirone werd verkocht.
  • Fratelli Buzzi S.p.A., hierna "Buzzi" genoemd.
  • (11) 
    l) Luxemburg
  • S.A. des Ciments Luxembourgeois, hierna "Ciments Luxembourgeois" genoemd, die 33% van het aandelenkapitaal van Intermoselle S.A. in handen heeft, een onderneming waarin Ciments Luxembourgeois, Ciments Français en Dyckerhoff een gelijk aandeel hebben.
  • (12) 
    m) Nederland
  • Vereniging Nederlandse Cement-Industrie, hierna "VNC" genoemd, is de vereniging van de Nederlandse cementproducenten (op dit moment is er nog maar één producent) met als doelstelling het beschermen van de gemeenschappelijke, niet-commerciële belangen van de leden en het bevorderen van de ontwikkeling van de markt en van het onderzoek.
  • Eerste Nederlandse Cement-Industrie N.V., hierna "ENCI" genoemd, waarin CBR zeggenschap uitoefent.
  • NCH - Nederlandse Cement Handelmaatschappij B.V., hierna "NCH" genoemd, is een gemeenschappelijke onderneming voor de afzet en distributie van cement van de volgende Duitse producenten: Dyckerhoff, Montanzement Marketing GmbH, Heidelberger, Anneliese Zementwerke AG, E. Schwenk Zement- und Steinwerke, Wuelfrather Zement GmbH, Hermann Milke KG GmbH und Co., Phoenix Zementwerke Krogbeumker KG, Teutonia Zementwerk AG, Gebr. Groene GmbH und Co. KG, Alsen, Hannoversche Portland-Cementfabrik AG, Nordcement.
  • (13) 
    n) Portugal
  • ATIC - Associação Técnica da Industria do Cimento, hierna "ATIC" genoemd, is de vereniging van Portugese cementproducenten met als doelstelling het uitvoeren van activiteiten van wetenschappelijke en technische aard. De vereniging ontplooit activiteiten op het gebied van onderzoek, voorlichting en de bevordering van het gebruik van cement.
  • Cimpor - Cimentos de Portugal S.A., hierna "Cimpor" genoemd, is een onderneming van de Portugese Staat.
  • SECIL - Companhia Geral de Cal e Cimento S.A., hierna "Secil" genoemd is een onderneming waarvan het kapitaal voor 59% in handen is van de Portugese Staat en voor 41% in die van buitenlandse aandeelhouders.
  • (14) 
    o) Verenigd Koninkrijk
  • British Cement Association, hierna "BCA" genoemd, is de vereniging van de Britse cementproducenten en heeft voornamelijk als doelstelling het bevorderen en behartigen van de belangen van de leden, het stimuleren van het gebruik van cement en het verlenen van een aantal vooral technische diensten.

BCA, die op 1 juni 1988 deze naam kreeg, was voordien "Cement and Concrete Association" genaamd en had toen nog strikt technische taken. De belangen van de cementproducenten werden door een andere vereniging, de "Cement Makers' Federation", behartigd. Op 1 juni 1988 werd de "Cement Makers' Federation" opgeheven en werd de belangenbehartiging van de Britse cementproducenten overgedragen aan de "Cement en Concrete Association", die haar statuten vervolgens heeft gewijzigd en haar naam in "British Cement Association" heeft veranderd en vanaf dat moment de activiteiten van beide verenigingen op zich heeft genomen. De laatste voorzitter van de "Cement Makers' Federation" is de voorzitter van de BCA geworden; de leden van de "Cement Makers' Federation", die tevens lid waren van de "Cement and Concrete Association", werden BCA-lid.

  • Blue Circle Industries Plc, hierna "Blue Circle" genoemd, is een concern dat zeggenschap heeft in een aantal ondernemingen over de gehele wereld die zich op het gebied van de produktie van cement, stortklaar beton, afzet en vervoer van cement en klinker beweegt.
  • The Rugby Group Plc, hierna "Rugby"genoemd, is een concern dat zich op het gebied van cement in het Verenigd Koninkrijk en in Australië beweegt, alsmede in de vervoer-, in de hout- en glas- en in de staalsector.
  • Castle Cement Ltd, hierna "Castle" genoemd (maakt deel uit van het concern Aker/Euroc).

AFDELING II

HOOFDSTUK 2

De cementmarkt

  • 6. 
    De produktie van "grijs" cement
  • (1) 
    De term "cement" omvat verschillende bindmiddelen waarvan de gezamenlijke hoedanigheid is dat zij na aanmaken met water verharden.

De eigenschappen van cement lopen al naar de gebruikte hoeveelheden grondstoffen en gekozen produktiemethoden uiteen. Alle verschillende cementtypen zijn echter afkomstig van één enkel standaardprodukt, "klinker" genaamd.

  • (2) 
    Klinker wordt verkregen door het mengen, bij hoge temperatuur, van kalkhoudende materialen, zoals krijt en kalk, met kleihoudende produkten, zoals schist, leisteen en zand.
  • (3) 
    Er bestaan twee hoofdprocédés voor de klinkerproduktie: het "natte" en het "droge" procédé, waarvan het eerste het meest gebruikelijke is. Het voornaamste verschil tussen deze beide procédés is, dat bij het "natte" procédé de (kalk- en kleihoudende) grondstoffen tot poeder worden vermalen en met water worden aangemaakt, waardoor een dikke pap ontstaat, die vervolgens in de oven wordt gesinterd; bij het "droge" procédé geschiedt de menging integendeel door gebruikmaking van het vochtgehalte in de grondstoffen via stelsels van voorverhitting tijdens en na het vermalen, voordat het mengsel wordt gesinterd.

Het "natte" procédé gaat gepaard met een hoog energieverbruik, omdat het toegevoegde water bij het sinteren in de oven moet worden geëlimineerd.

De twee voornaamste varianten van de "droge" en "natte" procédés zijn de "semi-droge" en "semi-natte" procédés, die grosso modo op dezelfde beginselen berusten als het droge procédé (voorverhitting voor inbrengen in de oven) met toevoeging van een bepaalde hoeveelheid water.

Het in plaats van het "natte" procédé gebruiken van het "droge", "semi-droge" of "semi-natte" procédé maakt aanzienlijke water- en energiebesparingen mogelijk en heeft belangrijke milieuvoordelen.

  • (4) 
    Klinker, dat een tussenprodukt is, kan als zodanig niet als hydraulisch bindmiddel gebruikt worden, aangezien het nog een bewerking moet ondergaan. Klinker kan echter wel verhandeld worden en dit gebeurt vaak tussen cementproducenten die, om verschillende redenen, dit tussenprodukt van/aan andere producenten willen kopen/verkopen. Wanneer klinker wordt verhandeld, betreft het een ander produkt dan cement en, dientengevolge, een produkt met een eigen markt.
  • (5) 
    Na het sinteren wordt de afgekoelde klinker vermalen en vermengd met andere stoffen, zoals gips, puzzolaanaarde, vliegas of slakken.
  • (6) 
    Het eerste grote onderscheid dat moet worden gemaakt tussen de verschillende typen cement, berust op de hoeveelheid klinker die het eindprodukt bevat. Er zijn dan twee hoofdtypen cement: Portlandcement, dat 95% klinker kan bevatten, en cement met secundaire bestanddelen (zoals puzzolaanaarde, slakken enzovoort), waarin het percentage klinker tot 20% kan dalen.

De gebruikmaking van secundaire bestanddelen, die vanzelfsprekend verband houdt met de beschikbaarheid over deze materialen onder goede voorzienings- en prijsvoorwaarden, houdt aanzienlijke energiebesparingen in.

  • (7) 
    Al naar samenstelling kan cement worden ingedeeld in categorieën, waarvan de voornaamste zijn:
  • a) 
    gewoon en speciaal Portlandcement dat in hoofdzaak wordt gebruikt in de bouwnijverheid en in de weg- en waterbouw;
  • b) 
    puzzolaancement - klinker + puzzolaanaarde of vliegas;
  • c) 
    hoogovencement - klinker + slakken;
  • d) 
    aluminiumcement, dat verkregen wordt uit speciale klinker die snel verhardt en bestand is tegen agressieve stoffen (bijvoorbeeld zeewater).
  • (8) 
    De meest gebruikte cementsoorten worden aan de hand van de sterkteklassen onderverdeeld in cementen van het normale soort en in die met hoge sterkte: het normale soort heeft, op de 28ste dag van gebruik, een minimale druksterkte van 300 tot 350 kg/cm2; het type met hoge sterkte heeft een druksterkte van 425 tot 450 kg/cm2 of zelfs meer.
  • (9) 
    "Grijs" cement is een homogeen produkt waarbij merkenconcurrentie van ondergeschikt belang is. Hoewel de grondstoffen die gebruikt worden per fabriek of per land kunnen verschillen, moet het eindprodukt voldoen aan normen ten aanzien van de fysische, chemische en mechanische eigenschappen die, nog vóór zij door de overheden verplicht gesteld werden, al universeel door de producenten erkend werden. Ongeacht het soort cement dat geproduceerd wordt (normaal of speciaal, met normale of snelle verharding enzovoort), dient het cement altijd te voldoen aan de vereiste standaardeigenschappen. Overigens kunnen de meeste producenten alle soorten cement aanbieden.
  • 7. 
    De produktie van "wit" cement
  • (1) 
    Voor de produktie van "wit" cement moet de kalk voor de klinkerproduktie van uitzonderlijke kwaliteit zijn. Deze kalk is dan ook zeldzamer dan de kalk die voor "grijs" cement gebruikt wordt. Verder zijn speciale produktie-installaties vereist.

"Wit" cement ontstaat, net als "grijs" cement, door klinker te vermalen en met gips te vermengen. De witheid van het cement wordt nauwkeurig gemeten en gecontroleerd teneinde te garanderen dat het cement voldoet aan de eisen van de gebruikers, die meestal verband houden met esthetische aspecten.

"Wit" cement is meestal Portlandcement; het moet net als "grijs" cement, bepaalde fysische, chemische en mechanische eigenschappen bezitten en wordt ingedeeld naar sterkteklassen.

  • (2) 
    "Wit" cement wordt, gezien de toepassing ervan en de zeldzaamheid van de benodigde grondstoffen, door slechts een klein aantal producenten gemaakt. Het verbruik van "wit" cement vertegenwoordigt ± 1% van het verbruik van "grijs" cement, de kostprijs ligt hoger dan die van "grijs" cement en de verkoopprijs bedraagt het dubbele van de verkoopprijs van "grijs" cement.

"Wit" cement is bestemd voor een andere markt dan "grijs" cement.

  • 8. 
    Kenmerken van de industrie
  • (1) 
    De cementindustrie is een zware industrie met een hoge kapitalisatiegraad die aanzienlijke investeringen vereist. De gemiddelde levensduur van de installaties is lang, namelijk van 20 tot 30 jaar.
  • (2) 
    De cementindustrie is geografisch verspreid: cement wordt vrijwel overal ter wereld gefabriceerd. Dit valt grotendeels toe te schrijven aan het technische procédé, dat zelfs in de minst ontwikkelde landen kan worden gebruikt, de betrekkelijk hoge transport- en distributiekosten, en het bestaan van plaatselijke, gemakkelijk toegankelijke en betrekkelijk weinig kostbare grondstoffen. De cementfabrieken liggen over het algemeen dicht bij hun grondstofbronnen wegens de hoge transportkosten van deze zware produkten. De nabijheid van cementfabrieken en gebruikers is eveneens een belangrijk gegeven.
  • (3) 
    Het aanbod is star, omdat het op korte termijn verband houdt met bepaalde produktiecapaciteiten waarvan opvoering aanzienlijke investeringen vergt.
  • (4) 
    De vraag is eveneens betrekkelijk star op het punt van prijsalternatieven. Uit dien hoofde is de traditionele oplossing, de prijsverlaging in tijden van dalende afzet, voor de producenten moeilijk aanvaardbaar, vooral wegens de vrees voor reacties van andere producenten. Hoe dan ook kan de cementindustrie zelf slechts vrij geringe invloed uitoefenen op de vraagbepalende factoren, die de algemene economische situatie weerspiegelen. Deze factoren zijn in hoofdzaak de rentetarieven, het leningbeleid, de ontwikkeling van de reële koopkracht, het niveau van de overheidsinvesteringen alsmede de rentabiliteit van handel en industrie over het algemeen. De schommelingen in het bedrijvigheidspeil van de cementindustrie volgen dus de ontwikkeling van de economische cycli van de landen.
  • (5) 
    De cementindustrie biedt ideale mogelijkheden voor schaalvoordelen: het basisprocédé is eenvoudig, het eindprodukt is homogeen, de technologie is voor iedereen toegankelijk. De schaalvoordelen zijn van grote invloed op de vaste en op de loonkosten. Ook kunnen zij van invloed zijn op de energiekosten, naar gelang van het produktieprocédé ("droog" of "nat"), aangezien een hoger energieverbruik in een grotere produktie-eenheid een verlaging van de prijs per eenheid produkt met zich meebrengt, zoals nog zal blijken. Getracht is de schaalvoordelen te kwantificeren om op die manier de optimale grootte van een fabriek voor de produktie van cement te kunnen bepalen (6), en hoewel de economen verschillende opvattingen erop na houden wat de bepaling betreft van dergelijke voordelen bij een fabriek met een optimale grootte ten opzichte van een andere fabriek die niet deze afmetingen heeft - zij kunnen naar gelang van de opvattingen variëren van 10 tot 26% - is wel aanvaard dat deze schaalvoordelen van groot belang zijn voor de cementindustrie.

Deze constatering heeft ertoe geleid dat het aantal fabrieken in de cementindustrie werd teruggebracht en dat de gemiddelde grootte toenam, zoals blijkt uit tabel 6B die de Italiaanse bedrijfstak tijdens de hoorzitting van 2 maart 1993 toonde.

  • 9. 
    De produktiekosten
  • (1) 
    In hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar en tijdens de hoorzitting hebben de ondernemingen bevestigd dat de curve van de kosten per eenheid produkt in alle landen ongeveer dezelfde is. Op basis van de gegevens die gepubliceerd zijn in de documenten die vermeld worden in de voetnoten aangaande punten (4) en (5), blijkt dat de verklaringen van de ondernemingen niet met de werkelijkheid stroken.
  • (2) 
    Allereerst lijken, wat de kostprijs van het cement betreft, de vaste en de variabele kosten daarin met elk ± 50% min of meer gelijk te zijn.
  • (3) 
    Met betrekking tot de vaste kosten moet vermeld worden dat de financieringskosten van land tot land verschillen aangezien zij afhankelijk zijn van de rentepercentages, die in de verschillende landen van de Gemeenschap in de jaren tachtig nogal uiteenliepen. De afschrijvingskosten zijn, hoewel minder rechtstreeks dan de financieringskosten, ook afhankelijk van de verschillende rentepercentages.
  • (4) 
    Wat de loonkosten betreft, die voor een klein deel onder de vaste kosten (onderhoud) en voor het grootste deel onder de variabele kosten vallen, bedroegen in 1987 in de EG-landen de gemiddelde kosten per mens-uur (Duitsland: index 100) (7):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (5) 
    De elektriciteitsprijs (8) voor grootgebruikers verschilt ook per land en is overal lager bij grotere afnamehoeveelheden. Eurostat gaat uit van zeven verbruiksklassen, van 30 000 KWh tot 24 000 000 KWh. Bij analyse van de gegevens met betrekking tot 2 000 000 KWh (de analyse van andere verbruiksklassen leidt tot een soortgelijke constatering), kan geconcludeerd worden dat de energieprijzen van de verschillende landen in 1985 en 1990 (de analyse van de andere jaren leidt tot een soortgelijke constatering) enorm uiteenlopen (ecu/100 KWh):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (6) 
    Uiteenlopende produktiekosten leiden ertoe dat de prijs per land, en in één en hetzelfde land zelfs per regio, kan verschillen indien de verkoopprijzen niet van overheidswege worden vastgesteld of gecontroleerd.

Uit de tabellen 7, die getoond werden tijdens de hoorzitting van 2 maart 1993 door de Italiaanse bedrijfstak en die tot stand zijn gekomen op grond van de gegevens van Cembureau (zie bijlage 9), valt af te lezen hoe de prijzen zich van 1981 tot en met 1991 in de landen van de Gemeenschap hebben ontwikkeld. Op grond hiervan kan geconstateerd worden dat er tussen de prijzen van, enerzijds, het Verenigd Koninkrijk en, anderzijds, Duitsland, Frankrijk en België in 1981 een verschil bestond van ± 30 ecu per ton (de Britse prijs bedroeg ± 70 ecu) en van 15 à 20 ecu per ton in 1991, dat het verschil in prijs tussen Frankrijk, België en Duitsland in 1981 vrijwel nihil was en dat dit verschil vanaf 1982 allengs is toegenomen tot ± 12 ecu per ton in 1986 om vervolgens weer te dalen naar ± 7 ecu per ton in 1991, dat het prijsverschil tussen Italië en het Verenigd Koninkrijk nog altijd enorm is (± 30 ecu), dat de Italiaanse prijzen nog altijd minstens 20% lager liggen dan de Franse en minstens 35% lager dan de Duitse prijzen.

Deze prijsverschillen tussen de diverse landen werden bevestigd in de vergaderingen van de delegatiehoofden van Cembureau. (Zie paragraaf 10).

In de landen waar geen prijscontrole bestond of waar deze is opgeheven, maken de producenten prijzen voor iedere fabriek bekend. Deze prijzen kunnen onderling uiteenlopen, zoals blijkt uit het feit dat de nationale verenigingen van deze landen (Duitsland, Frankrijk en Spanje, bij voorbeeld) aan Cembureau prijsgemiddelden opgeven.

  • 10. 
    De transportkosten
  • (1) 
    De transportkosten vormen een belangrijk element bij het vaststellen van de uiteindelijke prijs voor de gebruiker van het cement, aangezien cement een zwaar produkt is met een lage waarde ten opzichte van het gewicht.

Allereerst dient geconstateerd te worden dat de kosten per eenheid bij vervoer over de weg per ton lager worden naarmate de afstand toeneemt. Door de index voor de afstand tussen 150 en 499 km op 100 te stellen, wordt een index van ± 80 verkregen voor de afstand tussen 500 en 1499 km en van ± 65 voor nog grotere afstanden. In absolute waarde betekent dit voor de eerste trajectlengte in 1989 een minimum van 0,06 ecu per t/km en een maximum van 0,08 per t/km, voor de tweede trajectlengte een minimum van 0,05 ecu per t/km en een maximum van 0,07 per t/km, en voor de derde trajectlengte een minimum van 0,04 ecu per t/km en een maximum van 0,06 per t/km (9).

Verder kan geconstateerd worden dat, voor de jaren 1982 tot en met 1988, het prijsindexcijfer in de diverse landen een ander verloop heeft gekend (10). Wanneer voor 1982 het indexcijfer op 100 wordt gesteld (deze index komt overeen met absolute waarden die per land verschillen), dan is deze index in 1988 voor Duitsland 122, voor Frankrijk 109,8, voor Italië 115, voor Nederland 108,7 en voor België/Luxemburg 117,8.

De kosten per eenheid voor vervoer over zee liggen veel lager dan bij vervoer over de weg; bij de lagere kosten per eenheid ten opzichte van het vervoer over de weg moeten echter nog de kosten worden opgeteld voor de installatie van silo's op de losplaats.

  • (2) 
    De drie belangrijkste methoden die gebruikt worden voor de doorberekening van de transportkosten in de produktiekosten teneinde de prijs vast te kunnen stellen die de gebruiker moet betalen, zijn (11):
  • (3) 
    a) De pariteitspuntenmethode ("Basing Points System")

"De verkoop op een pariteitspunt betekent dat de prijs bij levering franco plaats van bestemming gelijk is aan de basisprijs plus de transportkosten tot de plaats van aflevering, die berekend worden op basis van een van te voren vastgesteld pariteitspunt, en niet noodzakelijkerwijs vanaf de plaats waar de fabriek van de verkoper zich bevindt." (Phlips, blz. 10)(Vertaling (12)).

De keuze kan betrekking hebben op verschillende pariteitspunten: in dit geval spreken we over een systeem met "meerdere pariteitspunten".

Terwijl dit systeem in de Verenigde Staten sinds de jaren veertig niet meer gebruikt wordt, voorziet artikel 60 van het EGKS-Verdrag expliciet in de toepassing ervan. (Phlips, blz. 16).

"Voor dit systeem is het noodzakelijk dat de producenten afspraken maken over de methode om de transportkosten te berekenen, de manier om de prijzen af-fabriek vast te stellen en aan te passen (bij voorbeeld op basis van de gemiddelde produktiekosten of via het erkennen van "price-leaders") en de lokaties die gekozen worden als pariteitspunten. Het gebied waarop de afspraken van toepassing zijn, wordt weergegeven met behulp van concentrische cirkels om alle pariteitspunten, zodat iedereen die op de hoogte is van de afstand tussen het pariteitspunt, de koper en de prijs af-fabriek, in staat is de uiteindelijke prijs voor alle kopers te berekenen . . . Aan de hand van dit systeem kan iedere producent tevens onmiddellijk de omvang van zijn markt bepalen aan de hand van de kaart, die is ingedeeld naar de desbetreffende pariteitspunten.

Bovendien is het aan de hand van dit systeem mogelijk de markt tussen de producenten te verdelen aangezien berekend kan worden wat de maximale afstand is waar een producent kan komen zonder een deel van de transportkosten voor eigen rekening te moeten nemen, alsmede de maximale afstand waarboven de transportkosten de winstmarge wegnemen." (13) (Bianchi, blz. 30).

  • (4) 
    b) De methode van franco-prijzen per zone

"De uniforme prijs bij levering franco plaats van bestemming geldt voor een heel gebied. Wanneer de transportkosten per eenheid relatief hoog liggen en de vraag op verscheidene plaatsen geconcentreerd is, kunnen verscheidene zones aangewezen worden. Binnen iedere zone is een franco-eenheidsprijs van toepassing voor alle leveringspunten... Tussen de zones wordt een strikt prijsverschil aangehouden, hetgeen betekent dat de kopers niet in een andere zone mogen kopen of verkopen dan in die waarin zij gevestigd zijn (of die aan hen toegewezen is). De verzendingen dienen dan ook nauwlettend gecontroleerd te worden. De eenvoudigste manier om deze controle uit te voeren bestaat eruit de kopers te verbieden zelf voor het vervoer te zorgen. Een dergelijk verbod is echter niet onontbeerlijk: men kan ermee volstaan de betaling van de prijs bij "levering franco plaats van bestemming" te eisen (. . .) die in de zone van de koper geldt, zelfs indien deze zich in een andere zone bevoorraadt. In dat geval mogen de prijsverschillen tussen de zones niet hoger zijn dan de transportkosten naar de belangrijkste afzetgebieden, teneinde eventuele arbitrages te voorkomen. Binnen de zones zorgt het verbod op de levering af-fabriek ervoor dat het systeem goed functioneert. Ook hier geldt dat soepelheid kan worden betracht: de (vaak gedeeltelijke) terugbetaling van de transportkosten bij levering af-fabriek kan toegestaan worden, maar dit vereist een bijzonder gedisciplineerde handel, een strenge controle van de bestemmingen en tarieven die overeenkomen met de reële transportkosten." (14) (Phlips, blz. 9 en 10).

"In het geval van een systeem van prijzen per zone, is de situatie duidelijk en onomstreden: dit systeem is alleen mogelijk wanneer een geografische markt in zones verdeeld is bij een stilzwijgende of uitdrukkelijke overeenkomst tot regionale verdeling. De logica van het systeem, vanuit het oogpunt van de prijsconcurrentie, is duidelijk: aan de ene kant sluit het alle concurrentie uit, zowel op het niveau van de produktie als op dat van de handel; aan de andere kant hebben de kopers er geen enkel belang bij om zich bij een dichterbij gevestigde producent te bevoorraden." (15) (Phlips, blz. 14).

  • (5) 
    c) De methode van prijzen af-fabriek (f.o.b.)

Bij deze methode "vermelden de producenten de prijs af-fabriek waartegen de kopers kunnen kopen, met dien verstande dat deze laatsten op eigen kosten voor het vervoer zorgen of, indien zij er de voorkeur aan geven dat de producent dit verzorgt, de reële transportkosten die bij de prijs af-fabriek worden opgeteld. Hypothetisch gezien, is de netto-prijs van de producent altijd dezelfde, ongeacht de bestemming, terwijl de prijs voor afgeleverde waar, op iedere afleveringsplaats, gelijk is aan de prijs af-fabriek plus de reële transportkosten. Bij een dergelijk systeem is de prijs bij levering franco plaats van bestemming hoger naarmate de afleveringsplaats verder van de fabriek of van het produktiecentrum verwijderd is. Ieder centrum beschikt op die manier over een "natuurlijke markt" waarbinnen de produkten ervan een lagere prijs voor afgeleverde waar hebben dan die van de concurrerende produktiecentra." (16) (Phlips, blz. 12).

Deze methode kent twee varianten.

De eerste is dat de prijs af-fabriek voor alle producenten gelijk is. "Uniforme f.o.b.-prijzen komen zowel binnen georganiseerde kartels voor als in het geval van stilzwijgende afspraken, zoals het systeem van de pariteitspunten. Hoewel de doorzichtigheid van de markt minder groot is wat de prijs voor afgeleverde waar betreft, aangezien de kopers hun eigen transportmiddelen gebruiken, is de markt volkomen doorzichtig wat de prijs af-fabriek betreft. Terwijl de uitsluiting van afspraken ertoe leidt dat ieder produktiecentrum zijn eigen natuurlijke markt afschermt, bieden stilzwijgende prijsafspraken ook bepaalde voordelen. De keuze tussen de twee formules hangt vooral af van de geografische stabiliteit van de vraag. Wanneer deze zich in de verschillende regionale delen van de markt identiek ontwikkelt, is het f.o.b.-systeem het eenvoudigst. Iedere natuurlijke markt ontwikkelt zich in hetzelfde tempo en het volstaat de natuurlijke markt van eenieder te handhaven om de marktsegmenten veilig te stellen . . .

Wanneer er zich ongewenste verschuivingen van de natuurlijke grenzen voordoen, bij voorbeeld door de ontwikkeling van nieuwe transportmiddelen, blijft correctie mogelijk door de verschillen tussen de prijzen af-fabriek bij te stellen. Wanneer er zich echter frekwente en belangrijke regionale verschuivingen van de vraag voordoen, dan worden afspraken, en dus het systeem met pariteitspunten, noodzakelijk. Dan kan een centrum dat geconfronteerd wordt met een dalende vraag, zijn marktaandeel behouden dank zij leveringen aan expansie doormakende regio's, zonder dat dit gevaar oplevert voor de prijsstructuur." (17) (Phlips, blz. 17 en 18).

Bij de andere variant van de methode is de prijs af-fabriek niet voor een bepaald aantal producenten gelijk, maar specifiek voor elk van hen. In dit geval heeft iedere producent een "natuurlijke markt"; de omvang van deze markt wordt echter niet bepaald door de uniformiteit van de prijzen af-fabriek van de andere producenten, maar hangt alleen af van factoren die losstaan van afspraken. Wanneer de producent namelijk zijn prijs af-fabriek verlaagt omdat hij erin geslaagd is de produktiekosten te verlagen door een beter gebruik van de installaties of door innovaties die het rendement van de produktie verhogen, wordt zijn "natuurlijke markt" groter en krijgt hij ook toegang tot de "natuurlijke markten" van andere producenten. Ook factoren als een betere ligging van de fabriek ten opzichte van die van de concurrenten en de toepassing van technologische innovaties op transportgebied kunnen voor een uitbreiding van de natuurlijke markt zorgen. (Zie Bianchi, blz. 29).

  • 11. 
    De relevante markt
  • (1) 
    Wat de produkten betreft bestaan er voor "grijs" cement, "wit" cement en klinker afzonderlijke markten, aangezien al deze produkten in verschillende behoeften voorzien. Er dient echter rekening mee te worden gehouden dat klinker invloed kan hebben op de andere markten aangezien het een voor de produktie van "grijs" en "wit" cement onontbeerlijk tussenprodukt is.
  • (2) 
    Uit geografisch oogpunt kan de cementmarkt gezien worden als een geheel van rond verschillende fabrieken liggende, elkaar gedeeltelijk overlappende markten dat geheel Europa beslaat.
  • (3) 
    De omvang van de respectieve markten, alsmede die van de overlappingen ervan, hangt af van de afstand, gerekend vanaf de fabriek, waarbinnen het cement verkocht kan worden. De producenten zijn het kennelijk niet eens over deze afstand, aangezien bepaalde producenten tijdens de hoorzitting een maximum van 100 km (de Italiaanse vereniging AITEC, tabel 4; Oficemen, grafiek 2) noemden, terwijl anderen tot 150 of 200 km kwamen (SFIC, transparant nr. 14).

De producenten zijn het dus niet eens over de vraag over welke afstand het vervoer van cement economisch verantwoord is; de Commissie kan harerzijds deze afstand niet vaststellen omdat zij zich moet beperken tot feitelijke constateringen.

Rekening houdend met de voorgaande opmerkingen over de schaalvoordelen, de produktiekosten, de transportkosten en de methoden om de transportkosten in de kostprijs door te berekenen, kan over het algemeen worden gesteld dat in een concurrerend systeem de afstand waarover cement kan worden vervoerd, afhankelijk is van verscheidene factoren, zoals de omvang van de fabriek, de capaciteitsbezetting, de produktiekosten, de transportmiddelen en de kosten van elk transportmiddel en de prijzen die op de verschillende markten gelden.

  • (4) 
    Vanuit het oogpunt van de feitelijke toestand constateert de Commissie dat: Schwenk, met fabrieken in Ulm en Karlstadt, via NCH cement levert en daarvoor - tot de Nederlandse grens - meer dan 500 km aflegt, waarbij voor de levering aan de afnemers nog de in Nederland afgelegde kilometers opgeteld moeten worden; Teutonia levert over de weg via NCH, vanaf haar fabriek in Hannover, cement aan Nederland en legt hiervoor - tot de Nederlandse grens - tussen de 224 en 264 km af (naar gelang er in Noord- danwel in Zuid-Nederland wordt geleverd), waarbij nog de kilometers komen die in Nederland afgelegd worden om aan de afnemers te leveren; de producenten in Noord-Frankrijk hebben, via het verkoopkantoor Norcim, aan Nederland en vanuit Nederland aan België cement geleverd, waarbij meer dan 250 km werd afgelegd (zie: interne nota van Vicat van 1 september 1982, geschreven notitie van Obourg van 1985, telex van Vicat van 4 april 1986, notulen van Norcim van 27 november 1985: documenten 33126/6042-6043, 309-310, 6040, 5747-5748); de Belgische producenten hebben laten weten dat zij grote problemen hebben om aan Frankrijk te leveren wegens de kosten van de wachttijd bij de douane, de verschillende gewichten die in de twee landen toegestaan zijn, de verschillende normen, enzovoort (zie verslag van de hoorzitting van 8 maart 1993, Bijlage VII/B, blz.7 en 8 en Bijlage VIII). In het Belgische financiële dagblad "L'Echo de la Bourse" van 18 november 1992 was te lezen dat, sinds de verwerving van CCB door Ciments Français "dit jaar een miljoen ton extra wordt gefabriceerd om te voorzien in de Franse vraag (met inbegrip van het Parijse bekken), na de recente sluiting van drie produktie-eenheden in Noord-Frankrijk, die ook eigendom waren van Ciments Français. Dit cement, dat bestemd is voor Frankrijk, zal vervoerd worden vanaf een op het terrein van CCB gelegen verzendplaats. CCB beschikt daar over acht opslagsilo's, elk met een capaciteit van 5.000 ton" (18): het is dus in principe mogelijk de kosten te dragen van grensoverschrijdend vervoer, meer dan 200 km af te leggen en dan ook nog opslagkosten op te brengen.
  • (5) 
    Natuurlijke obstakels, zoals bergen, vormen geen belemmering voor de levering van cement. Zo kan Buzzi de Alpen oversteken om in Frankrijk te leveren vanuit haar fabriek in de omgeving van Cuneo, terwijl Italcementi, met een fabriek eveneens daar in de buurt, evenals de Franse producenten aan de andere kant van de grens, beweert dat het onmogelijk is rendabel over de grens heen te leveren. Uit de notulen van de vergaderingen van de delegatiehoofden (zie paragraaf 19, hierna) blijkt dat het mogelijk is vanuit Duitsland en Spanje aan het Verenigd Koninkrijk en aan Ierland cement te leveren, zoals de Italiaanse producenten evenzeer over de Alpen heen in Zwitserland kunnen leveren.

De leveringen van de Griekse producenten aan het Verenigd Koninkrijk en aan Italië en de dreiging van leveringen op andere Europese markten waren de aanleiding van het zogenaamde "Griekse probleem"; Titan heeft een terminal kunnen installeren voor vaste cementleveringen aan het Verenigd Koninkrijk, zoals Titan en andere Griekse producenten ook in Italië en Frankrijk leveringspunten konden inrichten.

  • (6) 
    Wat de feitelijke constateringen betreft en gezien het beperkte intracommunautaire handelsverkeer in verhouding tot de afzet - volgens Blue Circle mede veroorzaakt doordat de export voor winst op lange termijn geen garantie biedt - kan gesteld worden dat de beperktheid van deze export op zich niet aantoont dat het onmogelijk is deze export uit te breiden.

Hoewel het juist is dat Cement, als een zwaar produkt met een geringe toegevoegde waarde, zich door de aard van dat produkt bezwaarlijk tot vervoer over grote afstanden leent, is het evenzeer zo dat geen enkele algemene regel van enige economische grens aan het vervoer van dat produkt kan worden aangenomen.

De economisch aanvaardbare vervoersafstanden zijn immers afhankelijk van de produktiekosten van de afzonderlijke fabrieken, van de schaaleconomie die met concentraties kunnen worden verkregen en van de daarvoor gebruikte vervoersmiddelen (over de weg, per spoor, over waterwegen of over zee).

Overigens, daar het een banaal en verwisselbaar produkt betreft, ongeacht de herkomst ervan, leidt elk aanbod van dat produkt, zelfs in geringe hoeveelheden en tegen een slechts lichtjes lagere prijs dan die waartegen een plaatselijke producent zijn produkt aanbiedt, tot gevolgen, wegens het daarin besloten liggende aankondigingseffect, die kunnen worden beschouwd als een verstorend karakter te hebben op het niveau van prijs of van commerciële transacties in zoverre tal van kopers hetzij hun aankopen in de mate van het mogelijke uitstellen, hetzij op hun locale producenten druk uitoefenen om de prijscondities op de lagere prijzen afgestemd te krijgen, hetgeen tot gevolgen leidt als die welke in punt 7 worden beschreven.

De opmerkingen met betrekking tot de beperkte export zijn niet significant, aangezien voor het verkrijgen van een omvangrijke en regelmatige exportstroom, de exporteur zich ervan moet vergewissen dat de prijs die hij op de exportmarkt kan krijgen, steeds hoger is dan die op zijn eigen markt. Zoals reeds in paragraaf 9 werd opgemerkt, zijn er sinds 1981 prijsverschillen geweest die varieerden van 10% tot 15 of 20% (tussen Frankrijk en Duitsland, tussen Duitsland, Nederland en België, tussen Frankrijk en Italië, tussen Duitsland en het Verenigd Koninkrijk), 30% (tussen Duitsland en Italië, tussen Spanje, Portugal en Duitsland), 50% (tussen Italië en het Verenigd Koninkrijk, tussen Spanje, Portugal en het Verenigd Koninkrijk), tot zelfs 100% (tussen Griekenland en het Verenigd Koninkrijk) (zie hiervoor de tabellen 7 die de Italiaanse bedrijfstak tijdens de hoorzitting van 2 maart 1993 liet projecteren). Deze prijsverschillen, die over een langere periode werden geconstateerd, kunnen aansluiten op de verwachtingen van de exporteurs ten aanzien van een duurzame winst. De laatste opmerking heeft betrekking op de aanwezigheid van oligopolies op de verschillende markten, en dus op het feit dat iedere marktdeelnemer, alvorens te besluiten zich op de markt van een ander te begeven, rekening moet houden met de reacties van de concurrenten en met hun eventuele tegenmaatregelen. Zonder verder op de speltheorie of op het "prisoner's dilemma" te willen ingaan, kan gesteld worden dat het niet zeker is dat iedere marktdeelnemer meer verdient door op zijn eigen markt te blijven, aangezien uit de speltheorie ook blijkt dat iedere marktdeelnemer besluit zich op de markt van een ander te begeven en tegenmaatregelen te riskeren, wanneer hij van mening is dat de winst op lange termijn groter is wanneer hij op verscheidene markten aanwezig is, dan op slechts één enkele. Bovendien is het spel tussen oligopolisten niet eenvoudig te doorzien doordat er naast de mogelijke tegenmaatregelen van een andere marktdeelnemer nog veel andere onzekerheidselementen zijn, waarmee rekening moet worden gehouden.

Het bestaan van uit geografisch oogpunt afzonderlijke markten vormt geen absolute belemmering voor de concurrentie tussen de producenten van aangrenzende markten.

  • (7) 
    De overlappende markten zijn interdependent en iedere actie die op een bepaalde markt blijkt plaats te vinden, kan als een golf naar verder gelegen markten overslaan. Dit blijkt uit de volgende feiten. De bijeenkomsten van de delegatiehoofden van Cembureau (zie paragraaf 19), waaraan de gehele Europese bedrijfstak deelnam, zelfs ondernemingen ervan die op dat moment daarbij niet rechtstreeks waren betrokken, werden georganiseerd om te voorkomen dat het intracommunautaire handelsverkeer zich in volume of omvang zou uitbreiden, en te adviseren de prijsverschillen tussen de markten te verkleinen om export minder aantrekkelijk te maken. De overeenkomsten tussen Griekse en Spaanse producenten binnen de "Cement Marketing Association" werden als fundamenteel voor het evenwicht in Europa beschouwd. De reactie op de Griekse export naar het Verenigd Koninkrijk en naar Italië was een gezamenlijke reactie van de Europese bedrijfstak, aangezien men de mening was toegedaan dat de samenwerking binnen de gehele Europese bedrijfstak van wezenlijk belang was om de stabiliteit van deze bedrijfstak te handhaven, en niet alleen van die van de bedreigde landen.

Uit het voorgaande blijkt dat Europa de relevante markt vormt, bestaande uit een geheel van elkaar overlappende en wederzijds afhankelijke markten.

  • 12. 
    Het aanbod
  • (1) 
    De Gemeenschap is de grootste cementproducent ter wereld. De produktiecapaciteiten belopen ± 220 miljoen ton, terwijl het verbruik in het beste jaar niet meer dan 180 miljoen ton bedroeg (19). De Gemeenschap heeft structureel met de onderbezetting van de produktiecapaciteiten en zelfs met overproduktie te kampen: in alle landen, behalve Nederland, bestaan overcapaciteiten, terwijl die in het Verenigd Koninkrijk een cyclisch verschijnsel zijn. De uitvoer lag steeds boven de invoer: de Gemeenschap is derhalve netto-exporteur.
  • (2) 
    Het groeipercentage van de cementindustrie in Europa beliep van 1965 tot en met 1981 3,8% per jaar. Na 1981 heeft de Europese cementindustrie onder de ongunstige economische conjunctuur en met name de crisis in de bouwnijverheid, geleden. Gezien de moeilijkheden op de markt, volgden de cementfabrikanten min of meer gelijkaardige bedrijfsstrategieën: aanpassing van de produktiefactoren, zowel door de vermindering van de excedentaire produktiecapaciteiten als door personeelsinkrimping; aanpassing van het produktieproces langs de weg van enerzijds omschakeling van de ovens op minder dure brandstoffen en anderzijds uitbreiding van de droge, halfdroge of halfnatte procédés; inspanningen tot verhoging van de gebruikmaking van secundaire bestanddelen bij de cementproduktie; de geografische diversificatie van de markten door middel van zowel de vergroting van de uitvoer naar derde landen als de verwerving van cementfabrieken, met name in Noord-Amerika.

Sinds 1987 is de cementproduktie ten gevolge van de dynamische economische conjunctuur met meer dan 3% per jaar gestegen, maar sinds 1991 is zij opnieuw ingezakt.

  • (3) 
    Hoewel de cementindustrie als een zware industrie moet worden beschouwd, is zij op regionaal en zelfs mondiaal niveau tamelijk geconcentreerd. De concentratietendensen zijn sterk, grotendeels wegens de hoge investeringskosten, en hebben zich tot in 1993 voortgezet (wat de controle over de verschillende ondernemingen betreft, zie punt 5).

De belangrijkste cementgroepen ter wereld zijn de Europese concerns. Holderbank, Lafarge, Ciments Français, Italcementi, Blue Circle, Heidelberger controleren alleen al ongeveer 20% van het cementaanbod op wereldschaal.

In de Gemeenschap in haar geheel, controleren de boven-genoemde zes groepen (sinds 1992, na de overname van Ciments Français door Italcementi, zijn het er vijf) alleen al ± 45% van het cementaanbod. Als het aanbod op het niveau van iedere Lid-Staat wordt bezien, constateert men dat het oligopolie nog enger wordt. In feite is er in Denemarken, Ierland, Luxemburg en Nederland nog maar één cementproducent over; in België beheersen CBR (sinds 1993 Heidelberger) en Holderbank 80% van het aanbod; in Frankrijk beheersen Lafarge en Ciments Français (Italcementi sinds 1992) 77% van het aanbod; in Duitsland beheersen Heidelberger-Dyckerhoff en Schwenk 60% van het aanbod; in Italië beheersen Italcementi, Unicem en Cementir ± 60% van de markt; in het Verenigd Koninkrijk delen de drie daar aanwezige producenten (Blue Circle, Rugby en Castle) vrijwel het gehele aanbod; in Portugal beheersen de twee aanwezige producenten (Cimpor en Secil) de totaliteit van het aanbod; in Spanje beheersen vier groepen, Valenciana, Asland (sinds 1990 Lafarge), Holderbank en Uniland, 50 à 60% van het aanbod.

  • (4) 
    De meeste Europese cementondernemingen hebben gepoogd hun bedrijfsrisico te diversifiëren door vestiging in het buitenland, en sinds enige tijd ook in de Oosteuropese landen; in de Verenigde Staten wordt het merendeel van het aanbod sinds enige jaren reeds door Europese concerns beheerst.
  • (5) 
    De meeste Europese cementfabrikanten zijn verticaal geïntegreerd. Afgezien van de controle van de grondstoffenbronnen in de voorafgaande fase van de bedrijfskolom, bezitten zij aan het andere uiteinde daarvan een aantal cementverbruikende ondernemingen die stortklaar beton en geprefabriceerde betonprodukten leveren, en beheersen zij rechtstreeks of onrechtstreeks, het merendeel van de cementvervoerbedrijven: dit alles stelt hun in staat invloed uit te oefenen op het vraagpatroon.
  • (6) 
    Bepaalde grote ondernemingen (Holderbank, Blue Circle, Titan, Heracles, Aker/Euroc, Lafarge, Asland-Uniland-LACSA-Molins) zijn bovendien, alleen of geassocieerd, actief in de internationale cementhandel, die meestal op derde landen is gericht.
  • 13. 
    De vraag
  • (1) 
    De tendensen betreffende het cementverbruik vloeien enerzijds voort uit het volume van de bouwnijverheid en anderzijds uit de positie die zowel cement als de daarvan afgeleide produkten (stortklaar beton en voorgespannen betonprodukten) bij de voor de bouw gebruikte grondstoffen innemen.

Het cementaandeel in de bouwkosten is echter gering, ondanks een groter gebruik van geprefabriceerde betonprodukten.

  • (2) 
    Zoals gezegd is de vraag, gezien het geringe aandeel van de prijs van cement in de bouwkosten, vrij ongevoelig voor prijsschommelingen.
  • (3) 
    Ten gevolge van de ontwikkeling van de bouwtechnieken is het rechtstreekse cementverbruik afgenomen. De voornaamste afnemers van de cementfabrieken zijn thans de producenten van stortklaar beton, die ± 45% van het in de Gemeenschap verbruikte cement aankopen. De andere belangrijke cliënten zijn de fabrikanten van voorgespannen betonprodukten en andere bouwelementen die in de Gemeenschap ± 30% van het cementaanbod afnemen. De eindverbruiker is normalerwijs de bouwnijverheid, waartoe de cementindustrie zich steeds meer wendt om cement te gebruiken bij andere toepassingen, zoals bij de aanleg van autowegen, en bij produkten van voorgespannen beton ter vervanging van natuurlijke produkten, zoals marmer of natuursteen, staal en hout.
  • 14. 
    Het handelsverkeer

Zoals gezegd is de Gemeenschap een netto-exporteur. Het merendeel van de uitvoer is bestemd voor diverse derde landen, met name landen in Noord-Amerika, in het Midden-Oosten en in Afrika. De bedrijfstak in alle Lid-Staten neemt, in uiteenlopende mate, deel aan deze uitvoer, met inbegrip van Nederland dat echter een netto-cementimporteur is, via de Exportcomités die zijn opgericht door de grote exporteurs en door alle landen. De prijzen die bij de uitvoer naar derde landen worden verkregen, liggen over het algemeen lager dan de in de onderscheiden landen van de Gemeenschap geldende prijzen, zoals blijkt uit de documenten van deze Exportcomités (zie verder hoofdstuk 6).

Het intracommunautaire handelsverkeer, dat vóór 1985 bijzonder gering was, heeft de tendens te stijgen en is in het begin van de jaren '90 meer dan verdubbeld ten opzichte medio jaren '80, ondanks het feit dat een aantal landen, waar sinds enige tijd normen voor de toepassing van cement bestonden, vanaf 1986 administratieve belemmeringen hebben ingevoerd, zoals de homologatieprocedure.

AFDELING III

DE INTERNATIONALE ORGANISATIES VAN CEMENTFABRIKANTEN

HOOFDSTUK 3

Cembureau

  • 15. 
    Maatschappelijk doel en structuur van Cembureau
  • (1) 
    Cembureau is een in 1947 opgerichte vereniging met zetel te Malmoe, Zweden, en administratiekantoren eerst te Parijs en sinds 1 oktober 1988 te Brussel.

Volgens artikel 3 van de statuten zoals deze tot 6 juni 1989 golden, "heeft de vereniging als voornaamste doelstellingen:

  • 1. 
    de uitwisseling van inlichtingen tussen de leden;
  • 2. 
    het bijeenbrengen van statistieken en andere inlichtingen;
  • 3. 
    de studie van economische vraagstukken;
  • 4. 
    de samenwerking op het gebied van de marktontwikkeling (promotie);
  • 5. 
    de samenwerking op de aanverwante technische en industriële gebieden;
  • 6. 
    het dienen als informatiecentrum met betrekking tot de cementindustrie." (20)

Bij de op 6 juni 1989 vastgestelde statuten zijn in de punten 3 en 5 van artikel 3 de volgende wijzigingen aangebracht en is het volgende punt 6b toegevoegd):

"3. de studie van de factoren van ontwikkeling van de cementindustrie"

"5. de vertegenwoordiging van haar leden op Europees en op nationaal niveau"

"b) De activiteiten van Cembureau kunnen uitgevoerd worden door de vereniging zelf of door ieder juridisch lichaam waarin Cembureau een deelneming heeft waardoor Cembureau verzekerd is daarover zeggenschap uit te oefenen." (21)

  • (2) 
    In artikel 4 van de oude statuten, dat met een paar kleine veranderingen is overgenomen, is het volgende bepaald: "De cementfabrikanten (in de nieuwe statuten: "de cementindustrieën") in de verschillende landen die op persoonlijke titel of via nationale organisaties te kennen hebben gegeven dat aan de activiteiten van de Vereniging en aan de verwezenlijking van de hierboven genoemde doelstellingen van artikel 3 te willen deelnemen, kunnen lid worden van de Vereniging. Nieuwe leden kunnen, na goedkeuring met eenparigheid van stemmen door de Algemene Vergadering, worden toegelaten" (in de nieuwe statuten: "leden kunnen worden toegelaten, na instemming van de Algemene Vergadering die daartoe met eenparigheid van stemmen besluit") (22).

De leden van Cembureau waren ten tijde van de feiten en zijn het nog steeds:

  • in België: FIC;
  • in Denemarken: Aalborg;
  • in Frankrijk: SFIC (vroeger: Syndicat National des Fabricants de Ciments et de Chaux);
  • in Duitsland: BDZ;
  • in Griekenland: Association of the Greek Cement Industry;
  • in Ierland: Irish Cement;
  • in Italië: Italcementi, Unicem en Cementir;
  • in Luxemburg: Ciments Luxembourgeois;
  • in Nederland: VNC;
  • in Portugal: ATIC;
  • in Spanje: Oficemen;
  • in het Verenigd Koninkrijk: vanaf 1988 BCA, waarin de activiteiten gebundeld zijn van de opgeheven verenigingen "Cement and Concrete Association" en "Cement Makers' Federation". Laatstgenoemde organisatie was tot de opheffing ervan op 1 juni 1988 lid van Cembureau.

Ook de verenigingen of cementindustrieën van zeven derde landen (Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Turkije, IJsland, Zweden, Zwitserland) waren en zijn Cembureau-lid.

  • (3) 
    Volgens de oude statuten zijn de organen van de Vereniging: de Algemene Vergadering, het Uitvoerend Comité, de Cooerdinatiegroep voor promotionele en technische activiteiten, het Comité voor economische vraagstukken, het Contactcomité van de Cementindustrieën van de EG, de Permanente Comités die overeenkomstig artikel 11 worden ingesteld, en het Secretariaat.

De nieuwe statuten voorzien in de volgende organen: de Algemene Vergadering, de Raad van Toezicht, het Uitvoerend Bureau, het Contactcomité van de Cementindustrieën van de EG, de Permanente Comités die overeenkomstig artikel 12 worden ingesteld, en het Secretariaat.

  • (4) 
    Volgens artikel 6, lid 1, van de oude en de nieuwe statuten "ligt de beslissingsbevoegdheid van de leden met betrekking tot de activiteiten van de Vereniging bij de Algemene Vergadering, bestaande uit door de leden aangewezen vertegenwoordigers. Voor iedere bijeenkomst van de Algemene Vergadering, wijzen de leden een vertegenwoordiger uit hun land aan die overeenkomstig artikel 8 het stemrecht uitoefent".

De vertegenwoordigers van de leden die in de Algemene Vergadering stemgerechtigd zijn, worden "delegatiehoofden" ("Head Delegates") genoemd. In de oude statuten komt de term "delegatiehoofd" niet voor, die in de nieuwe statuten in artikel 9 is opgenomen: "De Raad van Toezicht van de Vereniging bestaat uit een voorzitter en de 19 delegatiehoofden van de lidstaten <. . .>". In de "Members Directory" van Cembureau van juli 1988, die dus gepubliceerd is toen de oude statuten nog van kracht waren, worden echter op blz. 53 tot en met 65 de volgende Comités genoemd: Uitvoerend Comité, Delegatiehoofden, Cooerdinatiegroep, het Contactcomité van de Cementindustrieën van de EEG, het Comité voor economische vraagstukken, het Marktcomité, het Technisch Comité, de Afgevaardigden Voorlichting.

In zijn memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 7, stelt Cembureau: "I. 2. <. . .> De "Head Delegates" zijn niet in de statuten opgenomen en hebben geen statutaire bevoegdheden. Cembureau is voornamelijk een bedrijfstakorganisatie waarin de nationale verenigingen verenigd zijn."

"I. 3. De "Head Delegates".

"Zoals het geval is voor de vertegenwoordigers van de regeringen in de internationale organisaties en ondanks het feit dat de titel "Head Delegates" niet statutair is (V.I.2), werd één persoon tot "delegatiehoofd" ("Head Delegate") benoemd teneinde in de Algemene Vergadering het stemrecht uit te oefenen. Cembureau houdt een lijst van deze "delegatiehoofden" bij".

"Van 1983 tot en met 1985 hebben de Cembureau-diensten secretariaatstaken waargenomen wanneer die diensten werd verzocht om voor degenen die toentertijd de titel "delegatiehoofd" hadden, vergaderingen te organiseren."

"Cembureau kan niets zeggen over de vergaderingen na 1985 aangezien Cembureau absoluut niets meer hiermee te maken had." (23)

  • (5) 
    In artikel 12 van de oude en in artikel 13 van de nieuwe statuten "Secretariaat" wordt bepaald dat indien geen der directeuren in Zweden woonachtig is, een adjunct-directeur met de Zweedse nationaliteit en gevestigd in Zweden tot administrateur van Cembureau benoemd wordt, zodat de Vereniging kan beschouwd worden een door de Zweedse wetgeving erkende Raad van bestuur te hebben.
  • (6) 
    De bijdragen van de leden zijn (in de oude statuten) gebaseerd op hun produktie, en (in de nieuwe statuten) op hun cementverkopen, met uitzondering van "wit" cement.

De activiteiten van Cembureau bestrijken een breed en complex terrein, want zij omvatten op technische, economische, financiële en statistische gebieden.

  • 16. 
    Het circuleren van informatie omtrent de prijzen tussen de Cembureau-leden
  • (1) 
    Voor zover de Commissie bekend, begon Cembureau zich, ten minste reeds vanaf 1978 voor cementprijzen te interesseren. In het begin, althans volgens de circulaire EC 1/1981 (doc. 33126/3241-3242) die verwijst naar circulaire EC 7/78, heeft Cembureau studies verricht en verspreid over de prijsverschillen tussen cement in zakken en cement in bulk in de Leden-landen. Geleidelijk werden de activiteiten van Cembureau uitgebreid zodat, op basis van de beschikbare gegevens, onderscheid kan worden gemaakt tussen het circuleren van informatie over de prijzen ter gelegenheid van en in de vergaderingen en het circuleren van periodieke informatie.
  • a) 
    Het circuleren van informatie tijdens de bijeenkomsten
  • (2) 
    In een met de hand geschreven notitie getiteld "Voorbereiding voor de vergadering van de "Head Delegates" van 14 januari 1983" (doc. 33126/11590; zie ook doc. 33126/11561-11562) staat:

"1. Import uit Oost-Europa

(M) 1.1 Tabel sturen aan alle hierom vragende leden - ramingen 1982 correcties - aanvullingen

(HD) 1.2 Informatie vragen over de c.i.f.-prijzen bij de invoerpunten

  • 2. 
    Intra-Europese handel

2.1 Het Secretariaat moet de bestaande gegevens over 1979-1981 compileren

(M) 2.2 De leden moeten hun ramingen over de resterende maanden van 1982 indienen

2.3 Het Secretariaat moet de lijsten met de officiële (feitelijke of geraamde) prijzen af-fabriek voor Portlandcement en/of de meest gangbare soort cement compileren

  • 3. 
    Mondiale cementmarkten

(HD) 3.1 Informatie vragen over de exportprijs van de leden

3.2 Informatie vragen over de c.i.f.-prijzen van de in de nabijheid van Europa gelegen landen" (24).

  • (3) 
    In een andere met de hand geschreven notitie (doc. 33126/11592), die deel uitmaakt van de documenten betreffende de vergadering van de delegatiehoofden van 14 januari 1983, staat:

"(A) Af-fabriek. - Actueel - Geraamd (Cembureau) -

  • (i) zuivere Portland - (probleem van Frankrijk)
  • (ii) hoogwaardig cement
  • (iii) geen informatie over kortingen. Voor kortingen is speciaal onderzoek nodig.

(Verschillende types - bepalingen)

(B) Exportprijs. Niet-officiële gegevens. Mogelijk via de Exportgroep.

(C) Mondiale prijzen. Aantal beschikbare prijzen. We kunnen bijstellen.

(D) Prijs van de intra-Europese handel - bepaalde informele informatie over de prijzen kan echter worden verkregen met toestemming van het Uitvoerend Comité. (25)

  • (4) 
    In nog een andere met de hand geschreven notitie (doc. 33126/11614), die deel uitmaakt van de documenten betreffende de vergadering van de delegatiehoofden van 14 januari 1983, staat:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(26)

  • (5) 
    Tijdens de vergadering van de delegatiehoofden van 30 mei 1983 werd een tabel rondgedeeld met de "Binnenlandse prijzen (exclusief belastingen)" van de landen die lid van Cembureau zijn. In deze tabel waren de volgende gegevens opgenomen (doc. 33126/11599):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Percentages: 4.1.83 en 12.1.83 voor Griekenland

  • a) 
    Nieuw cement, in plaats van P. 30. Maandelijks gemiddelde juli-december 1982. Prijs af-fabriek door Cembureau geraamd
  • b) 
    Gemiddelde voor het hele land. Gemiddelde zuiden: 300 - gemiddelde noorden: 270 (exclusief kortingen)
  • c) 
    Omgeving van Athene. * : inclusief belastingen
  • d) 
    Maximumprijs: 305 - minimumprijs: 250. (27)
  • (6) 
    Aan het eind van 1983 is er een diagram met de Europese prijzen verzonden, als discussiepunt tijdens de vergadering van de delegatiehoofden van 19 maart 1984 (zie doc. 33126/11714 en 11718-11720). Dit diagram ging vergezeld van een in het Engels en in het Frans gestelde toelichting (doc. 33126/11715 en 11717) waarin stond:

"Peil van de cementprijzen in de landen die op 31.12.83 lid zijn

Evenals het afgelopen jaar worden deze gegevens gepresenteerd in de vorm van de bijgevoegde tabel, die de volgende toelichtingen behoeft:

  • In de linkerhelft van de figuur zijn onder de afkorting "P" de landen opgenomen waar "zuiver" Portlandcement de meest verkochte cementsoort is, terwijl in de rechterhelft de landen staan die voornamelijk gemengd Portlandcement (PCo) verkopen, dat wil zeggen cement dat over het algemeen voor 75 tot 85% uit klinker en voor de overige 15 tot 25% uit secundaire bestanddelen bestaat.
  • Het cijfer links of rechts in ieder vak geeft de totale produktie (in miljoen ton) van alle in dat vak opgenomen landen aan.
  • De prijzen zijn aangegeven in dollar tegen de koers van 31.12.1983; om rekening te kunnen houden met prijsvariaties en eventuele kortingen binnen deze landen, worden de prijzen weergegeven in de vorm van elliptische vlakken waarvan de oppervlakte bij benadering samenhangt met de produktie van het betrokken land, en waarvan het middelpunt vrijwel overeenkomt met de gemiddelde prijs.
  • Het prijsgamma is onderverdeeld in groepen met telkens 10 dollar verschil.
  • Ter vergelijking zijn uiterst links van de figuur twee andere ellipsen opgenomen die de prijzen op de markt in de VSA en in Japan weergeven." (28)
  • (7) 
    Het memorandum voor de Voorzitter (doc. 33126/11728-11729) en de aantekeningen van de vergadering (doc. 33126/11733-11737) bevatten eveneens opmerkingen die de situatie op het gebied van de prijzen samenvatten: deze opmerkingen worden in paragraaf 19, onder b), weergegeven.
  • b) 
    Het circuleren van periodieke informatie
  • (8) 
    Vanaf ten minste 1980 ontvangt Cembureau van en verstuurt naar haar leden informatie over de vigerende tarieven in de diverse landen. Het circulatiesysteem werkt als volgt:
  • i) 
    Ieder lid stuurt Cembureau het nieuwe tarief of de tariefwijziging toe met de datum waarop deze van kracht wordt. Volgens de documenten die Cembureau heeft verstrekt (doc. 33126/15096-15305), versturen de meeste leden deze informatie nadat de nieuwe tarieven van kracht zijn geworden, met uitzondering van bepaalde leden die deze informatie verstuurd hebben vóórdat zij van kracht zijn geworden, te weten: België (doc. 33126/15100-15109); Denemarken in drie gevallen voor prijzen die van kracht zijn geworden op 1 maart 1984, 1 maart 1985 en 1 september 1986 (doc. 33126/15188, 15187 en 15185); Nederland (doc. 33126/15136-15155); het Verenigd Koninkrijk voor het enige door Cembureau verstrekte voorbeeld van een prijswijziging (doc. 33126/15115-15121).
  • ii) 
    Cembureau zendt haar leden na ontvangst van de door elk lid gedane mededeling en na het van kracht worden van de meegedeelde tarieven, drie documenten:
  • een begeleidende brief ("form letter") waarin de tariefwijzigingen zijn opgenomen die zich in de betrokken lid zijnde landen voorgedaan hebben, alsmede de data van het van kracht worden ervan;
  • een blad per betrokken lid zijnde land, "Cement Price Reference File" genaamd, die de nieuwe prijzen per categorie cement alsmede de verkoopvoorwaarden bevat;
  • een blad per betrokken lid zijnde land, "Price Development for Cement" genaamd, dat de data van de prijswijzigingen sedert een zeker aantal jaren (gewoonlijk sedert 1979/80) bevat alsmede de prijzen af-fabriek en het percentage van de verhogingen bij iedere tariefwijziging.
  • (9) 
    Cembureau heeft in de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar verscheidene malen bevestigd (zie met name blz. 6) dat: "de gegevens die Cembureau op het gebied van de prijzen verzamelt, algemene gegevens zijn, per land, zonder BTW en zonder vermelding van kortingen. Zij worden door Cembureau altijd op volkomen algemeen gehouden wijze aan haar leden doorgegeven, zonder ook maar enige specificatie." (29)

Aan de hand van het onderzoek van de gegevens die aan Cembureau zijn doorgegeven en door haar weer aan haar leden zijn verzonden, moet de betekenis van de termen "algemene gegevens" en "zonder ook maar enige specificatie" nagegaan worden. Dit zal geschieden aan de hand van de documenten die door Cembureau naar aanleiding van een verzoek om inlichtingen zijn toegezonden ("In bijlage 3 gelieve u alle documenten aan te treffen die wij hebben gevonden met betrekking tot de inlichtingen over de binnenlandse cementprijzen, die wij van 1984 tot eind 1989 van onze leden hebben ontvangen en aan dezen hebben toegezonden" (30) (doc. 33126/15066)) en op grond van de memories van antwoord van Cembureau en haar leden op de mededeling van punten van bezwaar.

  • (10) 
    België

Ingevolge de ministeriële besluiten van 20 december 1950, 22 december 1971, 6 november 1986 en 24 juni 1988 zijn de cementprijzen in België onderworpen aan een prijscontrole-systeem en moeten alle prijsstijgingen vooraf worden aangemeld bij, en goedgekeurd worden door het ministerie van Economische Zaken.

De FIC is, in de hoedanigheid van bedrijfstakorganisatie die de Belgische cementindustrie (en dus niet de afzonderlijke producenten) vertegenwoordigt, verantwoordelijk voor het indienen van de verklaring omtrent de prijsverhoging en, na goedkeuring daarvan, voor de publikatie van de prijslijst genaamd: "Cementprijzen in België vanaf . . .". De door de FIC gepubliceerde prijslijsten behelzen dus de prijsschalen van de Belgische producenten.

In deze prijslijsten (doc. 33126/15099, 15101-15102, 15104-15105, 15107, 15109) zijn de prijzen in Belgische frank opgenomen per categorie en kwaliteitsklasse van het cement, in bulk en verpakt, levering franco wal (per schip van 251 t), franco spoorwegstation (per wagon van 20 t); voor per vrachtauto afgeleverd cement (minimale vracht 20 t), hetgeen het grootste deel van de verkoop van de producenten vertegenwoordigt, behelst de prijslijst geen prijzen maar alleen de vermelding "prijzen volgens bestemming".

In zijn memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar heeft de FIC, evenals de Belgische producenten, verklaard (blz. 16) dat de gegevens die naar Cembureau worden verstuurd, tevens worden verzonden naar de Fédération de l'Industrie du Béton (Federatie van de Betonindustrie), de Nationale Maatschappij van de Belgische Spoorwegen (NMBS), de Fédération des Négociants en Matériaux de Construction (Federatie van handelaren in bouwmaterialen), de Association du Béton prêt à l'emploi (Beroepsvereniging voor stortklaar beton), en de Confédération de la Construction (Confederatie van het bouwbedrijf). Noch de FIC, noch de producenten hebben enig document kunnen overleggen waaruit blijkt dat aan Cembureau dezelfde gegevens werden doorgegeven als aan de verschillende bedrijfstakverenigingen.

De begeleidende brieven (doc. 33126/15100, 15106) waarin de FIC de prijslijsten aan Cembureau doorgeeft, bevatten aan het eind een paragraaf die als volgt luidt: "Gezien deze verhoging (of veranderingen waarvan in het voorgaande sprake is), zijn de nieuwe prijzen (referentieprijzen) voor Portland puzzolaancement "PPZ 30", afgeleverd per vrachtauto:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(31)

Het eerste blad van de "Cement Price Reference File" (doc. 33126/15111) bevat voor leveringen per vrachtauto een minimum- en maximumprijs en, in de begeleidende nota, de prijsstijgingen per ton voor cement dat per schip of per trein wordt geleverd, alsmede het percentage van de stijging van de transportkosten voor het cement dat per vrachtauto wordt geleverd. Het tweede blad van de "Cement Price Reference File" (doc. 33126/15112) bevat voor het cement dat per schip en per trein wordt geleverd, dezelfde gegevens als de prijslijst die door de FIC wordt verzonden; voor het cement dat per vrachtauto wordt geleverd, wordt voor ieder type cement een minimumprijs ("lowest price") aangegeven (0 tot 10 km).

Uit het voorgaande blijkt dat de gegevens die de FIC aan Cembureau doorgeeft en die door laatstgenoemde weer aan haar leden worden doorgegeven, gegevens zijn die betrekking hebben op alle Belgische producenten aangezien het verzoek tot een prijsstijging bij het bevoegde ministerie door de FIC en niet door individuele producenten wordt ingediend. Indien het ministerie de maximumprijzen goedkeurt, geeft de FIC bovendien de minimumprijzen door aan Cembureau, die deze dan verder bekendmaakt, voor per vrachtauto geleverd cement, hetgeen zoals gezegd het grootste deel van de cementafzet vertegenwoordigt. Deze minimumprijzen kunnen, volgens de opsteller van de mededeling, als minimumprijzen worden beschouwd voor de hele bedrijfstak en dus voor iedere producent.

Ten slotte stelt de FIC dat "de passage van het door de Commissie genoemde document, waarin staat dat "de bevestiging van de prijzen eenmaal per jaar telefonisch [wordt] gegeven" (doc. 33126/15096) alleen betrekking heeft op het feit dat er sinds 1986 geen algemene prijsstijging meer is geweest die door het ministerie van Economische Zaken is goedgekeurd. De FIC bevestigde dus dat de in 1986 doorgegeven prijzen altijd geldig waren" (memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 38). (32)

  • (11) 
    Denemarken

In Denemarken, waar slechts één enkele producent is, "werden de prijzen van Aalborg tot 1989 vooraf ter goedkeuring aan de autoriteit voor monopolie-toezicht voorgelegd en de tarieven van de gewijzigde prijzen werden na goedkeuring en publikatie in Denemarken aan Cembureau gestuurd" (33) (memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van Aalborg, blz. 13, noot 2).

Aalborg geeft aan Cembureau de prijzen af-fabriek door (doc. 33126/15183-15188 en 15244-15249); Cembureau vermeldt deze prijzen op het blad "Cement Price Reference File" (zie bijlage 2/b van de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van Cembureau) (34).

  • (12) 
    Frankrijk

In de begeleidende nota die Cembureau aan de Commissie samen met de documenten met betrekking tot het circuleren van informatie over de prijzen heeft gezonden, staat:

"Fotocopieën van de prijzen van 1984 t/m 1986 - plus copieën van twee lichtingen nota's over de gemiddelde prijzen in Frankrijk voor mijn persoonlijke informatie. Prijzenstelsel (controle t/m 1986). De doorgegeven prijzen zijn de gemiddelde prijzen in Frankrijk. Prijzen voor twee soorten cement. Vanaf 1987 wil Frankrijk deze prijzen niet meer in de documenten van Cembureau bekendgemaakt zien. Deze kunnen telefonisch aan de leden worden medegedeeld." (doc. 33126/15096) (35).

Na een periode van liberalisering werden de cementprijzen in Frankrijk van 1982 tot en met 1986 onderworpen aan de regeling "inflatiebestrijding", om vervolgens weer te worden vrijgegeven.

Volgens de documenten die Cembureau heeft verstrekt (doc. 33126/15170-15182 en 15230-15243), heeft het SNFCC aan Cembureau, na de prijsverhogingen in Frankrijk, de gemiddelde prijzen medegedeeld voor vier categorieën produkten: CPA 55R, CPA 55, CPJ 45R, CPJ 45. De begeleidende brieven bevatten de volgende zin: "Aangezien het slechts om approximatieve gemiddelde waarden gaat, kan geen nauwkeurige vergelijking worden gemaakt met de eerder gepubliceerde prijzen en zijn de prijsverschillen tussen de diverse categorieën niet significant". Deze zin staat ook in het blad "Cement Price Reference File" (36).

In de jaren 1987 en 1988 heeft het SNFCC aan Cembureau, zonder enige andere indicatie, de cementprijzen in Frankrijk doorgegeven voor de categorieën CPJ 45 en CPA 55R: de brief van 2 maart 1988, waarin mededeling wordt gedaan van de cementprijzen in Frankrijk op 31 december 1987, bevat aan het eind de vermelding "Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van 1 maart 1988, te uwer persoonlijke informatie". (37)

  • (13) 
    Duitsland

In de bovengenoemde nota die Cembureau met de documenten betreffende de prijzen (doc. 33126/15096) aan de Commissie heeft gezonden, staat: "Fotocopieën van de prijzen van 1984 t/m 1989. Prijzenstelsel (vrije prijsstelling). Het prijsgemiddelde dat de Duitse vereniging aan Cembureau heeft medegedeeld, is het prijsgemiddelde berekend door het Duitse Nationale Bureau voor Statistiek". (38) Dit laatste gegeven werd bevestigd door het BDZ (memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 8-12) en door de meeste leesbare voorbeelden die Cembureau heeft verstrekt (doc. 33126/15161-15167). De informatie die door het BDZ aan Cembureau werd medegedeeld in het telex-bericht van 28 mei 1985, schijnt door Cembureau weer aan de "Cement Makers' Federation" te zijn doorgegeven: op het telex-bericht staat namelijk de volgende, met de hand geschreven mededeling: "T.a.v. Mr. Pinnock. N.a.v. de telex van heden. West-Duitsland (prijzen omcirkeld). Met vriendelijke groet" (39) (doc. 33126/15166).

  • (14) 
    Griekenland

De prijzen in Griekenland werden tot mei 1989 ter goedkeuring aan de centrale overheid voorgelegd (zie memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van Titan, blz. 14). Titan heeft, voor alle Griekse producenten, de prijswijzigingen doorgegeven voor drie soorten cement ("average ex-works prices") (doc. 33126/15291-15305).

  • (15) 
    Ierland

De prijzen in Ierland werden tot juli 1985 gecontroleerd. Irish Cement, de enige Ierse producent, "heeft Cembureau gegevens over de prijzen verstrekt vanaf het moment dat Cembureau statistische gegevens over de prijzen is gaan verzamelen" (40) (memorie in antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 10). Volgens het voorbeeld van een dergelijk bericht dat door Cembureau verstrekt is, heeft Irish Cement de prijzen doorgegeven voor: normaal Portlandcement 0/10 mijlen in bulk, normaal Portlandcement in bulk af-fabriek, en de supplementen voor zeer snel verhardend cement en tegen sulfaten bestand cement; normaal Portlandcement in zakken van . . . (minimum) tot . . . (maximum), normaal Portlandcement in zakken af-fabriek en de toeslag voor zeer snel verhardend cement (doc. 33126/15122).

  • (16) 
    Italië

Tot op 30 november 1985 werden de cementprijzen door de overheid gecontroleerd. Ten behoeve van de Italiaanse leden van Cembureau geeft de vereniging AITEC aan Cembureau de maximumprijzen door zoals die door de overheid voor het gehele land goedgekeurd zijn en in het "Giornale Ufficiale" (het officiële blad) gepubliceerd worden (doc. 33126/15130-15135). Vanaf december 1985 worden de prijzen bewaakt, hetgeen betekent dat iedere onderneming op basis van de enquête over de kostenontwikkeling die door de CIP bij een bepaald aantal producenten is uitgevoerd, aan het bevoegde ministerie de tarieven moet voorleggen die de onderneming voornemens is toe te passen. Het ministerie moet hierover binnen dertig dagen beslissen. Sinds deze nieuwe procedure van kracht is geworden, geeft AITEC aan Cembureau (doc. 33126/15129) de goedgekeurde maximumprijzen door: in de brief van AITEC lijkt ervan uit te worden gegaan dat deze maximumprijzen voor de hele bedrijfstak gelden, aangezien er geen enkele verwijzing wordt gemaakt naar een prijsgemiddelde. Deze interpretatie wordt gesterkt door het feit dat de brief, na bevestigd te hebben dat de prijzen niet meer in het officiële blad gepubliceerd worden en dat iedere producent zijn eigen prijzen bekendmaakt, als volgt verder gaat: "Een mededeling van AITEC wordt gepubliceerd in de gespecialiseerde pers" (Un annuncio, come AITEC, appare sulla stampa specializzata"). Uit het voorgaande blijkt dat de prijzen die AITEC aan Cembureau doorgeeft, de maximumprijzen af-fabriek zijn die voor alle producenten gelden.

  • (17) 
    Luxemburg

In dit land worden de prijzen door de Staat gecontroleerd. De enige Luxemburgse cementproducent geeft Cembureau zijn openbaar gemaakte tarieven door zonder enige zichtbare vermelding van verkoopvoorwaarden en kortingen (doc. 33126/15126-15127, 15158-15160). De bladen "Cement Price Reference File" en "Price Development for Cement" die door Cembureau aan haar leden zijn gestuurd, bevatten de volgende vermeldingen: "De cementprijzen (of tarieven) per ton van de S.A. des Ciments Luxembourgeois gelden af-fabriek, in bulk, inclusief kortingen, exclusief BTW" (41). De tekst van het blad "Cement Price Reference File" vervolgt: "Voor de leveringen van cement in bulk met vrachtwagens van de onderneming, worden de transportkosten al naar gelang de afstand afzonderlijk gefactureerd" (42) (zie bijlage 2/a van de memorie van antwoord van Cembureau op de mededeling van punten van bezwaar) (43).

  • (18) 
    Nederland

In dit land waren er van 1982 tot en met 1988 twee producenten: ENCI en Cemij. In 1989 werd Cemij overgenomen door het ENCI-concern. ENCI en Cemij waren met elkaar verbonden langs overeenkomsten betreffende onderlinge bevoorrading, verdeling van de Nederlandse cementmarkt en samenwerking op het gebied van verkoop en distributie. Volgens de documenten die Cembureau heeft overgelegd (doc. 33126/15136-15157), is het ENCI die de officiële tarieven, voordat zij van kracht worden, aan Cembureau doorgeeft. Onder deze documenten bevindt zich ook een mededeling van de VNC aan Cembureau van 12 december 1984 (doc. 33126/15152) waarin staat: "Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud van vorige week delen we u mede dat de prijzen voor de verschillende soorten cement vanaf 2 januari 1985 gewijzigd zullen worden. De prijs voor hoogovencement (HD-A) dat per schip wordt geleverd, gaat Hfl. 119,05/ton bedragen en Portlandcement klasse A gaat Hfl. 128,50/ton kosten. Ik heb van dhr. Kuijt vernomen dat hij u twee jaar geleden een copie van de officiële brief aan de cliënten over de prijswijzigingen heeft gestuurd. In uw statistieken worden echter alleen hoogovencement en Portlandcement genoemd, zonder verwijzing naar de handelsmerken" (44).

Met het oog op de bovengenoemde samenwerkingsovereenkomsten en gezien het feit dat de VNC in haar brieven betreffende de prijswijziging geen enkele verwijzing maakt naar producenten, kan verondersteld worden dat de mededelingen aan Cembureau alleen betrekking hebben op de prijzen van de twee producenten. De tarieven die aan Cembureau zijn doorgegeven, zijn inclusief een vaste prijs voor vervoer over water ongeacht de plaats van bestemming (tot 1984 een vaste prijs voor vervoer per spoor), en een minimum- en maximumprijs voor vervoer per vrachtauto. Het blad "Cement Price Reference File" (doc. 33126/15149) bevat dezelfde gegevens met betrekking tot de tarieven.

  • (19) 
    Portugal

In Portugal moesten de prijzen tot 1987 worden opgegeven; daarna vielen zij onder het stelsel van prijsafspraken (doc. 33126/15201).

Iedere tariefwijziging van de prijzen af-fabriek wordt door de bedrijfstakvereniging ATIC doorgegeven aan Cembureau en overgenomen in "Price development for cement"-bladen (doc. 33126/15192-15229 en 15253-15290). Gezien het feit dat in de mededelingen van ATIC wordt gesproken over de cementprijzen in Portugal, kan verondersteld worden dat deze prijzen overeenkomen met die welke in de tarieven van de twee Portugese producenten zijn opgenomen.

  • (20) 
    Spanje

In de nota die Cembureau te zamen met de documenten betreffende het circuleren van de prijzen aan de Commissie heeft doen toekomen (doc. 33126/15096), is te lezen: "Spanje - Fotocopieën van de prijzen van 1984 t/m 1988. Prijzenstelsel (vrije prijsstelling). Wij maken de cementprijzen sinds 1984 niet meer bekend, een prijsgemiddelde wordt ons eenmaal per jaar ter informatie telefonisch medegedeeld". (45)

Cembureau heeft slechts drie documenten aan de Commissie overgelegd: het "Cement Price Reference File"-blad (doc. 33126/15191 en 15252) met betrekking tot de prijzen van 1 januari 1984 dat, naast de gemiddelde prijzen, de volgende informatie bevat: "Sinds deze datum (14.10.1980) hebben de prijzen zich in de diverse regio's verschillend ontwikkeld. Het is dan ook moeilijk om een gemiddelde prijs vast te stellen voor het hele land" (46); een met de hand geschreven tabel, die op 7 juli 1987 per fax aan Cembureau verstuurd is, met de gemiddelde prijzen van januari 1985 tot en met december 1986 en met onderaan de bladzijde, de noot "Deze prijzen zijn op 22 mei 1987 aan Mevr. Lacroux medegedeeld zodat ze nog aan de Algemene Vergadering van diezelfde maand voorgelegd kunnen worden" (47) (doc. 33126/15190 en 15251) en een tabel, die op 2 maart 1989 aan Cembureau doorgegeven werd, met de gemiddelde prijzen af-fabriek en de franco-prijzen in de maand december 1988 (doc. 33126/15189 en 15250).

  • (21) 
    Verenigd Koninkrijk

Tot februari 1987 bestond er tussen de Britse producenten een gemeenschappelijke prijs- en marketing-overeenkomst ("Common Price and Marketing Arrangement"): de prijzen en verkoopvoorwaarden werden gezamenlijk vastgesteld en aan de Britse autoriteiten voorgelegd (het "Restrictive Practices Court" heeft, tot tweemaal toe, geoordeeld dat deze overeenkomst niet in strijd was met het gemeenschappelijk belang). Deze prijzen werden door de "Cement Makers' Federation" aan Cembureau medegedeeld (doc. 33126/15115-15116) en door laatstgenoemde overgenomen in het "Cement Price Reference File"-blad (doc. 33126/15117). Cembureau heeft slechts één mededeling van de "Cement Makers' Federation" overgelegd, te weten die betreffende de tariefwijziging van 1 juni 1985. Cembureau, dat de wijzigingen van vóór 1985 niet vermeld heeft, zegt hierover: "Wij hebben sinds 1985 geen officiële prijsmededeling meer ontvangen. Wij verkrijgen de prijzen uit verschillende bronnen (bij voorbeeld van de bouwnijverheid) en delen die als approximatieve raming telefonisch mede. Prijzenstelsel (vrije prijsstelling sinds 1987)" (48) (doc. 33126/15096).

  • (22) 
    De begeleidende nota van Cembureau aan de Commissie bij de haar toegezonden documenten met betrekking tot het circuleren van de prijzen, concludeert op blz. 2 (doc. 33126/15097) als volgt: "Wij delen over het algemeen de prijzen slechts aan onze leden mede. De aanvragen van buitenaf zijn altijd afkomstig van ondernemingen of van adviesbureaus die een prijsvergelijking willen maken. Helaas zijn de prijsstructuren en de typen cement die door ieder land als referentie worden genomen dermate uiteenlopend dat alle gemaakte vergelijkingen onjuist zijn gebleken. Een cementfabrikant die de normen en de vervoerskosten goed kent, kan deze prijzen natuurlijk benutten. Wij verrichten dit werk echter nooit voor onze leden." (49)
  • 17. 
    De discussie over "eerlijke, gezonde of correcte" mededinging
  • (1) 
    Drie documenten of groepen documenten waren het onderwerp van bespreking tijdens bijeenkomsten van de organen van Cembureau dienaangaande.
  • a) 
    De nota van Cimpor
  • (2) 
    Volgens een met de hand geschreven notitie van Cimpor bovenaan de bladzijde zou tijdens de vergadering van het Uitvoerend Comité van 25 maart 1983 een document van vijf bladzijden zijn uitgereikt.

In dit document worden de volgende drie punten, waarvan de eerste twee zijn onderverdeeld in ondertitels, uiteengezet: 1. Invoer uit het Oostblok; 2. Intra-Europees handelsverkeer; 3. Situatie op de wereldmarkt. Het punt "2. Intra-Europees handelsverkeer" is onderverdeeld in de ondertitels "(a) Algemeen", "(b) Prijsvergelijkingen", en "(c) Positie van de EEG", waarin staat: "De artikelen 85 en 86 met betrekking tot het mededingingsbeleid zijn duidelijk en er mag geen enkele actie ondernomen worden die in strijd is met deze artikelen.

In de EEG bestaat de tendens om de positie van de verschillende landen vanuit een economisch oogpunt te beschouwen en de huidige doelstelling is dan ook om voor de homogene produkten een prijzenstelsel te vinden dat verenigbaar is met artikel 85. Het systeem met de pariteitspunten dat op dit moment bestudeerd wordt, heeft als doelstelling het voorkomen van moordende concurrentie en zou in de cementsector passend kunnen zijn.

Er zijn tevens suggesties gedaan om een eerlijke mededinging te garanderen". (50)

  • (3) 
    Dit document is identiek aan dat, wat in de Engelse en de Franse versie, aangetroffen werd tussen de stukken betreffende de vergadering van de "Head Delegates" (delegatiehoofden) van 14 januari 1983 (doc. 33126/11617-11629), en vormt het grootste deel van een in het Engels gesteld document dat aangetroffen werd tussen de stukken betreffende genoemde vergadering (doc. 33126/11630-11633), getiteld "Vergadering van de "Head Delegates", Parijs, 14 januari 1983 - Nota voor de Voorzitter" van 18 januari 1983-HC/no, en waarin vijf punten, waarvan de punten 1, 2, 4 en 5 onderverdeeld zijn in ondertitels, worden toegelicht: "1. Invoer uit het Oostblok"; "2. Intra-Europees handelsverkeer"; "3. Situatie op de wereldmarkt"; "4. Vraagstukken in behandeling bij het Uitvoerend Comité"; "5. Algemeen". Punt "2. Intracommunautaire handel" is onderverdeeld in de ondertitels "(a) Prijsvergelijking", "(b) Positie van de EEG", die de in het Engels gestelde versie van punt "2. (c) Positie van de EEG" van het ter vergadering van het Uitvoerend Comité van 25 maart 1983 verspreide document vormt maar met de toevoeging: "(zie notities van dhr. Van Hove)". Het betreft notities in de vorm van dia's (doc. 33126/11602-11613):
  • de dia's 4, 5, 6 en 7 hebben betrekking op de toepasselijkheid van de artikelen 85 en 86, de voorwaarden voor een negatieve verklaring en ontheffing, alsmede de bevoegdheid van de Commissie een onderzoek in te stellen;
  • op dia 8 staat: "de EEG overweegt een administratieve brief voor het gedogen van:
  • systeem met pariteitspunten = doorzichtigheid van de prijzen om moordende concurrentie te voorkomen.

Argumenten: - Zware en homogene produkten

  • Industrie afhankelijk van de regionale grondstoffen
  • Lage waarde van het produkt per eenheid
  • Geen elasticiteit van de vraag
  • Oligopolide structuur
  • Bijzonder "rijpe" industrie
  • Bijzonder kapitaalintensieve industrie

Bases: - Studie van de Universiteit van Tuebingen

  • Studie van de Universiteit van Leuven." (51)
  • de dia's 9A, 9B en 9C illustreren aan de hand van schema's de pariteitspunten in twee grenslanden en het raakpunt van de "franco-prijs" tussen de twee in beschouwing genomen "relevante markten".
  • dia 10 bevat de "suggesties voor eerlijke mededinging", met verwijzing naar de schema's van de dia's 9A, 9B en 9C:

"1. Indien mogelijk

  • tarief van franco-prijzen
  • en voor zover beschikbaar prijzen af-fabriek.
  • 2. 
    Deze prijzen moeten berekend worden door uit te gaan, voor een onderneming die als prijsleider optreedt, van prijzen af-fabriek per identiek pariteitspunt, voor iedere bestemming, zelfs voor de verkoop over de nationale grenzen heen.
  • 3. 
    Binnen een relevante markt, afspraken met de price-leader.
  • 4. 
    Buiten de relevante markt, toepassing van 2 of occasionele afspraken" (52).
  • (4) 
    Volgens de verklaringen van de meeste ondernemingen, die opgenomen zijn in de memories van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, zouden de "suggesties die naar voren zijn gebracht om eerlijke mededinging te garanderen" overeenkomen met die welke bij de Commissie zijn ingediend in het kader van de aanmelding die de Belgische en de Nederlandse cementfabrikanten op 16 juli 1981 bij de Commissie hebben gedaan. Volgens de ondernemingen was de Commissie toentertijd voornemens voor deze suggesties ontheffing te verlenen.

Allereerst zij eraan herinnerd dat de notities van de heer Van Hove deel uitmaken van de documenten met betrekking tot de vergadering van de "Head Delegates" van 14 januari 1983 (zie punt (3)) en de toelichting vormen op punt 2.B van de agenda van deze vergadering "Mogelijke middelen om eerlijke handel in stand te houden <. . .> Prijsvormingssysteem-Toepasbare theorieën-Regels voor eerlijke mededinging" (zie hieronder paragraaf 19, punt (3)). In het "Ontwerp voor de inleiding van de Voorzitter" valt tegen het eind te lezen dat "het vrijwel overbodig is u te zeggen dat er van onze discussies geen verslagen zullen worden opgemaakt" (zie verder paragraaf 19, punt (5)). Indien, zoals de ondernemingen beweren, "de suggesties die naar voren zijn gebracht om eerlijke mededinging te garanderen" dezelfde waren als die welke op 16 juli 1981 bij de Commissie zijn aangemeld, valt niet in te zien waarom er van de vergadering van de "Head Delegates" van 14 januari 1983 geen verslag is gemaakt.

Zelfs al zou het waar zijn dat de suggesties die tijdens de vergaderingen van de "Head Delegates" en van het Uitvoerend Comité besproken zijn, in grote mate overeenkomen met de aanmelding van 16 juli 1981, en al is het waar dat de Commissie op 21 april 1982 aan CBR het ontwerp van een op grond van artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 17 in het Publikatieblad bekend te maken mededeling, heeft toegezonden, dan is het nog altijd zo dat de Commissie ten tijde van de vergadering van de "Head Delegates" van 14 januari 1983 en die van het Uitvoerend Comité op 25 maart 1983, nog geen officieel standpunt had ingenomen en bovendien is de bekendmaking in het Publikatieblad op grond van artikel 19, lid 3, Verordening nr. 17 nimmer gebeurd. Verder heeft de Commissie, zoals CBR bevestigt in de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (blz. 44), op 1 augustus 1983 aan de aanmelders medegedeeld dat zij de formele beoordeling van de aanmelding zou uitstellen en dat zij rekening hield met de mogelijkheid dat de publikatie van de franco-prijzen naast de prijzen af-fabriek tot met de mededinging strijdige situaties zou kunnen leiden (53) . In dit verband is het dienstig eraan te herinneren dat het systeem met de pariteitspunten tevens de verdeling van de markt onder de producenten mogelijk maakt. (Zie paragraaf 10, punt 3, onder a)).

Hieraan moet nog worden toegevoegd dat de aanmeldende partijen de tenuitvoerlegging van het mechanisme van de aanmelding aan twee voorwaarden hadden verbonden: afschaffing van de prijscontrole door de overheid; afschaffing door de concurrenten op de bij het aangemelde stelsel betrokken markten, van de uniforme regionale prijzen of maximum franco-prijzen. Het doel van de suggesties voor eerlijke mededinging die door de heer Van Hove in de bovengenoemde vergaderingen zijn geopperd, was om de concurrenten het stelsel te laten accepteren, hetgeen door CBR in haar memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar wordt toegegeven (blz. 42-43): "Gezien de positieve reactie van de Commissie, hebben de Belgische en de Nederlandse cementfabrikanten zich ervoor ingespannen om dit systeem onder de cementfabrikanten in de andere Lid-Staten te promoten, aangezien dit hun een acceptabel compromis leek tussen de bepalingen van het mededingingsrecht enerzijds en de noodzaak een moordende concurrentie te voorkomen anderzijds. Door de cementfabrikanten in de andere Lid-Staten ertoe over te halen een soortgelijk stelsel in te voeren, zou het tevens mogelijk zijn geworden om te voldoen aan de tweede voorwaarde die op het stelsel van toepassing is (afschaffing van uniforme regionale prijzen of maximum franco-prijzen) en daardoor zou iedere actie aanzienlijk vergemakkelijkt worden waarmee afschaffing of aanpassing van de overheidscontrole op de cementprijzen wordt beoogd."

  • b) 
    Vergadering van het Uitvoerend Comité van 9 november 1983
  • (5) 
    In de ontwerp-notulen van de vergadering van het Uitvoerend Comité van 9 november 1983 (doc. 33322/286-294), punt 2. "Lopende activiteiten", onder b) "Andere kwesties die op dit moment door het Comité gevolgd worden - Samenwerking op het gebied van export", wordt, na melding te hebben gemaakt van de constatering van de heer Kanellopoulos over de daling van de exportprijzen, het volgende uiteengezet: "Dhr. Bertran geeft aan dat hij persoonlijk optimistisch is wat het handhaven van het volume van de overzeese markten betreft, maar dat het probleem van de prijsflauwte daarom niet minder kritiek is. Hij is van mening dat het tijd is om de mogelijkheden tot samenwerking opnieuw te bestuderen; niet alleen tussen de grote exportlanden, maar tussen alle leden van Cembureau. Eén van de taken van Cembureau zou erin moeten bestaan bij te dragen tot de totstandkoming van een gezonde maar realistische concurrentie". (54) Vervolgens zijn in de notulen de opmerkingen van de heer Heiberg opgenomen ten aanzien van de zelfbeperking van de export van de Japanse en de Zuidkoreaanse cementindustrieën, alsmede die van Sir J. Milne over de noodzaak om de banden tussen het "Export Policy Committee", dat van Cembureau geen deel uitmaakt, en het Uitvoerend Comité aan te trekken, nadat dhr. Van Hove had opgemerkt dat: "geen enkele EEG-regelgeving zich tegen overleg en samenwerking op de overzeese markten verzet". (55)
  • (6) 
    Zoals Cembureau en haar leden bevestigen, heeft de bewering dat "Een van de taken van Cembureau erin &lang;zou&rang; moeten bestaan bij te dragen tot de totstandkoming van een gezonde maar realistische concurrentie" klaar betrekking op de export buiten de Gemeenschap. Cembureau merkt dienaangaande op (blz. 15 van de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar): "Bladzijde nr. 12 is bladzijde 4 van hetzelfde document, waarin bevestigd wordt dat het Export Policy Committee een comité is dat buiten de invloedssfeer van Cembureau actief is. In de notulen staat onder het hoofd "samenwerking op het gebied van de export" (blz. 11) dat het om samenwerking op de overzeese markten gaat, daar "geen enkele EEG-regelgeving zich tegen dergelijk overleg verzet". De eerste paragraaf van deze bladzijde, waarin staat dat "een van de taken van Cembureau erin zou moeten bestaan bij te dragen tot de totstandkoming van een gezonde maar realistische concurrentie" moet dan ook tegen deze achtergrond worden gelezen." (56)
  • (7) 
    Nog afgezien van het feit dat de opvatting dat "geen enkele EEG-regelgeving zich tegen overleg en samenwerking op de overzeese markten verzet" enkel voor rekening komt van de auteur ervan, blijft het probleem hoe Cembureau kan "&lang;bijdragen&rang; aan de totstandkoming van een gezonde maar realistische concurrentie" tussen haar leden, daar Cembureau immers verklaart dat vraagstukken op het gebied van export buiten de Gemeenschap buiten haar terrein vallen. Op blz. 15 van de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar verklaart Cembureau namelijk dat "het Export Policy Committee (het Comité van de grote exporteurs, noot van de redactie) een comité is dat buiten de invloedssfeer van Cembureau actief is". (57) In een commentaar op de interne nota van Blue Circle van 9 april 1981 (doc. 33126/11338-11340), volgens welke Cembureau het Exportcomité dat binnen Cembureau was opgericht, had opgeheven, waarna buiten Cembureau om nieuwe Exportcomités zijn opgericht, bevestigt Cembureau op bladzijde 10 van de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar: "Bladzijden 1 tot en met 3: deze stukken zijn afkomstig van de onderneming Blue Circle. Hierin wordt uiteengezet dat Cembureau sinds 1958 (volgens de nota van Blue Circle sinds 1972, noot van de redactie), de datum waarop het EEG-Verdrag in werking trad, geen comité meer heeft dat ook maar met enigerlei cooerdinatie van de export belast is. Hieruit volgt ook dat Cembureau niets te maken heeft met de London Club, noch met de E.C.E.C. (European Cement Export Committee)". (58)
  • (8) 
    De hiervóór geciteerde verklaringen bevatten een aantal tegenstrijdigheden. Cembureau bevestigt enerzijds dat het, sinds de inwerkingtreding van het EG-Verdrag, geen comité meer heeft voor ook maar enige cooerdinatie van de export, en in de hierboven genoemde nota van Blue Circle van 9 april 1981 wordt vermeld (59) dat Cembureau, gezien haar afkeer van iedere vorm van kartels en de opkomst van de interne markt, dit ongewenste kind (het European Export Committee) verstoten heeft, terwijl anderzijds in de ontwerp-notulen van het Uitvoerend Comité van 9 november 1983 de opvatting woordt vermeld dat: "geen enkele EEG-regelgeving zich tegen overleg en samenwerking op de overzeese markten verzet". Voorts bevestigt Cembureau enerzijds dat "zij geen comité meer heeft dat ook maar met enigerlei cooerdinatie op de export belast is", terwijl anderzijds in de bovengenoemde ontwerp-notulen van het Uitvoerend Comité staat: "Hij is van mening dat het tijd is om de mogelijkheden tot samenwerking opnieuw te bestuderen; niet alleen tussen de grote exportlanden, maar tussen alle leden van Cembureau. Een van de taken van Cembureau zou erin moeten bestaan bij te dragen tot de totstandkoming van een gezonde maar realistische concurrentie".

De Commissie is van mening dat Cembureau de samenwerking tussen haar leden wat de activiteiten binnen de Gemeenschap en in derde landen betreft, heeft aangemoedigd.

  • c) 
    Nota van Italcementi
  • (9) 
    In de met de hand geschreven nota van Italcementi over de vergadering van het Uitvoerend Comité op 14 april 1986 (doc. 33126/3185) staat:

"3.1 Van Hove - interne regeling - Samenwerking met Cembureau.

  • a) 
    Probleem luchtvervuiling - EEG: we zijn erin geslaagd de cementindustrie te doen afvoeren van de installaties met groot (woord onleesbaar). Er zal een speciale naam komen voor het cement, met een Griekse consulent. De CLC zou kunnen deelnemen aan de werkgroep - nog geen bericht.
  • b) 
    Import met dumping. Moeilijke situatie, de schade is beperkt, het is moeilijk om de schade te doen aanvaarden, te meten - tot nog toe is deze dreiging niet toegenomen - beperkte import. De Commissie houdt geen vergadering meer vóór eind mei en het enige positieve resultaat is wellicht het voorkomen van seponering.

Bertrand - er moeten tussen ons spelregels komen om oneerlijke mededinging te voorkomen.

Collis - Er bestaat een grens voor dumping (woord onleesbaar)

V.H. - 1) Er dient sprake te zijn van dumping en 2) er dient sprake te zijn van schade - en bij het tweede punt is men gestopt.

3.2 Laplace -" (een halve bladzijde van met de hand geschreven nota behandelt de interne problemen van Cembureau, zoals uitgaven en organisatie) (60).

  • (10) 
    Volgens de partijen heeft de Commissie de zin "er moeten tussen ons spelregels komen om oneerlijke mededinging te voorkomen" verkeerd geïnterpreteerd, aangezien deze zin betrekking zou hebben op de problemen van dumping, waarbij sommigen zelfs zo ver gingen te stellen dat de oneerlijke mededinging waarvan sprake is, de concurrentie betreft van de buitenlandse producenten die dumping toepassen.

De betrokken zin was door de schrijver van de met de hand geschreven nota ingevoegd na punt b) waarin gesproken wordt over de problemen van dumping, en voor de opmerkingen van de heren Collins en Van Hove, die over dezelfde problemen spreken. Het is echter duidelijk dat de zin niets te maken had met de problemen van dumping aangezien er staat dat er spelregels moeten komen "tussen ons", en niet tussen de buitenlandse producenten die ervan verdacht worden dumping toe te passen.

  • 18. 
    Het "Cembureau Agreement or Principle of not transhipping to internal European Markets"
  • (1) 
    De Commissie nam voor het eerst kennis van dit "Agreement or Principle" in twee documenten die tijdens een verificatie bij Blue Circle werden aangetroffen.
  • 1) 
    Interne nota van 1 december 1983, getiteld "Strategie ter afwering van de import en de toekomst van de cementindustrie" (Doc. 33126/11332-11334).
  • (2) 
    Na een overzicht te hebben gegeven van de situatie van de import in het Verenigd Koninkrijk en van de vraag in Europa en elders, wordt in de nota gesteld: "Op dit moment kan 22 miljoen ton van de Oosteuropese overproduktie naar de overzeese markten worden doorgesluisd vanwege de vraag naar het produkt, maar de kans is groot dat deze hoeveelheid begin 1985 tot 15 miljoen ton of minder zal dalen en het is te verwachten dat door deze dreiging het "Principle" van Cembureau om in Europa de thuismarkten te eerbiedigen, niet langer gerespecteerd wordt.

We hebben de volgende tegenmaatregelen tegen de import genomen:

  • 1. 
    De anti-dumping-klacht, die zo succesvol was in 1984, zou op lange termijn wel eens onbruikbaar kunnen worden als Spanje tot de EEG toetreedt
  • 2. 
    Onderhandelen met de expediteurs en de importeurs; op dit moment redelijk efficiënt, maar zou de anderen kunnen aanmoedigen.
  • 3. 
    De vrienden van Cembureau bedreigen en vleien. Waarschijnlijk adequaat ten aanzien van de grootste producenten, maar zal niet alle bronnen in de EEG kunnen afstoppen.
  • 4. 
    Daadwerkelijk silo's bouwen op "vijandig" terrein. Een tot op zeker punt geloofwaardige, mogelijke en doelmatige oplossing, die echter a) tijdrovend en kostbaar kan blijken, b) het land dat getroffen wordt door de maatregel, zodanig kan ergeren dat het tot veel sterkere tegenmaatregelen overgaat en dus volledig met het "Cembureau Agreement" breekt en in deze gevallen is BC onvermijdelijk de grootste verliezer. Bovendien gaan we er in dit geval van uit dat onze doelwitten niet indirect beschermd worden door de overheid, hetgeen in de handel een bijzonder gevaarlijke veronderstelling is, zeker gezien de sterk onder druk staande economie van de geen olie producerende Latijnsamerikaanse landen.
  • 5. 
    Kwaliteitsbewaking zou ook een goed instrument kunnen zijn, maar zou tegen relatief lage kosten uitgevoerd kunnen worden.
  • 6. 
    Zich terugtrekken uit de samenwerking wat de export naar Nigeria betreft, legt ook gewicht in de schaal, maar kunnen we vertrouwen hebben in de Nigeriaanse economie of in de blijvende welwillendheid van Coumantaros?" (61)

In het vervolg van de nota worden twee andere middelen in overweging genomen en hypotheses besproken met betrekking tot de binnen de onderneming te nemen maatregelen.

  • 2) 
    Interne nota, ongedateerd, getiteld "Importdreiging" (doc. 33126/11335-11337).
  • (3) 
    In deze nota wordt gesteld: "Ervan uitgaande dat het beleid van Cembureau inzake het eerbiedigen van de thuismarkten stand houdt en dat de Westduitse import niet voordelig zou blijken, dan blijven er nog drie dreigingen over:
  • 1. 
    Partijen cement in bulk die in zakken worden aangeboden en geleverd in speciale vaartuigen van 5.000 ton afkomstig uit Oost-Duitsland.
  • 2. 
    Zakken, met inbegrip van grote zakken, vanuit Polen.
  • 3. 
    Een grote ondernemer met een moederschip, die gebruik maakt van schepen van 25 000 ton vanaf de Comecon-havens in Zuid-Europa.

Er is nog een geringe dreiging van de Noordspaanse kleine zelfstandige ondernemingen die hier importeren, maar hun hoeveelheden, kwaliteit en organisatie zijn beperkt" (62).

In het vervolg van de mededeling wordt de dreiging vanuit Oost-Duitsland en Polen besproken.

  • (4) 
    Tijdens een verificatie in de zin van artikel 14, lid 2, Verordening nr. 17 is, naar aanleiding van het ontdekken van deze twee mededelingen van Blue Circle, Cembureau verzocht om, in de zin van artikel 14, lid 1, van genoemde verordening, een bepaald aantal documenten over te leggen en, onder meer, "alle documenten met betrekking tot het "Cembureau Agreement or Principle of not transhipping to internal European markets". U kunt, bij gebrek aan documentatie, de inhoud van dit "Agreement or Principle" beschrijven." (doc. 33126/11523-11524). Het antwoord van Cembureau luidde dat "er geen enkel "Cembureau Agreement or Principle" bestaat, noch a fortiori een document dat de uitvoeringsregels daarvan zou bevatten. Wanneer deze termen in een document worden genoemd, verwijzen zij niet naar een met de mededinging strijdige gedraging, doch naar de eerbiediging van de gebruiks- en gedragsregels die geleidelijk zijn voortgekomen uit het veelvuldig contact tussen de ondernemingen en uit de economische ontwikkeling in de verschillende landen" (63) (doc. 33126/11525).

In haar antwoord op de mededeling van punten van bezwaar betreffende een procedure tot toepassing van artikel 15, lid 1, van Verordening nr. 17 (doc. 33126/13568-13573) gaf Cembureau het volgende commentaar op de bovengenoemde interne nota van Blue Circle van 1 december 1983: "Bijlage 10. Dit document vergt geen specifiek commentaar van Cembureau. Het is afkomstig van een cementonderneming en verwijst zonder meer naar de door Cembureau aangemoedigde regels van goed nabuurschap. De verwijzing naar het "Cembureau principle of not transhipping to internal European markets" heeft betrekking op een bepaalde gedragswijze die door de leden wenselijk wordt geacht, maar houdt op zich geen enkele dwang in, noch a fortiori een sanctie. De verwijzing naar een "Cembureau agreement" heeft betrekking op hetzelfde principe en verwijst naar de 'gebruiks- en gedragsregels die geleidelijk zijn voortgekomen uit het veelvuldig contact tussen de ondernemingen en uit de economische ontwikkeling in de verschillende landen' (zie antwoord op vraag 2 die door de inspecteurs gesteld is tijdens hun bezoek op 15 november 1989)" (64).

  • (5) 
    Tijdens de verificatie bij de Griekse onderneming Heracles, werden de agenda en de notulen van de "Board Meeting" van 15 juni 1986 meegenomen. Op de agenda van de vergadering staat onder de letter "AE) Diversen en mededelingen" het punt "2. Uitbreiding van de exportactiviteiten van de onderneming. Kartel Verenigd Koninkrijk" en in de notulen wordt op bladzijde 3 en 4 verwezen naar de verklaring van President directeur Kalogeropoulos dienaangaande: "Wat de onderhandelingen met het Britse kartel betreft, hebben de Britse producenten bij hun reactie op de Griekse uitvoer de volledige ondersteuning van de andere Europese cementproducenten, omdat er een mededingingsregeling tussen alle Europese cementproducenten heeft bestaan en blijft bestaan, waarbij niemand mag optreden binnen de landsgrenzen van de ander zodat de prijzen worden beschermd en er geen prijsdaling plaatsvindt ten gevolgen van met name de concurrentie van aangrenzende buren. Door dit denkpatroon in de afgelopen dertig jaren en door deze tactiek hebben de Europeanen nooit moeten kampen met een actieve concurrentie en een prijsdaling" (doc. 33126/19875-19877).
  • (6) 
    Cembureau heeft in haar memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (blz. 9) gesteld dat haar commentaar op de nota van Blue Circle van 1 december 1983 "zuiver 'speculatief' was wat de betekenis van termen betreft die ontleend worden aan niet van Cembureau komende documenten" (65).

De Commissie merkt op dat Cembureau de termen die zij "zuiver speculatief" noemt, heeft gebruikt in het kader van een procedure en in een door haar adjunct-directeur ondertekend document: Cembureau heeft dus de mogelijkheid gehad om de gebruikte woorden en de betekenis ervan af te wegen. Indien deze woorden zijn neergeschreven, dan is dat omdat Cembureau in de termen die gebruikt worden in het document van Blue Circle, de door haar aangemoedigde regels van "goed nabuurschap" erkend heeft. Indien Cembureau enkel het bestaan van een "Cembureau Agreement or Principle" eenvoudigweg had willen ontkennen, had zij de bovengeciteerde opmerkingen niet gemaakt.

  • (7) 
    Cembureau en bepaalde ondernemingen hebben in hun memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar (Cembureau blz. 23, FIC blz. 46, CBR blz. 65, SFIC blz. 64) aangevoerd dat de twee nota's van Blue Circle afkomstig zijn van een onderneming dat geen lid van Cembureau is en dat het dus aan die onderneming staat om hierop commentaar te geven.

Blue Circle heeft op de twee nota's het volgende commentaar gegeven (zie memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, punt 3.48): "Ten tweede refereert de Commissie aan twee interne nota's van Blue Circle die opgesteld zijn door Jeremy Reiss en verwijzen naar het "Cembureau Principle of not transhipping". Het is niet duidelijk waaraan dhr. Reiss gedacht heeft toen hij naar het "Cembureau Principle" of naar het "Cembureau Agreement" verwees. Hij heeft wellicht deze termen gebruikt als "vakjargon" om te verwijzen naar economische feiten die een natuurlijke beperking vormen voor cement om de grenzen tussen de producerende landen te kunnen overschrijden (zie hoofdstuk 2 hierboven en Deel II). Deze economische feiten zijn natuurlijk niet op dezelfde manier van toepassing op de import van de producenten die staatssteun ontvangen en daardoor in staat zijn om het cement tegen dumpprijzen te verkopen, hetgeen wordt behandeld in de twee nota's van dhr. Reiss (een feit waarvan de Commissie opzettelijk in de mededeling van punten van bezwaar voorbijgaat)." (66) Blue Circle heeft gelijk door te stellen dat in de mededeling van de punten van bezwaar de passages van de interne nota met betrekking tot het probleem van de import van derde landen, met name de Oostblok-landen, niet zijn opgenomen: deze passages zijn niet geciteerd omdat zij niet relevant zijn voor de onderwerpen van de mededeling van punten van bezwaar. De twee betrokken documenten werden echter alle betrokken ondernemingen ter beschikking gesteld, die hierop commentaar konden leveren. Blue Circle verklaart niet welk verband er kan bestaan tussen de economische feiten die het transnationale verkeer tussen de producerende landen "natuurlijk" zouden kunnen beperken, en de termen "Cembureau Agreement" of "Cembureau Principle", zelfs wanneer deze in "vakjargon" gebruikt worden.

Wat de opmerking betreft dat de twee betreffende documenten afkomstig zijn van een niet lid van Cembureau zijnde onderneming, dient allereerst eraan te worden herinnerd dat, zelfs wanneer de producenten zelf niet direct lid van Cembureau zijn, zij dat via hun bedrijfstakorganisatie die lid is van Cembureau, wel indirect zijn en vervolgens dat Blue Circle een bijzondere positie inneemt zoals de onderneming zelf heeft verklaard in de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, punten 3.4 en 3.5: "Blue Circle was, net als een aantal andere producenten in het Verenigd Koninkrijk, zelf lid van Cembureau. In 1972 werd echter besloten het lidmaatschap van de afzonderlijke leden te vervangen door de deelname van hun handelsvereniging in het Verenigd Koninkrijk, de "Cement Makers' Federation" (CMF). De vertegenwoordiging van de Britse cementindustrie in de verschillende Comités van Cembureau werd bij een stemming tijdens de vergaderingen van de Raad van CMF besloten en goedgekeurd. Tijdens de vergadering van de Raad van CMF van 19 november 1975 werd Sir John Milne aangewezen om de producenten van het Verenigd Koninkrijk bij Cembureau als delegatiehoofd te vertegenwoordigen. Het mandaat van Sir John duurde tot 1 mei 1985; daarna werd hij met ingang van juni 1985 tot voorzitter van Cembureau benoemd. Hij werd als delegatiehoofd van het Verenigd Koninkrijk vervangen door Dr. Gordon Marshall, wiens benoeming op 1 mei 1985 door de Raad van CMF werd goedgekeurd. Andere personen die voor de verschillende Britse producenten werkzaam zijn, vertegenwoordigen de Britse bedrijfstak in de diverse Comités van Cembureau" (67).

Blue Circle, waarvan de President-directeur gedurende een lange periode de functie van delegatiehoofd van de Britse cementindustrie heeft bekleed, verkeerde dus in de gelegenheid van de activiteiten van Cembureau kennis te dragen en hij kon dan ook met kennis van zaken over het "Cembureau Agreement or Principle" schrijven.

  • (8) 
    Wat de verklaring van dhr Kalogeropoulos betreft, wordt deze door sommigen (Blue Circle, punt 3.46 van de memorie van antwoord; CBR, blz. 63-64 van de memorie van antwoord; Ciments Français, blz. 53 van de memorie van antwoord) beschouwd als een soort preventieve disculpatie ter rechtvaardiging van de overheidssteun die zijn onderneming ontvangen heeft; anderen (SFIC, blz. 64 van de memorie van antwoord) zijn van mening dat deze verklaring "alleen melding maakt van een "Agreement or Principle of not transhipping to internal European Markets", maar dat Cembureau niet genoemd wordt" (68); Aalborg is van mening dat de verklaring van dhr. Kalogeropoulos gezien moet worden als een verklaring van een politicus die aan het hoofd van een genationaliseerde industrie is gesteld (verslag van de hoorzitting van 3.3.1993, bijlage VI, blz. 7).

In zijn memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 16 en 17, punten 5 en 6, heeft Heracles de verklaring van dhr Kalogeropoulos als volgt becommentarieerd: "De verwijzingen van dhr Kalogeropoulos naar het Britse kartel en naar het "Cembureau Principle" zijn speculaties en beschrijvingen van de problemen waarop zijn onderneming bij de export is gestuit. Voor de beweringen van dhr. Kalogeropoulos is geen enkel bewijs. Hij kon trouwens ook niet precies weten wat er aan de hand was. Bovendien vormt een krachtige reactie op handelsniveau van de concurrenten geenszins automatisch het bewijs voor het bestaan van een kartel. Het enige wat zeker is, is dat dit kartel - zelfs als uiteindelijk bewezen wordt dat er een georganiseerd kartel bestond - niet gefunctioneerd heeft in de gevallen van de Griekse export, aangezien de export is geschied en in de daarop volgende jaren is gestegen. De export naar het Verenigd Koninkrijk heeft uiteindelijk plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor die naar Italië, ondanks de heftige reacties van de Italiaanse producenten. De export naar de communautaire markten is wat omvang en bestemmingen betreft snel gegroeid".

De Commissie merkt op dat dhr Kalogeropoulos zich in dezelfde positie bevond als iedere topfunctionaris die een nieuwe functie aanvaardt. Net als iedere andere topfunctionaris had hij door zijn naaste medewerkers op de hoogte moeten zijn gebracht van het industriële en commerciële klimaat waarbinnen zijn onderneming zich bewoog.

Hij heeft zijn verklaring dus welbewust afgelegd en voor een beperkte groep als de Raad van Bestuur van zijn onderneming, en niet in het openbaar met als doel om ten overstaan van derden eventuele overheidssteun te rechtvaardigen.

  • 19. 
    De vergaderingen van de "Head Delegates" van Cembureau
  • (1) 
    Tussen 1983 en 1985 zijn door Cembureau, voor zover de Commissie bekend, vijf vergaderingen van de "Head Delegates" georganiseerd: op 14 januari 1983, 30 mei 1983, 19 maart 1984, 7 november 1984 en 10 juni 1985. Gezien de agendapunten van deze vergaderingen worden niet alleen de eerste, de derde en de vierde vergadering in beschouwing genomen.
  • a) 
    Vergadering van de "Head Delegates" van 14 januari 1983
  • (2) 
    In de convocatie voor deze vergadering, gedateerd 16 november 1982 en, getekend door dhr Gil Braz de Oliveira - gedelegeerd lid in het Uitvoerend Comité, waarvan Cembureau de aan Aalborg en Irish Cement verzonden copieën heeft verstrekt (doc. 33126/11552-11553), is het volgende te lezen: "Tijdens de laatste vergadering van het Uitvoerend Comité op 5 november, werd een onderwerp besproken dat volgens alle leden speciale aandacht verdient en waarvoor een buitengewone vergadering op het niveau van de delegatiehoofden van Cembureau gerechtvaardigd zou zijn. Met het oog op de algemene conjuncturele achteruitgang van de verkoop op de thuismarkten, kunnen cementbewegingen tussen aangesloten landen voor onze bedrijfstak schadelijke gevolgen hebben, indien niet tijdig bepaalde dienstige maatregelen worden genomen, zoals bij voorbeeld in het geval van het handelsverkeer tussen België en Nederland dat geregeld wordt via een protocol dat binnenkort in het Publikatieblad van de EEG zal verschijnen. Op verzoek van de Voorzitter van Cembureau, dhr Jean Bailly, heb ik de eer u op de hoogte te stellen van de voor deze vergadering voorgestelde datum, namelijk 14 januari van het volgend jaar, om 9.00 uur, in het kantoor van Cembureau te Parijs. Deze vergadering van de "Head Delegates" zal door het Uitvoerend Comité vóór het eind van het lopende jaar worden voorbereid en georganiseerd, en tijdig worden bevestigd". (69)
  • (3) 
    De ontwerp-agenda, gedateerd 16 november 1982 (doc. 33126/11580) is op 17 november 1982 voor commentaar en per telex naar de heer Van Hove - de Voorzitter van het Contactcomité van de cementindustrie in de EEG - gestuurd, welk telex-bericht als volgt luidde (doc. 33126/11559): "Vergadering van de "Head Delegates", Parijs, 14.1.83. Wij zijn bezig met de voorbereiding van de ontwerp-agenda van deze vergadering, die op 22 december door het Uitvoerend Comité besproken zal worden. Wij sturen u hierbij een uittreksel van dat ontwerp. De heer Bailly zou graag uw mening vernemen met betrekking tot de formulering van punt 2, dat wij voldoende expliciet willen redigeren zonder de kans te lopen reacties hierop te krijgen: (70)
  • 1. 
    Import uit Oost-Europa
  • 2. 
    Intra-Europese handel
  • A. 
    Analyse van de situatie
  • 1. 
    Gegevens
  • 2. 
    Prijssituatie - Nationale prijzen
  • 3. 
    Motivatie en organisatie van de grensoverschrijdende handel

Voorziene ontwikkelingen

  • B. 
    Mogelijke maatregelen om de intra-handel te controleren
  • 1. 
    Steun van de regeringen tegen dumping
  • 2. 
    Rechtvaardiging van redelijke prijsovereenkomsten. Tussenkomst van het Contactcomité
  • 3. 
    Studies en seminars - Dumping, rentabiliteit
  • 4. 
    Andere maatregelen
  • 3. 
    Omstandigheden op de wereldmarkt
  • 4. 
    Conclusies en besluiten (71)

Aangezien dhr Bailly deze agenda morgenavond definitief wil opstellen, alvorens hij voor lange tijd naar het buitenland vertrekt, hopen wij uw commentaar omgaand per telex te mogen ontvangen". (72)

Het antwoord van dhr Van Hove, dat hij per telex op 17 november 1982 heeft verzonden (doc. 33126/11558), luidde als volgt: "De volgende woorden die opgenomen waren in uw telex-bericht van 17 november, moeten uit ieder officieel document verdwijnen: (73)

  • A. 
    - 3 . . . . . organisatie van de grensoverschrijdende handel . . .
  • B. 
    - . . . om de intra-handel te controleren
  • 2. 
    Rechtvaardiging van redelijke prijsovereenkomsten - Tussenkomst van het Contactcomité (74)

Ik stel voor deze tekst te vervangen door:

  • Prijsvormingssysteem - toepasbare theorieën
  • Eerlijke mededingingsregels. (75)

Ik maak van deze gelegenheid gebruik om voor te stellen mij in de hoedanigheid van voorzitter van het Contactcomité van de cementindustrie voor de vergadering uit te nodigen en België een ander delegatiehoofd te laten aanwijzen". (76)

Tijdens de vergadering van de "Head Delegates" van 22 december 1982 "werd de ontwerp-agenda van de vergadering van 14 januari 1983, die vóór de vergadering was toegezonden, aangenomen onder voorbehoud van enkele kleine wijzigingen" (77) (doc. 33126/11565). Naar aanleiding van de suggesties van dhr Van Hove werd de ontwerp-agenda, wat punt 2 betreft, als volgt vastgesteld (doc. 33126/11656):

"2. Intra-Europese handel

  • A. 
    Analyse van de situatie

(i) Gegevens

(ii) Prijssituatie - nationale prijzen

(iii) Motivering en aard van de handel - voorziene ontwikkelingen

  • B. 
    Mogelijke middelen om eerlijke handel in stand te houden

bijv. - Steun van overheidswege tegen dumping

  • Prijsvormingssysteem - Toepasbare theorieën
  • Regels voor eerlijke mededinging
  • Studies en seminars - Dumping, rentabiliteit". (78)
  • (4) 
    De delegatiehoofden van de landen die op dit moment lid zijn van de Gemeenschap en die de vergadering bijwoonden, waren (doc. 33126/11581): België dhr A. Pestalozzi; Denemarken - dhr O. Stevens Larsen; Frankrijk - dhr R. Poitrat; Duitsland - dhr P. Schuhmacher; Verenigd Koninkrijk - Sir J. Milne; Griekenland - dhr A.G. Tsatsos en dhr A. Kanellopoulos; Ierland dhr D. Quirke; Italië - dhr C. Cesareni en dhr C. Pesenti; Luxemburg dhr J.-C. Tesch; Nederland - dhr M. Platschorre; Portugal - dhr J. Toscano Junior.; Spanje - dhr J. Bertrán; het Contactcomité van de cementindustrie in de EG werd vertegenwoordigd door dhr Van Hove, en Cembureau door de Voorzitter, dhr Bailly, en door de heren Collis en Dutron, directeur respectievelijk adjunct-directeur.
  • (5) 
    In het "Ontwerp voor de inleiding van de Voorzitter" wordt, na het tot de deelnemer gerichte gebruikelijke dankwoord, het volgende gesteld (doc. 33126/11583-11585):

"Het is nuttig in het kort nog eens aan te geven welke omstandigheden ten grondslag liggen aan deze vergadering:

  • Enerzijds heeft dhr Heiberg in de Cooerdinatiegroep waarvan hij voorzitter is, de kwestie van het peil van de exportprijzen buiten Cembureau en van de reële of potentiële gevaren die hieruit zouden kunnen voortvloeien, aan de orde gesteld. De Cooerdinatiegroep heeft unaniem het belang van het probleem onderkend en heeft de aanbeveling gedaan het met spoed aan het Uitvoerend Comité voor te leggen.
  • Anderzijds hebben onze Ierse collega's zich tot mij gewend om de gevaren toe te lichten die hun thuismarkt bedreigen en hebben om mijn steun gevraagd.

Dit ligt ten grondslag aan de eerste 2 agendapunten:

  • Import uit het Oosten
  • Handelsverkeer tussen leden
  • Tijdens de vergadering van 5 november heeft het Uitvoerend Comité kennis genomen van het Ierse verzoek en van de aanbeveling van de Cooerdinatiegroep. Het Uitvoerend Comité heeft het grote belang van deze kwesties ingezien en meteen besloten een ontmoeting tussen de delegatiehoofden te beleggen. Op 22 december heeft het Comité hieraan zelfs een speciale vergadering gewijd om de ontmoeting onder zo gunstig mogelijke omstandigheden te kunnen organiseren.

Dit is de reden waarom het mij nuttig leek om vandaag ook de leden van het Uitvoerend Comité uit te nodigen die geen delegatiehoofd zijn.

Ik zou nu zeer klaar doel en draagwijdte van onze discussies willen afbakenen:

  • Eerst moeten, met uw hulp en in alle klaarte, de gegevens waarover wij op de drie betrokken terreinen beschikken, worden gepresenteerd.
  • Wij zullen dan in staat zijn de risico's te beoordelen die uit een toeneming van bepaalde vormen van invoer, gepaard met een duidelijke verlaging van het peil van bepaalde prijzen kunnen voortvloeien, en wel nog voordat dit verschijnsel de tijd heeft gehad zich wat volume en ernst betreft, uit te breiden.
  • Onze doelstelling is natuurlijk niet hier collectief besluiten te nemen, noch een oordeel uit te spreken over de stand van de geconstateerde zaken, noch om een arbitrerende rol te vervullen, maar wel om - en wederom met uw hulp - aan mogelijke oplossingen te denken waardoor de ontwikkeling van de markt kan worden afgevlakt en, ten minste op het stuk van de principes, bepaalde spelregels voor te stellen waarvan vaststaat dat wij allen belang erbij hebben om deze na te leven.
  • Hetgeen wij vervolgens van u allen verwachten, is dat deze gedachtenwisselingen u ertoe aanzetten om om u heen van wijsheid getuigende woorden te spreken en dat er, voor zover noodzakelijk, in elk specifiek geval bi- of multilaterale dialogen worden gehouden.
  • De rol van Cembureau zal op dit moment tot het verlenen van bijstand aan u, met name op het gebied van de nodige documentatie, beperkt blijven.

We gaan nu over tot de behandeling van de 3 hoofdstukken van de agenda die de directeuren van Cembureau en ikzelf zullen inleiden en toelichten.

Het is vrijwel overbodig u te zeggen dat er van onze discussie geen verslagen zullen worden gemaakt.

Wij zijn van plan de vergadering tegen 13.00 u. of eventueel 13.30 u. te beëindigen en er is in een lunch voorzien voor degenen die daarvan gebruik wensen te maken (vragen naar het aantal deelnemers).

Indien sommigen van u de discussie in kleine groepen mochten willen voortzetten, staan de ruimten van Cembureau uiteraard volledig te uwer beschikking". (79)

  • (6) 
    In het memorandum voor het leiden van de vergadering is met betrekking tot punt 2 genoteerd (doc. 33126/11578-11579): "II Handel inter-Cembureau.

11.00 u. - Toelichting van dhr. Dutron op de ter beschikking gestelde documentatie met betrekking tot de import en het prijspeil.

  • Bijdrage van dhr. Dempsey over de specifieke situatie in zijn land, die een van de redenen voor het beleggen van deze vergadering was.

11.15 u. - A. Analyse van de situatie

Rondvraag

11.45 u. - B. Inventarisatie van de beschikbare middelen

Bijdrage van dhr Van Hove over de prijsvormingssystemen

Bijdrage van dhr Schrafl over de studies op het gebied van dumping en rentabiliteit".

Aan het eind van blz. 2 wordt gepreciseerd "13.15/13.30 u. - Sluiting van de vergadering, waarvan geen notulen worden opgemaakt". (80)

Tussen de documenten die Cembureau heeft verstrekt, bevinden zich notulen noch een verslag van de vergadering. De documenten bestaan uit voorbereidende stukken voor de stukken voor de vergadering, tabellen, dia's en met de hand geschreven nota's (doc. 33126/11560-11577, 11587-11633).

  • b) 
    Vergadering van de "Head Delegates" van

19 maart 1984

  • (7) 
    Deze vergadering werd per brief van Cembureau van 22 februari 1984 bijeengeroepen (doc. 33126/11714 en 11730).

De tabellen met de import uit de Oostbloklanden, de gegevens over de produktie, de interne leveringen, de import, de export en het verbruik van de landen die lid zijn van Cembureau, alsmede een diagram met een toelichting op de prijssituatie werden als bijlage bij de convocatie gevoegd (doc. 33126/11715 en 11717-11727).

Het diagram en de toelichting werden hiervóór in paragraaf 16, onder a) genoemd.

  • (8) 
    De delegatiehoofden van de landen die thans lid van de Gemeenschap zijn en die de vergadering bijwoonden, waren (doc. 33126/11699-11700): België - dhr J. Van Hove; Denemarken - dhr O. Stevens Larsen; Frankrijk dhr B. Collomb; Duitsland - dhr A. Von Engelhardt; Verenigd Koninkrijk Sir J. Milne; Griekenland - dhr A. Kanellopoulos; Ierland - dhr D. Quirke; Italië - dhr A. D'Agostino; Luxemburg - dhr J.-C. Tesch; Nederland - dhr M. Platschorre; Portugal - dhr V. Teixeira Lopo; Spanje dhr J. Bertran; Cembureau werd vertegenwoordigd door zijn Voorzitter, dhr Bailly, en door de heren Collis en Dutron, directeur, respectievelijk adjunct-directeur.
  • (9) 
    Het memorandum voor de Voorzitter, gedateerd 15 maart 1984 (doc. 33126/11728-11729), geeft de volgende opsomming van de agendapunten van de vergadering: "1. Import uit Oost-Europa; 2. Situatie op de Europese markt; 3. Situatie op de wereldmarkt". Punt 2 "Situatie op de Europese markt" bevat de volgende suggesties: "Dit deel van de vergadering wordt geleid door dhr Bailly.
  • Voorlegging van een toelichting op de tabel waarin de prijssituatie wordt samengevat:
  • De aangegeven prijsniveau's zijn approximatief doch niettemin significant.
  • Over het algemeen zijn de prijzen af-fabriek, behalve voor Oostenrijk, Groot-Brittannië en in mindere mate voor België en Nederland.
  • Het verschil tussen de uitersten, nog steeds 1 : 2, werkt onvermijdelijk aanlokkelijk.
  • Het is derhalve gewenst dit verschil geleidelijk te verminderen, in hoofdzaak door verhoging van de laagste prijzen (2/3 van de produktie wordt voor minder dan 50$ verkocht, dat wil zeggen ver onder de Japanse en de Amerikaanse binnenlandse prijzen) met gelijktijdige matiging van de ontwikkeling van de hoge prijzen.
  • Voorlegging van een toelichting op de tabel inzake de in- en uitvoer van de leden-landen.
  • Ter herinnering zij vermeld dat de besprekingen geen betrekking hebben op de traditionele of zelfs structurele interstatelijke handel, zoals bij voorbeeld het geval is bij de uitvoer uit Duitsland en België naar Nederland.
  • De kritieke punten zijn nog steeds:
  • De uitvoer van Duitsland naar Groot-Brittanië en Ierland.
  • De uitvoer van Frankrijk naar Duitsland.
  • De uitvoer van Spanje naar Ierland en naar Groot-Brittanië.

Hieraan kan een voor het eerst genoemd kritiek punt worden toegevoegd,, namelijk de uitvoer van Italië naar Zwitserland.

  • Vervolgens de deelnemers in een rondvraag naar hun mening vragen" (81).
  • (10) 
    De aantekeningen van deze vergadering, gedateerd 2 april 1984 (doc. 33126/11733-11737), maken melding van discussies en opmerkingen met betrekking tot deze drie agendapunten.

In deze aantekeningen zijn de discussies over punt 2 van de agenda "Situatie op de Europese markt" als volgt vermeld: "Naar aanleiding van de tabel waarin de orde van grootte van de cementprijzen (in principe af-fabriek) in de leden-landen alsmede in Japan en de VSA is opgenomen, kan het volgende worden opgemerkt:

  • Verenigd Koninkrijk:

Indien de klant de mogelijkheid had het cement bij de fabriek af te nemen, zou de prijs in bulk ongeveer 54 $ bedragen door aftrek van de distributiekosten die ongeveer 17 à 18% van de verkoopprijs voor de cementindustrie uitmaken.

  • Zweden:

De prijs af-fabriek zou ongeveer 20% lager moeten liggen dan de aangegeven waarde.

  • Finland:

Aangezien het klinkergehalte van het Finse cement ten minste 85% bedraagt, zou het misschien beter zijn Finland in de kolom "p" van zuivere Portland ("pure Portland") te plaatsen.

Conclusies:

Hoewel de verzamelde gegevens niet volledig vergelijkbaar zijn, gezien de verschillen wat de prijsopgave betreft, is overeengekomen dat de visuele presentatie van het prijzengamma een doelmatig middel is om de aanwezige mogelijke conflictsoorzaken duidelijk te doen uitkomen.

Het is echter niet dienstig een dergelijk document op grote schaal te verspreiden gezien de kans dat dit tot verkeerde interpretaties leidt. Bovendien komen de gevolgen van belangrijke wijzigingen van de wisselkoersen niet in de tabel tot uiting.

Indien men deze gegevens zou willen verfijnen door de prijzen aan te geven die door de cementfabrikanten berekend worden in plaats van de door de leden opgegeven officiële prijzen, zou dat beschouwd kunnen worden als strijdig met de regels van de gemeenschappelijke markt.

De discussie heeft vervolgens betrekking op de tabel met alle statistische gegevens over 1983, en met name het handelsverkeer tussen de leden-landen. Naar aanleiding hiervan de volgende commentaar:

  • België:

De aandacht wordt erop gevestigd dat, hoewel een deel van de cementuitvoer van Duitsland naar Nederland inderdaad een structureel en traditioneel karakter heeft, sinds enige jaren een bijkomende "wilde" export naar Nederland en België wordt waargenomen. Omdat de voorgaande discussies tussen de delegatiehoofden deze gang van zaken niet gewijzigd hebben, wordt het niet nuttig geacht een dergelijke discussie binnen Cembureau te houden.

De Voorzitter herinnert eraan dat tijdens de laatste vergadering van het Uitvoerend Comité zonder enige weerstand is besloten tot het houden van de huidige vergadering en vraagt het oordeel van de andere leden.

  • Spanje:

Het is dringend geboden met de gedachtenwisseling over dit onderwerp door te gaan. Als dit niet gebeurt, maakt Spanje zich op Cembureau te verlaten.

  • Verenigd Koninkrijk:

Als men niet meer erin slaagt op dit niveau een dergelijk probleem te behandelen, staat de toekomst van Cembureau op het spel.

  • Zwitserland:

Deze problemen moeten hier besproken kunnen worden en in deze context kan worden gemeld dat het meningsverschil tussen Zwitserland en Italië op weg is naar een oplossing.

  • Ierland:

Aangezien Ierland al deze discussies heeft uitgelokt, heeft dit land de plicht te verzoeken deze discussies voort te zetten, zeker gezien het feit dat zij bijzonder nuttig zijn geweest om de situatie aldaar te doen kalmeren.

  • Italië:

Cembureau moet een forum zijn waar industriëlen zich volledig van vitale problemen rekenschap kunnen geven.

Conclusies:

De druk ten gevolge van de handel tussen de leden is duidelijk verzwakt dank zij de verbetering van de bilaterale contacten. De uitgevoerde hoeveelheden nemen weliswaar af, doch de bedreiging van "outsiders" blijft bestaan" (82).

  • (11) 
    Naast de hiervóór genoemde documenten, bevatte het dossier met betrekking tot de vergadering van de "Head Delegates" van 19 maart 1984 de volgende documenten: brief van 20 januari 1984 waarmee dhr Bailly, Voorzitter van Cembureau, aan dhr Bertrán, President-directeur van Asland, mededeelt dat hij een minnelijke regeling van het probleem van de Spaanse uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk en naar Ierland wenst (doc. 33126/11697), nota van 13 maart 1984 getiteld "Uitvoer van cement van Italië naar Zwitserland Verslag van een telefonisch onderhoud met dhr d'Agostino" (doc. 33126/11698); brieven van 16 februari 1984 van dhr Bailly, voornoemd, aan dhr Bertrán, voornoemd en dhr Kanellopoulos, "Managing Director" van Titan, waarin het probleem van de betrekkingen tussen Cembureau en het "Export Committee" wordt genoemd (doc. 33126/11701-11702); met de hand geschreven nota over het "Export Policy Committee" (doc. 33126/11703); de notulen van de vergadering van het "European Cement Export Committee" van 7 december 1983 (doc. 33126/11704-11713); met de hand geschreven nota "Export Cooperation - Jan. 84" (doc. 33126/11732).
  • c) 
    Vergadering van de "Head Delegates" van 7 november 1984
  • (12) 
    Deze vergadering, die bijeen werd geroepen per brief van 17 oktober 1984 (doc. 33126/11748), had de volgende agenda (doc. 33126/11749):

"1. Import uit Oost-Europa

  • Situatie en verwachtingen
  • Activiteiten van handelaren
  • Anti-dumping klachten en maatregelen.
  • 2. 
    Ontwikkeling van de wereldmarkt
  • Voortgang van de samenwerking tussen de Europese producenten.
  • Mogelijke gevolgen van het cement uit Oost-Europa voor de wereldmarkten.
  • Ontwikkelingen in het Verre Oosten." (83)

Er was voor de vergadering een ontwerp-inleiding opgesteld (doc. 33126/11751).

  • (13) 
    De delegatiehoofden van de landen die thans lid zijn van de Gemeenschap en die de vergadering bijwoonden, waren (doc. 33126/11699-11752): België - dhr J. Van Hove; Denemarken - dhr O. Stevens Larsen; Frankrijk - dhr B. Collomb; Duitsland - dhr P. Schuhmacher; Verenigd Koninkrijk - Sir J. Milne; Griekenland - dhr A. Kanellopoulos; Ierland - dhr D. Quirke; Italië - dhr C. Cesareni; Luxemburg - dhr J.-C. Tesch; Portugal - dhr V. Teixeira Lopo; het delegatiehoofd van Spanje en die van Nederland hebben zich laten verontschuldigen; Cembureau werd vertegenwoordigd door zijn Voorzitter dhr Bailly en door de heren Collis en Dutron, directeur respectievelijk adjunct-directeur.
  • (14) 
    De "Summary notes" van 12 november 1984 (doc. 33126/11754-11755) behelzen een beknopt verslag van de besprekingen van de agendapunten:

"Import uit Oost-Europa

. . . . . . . . . . . . .

Ontwikkeling van de wereldmarkt

Situatie

. . . . . . . . . . . . .

Grieks-Spaans akkoord (84)

Dit wordt unaniem beschouwd als belangrijkste voorwaarde voor het verkrijgen van betere exportprijzen en om te voorkomen dat de situatie in Europa gedestabiliseerd wordt. Gedurende verscheidene maanden hebben onderhandelingen plaatsgevonden tussen vier Spaanse en drie Griekse ondernemingen, hoewel het verloop van de besprekingen niet beschreven is. Er zijn bepaalde resultaten behaald, maar tot op heden heeft dit geen effect gehad op de prijzen. Er zijn ook besprekingen gevoerd met Japan en met Korea. De algemene indruk is echter dat het bereiken van vaste afspraken tussen de grootste Europese exporteurs het grootste probleem vormt.

Het Oosteuropese cement op de wereldmarkten

. . . . . . . . . . . . .

Handelaren

. . . . . . . . . . . . .

Algemene conclusies

De situatie was ernstig en de exportprijzen te laag. Er was overcapaciteit in Europa en in het Verre Oosten, waarmee op een verantwoorde wijze moet worden omgegaan.

Men moet zich gelukkig prijzen met de inspanningen van de Griekse en Spaanse cementindustrie om tot een akkoord te komen, en de andere leden zijn bereid om, indien hen dat gevraagd wordt, hun inspanningen te ondersteunen. Eventuele kleine hoeveelheden afkomstig uit andere landen zouden de markt niet mogen verstoren als het wederzijds vertrouwen prevaleert". (85)

  • (15) 
    Naast de hiervóór genoemde documenten bevatte het dossier met betrekking tot de vergadering van de "Head Delegates" van 7 november 1984 de volgende documenten: tien telexberichten (doc. 33126/11739-11747 en 11750); een met de hand geschreven nota van twee bladzijden "Projected Meeting 7.11.84 - Information to be collected about traders" (doc. 33126/11756-11757); een met de hand geschreven nota "Preparation Meeting Head Delegates 7.11.84" (doc. 33126/11758); een met de hand geschreven nota met waarschijnlijk de verslagen van de telefoongesprekken met Sir J. Milne (17/9) over de besprekingen tussen de Griekse en de Spaanse producenten, met Sir J. Milne (13/9) over de prijs in het gebied rond Belfast, met de heren Heiberg en Bertrán (17/9) over de export van Oost-Europa (doc. 33126/11759); een met de hand geschreven nota van 13 bladzijden (bladzijde 4 ontbreekt) die een beknopt verslag lijkt te zijn van de besprekingen tijdens de vergadering van de "Head Delegates" (doc. 33126/11762-11773); nota's, tabellen en lijsten over de import van derde landen (doc. 33126/11760-11761, 11774-11789).

HOOFDSTUK 4

De bilaterale of multilaterale betrekkingen tussen de producenten in de landen van de Gemeenschap

  • 20. 
    Frankrijk - Italië
  • (1) 
    De situatie van de cementfabrieken aan weerszijden van de Frans-Italiaanse grens is als volgt: in de nabijheid van Cuneo heeft Buzzi een fabriek in Robilante en heeft Italcementi er een in Borgo S. Dalmazzo; tot 1987 had Unicem een fabriek in Morano Po (in de buurt van Alessandria); in de nabijheid van Nice heeft Lafarge een fabriek in Contes-Les-Pins en heeft Vicat er een in Grave-de-Peille; in het departement Bouches-du-Rhône heeft Lafarge een fabriek in La Malle en Ciments Français een fabriek in Ranville; in het departement Gard heeft Ciments Français nog een fabriek in Beaucaire.
  • (2) 
    In de in beschouwing genomen periode lagen de tarieven van de Italiaanse producenten - 20% lager dan die van de Franse.
  • (3) 
    Lafarge-Buzzi. Op 26 november 1988 heeft een onderhoud plaatsgevonden tussen de heren Emanuele Buzzi en Pierre Saint-Hillier van Lafarge. Het verslag van dit onderhoud, dat door Lafarge opgesteld is, geeft de strekking van de besprekingen als volgt weer (doc. 33126/6857/bis): "Er zijn een aantal onderwerpen besproken:
  • 1. 
    Zuid-Frankrijk

Emanuel heeft begrepen (naar aanleiding van de ontmoeting met G. Liduena) dat er drie mogelijkheden zijn:

  • Een klinkerfabriek opzetten in de nabijheid van water
  • Een vermalingsinstallatie bouwen
  • De fabriek sluiten. Onderhandelen over de markt. Oprichting van een vennootschap voor leveranties ofwel vanuit La Malle, ofwel vanuit Robilante, ofwel via invoer (Griekenland bij voorbeeld).

Ik heb hem bevestigd dat er geen haast bij is, aangezien we nog reserves hebben voor 15 tot 20 jaar. Het probleem heeft voornamelijk betrekking op de concessie.

Het standpunt van Buzzi:

  • De markt behoort toe aan Ciments Lafarge.
  • Er wordt niet gestreefd naar afzet op de markt van de Côte d'Azur met verstorende effecten.
  • Sinds twintig jaar hebben zij slechts 2 of 3 afnemers.
  • Een oorlog is nutteloos.
  • Er moet overeenstemming worden bereikt om conflicten te voorkomen.
  • Bereid tot overweging van gemeenschappelijk optreden." (86)

Uit dit verslag blijkt de bereidheid om de markt van de Côte d'Azur en op middellange en lange termijn de voorzieningsbronnen van cement onderling te verdelen.

  • (4) 
    Ciments Français - Buzzi

Op 17 maart 1988 heeft Ciments Français aan Buzzi de vanaf 2 maart 1987 geldende tarieven toegezonden. De begeleidende nota luidt: "In antwoord op het telex-bericht van vandaag, hierbij onze prijsschalen cement in zakken en in bulk af-fabriek. Voor de prijsherzieningen is tot nog toe geen tijdschema vastgesteld. Gedacht wordt aan een gemiddelde stijging van 1% tot 1,5% over het lopende jaar" (87) (doc. 33126/11982-11987).

  • (5) 
    Vicat - Buzzi

Naar aanleiding van het verzoek van Buzzi (doc. 33126/11974) heeft Vicat op 11 mei 1983 aan Buzzi de vanaf 1 juni 1983 geldende tarieven toegezonden (doc. 33126/11973) en Buzzi heeft op diezelfde dag en op 16 mei 1983 per telex aan Vicat de vanaf 28 februari 1983 geldende franco-prijzen af-Robilante doorgegeven (doc. 33126/11975-11977). Op 23 april 1986 verzond Buzzi het volgende telex-bericht aan Vicat (doc. 33126/6144): "Aanvragen om leveringen van cement komen niet alleen vanuit Nice doch ook vanuit Toulon binnen. Wij hebben op al deze aanvragen afwijzend geantwoord en zijn voornemens zulks te blijven doen. Wij hebben vernomen dat uw prijzen recent zijn gestegen. Gelieve ons mede te delen: de prijzen af-fabriek voor goederen in bulk en in zakken, het percentage van de prijsstijging, of andere prijsverhogingen voorzien zijn voor het lopende jaar. Onze prijzen zijn vanaf maart 1986: Lire/ton (onleesbaar) af-fabriek, Lire/ton 81.EPP af-fabriek (onleesbaar). Het percentage van de prijsstijging was ongeveer 4,5%. We voorzien/verwachten in september opnieuw een stijging van 3%". (88) Vicat heeft aan Buzzi het tarief doorgegeven dat vanaf 1 juli 1986 geldig was (doc. 33126/11971), waarboven Buzzi heeft geschreven: "+ 6,3% op cement in bulk ten opzichte van maart 1986; + 18,79% per zak".

  • (6) 
    De Commissie is van mening dat de mededelingen van Ciments Français betreffende haar tarief en de verwachte prijsstijging, en van Vicat betreffende haar tarieven, als doelstelling hebben Buzzi in staat te stellen haar prijzen voor de verkoop van cement in Frankrijk aan te passen aan die van Ciments Français en van Vicat. De Commissie is bovendien van mening dat de mededeling waarin Buzzi Vicat op de hoogte heeft gesteld van het feit dat de aanvragen om cement vanuit Zuid-Frankrijk heeft afgewezen en voornemens is zulks te blijven doen, past in het kader van de verdeling van de Zuidfranse markt.
  • (7) 
    De betreffende Franse ondernemingen zijn van mening dat, om economische redenen, met name wegens de transportkosten, de Italiaanse markt in het grensgebied niet aantrekkelijk voor hen is.

Buzzi bevestigt dat zij, ondanks de obstakels (transportkosten, douane, kwaliteitsverschil tussen Italiaans en Frans cement) die zij heeft moeten overwinnen, en ondanks de mogelijkheden die zij had om haar produkten af te zetten op dichterbij gelegen en rendabeler markten, toch sinds het eind van de jaren '60 interessante hoeveelheden ("interessanti quantità") cement naar Zuid-Frankrijk heeft uitgevoerd. Verder merkt Buzzi op dat zij, indien er overeenkomsten waren geweest met de Franse producenten, niet zo veel moeite had gedaan om in Frankrijk een markt te scheppen. Uit het feit dat Buzzi de moeilijke taak van exporteur op zich heeft genomen, blijkt dat zij volledig autonoom heeft gehandeld en uitsluitend is uitgegaan van de logica van een ondernemer die nieuwe markten wil aanboren. Buzzi bevestigt bovendien dat zij lagere prijzen heeft aangehouden dan de tarieven die de Franse producenten aan haar doorgegeven hebben.

Uit de gegevens die opgenomen zijn in de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 15, blijkt dat de cementverkopen van Buzzi in Frankrijk, na een stijging tot en met 1986, vanaf 1987 sterk zijn gedaald. Volgens Buzzi is de daling van de verkoop in Frankrijk te wijten aan het feit dat zij twee grote klanten is kwijtgeraakt aan de Franse cementproducenten. De Commissie weerlegt niet dat Buzzi twee grote klanten kwijtgeraakt zou zijn, maar constateert alleen dat deze producent geweigerd heeft cement te leveren aan nieuwe klanten, en dat Buzzi aan Vicat per telex-bericht van 23 april 1986 heeft medegedeeld aanvragen van cement te hebben afgewezen en voornemens te zijn zulks te blijven doen; dat Buzzi tijdens het onderhoud met Lafarge op 26 november 1988 te kennen heeft gegeven de Zuidfranse markt niet te willen verstoren en alleen de bestaande afnemers te willen behouden. De daling van de cementverkoop van Buzzi in Frankrijk vanaf 1987 is dus het resultaat van het overleg tussen deze en de Franse producenten Vicat en Lafarge.

Wat het feit betreft dat Buzzi voor de verkoop in Frankrijk lagere prijzen zou hebben toegepast dan de Franse producenten, volstaat erop te wijzen dat deze lagere prijzen gerechtvaardigd worden door het feit dat de sterkteklassen van het Portlandcement dat door Buzzi in Frankrijk wordt verkocht (klassen 325 en 425), lager zijn dan die van het cement dat door de Franse producenten wordt geproduceerd en verkocht (klassen 350 en 450).

  • 21. 
    Spanje - Portugal
  • (1) 
    De Portugese producenten, Cimpor en Secil, en de vereniging van Spaanse producenten, Oficemen, zijn tussen 1985 en 1989 een aantal malen bijeengekomen om te praten over de cementuitvoer, met name van Portugal naar Spanje, wegens het prijsverschil tussen de twee landen. Oficemen werd tijdens de vergaderingen vertegenwoordigd door haar Voorzitter, bijgestaan door leden van de Raad van Bestuur.
  • (2) 
    Op 22 juli 1985 zijn beide partijen, volgens de notulen van Cimpor (doc. 33322/155-157) het volgende overeengekomen: "1). De aanwezigen, die beschouwd kunnen worden als de vertegenwoordigers van de cementproducenten van Spanje en Portugal hebben eenparig en ondubbelzinnig het principe aanvaard dat er geen sprake mag zijn van cementverkeer van Spanje naar Portugal en van Portugal naar Spanje, tenzij met toestemming en onder controle van de cementindustrie van elk der beide landen. 2). Zij erkennen echter dat, ondanks beider ondubbelzinnige gezamenlijke standpunt, dit principe door de tussenkomst van "derden" (distributeurs, detailhandelaren, gebruikers, transporteurs, enzovoort) in gevaar kan worden gebracht zonder dat zij hierover een doeltreffende controle kunnen uitoefenen. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, moeten beide partijen overgaan tot een open uitwisseling van informatie om zo tot een oplossing te komen". (89) De partijen hebben, na te hebben gewezen op het feit dat het cementverkeer wordt gestimuleerd door de prijsverschillen tussen Spanje en Portugal, op de hoop dat de Portugese prijzen in oktober met 10% zullen stijgen, en op de moeilijkheden die de mededingingsregels van de Gemeenschap en van de twee landen ten aanzien van hun besluiten zouden kunnen opleveren, besloten de situatie in oktober 1985 opnieuw te bezien. De Commissie beschikt over geen enkele aanwijzing waaruit blijkt dat er in oktober een vergadering is geweest; volgens een document van Hispacement (doc. 33322/2901) is er een in december geweest: "Dhr Bordado heeft mij medegedeeld dat in december van het vorige jaar de President-directeuren van de Portugese cementbedrijven en hun Spaanse evenknieën in het kantoor van Oficemen bijeen zijn gekomen, bij welke gelegenheid besloten is om de export tussen de twee landen te verbieden. Hij heeft mij bevestigd dat Secil vastbesloten is zich aan deze overeenkomst te houden. Hij heeft mij verder gezegd dat Cimpor onlangs veel verzoeken heeft ontvangen om naar Extremadura in Spanje te exporteren. Cimpor heeft tot op heden aan deze bijzonder aanlokkelijke verzoeken weerstaan, gezien de schade die een dergelijke beslissing de cementondernemingen van de beide landen zou kunnen berokkenen". (90)
  • (3) 
    Volgens de notulen van de vergadering van de Raad van Beheer van Oficemen (doc. 33322/1311 en 1314) heeft er op 20 januari 1986 nog een vergadering plaatsgevonden tussen Oficemen, Cimpor en Secil. Het doel van deze vergadering was elkaar wederzijds te informeren over de ontwikkeling van de cementuitvoer tussen de twee landen. Tijdens deze vergadering hebben de Portugese producenten Oficemen medegedeeld dat de Portugese prijzen waren gestegen met 650 escudos per ton, en beide partijen zijn overeengekomen dat zij elkaar van de uitvoer, die hun ter kennis mocht komen, op de hoogte houden.
  • (4) 
    Op 23 januari 1987 is er nog een vergadering geweest. Van deze vergadering bestaan twee verslagen: een met de hand geschreven verslag in het Portugees (doc. 33322/163-166) en een in het Spaans (doc. 33322/1406-1408). Uit de twee verslagen blijkt: dat de Spaanse producenten ongerust zijn over de toename van de uitvoer van Portugees cement naar Extremadura en over de beginnende uitvoer van Portugees cement in bulk naar Galicië; dat de Portugese producenten deze uitvoer aan de prijsverschillen beschrijven, waarbij geen rekening wordt gehouden met het kwaliteitsverschil tussen het Portugese en het Spaanse cement, en een oplossing op middellange termijn hebben voorgesteld die bestaat uit een geleidelijke verhoging van de Portugese cementprijzen, en een oplossing op korte termijn die eruit bestaat de Portugese handelaren die zich bezig houden met grensoverschrijdende uitvoer, te ontmoedigen.
  • (5) 
    Op de vergadering van 6 maart 1987, waarvan notulen in het Spaans bestaan (doc. 33322/1410-1412), werden voornamelijk twee onderwerpen besproken: de prijzen van het Portugese cement in samenhang met de uitvoer naar Spanje; het Portugese cement P-300 dat niet voldoet aan de eisen van de Spaanse normen en waarvan het gebruik door de Spaanse overheid zou moeten worden verboden. Ter gelegenheid van deze vergadering hebben de Portugese producenten hun Spaanse collega's de lijst van Spaanse marktdeelnemers voorgelegd, die bij hen cementprijzen hadden aangevraagd (doc. 33322/172) en werd de maandelijkse uitvoer van Portugees cement naar Spanje voor iedere grensovergang (Valencia de Alcántara, Badajoz, Tuy) voor 1986 en voor januari-februari 1987 besproken (doc. 33322/170).
  • (6) 
    Van de opeenvolgende vergaderingen werden tijdens de verificaties geen notulen aangetroffen. In de volgende documenten wordt van deze vergaderingen gewag gemaakt:
  • de vergadering van 25 juni 1987 wordt vermeld in het document van Cimpor "Programa de Acção Conjunta" (doc. 33322/79);
  • de vergaderingen van 10 november 1987, 5 februari 1988, 21 april 1988, 10 mei 1988 en 27 juli 1988 worden vermeld in de documenten van Cimpor "Programa de Acção Conjunta" (doc. 33322/respectievelijk blz. 84, 85, 88, 89, 90) en in de telex-berichten en notities waarin de namen van de aanwezigen worden doorgegeven (doc. 33322/ 160 en 161, 270-276, 158-159, 1397-1399);
  • de vergaderingen van 28 oktober 1988, 12 januari 1989, 23 februari 1989, 24 april 1989 die genoemd worden in de documenten van Cimpor "Programa de Acção Conjunta" (doc. 33322/. 92, 93, 95, 96).
  • (7) 
    In elke vergadering werd een analyse gemaakt van de maandelijkse uitvoer van Portugees cement naar Spanje voor iedere grensovergang (doc. 33322/162, 177, 181 en 252).
  • (8) 
    Uit een reeks telex-berichten van 1988 en 1989 (doc. 33322/485-486, 493-495, 512-513, 530-532, 537-538, 549-550) blijkt dat Cimpor elke aanvraag om levering van cement uit Spanje heeft geweigerd met de standaardformule: "Wij hebben geen uitvoercapaciteit beschikbaar".

Een Spaanse handelaar, Tracoisa, wiens aanvraag niet alleen met betrekking tot voor Spanje (doc. 33322/512-513, 566-567), doch ook met betrekking tot voor Benelux bestemd cement geweigerd werd (doc. 33322/527-529) verzond op 13 maart 1989 het volgende telex-bericht aan Cimpor (doc. 33322/575): "Als export naar Spanje zelfs niet kan worden overwogen wegens de bilaterale overeenkomst tussen de Spaanse en de Portugese producenten, O.K., maar laat ons a.u.b. weten welke mogelijkheden er dan voor andere markten bestaan". (91)

Terwijl Cimpor weigerde in Spanje te verkopen, voldeed het wel in dezelfde jaren 1988-1989 aan specifieke aanvragen, derhalve niet gebonden aan kort- of langlopende overeenkomsten, voor cement voor de volgende bestemmingen: Afrika (doc. 33322/516-517, 525-526, 533-536); Guinea (doc. 33322/496-511, 554-556), Senegal (doc. 33322/551-553); Libië (doc. 33322/490-492, 546-548); Madagascar (doc. 33322/539-541); Puerto Rico (doc. 33322/543-545); Verenigde Staten (doc. 33322/523-524); Antillen (doc. 33322/514-515).

  • (9) 
    Uit het voorgaande blijkt dat de Portugese producenten en de Spaanse producenten die vertegenwoordigd worden door hun vereniging, als doel hadden de cementuitvoer tussen de twee landen van het Iberisch Schiereiland te controleren en aldus tot een verdeling van de markt te komen.
  • (10) 
    Volgens de betrokken partijen hadden de vergaderingen van de Portugese producenten en Oficemen geenszins tot doel het cementverkeer tussen de beide landen te belemmeren, doch beoogden zij alleen erover te waken dat de Spaanse normen inzake het gebruik van cement worden nageleefd en de onnatuurlijke prijsverschillen worden weggewerkt.

Volgens de Portugese wetgeving (Besluit nr. 208/85) mag in het land cement worden gebruikt van de klassen 30 en 40; deze wetgeving werd in 1991 gewijzigd en in de nieuwe bepalingen zijn de cementklassen 32,5 en 42,5 voorgeschreven.

In de Spaanse wetgeving daarentegen zijn de cementklassen 35, 45 en 55 opgenomen (Besluit 1964/75); in Besluit 1312/88 van 28 oktober 1988, dat gepubliceerd werd in het Boletin Oficial del Estado (BOE-het officiële blad) op 4 november 1988, werden nieuwe technische normen goedgekeurd met de cementklassen van 25 t/m 55 en werd de homologatie verplicht gesteld van cement dat in Spanje gebruikt wordt voor de produktie van beton en mortel dat voor de fabricage van geprefabriceerde produkten bestemd (Besluit 1313/88 van 28 oktober 1988, gepubliceerd in het BOE van 4 november 1988).

Volgens Oficemen wilden de Spaanse cementfabrikanten, zoals blijkt uit de notulen van de vergadering van 6 maart 1987, voorkomen dat er in Spanje cement op de markt is dat niet overeenkomt met de Spaanse wetgeving, en dat de Spaanse producenten verantwoordelijk worden gesteld indien Portugees cement met Spaans cement zou worden vermengd.

  • (11) 
    Bij de opmerkingen van de partijen valt het volgende aan te tekenen.

Terwijl het Spaanse Besluit nr. 1312/88 van 28 oktober 1988 op ondubbelzinnige wijze voorschrijft dat de technische voorschriften met betrekking tot cement voor alle toepassingen - zowel in opdracht van de overheid als van particulieren - gelden, is Besluit nr. 1964/75 niet zo duidelijk aangezien hierin is bepaald dat "vanaf de inwerkingtreding van aanbestedingen of contracten alle werken, werkzaamheden of diensten worden uitgesloten die voorzien in het gebruik van cement dat niet aan de voorschriften in de bijlage voldoet."

Ongeacht de aan de toepassing van de betrokken besluiten te geven uitleg, is het de taak van de overheid deze te doen toepassen, en staat het niet aan ondernemingen of particuliere verenigingen waaraan in deze geen enkele bevoegdheid is gedelegeerd, zulks te doen.

Het Spaanse Besluit nr. 1964/75 voorzag, ongeacht de interpretatie van het toepassingsgebied ervan, in het gebruik van cement van minimaal klasse 35; niets stond dus het gebruik van Portugees cement van klasse 40 in de weg.

In de notulen van de vergadering van 22 juli 1985 (doc. 33322/155-157) wordt gewag gemaakt van de resolutie dat er "geen cementverkeer van Spanje naar Portugal en van Portugal naar Spanje behoort te zijn, tenzij met gewild door en onder controle van de cementindustrie van elk der beide landen". Indien hetgeen de partijen beweren waar is, dat namelijk zij het verkeer van cement dat niet aan de normen van een land zou voldoen, wilden voorkomen, kan niet worden ingezien hoe het feit dat eventueel cementverkeer met instemming en onder controle van de cementindustrie van elk der beide landen ervoor had kunnen zorgen dat het uitgevoerde cement met de normen van het land van bestemming overeenkwamen. Bovendien volstaat dit niet om de controle van de eventuele uitvoer van Spanje naar Portugal te rechtvaardigen, aangezien het Spaanse cement ten minste van klasse 35 is en dus van een hogere klasse dan de Portugese klasse 30.

Uit het document van Hispacement (doc. 33322/2901) blijkt dat Secil vastbesloten was de overeenkomst om niet van het ene naar het andere land te exporteren, na te leven en dat Cimpor de verleiding om uit te voeren heeft weerstaan, ondanks de aanvragen om levering van cement vanuit Spanje. Indien de Portugese ondernemingen vastbesloten zijn niet voor de verleiding om uit te voeren te zwichten, komt dat omdat uitvoer mogelijk is; het probleem van die verleiding zou dan immers in het geheel niet aan de orde komen.

Volgens Oficemen blijkt uit de stijging van de Portugese uitvoer van 2 439 ton in 1986 naar 28 999 ton in 1987 en naar 75 427 ton in 1988, alsmede de daling ervan tot 2 715 ton in 1989 en naar 83 ton in 1990 naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Besluiten nrs. 1312 en 1313/88, dat er tussen de Portugese producenten en Oficemen nooit een akkoord heeft bestaan om de uitvoer van cement te beperken. De stijging van de uitvoer is niet voldoende om te ontkrachten wat in de documenten werd geconstateerd. De sterke daling van de uitvoer in 1989 en 1990 werd enkel veroorzaakt doordat de Portugese producenten verplicht werden gesteld, overeenkomstig Besluit nr. 1313/88, bij de Spaanse overheid de bijzonder lange procedure voor de homologatie van het cement aan te gaan: deze procedure werd eerst op 17 december 1990 afgesloten (BOE nr. 50 van 27 februari 1991). Bovendien heeft deze homologatieprocedure alleen betrekking op cement dat gebruikt wordt voor de produktie van bepaalde produkten (beton en mortel voor geprefabriceerde produkten), hetgeen verklaart dat er in 1989 en in 1990 ondanks de Besluiten nrs. 1312 en 1313/88 toch uitvoer voor andere toepassingen is geweest.

  • 22. 
    Frankrijk - Duitsland
  • (1) 
    In een interne nota van Vicat (doc. 33126/6055-6057), gedateerd op 22 juli 1982 en met als onderwerp "Leveringen van Duits cement in Oost-Frankrijk" worden, nadat geconstateerd is dat in de Elzas leveringen van in overeenstemming met de Franse normen zijn Duits cement aan de dag zijn getreden tegen een prijs die 10,5% lager lag dan de prijs voor daarmee overeenkomend Frans cement, de resultaten van de enquête besproken:

"1. Voorgeschiedenis"

Het uitgangspunt van deze zaak is historisch de economische aansluiting van Saarland bij de BRD in 1959.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Saarland, dat bestuurlijk zelfstandig was, economisch weer bij Frankrijk gevoegd (1947) alvorens op 1 januari 1957 weer bij de BRD te komen. De economische herintegratie werd eerst in 1959 een feit. Gedurende de periode 1947-1959 geschiedden de cementleveringen volgens de overeengekomen verdeling - via de ijzer- en staalfabrikanten in Frankrijk (Thionville en Hagondange) en in Duitsland.

De leveringen geschiedden derhalve tot in die laatste jaren in de volgende verhouding:

  • SCF = 120 000 ton/jaar via de Saarlaendische Zement Gesellschaft (aangesloten bij SCF).
  • Cedest = 90 000 ton/jaar.
  • Duitse producenten (Dyckerhoff vanaf de fabriek in Gommel en Heidelberger) = 250 000 ton/jaar.

Saarland, met een verbruik van 0,430 ton per inwoner, heeft een inwonertal van ongeveer 1 200 000.

Deze door iedereen erkende situatie is ongeveer 5 jaar geleden grondig gewijzigd door Cedest, die zich niet wilde beperken tot de voorziening van de Saarlandse markt en die voor een jaaraandeel van 100 tot 120 000 ton/jaar een hele reeks Duitse gebruikers heeft ingepalmd. Deze nieuwe situatie heeft tot heftige protesten van de Duitse producenten geleid die de geen resultaat opleverende discussies moe zijnde, het initiatief genomen hebben om Oost-Frankrijk binnen te dringen om zo de op de Franse markt gederfde inkomsten goed te maken, waarbij met name op de kliëntele van Cedest werd gemikt.

Hierbij dient vermeld te worden dat de Duitse producent Woessingen (deelname Lafarge 34%) (in feite controleert Lafarge Woessingen sinds 1981, noot van de red.) ondertussen ook ertoe is overgegaan aan Schoeneck, die tot dan toe werd bevoorraad door SCF,Readymix te leveren.

Er zijn dan ook bijzonder grote spanningen ontstaan tussen Cedest en SCF en de situatie is nog verslechterd door de strijd die zich tussen deze twee concurrenten in de departementen Bas-Rhin en Moselle afspeelt.

  • 2. 
    Gevolgen

Ondanks de devaluatie van de Franse frank en de prijsblokkeringsmaatregelen (11.06.1982), hebben de Duitse producenten het intitiatief genomen om hun actie in het Oosten op te voeren.

Naast de vier handelaren in het departement Bas-Rhin, worden de leveringen aan een zeer grote betonhandelaar in Sarreguemines die bij Cedest aangesloten is - Angernmuller - in de toekomst door Heidelberger verzorgd.

Deze situatie, die beperkt blijft tot Bas-Rhin en Moselle, zou - indien zij zich zou uitbreiden tot het departement Meurthe-et-Moselle of tot dat van de Vogezen - op een volop in recessie verkerende markt bijzonder ernstige gevolgen hebben.

Bovendien handelt Cedest dusdanig dat het klimaat nog verder verziekt wordt, hetgeen alleen maar tot een conflict kan leiden en een olievlekeffect kan hebben, en dat op het moment dat wij proberen onze tonnen te valoriseren.

Er is echter nog geen enkele oplossing gevonden voor het probleem van de tonnen die de Duitse producenten op de Franse markt hebben veroverd - wegens de houding van Cedest." (92)

  • (2) 
    De overeenkomst tot verdeling van de Saarlandse markt werd geschraagd door een andere overeenkomst inzake de vorming van een gemeenschappelijke cementvervoeronderneming, de "Saarlaendische Silo-Transport GmbH", die als enige door de aandeelhouders (Arbed, Ciments Français, Cedest, Wuelfrather, Heidelberger, Dyckerhoff) voor het vervoer van hun voor Saarland bestemd cement gebruikt mag worden. Gezien het feit dat de Duitse aandeelhouders niet meer in staat waren gebruik te maken van de gemeenschappelijke onderneming en gezien het gebrek aan rentabiliteit van de vervoersonderneming, is deze bij overdrachtsakte van 16 april 1986 in andere handen overgegaan (doc. 33126/13477-13478 en 13444-13445).
  • (3) 
    Om de verkopen buiten de quota van Cedest tegen te gaan en aan de Duitse reacties tegemoet te komen, zijn vergaderingen gehouden en nota's uitgewisseld.
  • (4) 
    In een met de hand geschreven interne nota van Lafarge-Ciments Bétons Europe van 23 juni 1982 worden besprekingen met een Duitse producent beschreven.

De nota begint met "Gr.(uner- Dyckerhoff, noot van de red.) 1) Historisch overzicht" en bespreekt de relaties Cedest - Zuid-Duitsland, "de spelregel" in Saarland die een prijsstijging van 15 DM tot gevolg had, de overtreding van deze regel -1970 door de onderneming uit Thionville (Cedest, noot van de red.), de reactie van de Duitse Vereniging, de besprekingen met het Syndicat Français.

De nota gaat op blz. 2 verder: "2) W.(oessingen, noot van de red.) - Wij hebben duidelijk als ons standpunt kenbaar gemaakt, dat ieder binnen zijn grenzen moet blijven. Expansiebeleid of, laat ons zeggen, 500 000 t/jaar als uitgangspunt, gestegen tot 600 000. Er wordt gesproken over de uitbreiding van de oven van Rothmuehle - 2 500 dag . Ongunstige indruk van L.(afarge, noot van de red.) wegens W.. Het doel moet zijn de 2 zaken bij elkaar te brengen. Zaken niet afzonderlijk behandelen - 12/14 jaar geleden 268 000 t.

B.C. (Bertrand Collomb - Lafarge, noot van de red.) - twee heel verschillende problemen.

  • 1) 
    Relaties tussen de industriële buurlanden
  • 2) 
    Deelnemingen van een onderneming in een ander land
  • 3) 
    Beginsel home Market OK. Is dit echter gemakkelijk te eerbiedigen? In België? Misschien opnieuw in het geding te brengen op het niveau van de grenzen doch niet zonder overeenkomsten.

Ten opzichte van Cedest, wat is onze positie? aandeelhouders van 25 % van Cedest

. geen blokkeringsminderheid (1/3), zelfs bij belangrijke beslissingen. Inconcern niet alleen cement, CGIP net zo groot als Lafarge (10 miljard).

Relatief moeilijke periode. Cedest wilde het Franse systeem laten springen. Thans relaties met Cedest. Onze macht houdt op waar de belangen van Cedest of moederonderneming beginnen.

HB (Holderbank, noot van de red.) in Champagnolle heeft zich niet kunnen doorzetten met 40%. Verantwoordelijkheid van de cementindustrie bij de uitvoer/Cedest.

Industrie (Syndicat) en met name Lafarge heeft veel druk uitgeoefend wat betreft: wilde concurrentie (Kerpen) vermalen slakken gevaarlijk voor mengsels.

Hoe staat het met de rechten van Cedest aangezien dit al 10 jaar gaande is?

Renard (Cedest, noot van de red.) zegt dat zij afhankelijk is van W. en van L..

Tot wie kunnen we ons richten, wie staat er boven hem? Cedest moet begrijpen dat de tonnage naar zijn basis teruggebracht dient te worden of dat er een evenwicht moet komen tussen de onderlinge uitvoer, maar geen eenrichtingsverkeer.

H.(ummel, Dyckerhoff, noot van de red.) We hebben sinds 1980 tijdens de gesprekken met onze Franse collega's telkens gezegd van Cedest niet te accepteren - (81).

We hebben op onze Franse collega's gerekend voor oplossingen.

Het andere alternatief was RMC onmogelijk zodat wij uiteindelijk tegen onze fundamentele beginselen in naar Frankrijk gaan.

B.C. speelt de bal terug naar Ciments Français.

(Kennelijk gaat Hummel verder) We weten dat de invloed van CF (Ciments Français, noot van de red.) niet zo groot is als die van L.. Bovendien zijn de leveringsprijzen aan RMC lager dan de Franse prijzen.

Hoe de geldige referentiebasis voor het recht om te leveren te herkennen?

B.C. - W..

Concentratie nog niet afgelopen.

Duitsl. belangrijk in Europa. Zelfde principe als in Noord-Amerika. Onaangenaam gevoel (onleesbaar) aanwezigheid. Harmonie. Geen agressiviteit.

(Wellicht nemen vervolgens de Duitse sprekers het woord, aangezien de nota als volgt verder gaat):

In Westfalen is de grootste overcapaciteit. Maar bijna overal overcapaciteit en daardoor export naar nabij gelegen regio's en buurlanden. We denken voldoende goede relaties met L. te hebben om te kunnen zeggen: kom niet naar W.(estfalen, noot van de red.);

Westfalen: Wuelfr.(ather), RMC Hoesch, Dyckerhoff of een combinatie van de 2, Sebel Soehne moet sluiten.

Gr. We zijn altijd bereid om u te laten meedoen wanneer we zeker weten dat u de spelregels respecteert, maar zover is het nog niet. De cijfers die door het Verband voor de thuismarkt zijn geproduceerd, zijn op minder dan 1% na nauwkeurig.

G.(runer - Dyckerhoff, noot van de red.) is van mening dat W.(oessingen, noot van de red.) agressief is.

  • W. biedt 3 tot 5 DM minder dan de groten in Karlsruhe
  • W. verstrekt geen cijfers, is het er niet mee eens om een marktaandeel vast te stellen.

We hebben een capaciteit van 700 000 t. klinker: dat is gehaald.

Er wordt een row-mill gebouwd om te vernieuwen en niet om de capaciteit uit te breiden.

  • W. 
    = 337 000 in 72 en we geloven dat dit een redelijk cijfer is.

76 . 81 BRD 10%

BW 9,2

dus W. bijna net zoveel als Rep.

Binnenkomst in Westfalen uit welke bron dan ook zonder ons daarover te berichten onvriendelijke handeling.

Zolang: - er geen cijfers beschikbaar zijn

  • men de prijzen alleen maar ziet dalen
  • men ziet dat investeringen gedaan worden
  • niet akkoord wordt gegaan met de verdeling

kunnen we alleen met enig wantrouwen reageren.

U zegt ons . . . u moet ons geloven. Het antwoord is simpel: hier zijn onze cijfers.

  • H. 
    Gemiddelde capaciteitsbezetting 60%. Een zeer gunstige situatie.

BC is van mening dat het vertrouwen dat in het begin door L. werd gevraagd, niet geringer is dan wat u zou moeten hebben . 1 lid Verband. Maar wij zijn van onze kant van mening dat het niet abnormaal is om een opening te vragen." (93)

  • (5) 
    Op 28 juli 1982 schrijft Dyckerhoff aan Lafarge (doc. 33126/6597-6599) in antwoord op de brief van 8 juli 1982 en na melding te hebben gemaakt van de goede betrekkingen tussen de twee ondernemingen: "En aangezien wij in alle openheid ideeën uitwisselen, zou ik nu tevens willen toevoegen dat, volgens ons, een echte samenwerking positieve uitwerking kan hebben, niet alleen wat uw meerderheidsdeelneming in Woessingen betreft doch vooral met betrekking tot Cedest. De bestaande problemen zouden opgelost moeten kunnen worden door een fundamenteel positieve instelling van alle deelnemers, dit de personen in aanmerking genomen die thans in de Raden van Bestuur van Cedest en Lafarge zitting hebben." (94)

In deze brief wordt bevestigd dat Dyckerhoff en Lafarge (zie nota van 23 juni 1982 in punt 4) overeen zijn gekomen naar een oplossing te zoeken voor het probleem van de verkoop buiten de quota van Cedest in Duitsland.

  • (6) 
    Een met de hand geschreven interne nota van Lafarge - Ciments Béton Europe van 2 september 1982 (doc. 33126/6584) brengt verslag uit over een telefoongesprek met Dyckerhoff. Dyckerhoff heeft opnieuw het idee naar voren gebracht dat tijdens een telefoongesprek op 29 juli 1982 was geopperd met betrekking tot een algemene vergadering tussen Dyckerhoff, Heidelberger, Cedest en Lafarge om het probleem van de agressiviteit van Cedest in Duitsland aan de orde te stellen. Lafarge heeft geantwoord dat allereerst alle mogelijkheden voor direct overleg met Cedest onderzocht moeten worden. Lafarge zou aan dit overleg kunnen deelnemen indien zij daartoe door Cedest uitgenodigd zou worden. Verder heeft Lafarge gezegd dat het haar voorbarig lijkt een vergadering te organiseren van de Duitse producenten, met inbegrip van Woessingen, die door de agressiviteit van Cedest getroffen worden, alvorens er een gesprek met Cedest heeft plaatsgevonden. Tenslotte stelt Lafarge aan Dyckerhoff voor: "1. Geen algemene vergadering, doch gesprek tussen Dyckerhoff (met of zonder Heidelberger) en de President-directeur van Cedest, vóór elke andere vergadering onmisbaar. 2. Een vergadering van de getroffen Duitse producenten, na dit onderhoud, om in zekere zin de opofferingen te delen indien tot overeenstemming is gekomen." (95)

Lafarge is dus, via haar dochteronderneming Woessingen, bereid met de andere Duitse betroffen ondernemingen opofferingen te delen in termen van marktaandelen, indien met Cedest overeenstemming kan worden bereikt.

  • (7) 
    Volgens een met de hand geschreven nota van Lafarge - Ciments Bétons Europe (doc. 33126/6582-6583) heeft de door Lafarge voorgestelde bijeenkomst van Cedest, Dyckerhoff en Heidelberger op 17 november 1982 plaatsgevonden, waaraan de heren Seillière en Renard voor Cedest, de heren Lose en Gruner voor Dyckerhoff, en dhr Brenke voor Heidelberger hebben deelgenomen. In deze nota wordt de inhoud van de besprekingen, op basis van de informatie die door Woessingen werd doorgegeven en die waarschijnlijk afkomstig is van Cedest, als volgt weergegeven:

"1. Dhr Seillière heeft, voor het eerst, de volgende cijfers verstrekt (uitvoer naar de BRD, Saarland uitgezonderd): 1981: 108 000 ton cement, voornamelijk HDZ; 10de maand 1982: 95 000 ton cement voornamelijk HDZ. Wat de gegevens over cement en klinker betreft, zou hij ver in de tijd teruggegaan zijn (10 jaar, maar precieze gegevens? . zie het door Renard geschreven document).

  • 2. 
    Dezelfde heeft verklaard dit jaar 9 000 ton klinker te hebben verkocht aan Woessingen (hetgeen K. (directeur van Woessingen, noot van de red.) geen plezier doet). (Opmerking van de rapporteur die betrekking heeft op een volgend punt).
  • 3. 
    Cedest bevestigde nogmaals haar wil om in de BRD alleen aan RMC te verkopen . . . en aan PZW Portland Zementwerk (Woessingen, noot van de red.). Zij zou eveneens akkoord kunnen gaan met de aanpassing in de toekomst van haar leveringen naar de BRD (nog steeds zonder Saarland) aan de ontwikkeling van de afzet naar dit land, zowel neerwaarts als opwaarts.
  • 4. 
    Seillière heeft zich bereid verklaard zich terug te trekken uit de zones van PZW, natuurlijk op voorwaarde dat de door hem te leveren hoeveelheden meer naar het noorden zouden worden verlegd. Daarop zou Gruner hebben geantwoord, dat PZW aan D.(yckerhoff) een vergelijkbare hoeveelheid als de door Cedest in de zones van Karlsruhe en Mannheim/Ludwigshafen op te geven tonnage zou moeten afstaan (96). Het antwoord van Cedest: dat gaat ons niet meer aan. [K. reageert uiteraard door te oordelen dat het spelletje van Cedest niet bij het gedrag van een correcte partner past, aangezien het lijkt alsof Cedest aan één kant toegeeft, terwijl zij ons "aangeeft" bij D.(yckerhoff)].

Los van hetgeen K. heeft gerapporteerd, zal ik Renard vragen of er nieuwe ontwikkelingen zijn naar aanleiding van onze vergadering van 28 oktober 1982, waarvan ik u een gedetailleerd verslag heb doen toekomen". (97)

Uit deze nota blijkt dat Cedest bereid is de verkoop in Duitsland te beperken en deze aan te passen aan de ontwikkeling van de markt.

  • (8) 
    In een interne nota van Ciments Français van 25 januari 1983 (doc. 33126/4254-4256) wordt verslag uitgebracht over een ontmoeting bij Dyckerhoff op 21 januari 1983 en van de agendapunten van de vergadering van 15 februari 1983 tussen Ciments Français en Dyckerhoff. Deze nota bevat enkele commentaren met betrekking tot de agendapunten van de vergadering van 15 februari 1983: "Punt 7. Het gaat in feite over de verkopen van Cedest in Duitsland en van DYZ (Dyckerhoff) in Frankrijk (verzoek van dhr Gruner).

Punt 8. DYZ stemt in met de hervatting van de Frans-Duitse vergaderingen welke volgens DYZ blijkbaar ondergeschikt is aan rangorde-kwesties". (98)

Uit deze nota blijkt dat Ciments Français actief partij is bij de discussies met betrekking tot de beperkingen van de verkoop van Cedest in Duitsland en met betrekking tot de tegenmaatregelen die door Dyckerhoff in Frankrijk tegen Cedest genomen zijn.

  • (9) 
    Volgens de notulen van Ciments Français van 1 mei 1983 (doc. 33126/4251-4253) heeft op 9 en 10 mei 1983 een ontmoeting plaatsgevonden tussen Ciments Français en Dyckerhoff. De gespreksonderwerpen waren de situatie van de onderneming Dyckerhoff, haar verkoop, de exploitatie van haar fabrieken (punten 1 tot en met 4), de onderhandelingen van Dyckerhoff met Ciments Luxembourgeois voor de vermaling van 100 000 ton klinker (punt 6), de agressiviteit van Cedest (punt 7), de engineering-activiteiten en de aandeelhouders van Dyckerhoff (punt 8 en 9), de organisatie van de ontmoeting in Parijs op 17 en 18 november 1983 tussen Dyckerhoff en Ciments Français (punt 10). Met betrekking tot de punten 6 en 7 vermeldt het verslag:

"6. DYZ heeft bevestigd dat de besprekingen met CL bijna afgerond waren om DYZ een vermalingsquotum van 100 000 ton voor de installaties van Ciments Luxembourgeois, en leveringen van cement in de regio Trier en in de Eifel te garanderen. A priori gaat deze tonnage niet naar Saarland, behalve indien er een duidelijk economisch voordeel zou bestaan ten opzichte van de fabriek van Goellheim die thans aan Saarland levert. Deze hoeveelheden zullen nooit naar Frankrijk gaan.

  • 7. 
    DYZ wijst op haar moeilijkheden op de Duitse markt ten gevolge van de commerciële agressiviteit van Cedest op deze markt en doet mededeling van haar optreden en haar plannen om aan deze concurrentie het hoofd te bieden." (99)

In deze nota wordt ook gesproken over de voortzetting van de besprekingen tussen Ciments Français en Dyckerhoff met betrekking tot de verkoopbeperkingen van Cedest in Duitsland, de tegenmaatregelen van Dyckerhoff, en de bereidheid van deze laatste om de Franse markt te respecteren, hetgeen tot uitdrukking komt in de verklaring dat Dyckerhoff niet het door vermaling van klinker bij Ciments Luxembourgeois verkregen cement wil verkopen.

  • (10) 
    Al deze contacten en vergaderingen hebben geleid tot een akkoord met betrekking tot de uitbreiding buiten Saarland en de regeling van de verkoop. Zulks blijkt uit een brief van de President-directeur van Ciments Français, dhr Laplace, die toen ook Voorzitter van het SFIC was, die hij op 22 september 1986 aan de President-directeur van Heidelberger, dhr Schuhmacher, tevens voorzitter van BDZ richtte (doc. 33126/3574-3576). In deze brief wordt eerst herinnerd aan de periodieke bijeenkomsten met Lose (Dyckerhoff) en Brenke (Heidelberger) en aan de op deze vergaderingen geboekte vooruitgang ten aanzien van de situatie van 1984 (100), alsmede aan het feit dat, indien de scheidsmannen die van Franse en van Duitse zijde zijn aangewezen er niet in zouden slagen tot een voor alle partijen acceptabele oplossing te komen, deze laatsten zaak in handen zouden moeten nemen: de brief luidt als volgt verder: "Het tweede probleem betreft de toekomst. Tijdens onze laatste vergadering heeft Ted Brenke de mening geuit dat, indien we onze overeenkomst willen hernieuwen, van Duitse zijde het verzoek zal komen om het sinds 1984 bestaande verschil tussen de Franse en de Duitse leveringen te verminderen. Ik heb hem geantwoord dat, wanneer dit verzoek overeind blijft, ik het bijzonder onwaarschijnlijk acht dat we een nieuw akkoord bereiken. Zoals u zich ongetwijfeld herinnert, was er geen enkele logische, laat staan ethische rechtvaardiging voor dit verschil, dat in feite niet het resultaat was van de bilaterale besprekingen tussen de Franse en de Duitse belangen, maar voortkwam uit een veel complexer discussiepatroon waarvan ook de onderlinge conflicten tussen de Franse partijen deel uitmaakten en waarvan de conflicten tussen de Duitse partijen ongetwijfeld ook deel zouden hebben uitgemaakt indien wij toentertijd niet besloten hadden Woessingen voorlopig er buiten te laten. Ik geloof niet dat wij zo veel mensen op één lijn kunnen hebben voor iets nieuws tenzij zij onder druk staan en het doel van een vernieuwing is nu juist een dergelijke druk zich niet te laten ontwikkelen. Ik zou graag uw reactie met betrekking tot beide problemen vernemen. Ik hoop u eind oktober in Parijs te ontmoeten, maar ik heb op 15 oktober ook een afspraak met Ted Brenke en Juergen Lose, en ik zou het op prijs stellen indien u mij vóór die datum zou kunnen bellen" (101).

De geadresseerde van deze brief heeft hier met de hand bijgeschreven: "Onderhoud van 11.10

  • a) 
    in principe de functie van de arbiters vastgesteld
  • b) 
    de hoeveelheidsverhouding niet, pas na Parijs officieel bespreken" (102).

De belangrijkste punten van deze brief zijn: dat er een overeenkomst bestond tussen bepaalde Franse en Duitse ondernemingen (SFIC, Lafarge, Ciments Français en Cedest enerzijds, en BDZ, Heidelberger en Dyckerhoff anderzijds); dat de tenuitvoerlegging of interpretatie van deze overeenkomst tot geschillen heeft geleid die aan arbiters zijn voorgelegd; dat er besprekingen zijn geweest over verlenging van de overeenkomst; dat het verschil tussen de Franse en de Duitse leveringen niet het resultaat was van bilaterale besprekingen (zie punten (4) tot en met (9), hierboven) tussen de Franse en de Duitse ondernemingen, maar van de onenigheden tussen de Franse ondernemingen onderling; dat de voorzitters van de Franse en de Duitse bedrijfstakverenigingen op 11 oktober 1986 met elkaar gesproken hebben over de twee in de brief genoemde problemen en zijn overeengekomen om, wat de hoeveelheden betreft, dit eerst te bespreken na de Frans-Duitse ontmoeting die in Parijs op 27 en 28 oktober 1986 heeft plaatsgevonden (volgens de documenten 33126/14764-14768). De Commissie beschikt over geen enkel bewijs met betrekking tot de verlenging van de overeenkomst, maar uit de statistische gegevens over de Franse leveringen aan Duitsland en de Duitse leveringen aan Frankrijk (zie punt (12) hierna) blijkt dat de overeenkomst tussen het SFIC, Lafarge, Ciments Français en Cedest enerzijds, en het BDZ, Heidelberger en Dyckerhoff anderzijds, na 1986 voortgezet is.

Volgens een interne nota van Heidelberger van 12 augustus 1987 (doc. 33126/3573) werden de Frans-Duitse besprekingen in 1987 voortgezet: "Ik heb met dhrLaplace afgesproken om, nog vóór zijn ambtstermijn in de Franse cementindustrie is verstreken, de welbekende, nog openstaande vragen te bespreken. U ontmoet hem samen met de delegatie van Cembureau die naar Rusland vertrekt. Ik zou gaarne het met u, vóór deze ontmoeting, over de inhoud van de te voeren gesprekken eens worden. Bijlage". (103)

De bijlage bestaat uit de bovengenoemde brief van 22 september 1986.

  • (11) 
    Ter vervollediging van het kader van de Frans-Duitse betrekkingen dient ook te worden herinnerd aan de betrekkingen tussen de belangrijkste marktdeelnemers (104).

Heidelberger heeft sinds jaren een deelneming van 35% in het kapitaal van Vicat.

Ciments Luxembourgeois, een dochteronderneming van Arbed waarin de Belgische producent CBR een belang van 10% heeft (doc. 33126/818-819), Ciments Français en Dyckerhoff hebben in 1973 een gemeenschappelijke onderneming, Intermoselle, opgericht die de fabricage van klinker en hydraulische bindmiddelen als doel heeft. Zoals gezegd wordt in de overeenkomst tussen de vennoten (doc. 33126/4446-4451), heeft iedere partner recht op een gelijk deel van de produktie; gezien evenwel het feit dat Intermoselle de enige bevoorradingsbron van klinker is voor Ciments Luxembourgeois en voor haar Duitse dochteronderneming Stahlwerke Roechling-Burbach, verbinden Ciments Français en Dyckerhoff zich ertoe de vereiste extra hoeveelheden klinker te verstrekken, indien het deel van de produktie van Intermoselle dat toekomt aan Ciments Luxembourgeois niet volstaat om aan haar behoeften en aan die van haar dochternonderneming te voldoen op de in de overeenkomst vastgelegde voorwaarden. (105)

De Lafarge-groep oefent sinds 1981 zeggenschap uit in de Duitse producent Woessinger Zement GmbH (voorheen Portland Zementwerk Woessingen, afgekort: "PZW") waarin Cedest een deelneming heeft van 17%. Sinds de overname van de controle heeft Lafarge meermaals contact gehad met de Duitse producenten en meer bepaald met Heidelberger, met als doel PZW te doen terugkeren in het stelsel van quotatoewijzing voor Zuid-Duitsland, dat PZW in 1977 had verlaten. Deze contacten werden in 1984 geïntensiveerd om te trachten tot resultaten te komen en deze hebben tot ontmoetingen en briefwisselingen geleid (doc. 33126/6671-6672, 6687, 6710-6711, 6715-6719). De uiteindelijke aansluiting bij het quotastelsel voor Zuid-Duitsland werd overeengekomen op de vergadering van de Raad van Toezicht ("Aufsiehtsrat") van PZW van 27 september 1985 (doc. 33126/6976-6979 en 16556): de vertegenwoordigers van Lafarge en Cedest binnen de Raad stemden vóór de aansluiting, de minderheidsvennoten tegen. Zoals uit het onderzoek en uit de beschikking van het Bundeskartellamt van 12 september 1988 (doc. 33126/6720-6745) blijkt, zijn het Lafarge-concern, meerderheidsvennoot van PZW, en dhr Schumacher, President-directeur van Heidelberger en Voorzitter van het BDZ, in de zomer van 1985 ermee akkoord gegaan dat PZW deelnam aan de Duitse mededingingsregeling betreffende het zuiden van het land. In het kader van dit kartel werd PZW een leveringsquotum van 12,087% toegekend en verbond PZW zich ertoe haar leveringen aan de "Meldstelle" Dr. Bache en aan Heidelberger te melden.

  • (12) 
    Het SFIC en het BDZ doen elkaar sinds een aantal jaren maandelijks de gegevens betreffende de Franse uitvoer naar Duitsland en de Duitse uitvoer naar Frankrijk toekomen. Het voor de buitenwacht geldende doel van deze gegevensuitwisselingen is het kunnen vergelijken van de gegevens die in het bezit van de beide bedrijfstakverenigingen zijn met die welke door de nationale bureaus voor de statistiek worden gepubliceerd. Alhoewel deze gegevensuitwisselingen algemeen zijn en geen enkele aanwijzing inzake de bestemming per regio bevatten en noch de door de verschillende bureaus voor de statistiek noch de door het "Statistisches Bundesamt" gepubliceerde gegevens aanwijzingen inzake de bestemming per regio bevatten, is het BDZ elk kwartaal in staat vast te stellen dat de invoer van de verschillende landen voor bepaalde deelstaten bestemd was en deze resultaten te publiceren. In het bijzonder is het BDZ in staat vast te stellen dat de Franse cementinvoer steeds bestemd was voor de deelstaten Rheinland-Pfalz, Saarland en Baden-Wuerttemberg, met indicatie van het tonnage per deelstaat zoals kan worden geconstateerd aan de hand van de ten tijde van de verificaties beschikbare cijfers over de laatste vijf jaar:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Dit stelsel van gegevensuitwisselingen vormt een middel om de uitvoering van de verkoopregelingovereenkomst tussen Franse en Duitse ondernemingen te controleren (zie punt (10)).

Uit de vergelijking van deze gegevens blijkt dat "het sinds 1984 bestaande verschil tussen de Franse en de Duitse leveringen" (brief van 22 september 1986, genoemd in punt (10)) is verkleind.

  • (13) 
    Lafarge wijst erop dat haar deelneming aan een Frans-Duitse overeenkomst zou veronderstellen dat zij een bedreiging vormt voor de Duitsers of dat zij op haar markt door haar Duitse concurrenten wordt bedreigd. Uit de vestigingsplaats van de fabrieken van Lafarge in Frankrijk zou echter blijken dat er geen enkele serieuze bedreiging bestaat die Lafarge ertoe zou hebben kunnen brengen om tot overeenkomsten met de Duitse concurrenten toe te treden; Woessinger op haar beurt zou economisch gezien er geen belang bij hebben naar Frankrijk te exporteren.

Zelfs al zou het waar zijn dat de vestigingsplaats van haar fabrieken in Frankrijk ten opzichte van die van andere Franse producenten die zich op een gunstiger plaats bevinden, een zekere hindernis voor een serieuze concurrentie in Duitsland en voor het gevaar van Duitse concurrentie zou kunnen vormen, zou Lafarge niet beschermd zijn tegen alle gevolgen van een concurrentie tussen de producenten van beide landen, aangezien deze concurrentie volgens de nota van Vicat van 22 juli 1982 (zie punt (1)) "een olievlekeffect" zou kunnen hebben en de gevolgen daarvan zich tot andere regio's zouden kunnen uitstrekken.

Lafarge heeft er alle belang bij deel te nemen aan het marktverdelingsstelsel, althans om haar dochteronderneming Woessinger te beschermen.

Woessinger ondervindt op haar markt namelijk de weerslag van bepaalde Franse uitvoer; Lafarge heeft ten minste vanaf 1984 haar best gedaan om Woessinger in een evenwichtig quotastelsel in Duitsland op te nemen (zie documenten genoemd in punt (11)): Lafarge heeft er dus belang bij dat overeenkomsten tussen Franse en Duitse producenten de markt van Woessinger niet verstoren en evenmin het Duitse stelsel waarin Woessinger is opgenomen.

  • (14) 
    Cedest stelt dat uit de door de Commissie genoemde documenten blijkt dat zij een expansief beleid op de Duitse markt en niet een op overeenkomsten berustend beleid heeft gevoerd.

Allereerst zij eraan herinnerd dat Cedest met Ciments Français, Heidelberger en Dyckerhoff aan de verdeling van de markt van Saarland meedoet (zie nota's van 22 juli 1982 en 23 juli 1982 in de punten (1) en (4), hierboven). Verder vermeldt de met de hand geschreven nota van Lafarge over de vergadering van Cedest, Dyckerhoff en Heidelberger van 17 november 1982 (zie punt (7)), dat Cedest "akkoord kunnen gaan met de aanpassing in de toekomst van haar leveringen naar de BRD (nog steeds zonder Saarland) aan de ontwikkeling van de afzet naar dit land, zowel neerwaarts als opwaarts". Het lijdt geen twijfel dat uit genoemde nota's een zekere agressiviteit van Cedest in Duitsland blijkt, maar zeker is ook dat in de brief van 22 september 1986 gesproken wordt over verbetering van de situatie in vergelijking met 1984 en over een Frans-Duitse overeenkomst die verlengd kan worden.

Om aan te tonen dat zij een zelfstandig uitvoerbeleid voerde, heeft Cedest bij de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar twee bijlagen gevoegd, waarvan de ene (bijlage II) de verkoop in Duitsland ("voor Saarland, bij benadering") van 1970 tot 1981 weergeeft, en de andere (bijlage III) de groei van de uitvoer naar Duitsland van 1987 tot 1991. Het hiaat tussen beide tabellen heeft betrekking op de interessantste periode; bovendien kan opgemerkt worden dat de uitvoer van 1987 tot 1989 geleidelijk daalde in vergelijking met de daaraan voorafgaande tien jaar en in 1990 en 1991 toenam. Ten slotte levert het feit van schending van de overeenkomst nog geen bewijs voor het ontbreken van overeenstemming.

  • (15) 
    Ciments Français beweert dat uit de nota's van Vicat en Lafarge niet blijkt dat zij aan Frans-Duitse mededingingsregelingen deelneemt. Voor het overige is er geen sprake van betrokkenheid harerzijds bij de uitvoer van Cedest naar Duitsland en evenmin bij de rol van Woessinger.

Allereerst is Ciments Français te zamen met Cedest, Dyckerhoff en Heidelberger betrokken bij de leveringen naar Saarland (nota van Vicat van 22 juli 1982 en de nota van Lafarge van 23 juni 1982, vermeld in de punten (1) en (4) hierboven; daarnaast is zij betrokken bij de leveringen van Cedest naar Duitsland wegens de reacties van de Duitse producenten in het oosten van Frankrijk (nota van Vicat van 22 juli 1982), met als gevolg dat "er zeer grote spanningen ontstaan zijn tussen Cedest en Ciments Français", vanwege het feit dat de laatstgenoemde te maken heeft met de concurrentie van de Duitse producenten die in Frankrijk op de penetraties van Cedest in Duitsland reageren; tenslotte stonden de verkopen van Cedest in Duitsland en van Dyckerhoff in Frankrijk op de agenda van de vergaderingen van 15 februari 1983 en van 10 mei 1983 tussen Ciments Français en Dyckerhoff (nota's van Ciments Français van 25 januari 1983 en 17 mei 1983, genoemd in de punten (8) en (9).

Wat het probleem van het vermalen door Dyckerhoff van haar klinkerquotum in de installaties van Ciments Luxembourgeois betreft, brengt de Commissie de verdeling van de klinkerproduktie van de gemeenschappelijke dochteronderneming niet in het geding. De notulen van Ciments Français van 17 mei 1983 vermelden dat Dyckerhoff van plan is haar klinkerquotum te vermalen "voor leveringen van cement in de regio Trier en in de Eifel". De tonnen die niet naar Saarland en nooit naar Frankrijk zullen gaan, zijn cement- en geen klinkertonnen zoals Ciments Français beweert (zie notulen van Ciments Français van 17 mei 1983, geciteerd in punt (9)).

Tijdens de hoorzitting voor alle ondernemingen noemde Ciments Français eerst de verschillende hindernissen voor de uitvoer, het feit dat het handelsverkeer tussen Frankrijk en Duitsland desondanks omvangrijk is in vergelijking met het verbruik van de betrokken regio's en het feit dat bij de beoordeling daarvan rekening ermee moet worden gehouden dat de verbruiksdichtheid in de betrokken Franse gebieden geringer is dan in de overeenkomstige Duitse gebieden en dat de Duitse fabrieken verder van de Franse markten verwijderd zijn dan de Franse fabrieken van de Duitse markten (ongeveer + 20 km); vervolgens gaf zij haar verklaring van de ontwikkeling van het verschil in levering tussen Frankrijk en Duitsland na 1986: "Indien men echter oordeelt dat de tendens is dat het verschil vanaf 1986 kleiner wordt, zal men vaststellen dat dit het gevolg is van een toename van de Duitse leveringen naar Frankrijk in deze periode en ook daarvoor bestaan logische verklaringen, namelijk in:

De Franse regionale markt is over de periode 1986-1988 sterker gegroeid dan de Duitse markt: - 11% tegen + 4%.

De Franse markt was derhalve aantrekkelijker voor de Duitse fabrieken.

Bovendien waren de Franse prijzen vanaf 1986 aantrekkelijker dan de Duitse prijzen. Het verloop van het verschil in de levering van cement tussen Frankrijk en Duitsland kan dus volledig verklaard worden". (106)

De onderneming Ciments Français heeft geen elementen aangevoerd ter ondersteuning van haar beweringen.

Zelfs wanneer buiten beschouwing wordt gelaten dat de sterkere uitbreiding van de Franse markt de door Ciments Français genoemde aanvangshandicaps, te weten de lagere verbruiksdichtheid in de betrokken Franse regio's en de grotere afstand (+ 20 km) van de Duitse fabrieken tot de Franse markten, niet zou kunnen doen vergeten, moet eraan worden herinnerd dat op grond van de mededelingen aan Cembureau door het SFIC (doc. 33126/15168-15170) en het BDZ (doc. 33126/15161-15163) de Franse prijzen van 1986 tot 1988 in het geheel niet aantrekkelijker waren dan de Duitse. Integendeel, het prijsverschil is des te opmerkelijker omdat het Duitse cement PZ35 tot een lagere sterkteklasse behoort dan de Franse cementsoorten CPJ45 en CPA55R.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hieruit volgt dat de verklaringen van Ciments Français niet door de feiten gestaafd worden gestaafd

  • (16) 
    Wat de opmerkingen van het SFIC betreft, moet erop worden gewezen dat in de nota van Lafarge van 23 juni 1982 (zie punt (4)) het SFIC niet alleen genoemd wordt in verband met de besprekingen tussen het SFIC en het BDZ, maar ook in verband met de druk die uitgeoefend is (blz. 3 "Industrie (Syndicat) en met name Lafarge heeft veel druk uitgeoefend wat wilde mededinging (Kerpen) betreft, vermalen slakken die gevaarlijk zijn voor mengsels"). Verder is de brief van dhr Laplace van 22 september 1986 (zie punt (10)) een brief van de Voorzitter van het SFIC aan die van het BDZ, zoals blijkt uit de inhoud ervan: Ciments Français is overigens dezelfde mening toegedaan.
  • (17) 
    Dyckerhoff en Heidelberger zijn van mening dat de overeenkomst betreffende Saarland pure speculatie is, want ten eerste zouden deze nota's niet van hun hand zijn en vervolgens zouden hun marktaandelen in Saarland zeer gering zijn, respectievelijk 16,92% in 1989 en 3% zonder datavermelding. Bovendien bewijzen de nota's van Lafarge en Ciments Français niet dat beide Duitse ondernemingen aan eventuele overeenkomsten deelnemen, aangezien elk van hen volledig zelfstandig is opgetreden wat de uitvoer naar Frankrijk betreft. Tenslotte betekent de brief van 22 september 1986 (zie punt (10)) wiers precies omdat daarin uitsluitend veronderstellingen zouden zijn opgenomen.

De argumenten van Dyckerhoff en Heidelberger worden weergesproken door de reeds genoemde feiten, namelijk: de overeenkomst over Saarland wordt vermeld in de nota's van twee verschillende producenten; deze overeenkomst wordt in beide nota's niet alleen als een historisch, maar ook als een actueel feit genoemd; indien deze overeenkomst niet actueel was, is het niet logisch dat Dyckerhoff met betrekking tot het vermalen van klinker bij Ciments Luxembourgeois aan Ciments Français heeft medegedeeld (nota van 17 mei 1983 genoemd in punt (9)) dat deze hoeveelheden nooit naar Frankrijk en a priori niet naar Saarland zullen gaan; het zijn niet de geleverde hoeveelheden of de grootte van de marktaandelen die het mogelijk maken het bestaan van overeenkomsten vast te stellen of uit te sluiten. Uit de andere nota's van Lafarge en Ciments Français blijkt dat beide Duitse producenten druk hebben uitgeoefend op Cedest om buiten Saarland een niet-agressief verkoopbeleid in Duitsland te voeren en dat deze druk evenals de besprekingen met de Franse producenten resultaat heeft gehad, aangezien in de brief van dhr Laplace van 22 september 1986 (zie punt (10)) gesproken wordt over verbetering van de situatie in 1986 in vergelijking met 1984 en over eventuele verlenging van de gesloten overeenkomst. Ten slotte werd volgens de nota van Heidelberger van 12 augustus 1987 (zie punt (10)) de discussie over de in de brief van dhr Laplace behandelde onderwerpen in 1987 voortgezet.

  • (18) 
    Het BDZ beweert dat het nooit op de hoogte is gesteld van de contacten, de besprekingen en de Frans-Duitse correspondentie en dat zelfs de brief van dhr Laplace van 22 september 1986 eerst bij de mededeling van de punten van bezwaar de voorzitter van het BDZ ter kennis is gekomen. Men kan slechts vaststellen dat Lafarge in haar nota van 23 juni 1982 beweert dat het BDZ de verstoring van de Duitse markt "zeer kwalijk heeft gevonden" en dat het niet absoluut noodzakelijk is vast te stellen of de voorzitter van het BDZ wel kennis heeft gehad van de brief van dhr Laplace, aangezien deze bestemd was voor de President-directeur van Heidelberger in diens hoedanigheid van BDZ-Voorzitter.

Het BDZ beweert met betrekking tot de statistische gegevens dat de uitwisseling met het SFIC van de algemene uitvoergegevens reeds tientallen jaren gebeurt met als doel de officiële statistieken te controleren, dat de door het SFIC ontvangen gegevens niet aan de leden van het BDZ worden meegedeeld, dat opsplitsing van de Franse invoer over de deelstaten met behulp van de officiële statistische gegevens gebeurt op grond van op de vestigingsplaats van de Franse fabrieken en de transportkosten gebaseerde ramingen die vervolgens worden afgerond op 1 000 ton wat de deelstaten Baden-Wuerttemberg en Saarland betreft, maar dat geldt niet voor Rheinland-Pfalz, waaraan het restant wordt toegedeeld. Het BDZ beweert bovendien dat deze toewijzingen later vergeleken worden met de invoergegevens die door iedere deelstaat zijn opgesteld. Volgens het antwoord dat op de hoorzitting werd gegeven, leidt deze vergelijking niet tot correcties op de geraamde toewijzingen.

Na dit op de hoorzitting te hebben aangekondigd, deed het BDZ op 4 mei 1993 de Commissie door zijn advocaat een model toekomen van de nieuwe statistische gegevens betreffende binnenlandse leveringen sinds 1992 en een voorbeeld afkomstig uit de deelstaat Nordrhein-Westfalen van statistische gegevens betreffende cementinvoer die door deze deelstaat was opgesteld. Ook al zijn de door de deelstaten uitgewerkte statistische gegevens dezelfde als in het voorbeeld bestemd voor de Commissie, valt op te merken dat de gegevens van deze statistieken niet vergelijkbaar zijn, aangezien zij uitsluitend de cementinvoer via de handel betreffen ("Einfuhr - Generalhandel").

Ondanks de argumenten die het BDZ schriftelijk en mondeling heeft aangevoerd, heeft de Commissie geen aannemelijke verklaringen kunnen ontdekken met betrekking tot de toewijzing van de ingevoerde hoeveelheden aan de verschillende deelstaten.

Het BDZ beweert dat deze toewijzing op grond van officiële statistieken is geschied. De tabellen van 1985 tot en met 1989 bevatten echter alle slechts sterretjes naast de invoer van de DDR en de totale invoer en, in voetnoten, de vermelding "volgens de officiële statistieken"; niets is aangegeven met betrekking tot de invoer van andere landen, met uitzondering van de vermelding "regio onduidelijk" in 1985 voor 7 639 ton uit Polen. De tabellen van 1988 en 1989 bevatten verderop nog een voetnoot, die aangegeven wordt via een kruisje naast België (maar verondersteld kan worden dat het, gezien de deze beide landen omvattende economische unie (BLEU) om invoer uit België en Luxemburg gaat), waarin het volgende vermeld wordt: "Zonder de hoeveelheden die reeds onder Saarland zijn opgenomen" (107). Geen enkele invoer uit België/Luxemburg heeft volgens de tabellen van 1989 en 1989 en tevens volgens die van 1985 tot 1987 als bestemming de deelstaat Saarland: derhalve moet geconcludeerd worden dat het BDZ bij zijn toewijzing de invoer uit België/Luxemburg bij de invoer uit een ander land, waarschijnlijk Frankrijk, of bij de binnenlandse leveringen ondergebracht heeft. Om dat te kunnen doen, moet het BDZ in staat zijn de werkelijke herkomst en de werkelijke bestemming van deze invoer te kennen.

De raming van de transportkosten lijkt geen betrouwbare basis te zijn om het ingevoerde tonnage aan de verschillende deelstaten toe te wijzen. Hoewel via deze schatting het bereik van de Franse penetratie op de Duitse markt grosso modo gemeten kan worden, is het niet mogelijk de tonnage te bepalen die voor de verschillende regio's binnen de straal van het geschatte bereik bestemd is. Verder blijkt uit de tabel die het BDZ op 4 mei 1993 heeft overgelegd en die statistische gegevens bevat betreffende de invoer naar de deelstaat Nordrhein-Westfalen van 1983 tot en met 1991, dat Frankrijk via het handelsnet in deze deelstaat een tonnage heeft uitgevoerd en verkocht die uiteenliep van 4 621 ton in 1983 tot 8 916 ton in 1991. Dit toont enerzijds dat de geraamde transportkosten geen betrouwbaar gegeven zijn om de ingevoerde tonnage aan de verschillende deelstaten toe te wijzen en anderzijds dat de voorstelling van zaken die Ciments Français tijdens de hoorzitting heeft gegeven, volgens welke de Franse uitvoer naar Duitsland om economische redenen slechts voor Saarland, het zuiden van Rheinland-Pfalz en het westen van Baden-Wuerttemberg bestemd kan zijn, niet met de werkelijkheid overeenstemt. Men zou kunnen opmerken dat uit de tabel betreffende de invoer via de handelaren van de deelstaat Nordrhein-Westfalen duidelijk blijkt dat de toewijzingen door het BDZ slechts ramingen zijn en dat het derhalve mogelijk is dat deze niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn. Afgezien van het feit dat het bij gebrek aan verklaringen moeilijk is te begrijpen waarom met de realiteit van de Franse uitvoer naar Nordrhein-Westfalen zoals die sinds een aantal jaren bekend is, nooit in de statistieken van het BDZ rekening is gehouden, zou deze opmerking steekhoudend kunnen zijn indien de toewijzingen globaal voor de drie deelstaten waarop de Franse uitvoer betrekking heeft, waren geschied: in het gegeven geval gaat het om duidelijk afgebakende hoeveelheden die ieder kwartaal aan elke deelstaat worden toegewezen.

  • 23. 
    België - Nederland - Duitsland
  • (1) 
    Nederland verbruikt vanouds meer cement dan dat land produceert. Voor de produktie die al naargelang het jaar tussen 55 en 60% van het verbruik vormt, werd in het begin van de jaren tachtig zorg gedragen door drie producenten: ENCI, de grootste producent, waarvan de aandelen voor 68% in handen waren en nog zijn van het Belgische concern CBR en voor 31% in die van het Belgische concern Obourg dat deel uitmaakt van de Zwitserse Holderbank-groep; de beide andere producenten Cemij en Robur waren gemeen- schappelijke dochterondernemingen (50%-50%) van ENCI en Hoogovens IJmuiden. In 1982 werd Hoogovens 100% aandeelhouder van Cemij en ENCI 100% aandeelhouder van Robur. Tot 1982 hadden ENCI, Cemij en Robur de verkoop van hun cement op Nederlands grondgebied aan de Verkoop Associatie Nederlandse Cement ENCI Cemij - Robur B.V., hierna "Verkoop Associatie" genoemd, opgedragen. In 1982 werd deze laatste ontbonden en is de VNC als bedrijfstakvereniging opgericht. Eveneens in 1982, nadat Cemij en Robur door Hoogovens, respectievelijk ENCI opgekocht waren en de Verkoop Associatie ontbonden was, sloten Hoogovens en ENCI overeenkomsten betreffende wederzijdse bevoorrading, verdeling van de Nederlandse cementmarkt en samenwerking op het gebied van verkoop en distributie.

Begin 1989 kocht ENCI Cemij op en sindsdien is er nog slechts één producent in Nederland overgebleven.

  • (2) 
    Met betrekking tot de bevoorrading van de Nederlandse markt die sterk afhankelijk is van invoer, zijn al sinds tientallen jaren overeenkomsten tussen fabrikanten in verschillende Europese landen gesloten.

In 1956 voorzag een eerste overeenkomst, het "Noordwijks Cement-Akkoord", hierna "NCA" genoemd, tussen Belgische en Nederlandse producenten en het door een groep Duitse producenten opgerichte verkoopkantoor Nederlandse Cement-Handelsmaatschappij, hierna "NCH" genoemd, (zie Beschikking 72/6//EEG van de Commissie) (108), in een marktverdeling en uniforme verkoopvoorwaarden.

Deze overeenkomst is vervangen door een andere overeenkomst, de "Cementregeling voor Nederland" (C.R.N.) die op 1 januari 1971 in werking trad en drie jaar geldig was. In de overeenkomst werd bepaald dat de totale prognose van de algehele Nederlandse vraag na aftrek van 550 000 ton waarvoor de vrije mededinging kon spelen, tussen de partijen in de volgende verhoudingen verdeeld moest worden: 69% voor de Nederlandse industrie, 17% voor de Belgische industrie, 14% voor de Duitse industrie (NCH). De CRN-overeenkomst is onverenigbaar verklaard met artikel 85 (zie Beschikking 72/468/EEG van de Commissie) (109).

Op 14 januari 1975 meldden Cimbel, die werd opgevolgd door FIC, als gevolmachtigde van de Belgische producenten, de Verkoop Associatie, die door VNC werd opgevolgd, als gevolmachtigde van de Nederlandse producenten, en NCH bij de Commissie de overeenkomst "Cement en Beton Stichting", hierna "CBS" genoemd, aan, krachtens welke de partijen aan de door CBS aangewezen boekhouder de hoeveelheden op de Nederlandse markt geleverde cement meedelen, per type en categorie cement, per transportmiddel en verpakkingswijze, per categorie afnemers en per leveringsprovincie; de CBS maakt kwartaalsgewijs en jaarlijks aan haar leden de cumulatieve gegevens betreffende de leveringen van de Nederlandse en de Belgische producenten en van de NCH bekend.

Anderzijds hebben de bij NCH aangesloten Duitse producenten in 1972 bij de Commissie de nieuwe statuten van NCH aangemeld alsmede de door de leden ondertekende raamovereenkomsten.

  • (3) 
    Bepaalde elementen duiden erop dat de overeenkomsten tot verdeling van de Nederlandse markt in hoofdzaak nog toegepast worden. De notulen van de directievergadering van CBR van 30 augustus 1982 (doc. 33126/8124) vermelden:

"2. STR-grijs cement - Marktstrategie BEL-NDL-BRD (Nord-Rheinland)

  • 21. 
    Behandeld document: met de hand geschreven dossier opgesteld door de Afdeling STR en gedateerd 27 augustus 1982 (dit document is niet gevonden, noot van de red.).
  • 22. 
    Discussies en conclusies
  • Bevindingen gebaseerd op vergelijking van 1ste kwart. 1982 / 1ste kwart. 1981.
  • Markt NDL: afname van het marktaandeel van NCH; lichte toeneming van het marktaandeel van niet-NCH.
  • Markt N. Rheinland: lichte achteruitgang voor de Belgisch-Nederlandse industrie.
  • De vermindering van de leveringen van de Duitse industrie naar BEL - NDL en N. Rheinland wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de daling van het cementverbruik.
  • In het vooruitzicht van de invoering van het BPS zouden de Duitse cementproducenten de thans gehanteerde prijzen met 8 à 10 DM moeten verhogen om tot een evenwicht bij de marktaandelen te komen, dat CBR/ENCI als aanvaardbaar zou kunnen beschouwen. De verdeling van de marktaandelen zou halver- wege tussen de vroegere NCA en de huidige situatie liggen." (110)

De door de CBS uitgewerkte statistische gegevens betreffende de leveringen naar Nederland, gegevens waarover de betrokken partijen beschikken (zie bijvoorbeeld documenten Obourg 33126/296-298, FIC 33126/2388-2405, CBR 9434-9450) laten de volgende situatie zien wat de marktaandelen in de leveringen betreft die door CBS in aanmerking zijn genomen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (4) 
    Bovenstaande gegevens laten het volgende zien: het marktaandeel van NCH in de leveringen die door CBS in haar boekhouding zijn opgenomen, ligt behalve in 1988, rond [. . .], een percentage dat gerelateerd moet worden aan de [. . .] die in de CRN-overeenkomst genoemd wordt; iedere belangrijke variatie in het percentage van de leveringen van de Nederlandse producenten in een bepaald jaar (1984, 1987 en 1988) in vergelijking met het daaraan voorafgaande jaar wordt symmetrisch gecompenseerd door een, weliswaar niet geheel identieke, variatie in het percentage van de leveringen van de Belgische producenten. Deze symmetrie moet in verband worden gebracht met de in deze paragraaf, punt (1), vermelde relaties tussen de beide grootste Belgische producenten en ENCI en tussen de Nederlandse producenten tot in 1988. De percentages van de Nederlandse en Belgische producenten komen niet exact overeen met de percentages die worden genoemd in de oude NCA- en CRN-overeenkomsten. De som van de percentages van de Belgische en de Nederlandse producenten, een optelling die gerechtvaardigd wordt door hun bovengenoemde onderlinge betrekkingen, ligt evenwel zeer dicht bij het percentage dat voor beide groepen producenten in de CRN-overeenkomst wordt genoemd. De CRN-overeenkomst voorzag namelijk in [. . .] voor de Nederlandse en [. . .] voor de Belgische industrie, zijnde in totaal [. . .] voor beide groepen producenten samen. De som van de percentages van de leveringen van beide groepen producenten geeft de volgende resultaten voor de jaren 1983 tot en met 1989, respectievelijk [. . .], [. . .], [. . .], [. . .], [. . .], [. . .], [. . .]. De enige belangrijke variatie met betrekking tot het CRN-percentage vindt men in het jaar 1988: [. . .], dus [. . .] minder, hetgeen in verband staat met de [. . .] meer die hetzelfde jaar door NCH geleverd is.

De leveringsquota zijn regelmatig gebleven ondanks de variaties in het verbruik in Nederland en ondanks het feit dat het aandeel van leveringen door derden varieert en vanaf 1986 is toegenomen, zoals blijkt uit de volgende tabel:(122)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (5) 
    In paragraaf 19, onder b), is vermeld dat op de vergadering van de delegatiehoofden van 19 maart 1984 volgens het memorandum voor de Voorzitter, de besprekingen geen betrekking zouden hebben gehad "op de traditionele of structurele interstaatse handel, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de uitvoer van Duitsland en België naar Nederland". Volgens de aantekeningen van deze vergadering beklaagde het Belgische delegatiehoofd zich over de niet-structurele uitvoer uit Duitsland:

"België - De aandacht wordt erop gevestigd dat hoewel een deel van de cementuitvoer van Duitsland naar Nederland inderdaad van een structureel en traditioneel karakter heeft, sinds enige jaren een bijkomende "wilde" export naar Nederland en België wordt waargenomen. Omdat de voorgaande discussies tussen de delegatiehoofden deze gang van zaken niet gewijzigd hebben, wordt het niet nuttig geacht een dergelijke discussie binnen Cembureau te houden.

De Voorzitter herinnert eraan dat tijdens de laatste vergadering van het Uitvoerend Comité zonder enige weerstand is besloten tot het houden van de huidige vergadering en vraagt het oordeel van de andere leden. . .". (112)

Toen het Belgische delegatiehoofd zich beklaagde over de Duitse invoer naar Nederland, had deze volgens de tabel "Invoer van Cembureau-landen", die, gedateerd 15 maart 1984 (doc. 33126/11725), ten behoeve van de vergadering van de delegatiehoofden was uitgedeeld, in 1985 een waarde van 1 460 000 ton bereikt. Dit cijfer lijkt voorlopig te zijn en kan overdreven zijn, aangezien in de statistieken van het BDZ het cijfer 1 108 989 als het definitieve gegeven van de Duitse uitvoer naar Nederland is aangeven. Het verschil tussen beide cijfers is groot; de ondernemingen hebben tijdens de administratieve procedure echter geen enkele verklaring hiervoor gegeven. Gebruikmakend van dezelfde bronnen om een samenhangende vergelijking te waarborgen, moet hoe dan ook worden vastgesteld dat de gedachtenwisselingen en bi- of multilaterale dialogen die door de Voorzitter van Cembureau op de vergadering van de delegatiehoofden van 14 januari 1983 aanbevolen werden, een zeker effect hebben gehad, aangezien de Duitse uitvoer naar Nederland van met name de producenten die geen NCH-lid zijn, eerst geleidelijk is afgenomen en zich vervolgens in vergelijking met het verbruik vanaf 1986 heeft gestabiliseerd, zoals uit onderstaande gegevens kan worden afgeleid:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (6) 
    Wat de uitvoer naar Duitsland uit België en Nederland betreft, kan het BDZ, ondanks het feit dat in geen enkele officiële publikatie de bestemming per deelstaat wordt aangegeven, ieder kwartaal vaststellen en bekendmaken dat de invoer van de twee landen bestemd is voor de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Rheinland Pfalz, met indicatie van de hoeveelheden voor iedere deelstaat.

HOOFDSTUK 5

"Cembureau Task Force" of "European Task Force"

  • 24. 
    Oorsprong van het "Griekse probleem"
  • (1) 
    Tussen de tweede helft van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig hebben de Griekse cementproducenten hun produktiecapaciteit met - 7 miljoen ton verhoogd om te kunnen voldoen aan de zeer grote vraag van de bouw- en installatiemarkt in het Midden-Oosten, die zich toen sterk uitbreidde dankzij de middelen die de landen in dit deel van de wereld verkregen door de verhoging van de prijs van aardolieprodukten. Medio 1985 werd de Griekse cementindustrie door de val van de olieprijzen, die tot gevolg had dat de markten in het Midden-Oosten instortten en dit gepaard met de uitbreiding van plaatselijke cementindustrieën, echter voor zeer grote overcapaciteitsproblemen geplaatst en moest zij voor de afzet van haar produktie, die veel groter was dan de binnenlandse vraag, andere markten zoeken.

De Griekse producenten richtten zich eind 1985 - begin 1986 op West-Europa en met name op markten die volgens hen gemakkelijker toegankelijk waren: in de eerste plaats het Verenigd Koninkrijk, omdat daar de cementprijs de hoogste in Europa was; in mindere mate Italië, waar kleine organisaties bestaande uit afnemers en kleine import-exportondernemingen het initiatief hadden genomen Grieks cement in te voeren.

  • (2) 
    Zodra duidelijk werd dat cement werd ingevoerd via de vennootschap Libexim, die cement van Titan en Heracles had gekocht, reageerden de Britse producenten onmiddellijk: zij klaagden met name bij de Commissie dat de Griekse cementindustrie subsidies van de Griekse regering zou ontvangen (113).

De Britse producenten moeten hun collega's wel gewaarschuwd hebben, want al vrij snel werd een coalitie van cementproducenten gevormd om het hoofd te bieden aan hetgeen "de Griekse bedreiging" werd genoemd.

  • (3) 
    Deze coalitie kwam tot stand in het kader van Cembureau. Zoals in de loop van de uiteenzetting zal blijken, werd Cembureau op ten minste twee vergaderingen door zijn directeuren vertegenwoordigd (volgens de documenten van Holderbank op de vergaderingen te Rome van 28 mei 1986 en te Zuerich van 3 juni 1986; volgens de schriftelijke verklaring van Cembureau, vastgelegd op 15 november 1989, in de vergaderingn van 28 mei 1986 en "waarschijnlijk" in die van september 1986), keurden de "delegatiehoofden" de belangrijkste besluiten goed, en beweerde Ciments Français tijdens de hoorzitting van 12 maart 1993 dat de aanwezigheid van dhr Laplace "op deze vergaderingen van de Head Delegates verband hield met zijn taak in het "Syndicat" en in het Contactcomité".

Bovendien wordt in een verslag van de vergadering van 13 mei 1987 van het ""European Export Policy Committee", dat is opgesteld door dhr Gordon Marshall van Blue Circle en dat bij Blue Circle is gevonden (doc. 33126/11344-11345) op blz. 2 gesteld:

"Cembureau Task Force. Ik werdtot tweemaal toe benaderd om te trachten ervoor te zorgen dat de Cembureau Task Force operationeel blijft als een middel om de druk op de Grieken te handhaven. Scancem was bijzonder ongerust en vond, aangezien 80% van het cement met bestemming Verenigde Staten door vier Europese organisaties - Blue Circle, Lafarge, Holderbank en Scancem - verhandeld wordt, dat er enige druk op de Grieken zou moeten worden uitgeoefend" (114).

Het is nuttig te bedenken dat dhr Marshall in 1987 voorzitter was van het European Export Policy Committee en vanaf 1985 plaatsvervangend algemeen directeur van het concern Blue Circle. Verder werd dhr Marshall - Blue Circle wees daarop in haar memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar (punt 3.5) - bij besluit van de Raad van de "Cement Makers' Federation" van 1 mei 1985 per juni 1985 benoemd tot delegatiehoofd voor het Verenigd Koninkrijk bij Cembureau, terwijl Sir J. Milne, President-directeur van Blue Circle tot Voorzitter van Cembureau benoemd was. De heer Marshall bekleedde dus een positie die hem in staat stelde de structuren en activiteiten van Cembureau goed te kennen.

In zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar in bijlage 2, blz. 2, maakt het European Cement Manufacturers Export Committee, hierna "ECMEC" genoemd, gewag van een verklaring van dhr Marshall, volgens welke de notitie die hij voor Blue Circle heeft gemaakt, geen betrekking heeft op onderwerpen die besproken zijn op de vergaderingen van het Export Policy Committee, hierna "EPC genoemd, behalve wat de paragrafen "Summary", "Turkey" en "Freight" betreft, en dat hij deze notitie niet heeft geschreven in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Export Policy Committee. Afgezien van het antwoord op de vraag of deze notitie al dan niet een verslag van de vergadering van het EPC van 13 mei 1987 vormt en ongeacht de hoedanigheid waarin dhr Marshall deze geschreven heeft, en de ontvangers daarvan, staat vast dat dhr Marshall de inhoud van de in de notitie vermelde feiten niet betwist. Uit de verklaring van ECMEC blijkt overigens dat hij alleen zijn eventuele verantwoordelijkheid betreffende de in de notitie genoemde feiten betwist. ECMEC beweert echter niet dat deze notitie geen betrekking heeft op Cembureau. De uitleg van ECMEC doet derhalve geen enkele afbreuk aan de conclusie van de Commissie dat deze notitie daadwerkelijk een verbinding legt tussen Cembureau en de "Task Force", een verbinding die juist voortvloeit uit de door dhr Marshall gekozen bewoordingen.

  • 25. 
    Oprichting en activiteiten van de "Cembureau Task Force" of de "European Task Force" (ETF) (115)
  • a) 
    Vergadering te Rome
  • (1) 
    Op 28 mei 1986 kwamen de vertegenwoordigers van de ondernemingen Blue Circle, Ciments Français en Lafarge, van Holderbank, en van Heidelberger, Dyckerhoff, Italcementi en Asland in Rome bijeen om zich te beraden op spoedige verdedigings- en ondersteuningsmaatregelen tegen het besluit van de Griekse cementindustrie om cement naar West-Europa uit te voeren.

Het getypte verslag van deze vergadering zijn opgemaakt door dhr Philippe Dutron, directeur van Cembureau, die op de vergadering aanwezig was (doc. 33126/18771); er bestaat ook een met de hand geschreven verslag, dat wellicht ook door die directeur van Cembureau is opgesteld (doc. 33126/10982-10983).

De vertegenwoordigers van deze ondernemingen besloten nog eens bijeen te komen op maandag 9 juni 1986 om 9.30 uur in het Grand Hotel te Stockholm, samen met de vertegenwoordigers van Cementa/Norcem en wellicht van CBR. Met het oog op de vergadering te Stockholm werd een werkgroep bestaande uit vier leden (Verenigd Koninkrijk, Spanje, Frankrijk en Italië) opgedragen met de hulp van dhr Henry Collis, directeur van Cembureau, tijdens de vergadering te Zuerich in de week daarna documentatie samen te stellen over de mogelijke verdedigingsmaatregelen en de volgende onderwerpen: de juridische aspecten van iedere actie in relatie tot het Gemeenschapsrecht en in het bijzonder de rechtmatigheid van de staatssteun aan de Griekse cementindustrie en de rechtmatigheid van een gezamenlijke reactie in de vorm van cementuitvoer naar Griekenland; de bestaande invoerbarrières in Griekenland; de beschikbaarheid van schepen en drijvende terminals; de structuur van de stortklaar-betonindustrie in Griekenland; een lijst van Europese banken met vestiging in Griekenland; de mogelijkheid om als grootste Europese cementproducenten een gemeenschappelijke dochteronderneming op te richten om de noodzakelijke acties uit te voeren.

De vertegenwoordigers van de ondernemingen bepaalden ook dat indien in Stockholm een strategie zou worden vastgesteld, drie vertegenwoordigers van de Europese cementindustrie op 10 juni, na de Algemene Vergadering van Cembureau, een ontmoeting zouden hebben met vertegenwoordigers van de Griekse industrie.

  • b) 
    Vergaderingen van de werkgroep te Zuerich en Celigny
  • (2) 
    Zoals vastgesteld, kwam de te Rome gevormde werkgroep van 3 tot en met 5 juni in Zuerich en de laatste dag in Celigny bijeen.

Behalve de in de nota van 28 mei 1986 vermelde landen nam ook Holderbank deel aan de vergaderingen; deze werden in de gebouwen van Holderbank gehouden. Aanwezig waren (doc. 33126/18756):

  • op 3 juni: de vertegenwoordigers van Blue Circle (de heren Horner en Cheney), Hispacement (dhr Fernandez), Lafarge (dhr Marichal) en Holderbank (dhr Ackermann). Volgens Holderbank zou dhr Collis, directeur van Cembureau, uitsluitend bij het begin van de vergadering aanwezig zijn geweest en zou hij zich zeer kort daarna teruggetrokken hebben;
  • op 4 juni: de vertegenwoordigers van Blue Circle, Hispacement, Holderbank en Italcementi (dhr D'Agostino);
  • op 5 juni: de vertegenwoordigers van Blue Circle, Hispacement, Lafarge en Holderbank.
  • (3) 
    Tijdens deze vergaderingen werd het document "Gezamenlijk antwoord op de problemen als gevolg van de door bepaalde cementproducenten veroorzaakte destabilisering" ("Collective response to problems posed by destabilizing cement industry") nader uitgewerkt (doc. 33126/18772-18779). In het inleidende gedeelte van dit document, dat is opgesteld voor de vergadering van 9 juni 1986 te Stockholm (zie doc. 33126/18755) en gedateerd 5 juni 1986, wordt gesteld: "Samenwerking tussen de producenten op de gemeenschappelijke markt/West-Europa is van wezenlijk belang voor de stabiliteit van de Europese cementindustrie met het oog op de dreiging van bepaalde landen die het marktevenwicht verstoren door hun overschotten uit te voeren. Verder geeft de aanwezigheid van niet-actieve drijvende silo's een extra destabiliserend effect. De hieronder ontwikkelde strategieën vormen een antwoord gebaseerd op solidariteit naar gelang van de te overwinnen obstakels. Men heeft een aanpak van ontmoediging en van aanmoediging gehanteerd waarbij straf- en overredingsmaatregelen op korte termijn voor onmiddellijke toepassing onderscheiden moeten worden van oplossingen waarbij het gaat om politieke en structurele veranderingen in de cementindustrie in kwestie die de markt destabiliseert. Men is van mening dat het om de voor de destabilisering verantwoordelijke cementindustrie "over te halen" samen te werken, voor andere (toonaangevende) Europese producenten van wezenlijk belang is blijk te geven van een krachtige en verenigde aanpak. De huidige situatie vormt duidelijk een bedreiging voor geheel Europa en niet alleen voor de landen die het meest direct onder vuur liggen" (116). Vervolgens worden in het document de mogelijke maatregelen op korte termijn onderzocht:
  • (4) 
    - Ontmoedigingsmaatregelen ("Stick Actions")
  • verdedigen van de Europese thuismarkten door middel van verschillende maatregelen, zoals bijvoorbeeld administratieve belemmeringen, het stellen van kwaliteitsnormen, acties van syndicaten, sancties tegen afnemers die ingevoerde cement kopen.
  • aanvallen van de exportmarkten van de producenten die de markt destabiliseren, door in verschillende landen (Algerije, Verenigde Staten, West-Afrika, Egypte en Saoedie-Arabië) de plaats in te nemen van de Griekse producenten of door de uitvoer van de Griekse producenten onrendabel te maken.
  • boycotten van scheepvaartmaatschappijen die gecontroleerd worden door producenten die de markt destabiliseren.
  • bestuderen van de mogelijkheid cement naar Griekenland uit te voeren en indien de prijs niet aantrekkelijk is, bestuderen van "guerilla"-maatregelen en de mogelijkheid andere produkten van dochterondernemingen van Europese cementproducenten uit te voeren.
  • bestuderen van de situatie betreffende de drijvende silo's en van de tussenpersonen.
  • de bijstand inroepen van de internationale banken om de producenten die de markt destabiliseren, de tussenpersonen en reders ervan te "overtuigen" dat samenwerking nodig is.
  • (5) 
    - Overredingsmaatregelen ("Carrot Actions")

aankoop van het beschikbare tonnage bij producenten die de markt destabiliseren, om het te bestemmen voor de Verenigde Staten (deze taak zou uitgevoerd kunnen worden door Blue Circle, Holderbank, Lafarge, Cementa/Norcem en anderen), West-Afrika (deze taak zou uitgevoerd kunnen worden door Frankrijk), andere landen (in voorkomend geval worden gecompliceerde oplossingen overwogen).

  • (6) 
    - Marktregulering ("Market Regulations")
  • oprichting van een gezamenlijke handelsonderneming (actie op korte termijn), waarin in eerste instantie producenten uit Duitsland, Frankrijk, Italië, Zwitserland, Noorwegen, Zweden, Spanje en het Verenigd Koninkrijk kunnen deelnemen (deelneming staat echter open voor allen).

Deze gezamenlijke dochteronderneming zou als belangrijkste taken hebben: ervoor zorgen dat zij orders krijgt van de belangrijkste uitvoermarkten die bevoorraad worden door de landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten in de leden-landen; kopen van cement en klinker van landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten in de Lid-Staten; uitvoeren van cement en klinker naar landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten in de leden-landen.

  • oprichting van een uitvoerkartel (actie op lange termijn) om quota, minimumprijzen en contractvoorwaarden betreffende de uitvoer vast te stellen.
  • (7) 
    - Andere overwegingen
  • In het kader van de overredingsmaatregelen op lange termijn wordt voorgesteld te werk te gaan volgens de aanwijzingen in Aanhangsel I, te weten: proberen de Griekse regering ervan te overtuigen de in het aanhangsel aangegeven maatregelen te nemen om de problemen van de Griekse cementindustrie op te lossen; de Commissie van de Europese Gemeenschappen bewust maken van het Griekse probleem; de ambtenaren van de Commissie in kennis stellen van de beoogde acties.
  • Tevens wordt voorgesteld juridisch advies omtrent de beoogde acties in te winnen bij een deskundige op het gebied van het Gemeenschapsrecht.

Geen enkele onderneming heeft aangegeven of en zo ja, welke ambtenaren van de Commissie van de beoogde gezamenlijke acties in kennis zijn gesteld.

  • c) 
    Vergadering van de "Head Delegates" te Stockholm
  • (8) 
    Op 9 juni 1986 vergaderden de delegatiehoofden, die in Stockholm aanwezig waren voor de Algemene Vergadering van Cembureau. De Commissie beschikt niet over notulen van deze vergadering, om welke reden met behulp van andere documenten de lijst van de aanwezige personen en het onderwerp van bespreking gereconstrueerd moeten worden.
  • (9) 
    - Aanwezige delegatiehoofden:

Zwitserland - de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Holderbank blijkt uit de inhoud van zijn antwoord 7/b van 7 mei 1990 op een verzoek om inlichtingen (doc. 33126/18755), uit bijlage 2 van de agenda van de vergadering van 19 augustus 1986 (doc. 33126/18821-18822) en uit de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden van 9 september 1986 die gewag maken van de verdeling van de aandelen van Interciment waartoe in Stockholm werd besloten (doc. 33126/18861);

Italië - Italcementi erkent haar deelname in de brief van 21 maart 1990 als antwoord op een verzoek om inlichtingen (doc. 33126/15983): "Ing. G. Pesenti herinnert zich te hebben deelgenomen aan de vergadering te Stockholm, in de marge van een vergadering van Cembureau, met de vertegenwoordigers van andere Europese producenten" (117);

België - In haar memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 188, vermeldt CBR: "Het besluit om de Joint Trading Company op te richten, werd genomen door de Head Delegates van acht landen, waaronder België, in de vergadering te Stockholm op 9 juni 1986" (118). CBR was derhalve op de vergadering aanwezig, zoals deze overigens ook tijdens de hoorzitting van 11 maart 1993 toegaf.

Aker/Euroc (Norcem/Cementa) beweert in zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 49, dat dhr Borelius (Euroc/Cementa) en dhr Heiberg (Norcem) door Sir J. Milne (Blue Circle) uitgenodigd waren om aan de vergadering deel te nemen; zij sloegen de uitnodiging, die wel werd geaccepteerd door dhr Linderoth (Euroc/Cementa), af.

Verenigd Koninkrijk - De deelname van Blue Circle blijkt niet alleen uit het feit dat Sir J. Milne de deelnemers uitnodigde, zoals Aker/Euroc aangeeft, maar eveneens uit de verdeling van de aandelen van Interciment zoals vermeld in bijlage 2 van de agenda van de vergadering van 19 augustus 1986 (doc. 33126/18821-18822) en in de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden van 9 september 1986 (doc. 33126/18861) en uit de strekking van het antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar (punten 4.74-4.77).

Frankrijk - De aanwezigheid van Lafarge kan worden afgeleid uit het feit dat deze in algemene zin toegeeft aan de vergaderingen in het kader van de "Task Force" te hebben deelgenomen (blz. 58 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar en de mondelinge toelichting tijdens de hoorzitting van 12 maart 1993). Nadat Ciments Français tijdens de mondelinge hoorzitting van 12 maart 1993 had verklaard dat dhr Laplace (President-directeur van Ciments Français) de vergaderingen te Rome (28 mei 1986), Stockholm (9 juni 1986) en Brussel (6 november 1986) had bijgewoond, beweerde deze onderneming dat de aanwezigheid van dhr Laplace "op deze vergaderingen van de Head Delegates verband hield met zijn rol in het "Syndicat" en in het Contactcomité" (119) (van de cementindustrie van de Gemeenschap, een Cembureau-orgaan, noot van de red.).

Duitsland - Dyckerhoff geeft toe te hebben deelgenomen aan de vergadering te Stockholm, maar beweert dat haar vertegenwoordiger niet de kwalificatie van delegatiehoofd had (memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 59-60). Heidelberger beweert niet te hebben deelgenomen aan de vergadering (blz. 44 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar) en het BDZ beperkt zich ertoe te betwijfelen of de op de vergadering aanwezige personen wel de hoedanigheid van delegatiehoofd hadden (antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 22).

Spanje - De deelname van Asland aan de vergadering te Stockholm was voorzien tijdens de vergadering te Rome (doc. 33126/18771), maar Asland heeft ontkend aan andere vergaderingen dan die te Rome te hebben deelgenomen (memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 41 en 42 en mondelinge toelichting tijdens de hoorzitting van 11 maart 1993). De aanwezigheid van een Spaans delegatiehoofd blijkt evenwel uit de verdeling van de aandelen van Interciment zoals vermeld in bijlage 2 van de agenda van de vergadering van 19 augustus 1986 (doc. 33126/18821-18822) en in de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden van 9 september 1986 (doc. 33126/18861): men heeft namelijk slechts aandeelhoudersdeelnemingen kunnen toekennen aan degenen die op de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd waren en die van hun goedkeuring blijk hebben gegeven.

  • (10) 
    - Gespreksonderwerpen en genomen besluiten

Volgens antwoord 7/b van 7 mei 1990 van Holderbank (doc. 33126/18755) op een verzoek om inlichtingen van de Commissie besloten de deelnemers aan de vergadering te Stockholm formeel tot de oprichting van de "European Task Force" (ETF).

In bijlage 2 van de agenda van de vergadering van de ETF te Genève van 19 augustus 1986 (doc. 33126/18821-18822) en de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden te Baden-Baden op 9 september 1986 (doc. 33126/18857-18862) wordt bevestigd dat de delegatiehoofden die in Stockholm bijeen waren, ook hebben besloten een "Joint Trading Company" op te richten en de aandelenparticipaties in deze vennootschap over de verschillende, aan de vergadering deelnemende "landen en/of ondernemingen" te verdelen.

  • d) 
    Eerste vergadering van de ETF te Londen
  • (11) 
    Op 17 juni 1986 hield de ETF een vergadering te Londen, waarbij de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Italcementi en Holderbank aanwezig waren (doc. 33126/18756). Blue Circle heeft Holderbank vóór de vergadering en op zijn verzoek (doc. 33126/18781) haar latere gedachten over de Joint Trading Company toegezonden (doc. 33126/18782-18785).

Eveneens vóór de vergadering heeft Holderbank aan Lafarge verzocht op de vergadering van 17 juni het Griekse tonnage mee te delen dat Lafarge op niet-Europese markten zou kunnen afzetten (doc. 33126/18786).

In een notitie van dhr Cheney van Blue Circle, gedateerd 19 juni 1986, worden de op de vergadering behandelde punten opgesomd (doc. 33126/18787):

  • opmaken van de standaardovereenkomst voor de aankoop van Griekse cement en klinker door de Joint Trading Company (doc. 33126/18788-18790) (een plan genoemd in een bijlage van de notitie voorzag onder andere in de aanmelding van deze overeenkomst bij de Commissie, maar is blijkbaar niet verwezenlijkt en er is geen aanmelding gebeurd);
  • verzamelen van informatie over Bouri;
  • bestudering van de mogelijkheid de Griekse uitvoer naar andere landen te verplaatsen;
  • onderzoek naar de situatie van de Griekse scheepvaartmaatschappijen;
  • bestudering van de mogelijkheid naar Griekenland uit te voeren;
  • cooerdinatie van de oprichting van de Joint Trading Company;
  • overweging van de mogelijkheid te lobbyen;
  • onderzoek naar de uitvoer uit de Oostbloklanden en Turkije;
  • cooerdinatie van de situatie van Ferruzzi.
  • e) 
    Tweede vergadering van de ETF te Milaan
  • (12) 
    Op 2 juli 1986 kwam de ETF bijeen te Milaan; deelnemers waren de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Italcementi, Holderbank (doc. 33126/18756-18757 en 18791-18793).

In de ontwerp-agenda worden de volgende punten opgesomd (doc. 33126/18794): akkoord met de Griekse bedrijfstak - stand van zaken en vervolg; Bouri-concern - stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen informatie; traditionele markten van de Griekse uitvoer; uitvoer naar Griekenland - stand van zaken met betrekking tot het onderzoek en vervolg; situatie betreffende Ferruzzi; oprichting van Interciment - stand van zaken - aandeelhouders - latere acties; lobby-acties - stand van zaken vervolg; informatie van de delegatiehoofden; diversen.

  • f) 
    Derde vergadering van de ETF te Genève
  • (13) 
    Op 8 juli 1986 kwam de ETF bijeen te Genève; deelnemers waren de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Italcementi, Hornos Ibéricos en Holderbank (doc. 33126/18757 en 18795). Een verslag of agenda is niet beschikbaar.
  • g) 
    Vierde vergadering van de ETF te Genève
  • (14) 
    Op 19 augustus 1986 hield de ETF een vergadering waaraan de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Hornos Ibéricos, Cementa/Norcem (Aker/Euroc) en Holderbank (doc. 33126/18757-18758 en 18795-18811) deelnamen. Voor de vergadering werd een agenda vastgesteld (doc. 33126/18811). Tijdens het onderzoek is geen verslag van de vergadering gevonden. Aker/Euroc heeft in bijlage 15 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar een verslag overgelegd dat op 26 augustus 1986 is opgesteld door dhr Ulestig, vertegenwoordiger van Norcem/Cementa op de vergadering, en dat bestemd was voor de bestuurders van zijn onderneming. Bij brief van 9 juli 1992 heeft de Commissie alle ondernemingen waarop het internationale gedeelte van de mededeling van de punten van bezwaar betrekking heeft, een afschrift van het verslag van Aker/Euroc toegezonden, met de vermelding dat zij van plan was dit document in de procedure te gebruiken en waarbij zij deze ondernemingen uitnodigde hun standpunt kenbaar te maken.

In het verslag van dhr Ulestig worden de agendapunten nauwgezet overgenomen en wordt gewag gemaakt van de volgende gesprekken en besluiten.

  • (15) 
    Punt 1. Op de agenda stond een briefing om de doelstellingen van de ETF uit te leggen aan degenen (in de praktijk Norcem/Cementa) die voor de eerste maal aan de vergaderingen deelnamen. In het verslag wordt het doel van de ETF als volgt omschreven: "Doel van de ETF is de maatregelen te beoordelen om invoer naar West-Europa te doen stoppen, thans invoer uit Griekenland. ETF beveelt de delegatiehoofden maatregelen aan ter verdere besluitvorming" (120).
  • (16) 
    De punten 2 en 3 hebben betrekking op de situatie betreffende de invoer naar het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje en de poging die Holderbank gaat ondernemen om druk uit te oefenen op Crédit Suisse om de financiering van Bouri te staken (121).
  • (17) 
    De punten 4 en 5 nemen de situatie betreffende de ontmoedigings- en overredingsmaatregelen in ogenschouw.

Hoewel er geen enkel akkoord met Griekse cementfabrikanten is gesloten, is Blue Circle begonnen Griekse cement te kopen om het in de Verenigde Staten te leveren, welke leveringen in september-oktober worden voortgezet, heeft Lafarge een lading cement van Titan gekocht om deze in Montreal te leveren en wordt een andere lading in september geleverd, heeft Holderbank besloten 90 000 ton cement van Titan te kopen (waarvan 7 000 ton zouden zijn geleverd), 100 000 ton cement van Heracles (waarvan 40 000 ton zouden zijn geleverd) en 50 000 ton klinker van Titan (waarvan 25 000 ton reeds zouden zijn geleverd), dit alles bestemd voor de Verenigde Staten.

Blue Circle heeft verslag gedaan van de besprekingen met Titan en van de pogingen om met deze een oplossing te vinden, die zou kunnen dienen als middel om op Heracles druk uit te oefenen.

Italcementi heeft haar verslag gepresenteerd over de mogelijkheid van uitvoer naar Griekenland (doc. 33126/18812-18820).

Ten slotte is de situatie betreffende de traditionele markten van de Griekse uitvoer, die van de handelaren en de dreiging van invoer uit andere landen besproken.

  • (18) 
    Punt 6 betreft onderzoek naar de reeds voltooide oprichting van de Joint Trading Company "Interciment", de verdeling van het kapitaal en de statuten (doc. 33126/18821-18841). Aan de hand van een interne nota van Blue Circle (doc. 33126/18842-18843) wordt voorgesteld de oprichting van Interciment bij de Commissie aan te melden.
  • (19) 
    Punt 7 vermeldt de door Blue Circle verstrekte informatie over de lobby-actie bij de regering van het Verenigd Koninkrijk (doc. 33126/18844-18845).
  • (20) 
    Punt 8 maakt gewag van het onderzoek van Blue Circle naar de mogelijkheid in de onderneming Halkis te investeren (doc. 33126/18846).
  • h) 
    Vijfde vergadering van de ETF te Baden-Baden
  • (21) 
    Deze door Holderbank voor 9 september 1986 vanaf 12.00 uur geconvoceerde vergadering had vooral ten doel ten behoeve van de delegatiehoofden die dezelfde dag na 18.00 uur vergaderden, de "briefing", onderwerp per onderwerp, voor te bereiden. Iedere deelnemer werd uitgenodigd een mondelinge of schriftelijke toelichting voor te bereiden over het onderwerp dat hem was toegewezen (doc. 33126/18848).
  • i) 
    Vergadering van de delegatiehoofden te Baden-Baden
  • (22) 
    Na de vergadering 's middags van de ETF kwamen de delegatiehoofden op 9 september 1986 om 18.00 uur bijeen.

Eerst werden ontwerp- notulen van de vergadering en vervolgens een definitieve versie ervan opgesteld (doc. 33126/18849-18862). Deze notulen zijn getiteld: "Samenvatting van de voordrachten en conclusies in de vergadering van de delegatiehoofden en de vertegenwoordigers van de Task Force te Baden-Baden op 9 september 1986".

  • (23) 
    De volgende delegatiehoofden waren aanwezig: Sir J. Milne - Blue Circle (VK); dhr D. Amstutz - Holderbank (CH); dhr G. Pesenti - Italcementi (I); dhr B. Kasriel - Lafarge (F); dhr P. Rumeu - Uniland (E); dhr J. Lose - Dyckerhoff en dhr B. Steinbach BDZ (D); dhr P. Rabl - Norcem (N); dhr O. Stevens Larsen - Aalborg (DK); dhr D. Quirke - Irish Cement (IRL); dhr P. Sytor - CBR (B).

De volgende vertegenwoordigers van de ETF waren eveneens aanwezig: dhr M. Akermann - Holderbank (CH); dhr J. Marichal - Lafarge (F); dhr D'Agostino - Italcementi (I); dhr J. Félix - Hornos Ibéricos en dhr J. Bruguera - Cementos del Norte (E); de heren M. Horner en R.J. Cheney - Blue Circle (VK).

  • (24) 
    Punt 1 van de agenda betreft organisatorische aspecten. De doelstellingen van de "Task Force" werden in herinnering gebracht: bespreken van de mogelijke "ontmoedigings-" en "overredings-"maatregelen tegen het aanbieden van goedkoop cement op de Europese markten (in de eerste plaats tegen de Griekse invoer naar het Verenigd Koninkrijk) en het doen van aanbevelingen aan de delegatiehoofden.

Er werd akte genomen van het feit dat de volgende ondernemingen en/of landen in de "Task Force" vertegenwoordigd zijn:

Holderbank - dhr Akermann; VK - de heren Horner en Cheney; Frankrijk - dhr J. Marichal; Italië - dhr D'Agostino; Spanje - de heren Félix en Bruguera. De "Task Force" heeft de volgende onderwerpen vastgesteld voor studie en onderzoek: akkoord met de Griekse industrie; vergeldingsmaatregelen op de traditionele uitvoermarkten van de Griekse industrie; uitvoer naar Griekenland; dreigingen van andere landen; cementhandelaren, in het bijzonder Bouri. Aangezien de "Task Force" zeer veel werk te doen had en geen wezenlijke oplossingen heeft aangedragen, werd besloten de volgende subgroepen te vormen, die door de "Task Force" worden gecooerdineerd en waarvan de werkzaamheden periodiek aan de delegatiehoofden moeten worden voorgelegd:

  • Subgroep Tussenpersonen, bestaande uit dhr Horner, cooerdinator (VK), dhr Fraisse (F), dhr Manglano (E), dhr "X" (I);
  • Subgroep Uitvoermarkten van Griekenland, bestaande uit dhr Akermann, cooerdinator (CH), dhr Palomar (E), dhr Clemente (I), dhr Fraisse (F), dhr "X" (Scandinavië);
  • Subgroep Uitvoer naar Griekenland, bestaande uit dhr Clemente, cooerdinator (I), dhr Marichal (F), dhr Ynzenga (VK), dhr Kober (D);
  • Subgroep Uitwisseling van ervaringen op het gebied van verdedigingsmaatregelen, bestaande uit dhr Marichal, cooerdinator (F), dhr Albert (I), dhr Andia (E), dhr Brenke (D), dhr Shepherd (VK);
  • Subgroep Dreigingen van andere landen, bestaande uit dhr "X" (cooerdinator Scandinavië), dhr Y (S), dhr Albert (I), dhr Fraisse (F), dhr "Z" (D), dhr "K." (Scandinavië).
  • (25) 
    Punt 2 betreft de overeenkomst met de Griekse industrie. Een algemene overeenkomst met de Griekse industrie inzake het verwijderen van cement was niet mogelijk vanwege problemen met de prijs en de duur, en misschien ook, volgens de notulist, omdat iedere Griekse producent de voorkeur geeft aan overeenkomsten op individuele basis. Besloten werd de onderhandelingen voort te zetten.
  • (26) 
    Wat punt 3 betreft, uitvoer naar Griekenland, kreeg de "Task Force" als opdracht vóór eind september een aanbeveling te doen aan de delegatiehoofden, maar er werd ernstige twijfel geuit met betrekking tot de economische haalbaarheid.
  • (27) 
    Wat punt 4 van de agenda betreft, de uitvoer naar de traditionele markten van Griekenland, werd geconcludeerd dat deze maatregel niet uitvoerbaar was.
  • (28) 
    Met betrekking tot punt 5 werd de situatie betreffende de invoer van Grieks cement door Ferruzzi onderzocht en akte genomen van het feit dat de besprekingen tussen de Italiaanse cementproducenten en Ferruzzi tot resultaten zouden kunnen leiden. De situatie betreffende de invoer van Tunesisch cement naar Spanje en de ontwikkeling van de besprekingen tussen Spaanse en Tunesische producenten passeerden de revue. (Opgemerkt zij dat wat de import uit derde landen betreft, de spaanse producenten in 1992 een antidumping-klacht hebben ingediend. Dit punt is door de ondernemingen niet aangestipt).
  • (29) 
    Punt 6 betreft de mogelijkheid van alternatieve leveringen van "low alkali" cement.
  • (30) 
    Punt 7 betreft Bouri. Blue Circle deed verslag van haar vruchteloze stappen om de Bank Worms en Crédit Suisse France over te halen de kredietverlening aan Bouri te stoppen en er werd besloten aanvullende informatie te verzamelen.
  • (31) 
    Punt 8 maakt gewag van de voortgang van het door Blue Circle opgezette onderzoek naar de investeringen in Halkis.
  • (32) 
    Met betrekking tot punt 9 werd opgemerkt dat overeenkomstig het besluit van de delegatiehoofden te Stockholm de Joint Trading Company Interciment is opgericht en dat in het kader van ontmoedigings- of overredingsmaatregelen deze onmiddellijk operationeel kan worden. Afgesproken werd dat de vennootschap voorlopig "slapende" blijft; toch is het belangrijk ervoor te zorgen dat zij klaar staat om operationeel te worden.
  • (33) 
    Via brieven van 22 september 1986 (doc. 33126/19019-19025) heeft Holderbank de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden toegezonden aan dhr D'Agostino, met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan dhr Pesenti en aan Unicem; aan dhr Lose, met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan dhr Schumacher (Heidelberger) en aan dhr Steinbach (BDZ); aan dhr Rabl (Norcem), met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan Cementa; aan dhr Marichal, met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan dhr Kasriel (Lafarge) en aan Ciments Français; aan dhr Félix, met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan dhr Rumeu (Uniland) en aan dhr Bruguera (Cementos del Norte); aan dhr Cheney, met het verzoek een afschrift daarvan te geven aan dhr Larsen (Aalborg) en aan dhr Quirke (Irish Cement); aan dhr Sytor (CBR).
  • l) 
    Zesde vergadering van de ETF te Genève
  • (34) 
    Deze vergadering werd gehouden op 21 oktober 1986 met als deelnemers de vertegenwoordigers van Holderbank, Lafarge, Italcementi, Hornos Ibéricos, Scancem (Aker/Euroc) en Blue Circle. Volgens de notulen van de vergadering (doc. 33126/18895-18900) zijn 6 punten besproken.
  • (35) 
    Wat de organisatorische aspecten betreft, werd besloten dat de "Task Force" van tijd tot tijd bijeen zou komen om onderwerpen van gemeenschappelijk belang te onderzoeken en dat bij de rationalisatie van de industrie in de Gemeenschap in een periode van overcapaciteit de Gemeenschapswetgeving nageleefd zou worden. Het vraagstuk van de vertegenwoordiging van Spanje zou door dhr Félix en de heer Rumeu besproken kunnen worden.
  • (36) 
    De situatie betreffende de invoer naar het Verenigd Koninkrijk werd onderzocht. Het vraagstuk van de staatssteun aan de Griekse cementindustrie was aan ambtenaren van de Commissie uiteengezet.

Voor 6 november was een afspraak gemaakt met het voor mededingingszaken verantwoordelijke lid van de Commissie.

De situatie betreffende de invoer naar Italië en Spanje werd besproken.

  • (37) 
    Wat Interciment betreft, werd bevestigd dat zij voorlopig "slapende" blijft.
  • (38) 
    Het verloop van de studie over de mogelijke investeringen in Halkis werd besproken.
  • m) 
    Vergadering van de delegatiehoofden te Brussel
  • (39) 
    Op 6 november 1986 kwamen de volgende delegatiehoofden te Brussel bijeen: Sir J. Milne (VK), dhr B. Laplace (F), dhr J. Lose (D), dhr G. Pesenti (I), dhr J. Van Hove (B), dhr P. Rumeu (E), dhr D. Quirke (IRL).

De vergadering werd tevens bijgewoond door dhr D'Agostino (Italcementi) en dhr K.D. Irons (Blue Circle) die het verslag heeft opgemaakt, getiteld: "Notulen van de vergadering van vertegenwoordigers van de cementindustrie van de EEG in het Hilton Hotel op 6 november 1986 om 9.00 uur." (doc. 33126/19007-19008)

  • (40) 
    Sir J. Milne opent de discussie door erop te wijzen dat bij iedere herstructurering van de Europese cementindustrie, die aan een chronische overcapaciteit lijdt, de mededingingsregels nageleefd moeten worden. Vervolgens laat hij de situatie betreffende de Griekse invoer naar het Verenigd Koninkrijk de revue passeren.

De heren Laplace, Rumeu en Pesenti doen ook verslag van de dreigingen van invoer naar hun respectieve landen.

  • (41) 
    Na een korte discussie werd besloten dat Interciment voorlopig een "slapende" vennootschap blijft en dat geen enkele onderneming uit de Gemeenschap voorlopig haar deel in het kapitaal zou storten.

Dhr Van Hove stelde een wijziging voor van artikel 2 van de statuten van Interciment, welke werd goedgekeurd.

  • (42) 
    Ook werd afgesproken dat de "Task Force" van tijd tot tijd zou blijven bijeenkomen en dat aan de President-directeur van Holderbank zou worden voorgesteld naar Griekenland te gaan om met de autoriteiten en de bedrijfstak over mogelijke oplossingen voor de problemen van de Griekse cementindustrie te spreken.
  • (43) 
    De inhoud van het document dat tijdens het afgesproken onderhoud met het voor mededingingszaken verantwoordelijke lid van de Commissie aan deze voorgelegd moet worden, werd besproken (doc. 33126/19009-19010).
  • n) 
    Zevende vergadering van de ETF te Milaan
  • (44) 
    Deze vergadering werd gehouden op 9 januari 1987 en bijgewoond door de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Italcementi, Hornos Ibéricos en Holderbank (doc. 33126/18759). De Commissie beschikt niet over notulen van de vergadering, alleen over de agenda (doc. 33126/18921-18922): bespreking van de vergadering te Brussel, bespreking betreffende de situatie in Italië en Spanje, Interciment, bezoek aan Griekenland door dhr Schmidheiny (President-directeur van Holderbank), informatie over Bouri, toekomstige rol van de "Task Force".

Onder de documenten die bij Italcementi zijn aangetroffen en die betrekking hebben op de vergadering te Milaan, bevindt zich een met de hand geschreven nota waarin een juridisch advies omtrent Interciment wordt gegeven: dit advies zal in paragraaf 26 uitvoeriger aan de orde komen.

  • o) 
    Achtste vergadering van de ETF te Genève
  • (45) 
    Deze vergadering werd gehouden te Genève op 11 februari 1987 met als deelnemers de vertegenwoordigers van Blue Circle, Lafarge, Italcementi, Cementa/Norcem en Holderbank (doc. 33126/18760 en 18929-18936). De agenda van de vergadering luidt als volgt (doc. 33126/18937-18938): onderwerpen met betrekking tot Griekenland (bezoek aan Griekenland door de heren Marshall en Poole van Blue Circle, uitstel van het bezoek van dhr Schmidheiny, ontwerp-brief van dhr Marshall van Blue Circle aan de Bank van Griekenland en aan de minister van Industrie (doc. 33126/18939-18944), beperking van de Griekse steun, Griekse uitvoer, hoeveelheden en overeenkomsten met de leden van de "Task Force"); onderwerpen met betrekking tot Bouri; onderwerpen met betrekking tot Ferruzzi; situatie in Spanje; Interciment (balans zonder accountantsverklaring van 31 december 1986 (doc. 33126/18946-18949), volgende stappen - deelneming van de andere ondernemingen die lid zijn van de "Task Force"); subgroepen van de "Task Force" (mogelijkheid van uitvoer naar Griekenland, uitwisseling van ervaringen op het gebied van verdedigingsmaatregelen); overige zaken (voorstel betreffende vervolg op de vergaderingen van de "Head Delegates" - "Stockholm-groep", Intercem, GOIC).
  • (46) 
    Bij Lafarge is een met de hand geschreven verslag van de vergadering aangetroffen, waarin slechts bepaalde agendapunten zijn vermeld (doc. 33126/4911-4913). In dit verslag wordt melding gemaakt van de Griekse invoer naar Groot-Brittannië en de prijsverlaging van de Britse producenten, van de invoer naar Spanje van cement uit derde landen, van de overeenkomst waarover tussen Ferruzzi en de Italiaanse cementproducenten zou worden onderhandeld, van de Griekse uitvoersubsidies en van de situatie betreffende de verkopen van Heracles en Halkis.
  • p) 
    Vergadering van de Subgroep "Verdedigingsmaatregelen"
  • (47) 
    Deze subgroep kwam bijeen op 17 maart 1987 met als deelnemers dhr Marichal voor Frankrijk, dhr De Vogue voor Lafarge, dhr Albert voor Italië, dhr Andia van Oficemen voor Spanje, dhr Shepherd van Blue Circle voor het Verenigd Koninkrijk en dhr Steinbach van het BDZ voor Duitsland.

Het bij Lafarge aangetroffen verslag vermeldt de volgende punten van bespreking (doc. 33126/4858-4861): Groot-Brittannië: invoer van Grieks cement, gevolgen voor de Britse prijzen, de Britse regering zou de Griekse regering "toestemming" hebben verleend Grieks cement in te voeren tot 3% van het Britse verbruik; overleg van de Britse producenten met hun minister van Industrie; de Commissie zou niet gelukkig zijn met de Griekse vertragingstactiek betreffende de steun, relatie tussen de Britse producenten. Spanje: situatie betreffende de invoer uit derde landen; Italië: de overeenkomst met Ferruzzi zou nog niet rond zijn, de Italiaanse cementproducenten zijn van plan controlemaatregelen toe te passen met betrekking tot de invoer zoals bepaald in Verordening nr. 288/82; BRD: de Oosteuropese landen blijven druk uitoefenen.

  • q) 
    Verdere lotgevallen van de ETF
  • (48) 
    Voor zover de Commissie bekend is er geen andere vergadering van de ETF geweest.

Er zijn pogingen gedaan om de ETF bijeen te roepen (doc. 33126/18950, 18952 en 18960), maar blijkbaar zonder succes; daarom besloot men iedere beslissing over de toekomst van de ETF uit te stellen tot de vergadering van de "Head Delegates" ter gelegenheid van de Algemene Vergadering van Cembureau in Luxemburg van 25 tot en met 28 mei 1987. Volgens Holderbank zou de ETF eind mei 1987 officieel ontbonden zijn ter vergadering van de "Head Delegates" (doc. 33126/18760): er zijn van de vergadering waarin besloten werd de ETF te ontbinden, geen notulen of verslagen overgelegd. Tijdens de vergaderingen te Luxemburg van 25 tot en met 28 mei 1987 heeft dhr Marichal van Lafarge enige informatie verzameld die in de vertrouwelijke nota van 1 juni 1987 (doc. 33126/4487-4490) bevestigd werd. Deze nota vermeldt op blz. 4 met betrekking tot de European Task Force: "De taak van het nu huist één jaar geleden gevormde team zal voortaan strikt beperkt worden tot de uitwisseling van informatie over duidelijk omschreven onderwerpen. De Engelsen wilden dit afschaffen, maar de Zwitsers konden hun collega's uiteindelijk ervan overtuigen dat dat een vergissing zou zijn: het instrument is uitgedacht en het kan dan ook net zo goed gebruiksgereed gehouden worden. Zelfs de Britten erkenden dat de ETF een waardevolle bron van informatie was geweest."

  • 26. 
    Marktreguleringsmaatregelen: de "Joint Trading Company"
  • (1) 
    Zoals werd aangegeven in paragraaf 25, onder b), had de werkgroep de oprichting van een "Joint Trading Company" voorgesteld als marktreguleringsmaatregel op korte termijn, en een uitvoerkartel als maatregel op lange termijn. Uit niets kan afgeleid worden dat de maatregel op lange termijn daadwerkelijk ingevoerd is. De maatregel op korte termijn is echter wel ingevoerd. De delegatiehoofden, bijeen te Stockholm op 9 juni 1986, besloten namelijk (zie in paragraaf 25, onder c) een "Joint Trading Company" op te richten, waarvan de taken op 3/5 juni 1986 door de werkgroep als volgt omschreven werden (doc. 33126/18776-18777): ervoor zorgen dat zij orders krijgt op de belangrijkste uitvoermarkten die bevoorraad worden door landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten van de leden-landen; kopen van cement en klinker van landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten van de leden-landen; verhandelen van hoeveelheden die via interventies op de markt gekocht zijn; uitvoeren van cement en klinker naar landen die een gevaar vormen voor de stabiliteit van de markten van de leden-landen; een "Steering Committee" wijst de markten aan voor de aankopen, de handel en de uitvoer en stelt de aankoop- en verkoopprijzen vast. De notulen van de vergadering van de "Head Delegates" te Baden-Baden van 9 september 1986 vermelden het volgende: "De vennootschap kan voor ontmoedigings- of voor overredingsmaatregelen onmiddellijk operationeel worden" (122).
  • (2) 
    Volgens het besluit van de delegatiehoofden dat op de vergadering te Stockholm genomen werd, werd het kapitaal van deze "Joint Trading Company" in aandelen van elk 12,5% verdeeld over de volgende "landen en/of ondernemingen": Italië, Duitsland, Norcem/Cementa, Frankrijk, Spanje, Blue Circle, België (CBR/Ciments d'Obourg), Holderbank (doc. 33126/18821-18822, 18857-18861).
  • (3) 
    Op 24 juni 1986 richtten drie Zwitserse advocaten fiduciair de vennootschap Interciment S.A. op met een kapitaal van SFR 50 000 (doc. 33126/18734-18739).
  • (4) 
    Artikel 2 van de statuten luidt: "De vennootschap heeft als doel internationaal handel te drijven in bouwmaterialen alsmede deel te nemen in buitenlandse ondernemingen die zich bezighouden met de handel in bouwmaterialen. In het algemeen kan de vennootschap alle activiteiten en taken verrichten, voor eigen rekening of voor rekening van derden, die direct of indirect met haar doelstelling verband houden" (123) (doc. 33126/18833-18841). Zoals is gezegd in paragraaf 25, onder m, hebben de delegatiehoofden te Brussel op 6 november 1986 een voorstel van dhr Van Hove goedgekeurd tot wijziging van artikel 2 van de statuten (doc. 33126/19007-19008), volgens welke wijziging de vennootschap als doel heeft handel te drijven in bouwmaterialen voor uitvoer buiten het grondgebied van de Europese Economische Gemeenschap. Geen enkele onderneming heeft statuten overgelegd waarin de op 6 november 1986 door de delegatiehoofden goedgekeurde wijziging opgenomen is.
  • (5) 
    Interciment werd geregistreerd te Freiburg met domicilie bij de advocaat die fiduciair nagenoeg het volledige aandelenkapitaal geplaatst heeft en die daarvan de enige beheerder is (doc. 33126/18823-18832). De notulen van de vergadering van de "Head Delegates" te Baden-Baden op 9 september 1986 maken gewag van de benoeming van een Uitvoerend Comité van Interciment, waarvan de volgende personen deel uitmaken: dhr D'Agostino - Italië, dhr Marichal - Frankrijk, dhr Félix - Spanje, dhr Horner - Blue Circle, dhr Akermann - Holderbank (cooerdinatie) (doc. 33126/18861).
  • (6) 
    Het voor de plaatsing van het kapitaal benodigde bedrag werd voorgeschoten door Holderbank, die in zijn brieven van 22 september 1986 (doc. 33126/19019-19025) de volgende ondernemingen om betaling van hun deel van de aandelen in Interciment verzocht: Italcementi voor de Italiaanse deelneming; Dyckerhoff voor de Duitse deelneming; Norcem voor de Scandinavische deelneming; Lafarge voor de Franse deelneming; Hornos Ibéricos voor de Spaanse deelneming; Blue Circle voor haar deelneming; CBR voor de Belgische deelneming.
  • (7) 
    Blue Circle betaalde een bedrag dat overeenkomt met haar bijdrage via haar Zwitserse dochteronderneming BCO AG, in september-oktober, zoals uit een rekeninguittreksel van 7 november 1986 (doc. 33126/10960-10962) blijkt, maar slaagde vervolgens erin te bewerkstelligen dat BCO AG het doel van de betaling betreffende de deelneming in Interciment wijzigde; zij verzocht de betaling voortaan aan te duiden als een "bijdrage voor marktonderzoeken" (doc. 33126/10958) (124).
  • (8) 
    Italcementi plaatste op 11 februari 1987 haar bijdrage in het kapitaal (doc. 33126/16220) en verkocht haar aandelen op 7 november 1988 aan Holderbank (doc. 33126/16218).
  • (9) 
    Wat de betalingen van de andere bijdragen betreft, heeft Holderbank verklaard (doc. 33126/18329): "Behalve Holderbank heeft slechts één ander lid (Italcementi, noot van de red.) van de "European Task Force" zijn aandelen geplaatst en gestort. (Een ander lid (Blue Circle, noot van de red.) heeft het bijbehorende bedrag betaald, maar is nooit daadwerkelijk aandeelhouder geworden. Het lid in kwestie gaf er de voorkeur aan voor onbepaalde tijd uitstel te vragen van de overdracht van de aandelen aan de houders en vervolgens heeft het, blijkbaar door gebrek aan interesse, nooit een dergelijke overdracht verlangd. Daarom en gezien de betrekkelijk lage bedragen die hiermee gemoeid waren, heeft er tot op heden geen restitutie plaatsgevonden). Met betrekking tot dit punt werd geen enkel document opgesteld; het bewijs daarvan kan geleverd worden met behulp van de inhoud van het document dat werd overhandigd als antwoord op vraag 7/e (brieven van 22 september 1986, waarin Holderbank betaling van de delen van het aandelenkapitaal eiste, zie hiervóór, noot van de red). Bovendien heeft Holderbank reeds sinds enige tijd alle aandelen opgekocht en is dus enige aandeelhouder van Interciment S.A., een vennootschap die tot op heden geen activiteiten heeft ontplooid." (125) In zijn antwoord op de mededeling van de punten vanbezwaar, punt 4.159, verklaarde Blue Circle dat via de verrichte betaling de bijdrage van 1/8 in de kosten die Holderbank had gemaakt met betrekking tot de oprichting van Interciment S.A., was terugbetaald. (126) Holderbank heeft nooit precies aangegeven vanwie zij de aandelen van Interciment heeft opgekocht en heeft ook geen document overgelegd om aan te tonen enige aandeelhouder van Interciment te zijn geworden.
  • (10) 
    Ondanks het besluit dat op de vergadering van de "Head Delegates" te Brussel van 6 november 1986 genomen werd, volgens welke geen enkele onderneming in de Gemeenschap haar bijdrage in het kapitaal van Interciment zou plaatsen (doc. 33126/19007-19008), zond Holderbank via zijn brief van 10 februari 1987 aan alle leden de balans van Interciment per 31 december 1986 toe en plaatste deze op de agenda van de ETF van 11 februari 1987 (doc. 33126/18936-18938 en 18946-18949). Volgens Blue Circle (punt 4.162 van het antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar) hadden de leden het recht de balans van Interciment te onderzoeken, aangezien zij tot de oprichting van de vennootschap opdracht hadden gegeven; bovendien had Holderbank er recht op terugbetaald te worden, onafhankelijk van het inschrijven op de aandelen. (127)
  • (11) 
    Er dient nog opgemerkt te worden dat voor en na het hiervoor genoemde besluit van de delegatiehoofden te Brussel op 6 november1986 het probleem van de verenigbaarheid van de deelneming in het kapitaal van Interciment met artikel 85 van het Verdrag werd aangekaart. Vóór het besluit vermeldt een met de hand geschreven nota van Lafarge van 3 oktober 1986 (doc. 33126/6647), nadat daarin het punt van de verenigbaarheid van Interciment met artikel 85 aan de orde is gekomen: "Het is zeker laat om de vorm van het aandeelhouderschap en dus de bijdragen in het kapitaal ter discussie te stellen, maar het is nog niet te laat. Wat doen we?." (128)
  • (12) 
    Na het besluit van de delegatiehoofden werden oplossingen gezocht om de leden van de ETF in staat te stellen hun financiële verplichtingen jegens Holderbank na te komen, dat voor hun rekening had gehandeld en het kapitaal had voorgeschoten.

In een ongedateerde en met de hand geschreven nota die bij Italcementi gevonden werd als onderdeel van de documenten betreffende de vergadering van de ETF te Milaan van 9 januari 1987 (doc. 33126/2915), kwamen eerst de problemen met betrekking tot artikel 85 aan de orde en werd vervolgens in punt 4 aanbevolen de plannen betreffende de aandeelhouders te wijzigen, hun aantal te verminderen en een andere manier te zoeken om de bijdragen van de andere producenten te vergaren, indien men Interciment wil gebruiken. (129) Het probleem van de deelneming van de andere leden van de ETF in het aandelenkapitaal van Interciment werd als punt 5.2 op de agenda van de vergadering van de ETF te Genève van 11 februari 1987 geplaatst (doc. 33126/18937-18938). (130)

  • (13) 
    Na het te Stockholm genomen besluit om de Joint Trading Company op te richten, kwam onmiddellijk het probleem van een eventuele aanmelding bij de Commissie aan de orde. In een nota van de bedrijfsjurist van Blue Circle van 10 juli 1986 (doc. 33126/18842-18843) wordt beweerd dat de oprichting van de "Joint Trading Company" een inbreuk op artikel 85 vormt en wordt aanmelding bij de Commissie aanbevolen met het oog op de toepassing van artikel 85, lid 3: deze aanbeveling werd opgevolgd door de ETF op de vergadering van 19 augustus 1986 (doc. 33126/18821-18822). Italcementi blijkt de ETF tevens het advies van een hoogleraar te hebben meegedeeld. Het door Lafarge ingewonnen advies dat bekrachtigd werd in de nota van 3 oktober 1986 (doc. 33126/6647) is reeds genoemd, evenals het ongedateerde advies van Franse herkomst (doc. 33126/2915), waarin alleen om maximaal 12 maanden te winnen, aanbevolen wordt aanmelding bij de Commissie te doen, zodra met de activiteiten wordt begonnen.

Er is geen enkele aanmelding gedaan.

  • (14) 
    Naar aanleiding van deze verschillende juridische adviezen werd op de vergadering van de "Head Delegates" van 9 september 1986 (doc. 33126/18857-18861) besloten de vennootschap "slapende" te laten. Dit besluit werd bekrachtigd op de vergadering van de "Head Delegates" van 6 november 1986 (doc. 33126/19007-19008). Ook werd daarvan gewag gemaakt tijdens de vergaderingen van de ETF van 21.10.1986 (doc. 33126/18895-18896) en van 9 januari 1987 (doc. 33126/18921-18922).
  • (15) 
    Op de vergadering van de "Head Delegates" van 9 september 1986 werd ook besloten dat het belangrijk was ervoor te zorgen dat Interciment klaar was om operationeel te worden (131). In zijn antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, punt 4.147, geeft Blue Circle toe dat Interciment altijd klaar was om te functioneren, maar dat zij elk willekeurig doel kon dienen (132).
  • (16) 
    In zijn brief van 3 mei 1993 legde de advocaat van Holderbank aan de Commissie de notulen over van de algemene vergadering van Interciment S.A. van 26 maart 1993, waarop tot ontbinding van de vennootschap werd besloten.
  • 27. 
    "Maatregelen ter verdediging van de nationale markten": Italië
  • (1) 
    Tot de ontmoedigingsmaatregelen ("Stick actions") die werden voorgesteld door de werkgroep in de vergadering te Zuerich en Céligny van 3 tot en met 5 juni 1986 (doc. 33126/18772-18779), behoorde de verdediging van markten die door de invoer getroffen waren, met gebruik van diverse middelen. Hierna worden de verdedigingsmaatregelen betreffende de Italiaanse markt onderzocht, aangezien de Commissie wat de andere markten betreft, niet over bewijzen beschikt.
  • (2) 
    Op 30 april 1986 hadden de Griekse producent Titan en Calcestruzzi S.p.A., de grootste Italiaanse producent van stortklaar beton, een contract voor vijf jaar getekend, waarbij Titan had toegezegd ten hoogste 440 000 ton cement per jaar te verkopen en Calcestruzzi had toegezegd deze te kopen; de ieder jaar daadwerkelijk leverbare hoeveelheden konden via latere overeenkomsten vastgesteld worden (doc. 33126/16361-16368 en 19210-19217).
  • (3) 
    Het probleem van de invoer van Grieks cement in Italië door Calcestruzzi werd op ETF-niveau aan de orde gesteld en besproken op haar vergaderingen van 17 juni 1986, 2 juli 1986, 19 augustus 1986, 9 september 1986, 21 oktober 1986, 9 januari 1987, 11 februari 1987, 15 maart 1987 en op de vergaderingen van de "Head Delegates" van 9 september 1986 en 6 november 1986 (zie paragraaf 25).

Een interne nota van Blue Circle van 4 september 1986 (doc. 33126/11026-11027) vermeldt dat Blue Circle het probleem van de uitvoer naar Italië met Titan heeft aangekaart: "Wat Italië betreft blijft Titan onbuigzaam eraan vasthouden dat zij het contract met Ferruzzi (Calcestruzzi, dochteronderneming van Ferruzzi, noot van de red.) niet vóór december 1987, op zijn vroegst zullen opzeggen wanneer blijkt dat zij een ontsnappingsclausule hebben." (133)

  • (4) 
    Op hetzelfde tijdstip dat het probleem onder de aandacht van de ETF werd gebracht, werd er druk uitgeoefend op Calcestruzzi om het contract met Titan niet na te komen. Zoals blijkt uit een brief van Titan aan haar Londense advocaten van 2 september 1988, die geschreven werd toen de niet-uitvoering van het contract tussen Titan en Calcestruzzi ter arbitrage werd voorgelegd, toont Calcestruzzi weinig bereidheid het contract uit te voeren vanwege de besprekingen met bepaalde Italiaanse cementproducenten: "Op 6 februari 1987 lijkt Calcestruzzi voor het eerst terughouden te zijn om het leveringsprogramma te bevestigen, door erop te wijzen dat "de situatie betreffende de plaatselijke cementindustrie in ontwikkeling is" (¡). Op 17 februari 1987 hebben wij ze vanwege het stilzwijgen van de koper een telex-bericht gezonden, waarin de situatie en de gevolgen van een eventuele contractbreuk hunnerzijds beschreven worden" (doc. 33126/19195-19196). (134)
  • (5) 
    De Italiaanse vertegenwoordiger deed op de vergaderingen van de ETF verslag van de besprekingen met Calcestruzzi en/of diens moedermaatschappij Ferruzzi. Het met de hand geschreven verslag van de vergadering van de ETF van 11 februari 1987 vermeldt de volgende aantekeningen van de Italiaanse vertegenwoordiger (doc. 33126/4911-4913):

"2.2 Italië

Het akkoord tussen de cementproducenten en Ferruzzi is getekend. Hierdoor kan de dreiging van invoer door laatstgenoemde concern van 1,5 MT in een tiental havens, hetgeen rampzalig zou zijn geweest voor de prijzen, afgewend worden. Duur: 5 jaar. Naast de kruiselingse deelnemingen die Calcestruzzi, de dochteronderneming BPE van Ferruzzi, en ook de moedermaatschappij, Ciments de Ravenna, zullen blokkeren, is er een reeks maatregelen getroffen om de alliantie te versterken.

Ferruzzi zal voor haar medewerking gedurende vijf jaar het aardige bedrag van 15 miljoen USD per jaar ontvangen. Dit bedrag zal gedeeltelijk in effecten (Montedison) en gedeeltelijk in contanten betaald worden: Ferruzzi moet een deel van het geld gebruiken om vennootschappen van BPE of deelnemingen in BPE-vennootschappen te kopen om de rijen te sluiten.

Er moeten nog twee problemen worden opgelost:

  • 1. 
    2 schepen van Ferruzzi moeten een bestemming krijgen. Het gaat hier om siloschepen van 6 000 DWT.
  • 2. 
    De contracten van 75 000 ton/jaar met Titan en X ton/jaar met Spalato in Joegoslavisch cement moeten worden nagekomen of de voorziene boetebedragen moeten worden betaald.

Om deze problemen op te lossen verzoekt Italcementi om hulp van de Europese collega's.

De Italiaanse cementproducenten gaan de EEG toestemming vragen de Italiaanse wet toe te passen, die voorziet in een "aanmelding vooraf" voor iedere cementinvoer.

Zij vragen hun Europese collega's hun vertegenwoordiger bij de EG te waarschuwen, zodat deze tegen het verzoek geen bezwaar maken." (135)

In het verslag van de vergadering van de Subgroep "Verdedigingsmaatregelen" van 15 maart 1987 vertegenwoordiger verstrekt werd (doc. 33126/4858-4861):

"Italië:

  • De vertegenwoordiger herhaalde wat reeds gezegd was op de vergaderingen van de Task Force (vgl. nota J.M. van 12.02.1987), waarbij hij echter erop wees dat de overeenkomst met Ferruzzi nog niet zijn beslag had gekregen." (136)
  • (6) 
    De overeenkomst met Calcestruzzi werd in april van het volgende jaar gesloten. Op 3 en 15 april 1987 sloten de Italiaanse cementproducenten Italcementi, Unicem, Cementir en Calcestruzzi namelijk overeenkomsten betreffende de levering van cement en hun onderlinge samenwerking (doc. 33126/12145-12342). Via deze overeenkomsten hebben Italcementi, Unicem en Cementir zich hoofdelijk verbonden aan alle vraag naar cement van het Calcestruzzi-concern te voldoen en de daarin genoemde prijsverlagingen toe te passen; van zijn kant heeft Calcestruzzi zich verbonden de helft van de prijsverlagingen voor een gemeenschappelijke dochteronderneming van de vier contractpartijen te bestemmen, die dande bedragen moet investeren in ondernemingen op het gebied van stortklaar beton of van aanverwante activiteiten, en ten minste 80% van haar cementbehoeften van Italcementi, Unicem en Cementir of van door deze aangewezen ondernemingen moet betrekken; de drie cementproducenten hebben zich het recht van opzegging voorbehouden, indien Calcestruzzi minder cement van hen koopt dan 95% van de vraag van de koper.
  • (7) 
    Na de ondertekening van de overeenkomsten met Italcementi, Unicem en Cementir heeft Calcestruzzi gereageerd op verzoeken het contract uit te voeren en op de dreigingen van Titan om een eis tot schadevergoeding in te stellen (telex-bericht van 14 april 1987 - doc. 33126/19207), eerst door te wijzen op de moeilijkheden betreffende de planning van leveringen (telex-bericht van 6 mei 1987 - doc. 33126/19206); vervolgens verzond zij op 13 mei 1987 het volgende telex-bericht aan Titan (doc. 33126/19205): "Zoals U reeds is meegedeeld, kunnen wij geen cement naar Italië invoeren ter uitvoering van het reeds getekende contract vanwege een door ons met Italiaanse cementproducenten gesloten overeenkomst. Aangezien zij er derhalve belang bij hebben een regeling met Uw onderneming te treffen en daar direct bij betrokken zijn, hebben zij uitdrukkelijk verzocht bij de onderhandelingen aanwezig te mogen zijn om een wederzijds bevredigende oplossing te vinden. Zij hebben derhalve voorgesteld de vergadering ter gelegenheid van de volgende Algemene Vergadering van Cembureau op 26 mei a.s. te organiseren. U zult hun bevestiging per telex ontvangen. Gezien de goede relaties die wij altijd gehad hebben, hoop ik dat tijdens deze vergadering de voor een compromis benodigde elementen betekenen zullen worden." (137)
  • (8) 
    Dezelfde dag, 13 mei 1987, verzond Italcementi het volgende tele-bericht aan Titan (doc. 33126/19204): "Onder verwijzing naar het contract tussen Titan en Calcestruzzi betreffende cementleveringen naar Italië en de op verzoek van Calcestruzzi zelf beoogde vergadering die gepland is op 24 mei 1987 te Luxemburg, deel ik U mee dat wij, cementproducenten, zeker aan genoemde vergadering zullen deelnemen, aangezien wij op het hoogste niveau betrokken zijn. De heren Pesenti, Testore en Carella (aan het hoofd van, respectievelijk, Italcementi, Unicem en Cementir) zullen derhalve gaarne beschikbaar zijn voor de vergadering na de Algemene Vergadering van Cembureau om een oplossing te vinden voor het probleem dat voorwerp van onze besprekingen is, in dezelfde geest die sinds verscheidene jaren de cementindustrieën van verschillende Europese landen bindt." (138)
  • (9) 
    Met haar telex-bericht van 20 mei 1987 (doc. 33126/19203) deelde Titan Calcestruzzi mee, nadat was akte genomen van de betrokkenheid van de Italiaanse producenten, dat de bilaterale problemen ten gevolge van de niet-uitvoering van het contract tussen beide partijen opgelost moesten worden en stelde voor een volgende vergadering in Athene of in Rome te houden. Calcestruzzi antwoordde per telex van 25 mei 1987 (doc. 33126/19202) dat er over de door Titan beoogde vergadering afspraken konden worden gemaakt na de vergadering te Luxemburg van 26 mei.
  • (10) 
    De ontmoeting te Luxemburg tussen de drie Italiaanse producenten en Titan heeft plaatsgevonden, aangezien Calcestruzzi het volgende telex-bericht aan Titan verzond op 28 mei 1987 (doc. 33126/19201): "Wij hebben kennis van de ontmoeting die U te Luxemburg met de Italiaanse cementproducenten hebt gehad. Ter gelegenheid daarvan zijn enkele voorstellen gedaan die beoordeeld zullen worden en waarop in de volgende vergadering moet worden ingegaan. Aangezien U in kennis bent gesteld van het feit dat de Italiaanse cementproducenten bij de opschorting van de leveringen als bepaald in het destijds gesloten contract, betrokken zijn moeten zij vanaf nu aanwezig zijn bij iedere gelegenheid die verband houdt met dit streven naar een wederzijds bevredigend oplossing. Ik verzoek U ons te laten weten wanneer de heer Kanellopoulos beschikbaar zal zijn om de heer Giampiero Pesenti te ontmoeten; deze vergadering kan in Athene of eventueel in Rome gehouden worden." (139) In een telex-bericht van 2 juni 1987 herhaalt Calcestruzzi aan Titan het verzoek een ontmoeting te organiseren tussen de Italiaanse producenten om het probleem van de niet-uitvoering van het contract betreffende de aankoop van Grieks cement op te lossen (doc. 33126/19208): "Zoals U weet, is tot de opschorting van de cementleveringen besloten op grond van een akkoord met de grootste Italiaanse cementproducenten (Italcementi - Unicem - Cementir). Aangezien de Italiaanse cementproducenten op basis van dit akkoord de kosten zullen dragen, en derhalve ook de kosten die eventueel uit de opschorting van ons contract voortvloeien, is hun aanwezigheid bij alle onderhandelingen noodzakelijk, omdat elk besluit hun volledige instemming betreft. Dit is de enige reden waarom de heren Ing. Giampiero Pesenti, Dr. D'Agostino, Dr. Ing. Testore, Dr. Ing. Oliviero en Dr. Carella contact met u hebben opgenomen tijdens de onlangs te Luxemburg gehouden vergadering van cementproducenten.

Wij verhelen niet dat Uw verzoeken, uitgesproken na bovengenoemde vergadering, ons verbazen, aangezien de informatie die wij rechtstreeks ontvangen hebben van de personen met wie U een ontmoeting hebt gehad, geruststellend is met het oog op een wederzijds bevredigend akkoord dat zich tot bredere terreinen zou moeten uitstrekken. Gezien het voorgaande delen wij U mee dat wij volledig bereid zijn een goede regeling te treffen met betrekking tot het geschil dat ontstaan is. Een gekwalificeerde delegatie van Italiaanse cementproducenten moet bij de onderhandelingen aanwezig zijn.

Om de afsluiting van de onderhandelingen gemakkelijker te maken, zou het in onze ogen nuttig zijn dat Dr. Kanellopoulos en Dr. Ing. Giampiero Pesenti op de vergadering aanwezig zijn, aangezien zij de twee topmensen zijn en derhalve besluiten kunnen nemen, ook met betrekking tot een toekomstig strategisch plan." (140)

  • (11) 
    De door Calcestruzzi aan Titan voorgestelde ontmoetingen hebben plaatsgevonden, maar hebben niet tot resultaten geleid wat betreft de door Titan geëiste schadeloosstelling vanwege de niet-uitvoering van het contract met Calcestruzzi betreft. Dit blijkt uit de brief van Italcementi aan de Commissie van 21 maart 1990 (doc. 33126/15981): "Op 16 juli 1987 hebben Ing. Pesenti en Dr. D'Agostino van Italcementi, Ing. Testore en Dr. Olivero van Unicem een ontmoeting gehad met de heer Kanellopoulos van Titan in Athene, op uitnodiging van laatstgenoemde. Naar aanleiding van volgende verzoeken van Griekse zijde hadden Dr. Clemente van Italcementi en Ing. Albert van Unicem in december 1987 en de eerste maanden van 1988 een ontmoeting met de heren Kalogeropoulos en Sevdalis van Heracles en de heren Prezanis en Trifonas van Titan. Het doel van de ontmoetingen was steeds hetzelfde: bespreking van de voorstellen van de Griekse producenten, wier onloyale dreigingen voor de Italiaanse markt een bron van zorg vormden. Uiteindelijk werd tijdens deze vergaderingen geen enkel concreet resultaat geboekt." (141)

Het geschil betreffende de niet-uitvoering van het contract tussen Calcestruzzi en Titan werd aan arbitrage onderworpen.

  • 28. 
    Overredingsmaatregelen ("carrot actions"): aankoop van hoeveelheden die de markt kunnen destabiliseren
  • (1) 
    In het door de werkgroep op de vergaderingen te Zuerich en Céligny op 3 tot en met 5 juni 1986 opgestelde document (doc. 33126/18772-18779) wordt als overredingsmaatregel voorgesteld cement en klinker van de Griekse producenten te kopen. Zo vermeldt het document op blz. 4:

"Absorptie van "destabiliserende hoeveelheden"

Op een aantal markten hebben Europese producenten mogelijkheden om te regelen dat hoeveelheden van de industrie die de markt "destabiliseert", afgezet worden.

Bijvoorbeeld:

VS - 1ste prioriteit

  • (1) 
    Blue Circle zou 500 000 ton cement kunnen aanbieden;
  • (2) 
    Holderbank/Dundee zou 50/60 000 ton klinker kunnen aanbieden;
  • (3) 
    Lafarge/General zou ? kunnen aanbieden;
  • (4) 
    Cementa/Norcem zou ? kunnen aanbieden;
  • (5) 
    Andere vennootschappen/importeurs zouden ? kunnen aanbieden (dat wil zeggen aanbieden te kopen voor afzet in de Verenigde Staten, noot van de red.)

West-Afrika

Frankrijk zou misschien kunnen regelen dat . . . ton wordt afgezet in de volgende gebieden: (a) (b) (c) (d)." (142)

  • (2) 
    Een met de hand geschreven notitie van Blue Circle "Te behandelen punten" (doc. 33126/10988-10990) vermeldt in punt 5: "Wij zijn bereid een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te zoeken op voorwaarde dat:
  • a) 
    er in West-Europa geen verdere leveringen van Grieks cement meer gebleven, noch rechtstreeks aan de afnemers, noch via handelaren/reders enz.
  • b) 
    een collectief akkoord wordt bereikt met de Griekse cementindustrie en niet met de leden afzonderlijk." (143)
  • (3) 
    Het probleem van de aankoop van Grieks cement werd besproken op de vergaderingen van de ETF van 17 juni 1986 (zie paragraaf 25, onder d)), van 2 juli 1986 (zie paragraaf 25, onder e)) en van 19 augustus 1986 (zie paragraaf 25, onder g)). In het verslag van deze laatste vergadering dat door de vertegenwoordiger van Scancem werd opgesteld, luidt punt 4.1.:

"Er is geen enkele overeenkomst met de Griekse ondernemingen gesloten. Zij hebben de afgelopen maand zelfs geen contact met elkaar gehad¡ De redenen van deze mislukking zijn in de eerste plaats de prijs (verschil van USD 1-2 per ton) en de vraag wie zich bezig gaat houden met Bouri V.K.

BCI is echter reeds begonnen leveringen van Griekenland naar de Verenigde Staten (het eerste schip heeft in Boston 20 000 ton gelost en het tweede krijgt binnenkort een lading van 25 000 ton met als bestemming Baltimore). Prijs: 1ste levering USD 29 - f.o.b. en de 2de USD 27. De leveringen worden in september-oktober voortgezet.

Lafarge heeft van Titan een lading voor Montreal gekocht en een tweede lading zal in september worden afgenomen.

Holderbank heeft eveneens ermee ingestemd 90 000 ton van Titan te kopen (nog niet getekend). Een levering van 7 000 ton is gebeurd. Verder hebben zij 100 000 ton van Heracles gekocht, waarvan 40 000 geleverd is. Bloom is bij de laatste transactie betrokken, aangezien deze de schepen in Mississipi gelost heeft en de lading aan de markt van Dundee levert.

Holderbank heeft ook 50 000 ton klinker van Titan gekocht voor een prijs van USD 19,80 f.o.b. 25 000 ton reeds geleverd, alles voor markten in de Verenigde Staten.

Samengevat: hoewel wij geen afname-overeenkomst met de Grieken hebben bereikt, hebben sommige leden ons naar mijn mening, in een vrij zwakke onderhandelingspositie gebracht.

Na een lange discussie werd overeengekomen dat een subgroep zal onderzoeken welke ondernemingen nu en in de nabije toekomst ASTM type II cement kunnen leveren.

Verder zal BCI de besprekingen met Titan hervatten en trachten met hen een oplossing te vinden om druk op Heracles uit te oefenen." (144)

  • (4) 
    De aankopen van de Griekse producenten worden bevestigd door de ongedateerde interne nota van Blue Circle, "Griekse invoer", die vrijwel zeker van september 1986 dateert (doc. 33126/11083-11084): "In de afgelopen weken zijn Blue Circle, Holderbank en Lafarge begonnen Grieks cement en klinker af te nemen, in de eerste plaats van Titan, voor transacties in de Verenigde Staten en Canada als gebaar van goede wil om de deur naar de Grieken open te houden." (145); door de brief van 22 september 1986 van Blue Circle aan Holderbank, waarin Blue Circle meedeelt te hebben besloten voor de Verenigde Staten hoeveelheden van de Grieken te blijven kopen (doc. 33126/11094-11095).
  • (5) 
    In de notulen van de vergadering van de "Head Delegates" van 9 september 1986 (doc. 33126/18857-18862) valt in punt 1.2 te leren dat Heracles, Titan en Halkis hadden verklaard positief te staan tegenover een gezamenlijke afname-overeenkomst; het was echter niet mogelijk tot een dergelijke overeenkomst te komen vanwege de meningsverschillen over de prijzen en de duur en de verplichtingen van Heracles en Titan jegens Bouri en Ferruzzi. Vervolgens vermelden de notulen dat Titan zich tijdens de gesprekken met Blue Circle en Holderbank bereid had verklaard samen te werken, dat het met het oog op de steun verleend door de Britse regering en andere instellingen, voorlopig beter was geen overeenkomsten te sluiten en dat het raadzaam was de onderhandelingen met de Griekse producenten op te schorten in afwachting van de verzwakking van hun marktpositie evenals van die van Bouri. Vervolgens luikt de aantekening: "Tegelijkertijd moet echter nader onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid een afname-overeenkomst te accepteren voor grotere hoeveelheden, 2/3 miljoen ton, of voor minder grote hoeveelheden tegen een speciale prijs. Uiteindelijk werd overeengekomen dat de onderhandelingen voortgezet moesten worden." (146)
  • (6) 
    Op de agenda van de vergadering van de ETF van 11 februari 1987 (doc. 33126/18937-18938) staat in punt 1.5: "Griekse uitvoer - hoeveelheden en contracten met de leden van de Task Force 1987" (147): zoals in paragraaf 25 reeds is opgemerkt, wordt in het bij Lafarge aangetroffen verslag van de vergadering slechts melding gemaakt van gesprekken over bepaalde agendapunten.
  • (7) 
    Uit de hiervóór in de punten (2) tot en met (6) genoemde documenten blijkt dat de leden van de ETF er wellicht niet in geslaagd zijn tot een gezamenlijk akkoord met de Griekse producenten te komen, omdat deze op dit punt zeer terughoudend waren; het blijkt echter ook dat Europese producenten contracten betreffende de aankoop van cement en klinker met de Griekse producenten hebben gesloten om de Griekse uitvoer naar Europa althans af te remmen. Tenslotte blijkt dat, hoewel de leden van de ETF geen gezamenlijk akkoord met de Griekse producenten hebben kunnen bereiken, zij elkaar op de hoogte hebben gesteld van de hoeveelheden die elk had gekocht en van de contracten die met de Griekse producenten gesloten zijn.
  • a) 
    Akkoorden tussen Britse en Griekse producenten
  • (8) 
    In de interne nota van Blue Circle, met de titel "Door MJH/Presanis overeengekomen concept - 16.6. 1986" (doc. 33126/10991) wordt gezegd:

"1. Blue Circle verkoopt 300 000 ton DDR-cement aan Bouri voor Egypte voor USD 10 f.o.b..

  • 2. 
    Titan/Heracles verkopen 500 000 ton cement aan BC Atlantic voor USD 25 f.o.b. Type II en voor USD 27 f.o.b. type II AASHTO.
  • 3. 
    Wij gebruiken voor het transport het schip van 25 000 ton van Titan "Ionian Carrier" voor USD 7,50.
  • 4. 
    Blue Circle koopt 100 000 ton BS 12 klinker van Titan/Heracles voor Magheramorne voor USD 21,50 f.o.b. - transportkosten geschat op 12 USD in geval van een schip van 4 000 ton.
  • 5. 
    Blue Circle huurt de terminal van Bouri - voor ongeveer 2 miljoen dollar; we kunnen deze buiten bedrijf laten aan de kade te Tilbury of we kunnen hem gebruiken als BCC-terminal en de Wouldham-vestiging sluiten.

Opmerkingen

  • a) 
    De overeenkomst geldt voor 1 jaar, waarin wij een oplossing voor langere termijn zullen zoeken met de Griekse industrie en BCC zal afslanken.
  • b) 
    De prijzen zijn indicatief - onder voorbehoud van onderhandeling. Indien dit lukt, mag BCI geen extra kosten hebben boven de DDR-verplichting, en Rugby en RTZ zullen hun deel van het netto verlies, dat wil zeggen USD 5 per ton, nog beta- len.
  • c) 
    Magheramorne zit niet in de CPA (Common Price Agreement, noot van de red., zie paragraaf 16, punt (21)), de Griekse klinker zit binnen de EEG, de DDR valt nog steeds onder een anti-dumpingmaatregel.
  • d) 
    We hebben 50/50 kans om tot een goed akkoord te komen met de Europeanen. Dit zou de handelingsvrijheid van BCI in de toekomst kunnen belemmeren misschien moet er later een prijs betaald worden voor de samenwerking van nu.
  • e) 
    Het op deze manier gevormde akkoord mag geen inbreuk vormen op de EEG-, FTC- of antitrust-regels.
  • f) 
    Het uitschakelen van Bouri zal meer kosten zodra diens verkoop begint." (148).
  • (9) 
    De interne nota van Blue Circle met de titel "Discussiestuk invoer tegen lage prijzen - vergadering van 7.7.1986" (doc. 33126/10992-10994) noemt de opties die de Britse cementindustrie heeft - een beleid waarbij niet wordt samengewerkt met de Griekse producenten of een samenwerkingsbeleid - en vermeldt dan over de laatste optie dat de besprekingen met Titan en Heracles geleid hebben tot de bestudering van twee mogelijke oplossingen:

1ste oplossing: een Europese intermediair koopt gedurende één jaar 1 miljoen ton voor bestemmingen buiten Europa. De Grieken accepteren deze beperking tot één jaar echter niet.

2de oplossing: akkoord van drie jaar, waarin Titan en Heracles de volgende hoeveelheden verkopen aan Blue Circle:

1ste jaar (1986/87): 700 000 ton (waarvan 100 000 ton bestemd is voor Noord-Ierland, 500 000 ton voor de Verenigde Staten, 100 000 ton voor andere bestemmingen); 2de jaar (1987/88): 900 000 ton (waarvan 100 000 ton bestemd is voor Noord-Ierland, 200 000 ton voor andere regio's van het Verenigd Konink ijk, 500.000 ton voor de Verenigde Staten, 100 000 ton voor andere, niet nader bepaalde bestemmingen); 3de jaar (1988/89): 900 000 ton met dezelfde verdeling en bestemmingen als in het tweede jaar.

De nota vervolgt: "Over deze regeling bestaat reeds een principe-akkoord met de Griekse producenten, maar deze oplossing is evenals oplossing A afhankelijk van het akkoord dat met Bouri moet worden bereikt." (149)

Dezelfde hoeveelheden en bestemmingen als die welke staan aangegeven in de 2de oplossing, worden vermeld in een met de hand geschreven nota van Heracles, ongedateerd, op papier met als briefhoofd "Sheraton Park Tower-London" (doc. 33126/19864-19865) en in een memorandum van overeenstemming ("Memorandum of Understanding"), ongedateerd, waarin de begindatum van het akkoord vermeld wordt (1 augustus 1986) en aangegeven wordt dat de produkten die voor het Verenigd Koninkrijk en andere, niet nader bepaalde landen, bestemd zijn, uit cement of klinker kunnen bestaan, terwijl aan de Verenigde Staten in principe cement geleverd zal worden (doc. 33126/11096).

  • (10) 
    Het verslag van de vergadering van 17 september 1986 van Blue Circle en Titan (doc. 33126/11080-11082) maakt melding van het besluit dat door Blue Circle is genomen en aan Titan meegedeeld, waarin staat dat het inkoopprogramma van produkten van Titan en Heracles voor de Verenigde Staten wat Blue Circle betreft, niets te maken had met de situatie in het Verenigd Koninkrijk. De schrijver van de nota merkt op dat Blue Circle Atlantic grote hoeveelheden van Titan zou kopen om Titan aan te moedigen zich eenzijdig uit het Verenigd Koninkrijk terug te trekken, en daardoor de positie van Bouri te verzwakken.
  • (11) 
    De interne nota van Blue Circle, ongedateerd, maar van de maand september (doc. 33126/11083-11084) meldt: Titan heeft tijdens een vergadering die de vorige week in Athene gehouden is, voorgesteld de gecombineerde verkopen van Titan en Heracles in het Verenigd Koninkrijk te beperken tot 300 000 ton in het eerste jaar en 500 000 ton in het tweede en derde jaar; Titan lijkt vertrouwen erin te hebben Heracles te kunnen overtuigen. Deze hoeveelheden zouden aan de Britse producenten verkocht worden voor latere doorverkoop via hun distributienetten. De schrijver van de nota beveelt aan om tijdens de vergadering van 8 en 9 september 1986 met de Griekse producenten verder in te gaan op de oplossing die op de beperking van de verkoop in het Verenigd Koninkrijk gebaseerd is.
  • (12) 
    - Bij deze discussies waren alleen Blue Circle van Britse kant en Titan en Heracles van Griekse kant rechtstreeks betrokken. Uit een aantal aanwijzingen in de documenten die de Commissie heeft verkregen, blijkt echter dat Blue Circle niet alleen voor eigen rekening handelde, maar ook voor de twee andere Britse producenten, Rugby en RTZ (thans Castle Cement). Het blijkt dat Blue Circle een aantal malen verdedigingsmaatregelen heeft getroffen tegen import, en daarbij gedaan heeft gekregen dat de twee andere ondernemingen een deel van de kosten daarvan droegen. Om die reden:
  • a) 
    wordt in de notitie van de vergadering van 16.6.1986 tussen de heren Horner en Presanis (doc. 33.126/10991) expliciet verwezen naar Rugby en RTZ: Blue Circle rekende op hun financiële steun om de kosten van de maatregelen die met Titan overeengekomen waren te drukken, die zij anders alleen zou moeten dragen;
  • b) 
    wordt in de interne nota van Blue Circle met betrekking tot een vergadering met Titan op 17 september 1986 (doc. 33.126/11080) gesproken over een door Blue Circle in haar gesprek met Titan aan "de Britse industrie" als geheel toegeschreven standpunt;
  • c) 
    blijkt uit de interne nota's van Blue Circle van 7 september 1987, 22 oktober 1987, 18 december 1987 en 8 januari 1988 (doc. 33.126/11195-11198) dat deze onderneming erin geslaagd was de twee andere ondernemingen te laten bijdragen in, wat in deze nota's genoemd wordt, "Kosten van de bestrijding van import" ("Import Battle Costs"). Met name uit de nota van 18 december 1987 (doc. 33.126/11197) blijkt dat er een algemene verplichting bestond om de kosten voor een aantal jaren te delen, zodat het niet nodig was voor elke specifieke transactie een apart akkoord vooraf te treffen.
  • De drie Britse ondernemingen betwisten deze zienswijze.

Volgens Castle en Rugby:

  • Slaat de nota met betrekking tot de vergadering van 17 september 1986 (doc. 33.126/11080) niet op hen: de verwijzing naar de "Britse industrie" betrof alleen de rechtmatige "lobby"-activiteiten bij de overheid; Rugby meent bovendien dat het onwaarschijnlijk is dat een zo gedetailleerde nota geen melding maakt van het feit dat de maatregel ook voor de andere twee ondernemingen van belang was, indien zij hierbij werkelijk betrokken waren (antwoorden op de mededeling van de punten van bezwaar": Rugby, punt 4.3.19 en Castle, punt 5.2.18);
  • hebben de nota's van 7 september 1987, 22 oktober 1987, 18 december 1987 en 8 januari 1988 (doc. 33.126/11195-11198) geen betrekking op de Griekse import, omdat hiermee eerst rond medio-1986 begonnen is, terwijl de nota van 18 december 1987 (doc. 33.126/11197-11198) betrekking heeft op de periode 1983-1986; in deze nota's wordt op geen enkele manier verwezen naar Griekenland; hooguit bevatten zij een algemene verwijzing naar "West-Europa." Castle voegt daaraan toe dat de nota van 18 december 1987 aantoont dat RTZ juist niet bereid was een willekeurige bijdrage te betalen; integendeel, zij had dit geweigerd en had het eerder gedane aanbod ten bedrage van UKL 595 000 ingetrokken, respectievelijk de punten 4.30.40 en 5.2.30 t/m 32).

Volgens Blue Circle:

  • was er geen voorafgaand akkoord tussen haar en de twee andere ondernemingen inzake de contacten met Titan of de schuldeisers van Bouri;
  • had zij echter "als grootste Britse producent in het verleden wat "paternalistische" standpunten ingenomen, waarbij zij het initiatief heeft genomen activiteiten te bestrijden (zij noemt het voorbeeld van de invoer met dumping uit Oost-Europa) die zij als een bedreiging beschouwde, niet alleen voor haarzelf maar ook voor de Britse cementindustrie als geheel. Zij had soms getracht bij andere producenten een deel van de hiervoor gemaakte kosten te verhalen - met beperkt succes, zoals wordt bevestigd door de documenten waarnaar de Commissie verwijst" (150).
  • De Commissie kan deze uitleg niet aanvaarden. De nota met betrekking tot de vergadering van 17 september1986 (doc. 33.126/11080) beperkt zich juist niet tot een verwijzing naar het standpunt van de "Britse industrie" bij de stappen die zij bij de overheid genomen heeft; de schrijver van de nota geeft aan dat dit gemeenschappelijke standpunt van de industrie ook betrekking heeft op een eventueel akkoord met haar nieuwe concurrent op de Britse markt, Bouri. Wat de nota's van 7 september 1987, 22 oktober 1987, 18 december 1987 en 8 januari 1988 betreft (doc. 33.126/11195-11198), kan worden opgemerkt dat:
  • a) 
    ook al kreeg de Griekse import eerst enige betekenis in 1986, dat jaar deel uitmaakt van de periode die genoemd wordt in de nota van 18 december 1987 (doc. 33.126/11197);
  • b) 
    het feit dat de nota van 22 oktober 1987 (doc. 33.126/11196) slechts verwijst naar "West-Europa" (en niet naar "Oost-Duitsland", de enige andere rubriek) van geen betekenis is, in zoverre juist Griekenland, volgens de ondernemingen zelf, één van de belangrijkste bronnen van import in het Verenigd Koninkrijk was in de betreffende periode (antwoord van Blue Circle op de mededeling van de punten van bezwaar, Deel II, grafiek 5);
  • c) 
    uit de nota van 8 januari 1988 (doc. 33.126/11198) zeker niet blijkt dat er geen gevallen waren, waarin de drie ondernemingen de kosten van een verdedigingsmaatregel tegen import deelden; uit dit document blijkt, zoals Castle erkent, dat RTZ een voorstel aan Blue Circle had gedaan waaraan geen gevolg is gegeven; de discussie ging duidelijk slechts over het bedrag; Blue Circle wilde dat RTZ meer betaalde;
  • d) 
    ondanks de nadruk die Castle en Rugby op het feit legden dat deze nota's niet aantonen dat de betreffende regelingen ook betrekking hadden op de Griekse import, het duidelijk is (nota van 16 juni 1986, doc. 33.126/10991) dat de maatregelen die met Titan getroffen zouden worden, verdeeld zouden moeten worden op de wijze die door Blue Circle was voorgesteld die zelf uitdrukkelijk toegeeft dergelijke bijdragen voor haar maatregelen tegen import te hebben ontvangen;
  • e) 
    in de vierde alinea van de nota van 18 december 1987 (doc. 33.126/11197) duidelijk gesteld wordt: "Ik heb op verzoek van Hewitt benadrukt dat wat hij zei, grotendeels niet relevant was, omdat wij het hadden over kosten die door BC gedragen zijn in de periode 1983-1986 en niets afdeed aan de verplichting van RTZ om voor hetgeen gedaan was haar deel te betalen. Overigens had Rugby haar bijdrage reeds betaald, waardoor het eens te meer onredelijk was van RTZ om geen enkele verantwoordelijkheid op zich te nemen." (151) Hieruit blijkt dat Rugby haar deel voor de betreffende periode al betaald had. Waar het over RTZ gaat, maakt de geciteerde nota melding van een bestaande verplichting om een bijdrage te betalen. De discussie gaat uitsluitend over het bedrag. Deze nota maakt melding van een "aanbod" van UKL 595000 dat al door RTZ gedaan was, duidelijk in verband met de "verplichting" waarvan in diezelfde nota sprake is.

Deze aanwijzingen worden indirect bevestigd door het antwoord van Blue Circle op de mededeling van de punten van bezwaar: Blue Circle geeft toe dat de praktijk om bijdragen van andere ondernemingen te vragen bestond; door toe te geven dat deze tactiek niet altijd succes had, bevestigt Blue Circle dat bij andere gelegenheden wel bijdragen zijn betaald. Blue Circle bevestigt slechts dat er geen voorafgaand akkoord was met de andere producenten bij de betreffende gelegenheid (punt 4.233 van het antwoord).

  • (13) 
    In verband met de beperking van Griekse export naar het Verenigd Koninkrijk moet hieraan nog worden toegevoegd dat uit de hierna genoemde documenten blijkt dat deze beperking blijkbaar niet officieel is overeengekomen door de Griekse en de Britse producenten, ondanks het feit dat de Griekse producenten laatstgenoemden hadden aangeboden hun export naar het Verenigd Koninkrijk te beperken, doch dat dit tussen de Britse en de Griekse regering is geschied. De "Financial Times" van 18 december 1986 (doc. 33126/2907) schrijft inderdaad over een Grieks-Brits intergouvernementeel akkoord volgens hetwelk de Griekse export naar het Verenigd Koninkrijk eerst beperkt zou moeten worden tot 2,75% van het verbruik en uiteindelijk tot 3% in 1989; over een intergouvernementeel akkoord van 300 000 ton per jaar wordt gesproken in de notulen van de vergadering van de "Cement Maker's Federation" van 9 januari 1987 (bijlage VI bij het verslag als antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar van Blue Circle); het verslag van de vergadering van de Subgroep "Verdedigingsmaatregelen" van de ETF, van 15 maart 1987 (doc. 33126/4858) bevestigt dat "de Britse regering om "gewichtige politieke" redenen de Griekse regering een soort "toestemming" verleend heeft om tot 3% van het nationale verbruik te importeren."
  • (14) 
    Daar staat tegenover dat de inkoop van Grieks cement en klinker, als maatregel om de import uit Griekenland in de overige Lid-Staten van de Gemeenschap te beperken, het gevolg zijn van overeenkomsten tussen producenten. De Commissie betwist niet dat de Griekse producenten aan de gebruikers hadden kunnen verkopen; dat belet echter niet datde contracten tussen de Griekse en Europese producenten zijn gesloten met de bedoeling de export naar Europese landen af te remmen.
  • Akkoorden tussen Blue Circle en Titan
  • (15) 
    Met de telexberichten van 4 en 7 juli 1986 (doc. 33126/19545-19546) bevestigt Blue Circle, onder verwijzing naar eerder gevoerde telefoongesprekken, Titan de inkoop van 20.000 ton cement met bestemming Boston voor een prijs van USD 29 f.o.b. per ton, te leveren tussen 18 en 21 juli.

Deze hoeveelheden en prijs zijn te vergelijken met hetgeen in de notulen van de vergadering van ETF van 19 augustus 1986 staat (zie punt (3)): "BCI is al begonnen met leveringen vanuit Griekenland voor de Verenigde Staten (het eerste schip heeft van 20 000 ton in Boston gelost <. . .>). Prijs eerste levering USD 29 - f.o.b <. . .>"

In de telexberichten van 11 augustus 1986, 14 augustus 1986, 1 september 1986, 5 september 1986 (doc. 33126/19547-19551 en 19553-19555) is er sprake van dat Blue Circle ongeveer 25 000 ton cement van Titan koopt ten behoeve van Blue Circle Atlantic, voor een prijs tot een maximum van USD 27 f.o.b., afhankelijk van de sterkte van het cement. Deze hoeveelheden en prijs moeten in verband worden gebracht met hetgeen gezegd wordt in het verslag van de vergadering van de ETF van 19 augustus 1986: "<. . .> de tweede krijgt binnenkort een lading van 25 000 met als bestemming Baltimore). Prijs: <. . .> de 2de USD 27."

Het verslag vermeldt verder: "De leveringen worden in september-oktober voortgezet." Blue Circle Atlantic bevestigt inderdaad met een telex-bericht van 30 september 1986 (doc. 33126/19552) aan Titan dat zij 22.000 ton kan overnemen op 16-19 oktober 1986 en 20 000 ton op 1-6 november 1986.

Tussen Blue Circle Atlantic en Titan zijn de volgende contracten voor levering van cement met bestemming Verenigde Staten gesloten: contract van 14 oktober 1986, gewijzigd op 30 november 1986 (doc. 33126/10926-10941); contract van 1 augustus 1987, gewijzigd op 2 augustus 1987, 31 augustus 1987, 15 januari 1988, 24 oktober 1988 (doc. 33126/10896-10905, 10946-10951 en 19562-19579); contract van 24 oktober 1988 (doc. 33126/10907-10914). Deze contracten hebben betrekking op de levering van respectievelijk 300 000 ton tussen 1 januari en 31 december 1987, 200 000 ton tussen 1 januari en 31 december 1988 plus een optie van 200 000 ton, van 216 000 ton tussen 1 november 1988 en 31 december 1988. Deze hoeveelheden moeten in verband worden gebracht met die welke Blue Circle heeft verklaard van Titan en Heracles te willen kopen voor de Verenigde Staten voor elk van de jaren 1986/87,1987/88, 1988/89 (zie bovengenoemde documenten). Bovendien moet er aan herinnerd worden dat de agenda van ETF van 11 februari 1987 op punt 1.5 vermeldt: "Griekse export: hoeveelheden en contracten met de leden van de Task Force 1987."

Met de telexberichten van 17 december 1986, 7 januari 1987, 15 januari 1987, 12 februari 1987, 26 februari 1987, 1 april 1987, 3 april 1987 (doc. 33126/19461-19469) heeft Blue Circle bij Titan cement besteld met bestemming Nigeria. Deze aankopen moeten in verband gebracht worden met de hoeveelheden van 100 000 ton met niet nader bepaalde bestemming, die Blue Circle had verklaard voor elk van de jaren 1986 tot en met 1989 te willen kopen (zie bovengenoemde documenten).

Blue Circle en Titan voeren aan dat de handelsbetrekkingen tussen Titan en Blue Circle Atlantic en tussen Titan en Nigeria reeds geruime tijd vóór 1986 bestonden en dat Blue Circle Atlantic in 1986 bezig was met de uitvoering van een contract dat in 1985 met Titan was gesloten.

De Commissie betwist niet dat er reeds handelsbetrekkingen bestonden tussen de partijen, voordat het zogeheten Griekse probleem ontstond.

Uit genoemde documenten blijkt echter dat de handelsbetrekkingen in de vorm die begonnen is in de tweede helft van 1986, een poging waren om dat "Griekse probleem" op te lossen. Bovendien is het feit dat de leden van de ETF er samen over spraken, in tegenspraak met de stelling dat het hier gewone handelsbetrekkingen betrof. Wat het argument betreft dat de contracten met de Griekse ondernemingen al bestonden voordat het zogeheten "Griekse probleem" ontstond, wijst de Commissie erop dat, ook al gold dat misschien voor sommige van deze contracten, de betrokken hoeveelheden meegeteld werden als bijdrage aan de activiteiten van de EFT en dat hierover gezamenlijk gesproken is. Deze overweging is nu juist van toepassing op de contracten tussen Blue Circle en Titan.

Bovendien zij eraan herinnerd dat in de nota van 14 mei 1987 van dhr Marshall, over de vergadering van het EPC van 13 mei 1987 (doc. 33126/11344-11235) opgemerkt wordt: "Titan. Zij zijn tevreden over de contacten met Blue Circle en met name met Philips Hawkesworth. Ivan Tryfonas heeft gezegd dat hij achteraf gezien gelooft dat het gezond verstand begint te werken, zeker bij Titan."

Zij hadden waardering voor de wijze waarop wij hen behandeld hebben in de Verenigde Staten en ije zijn van mening dat hun leveringen in Noord-Ierland niet zo gevoelig liggen als hun leveringen in Groot-Brittannië." (152)

Deze nota bevestigt, zo dat al nodig was, dat deze contracten zeker geen gewone handelsbetrekking waren.

  • b) 
    Akkoorden tussen de Griekse producenten en de Holderbank-groep
  • (16) 
    - TitanHolderbank-groep

Er bestaat een ontwerp-contract tussen Titan en Umar (dochtermaatschappij van de Holderbank), gedateerd 19 juni 1986: dit ontwerp is wel door Titan, maar niet door Umar ondertekend en heeft betrekking op leveringen van klinker en cement met bestemming Verenigde Staten (doc. 33126/19501-19511). Volgens Titan (blz. 50 van het antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar) is dit contract niet door Umar geaccepteerd: in de maanden juni en juli 1986 heeft Titan echter twee ladingen klinker en één lading cement, in totaal 61 437 ton, aan Umar geleverd. Deze hoeveelheid moet in verband worden gebracht met hetgeen in de notulen van de ETF-vergadering van 19 september 1986 staat (zie punt (3)): "Holderbank heeft eveneens ermee ingestemd 90 000 ton van Titan te kopen (nog niet getekend). Een levering van 7 000 ton is gebeurd <. . .>."

Op 16 januari 1987 en 18 december 1987 werden door Umar en Titan twee andere contracten getekend (doc. 33126/19482-19489), die betrekking hadden op de levering aan Ideal Basic Industries - Verenigde Staten (dochtermaatschappij van Holderbank) van grote hoeveelheden klinker, namelijk minimaal 200 000 ton in 1987 en 90 000 ton in 1988.

Op 20 augustus 1988 hebben Pays-Bas Cement Co. mij. van de Holderbankgroep en Titan een contract getekend (doc. 33126/19814-19843) met betrekking op de levering over de periode 1 augustus 1988 tot 31 december 1990 van in totaal 300 000 ton klinker, waarvan minstens de helft voor Benelux en de rest voor Afrika bestemd moest zijn. De overeengekomen prijs in ecu kon wijzigingen ondergaan, afhankelijk van wijzigingen in de prijs van het "Portland 40"-cement, bekendgemaakt door het Belgische ministerie van Economische Zaken.

Deze hoeveelheden moeten in verband worden gebracht met de belofte van de EFT-leden om een miljoen ton of meer en zelfs 2 tot 3 miljoen ton te kopen van de Griekse producenten (zie de documenten vermeld in punten (1) tot en met (6)).

Op de opmerking van Titan dat de handelsbetrekkingen met Ideal Basic Industries reeds vóór de periode van de betwiste contracten bestonden, kan geantwoord worden dat het feit dat de betrekkingen reeds eerder bestonden niet uitsluit dat deze contracten deel uitmaken van de maatregelen om destabiliserende hoeveelheden te kopen, omdat de moederonderneming Holderbank samen met andere producenten had besloten dat de druk van de Griekse producenten in Europa verminderd moest worden, door produkten van hen af te nemen die met name naar de Verenigde Staten moesten worden doorgesluisd.

  • (17) 
    - Heracles-Holderbank-groep

Op 9 mei 1986 werd een contract betreffende de levering van 100 000 ton cement getekend tussen Heracles en UMAR (doc. 33126/20057-20064). Deze hoeveelheden zijn in verband te brengen met hetgeen in de notulen van de ETF-vergadering van 19.9.1986 staat: "<. . .> verder hebben zij (Holderbank) 100 000 ton van Heracles gekocht, waarvan 40 000 ton geleverd is . . ."

Op 19 mei 1988 werd tussen Heracles en Umar een contract getekend betreffende de levering van 490 000 ton (waarvan 230 000 ton klinker en 260 000 ton klinker of cement), verdeeld over 110 000 ton in 1988, 190 000 ton in 1989, 190 000 ton in 1990 (doc. 33126/20063-20071). In artikel 6 van dit contract is bepaald dat minstens 230.000 ton klinker bestemd moet zijn voor Nederland en/of Luxemburg en/of België, naar keuze van de koper; de overige hoeveelheden klinker of cement mogen worden bestemd voor niet-Beneluxlanden, waarvoor de koper van te voren schriftelijke toestemming van de verkoper moet vragen.

Deze hoeveelheden moet in verband worden gebracht met de verklaring van Holderbank en andere producenten dat ze één miljoen ton of meer en zelfs 2 tot 3 miljoen ton van de Griekse producenten wensten te kopen (zie de documenten genoemd in punten (1) tot en met (6)).

  • c) 
    Akkoorden Griekse producenten-Lafarge
  • (18) 
    - Titan-Lafarge

In de notulen van de ETF-vergadering van 19 augustus 1986 is te lezen: "<. . .> Lafarge heeft van Titan een lading voor Montreal gekocht en een tweede lading zal in september worden afgenomen <. . .>."

De interne documenten van Lafarge van 8 juli 1986, 28 januari 1987 en het overzicht van de aankopen in 1986 af-Griekenland (doc. 33126/14412, 14417, 14407) vermelden het feit dat Lafarge door tussenkomst van CFCI op 22 juli 1986 in Griekenland 33 051 ton klinker heeft gekocht, voor levering in Montreal op 5/10 augustus 1986, en op 19 augustus 1986 29 806 ton klinker voor Canada Cement Lafarge.

Op 12 juni 1987 is Titan overeengekomen aan Lafarge een levering van 26 000 ton klinker met bestemming Montreal te verkopen (doc. 33126/14433-14437).

Bij contract van 3 juni 1988 (doc. 33126/14422-14424), dat is opgenomen in het contract van 20 oktober 1988 (doc. 33126/19708-19721), hebben Titan en Lafarge overeenstemming bereikt over de levering van 150 000 ton klinker per jaar in de periode 1 november 1988 tot en met 31 december 1991, waarvan de helft met bestemming in Frankrijk, met inbegrip van de tot Frankrijk behorende eilanden.

Deze hoeveelheden moeten in verband worden gebracht met de verklaring van Lafarge en andere producenten dat zij één miljoen ton of meer en zelfs 2 tot 3 miljoen ton van de Griekse producenten wensten te kopen.

  • (19) 
    - Heracles-Lafarge

Op 17 juni 1988 is een contract, lopend van 1 juni 1988 tot en met 15 juni 1991, door Lafarge Overseas America en Heracles getekend (doc. 33126/14454-14469). Dit contract heeft betrekking op de levering, in elk contractjaar, van 500.000 ton klinker en cement. De klinker mag een bestemming buiten Frankrijk hebben, een deel ervan mag geëxporteerd worden naar de landen die worden vermeld in Addendum nr. 2 en, wat Europa betreft, naar Frankrijk, Portugal, Scandinavië en Turkije, maar het grootste gedeelte van het cement moet voor Frankrijk bestemd zijn. De prijs van de klinker en het cement die voor Frankrijk bestemd zijn, wisselt naar gelang van de schommelingen van de cementprijs in Frankrijk (doc. 33126/14446-14453).

Deze hoeveelheden moeten in verband worden gebracht met de verklaring van Lafarge en andere producenten dat zij één miljoen ton of meer en zelfs 2 tot 3 miljoen ton van de Griekse producenten wensten te kopen.

Het EPC is op de hoogte gebracht van de contracten van oktober 1988 tussen Lafarge, Titan en Heracles in de vergadering van 20 oktober 1988 (zie verslag van Ciments Français, doc. 33126/18179-18180).

Het feit dat de handelsbetrekkingen tussen Lafarge, Heracles en Titan reeds bestonden, rechtstreeks of via tussenpersonen, doet niets af aan het feit dat deze aankopen deel uitmaken van overredingsmaatregelen door ETF. Alle andere ETF-leden en zelfs de EPC-leden zijn van deze contracten op de hoogte gebracht (zie paragraaf 36, punt (8)). Dit toont aan dat Lafarge, zelfs indien deze handelsbetrekkingen reeds vóór het "Griekse probleem" bestonden, deze contracten als haar bijdrage aan het inkoopsysteem dat tussen alle ETF-leden besproken was, had willen voorstellen.

  • d) 
    Inkoop van Griekse produkten door de CBR-groep
  • (20) 
    CBR heeft niet deelgenomen aan de overredingsmaatregelen langs rechtstreekse betrekkingen met de Griekse producenten, maar dat is onrechtstreeks via UMAR, een dochteronderneming van Holderbank, gebeurd.

Zoals gebleken is onder b) hiervóór, hebben UMAR en Pays-Bas Cement Co. op 19 mei 1988 en 2 augustus 1988 met Heracles, respectievelijk Titan contracten getekend die betrekking hadden op de levering van klinker, waarvan minstens de helft voor Benelux bestemd moest zijn.

Op 15 juli 1988 hebben UMAR en CBR een contract afgesloten over de algemene voorwaarden voor de overdracht van Griekse klinker (doc. 33126/18117-18121). Bij telex-berichten van 13 september 1988, 27 januari 1989 en 24 maart 1989, heeft CBR bij UMAR bestellingen van 25 000 ton klinker per keer gedaan (doc. 33126/18122-18124). In de zeetransportcontracten voor de uitvoering van drie bestellingen wordt CBR als ontvanger genoemd en Titan als leverancier-expediteur (doc. 33126/18125-18127).

Het met de hand geschreven verslag van de vergadering van de Raad van bestuur van CBR van 4 mei 1988 geeft de volgende interpretatie van dit contract van overdracht: "Grieks cement - Omdat hij voor Benelux de voorkeur gaf aan import van klinker boven die van cement, omdat het met dat laatste niet mogelijk is de markt te beïnvloeden, heeft dhr Celis, met instemming van de EEG, een overeenkomst voor de import van Griekse klinker gesloten. Deze klinker zal gebruikt worden in maalruimten in Nederland en België. Via de Madrileense onderneming Humar (opererend in de internationale handeltrading) zal dhr Celis een contract opstellen inzake de import van Griekse klinker, waarmee Griekenland de export van cement naar Benelux zal beperken. De looptijd van dit contract wordt vastgesteld op 2 jaar en het contract zal betrekking hebben op 280 000 ton, dit wil zeggen 1,65% van ons verbruik. De inkoopprijs f.o.b. Griekenland is USD 29,5 plus kosten voor het vervoer en lossen van de lading. De voorzitter bedankt dhr Celis dat hij dit contract zo goed heeft weten af te sluiten en zo tot een zeer positief resultaat is gekomen." (153) (doc. 33126/7632-7633).

  • (21) 
    CBR verwijt de Commissie onevenredig veel belang te hechten aan de met de hand geschreven nota die opgesteld zou zijn door een secretaresse en die "vol stond met doorhalingen, interne tegenstrijdigheden (er wordt afwisselend gesproken over een contract dat al is gesloten en dat nog gesloten moet worden) en onmiskenbare vergissingen. Zo wordt aangegeven dat de inkoop van Griekse klinker gebeurt met "toestemming van de EEG." Uit dit alles blijkt dat de steller van de nota niet helemaal duidelijk in het hoofd had wat nu precies het voorwerp van de besprekingen was" (154) (blz. 112 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar). CBR verwijt de Commissie bovendien dat zij stilzwijgend is voorbijgegaan aan de officiële notulen van deze vergadering.

Zelfs als wordt toegegeven dat deze nota is geschreven door een persoon die de besproken onderwerpen niet kende, moet worden opgemerkt dat in genoemd uittreksel geen interpretatie wordt gegeven van de besprekingen waarvan verslag is opgemaakt, in welk geval onvolledige kennis van de behandelde onderwerpen een zeker belang zou kunnen hebben. Het gaat eerder om een feitelijk verslag van een bespreking. De Commissie is van mening dat het in deze omstandigheden niet mogelijk is om uitsluitend met de officiële notulen rekening te houden. Overigens wordt datgene wat uit de eerste zin van het uittreksel van bovengenoemde, met de hand geschreven verslag blijkt, door de uitleg van CBR zelf, op blz. 116 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, onrechtstreeks bevestigd.

De officiële notulen, die weliswaar niet genoemd worden in de mededeling van de punten van bezwaar, zijn aan alle ondernemingen ter beschikking gesteld en geven de feiten op een andere wijze weer. Voor zover zij vergeleken kunnen worden met het met de hand geschreven verslag van de vergadering van het directie-comité van CBR van 4 mei 1988, luiden de officiële notulen van die vergadering als volgt (doc. 33126/7629-7631): "Europa, inkoop van klinker. Gezien de onverwachte groei van het cementverbruik in onze natuurlijke markt (eind april 1988: +32% in vergelijking met 1987, terwijl een stabiel verbruik verwacht werd) en de contracten voor export van klinker en cement die zijn afgesloten in het begin van het jaar, teneinde het buiten bedrijf stellen van de ovens wegens te grote voorraden te voorkomen, is er momenteel een kans op een geringe schaarste. Dhr Celis heeft onderhandeld met de onderneming Umar (opererend op het gebied van internationale "trading") over de mogelijkheid voor CBR en ENCI zich met buitenlandse klinker de bevoorraden via een eenheidscontract van 25.000 ton. Deze mogelijkheid zou betrekking kunnen hebben op een periode van twee en een half jaar tot maximaal 240 kt, hetgeen overeenkomt met 3,2% van de behoefte aan klinker van CBR en ENCI en 2,5% van de totale leveringen van cement. De inkoopprijs bedraagt ongeveer 48 dollar/ton geleverd te Rotterdam of te Antwerpen. Deze klinker zal rechtstreeks gebruikt worden in de maalruimten van Rozenburg, Gent of IJmuiden. De totale kostprijs van klinker volgens het natte procédé in de CBR-EUR-groep bedraagt 42 dollar/ton af-klinkerfabriek. De prijs wordt berekend en betaald in ecu. De voorzitter bedankt dhr Celis voor deze snelle reactie en het positieve resultaat van de onderhandelingen." (155)

Met betrekking tot de officiële notulen waarop CBR in de memorie van antwoord nader ingaat, dienen enkele opmerkingen te worden gemaakt. Ten eerste neemt het feit dat de onverwachte groei van het cementverbruik, als die er inderdaad is geweest, niet weg dat de Griekse klinker gekocht werd met het doel de Griekse export naar Benelux af te remmen, hetgeen CBR indirect erkent: "Ten slotte hoopt CBR dat, door klinker van de Griekse producenten af te nemen, de cementimport in België minder belangrijk voor hen zal zijn" (156) (blz. 116 van de memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar).

Bovendien blijkt uit het jaarverslag van CBR over 1988 voor wat de onverwachte stijging van het verbruik in percentages betreft, dat het verbruik in 1988 ten opzichte van 1987 met 16% in België, met 15% in Nederland en met 6% in Nordrhein is gestegen en dat de leveringen van CBR van cement en klinker met 16% zijn toegenomen en niet, zoals zij aangeeft in haar memorie van antwoord zonder hierbij enige concrete referentie te geven, met 30% over een tijdvak van rier maanden, noch met hogere percentages die bovendien zonder enige verklaring met 1985 worden vergeleken.

  • e) 
    Akkoorden tussen Griekse producenten-Scancem (Aker/Euroc)
  • (22) 
    Het document dat is opgesteld door de werkgroep te Zuerich en Céligny (zie punt (1), hiervóór) noemt Cementa/Norcem als één van de ondernemingen die aan de inkoop van Grieks cement zouden kunnen deelnemen. De interne nota van Blue Circle van 4 september 1986 (doc. 33126/11026-11027) bevestigt dat Norcem/Cementa (dat evenals Scancem tot de Aker/Euroc-groep behoort) tot de ondernemingen behoren die aan de absorptie van Griekse produkten moeten deelnemen. De Aker/Euroc-groep was op twee vergaderingen van delegatiehoofden en op vergaderingen van de ETF vertegenwoordigd (zie paragraaf 25, onder c), g), i), l) en o).
  • Titan/Scancem

Titan en Scancem hebben de volgende contracten getekend:

  • op 28 januari 1987 (doc. 33126/19621-19629) voor de levering van 1 februari tot en met 31 december 1987, van 125 000 ton klinker voor Ghana, Liberia en Togo;
  • op 7 oktober 1987, verschillende keren gewijzigd door bijkomende overeenkomsten waarvan de laatste gedateerd is op 17 november 1989 (doc. 33126/19585-19620), voor de levering van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1990 van 650 000 ton cement bestemd voor de Verenigde Staten en de Bahamas;
  • op 15 oktober 1987, verschillende keren gewijzigd door bijkomende overeenkomsten waarvan de laatste gedateerd is op 15 maart 1990 (doc. 33126/19631-19656) over de levering van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1990 van 300 000 ton klinker bestemd voor Ghana, Liberia en Togo.

Deze hoeveelheden moeten in verband worden gebracht met de wens van de Europese producenten om 2 tot 3 miljoen produkten af te nemen, met als doel de Griekse export in Europa af te remmen (zie de onder de punten (1) tot en met (6) genoemde documenten).

Het feit dat Scancem een onderneming is die normalerwijze op het gebied van internationale handel in cement en klinker beweegt, betekent niet dat deze contracten niet in het kader van overredingsmaatregelen passen. Holderbank, Lafarge en Blue Circle doen eveneens aan internationale handel in cement en klinker: de activiteiten in deze tak maken het alleen maar gemakkelijker hoeveelheden te verkopen die de markt ontwrichten. Overigens blijkt uit de genoemde documenten dat de handelsbetrekkingen in de vorm zoals die vanaf de tweede helft van 1986 bestond, een poging vormden om het zogenoemde "Griekse probleem" op te lossen. Bovendien maakt het feit dat de leden van de ETF er samen over praatten duidelijk, dat het hier niet om gewone betrekkingen gaat. Ten slotte blijkt uit het verslag van de ETF-vergadering van 19 augustus 1986 (zie punt (3) hiervoor) dat Scancem meedoet aan de absorptie van Griekse produkten, omdat de steller van dit verslag alleen klaagt over het feit dat de initiatieven van sommige ETF-leden Scancem bij de onderhandelingen met de Griekse producenten in een zwakke positie hebben geplaatst.

  • 29. 
    Het standpunt van enkele ondernemingen
  • (1) 
    De standpunten van de verschillende ondernemingen in overweging genomen, is het dienstig de houding van enkele van deze ondernemingen ten opzichte van de in dit hoofdstuk uiteengezette feiten nader te preciseren.
  • (2) 
    In het geval van Cembureau kan slechts worden verwezen naar hetgeen in paragraaf 24 is uiteengezet.
  • (3) 
    Oficemen is van mening dat het helemaal niets te maken heeft met de feiten betreffende de ETF, omdat aan de enige vergadering waaraan de directeur van Oficemen, de heer Andia, zou deelnemen, namelijk die van de subgroep "Verdedigingsmaatregelen" van 15 maart 1987, deze dit niet heeft kunnen doen door vertraging van diens vliegtuig. Dit wordt weersproken door het feit dat de heer Andia op de vergadering van de delegatiehoofden van 9 september 1986 tot lid van deze subgroep is benoemd (zie paragraaf 25, punt (24)) en vooral door het feit dat de heer Andia in de notulen van de vergadering als aanwezig wordt vermeld (zie paragraaf 25, punt (47)).

Wat nog belangrijker is, is voorts dat het Spaanse delegatiehoofd, die eveneens de Spaanse bedrijfstak en dus ook Oficemen vertegenwoordigde, ter vergade- ring van de delegatiehoofden van 9 juni 1986, 9 september 1986 en van 6 november 1986 aanwezig was (zie paragraaf 25, punten (9), (23) en (39)).

  • (4) 
    SFIC beweert geen enkele vergadering met betrekking tot de ETF te hebben bijgewoond en totaal niet met de activiteiten ervan bekend te zijn. Er moet in de eerste plaats aan herinnerd worden dat het Franse delegatiehoofd, die in het SFIC en dus de gehele Franse bedrijfstak vertegenwoordigde, bij de vergaderingen van de delegatiehoofden van 9 juni 1986, 9 september 1986 en 6 november 1986 aanwezig was (zie paragraaf 25, punten (9), (23) en (39)); overigens heeft Ciments Français verklaard dat de aanwezigheid van dhr Laplace bij bepaalde vergaderingen onder meer te maken had met zijn rol in het SFIC (zie paragraaf 24, punt (3) en paragraaf 25, punt (9)). Bovendien stond het probleem van de cementexport door Griekenland op punt 3 van de agenda van de vergaderingen van het SFIC-Bureau van 8 juli 1986, 9 september 1986 en 7 oktober 1986, terwijl in de notulen van deze vergaderingen daarover niets wordt vermeld (doc. 33126/14828-14860). Volgens het SFIC wenste hij geen schriftelijke sporen van de kritiek die het Bureau op de Franse overheid geuit had. Deze verklaring is in strijd met de agenda van de vergaderingen van het SFIC-Bureau van 8 juli 1986 en 9 september 1986, waar in het geheel geen sprake is van de overheid, maar slechts van cementexport uit Griekenland: de enige verwijzing naar de overheid is te vinden in de agenda van de vergadering van 7 oktober 1986, waar tussen haakjes staat vermeld: "gesprek bij de DREE van 25 september." Verder wordt aan punt 3 volledig voorbij gegaan in de diverse bovengenoemd notulen, het wordt zelfs niet vermeld. Hoe dan ook, onder de leden van het Bureau die aanwezig waren bij de vergaderingen van 8 juli, 9 september en 7 oktober 1986, bevond zich telkens dhr Laplace, voorzitter, en bij één vergadering dhr Kasriel, die verscheidene vergaderingen hebben bijgewoond, met name die van de delegatiehoofden over de ETF: de bewering van het SFIC dat het niet op de hoogte was van de activiteiten van het ETF is dus volledig ongegrond.
  • (5) 
    Voor de zeer specifieke gevallen van Cementos Cosmos en Cementos del Norte heeft de Commissie besloten de jegens die ondernemingen ingeleide procedure te beëindigen (zie paragraaf 4).

HOOFDSTUK 6

"European Cement Manufacturers ExportCommittee" (ECMEC)

  • 30. 
    Achtergrond van het ontstaan van ECMEC
  • (1) 
    In de interne nota van Blue Circle van 4 april 1981 (doc. 33126/11338-11340) wordt het ontstaan van de Comités voor de export als volgt beschreven: "De afgelopen jaren heeft Cembureau rechtstreeks een Europees Comité voor de export geleid, maar met de totstandbrenging van de gemeenschappelijke markt en de afwijzing door de EEG van iedere vorm van kartels, heeft Cembureau dit ongewenste kind verstoten; de Europese samenwerking voor de cementexport werd overgelaten aan een informeel extern initiatief. Michael Chapman heeft zich hierover vervolgens ontfermd. In 1972 konden we de oprichting van de zogeheten "London Club" meemaken, die in oorsprong uit een klein groepje exporteurs bestond die reeds enkele jaren op initiatief van Michael bijeenkwam" (157). Verder wordt in de nota verteld over de opsplitsing van de "London Club" in twee comités, de scepsis van sommigen over het nut van het Comité van de grote exporteurs en het en het wantrouwen dat daarin heerste tussen de Griekse en de Spaanse producenten, die volgens de nota erin waren geslaagd grote hoeveelheden op de markt te brengen, met rampzalige gevolgen.

De "London Club" werd verder uitgebouwd, kreeg een structuur die gevestigd werd ten kantore van Blue Circle, en bestond uit een "Export General Committee" en een "Export Working Committee."

  • (2) 
    In 1978 waren de grootste exporteurs van mening dat zij buiten de "London Club" bijeen moesten komen. Zo ontstond er een ander Comité, het "European Export Policy Committee" (afgekort: "EPC").

Na het ontstaan van het EPC besloten de leden van de "London Club" tijdens de vergadering in Parijs van 23 januari 1979 ten kantore van Cembureau (doc. 33126/12751-12752) tot:

"1. De fusie tot één Comité, dat ongeveer vier maal per jaar bijeen moest komen, van het Export General Committee en het Export Working Committee. Dit Comité zal openstaan voor alle leden van Cembureau die actief belang de export in landen die geen lid zijn van Cembureau. Dit Comité zal de naam hebben van "European Cement Export Committee" dragen; het doel is de bevordering van export en de uitwisseling van handelsinformatie. (De punten 2, 3 en 4 betreffen de benoeming van een voorzitter en van 3 vice-voorzitters, een administratief subcomité en de plaats waar het secretariaat gevestigd is). De grootste exporteurs zullen elkaar van tijd tot tijd blijven bijeenkomen en hun standpunten over de commerciële problemen zullen meegedeeld worden aan de andere leden van European Cement Export Committee via hun vertegenwoordigers in dit Comité" (158).

  • (3) 
    In ieder geval sinds 1980 was besloten dat de twee Comités één secretariaat moesten hebben en dat de structuur die deze secretariaatsdienst vervulde, is "ECMEC" genoemd. Volgens de brief van ECMEC van 30 maart 1990 (doc. 33126/16766-16774) had de benaming "ECMEC" geen enkele juridische betekenis en werd alleen gebruikt ter aanduiding van een organisatie die onafhankelijke secretariaatsdiensten zou leveren. Voor de levering van deze diensten is geen enkel contract getekend tussen ECMEC en de twee Comités (159).
  • (4) 
    Vanaf het begin heeft Blue Circle één van zijn werknemers, dhr Gac, bij het ECMEC gedetacheerd om daar de functie van secretaris te vervullen; dhr Gac heeft vanaf 1989 de leiding gehad over de organisatie van ECMEC. ECMEC was tot 1987 in de kantoren van Blue Circle gevestigd, en nadien heeft Blue Circle een kantoor voor ECMEC gehuurd; op 7 juni 1989 heeft Blue Circle het huurcontract aan dhr Gac gezonden (doc. 33126/13673-13682 en 11260-11274).

De banden tussen Blue Circle en ECMEC en tussen Blue Circle en dhr Gac zijn kennelijk verbroken naar aanleiding van het onderzoek dat in de Verenigde Staten door de "Federal Trade Commission" werd uitgevoerd naar eventuele geheime samenwerkingsverbanden tussen Europese producenten die naar de Verenigde Staten exporteerden: dat kan blijken uit een nota van 17 oktober 1988 van de bedrijfsjurist van Blue Circle (doc. 33126/11275) (160).

  • (5) 
    Omdat het in het Verenigd Koninkrijk geen statuten en geen enkele wettelijke verplichting had, trad ECMEC op als een feitelijke vereniging. De onkosten die ECMEC maakte, werden op grond van een akkoord tussen de twee voorzitters en dat vervat is in een brief van 15 december 1980 (doc. 33126/16785), over de twee Comités verdeeld, waarbij 80% ten laste kwam van het EPC en 20% ten laatste van ECEC.

De Commissie wil best aannemen dat ECMEC in feite een secretariaat in dienst van de comités was en dat het uit dhr Gac en diens secretaresse bestond.

  • (6) 
    Dhr Gac heeft per brief, gedateerd 31 december 1992 (doc. 33126/22289bis), de Commissie meegedeeld dat ECMEC per 1 januari 1993 was opgeheven en dat de correspondentie betreffende de twee Comités voortaan aan de respectieve voorzitters moest worden gericht.
  • A) 
    "EUROPEAN CEMENT EXPORT COMMITTEE" (ECEC)
  • 31. 
    Doel, structuur en leden van ECEC
  • (1) 
    Zoals in de voorgaande paragraaf is vermeld, ontstond ECEC in 1979 uit het in elkaar opgaan van het "Export General Committee" en het "Export Working Committee."
  • (2) 
    In de akte van oprichting van 6 december 1979 (doc. 33126/16786-16789) wordt als doel van de ECEC omschreven, het op informele basis bevorderen van de samenwerking tussen Europese producenten die belang hebben bij de export van "grijze"-cementsoorten naar alle landen, met uitzondering van de landen van West-Europa en van de Verenigde Staten. Ondanks deze beperking kan ECEC statistieken over de cementindustrie en over alle landen ontvangen en publiceren. Alle verenigingen of producenten uit West-Europa die belang hebben bij export, kunnen lid worden. Elk land heeft recht op één stem; de landen die 1 tot 3 miljoen ton per jaar exporteren, hebben recht op twee stemmen; de landen die meer dan 3 miljoen ton per jaar exporteren, hebben recht op drie stemmen. De organen van ECEC zijn de Algemene vergadering, de voorzitter, de vice-voorzitter en het "Steering Committee" (stuurgroep). Dit laatste bestaat uit de voorzitter, de vice-voorzitter en vier leden, waarvan er twee verkozen zijn uit de landen die recht hebben op één stem en twee uit de landen die recht hebben op twee of drie stemmen.

In de akte van oprichting van 26 september 1986 (doc. 33126/12516-12518) worden hetzelfde vennootschappelijk doel en dezelfde organen genoemd als in de voorgaande akte van oprichting. Het enige verschil is de toewijzing van stemrecht: één stem per land, onafhankelijk van de geëxporteerde hoeveelheden, zodat er dus ook een verschil is in de verkiezing van de vijf leden van het "Steering Committee", waarin voor de grote exporteurs geen plaats meer is gereserveerd.

De Algemene Vergadering komt twee maal per jaar bijeen; het "Steering Committee" vier maal.

  • (3) 
    Uit Lid-Staten van de Gemeenschap zijn ECEC-lid: voor België, sinds 1986, de FIC, dat het voormalige ECEC-lid Cimbel heeft opgevolgd; voor Denemarken, Aalborg; voor Frankrijk, SFIC (voorheen het "Syndicat National des Fabricants de Ciments et de Chaux"); voor Duitsland, Dyckerhoff, Alsen en Nordcement; voor Griekenland, Association of the Greek Cement Industrie; voor Ierland, Irish Cement; voor Italië, Italcementi, Unicem en Cementir; voor Nederland, ENCI; voor Spanje, Oficemen, en voor het Verenigd Koninkrijk, sinds 1986, Castle (memorie van antwoord, blz. 54). In de mededeling van de punten van bezwaar wordt ATIC genoemd als ECEC-lid voor Portugal. ATIC heeft in haar memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar en tijdens de hoorzitting gezegd geen ECEC-lid te zijn, en gebruikte hierbij als argument dat het uitsluitend een technische vereniging is. Op deze verklaring kan geantwoord worden dat zij ondanks haar hoedanigheid van technische vereniging, lid van Cembureau is. Op basis van de beschikbare documenten is de Commissie van oordeel dat ATIC lid is geweest van ECEC. In het met de hand geschreven verslag van de vergadering van het "Steering Committee" van 13/14 april 1989, opgesteld door Ciments Français (doc. 33126/18201-18204) valt onder punt i) te lezen: "De voorzitter leest een brief van dhr Meric voor die betrekking heeft op het feit dat Ciments Français niet aan de ECEC-vergaderingen deelneemt. Dhr Clemente neemt hiervan nota, maar herinnert eraan dat het landen zijn die lid van ECEC zijn en die naar eigen inzicht syndicaten of ondernemingen als hun vertegenwoordigers kiezen" (161). Het is juist dat ATIC niet op de lijst staat van adressen waarnaar de notulen van de vergaderingen en algemene correspondentie verstuurd moeten worden; ATIC staat echter wel op de adressenlijst voor de ieder kwartaal in te vullen vragenlijst en voor de statistieken, in tegenstelling tot de andere gevallen (Duitsland, Italië en Nederland), waar de nationale vereniging geen lid is en de producent-leden zelf de in te vullen driemaandelijkse vragenlijst en de statistieken ontvangen (doc. 33126/12524-12534).

Daaraan moet nog worden toegevoegd dat verenigingen die lid van ECEC zijn, deze hoedanigheid van lid behouden, zelfs wanneer de vertegenwoordiging binnen ECEC voor het grootste deel bestaat uit commerciële directeuren van de cementondernemingen die op nationaal niveau door de verenigingen en/of door de ondernemingen zelf zijn benoemd(zie doc. 33126/18201-18204).

  • 32. 
    Betrekkingen tussen ECEC en EPC
  • (1) 
    In de akte van oprichting van 1979 werd bepaald dat twee leden van het "Steering Committee" gekozen moesten worden uit de leden die recht hebben op twee of drie stemmen, dat wil zeggen uit de grote exporteurs. Deze bepaling had onder andere tot gevolg dat het "Steering Committee" de band tussen ECEC en het EPC vormde. De brief die verstuurd is naar aanleiding van de vergadering in Parijs van 23 januari 1979, genoemd in paragraaf 30, punt (2), bevestigt de band tussen de twee Comités, en met name wanneer hierin bevestigd wordt dat "de grootste exporteurs elkaar geregeld zullen blijven ontmoeten. Hun standpunten over de commerciële problemen zullen aan de andere leden van European Cement Export Committee meegedeeld worden via hun vertegenwoordigers in dit Comité" (162).
  • (2) 
    Dat ECEC inderdaad de standpunten van het EPC heeft ontvangen ("Report from the Policy Committee") in de volgende ECEC-vergaderingen, blijkt uit de aangetroffen verslagen: op 14 maart 1984 (doc. 33126/14257-14262) geeft dhr Balbo namens het EPC een verslag van de situatie op de markten; op 11 september 1984 (doc. 33126/14303-14309) geeft dhr Gac aan dat er weinig te melden is; op 21 februari 1985 (doc. 33126/14266-14267) vond een speciale ECEC-vergadering plaats om de aard van het akkoord tussen Griekse en Spaanse producenten inzake de quota voor de export buiten Europa te bespreken, een vergadering die heeft geleid tot het ontstaan van de "Cement Marketing Association" en de betrekkingen tussen ECEC en het EPC; op 22 maart 1985 (doc. 33126/14289-14294) brengen de heren Balbo en Rumeu voor het EPC verslag uit van de situatie op de markten, de toekomst van het EPC na de oprichting van de "Cement Marketing Association", de activiteit van het EPC, en zetten hun mening uiteen over de verschillen in karakter tussen EPC en ECEC; op 22 januari 1986 (doc. 33126/12614-12616 en 12667-12674) zijn de betrekkingen tussen ECEC en EPC besproken en er blijkt een zekere spanning tussen de twee Comités te bestaan; op 10 juni 1986 (doc. 33126/12607-12610) doet de voorzitter verslag van de ontmoeting met die van EPC, waarin wordt getracht EPC ertoe te bewegen minder terughoudend te zijn in het verstrekken van informatie aan ECEC. De Commissie beschikt bovendien over de agenda van nog twee vergaderingen, die van 7 december 1983 (doc. 33126/14184) en van 14 december 1984 (doc. 33126/14310-14315); in het eerste geval beschikt de Commissie niet over een verslag, in het andere geval blijkt uit het verslag dat het punt bij die gelegenheid niet besproken is.
  • (3) 
    In de akte van oprichting van 1986 (zie paragraaf 31, punt (2)) wordt in het "Steering Committee" geen bijzondere rol toebedeeld aan de grote exporteurs. Het blijkt echter dat de informatie van EPC nog steeds regelmatig aan ECEC wordt doorgegeven, zelfs na september 1986. Het officiële verslag van de ECEC-vergadering van 23 september 1988 (doc. 33126/12627-12634) vermeldt dat krachtens een algemeen akkoord tussen de voorzitters van ECEC en EPC de informatie over de vergaderingen met de producenten uit het Verre Oosten voor de ECEC-leden beschikbaar is (zie ook de nota van Ciments Français, doc. 33126/18218-18219). Uit de met de hand geschreven aantekeningen van Italcementi van diezelfde vergadering (doc. 33126/3418-3421) blijkt dat de EPC-informatie nog steeds aan ECEC wordt doorgegeven. Hoewel de ECEC-statistieken per land getotaliseerd worden weergegeven, maakt Italcementi op pagina 3419 de volgende opmerking: "EPC 25% in de eerste drie maanden - 1988 trend - Totaal EPC 10 miljoen. Hispacement, Heracles, Valenciana, Titan + 7 miljoen - Ciments Français, Lafarge, Norcem, Cementos del Mar, Hornos Ibéricos, Rezola, Cementa, Blue Circle, Halkis + 3 miljoen"; en op blz. 3421: "Hispacement 1,1 miljoen; Heracles 2,8 miljoen ton; Titan 1,8; Valenciana 1 miljoen - All destinations 10 miljoen.." Het is duidelijk dat het hier gegevens betreft die binnen EPC zijn uitgewisseld: dit blijkt niet alleen uit de expliciete verwijzing naar EPC, maar ook uit het feit dat Italcementi weliswaar lid van het ECEC, maar geen lid van EPC was.
  • 33. 
    Activiteiten van ECEC
  • a) 
    Statistieken
  • (1) 
    Volgens de verklaring van dhr Gac in zijn brief van 30 maart 1990, bladzijde 10 (doc. 33126/16776), werden de statistische gegevens per land en cumulatief, aan het eind van ieder kwartaal van elk jaar gepubliceerd; de gegevens voor het tweede, het derde en het vierde kwartaal hebben dan niet alleen betrekking op het betreffende kwartaal, maar ook op de totaalcijfers van alle voorafgaande kwartalen ("year to date").

Elk lid geeft ieder kwartaal de hoeveelheden van zijn land op die voor export bestemd zijn naar alle niet bij Cembureau aangesloten landen (zie voorbeeld doc. 33126/12706).

Op grond van gegevens die door de leden zijn ontvangen, en van informatie over de markten maakt dhr Gac de volgende gegevens bekend: een tabel met de reële hoeveelheden per land en de totale hoeveelheden voor de voorafgaande periode en voor de nog lopende periode de geschatte hoeveelheden cement en klinker die voor de export bestemd zijn; een tabel met de door de verschillende importlanden gevraagde hoeveelheden cement en klinker voor de afgelopen periode, en de hoeveelheden die tijdens de lopende periode gevraagd kunnen worden (voorbeeld doc. 33126/3410-3412, 12707-12709). Aan het eind van ieder jaar wordt een gedetailleerder tabel gepubliceerd, met de export van elk exportland naar ieder importland (voorbeeld doc. 33126/16814-16817). Ook de gegevens die voor ieder jaar en voor ieder land de verwachte en feitelijke export aangeven, worden periodiek gepubliceerd (doc. 33126/3422-3433, 12721-12728) (163).

  • b) 
    Vergelijking vraag-aanbod en marktonderzoek
  • (2) 
    Tijdens de vergaderingen van het "Steering Committee" en de plenaire vergaderingen wordt de situatie op de verschillende exportmarkten besproken. De leden corrigeren, indien nodig, de toegezonden gegevens, delen hun verkoopprognoses voor het lopende jaar mede en melden hun verkoopramingen voor het volgende jaar. Op grond van de aldus bijeengebrachte gegevens wordt het totale aanbod van de leden vergeleken met de vraag en wordt vastgesteld of er voor cement in zakken en in bulk en voor klinker een te grote vraag dan wel een te groot aanbod is. De situatie op de grootste exportmarkten wordt bestudeerd, waarna wordt bepaald welk lid naar die markten zal exporteren en hoeveel hij van plan is ernaar te exporteren, welk lid installaties voor het lossen van cement of klinker heeft gebouwd of voornemens is te bouwen, en welke prijzen er worden gehanteerd (164).
  • c) 
    Prijs bij de export
  • (3) 
    Zoals opgemerkt onder b), wordt de situatie van de prijzen in aanmerking genomen die op de verschillende exportmarkten worden gehanteerd naar gelang van de concurrentie van derden.

Tijdens de plenaire vergadering van 14 maart 1984 (doc. 33126/14257-14262) werden adviesprijzen aanbevolen, die de leden zouden moeten hanteren voor de landen waarnaar zij cement in zakken, cement in bulk en klinker exporteerden. Tijdens de plenaire vergadering van 11 september 1984 (doc. 33126/14303-14309) hebben de leden bekeken in hoeverre voooruitgang naar een gemeenschappelijke adviesprijs geboekt was, door informatie uit te wisselen over het niveau dat per lid-land op de exportmarkten reeds bereikt was, waarna zij hebben vastgesteld dat het gemiddelde van deze prijzen USD 34 (USD 28-32) voor cement in zakken, USD 25 (USD 23-24) voor cement in bulk en USD 20-21 (USD 17-19) voor klinker bedroeg. Tijdens de plenaire vergadering van 22 maart 1985 (doc. 33126/14289-14294) werd vastgesteld dat de marktsituatie het niet mogelijk maakte "realistische aanbevelingen" voor prijzen te doen; de leden kwamen echter overeen om de huidige prijzen te bespreken en concludeerden dat deze als volgt waren: zakken USD 29/32, bulk USD 21/22, klinker USD 18. Tijdens de plenaire vergadering van 11/12 september 1985 (doc. 33126/6139-6142) werd vastgesteld dat de in 1985 door de ECEC-leden gehanteerde prijzen lager waren dan die welke voor dat jaar waren aanbevolen. De schrijver van het verslag trekt hieruit de volgende conclusies: "De ECEC-vergaderingen zijn nuttig voor zover zij informele gesprekken tussen de vertegenwoordigers van exporterende cementbedrijven mogelijk maken. Wij moeten echter vaststellen dat het afstemmingsbeleid tussen de exporteurs van Cembureau met de bedoeling te voorkomen dat er prijsverlagingen ontstaan als gevolg van een situatie waarin het aanbod groter is dan de vraag, is mislukt. Te vrezen valt dat de ondernemingen die fabrieken aan de kust bezitten en die bulkladingen kunnen verzorgen (klinker en cement) op grote schepen met een minimum aan aanvoerkosten, de kleine exporteurs die een minder gunstige geografische ligging hebben, via de prijzen elimineren" (165). Tijdens de plenaire vergadering van 23 september 1988 (doc. 33126/12627-12634) werden de prijzen op de markten besproken, waarbij men gezamenlijk constateerde dat de prijzen waren gestegen met 2-4 USD voor bulk en 1-2 USD voor klinker. Hoewel het aanbod beperkt was, verwachtte iedereen dat de prijzen zouden dalen vanwege de Saoedische export. Tijdens de vergadering van het "Steering Committee" van 16 december 1988 (doc. 33126/12570-12575) werd vastgesteld dat de prijzen f.o.b. enigszins verbeterd waren in de loop van 1988; men verwachtte dat de prijzen voor 1989 op een lijn met die van december 1988 komen.

  • d) 
    Situatie van de invoer in de leden-landen
  • (4) 
    Tijdens de ECEC-vergaderingen bespraken de leden ook de importsituatie in de leden-landen, meestal in het kader van de concurrentie uit derde landen.

Zo werd tijdens de plenaire vergadering van 22 maart 1985 (doc. 33126/14289-14294) opgemerkt dat Blue Circle 400 000 ton cement in bulk kocht van Oost-Duitsland.

Tijdens de volgende plenaire vergaderingen (doc. 33126/12617-12674) gaf ieder lid een verslag van de cementimport in zijn land, die meestal afkomstig was uit landen uit het Oostblok.

  • e) 
    Thuismarkten
  • (5) 
    Tijdens de bespreking van de situatie van de cementmarkt, komen de leden in de gelegenheid ook van mededelingen betreffende de situatie in de leden-landen kennis te nemen.

Op 26 maart 1987 (doc. 33126/12594-12598) merkt het "Steering Committee" op dat Spanje van een krachtige binnenlandse vraag profiteert, die gedeeltelijk gecompenseerd wordt door een vermindering van de export, en dat de Spaanse bedrijfstak haar capaciteit heeft verminderd.

Op 10 maart 1988 (doc. 33126/12579-12581) neemt het "Steering Committee" ervan kennis dat Spanje besloten heeft de export tot een minimum te beperken om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen.

In de aantekeningen van Italcementi over de "Steering Committee"-vergadering van 22/23 september 1988 (doc. 33126/3415-3416 en 3419) wordt gesproken over de volgende mededelingen: "De drijvende silo in de haven van Brest is blijkbaar op weg naar Algiers, nadat waarschijnlijk een akkoord is bereikt met Lafarge [de silo waarnaar Italcementi verwijst, is waarschijnlijk die van Libexim die oorspronkelijk bedoeld was om Grieks cement te lossen, noot van de red.]; de drijvende silo Gizan ligt nog steeds in de haven van Sète, wat gewaardeerd wordt door de dokwerkers, die zich willen wreken op het feit dat Lafarge een cementfabriek in de regio had gesloten, waarvandaan cement werd geëxporteerd"; "Blue Circle koopt klinker uit Libanon (Holderbank) voor het Verenigd Koninkrijk; zij koopt ook in België."

De aantekeningen van Italcementi over het "Steering Committee" van 16 december 1988 (doc. 33126/3401-3402) vermelden dat het Verenigd Koninkrijk in 1989 2 miljoen ton cement en klinker zou moeten importeren. De schrijver van de aantekeningen merkt op dat als Italcementi hiervoor als verkoopmaatschappij "bevoegd" was geweest, zij zich zou kunnen gaan bemoeien met de leveringen aan het Verenigd Koninkrijk, bijvoorbeeld met Joegoslavisch cement (166).

De notulen van de vergadering van het Steering Committee van 13 april 1989 (doc. 33126/12566-12569) vermelden dat de Franse export van klinker is afgenomen, omdat de capaciteit beperkt is en er een grote vraag bestaat op de markten van de buurlanden, die interessanter zijn. Hoewel de Franse export naar landen buiten West-Europa is afgenomen, laat het eerste kwartaal van 1989 een stijging zien van 8% van de totale verkoop zowel die in het binnen- als in het buitenland.

  • 34. 
    Ontbinding van ECEC

Met twee brieven, gedateerd 8 en 18 oktober 1993, hebben de advocaten van ECEC de Commissie de notulen van de ECEC-vergadering van 19 maart 1993 ter kennis gebracht, tijdens welke de leden, nadat zij kennis hadden genomen van de opzeggingen van Partek Cement, Italcementi, Cementir, Unicem, Halkis en de Turkse vereniging, besloten ECEC te ontbinden en de archieven over te brengen naar het advocaten ("solicitors")- kantoor Simmons & Simmons. In de begeleidende brief bij de notulen verklaart Simmons & Simmons de ECEC-archieven nog niet te hebben ontvangen.

  • B) 
    "EUROPEAN EXPORT POLICY COMMITTEE" (EPC)
  • 35. 
    Structuur en functies van EPC
  • (1) 
    In 1978 besloten de bij de "London Club" aangesloten grote exporteurs (zie paragraaf 30) hun eigen "club" op te richten, het "European Export Policy Committee", waarin de producenten met een exportcapaciteit van minimaal 500 000 ton per jaar verenigd waren.

VERVOLG VAN DE TEKST ONDER NUMMER : 394D0815.5(2) Volgens de verklaringen van dhr Gac (doc. 33126/16766-16777, z. 5) werd het EPC opgericht, toen de ondernemingen die in de jaren zestig veel produktiecapaciteit hadden geïnstalleerd, vanwege de crisis in hun eigen landen vanaf 1973 om hun produktie te kunnen afzetten, zich op de export moesten richten, met name op de OPEC-landen, die interessant geworden waren en bovendien, na de heropening van het Suez-kanaal, gemakkelijk te bereiken. Omdat de met export verbonden problemen voor de kleine niet dezelfde waren voor de grote exporteurs, besloten de laatsten om hun eigen comité op te richten, met de bedoeling de export buiten Europa te bevorderen. In tegenstelling tot ECEC, waarin de landen vertegenwoordigd zijn in de vorm van bedrijfstakverenigingen of ondernemingen, is het EPC een "club van ondernemingshoofden."

  • (3) 
    Volgens de verklaringen van dhr Gac waren de oprichters van het EPC: de Franse producenten Lafarge en Ciments Français; de Britse producent Blue Circle; de Scandinavische producent Norcem; de Spaanse producenten Hispacement, Valenciana (die zelf zegt lid te zijn sinds 1981, zie blz. 39 van de memorie van antwoord), Cementos del Mar, Exponor (die in 1984 als belangrijkste aandeelhouder werd opgevolgd door Rezola - doc. 33126/14041); de Griekse producenten Titan, Heracles en Halkis. Op 1 juli 1982 voegde Hornos Ibéricos zich bij deze "club", en Cementa op 1 januari 1983. Op 1 januari 1987 hebben Norcem en Cementa hun internationale activiteiten gebundeld, waarna Scancem hen als lid is opgevolgd. Rezola heeft zich per 31 december 1985 teruggetrokken, Blue Circle op 12 oktober 1987 en Ciments Français op 17 februari 1989.

Valenciana zegt in haar memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, blz. 41, dat zij vanaf 1986 niet meer aan de EPC-vergaderingen heeft deelgenomen, aangezien haar naam sinds die datum niet meer genoemd wordt. De Commissie kan deze bewering niet aanvaarden, aangezien Valenciana in de persoon van dhr Manglano vertegenwoordigd was bij de plenaire vergaderingen van het EPC op 13 mei 1987, 15 oktober 1987, 16 februari 1989 en dat de afwezigheid van de onderneming op de vergadering van 18 februari 1988 verontschuldigd werd. Bovendien wordt Valenciana, met haar marktaandeel in de EPC-export, genoemd in alle EPC-statistieken over de periode 1986-1989 (doc. 33126/12967-12970, 12987-12998, 13004-13011, 12915-12966, 12808-12814).

  • (4) 
    De Commissie is niet in het bezit van een copie van de statuten van het EPC. Overigens zijn die er volgens de verklaring van dhr Gac nooit geweest tot aan de ontbinding op 19 mei 1989, de datum waarop een andere vereniging is opgericht die wél statuten had, namelijk het "Committee for Development of International Trade" (CDICT).

De Commissie beschikt echter wel over tal van stukken waarin over bepaalde activiteiten van het EPC wordt gesproken en waaruit ten minste één van de doelstellingen kan worden afgeleid die het volgens de leden had.

  • (5) 
    Volgens een met de hand geschreven, ongedateerde nota van Ciments Français (doc. 33126/4454), die in het kantoor van de commercieel directeur werd aangetroffen (doc. 33126/4365), had de oprichting van het Policy Committee in 1978, "de bedoeling van de voorzitters om op de exporteurs controle uit te oefenen." Deze interpretatie lijkt te worden bevestigd door de interne nota van Blue Circle van 9 april 1981 (doc. 33126/11338-11340): "Volgens het idee dat aan de basis van dit Policy Committee lag, zouden de aangesloten ondernemingen vertegenwoordigd worden door de hoogste bestuurders, zodat het, naar men hoopte, mogelijk zou zijn tot beleid te komen dat tot een sterkere markt zou leiden en dus betere prijzen voor iedereen zou opleveren. Bovendien had men natuurlijk in gedachten dat op het hoogste bestuurlijke niveau belangrijke besluiten genomen konden worden, zoals het onttrekken van grote hoeveelheden aan de markt, om het evenwicht tussen vraag en aanbod te handhaven" (167). Verder wordt in de nota de opmerking gemaakt dat, hoewel het niet zo was dat het Policy Committee helemaal geen resultaten boekte, het belangrijkste doel niet was bereikt, vanwege een gebrek aan vertrouwen tussen Griekse en Spaanse producenten en vanwege het aanbod door Grieken en Spanjaarden van grote hoeveelheden cement, die de prijzen drukken.
  • (6) 
    Ciments Français omschrijft in de interne nota van 7 maart 1989 (doc. 33126/4466-4467) het "White Cement Committee" door het te vergelijken met het EPC: "Een informele club die voor wit cement is wat Policy (Policy Committee, noot van de red.) is voor grijs cement" (168). De handgeschreven, ongedateerde nota van Ciments Français (doc. 33126/4454) zegt over het "White Cement Committee": "Een club met als doel: de bescherming van de thuismarkten - en als regel: eenieder respecteert zijn thuismarkten en voert zijn overproduktie uit met algemene instemming" (169).

Vier geadresseerden van de mededeling van de punten van bezwaarmaken gewag van de nota van 7 maart 1989 (Titan blz. 30, Hornos Ibericos blz. 30, Ciments Français blz. 27, ECMEC, bijlage 2, blz. 2); slechts twee ervan, Ciments Français zelf en ECMEC, gaan op de inhoud ervan in (170).

  • (7) 
    De voorzitter van het EPC, die erover klaagde dat er bij sommige leden erg weinig belangstelling bestond om aan de vergaderingen deel te nemen, omschreef in de vergadering van het "Steering Committee" van 19 januari 1987 het EPC als volgt (doc. 33126/13045-13049): "Het grootste voordeel voorieder lid is waarschijnlijk dat ze nauwe persoonlijke contacten kunnen leggen en uitbouwen. De vergaderingen dienen als formele structuur waarrond deze contacten kunnen opgroeien (171)."
  • (8) 
    Het EPC heeft altijd een bepaalde structuur gehad, waarbij dezelfde groepen regelmatig bijeen kwamen, namelijk: een "Clinker sub-Committee"; een "Bulk sub-Committee"; er bestond ook een "Steering Committee", dat bijeen kwam onder voorzitterschap van een lid dat optrad als EPC-voorzitter en door drie vice-voorzitters en een secretaris werd bijgestaan.
  • (9) 
    Op grond van de documenten die vergaard konden worden (172) en gezien het feit dat de officiële stukken niet altijd de werkelijk tijdens de vergaderingen gevoerde discussies weergeven, zoals in de loop van deze uiteenzetting kan worden geconstateerd, kan worden vastgesteld dat het EPC onder andere als doelstelling had via samenwerking tussen de leden op het gebied van export ervoor zorgen dat de respectieve thuismarkten gerespecteerd werden.
  • 36. 
    De problemen binnen Europa
  • (1) 
    Sommige in paragraaf 35 genoemde en de volgende uit de structuur van het EPC voortkomende documenten tonen aan dat het EPC zich niet alleen bezighield met export buiten Europa, maar ook met handel binnen Europa.
  • (2) 
    In de brief waarbij de notulen van de EPC-vergadering van 18 november 1983 (doc. 33126/11364) aan Blue Circle worden gezonden, is het volgende postscriptum toegevoegd: "Hierbij stuur ik, uitsluitend ter informatie van BCC, een copie van de ontwerp-notulen, waarin de bespreking van onderwerpen die normaal gesproken buiten de bevoegdheid van het EPC vallen, maar die interessant voor U zouden kunnen zijn" (173). De notulen die aan Blue Circle zijn verstuurd, (doc. 33126/11365-11373) bevatten op bladzijde 4 de volgende kanttekeningen, die niet in de officiële notulen staan (doc. 33126/14062-14068): "Het volgende betreft activiteiten binnen Europa, en ik weet niet zeker of dit in onze notulen moet worden opgenomen? Een Noorse transportonderneming, PF Bassoe, is begonnen in West Duitsland en in Nederland, cement in zakken te kopen om de markt van Stavanger te bevoorraden. We hebben begrepen dat zij op lange termijn streven naar het opzetten van een terminal om cement in bulk in Noorwegen te kunnen invoeren.

De markt van het Verenigd Koninkrijk wordt onder druk gezet door Spaanse leveranciers. Dhr Manglano heeft de afgevaardigden gerust gesteld dat noch Valenciana noch Cementos del Mar bij de handel met het Verenigd Koninkrijk betrokken zijn" (174).

  • (3) 
    Op 29 augustus 1985 heeft dhr Gac voor de EPC-voorzitter een notitie opgesteld met als titel "Mededeling voor het Steering Committee van het EPC, Athene, 12 september 1985", met betrekking tot de onderwerpen die tijdens de vergadering besproken moesten worden (doc. 33126/12804). Deze nota vermeldt: bij punt 1 de noodzaak om te controleren of de Spanjaarden aan het EPC nog steeds willen meedoen na de oprichting van de "Cement Marketing Association"; bij punt 2 de noodzaak om te controleren of "Cement Marketing Association" werkelijk is opgericht en de overlevingskansen hiervan na 1985; bij punt 3 de noodzaak om te controleren hoe ernstig het geschil is tussen Hispacement en Heracles wat de leveringen aan Egypte betreft en "hoe serieus de dreiging is dat er Spaans cement in bulk aan de Bouri-terminal in Groot-Brittannië wordt geleverd" (175); bij punt 4 de noodzaak om duidelijke overeenkomsten op te stellen indien het "Steering Committee" zou beslissen dat het EPC moet blijven functioneren. De Commissie beschikt niet over notulen of aantekeningen waaruit blijkt wat er werkelijk in de vergadering te Athene op 12 september 1985 besproken is.
  • (4) 
    Het document dat op 1 september 1986 door dhr Gac is voorbereid en met als titel "EPC na 1986" ("EPC Beyond 1986") noemt drie opties: (doc. 33126/12771-12773): "Eerste optie: status quo handhaven"; "tweede optie: ontbinding van het EPC"; "derde optie: nieuw EPC." Onder de eerste optie, in de eerste alinea, wordt in het document uitgelegd dat "de constante inkrimping van het zakenvolume en de wrijvingen tussen de Europeanen als gevolg van de Griekse plannen om naar de markten van West-Europa te gaan exporteren, reden geven om te denken dat het niet langer voordeel oplevert om in het kader van de bestaande overeenkomst met het EPC door te gaan" (176).
  • (5) 
    In een ander document, gedateerd 4 november 1986, "Toekomst van het EPC" (doc. 33126/12775-12778), geeft dhr Gac zijn indrukken weer van de EPC-vergadering van oktober 1986 en van een plan voor een internationale cementorganisatie. Dhr Gac merkt op dat tijdens de EPC-vergadering een zekere apathie en gebrek aan initiatief bij de deelnemers werd geconstateerd en vraagt zich af hoe de toekomst van het EPC eruit zal zien als dit zo doorgaat. Hij benadrukt het probleem dat volgens hem het grootste is: "Het grote probleem, dat niemand graag aankaart, is de overcapaciteit in West-Europa en steeds meer ook in andere delen van de wereld. Ons probleem ligt erin dat we de vraag niet op de juiste manier formuleren, want terwijl het probleem boven de horizon van onze thuismarkten begint te komen, is het niet grijpbaar genoeg om tot levendige discussies te leiden" (177).
  • (6) 
    Op 14 mei 1987 geeft dhr Marshall, voorzitter van het EPC, in een nota aan Blue Circle een samenvatting van de tijdens de EPC-vergadering van 13 mei 1987 (doc. 33126/11344-11345) besproken onderwerpen. Wanneer we de in deze nota behandelde onderwerpen worden vergeleken met de officiële notulen van de vergadering (doc. 33126/13004-13011), kan worden vastgesteld dat de twee eerste punten ("Summary-Turkey") en het vierde punt ("Freight") van de nota van dhr Marshall overeenkomen met punt III ("Review of statistics") en IV ("Review of Market Development") van de officiële notulen. In de nota van de heer Marshall wordt niet gesproken over de onderwerpen V ("Dr. Marshall's meeting with Asean producers"), VI ("East-West Meeting in Tokyo") en VII ("Administration") uit de officiële notulen; daar staat tegenover dat de officiële notulen niets vermelden over de andere onderwerpen die in de nota van dhr Marshall, namelijk worden genoemd: "USA", "Bouri", "Titan", "Cembureau Task Force", "Lafarge", "Norcem." In deze nota wordt onder de punten "Bouri" en "Titan" verslag gedaan van de besprekingen binnen het EPC over de intracommunautaire uitwisselingen, door sommige aspecten van deze uitwisselingen in verband te brengen met de activiteiten van sommige EPC-leden op de exportmarkten (het aan de Cembureau Task Force gewijde punt is besproken in paragraaf 24, punt (3). De punten "Bouri"e en "Titan" worden als volgt beschreven: "Bouri(e) - (Bouri is de tussenpersoon langs wie de Griekse producenten cement exporteren naar het Verenigd Koninkrijk, noot van de red.). Hun financiële problemen lijken groter te worden, de leveranciers leveren niet meer in Algerije, omdat ze sinds oktober 1986 niet meer betaald hebben. Titan heeft met Bourie in het Verenigd Koninkrijk gebroken, maar heeft de Duitsers als leveranciers van Lagan (Noord-Ierland) vervangen. Op dit moment vaart er een tweede schip tussen Heracles en Bourie in het Verenigd Koninkrijk. De geruchten nemen toe dat Bourie bezig is zich op Frankrijk en Spanje te richten en dat andere handelaars ook geïnteresseerd zijn, maar niet noodzakelijkerwijs in het Griekse cement. Met name de Fransen hebben informatie opgevraagd over de personen en ondernemingen die betrokken zijn bij de handel in het Verenigd Koninkrijk, omdat ze het gevoel hebben dezelfde situatie mee te maken als die welke wij bijna twee jaar geleden hebben meegemaakt.

Titan. Zij zijn tevreden met de contacten met Blue Circle en met name met dhr Philip Hawkesworth. Ivan Tryfonas heeft gezegd dat hij achteraf gezien gelooft dat het gezond verstand begint te werken, ten minste bij Titan. Zij hadden waardering voor de manier waarop wij ze in de Verenigde Staten hebben behandeld en ze zijn van mening dat hun leveringen in Noord-Ierland niet zo gevoelig liggen als hun leveringen in Groot-Brittannië. Intussen staat de directie van Heracles onder druk, niet alleen van de regering, maar ook van de "rechtse" pers, die in alles wat die directie doet als bewijs van slecht socialistisch management ziet" (178).

  • (7) 
    Nadat dit tijdens de EPC-vergadering van 20 oktober1988 (doc. 33126/12791-12799 en 12971-12977) besproken was, hebben de leden het probleem van de toenemende handel binnen Europa opnieuw besproken tijdens de vergadering van het "Steering Committee" van 15 februari 1989 (doc. 33126/13019-13021): "Er was een korte discussie over de situatie van de wereldmarkt en de trends hierop. In de meeste landen van West-Europa was sprake van een krachtige binnenlandse vraag, wat in sommige gevallen tot gevolg had dat er veel werd geïmporteerd om de plaatselijke produktie aan te vullen. Het Verenigd Koninkrijk heeft bijvoorbeeld meer dan één miljoen ton cement en klinker geïmporteerd en zal voor 1989 ongeveer 2 miljoen ton nodig hebben. Als gevolg hiervan heeft één van de grootste producenten weer een paar oude ovens in gebruik genomen, waarmee hij 300 000 ton denkt te produceren. De binnenlandse vraag in Griekenland is in 1988 met 8% gestegen en blijft in 1989 naar verwachting op dit niveau. De binnenlandse prijzen blijven laag.

Halkis heeft zijn capaciteit met één miljoen ton verminderd, maar dat is niet genoeg om de onderneming rendabel te maken.

Spanje staat onder toenemende druk van importeurs. Met name Catalonië is een groeimarkt, maar in ± 50% van de toename van de vraag wordt voorzien door importeurs" (179).

  • (8) 
    Uit de notulen van de EPC-vergadering van 20 oktober 1988, opgesteld door Ciments Français (doc. 33126/18179-18180), blijkt onder andere hoever de onderhandelingen tussen Lafarge en Heracles en Titan voor de levering van cement of klinker zijn gevorderd. Deze contracten werden genoemd in de ETF-context (zie paragraaf 28, punten (18) en (19)), hetgeen duidelijk maakt hoe belangrijk dit voor het intracommunautaire handelsverkeer is.
  • (9) 
    In zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, Bijlage 2, bladzijde 2, bevestigt ECMEC dat de nota van 14 mei 1987 is opgesteld door dhr Marshall in zijn hoedanigheid van directeur van Blue Circle, voor zijn collega's van die onderneming en niet in zijn hoedanigheid van voorzitter van het EPC. Hij geeft een samenvatting van een geschreven verklaring van de hand van dhr Marshall op 13 februari 1992: "Ik bevestig dat de inhoud van dit document . . .. geen betrekking heeft op de onderwerpen die besproken zijn in welke EPC-vergadering dan ook, behalve de paragrafen met de titels "Summary", "Turkey" en "Freight." Het document is door mij opgesteld, maar alleen ter informatie voor mijn collega's in de Raad van Beheer van Blue Circle. Ik heb dit niet opgesteld in mijn hoedanigheid van EPC-voorzitter. Het ging niet om een EPC-document. Het is naar geen enkel EPC-lid en evenmin naar de secretaris van het EPC gezonden. Het ging uitsluitend naar mensen binnen Blue Circle" (180).

De Commissie wijst op de volgende feiten: dhr Marshall bekleedde tegelijkertijd de functie van EPC-voorzitter en die van topman bij Blue Circle (hij was lid van de directie); de bewuste nota kwestie heeft als titel: "European Export Policy Committee - Meeting on 13th May 1987"; nergens in de nota wordt onderscheid gemaakt tussen onderwerpen die zijn besproken tijdens, vóór of na de EPC-bijeenkomst, of elders; alle onderwerpen die in de nota worden genoemd, komen stuk voor stuk onder dezelfde titel: "European Export Policy Committee - Meeting on 13th May 1987" voor.

  • (10) 
    Sommige ondernemingen (zie met name de memories van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar van Blue Circle, punten 6.13-6.15; Ciments Français, bladzijde 128-134; Lafarge, blz. 68-70; Titan, blz. 29-31) voeren aan dat uit het feit dat bepaalde intracommunautaire situaties in EPC-vergaderingen werden besproken, niet als principe kan worden afgeleid dat de thuismarkten gerespecteerd werden, noch dat hieruit geconcludeerd kan worden dat intracommunautaire handel het doel van de Comités was, noch dat getwijfeld kan worden aan de rechtmatigheid van deze besprekingen, met name wanneer deze betrekking hadden op de intracommunautaire handel met toepassing van "dumping" (blijkbaar een toespeling op de staatssteun aan Griekse ondernemingen).

Niemand is in staat om het doel van het EPC te omschrijven, omdat altijd werd beweerd dat het Comité een informele "club" was zonder akte van oprichting of statuten. De Commissie kan alleen maar vaststellen dat de ondernemingen toegeven, hetgeen ook uit de stukken blijkt, dat er binnen het EPC niet alleen over export buiten Europa, maar ook over intracommunautaire handel.gesproken werd. De Commissie erkent natuurlijk het recht van de ondernemingen om niet alleen de bevoegde autoriteiten - met inbegrip van de Commissie zelf - op eventuele overtredingen van nationale of communautaire bepalingen te wijzen, evenals hun recht om dit als groep te doen, hetgeen uiteraard voorbereidende besprekingen veronderstelt. Het feit dat de ondernemingen zich zorgen maakten over staatssteun die aan andere Europese concurrenten verstrekt werd, is echter in geen geval een rechtvaardiging voor het zelf maatregelen treffen, naast het aan de bevoegde autoriteiten ter kennis brengen van de zaak. Deze bezorgdheid verklaart evenmin het feit dat, volgens de hiervóór geciteerde stukken, de ondernemingen de plannen van ondernemingen van een bij Cembureau aangesloten land om naar een ander aangesloten land te exporteren, als een bedreiging van het voortbestaan van het EPC interpreteerden, daar dit juist geacht werd zich uitsluitend bezig te houden met taken in verband met de export naar derde landen.

  • 37. 
    Samenwerking tussen de leden op de

exportmarkten

  • (1) 
    De Commissie erkent dat, zoals door een aantal ondernemingen is bevestigd, de EPC-activiteiten in hoofdzaak betrekking hadden op exportmarkten. Zij erkent eveneens dat samenwerking van ondernemingen op deze markten geen inbreuk vormt op artikel 85, lid 1, van het Verdrag, behalve voor zover een dergelijke samenwerking de handel tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap ongunstig beïnvloedt. Dat een dergelijke potentiële uitwerking aanwezig was, blijkt uit de voorgaande paragrafen; de consequenties ervan worden in hoofdstuk 10 behandeld. Hoewel de samenwerking op markten van derde landen op zich dus niet als een inbreuk beschouwd kan worden, is het niettemin zinvol om in het kort, aan de hand van enkele voorbeelden, uiteen te zetten om wat voor samenwerking het ging. Zoals de Commissie reeds in paragraaf 36, punt (8), heeft opgemerkt, bleef deze samenwerking niet zonder uitwerking op de mogelijkheden om de intracommunautaire handel te beperken.
  • (2) 
    Deze samenwerking had betrekking op de verdeling van markten, het bepalen van prijzen, het uitwisselen van gegevens en het nastreven van overeenkomsten met andere, in Azië gevestigde exportorganisaties.
  • a) 
    Marktverdeling
  • (3) 
    Tijdens de EPC-vergadering van 1 en 2 juli 1981 (doc. 33126/11442-11451) hebben de leden de algemene bepalingen van de overeenkomst goedgekeurd ("Principles of Understanding") (doc. 33126/11452-11455), die met het oog op het totstandbrengen van een evenwicht in de wereldmarkten ieder ertoe verplichten bij de export van cement in bulk de volgende beginselen in acht te nemen:
  • De leden die verklaren belangen te hebben op bepaalde markten ("captive market"), genieten prioriteit om op deze markten te leveren.
  • De leden die verklaren langlopende contracten op bepaalde markten te hebben, ("controlled market") genieten prioriteit voor levering op deze markten, maar indien zij niet in staat zijn om de volledige, door deze markt gevraagde hoeveelheid te leveren, moeten zij de leveringen naar billijkheid met de anderen delen.
  • Voor de vrije markten ("free market") moeten de leden die geïnteresseerd zijn in de leveringen, één verantwoordelijke persoon aanwijzen, die met de onderhandelingen en de verdeling van de leveringen belast wordt.
  • Wanneer een lid de voor de export bestemde hoeveelheden wenst te veranderen, moet hij het EPC hiervan op de hoogte brengen.
  • Wanneer dit nodig is om betere prijzen te verkrijgen, wijzigen de leden de omvang van het aanbod zonder daarmee derden toe te laten op de markt te komen.
  • Er moet worden getracht regelingen te treffen met andere aanbieders (ECEC en anderen), teneinde een stabiel klimaat op de markt te creëren.
  • (4) 
    Deze regels zijn in de praktijk bevestigd in de EPC-vergadering van 14 september 1983 (doc. 33126/11400-11407) en door een brief van de EPC-voorzitter van 14 september 1983 (doc. 33126/11414-11415), waarop Blue Circle op 6 oktober 1983 reageerde (doc. 33126/11416) met de mededeling dat zij ook bepaalde hoeveelheden in Oost-Duitsland had gekocht, met onder meer de bedoeling deze hoeveelheden aan de tussenpersonen te onttrekken en aldus de EPC-leden te beschermen, die dan ook gevraagd zouden worden om bij de afzet van deze hoeveelheden mee te werken.
  • b) 
    Prijsvaststelling
  • (5) 
    Zoals gesteld wordt onder punt 3), onder c) en d), van de "principes", worden de prijzen voor iedere losplaats collectief vastgesteld en moet over elke wijziging onderling afgestemd worden (181). Voorbeelden van prijsbesluiten worden gegeven in de notulen van de vergadering van het "Bulk Sub-Committee" van 1 juli 1981 (doc. 33126/11442-11446), in de notulen van de EPC-vergaderingen van 12 november 1981 (doc. 33126/11432-11440), van 10 november 1982 (doc. 33126/11417-11420), van 14 september 1983 (doc. 33126/11401-11407). Op de EPC-vergadering van 18 november 1983 (doc. 33126/11383-11390) wordt besloten de overeengekomen prijzen niet langer in de officiële notulen te vermelden, (vergelijk de officiële notulen van de hiervóór genoemde vergadering van 18 november 1983 met de officieuze notulen van dezelfde vergadering, doc. 33126/11391-11399). Deze praktijk om de overeengekomen prijzen niet meer te vermelden in de officiële notulen is bevestigd tijdens de EPC-vergadering van 16 februari 1984 (doc. 33126/11356-11363) (182). De overige beschikbare notulen vermelden geen overeengekomen prijzen meer (183).
  • c) 
    Uitwisseling van gegevens
  • (6) 
    Ieder lid heeft aangegeven welke hoeveelheden hij voor export beschikbaar heeft en welke hoeveelheden hij naar elk importland werkelijk heeft geëxporteerd. Het EPC heeft periodiek de marktaandelen van de leden berekend en heeft deze gegevens onder de leden verspreid. Van alle jaren zijn de statistieken beschikbaar (184).
  • d) 
    Overeenkomsten met andere organisaties
  • (7) 
    Om ontwrichting van de markten te voorkomen, hebben de EPC-leden de ECEC-leden geraadpleegd (zie paragraaf 32) en, zoals gesteld in de algemene bepalingen van de "Principles" (punt (3)), hebben zij getracht regelingen met hen te treffen, evenals met de Aziatische producenten en/of producentenorganisaties. Er zijn vergaderingen van het EPC geweest, soms met vertegenwoordigers van Cembureau en met genoemde Aziatische producenten ("East/West Meeting"), met de bedoeling het aanbod van cement op de wereldmarkt te regelen (doc. 33126/11291-11306, 11328-11331 en notulen van de EPC-vergaderingen: die van het "Steering Committee" van het EPC van 18 mei 1989 en de vergadering van de CDICT - zie paragraaf 35, punt (4) - van 19 oktober 1989 maken melding van deze laatste vergaderingen).

Ook is de instelling van een orgaan dat de markt regelt in de vorm van quota's voor alle belangrijke exportlanden onderzocht. In dit verband is op 3 oktober 1986 een voorstel gedaan voor de oprichting van een "International Cement Organisation", waarin 25 exportlanden vertegenwoordigd zouden moeten zijn (doc. 33126/11307-11319, 11346-11348). Dit voorstel schijnt te zijn bestudeerd tijdens de "East/West meeting" te Tokyo op 13 april 1987 en er is een ontwerp-overeenkomst voorbereid (doc. 33126/11297). Het is niet mogelijk te zeggen of dit plan ten uitvoer is gebracht.

HOOFDSTUK 7

Het "White Cement Committee" (WCC)

  • 38. 
    Aard en functies van het WCC
  • (1) 
    Volgens de definitie van Ciments Français in een met de hand geschreven ongedateerde nota (doc. 33126/4454) en in de interne nota van 7 maart 1989 (doc. 33126/4466-4467) is het WCC een "club" van Europese exporterende producenten van "wit" cement (zie ook de notulen van de WCC-vergadering van 3 oktober 1985, opgesteld door CBR, doc. 33126/9962-9966).
  • (2) 
    Het WCC zou volgens de betrokken ondernemingen geen statuten hebben. Er zou ook geen oprichtingsakte zijn en de datum van oprichting is niet bekend; het heeft geen structuur, het secretariaat wordt bij toerbeurt door de leden verzorgd. De enige zekerheid omtrent het WCC, volgens de notulen van de vergaderingen van 6/7 mei 1982 tot en met 26 mei 1988 die in het dossier zijn opgenomen, (185) is dat de activiteit van de "club" ondersteund wordt door een "White Cement Promotion Committee" (WCPC), dat uitsluitend uit WCC-leden bestaat (zie notulen van de WCC-vergaderingen van 3 oktober 1986 en 19 juni 1986, doc. 33126/9962-9966 en 2760-2763) en dat het zich bezighoudt met de bevordering van de verkoop van "wit" cement en met de uitwisseling van inlichtingen betreffende de diverse toepassingen ervan.
  • (3) 
    Tijdens de verificatie van 13 februari 1990 heeft de commercieel directeur van Ciments Français schriftelijk verklaard: "De ECME Committees zijn voor zover ik weet het geheel van groepen, dat wil zeggen het Export Policy Committee, het European Cement Export Committee en het White Cement Committee" (186) (doc. 33126/18138). ECMEC heeft deze beweringen van Ciments Français aangevochten in een brief van 30 maart 1990 (doc. 33126/16766-16777). Zoals al is vermeld in paragraaf 35, punt (6), derde voetnoot, beweert Ciments Français in haar memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, dat de commercieel directeur zich in deze verklaring vergist heeft, zoals hij zich ook het daaraan voorgaand jaar zou hebben vergist, toen hij de nota van 7 maart 1989 schreef. In dit verband heeft Ciments Français in bijlage 1 bij het verslag als antwoord een brief bijgevoegd die de commercieel directeur op 12 februari 1992 geschreven heeft aan de advocaten van ECMEC en waarin hij toegeeft in zijn verklaring van 13 februari 1990 een vergissing te hebben begaan. Er zij in dit verband verwezen naar hetgeen hierover wordt opgemerkt in paragraaf 35, punt (6), derde voetnoot, met de toevoeging dat Ciments Français gedurende de betreffende periode in het EPC en in het WCC door dezelfde personen vertegenwoordigd was, namelijk dhr De Kervenoael (soms vergezeld van dhr Leboeuf of mevrouw Deneuville) in het EPC, en dhr Leboeuf (soms vergezeld van dhr De Kervenoael of mevrouw Deneuville) in het WCC.
  • (4) 
    Bij de verificatie van 17 juli 1990, heeft de Directeur Export van Titan schriftelijk verklaard: "In 1984/85 hebben Titan en Heracles aan dhr Gac, secretaris van het WCC, gevraagd wat de procedure was om als lid toegelaten te worden. Dhr Gac heeft hen geantwoord dat zij hiertoe een schriftelijk verzoek moesten indienen bij de voorzitter van het WCC."

In zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, bijlage 2, blz. 3 en 4, herhaalt ECMEC de verklaring die op verzoek van de advocaten van ECMEC in maart 1992 door de Directeur Export van Titan is gedaan en waarin deze stelt dat hij eenvoudigweg had geredeneerd dat dhr Gac, secretaris van ECMEC en van het EPC, ook secretaris van het WCC zou kunnen zijn.

  • (5) 
    Volgens een nota van Italcementi van 30 augustus 1985 (doc. 33126/2802), die verwijst naar het feit dat het WCC niet uit Cembureau voortkomt, hoewel het sinds enkele jaren uit leden van Cembureau bestaat, waren de oprichtende leden van het WCC: Aalborg Portland (Denemarken), Alsen en Dyckerhoff (Duitsland), CBR (België), Lafarge (Frankrijk), Blue Circle (Verenigd Koninkrijk), Italcementi (Italië); daarna zijn achtereenvolgens Ciments Français (Frankrijk) en Valenciana (Spanje) lid geworden. Vanaf januari 1984 hebben Aalborg, Alsen en Blue Circle hun lidmaatschap om de hierna uiteengezette redenen beëindigd.

Ciments Français heeft tijdens de verificatie van 13 februari 1990 (doc. 33126/18135) schriftelijk verklaard dat zij "zich teruggetrokken heeft uit alle comités (oktober 1988 en maart 1989) waaruit ECEC bestaat en met name de comités die onder 3 en 4 hiervóór worden genoemd" (187) (3. WCC; 4. EPC; noot van de red.). De opzeggingsbrieven die door Ciments Français zijn overgelegd, zijn: een brief van 17 februari 1989 waarin het lidmaatschap van het ECP wordt opgezegd en die gericht is aan de voorzitter (doc. 33126/18216); een brief van 10 maart 1989 waarin het lidmaatschap van alle ECMEC-comités wordt opgezegd en die gericht is aan de Voorzitter van ECEC (doc. 33126/18217); een brief die op 25 april 1989 is verstuurd aan de heer Gac - ECMEC, waarin Ciments Français bevestigt uit alle ECMEC-comités getreden te zijn en een cheque toezendt voor de betaling van de contributie voor 1989 (doc. 33126/18198). In zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, bijlage 2, blz. 2 en 3, zegt ECMEC dat de Commissie een vergissing heeft begaan door te stellen dat Ciments Français haar lidmaatschap van het WCC heeft opgezegd bij brief van 25 april 1989, omdat niets in deze brief op vertrek uit dit comité wijst. Omdat de brief van 17 februari 1989 de opzegging van het EPC-lidmaatschap behelst en die van 10 maart 1989 het vertrek uit alle ECMEC-comités, en omdat dhr Gac zegt dat het WCC geen deel uitmaakt van ECMEC, moet geconcludeerd worden dat Ciments Français geen enkele opzeggingsbrief aan WCC verzonden heeft. In zijn memorie van antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, punt 14.3.3.: "Opzegging door Ciments Français" bevestigt deze onderneming: "In 1988 was Ciments Français daarom van mening dat vanwege de uiterst geringe export lidmaatschap van het WCC niet meer gerechtvaardigd was, reden om te besluiten niet meer daaraan deel te nemen" (188).

  • (6) 
    De Commissie meent dat de boven aangehaalde verklaringen voldoende met elkaar overeenkomen om te kunnen concluderen dat ECMEC de drie exportcomités overkoepelde, namelijk ECEC, EPC en WCC.
  • (7) 
    Op basis van de notulen van de vergaderingen kunnen de functies en activiteiten van het WCC als volgt worden weergegeven:
  • 39. 
    Het respecteren van de thuismarkten van de leden
  • (1) 
    Volgens de met de hand geschreven ongedateerde nota van Ciments Français (doc. 33126/4454) is het WCC "een Club met als doel: de bescherming van de thuismarkten -regel: eenieder respecteert zijn thuismarkten en voert zijn overproduktie uit met algemene consensus." (189)
  • (2) 
    Dit doel en deze regel worden bevestigd door sommige verslagen van de WCC-vergaderingen. Het verslag van de vergadering van 9 mei 1985, opgesteld door Ciments Français (doc. 33126/2793-2798) vermeldt in punt 2 "Betrekkingen met Aalborg/BC en ABZ/Japan", dat is besloten om Aalberg niet meer voor de vergaderingen uit te nodigen en "zij herinneren eraan dat de eerbiediging van de "home markets" "conditio sine qua non" voor deelnemingen aan het WCC of aan het WCPC is" (190).
  • (3) 
    Naar aanleiding van de vergadering van 3 oktober 1985 overweegt de vertegenwoordiger van CBR een aantal zaken en besluit (doc. 33126/9958-9961):

"5. Algemene conclusies

5.1 Het WCC in zijn huidige vorm draagt niet (of niet meer) bij tot het instandhouden van de verkoopopbrengsten.

5.2 Om dit te bereiken, zouden twee exporteurs als Asland en Aalborg lid moeten zijn. Alle huidige leden zijn tegen de terugkeer van Aalborg gekant, omdat zij hun vertrouwen hebben verloren in de huidige directie van de Dansk (Aalborg, noot van de red.).

5.3 De huidige leden nemen onderling een zekere spelregel in acht, maar hoe lang nog ? (bijvoorbeeld Tunesië)?

5.4 De meeste producenten van wit cement leiden binnen hun grenzen een gemakkelijk leventje (Italcementi, Ciments Français, Dyckerhoff. Deze laatste worden een beetje bedreigd door Aalborg, via Alsen).

5.5 Dit respecteren van de thuismarkt komt ons niet goed uit, omdat dit in feite onze natuurlijke markt tot Benelux beperkt.

5.6 Wij moeten dus alleen op onszelf rekenen en in staat zijn om concurrerend wit cement te produceren, dat wil zeggen in de beste prijs-kwaliteitverhouding. Wij geloven dat wij een betere concurrentiepositie hebben dan het merendeel van onze collega's. We moeten Aalborg inhalen." (191)

  • (4) 
    In het verslag van de vergadering van 2 oktober 1986, dat door CBR is opgesteld (doc. 33126/9874-9875), punt 1o Aalborg, wordt melding gemaakt van het gesprek tussen Ciments Français en Aalborg: (Aalborg) "U wilt ons nog altijd niet in het WCC hebben"; (Ciments Français) "U weet heel goed waarom u niet meer in het WCC zit. Wij worden allemaal evenredig getroffen in onze export. Er was een gentlemen's agreement om de thuismarkten respecteren" (192). In het verslag van Italcementi van diezelfde vergadering (doc. 33126/2737-2739) wordt na in de herinnering te hebben geroepen dat Aalborg ook uit het WCPC gezet is, omdat de andere leden dat wilden (maar Italcementi niet), wordt vermeld dat dhr Leboeuf tijdens het gesprek met Aalborg van de gelegenheid gebruik maakte om nog eens aan het respecteren van de thuismarkten te herinneren (193).
  • (5) 
    Concrete gevallen tonen aan wat de toepassing van deze regel inzake het respecteren van de thuismarkten inhoudt.
  • a) 
    Aalborg
  • (6) 
    Tijdens de vergadering van 13 september 1983 (doc. 33126/2855-2858) constateren de negen aanwezige leden dat Aalborg zijn produktiecapaciteit heeft uitgebreid tot 250 000 ton en misschien wel tot 300 000 ton, terwijl de vraag op de thuismarkt slechts 20 000 ton bedraagt, en dat Aalborg in weerwil van hetgeen tijdens de vergadering van Cembureau op 31 mei 1983 was afgesproken, als prijsbreker is opgetreden, waardoor Valenciana haar prijzen heeft moeten verlagen. Valencia deelt mee dat zij in deze omstandigheden niet langer aan de WCC-vergaderingen wil deelnemen.
  • (7) 
    In januari 1984 (doc. 33126/2850-2852) zijn Italcementi, Dyckerhoff, Lafarge, Ciments Français en CBR in beperkt verband bijeengekomen; nadat zij hadden vastgesteld dat samenwerking met Aalborg niet langer mogelijk was, besloten zijhet oude WCC op te heffen en een nieuw op te richten. Valenciana, die afwezig was, ontving op 10 januari 1984 een telex-bericht (doc. 33126/2853) waarin de vijf deelnemers aan de vergadering de wens te kennen gaven dat de afwezigheid van Valenciana niet haar terugtrekking uit het WCC betekende. In een telex-bericht van 17 januari 1984 (doc. 33126/2854) zegt Valenciana de samenwerking met de vijf bovengenoemde ondernemingen te willen voortzetten.
  • (8) 
    Op 13 maart 1984 bevestigt het nieuwe WCC, bestaande uit Italcementi, Dyckerhoff, Lafarge, Ciments Français, CBR en Valenciana, het besluit om Aalborg tijdelijk uit het WCC uit te sluiten (doc. 33126/2842-2844). Hiertoe wordt op 19 maart 1984 een brief aan Aalborg gericht, waarin deze schorsing wordt meegedeeld (doc. 33126/9977).
  • (9) 
    In de vergadering van 21 mei 1984 (doc. 33126/2830-2832) "blijkt uit een rondvraag dat niemand van de leden van het beperkte WCC Aalborg weer in het comité wil opnemen" (194) , een beslissing die bevestigd wordt in de vergadering van 2 oktober 1984 (doc. 33126/2815-2817). Vanaf deze vergadering lijkt dat wat aanvankelijk een schorsing leek, een verwijdering te worden, want er wordt vernomen dat Aalborg 2 000 ton "wit" cement in de BRD heeft afgezet, en op 9 mei 1985 (doc. 33126/2791-2792) wordt meegedeeld dat Aalborg 3 000 "wit" cement in België heeft afgezet en dat zij zich voorbereidt om in Europa "wit" cement in zakken van 5 kg te gaan verkopen. Gezien deze omstandigheden besluiten de leden van het WCC, nadat zij hebben vastgesteld dat Aalborg geen enkel gehoor heeft gegeven aan de brief die op 19 maart 1984 aan haar gericht was, eenstemmig om Aalborg niet meer uit te nodigen, niet alleen niet meer voor de vergaderingen van het WCC, maar ook niet meer voor die van het WCPC, want "het respecteren van de "home markets" is de conditio sine qua non "om aan het WCC of aan het WCPC (195) te kunnen deelnemen."
  • (10) 
    Aalborg heeft contact opgenomen met enkele WCC-leden, maar de reactie was negatief (verslag van de vergadering van 22 januari 1986, doc. 33126/9942-9945).
  • (11) 
    In de vergadering van 19/20 juni 1986 (doc. 33126/9914-9920) wordt in het kader van het onderzoek van de ongunstige conjunctuur voor grootschalige export het gevaar onderkend dat Aalborg, gelet op haar houding, de markten van alle leden aanvalt, zoals "reeds het geval is in België, Nederland en Noord-Duitsland. Dyckerhoff heeft voorgesteld dit probleem samen met CBR te bestuderen, maar tot onze grote verbazing vonden de andere WCC-leden dat dit ook hun probleem was. De recente problemen die worden veroorzaakt door het Griekse cement op de markt van grijs cement zijn ongetwijfeld niet vreemd aan deze houding. Er is daarom overeengekomen op 24 juli een WCC-werkvergadering te organiseren in Brussel, met als thema: "Welke vergeldingsmaatregelen kunnen worden gehanteerd om een eventuele aanval van Aalborg op onze binnenlandse markten tegen te gaan?" De maatregelen kunnen ook op grijs cement betrekking hebben. De meeste van de aanwezige leden wensen niet dat Valenciana (die zich afwezig had gemeld, noot van de red.) hierbij wordt betrokken" (196).
  • (12) 
    Op 24 juli 1986 (doc. 33126/2751-2755 en 9876-9883) hebben de vijf aanwezige leden (Valenciana was niet uitgenodigd) een hele reeks tegenmaatregelen bestudeerd en onder andere de volgende onderwerpen besproken:
  • Is de dreiging van Aalborg reëel? Ja, antwoordt Dyckerhoff en deze "wijst erop dat zij twee afnemers heeft verloren (potentieel 4 000 ton) die zijn "bezocht" door Aalborg en gezien de argumenten van de Denen overstag zijn gegaan (prijs, ASTM-cement type V). Daarna hebben zij (Dyckerhoff, noot van de red.) Ole Stevens Larsen bezocht en gedreigd met represailles met grijs cement op de Deense markt. Dyckerhoff is van mening dat dit de enige taal is die de Denen verstaan" (197).
  • Is het WCC bevoegd om over grijs cement te praten? Ja, zegt Lafarge: "Wij hoeven geen sluier voor te doen. Er kan moeilijk van wit cement gesproken worden zonder aan grijs cement te denken. Als CBR of Dyckerhoff door Aalborg worden aangevallen, bestaat het gevaar dat zij zich gaan verdedigen door op hun beurt de prijzen op de naburige markten te onderbieden en iedereen zal hieronder lijden. Aalborg is wel degelijk de vijand. Omdat de heer Leboeuf niet gemachtigd is om over grijs cement te praten, zullen we vandaag niet meer over dit onderwerp praten, maar ieder lid moet opnieuw met zijn directie overleggen of een scenario gebaseerd op een tegenaanval in grijs cement op touw kan worden gezet en kan worden bestudeerd, en uitgevoerd." (198)
  • (13) 
    In de vergadering van 2 oktober 1986 (doc. 33126/9874-9875 en 2737-2739) hebben de vijf leden, in afwezigheid van Valenciana, besloten om ieder afzonderlijk en niet gezamenlijk op de aanvallen van Aalborg te reageren ("iedereen reageert in eigen huis") en om de aanvraag van Aalborg om tot het WCPC toegelaten te worden, af te wijzen, omdat iedereen, zoals Ciments Français bij Aalborg in herinnering heeft gebracht, moet voldoen aan de "gentlemen's agreement respect home market."
  • b) 
    Blue Circle en Alsen
  • (14) 
    Blue Circle en Alsen zijn eveneens eerst geschorst en vervolgens als leden uit het WCC en het WCPC uitgesloten: Alsen omdat zij was gestopt met de produktie van "wit" cement, en Blue Circle omdat zij niet meer voor de export produceerde, en beide omdat zij van Aalborg kochten voor leveringen aan hun buitenlandse afnemers (199) (zie verslagen van de vergaderingen van 13 september 1983, januari 1984, 21 mei 1984 en brieven van 19 maart 1984, doc. 33126/2855-2858, 2850-2852, 2830-2832, 9975-9976).
  • (15) 
    Het verzoek van Blue Circle van 5 juli 1985 om weer tot de Club te worden toegelaten, werd verworpen (doc. 33126/2785, 2781-2784). Op 19 juni 1986 werd het verzoek van Blue Circle opnieuw behandeld, waarbij echter geen meerderheid bereikt kon worden, zodat de beslissing afwijzend was. "NB: 1) CBR heeft verwezen naar haar contacten met Blue Circle (houding ten opzichte van import van Aalborg in Schotland). 2) Ciments Français denkt dat Aalborg aan Blue Circle witte klinker levert of heeft geleverd" (200) (doc. 33126/9914-9920).

Hetzelfde lot was beschoren aan het verzoek van Blue Circle van 11 november 1986 (doc. 33126/2735), waarop met een brief van 19 januari 1987 (doc. 33126/9907-9908) werd geantwoord dat de situatie onveranderd blijft vanwege de geringe export van Blue Circle.

  • c) 
    Blue Circle-Lafarge
  • (16) 
    In het verslag van de WCC-vergadering van 2 oktober 1984, opgesteld door Italcementi (doc. 33126/2815-2817) wordt op bladzijde 2 bij de bijeengebrachte informatie opgemerkt: "Dhr Wiggings, voormalig secretaris van het WCC, heeft dhr Balbo van Lafarge informatie gevraagd omtrent leveringen van wit cement in het Verenigd Koninkrijk. Dhr Balbo antwoordde daarop dat hij dit verzoek alleen zou kunnen inwilligen na voorafgaande instemming van Blue Circle" (201).
  • d) 
    Italcementi-Dyckerhoff
  • (17) 
    Op 23 december 1987 heeft de vertegenwoordiger van Italcementi in het WCC voor zijn commercieel directeur een nota voorbereid met de titel "Opmerkingen over de markten voor wit cement" (doc. 33126/3370-3375). Deze nota bevat op blz. 5 en 6 een analyse van de toekomstperspectieven per markt en stelt met betrekking tot de Duitse markt: "In Duitsland hebben wij beloofd Dyckerhoff niet rechtstreeks voor de voeten te lopen, maar Sebino (een andere kleine Italiaanse producent van "wit" cement, noot van de red.) zou er met onze hulp een deel van zijn produktie kunnen afzetten, in ruil waarvoor wij bepaalde hoeveelheden zouden kunnen afzetten in Oostenrijk en Zwitserland" (202).
  • 40. 
    Samenwerking tussen de leden
  • (1) 
    Uit de notulen van de vergaderingen blijkt dat de samenwerking binnen het WCC alle terreinen omvat.
  • a) 
    Produktiecapaciteit en produktie
  • (2) 
    De leden van het WCC analyseren periodiek (doc. 33126/2855, 2843, 2833-2836, 2798, 2779, 3376), voor iedere aangesloten producent en voor elk land, de huidige en toekomstige produktiecapaciteit en de verwezenlijkte produktie; deze gegevens worden vergeleken met de afzetmogelijkheden op de thuismarkten en de exportmogelijkheden.

Wanneer een lid voornemens is zijn produktiecapaciteit te vergroten, stelt hij daarvan de andere leden onmiddellijk in kennis. Zo heeft Aalborg het WCC in kennis gesteld van de verhoging van haar produktiecapaciteit met 100 000 ton per jaar tot 250 000 en misschien tot 300 000 ton per jaar (verslag van de vergadering van 13 september 1983, doc. 33126/2855); zo heeft ook de onderneming Ciments Français de overige leden medegedeeld dat "zij haar produktiecapaciteit met 20 000 ton per jaar zal verhogen, door aanpassing van de bestaande oven. De produktieverhoging beoogt in hoofdzaak het hoofd te bieden aan de toeneming van het verbruik van wit cement in Frankrijk" (203) (verslag van de vergadering van 17 februari 1987, doc. 33126/9990).

  • b) 
    Verkoop op de nationale markten
  • (3) 
    De leden van het WCC wisselen tijdens de vergaderingen gegevens uit, in absolute cijfers en/of als procentuele verandering, betreffende hun verkopen op de nationale markten in de periode van het jaar voorafgaande aan de vergadering, alsmede betreffende de verkoopprognoses voor de daaropvolgende periode (doc. 33126/2882, 2859, 2863, 2851, 9943-9944, 2771, 2756, 2769, 9874, 2739, 9837, 3370, 2726).
  • c) 
    Verkoop voor uitvoer
  • (4) 
    Op elke vergadering wisselen de leden van het WCC kwantitatieve gegevens uit betreffende hun uitvoer naar elk derde land, alsmede hun verkoopprognoses. Ook delen zij elkaar mede welke contracten eenieder voor de verkoop naar importerende landen heeft getekend, en de hoeveelheden waarover eenieder voor export beschikt (zie alle notulen en de bijlagen daarvan).
  • d) 
    Exportprijzen
  • (5) 
    De op de verschillende exportmarkten te hanteren prijzen worden op de vergaderingen overeengekomen en/of besproken (doc. 33126//2877, 2871-2875, 2842-2843, 2826-2829., 2834, 2815, 9969, 9962-9964, 2764-2767).

Het komt voor dat de overeengekomen prijzen niet worden gerespecteerd, hetgeen wrijvingen tussen de leden veroorzaakt: "3. Specifiek geval van Tunesië (aanbod van 50 000 ton). Dhr Bouzol van Lafarge heeft hierover opschudding veroorzaakt. Hij heeft CBR lichtjes verweten de "overeengekomen" prijs enigszins te hebben onderboden, doch heeft Valenciana heftig verweten de prijzen te hebben "doen kelderen." Valenciana beweert dat zij een prijsopgave f.o.b. heeft gedaan aan een tussenpersoon tegen een normale prijs en niet te weten hoe deze tussenpersoon de transportkosten heeft berekend en hoe deze over de ruilvoorwaarden heeft onderhandeld. Lafarge heeft inderdaad het compensatieprincipe aanvaard. CBR merkt op dat dit op hetzelfde neerkomt en dat het een gevaarlijke praktijk is. In feite gebruikt Lafarge deze aanval op Valenciana om zich beter te verdedigen.

Opmerkingen. Ik heb het gevoel dat dit soort praktijken (= compensatie) algemeen zou kunnen worden. Op die manier worden er op indirecte wijze toch kortingen op de prijzen gegeven. Lafarge heeft het spel niet open gespeeld. Zij doet alsof zij hiertoe gedwongen was door haar traditionele relaties met Tunesië." (204) (Commentaar van CBR na de vergadering van het WCC van 3 oktober 1985, doc. 33126/9958-9961).

  • e) 
    Prijzen op de thuismarkten
  • (6) 
    De leden brengen elkaar op gezette tijden op de hoogte van de op hun thuismarkt geldende prijzen voor "wit" en die voor "grijs" cement (doc. 33126/2884, 2877-2879, 2859, 2862, 2842, 2849, 2833, 2837, 2815, 2791, 2797, 2800, 2768, 3377, 2725, 2721).

Deze mededelingen van prijzen op de respectieve markten kunnen ook betrekking hebben op wijzigingen die nog niet van kracht zijn geworden: zo melden de vertegenwoordigers van de Franse ondernemingen ter vergadering van 19 mei 1983 (doc. 33126/2862) de prijzen die zij vanaf 1 juni 1983 zullen gaan hanteren, en ter vergadering van 9 mei 1985 (doc. 33126/2797) meldden de vertegenwoordigers van de Franse, de Belgische en de Italiaanse ondernemingen welke prijzen zij per 1 juni 1985 zullen hanteren.

  • 41. 
    Lot van het WCC

De notulen van de vergadering van 26 mei 1988 (doc. 33126/9885-9887) melden het tijdschema voor de volgende vergaderingen:

"- Dublin: 22 september 1988 in de ochtend.

  • Italië: Sicilië of Portofino: 25 mei 1989 (Italcementi)"

De Commissie kan niet bevestigen of deze vergaderingen inderdaad zijn gehouden of dat er daarna nog andere vergaderingen zijn geweest. Enkele ondernemingen hebben in zeer algemene termen gezegd dat het WCC sindsdien niet meer vergaderd heeft (zonder dat zij daarbij aangeven naar welke datum het "sindsdien" verwijst). Tijdens of na de verificatie zijn geen notulen van een opheffing gevonden.

DEEL II

JURIDISCHE BEOORDELING

AFDELING I

ARTIKEL 85, LID 1

  • 42. 
    Volgens artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag zijn onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden alle overeenkomsten tussen ondernemingen en besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden, het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen en het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen.
  • 43. 
    De hierna beschreven overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen vallen onder het verbod van artikel 85, lid 1, en de betrokken ondernemingen zijn ondernemingen in de zin van dit artikel.
  • 44. 
    Toepasselijkheid van artikel 85 op de ondernemersverenigingen
  • (1) 
    Dit probleem zal verscheidene malen in deze afdeling terugkeren; het is dan ook nuttig om vooraf de kernbeginselen vast te stellen die voor de situaties gelden waarin verenigingen deelnemen aan gedragingen waaraan uit hoofde van artikel 85 sancties kunnen zijn verbonden.
  • (2) 
    Cembureau wijst erop dat artikel 85 niet op haar van toepassing kan zijn, aangezien zij geen enkele commerciële activiteit ontplooit; bovendien zijn haar leden, enkele uitzonderingen daargelaten, geen ondernemingen, maar nationale cementbedrijfstakverenigingen die evenmin enige commerciële of produktieve activiteit ontplooien.

Andere verenigingen (zie de memories van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van SFIC (blz. 97), van het FIC (blz. 44), van Oficemen blz. 73 en van ATIC (blz. 42) en het verslag van de hoorzitting, namelijk die van de zitting op 3 maart 1993) merken op dat zij in hun hoedanigheid geen verplichtingen kunnen aangaan die commerciële gevolgen hebben aangezien handelsactiviteiten niet tot hun statutaire doel behoren. Bovendien zijn zij van mening dat de Commissie hun alleen bepaalde gedragingen zou kunnen toerekenen wanneer zij zou kunnen aantonen dat de vereniging volgens de statuten, of indien zij daartoe door haar leden gemachtigd zou zijn, een afgevaardigde van de bedrijfstak opdracht had kunnen geven mededingingsbeperkende regelingen te bespreken en hieruit conclusies te trekken die op het commerciele gedrag van haar leden van invloed zouden kunnen zijn.

Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dat de mededingingsregels ook van toepassing zijn op ondernemersverenigingen. In zaak 67/63 (Sorema tegen Hoge Autoriteit) (205) bevestigde het Hof reeds dat een overeenkomst tussen twee ondernemersverenigingen onder het toepassingsgebied van artikel 65 van het EGKS-Verdrag valt, welke bepaling voor de begrippen "overeenkomsten", "besluiten van ondernemersverenigingen" en "onderling afgestemde feitelijke gedragingen" dezelfde bewoordingen gebruikt als artikel 85 van het EG-Verdrag. In het kader van het EG-Verdrag heeft het Gerecht van eerste aanleg onlangs in de gevoegde zaken T-39- en 40/92 "Groupement des Cartes Bancaires", rechtsoverwegingen 76 en 86, bevestigd dat artikel 85, lid 1, van toepassing is op de ondernemersverenigingen en dat het, indien het in het geval van een vereniging volstaat wanneer de overeenkomsten door haar leden worden uitgevoerd. Anderzijds heeft het Hof in een aantal arresten bevestigd dat artikel 85, lid 1, van toepassing is op de ondernemersverenigingen wanneer hun activiteiten of die van de aangesloten ondernemingen kunnen leiden tot gevolgen die ontoelaatbaar zijn in de zin van artikel 85 (206).

Voor de toepasbaarheid van artikel 85, lid 1, is het dus niet noodzakelijk dat de verenigingen zelf een commerciële activiteit uitoefenen; het volstaat wanneer de ontoelaatbare gevolgen voortvloeien uit de activiteiten van de leden van de vereniging. Anderzijds treden deze op in het belang van hun leden en vertegenwoordigen zij hun leden ten aanzien van andere instellingen, ongeacht of het publieke of particuliere instellingen betreft. Hetgeen gezegd werd over de nationale verenigingen geldt ook voor Cembureau, welke een vereniging van ondernemersverenigingen en ondernemingen is, aangezien de activiteiten van Cembureau uiteindelijk ten goede komen van de cementondernemingen die meestentijds, om praktische redenen die verband houden met hun aantal, niet rechtstreeks lid van Cembureau zijn, maar wel met Cembureau onrechtstreeks, langs via hun nationale verenigingen om, verbonden zijn.

Aanvaarding van de stelling van Cembureau zou betekenen, zoals gezegd werd door Advocaat-generaal Gordon Slynn in zijn conclusies in de zaak 123/83 (BNIC/Clair) (207), dat de ondernemingen "de toepassing van de mededingingsregels (. . .) kunnen omzeilen. Men is algemeen van oordeel dat tussen een vereniging van ondernemersverenigingen en een ondernemersvereniging misschien wel een formeel maar geen wezenlijk verschil bestaat, en dat er geen reden is om de toepassing van artikel 85, lid 1, uit te sluiten."

  • (3) 
    De bewering van bepaalde verenigingen (zie memories van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van de FIC (blz. 44) en van de SFIC het VCN, (blz. 63) dat de Commissie deze verenigingen alleen ontoelaatbare gedragingen ten laste kan leggen wanneer zij kan aantonen dat deze gedragingen in overeenstemming zijn met de statuten, of tenminste dat de statutaire organen aan een persoon de bevoegdheid hebben gedelegeerd om met anderen de vraagstukken op het gebied van de mededinging te bespreken, kan niet worden aanvaard omdat ten eerste in de statuten het maatschappelijk doel zo vaag is omschreven dat het onmogelijk is de grenzen van de activiteiten van de vereniging te bepalen. Op de tweede plaats is het zo dat, ongeacht de statutaire bepalingen, de verenigingen op verschillende vergaderingen vertegenwoordigd waren: de verenigingen hebben binnen Cembureau de delegatiehoofden, de leden van het Uitvoerend Comité en van de diverse andere comités van Cembureau aangewezen, en de aangewezen personen waren geen ondergeschikte medewerkers, maar topfunctionarissen van aangesloten ondernemingen en soms ook van de verenigingen.

Het argument van deze verenigingen komt erop neer aan de vermelding in artikel 85, lid 1, van ondernemersverenigingen elk gevog te ontzeggen. Met de uitbreiding van het verbod van artikel 85, lid 1, tot de verenigingen hebben de opstellers van het Verdrag echter rekening willen houden met de mogelijkheid dat de verenigingen aan de overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, in feite deelnemen. Het is duidelijk dat een dergelijk ongeoorloofd doel niet in de statuten van een vereniging wordt vastgelegd; de opstellers van het Verdrag hebben het echter toch noodzakelijk geacht om de verenigingen in de reeks, waarop artikel 85 betrekking heeft, op te nemen.

Ter ondersteuning van deze stelling heeft de FIC tijdens de hoorzitting (zie verslag van de zitting van 3 maart 1993, blz. 10) opgemerkt dat de Raad van bestuur van de vereniging slechts één keer in de notulen van de vergaderingen van de delegatiehoofden genoemd werd, te weten in de notulen van de vergadering van 7 november 1984. Het ging toen om een nota die door de heer Van Hove, voorzitter van de FIC, aan de leden van de Raad van bestuur van deze vereniging gestuurd was, en die besluit met de verzekering dat geen enkel EG-intern probleem behandeld is.

De Commissie merkt allereerst op dat de nota van de heer Van Hove, waarnaar de FIC verwijst (zie doc. 33126/2063-2069 en 2436-2447), weliswaar inderdaad aan het eind van de bladzijde de vermelding bevat "geen enkel intern probleem van de EEG is behandeld, noch ter sprake gekomen", maar dat deze brief ook in punt 1 van de bijlage commentaar bevat over de markt in West-Duitsland: men moet zich dus afvragen wat de schrijver als "intern" probleem beschouwd zou kunnen hebben, nu de inhoud van het document zozeer afwijkt van de bewoordingen op het schutblad ervan. Verder merkt de Commissie op dat de Raad van bestuur van de FIC bij ten minste één andere gelegenheid gesproken heeft over de vergaderingen van de delegatiehoofden en van andere organen van Cembureau. In de notulen van de Raad van bestuur van de FIC nr. 88 van 23 maart 1983 (doc. 33126/2035-2043) staat: punt "7 Cembureau - 7.1 Voorbereidende bijeenkomst voor de vergadering van de "Head Delegates" van 14.1.1983: Informatie waarvan akte - 7.2 Algemene Vergadering 1983 - Kérkira (Korfoe), 30.5/1.6.1983: samenstelling van de Belgische delegatie (. . .)"; punt "18 Contactcomité: cementmarkt: - cementinvoer vanuit de landen die geen lid zijn naar de EEG; - cementinvoer en -uitvoer tussen de landen van de EEG. Gegevens waarvan akte". Hieruit blijkt enerzijds dat de uitlatingen van de FIC in de eigen documenten worden weergelegd en anderzijds dat de notulen van deze vereniging niet altijd een getrouwe weergave vormen van de binnen de Raad van bestuur plaatsgevonden hebbende besprekingen.

  • (4) 
    Bepaalde verenigingen en ondernemingen hebben het probleem van de vertegenwoordiging van een vereniging binnen bepaalde organen of comités van Cembureau of in bepaalde organen van de verschillende Exportcomités, zoals de "Steering Committees", of van de afwezigheid bij bepaalde vergaderingen aan de orde gesteld. Wanneer een vereniging uit een aantal leden bestaat, is het volkomen normaal dat bepaalde organen, zoals de Algemene Vergadering, uit alle leden bestaan terwijl andere organen uit een beperkt aantal, door de Algemene Vergadering gekozen personen bestaan. Deze uiteenlopende samenstelling van de organen betekent niet noodzakelijk dat de besluiten en/of overeenkomsten die binnen een orgaan in beperkte samenstelling zijn aangenomen, niet voor de daar niet vertegenwoordigde leden gelden. Wat wel van belang is, is het feit dat de leden van deze organen door alle leden van de vereniging zijn aangewezen en dat de ondernemingen zich alle bij de resultaten van het overleg binnen deze organen betrokken achten. Deze besluiten en/of overeenkomsten gelden voor alle leden van de vereniging.

Afwezigheid in vergaderingen van organen waaraan de leden mogen deelnemen, betekent niet dat de besluiten en/of overeenkomsten die binnen deze organen voor of door deze afwezige leden zijn aangenomen, niet van toepassing zijn.

Algemeen geldt dat lidmaatschap van een vereniging de aanvaarding van de regels en gedragingen ervan betekent en het zich-ervan-bewust-zijn/impliceert dat de vereniging en/of de organisatie mede dank zij de directe of indirecte inbreng van ieder lid handelt en dank zij het feit dat de vereniging en/of de organisatie op diens instemming en steun kan rekenen. Tenzij er een daad van niet-instemming wordt gesteld, geldt dit niet alleen voor de in de statuten van de vereniging voorziene activiteiten, maar ook voor de feitelijke activiteiten van de vereniging.

  • (5) 
    Een laatste algemene opmerking betreft het verwijt dat werd geuit met betrekking tot de onzorgvuldigheid waarmee in de mededeling van punten van bezwaar nu eens van de inbreuken die begaan zouden zijn door de leden van Cembureau, voor het merendeel bestaande uit verenigingen, en dan weer van "Europese producenten" zou worden gesproken. Dit verwijt is om twee redenen ongegrond: ten eerste omdat iedere deelnemer aan de inbreuk in de juridische beoordeling met naam genoemd wordt; ten tweede omdat voor zover in de mededeling van de punten van bezwaar de kern "Europese cementproducenten" gebruikt wordt, hiervoor bewust is gekozen om aan te geven dat deze producenten de werkelijke begunstigden van de mededingingsbeperkende overeenkomsten en gedragingen zijn. Dit zou overigens ook niet anders kunnen aangezien, zoals hiervóór al werd gezegd, de verenigingen de belangen van hun leden, die cementproducenten zijn, behartigen en indien deze verenigingen verplichtingen op zich nemen, gebeurt dit dan ook in het belang van en namens hun leden en niet in hun eigen belang: in feite zijn de cementproducenten de werkelijke marktdeelnemers die via hun bedrijfstakverenigingen handelen.

HOOFDSTUK 8

De in de hoofdstukken 3 en 4 beschreven overeenkomsten en feitelijke gedragingen (208)

  • 45. 
    Eerbiediging van de thuismarkten
  • (1) 
    In het kader van de vergadering van de delegatiehoofden van 14 januari 1983 hebben Cembureau en haar leden een overeenkomst gesloten met het oog op de eerbiediging van de thuismarkten en de regeling van de verkopen van het ene land naar het andere, welke overeenkomst wordt geflankeerd door andere overeenkomsten op het gebied van de uitwisseling van gegevens, en waarvan de concrete toepassing toevertrouwd is aan de rechtstreeks betrokken partijen door middel van bijeenkomsten en bilaterale of multilaterale contacten die door de organen van Cembureau worden aangemoedigd.

Het doel en de inhoud van deze overeenkomst blijken uit de convocatie voor de vergadering van 14 januari 1983 en uit het ontwerp voor een inleiding van de voorzitter (zie paragraaf 19, punten (2) en (5)).

  • (2) 
    De inhoud van deze overeenkomst werd bevestigd tijdens de vergadering van de delegatiehoofden op 19 maart 1984 (zie paragraaf 19, onder b)): uit de notulen van deze vergadering blijkt dat Cembureau en haar leden gezamenlijk de spanningen besproken hebben die ontstaan zijn door het grensoverschrijdende handelsverkeer, dat zij geprobeerd hebben het cementverkeer tussen de leden-landen van Cembureau te beperken en dat deze doelstelling is bereikt. In deze notulen wordt gezegd (zie paragraaf 19, punt (10)): "De druk ten gevolge van de handel tussen de leden is duidelijk verzwakt dank zij de verbetering van de bilaterale contacten. De uitgevoerde hoeveelheden nemen weliswaar af, doch de bedreiging van outsiders blijft bestaan."

De inhoud van deze overeenkomst werd nogmaals bevestigd tijdens de vergadering van de delegatiehoofden van 7 november 1984 (zie paragraaf 19, onder c), en met name punt (14)), gedurende welke het in banen leiden van de Griekse en de Spaanse overproduktie door Cembureau en haar leden werd gesteund ten einde de destabilisatie van de Europese markten te voorkomen.

  • (3) 
    Het bestaan van deze overeenkomst, evenals de inhoud ervan, wordt bevestigd in de interne nota's van Blue Circle (zie paragraaf 18, punten (2) en (3)), één van 1 december 1983 en één zonder datum, waarin deze overeenkomst beschreven wordt als "Cembureau Agreement or Principle of not transhipping to internal European Markets". Blue Circle heeft gepoogd deze nota's te ontkrachten (zie paragraaf 18, punt (7)), maar de Commissie is van mening dat de bewijskracht ervan aangetoond wordt door de rol van Blue Circle binnen Cembureau en door die van dhr Reiss binnen Blue Circle.

Wat de rol van Blue Circle binnen Cembureau betreft, volstaat het eraan te herinneren dat eerst, van 1975 tot 1985, Sir J. Milne, president van Blue Circle, en vervolgens vanaf 1985 Dr. Gordon Marshall, adjunct-directeur-generaal van diezelfde onderneming, de functie van delegatiehoofd van de Britse cementindustrie vervulden (zie paragraaf 18, punt (7)).

Wat de rol van dhr Reiss, de schrijver van de nota's, betreft, merkt de Commissie op dat uit bepaalde nota's en documenten van Blue Circle blijkt dat deze ten tijde van het opstellen van de betreffende nota's, een functie uitoefende waarin hij veel te maken had met de Raad van bestuur van de onderneming en voor rekening van Blue Circle op het gebied van Europese relaties, met inbegrip van zijn deelname aan internationale cementorganisaties (zie hoofdstuk 6, onder B) -EPC) al enkele jaren ervaring had opgedaan. Dit komt met name naar voren in de volgende documenten: uit de aan Dr. Gordon Marshall gerichte interne nota van 9 april 1981 (doc. 33126/11339) blijkt dat dhr Reiss Blue Circle moest vertegenwoordigen in de vergadering van EPC op 7 mei 1981 en uit de notulen van de vergadering van EPC (zie doc. 33126/11417-11440, 11442-11455, 13845-13850, 14035-14042, 14062-14085, 14094-14097, 14148-14154, 14401-14418) blijkt dat dhr Reiss in de vergaderingen van dit Comité aanwezig was en wel vanaf genoemde datum. Een met de hand geschreven notitie bovenaan de nota van 1 december 1983 duidt erop dat deze nota kennelijk is verstuurd aan de heer Shepherd, lid van de Raad van bestuur van Blue Circle Cement; de notulen van de vergadering van EPC op 18 november 1984 (doc. 33126/14062) geven aan dat dhr Reiss in rechtstreeks contact stond met Dr. Gordon Marshall.

Voorts beweert Blue Circle dat de benaming "Cembureau Agreement or Principle" slechts vakjargon zou zijn "om te verwijzen naar economische feiten die een natuurlijke beperking vormen voor cement om de grenzen tussen de producerende landen te kunnen overschrijden" (zie paragraaf 18, punt (7)). Deze uitleg is echter ongefundeerd voor zover de economische realiteit dergelijke uitwisselingen tussen Staten in feite niet uitsloot en de vergaderingen van de delegatiehoofden juist gheouden werden om deze realiteit een halt toe te roepen om te voorkomen dat "cementbewegingen tussen aangesloten landen <. . .> schadelijke gevolgen hebben" voor de Europese cementbedrijfstak (zie de convocatie voor de vergadering van 14 januari 1983, paragraaf 19, punt (2)).

  • (4) 
    Cembureau zelf heeft, hoewel zij eerst het bestaan van de betreffende overeenkomst heeft ontkend door te stellen dat er geen enkel "Cembureau Agreement or Principle" inzake de eerbiediging van de thuismarkten bestaat, het bestaan ervan uiteindelijk indirect toegegeven door te zeggen (zie paragraaf 18, punt (4)) dat het ging om "door Cembureau aangemoedigde regels van goed nabuurschap" of "betrekking &lang;heeft&rang; op een bepaalde gedragswijze die door de leden wenselijk wordt geacht, maar &lang;. . .&rang; op zich geen enkele dwang &lang;. . .&rang; noch a fortiori een sanctie" inhoudt, of zelfs "gebruiks- en gedragsregels die geleidelijk zijn voortgekomen uit het veelvuldig contact tussen de ondernemingen en uit de economische ontwikkeling in de verschillende landen". Met dergelijke omschrijvingen laat Cembureau uitschijnen dat er een overeenkomst inzake eerbiediging van de thuismarkten en regeling van de verkoop bestaat, welke overeenkomst overigens voortvloeit uit de documenten die in het bezit zijn van deze vereniging.
  • (5) 
    De Commissie is van mening dat de regel van eerbiediging van de thuismarkten en de regeling van de verkoop van het ene land naar het andere een rechtstreekse overeenkomst tussen ondernemingen, of een indirecte overeenkomst via hun vereniging, die strijdig is met artikel 85, lid 1, en voortvloeit uit de wilsovereenstemming om de thuismarkt van de anderen te eerbiedigen en het cementverkeer van het ene land naar het andere aan regels te binden, en dus de handelsvrijheid van de ondernemingen op commercieel gebied te beperken. Het bestaan van een gezamenlijk streven blijkt uit de doelstelling, de discussies en de besluiten in de vergaderingen van de delegatiehoofden, met name die van 14 januari 1983 en 19 maart 1984, en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst door de ondernemingen waaraan deze beschikking is gericht. Deze overeenkomst is verbindend voor alle leden van Cembureau, en daarmee voor de hele cementbedrijfstak die door Cembureau wordt vertegenwoordigd, aangezien de delegatiehoofden die met deze overeenkomst ingestemd hebben, vergelijkbaar zijn met "de vertegenwoordigers van de regeringen in de internationale organisaties" (. . .) en aangewezen worden "ten einde in de Algemene Vergadering het stemrecht uit te oefenen" (zie paragraaf 15, punt (4)).
  • (6) 
    Om van een overeenkomst te kunnen spreken is het niet noodzakelijk, zoals Cembureau lijkt te beweren, dat er sprake is van dwang of van sancties; de overeenkomst bestaat vanaf het moment dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over "de regels van goed nabuurschap", of "gebruiks- en gedragsregels", of "bepaalde spelregels waarvan vaststaat dat wij allen belang erbij hebben om deze na te leven" (209).

In de verklaring van President-directeur Kalogeropoulos, die opgenomen is in de notulen van de "Board Meeting" van Heracles van 15 juni 1986 (zie paragraaf 18, punt (5)) wordt gesteld dat de overeenkomst inzake de eerbiediging van de thuismarkten sinds een dertigtal jaren zou bestaan. De Commissie, die voor een zo lange duur van de betrokken gedraging geen ander bewijs heeft dan deze verklaring, is van mening dat deze overeenkomst vanaf 14 januari 1983 van toepassing is geworden, hetgeen dus de datum van de vergadering is waarin is gesproken over "bepaalde spelregels waarvan vaststaat dat wij allen belang erbij hebben om deze na te leven" (zie paragraaf 19, punt (5)), regels die bevestigd werden tijdens de daaropvolgende vergaderingen van de delegatiehoofden. De Commissie beschikt niet over feitelijke elementen om de datum van de beëindiging van de inbreuk vast te stellen; zij kan overigens ook niet vaststellen dat de betrokken ondernemingen deze hebben beëindigd.

  • (7) 
    De partijen merken op dat, zelfs wanneer de Commissie het bestaan van een overeenkomst zou aantonen, aan een vereniging van ondernemersverenigingen of aan ondernemersverenigingen ook maar enige gedraging op de markt die op deze overeenkomst volgt, kan worden verweten. Wat dit probleem betreft, is de Commissie van mening hierop geantwoord te hebben in paragraaf 44.
  • (8) 
    Sommige ondernemingen stellen tevens dat de Commissie niet genoegzaam bewezen heeft dat er sprake is geweest van een wilsovereenstemming tussen de ondernemingen aangezien de Commissie niet zou hebben aangegeven uit welk document of welke handelwijze deze wilsovereenstemming blijkt. Voor zover dit verwijt betrekking heeft op de toereikendheid van het door de Commissie ter ondersteuning van haar standpunt aangevoerde bewijsmateriaal is zij van mening dat de bewijzen die hierboven genoemd zijn en die onder de aandacht van de ondernemingen zijn gebracht in het stadium van de mededeling van punten van bezwaar integendeel meer dan volstaan; bovendien herinnert de Commissie eraan dat zij tevens hierboven antwoord heeft gegeven op de opmerkingen die de ondernemingen dienaangaande in hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar en tijdens de hoorzitting hebben kunnen maken.

Indien daarentegen uit deze opmerking van de ondernemingen moet worden opgemaakt dat bedoeld wordt te zeggen dat er in het gegeven geval geen een overeenkomst "stricto sensu" zou zijn, neemt de Commissie het volgende standpunt in.

In de eerste plaats is de Commissie inderdaad van mening dat hetgeen uit de hiervoor behandelde documenten blijkt, een overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag is. Een dergelijke overeenkomst kan immers afgeleid worden uit ieder bewijs van een instemming met een door een ander voorgestelde gedraging (210).

Deze instemming betreft overigens niet louter die ondernemingen die bilaterale besprekingen hebben aangeknoopt naar aanleiding van de aanwijzingen die gegeven werden in de vergadering van 14 januari 1983. Het ging hierbij om een van de organen van de representatieve vereniging van de Europese bedrijfstak uitgaand algemeen consigne dat gericht was tot alle leden en waarvan de resultaten vervolgens aan al die leden zijn medegedeeld.

Het was inherent aan het voorstel dat gedaan werd tijdens de vergadering van 14 januari 1983, dat alleen de ondernemingen zouden moeten handelen die betrokken waren bij een "kritiek punt", namelijk het niet-eerbiedigen van het principe van de thuismarkt, aangezien dergelijke bronnen van wrijving het voorwerp van bilaterale besprekingen moesten vormen. Er is aan dit voorstel gevolg gegeven, zoals blijkt uit de notulen van de vergadering van 19 maart 1984.

Zowel het voorstel als de resultaten van de tenuitvoerlegging werden aangekondigd in aanwezigheid van alle leden van Cembureau en niet alleen van degenen die bij enig "kritiek punt" betrokken waren. Het is dan ook niet van belang dat een bepaalde onderneming gedurende de betrokken periode niet genoopt is geweest in toepassing van de op 14 januari 1983 gegeven consignes concreet te handelen. Zowel de ondernemingen die genoopt waren te handelen als de andere ondernemingen hebben met deze overeenkomst ingestemd (zie paragrafen 18 en 19, hierboven).

Op de tweede plaats is dit, zelfs in de veronderstelling dat de betrokken gedraging aangemerkt moet worden als een "onderling afgestemde feitelijke gedraging", niet voldoende om die gedraging aan het toepassingsgebied van artikel 85, lid 1, te ontbreken, bij welke bepaling overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waardoor de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, worden verboden.

Een gemeenschappelijke overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging met als doel of gevolg het eerbiedigen van de thuismarkten van de Lid-Staten en het regelen van de verkoop op de markten van andere Lid-Staten vallen duidelijk onder deze categorie aangezien ze een voorbeeld zijn van een bepaald type gedraging (de verdeling van de markt) dat expliciet in artikel 85, lid 1, wordt genoemd.

De begrippen "overeenkomst" en "onderling afgestemde feitelijke gedragingen" sluiten elkaar niet uit: beide begrippen vloeien overigens naadloos in elkaar over (211).

  • (9) 
    De doelstelling van de betreffende overeenkomst is het eerbiedigen van de thuismarkten en het regelen van de verkoop van het ene land naar het andere, oftewel de verdeling van de markten.
  • (10) 
    De partijen bij de overeenkomst inzake de eerbiediging van de thuismarkten en het regelen van de verkoop van het ene land aan het andere zijn: Cembureau, de FIC, Aalborg, SFIC, BDZ, Association of the Greek Cement Industrie, Irish Cement, Italcementi, Unicem, Cementir, Ciments Luxembourgeois, VNC, ATIC, Oficemen, BCA. Aan deze overeenkomst hebben onrechtstreeks, via hun deelneming aan de diverse regelingen en maatregelen die ter aanvulling op de algemene overeenkomst en/of om bij te dragen tot de toepassing daarvan zijn overeengekomen, eveneens deelgenomen: Holderbank, Aker, Euroc, Alsen, Nordcement, Dyckerhoff, Heidelberger, CBR, Asland, Hispacement, Hornos Ibericos, Uniland, Valenciana, Cedest, Ciments Français, Lafarge, Vicat, Halkis, Heracles, Titan, Buzzi, ENCI, Cimpor, Secil, Blue Circle, Castle en Rugby.
  • (11) 
    Voor Oficemen en ATIC en voor de ondernemingen die lid daarvan zijn, zou de Commissie de gevolgen in de Gemeenschap van hun instemming met de betreffende overeenkomst in aanmerking kunnen nemen vanaf de datum waarop zij hiermee ingestemd hebben; de Commissie neemt echter de inbreuk in aanmerking vanaf 1 januari 1986, aangezien de deelname van de Spaanse en de Portugese ondernemingen volgens de in het bezit van de Commissie zijnde inlichtingen eerst in de Gemeenschap gevolgen van betekenis heeft gehad na de toetreding van hun beide landen tot de Gemeenschap. De Commissie neemt de inbreuk eveneens in aanmerking, wat Buzzi betreft, vanaf 11 mei 1983, wat Holderbank betreft, vanaf 28 mei 1986 en wat Aker en Euroc betreft, vanaf 9 juni 1986.
  • (12) 
    BCA, sinds 1 juni 1988 lid van Cembureau, is ook - in de hoedanigheid van opvolger - verantwoordelijk voor de gedragingen van het vroegere lid van Cembureau, de "Cement Makers Federation" (212). De leden van de "Cement Makers Federation" waren immers leden van de "Cement and Concrete Association". Op 1 juni 1988 werd de "Cement Makers Federation" ontbonden en werden haar activiteiten, alsmede de behartiging van de belangen van de Britse cementproducenten, overgedragen aan de "Cement en Concrete Association" die, eveneens op 1 juni 1988, haar statuten gewijzigd heeft en haar naam heeft veranderd in "British Cement Association". In het geval van BCA bestaat er dus continuïteit wat de activiteiten van de "Cement Makers Federation" en de identiteit van de leden van beide verenigingen betreft.

BCA stelt (memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 38, punt 58) dat de leiding van de "Cement Makers Federation" van de overeenkomst inzake het eerbiedigen van de thuismarkten volstrekt onkundig was en daarvan ook niets behoefden te weten.

De Commissie kan deze zienswijze niet accepteren. Zij verwijst naar haar opmerkingen (zie paragraaf 44, punt 3) met betrekking tot het feit dat, ongeacht de inhoud van de statuten van een ondernemersvereniging, artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en Verordening nr. 17 de verenigingen niettemin het verbod inhouden om feitelijk over te gaan tot de gedragingen waarop deze bepalingen doelen. Vervolgens kan de Commissie, aangezien het om feiten gaat, niet aanvaarden dat de leiding van de "Cement Makers Federation" niet op de hoogte was van de overeenkomst inzake het eerbiedigen van de thuismarkten, omdat zij steeds een Brits delegatiehoofd en de andere Britse vertegenwoordigers binnen Cembureau hebben aangewezen. "Cement Makers Federation" vertegenwoordigde sinds 1972 het Verenigd Koninkrijk binnen Cembureau (zie paragraaf 18, punt 7): "Cement Makers Federation" was noodzakelijkerwijs op de hoogte van alles wat er in de verschillende organen van Cembureau, waarin "Cement Makers Federation" vertegenwoordigd was, voorviel.

  • (13) 
    Unicem heeft opgemerkt dat geen enkel van haar vertegenwoordigers ooit de kwalificatie van delegatiehoofd heeft gekend: dit strookt niet met de realiteit aangezien dhr. Nasi van Unicem, ten tijde van de feiten, en ten minste tot 1988, delegatiehoofd was (zie "Members Directory" van Cembureau van juli 1988, blz. 56). Het feit dat hij niet aanwezig was bij de vergaderingen betekent niet dat Unicem bij de overeenkomst inzake de eerbiediging van de thuismarkten en de regeling van de verkoop van het ene land naar het andere geen partij was, in de eerste plaats omdat er andere Italiaanse delegatiehoofden aanwezig waren die er hun land vertegenwoordigden, en op de tweede plaats omdat de vereniging handelt door de inbreng van alle aanwezige en afwezige leden, en voorts omdat op het moment dat Unicem met de andere Italiaanse producenten de gevolgen van de Griekse invoer heeft gevoeld, zij steun heeft gekregen van de andere leden van Cembureau (zie paragraaf 27), en op die manier van de solidariteit die inherent is aan de regel van de thuismarkt, heeft geprofiteerd.
  • (14) 
    De drie Italiaanse producenten merken op dat Italië bij de overeenkomst inzake het eerbiedigen van de thuismarkten niet betrokken kon zijn, aangezien dit land noch importeerde, noch exporteerde. Dit uitgangspunt is onjuist aangezien Italië wel in een zodanige mate met grensoverschrijdend handelsverkeer te maken heeft dat het verkeer Italië-Zwitserland (een ander Cembureau-land) als "kritiek punt" in de vergadering van de delegatiehoofden op 19 maart 1984 werd besproken (zie paragraaf 19, punten (9) en (10)), aangezien ten aanzien van de Griekse uitvoer maatregelen zijn genomen door Cembureau Task Force (zie met name paragraaf 27), en aangezien er handelsverkeer plaatsvindt tussen Italië en Frankrijk (zie paragraaf 20). Zelfs als het waar zou zijn dat Italië of de andere landen niet betrokken zouden zijn bij grensoverschrijdend handelsverkeer, hetgeen niet het geval is, is het nog altijd zo dat de ondernemingen van het betreffende land, die lid van Cembureau zijn, aan een overeenkomst met een met de mededinging strijdige doelstelling hebben deelgenomen (213).
  • 46. 
    Eén enkele en continue "overeenkomst"
  • (1) 
    De Commissie is van oordeel dat het geheel van de in het kader van Cembureau en van de bilaterale en/of multilaterale vergaderingen en contacten (zie paragraaf 45) getroffen regelingen "één enkele en continue overeenkomst" heeft gevormd, bestaande uit regelingen die op zich als inbreuken kunnen worden beschouwd.

De Commissie is in het bijzonder van mening dat deze "ene enkele en continue overeenkomst" afgeleid kan worden uit het door de betrokken ondernemingen aanvaarden van de gemeenschappelijke regel van eerbiediging van de thuismarkt die alle andere regelingen die zijn getroffen om deze regel aan te vullen en/of om tot de toepassing daarvan bij te dragen, beheerst en doortrekt.

Het feit dat de data van de verschillende regelingen niet altijd elkaar en/of de algemene regel dekken, doet in geen enkel opzicht af aan de eenheid en de continuïteit van de inbreuk aangezien hetgeen telt het bestaan van een gemeenschappelijke regel is, terwijl tot de uitvoerende of flankerende maatregelen kan worden besloten zodra de situatie zulks vereist.

  • (2) 
    Unicem en Castle (memories van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar, blz. 47 e.v. resp. blz. 84 e.v.) hebben aangevoerd dat er in de onderhavige zaak niet gesproken kan worden over eenheid of continuïteit omdat de identiteit van de objectieve en subjectieve elementen ontbreekt.

Volgens de Commissie bestaat er in het onderhavige geval wel degelijk overeenstemming tussen deze twee elementen. Het objectieve element is in alle gevallen identiek, te weten de gemeenschappelijke regel van eerbiediging van de thuismarkt aangezien de andere regelingen deze regel slechts aanvullen of bijdragen tot de toepassing ervan. Het subjectieve element is ook identiek, aangezien de situatie gekenmerkt wordt door het rechtstreeks of langs de nationale bedrijfstakorganisaties om door de Europese cementindustrie aanvaarden van een gemeenschappelijke regel, en door de toepassing van deze regel in de verschillende concrete gevallen door diegene die het meest rechtstreeks betrokken zijn. Bovendien blijkt uit het feit dat de gevallen van bilaterale wrijving in het kader van de vergaderingen van de delegatiehoofden gezamenlijk werden besproken, dat deze volgens Cembureau en haar leden van collectie belang waren.

Het feit dat bij het nastreven van de gemeenschappelijke doelstelling verschillende ondernemingen uiteenlopende rollen kunnen spelen, elimineert de subjectieve identiteit niet; het is integendeel, juist de essentie van het samengaan van ondernemingen bij de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk plan dat er verschillende acties en marktdeelnemer zijn die elkaar echter wederzijds beïnvloeden om aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de gemeenschappelijk nagestreefde doelstelling.

Wanneer de nagestreefde doelstelling van dien aard is dat zij met verschillende middelen bereikt kan worden of dat af en toe andere marktdeelnemers daarbij betrokken zijn, belet zulks geenszins dat zij wordt aangemerkt als één enkele en continue inbreuk. Bovendien hebben Cembureau en haar leden zelf erkend, - vanaf het moment dat de bilaterale problemen voor de oplossing ervan in de collegiale vergaderingen werden gebracht -, dat deze problemen voor voor onze bedrijfstak "schadelijke gevolgen &lang;kunnen&rang; hebben" (zie paragraaf 19, punt (2), onderstreping toegevoegd), dat het voor deze problemen nodig was "&lang;gezamenlijk&rang; (noot van de red.) aan mogelijke oplossingen te denken waardoor de ontwikkeling van de markt kan worden afgevlakt en, ten minste op het stuk van de principes, bepaalde spelregels voor te stellen waarvan vaststaat dat wij allen erbij belang hebben om deze na te leven" (zie paragraaf 19, punt (5)). Cembureau en haar leden erkennen dus dat de wrijvingen die veroorzaakt worden door het handelsverkeer tussen de leden, van gemeenschappelijk belang zijn aangezien zij "in strijd zijn" met gemeenschappelijke "spelregels". Deze bilaterale problemen zijn dus een concrete uiting van de algemene overeenkomst inzake eerbiediging van de thuismarkten.

Het is in deze niet noodzakelijk dat ieder bilateraal of multilateraal probleem expliciet in de vergaderingen van Cembureau werd besproken, hoewel dat in een aantal gevallen wel kan worden aangetoond. Wat van belang is, is dat de verschillende problemen overeenkomen met hetgeen bepaald was in het kader van de algemene overeenkomst, die iedereen aanvaard heeft.

Uit de documenten van Cembureau blijkt dat tijdens de collegiale vergaderingen alleen de problemen zijn besproken die klaarblijkelijk niet door rechtstreekse contacten tussen de betrokken partijen konden worden opgelost. Zo blijkt dat het "kritieke punt" met betrekking tot Italië en Zwitserland, dat opgenomen is in het Memorandum voor de Voorzitter van de vergadering van de delegatiehoofden van 19 maart 1984 (zie paragraaf 19, punt (9)) niet in een collegiale vergadering is besproken aangezien "het meningsverschil (. . .) bijna opgelost is" (zie paragraaf 19, punten (10) en (11)). Hieruit kan worden opgemaakt dat niet alleen de problemen die specifiek in de documenten van Cembureau worden genoemd, maar ook die welke blijkbaar opgelost zijn langs de weg van rechtstreekse contacten tussen de betrokken partijen onder het toepassingsgebied van de algemene overeenkomst vallen, zoals het geval is bij de Frans-Italiaanse en de Spaans-Portugese problemen.

  • (3) 
    Met betrekking tot de inbreuken van de Spaanse en de Portugese verenigingen en ondernemingen in het kader van de "ene enkele en continue overeenkomst", neemt de Commissie (zie paragraaf 45, punt (11)) als periode van de inbreuken de perioden vanaf 1 januari 1986, de datum van de toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschap in aanmerking. Dit betekent echter niet dat de Commissie de feiten en documenten voorafgaand aan deze datum tegenover de Spaanse en de Portugese verenigingen en ondernemingen niet zou kunnen gebruiken om de continuïteit van de inbreuk aan te tonen.
  • 47. 
    Informatie over de prijzen
  • a) 
    Informatie-uitwisselingen over de prijzen tijdens de vergaderingen
  • (1) 
    In de vergaderingen van de delegatiehoofden van 14 januari 1983, 30 mei 1983 en 19 maart 1984 (zie paragraaf 16) werd de situatie van de prijzen in de verschillende landen van Cembureau besproken. Dit gebeurde in het kader van vergaderingen waarin de problemen van het toenemende handelsverkeer tussen leden-landen werden besproken en oplossingen werden voorgesteld. Volgens de convocatie en de ontwerp-inleiding van de Voorzitter van de vergadering van 14 januari 1983 (zie paragraaf 19, punten (2) en (5)) en het Memorandum en de notulen van de vergadering van 19 maart 1984 (zie paragraaf 19, punten (9) en (10)), was het doel van dergelijke uitwisselingen om "de risico's te beoordelen die uit een toeneming van bepaalde vormen van invoer, gepaard met een duidelijke verlaging van het peil van bepaalde prijzen kunnen voortvloeien" (zie paragraaf 19, punt (5)), "om de aanwezige mogelijke conflictsoorzaken duidelijk te doen uitkomen" (zie paragraaf 19, punt (10)), en om het prijsverschil "geleidelijk te verminderen" om de uitvoer minder aanlokkelijk te maken (zie paragraaf 19, punt (9)).
  • (2) 
    Met de informatie-uitwisselingen over de prijzen wilden Cembureau en haar leden nog een ander resultaat bereiken, namelijk het invoeren van onderlinge eerlijke mededingingsregels voor de uitvoer tussen leden en naar andere landen (zie paragraaf 17).

Het doel van deze regels, waarvan de toepassing werd aanbevolen voor de uitvoer naar Cembureau-landen, was ervoor te zorgen dat alle producenten hun prijzen zouden afstemmen op het niveau van de lokale "price-leader" bij verkoop over de grenzen om aldus te voorkomen dat een producent met leveringen aan een ander land het prijspeil op deze markt zou verstoren (zie paragraaf 17, punten (2), (3) en (4), (9) en (10)).

Met de regels met betrekking tot de totstandkoming van een "gezonde maar realistische" mededinging wat de uitvoer buiten de Cembureau-landen betreft (zie paragraaf 17, punten (5) t/m (8)), werd beoogd de "eerlijke mededingingsregels" te verstevigen door tussen de leden van Cembureau een klimaat van samenwerking te doen groeien om te voorkomen dat agressieve gedragingen buiten de landen van Cembureau negatieve gevolgen zouden hebben voor de gedragingen binnen Cembureau.

  • (3) 
    De richtsnoeren op prijzengebied die tijdens de vergaderingen van 14 januari 1983 en 30 mei 1983 werden aangegeven, hebben effect gehad, zoals blijkt uit de notulen van de vergadering van 19 maart 1984 waarin staat (zie paragraaf 19, punt (10)): "Hoewel de verzamelde gegevens niet volledig vergelijkbaar zijn, gezien de verschillen wat de prijsopgave betreft, is overeengekomen dat de visuele presentatie van het prijzengamma een doelmatig middel is om de aanwezige mogelijke conflictsoorzaken duidelijk te doen uitkomen". Uit deze notulen blijkt dat de partijen ermee akkoord gingen de gegevens betreffende de prijzen te vergelijken in de vorm die in dit citaat genoemd wordt, en dat deze gegevens inderdaad uitgewisseld zijn.
  • (4) 
    Uit de documenten die genoemd worden in de paragrafen 16 en 17, en met name de documenten met betrekking tot de vergaderingen van de delegatiehoofden van 14 januari 1983 en 19 maart 1984, blijkt ook dat het doel van deze informatie-uitwisseling was, de algemene overeenkomst inzake eerbiediging van de thuismarkten te verstevigen en aldus de intracommunautaire verkeer in cement af te remmen.
  • (5) 
    Deze informatie-uitwisseling vormde een met artikel 85, lid 1 strijdige overeenkomst en derhalve een het tijdvak 14 januari 1983 tot 14 april 1986 bestrijkende inbreuk.

Binnen Cembureau is aan deze overeenkomst deelgenomen door: FIC, Aalborg, SFIC, BDZ, Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement, Italcementi, Unicem, Cementir, Ciments Luxembourgeois, VNC, BCA, ATIC en Oficemen. Zoals reeds in paragraaf 45, punt (11) en in paragraaf 46, punt (3) gezegd werd, zal de Commissie voor ATIC en Oficemen de inbreuk in aanmerking nemen vanaf 1 januari 1986.

  • b) 
    Periodieke informatie over de prijzen
  • (6) 
    Met betrekking tot de periodieke informatie dient onderscheid te worden gemaakt tussen twee verschillende situaties, te weten die van de Benelux-landen en die van de andere landen.
  • i) 
    Benelux-landen
  • (7) 
    Zoals blijkt uit paragraaf 16, punt (10), deelt de FIC aan Cembureau, dat voor de verspreiding ervan zorgt, haar prijzen mee voor de hele bedrijfstak. Het betreft hier de prijzen die door de autoriteiten zijn goedgekeurd naar aanleiding van een aanvraag die namens de drie Belgische producenten door de FIC is ingediend. Hoewel de goedgekeurde prijzen maximumprijzen zijn en hoewel de tarieven die door de FIC gepubliceerd worden, geen enkele indicatie bevatten voor cement dat per vrachtauto wordt geleverd, dit wil zeggen het grootste deel van de verkoop, geeft de FIC aan Cembureau, die op haar beurt voor de verspreiding ervan zorgt, niet alleen maximum-, maar ook minimumprijzen voor levering per vrachtauto door (zie antwoord van de FIC op de mededeling van punten van bezwaar, punt 101).
  • (8) 
    De enige Luxemburgse producent publiceert de tarieven zonder enige indicatie van de verkoopvoorwaarden, terwijl de gegevens die door Cembureau worden verspreid, prijzen af-fabriek, cement in bulk, inclusief kortingen, zijn (zie paragraaf 16, punt (18)).
  • (9) 
    Wat de prijzen betreft die Nederland aan Cembureau meedeelt, die voor de verspreiding ervan zorg draagt, wordt zowel de minimum- als de maximumprijs voor leveringen per vrachtauto aangegeven (zie paragraaf 16, punt (18)).
  • (10) 
    Met reden kan uit het voorgaande worden afgeleid dat Cembureau, en via laatstgenoemde al haar leden, informatie ontvangt die zeer duidelijk hun gedragingen ten aanzien van de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse producenten kan beïnvloeden. Het mededelen van de minimumprijzen van deze producenten - of, in het geval van de Luxemburgse producent, van de daadwerkelijk gehanteerde prijzen -, die niet openbaar bekend zijn, had ten doel de toenmalige of potentiële concurrenten te laten weten vanaf welk prijspeil hun leveringen concurrerend zouden kunnen zijn met die van de lokale producenten. Laatstgenoemden hadden er geen enkel belang bij deze informatie te verspreiden, tenzij om de toenmalige en potentiële concurrenten ertoe te bewegen alleen op de Benelux-markten tegen de "lokale" prijzen te verkopen en aldus deze concurrenten ertoe te bewegen de eerlijke mededingingsregels wat de export naar Cembureau-landen betreft in acht te nemen (zie punt (2)).
  • (11) 
    De Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse ondernemingen hebben tijdens de procedure geen enkele andere verklaring naar voren gebracht voor het feit dat zij deze gegevens aan Cembureau hebben doorgegeven en dat laatstgenoemde deze onder haar leden verspreidde: zij hebben zich in feite ertoe beperkt op hun verplichting te wijzen om prijsverhogingen aan de nationale autoriteiten te melden. Dit kan kennelijk alleen betrekking hebben op de maximumprijzen. Aangezien de producenten dit punt niet schriftelijk aan de orde hebben gesteld, is hen gevraagd antwoord te geven op een mondelinge vraag (notulen van de hoorzitting, zitting van 3 maart 1993, blz. 22-26). Nogmaals werd er geen enkele verklaring gegeven voor het feit dat de minimumprijzen ter verspreiding ervan aan Cembureau zijn doorgegeven.
  • (12) 
    Het gaat hier om een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen alle leden van Cembureau, die via laatstgenoemde ten uitvoer werd gelegd en ten doel had de gedragingen van alle toenmalige en potentiële concurrenten op de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse markt te beïnvloeden en Cembureau in te lichten over de gedragslijn, met name over de minimumprijzen, en wat de Luxemburgse producent betreft, over de minimumprijzen inclusief kortingen, waartoe de Belgische en de Nederlandse producenten, alsmede de Luxemburgse producent, besloten hadden om deze op hun eigen markten te hanteren.

Volgens de gegevens over de prijzen die door Cembureau verstrekt zijn en die voor deze landen betrekking hebben op de periode van 1984 tot en met 1988 (doc. 33126/15095), heeft deze inbreuk ten minste het tijdvak van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1988 bestreken. Voor Oficemen en ATIC neemt de Commissie de periode vanaf 1 januari 1986 in aanmerking.

Deze inbreuk is begaan door Cembureau en al haar leden, die met name genoemd worden in punt (5), en niet alleen door Cembureau en de leden uit de drie betrokken Benelux-landen. Het feit dat de producenten in de andere landen via hun vereniging deze gegevens hebben ontvangen, die voor de mededinging van grote waarde zijn, en dat over een langere periode, geeft aan dat zij deelgenomen hebben aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging (214). Het is hierbij niet van belang dat slechts een aantal van de andere - rechtstreekse of onrechtstreekse - leden van Cembureau op een bepaald moment een toenmalige of potentiële concurrent op de Benelux-markten was. Zoals het Gerecht van eerste aanleg in de polypropyleen-zaken (215) heeft aangegeven, is er reeds bij deelneming aan overleg dat een concurrentiebeperkende doelstelling heeft, sprake van een onderling afgestemde feitelijke gedraging, ongeacht de vraag of de deelname van ieder lid aan de inbreuk een beperking van de mededinging tot gevolg kan hebben.

Het feit dat deze gegevens over de prijzen door Cembureau eerst verspreid zijn nadat zij van kracht werden, hoewel deze door de FIC en door ENCI/VNC al aan Cembureau werden medegedeeld alvorens zij van kracht werden, doet niets af aan de omvang van de inbreuk aangezien het gaat om gegevens, zoals de minimumprijzen en de prijzen inclusief kortingen, die op de markt ontoegankelijk of eerst na langdurig en moeizaam onderzoek te achterhalen zijn.

  • ii) 
    Andere landen
  • (13) 
    Het verspreiden van prijslijsten door een bedrijfstakorganisatie ter attentie van haar leden vormt een van de middelen om laatstgenoemden te over de werking van de verschillende markten in te lichten. Bepaalde ondernemingen hebben tijdens de procedure naar voren gebracht dat het verspreiden van dergelijke prijslijsten, die over het algemeen betrekking hebben op geldende en niet op toekomstige prijzen geen enkel of een geringer effect op de mededinging heeft dan een rechtstreekse uitwisseling van informatie over de prijzen tussen de ondernemingen.

Toegegeven dat deze uitwisseling minder ernstig is dan de informatie-uitwisseling met betrekking tot de Benelux-landen, dient eraan te worden herinnerd dat deze uitwisseling heeft plaatsgevonden gedurende een periode na de besprekingen over de prijzen binnen Cembureau (zie paragrafen 17 en 19). Zelfs wanneer deze uitwisseling in 1981 begonnen is, mag de Commissie bij haar beoordeling het feit niet buiten beschouwing laten dat deze is voortgezet na de besprekingen in de vergaderingen van de delegatiehoofden (zie paragrafen 16, 17 en 19), dat zij werd aangepast voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst inzake eerbiediging van de thuismarkten en de regeling van de verkoop van het ene land naar het andere, en dat zij moest aanzetten tot de naleving van de eerlijke mededingingsregels bij export tussen de Cembureau-landen.

Zoals reeds gezegd werd in punt (1) hierboven, hadden de besprekingen in de vergaderingen van de delegatiehoofden voornamelijk betrekking op de noodzaak de gevaren van een toeneming van de invoer te voorkomen, de mogelijke oorzaken van conflicten na te gaan en de prijsverschillen te verminderen om uitvoer minder aantrekkelijk te maken.

  • (14) 
    Bepaalde ondernemingen hebben gesteld, dat de verspreiding van dergelijke informatie over de prijzen geen invloed op de markt kan hebben aangezien het gaat om niet-geïndividualiseerde gegevens, die soms betrekking hebben op de door de overheid goedgekeurde prijzen en soms op prijsgemiddelden. Ten aanzien hiervan kan het volgende worden opgemerkt:
  • de prijslijsten van Denemarken en van Ierland hebben betrekking op afzonderlijke ondernemingen. De opmerking dat deze gegevens niet geïndividualiseerd zouden zijn, valt hiermee weg;
  • wat Italië, Griekenland en Portugal betreft, zijn de doorgegeven prijzen die welke door de overheid goedgekeurd zijn en die betrekking hebben op de hele bedrijfstak in de respectieve landen. De ondernemingen kunnen deze gegevens verkrijgen, maar hebben het toch noodzakelijk geacht deze, ondanks het feit dat zij openbaar zijn, te versturen en te laten circuleren. Als de ondernemingen het nodig vonden de prijzen van de bedrijfstak in hun land te laten circuleren, gebeurde dat omdat dat in het kader paste van de besprekingen van de delegatiehoofden, die - zoals gezegd in punt (1) - betrekking hadden op de noodzaak de risico's van een toeneming van de invoer te voorkomen, de mogelijke oorzaken van conflicten na te gaan en de prijsverschillen te verminderen om uitvoer minder aantrekkelijk te maken;
  • de prijsgemiddelden die voor Duitsland, Spanje, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werden verstuurd, bevatten geen gegevens waarmee de producenten konden worden geïdentificeerd. Deze gegevens circuleerden, via Cembureau, in het kader van de besprekingen tussen de delegatiehoofden (zie punt (1)). Deze gemiddelden waren niet openbaar en in ieder geval moeilijk te achterhalen. Het gaat hier om actuele prijsgemiddelden en dus om gegevens die het penetreren van de markten kunnen vergemakkelijken, terwijl in principe geen enkele onderneming of ondernemersvereniging die deze gegevens meedeelde, bij een dergelijke penetratie belang had, behalve om de toenmalige of de potentiële concurrenten ertoe te bewegen slechts tegen de "lokale" prijzen hun markt te betreden.
  • (15) 
    In de hierboven genoemde context is het circuleren van de tarieven, die volgens de beschikbare documenten ten minste van kracht waren van 1984 tot en met 1988, een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen Cembureau en haar leden, die met naam in punt (5) genoemd worden. Voor Oficemen en ATIC neemt de Commissie de inbreuk in aanmerking vanaf 1 januari 1986. Deze onderling afgestemde feitelijke gedraging beperkt de mededinging in de zin van artikel 85, lid 1, aangezien deze gedraging, als een aanvullende maatregel op de overeenkomst inzake het eerbiedigen van de thuismarkten, de cooerdinatie van de gedragingen van de marktdeelnemers beoogt.

Weliswaar kunnen de ondernemingen die willen uitvoeren, zich de tarieven van hun concurrenten in de landen van bestemming verschaffen, maar daar staat tegenover dat deze procedure veel ingewikkelder is en veel meer tijd vergt. In ieder geval is het duidelijk dat Cembureau en haar leden van mening zijn dat laatstgenoemde procedure niet zeker en betrouwbaar genoeg is, aangezien zij het circuleren van de tarieven hebben geïnstitutionaliseerd. Bovendien kan niet worden gesteld dat de tarieven op zich het veelal niet mogelijk maken om tot een goede vergelijking van de prijzen van de verschillende landen te komen aangezien, zoals Cembureau toegeeft, "een cementfabrikant die de normen en de vervoerskosten goed kent, kan deze prijzen natuurlijk benutten" (zie paragraaf 16, punt (22)).

  • 48. 
    De in hoofdstuk 4, paragraaf 20, beschreven feitelijke gedragingen: Frankrijk - Italië
  • (1) 
    De in paragraaf 20 beschreven gedragingen moeten gezien worden tegen de achtergrond van de toepassing van de algemene overeenkomst inzake de eerbiediging van de thuismarkten, met als doel de beperking van het handelsverkeer tussen de landen van Cembureau enerzijds, en de afstemming van de prijzen aan het lokale prijspeil bij grensoverschrijdende handel anderzijds.
  • (2) 
    Buzzi stelt dat deze onderneming geen lid is van Cembureau en dat haar gedrag dus geen toepassing is van het Cembureau-principe. Het is waar dat Buzzi geen lid is van Cembureau, maar het is ook waar dat de drie betrokken Franse producenten wel via hun vereniging indirect lid zijn. Zelfs al was Buzzi geen lid van Cembureau, heeft de onderneming in feit via haar contacten met de Franse producenten die wél in verbinding stonden met Cembureau, de betrokken overeenkomst toegepast. Hetgeen van belang is, is het objectieve element dat met de algemene overeenkomst strookt. Het feit dat de relaties tussen Buzzi en de Franse producenten in de vergaderingen van de delegatiehoofden niet genoemd zijn, betekent niet dat er hier geen toepassing van de algemene overeenkomst is (zie paragraaf 45, met name punt (8) en paragraaf 46, punt (2)). Tenslotte blijft het feit dat, ongeacht de positie van Buzzi ten opzichte van Cembureau en de mate waarin Buzzi van deze overeenkomst op de hoogte was, de hierna beschreven onderling afgestemde feitelijke gedragingen op zich een inbreuk op artikel 85, lid 1, vormen.
  • a) 
    Lafarge - Buzzi
  • (3) 
    De onthulling door Buzzi, tijdens het gesprek met Lafarge op 26 november 1988, dat zij de Zuidfranse markt aan Lafarge wil overlaten, de markt van de Azuren kust niet wil verstoren, concurrentie ("oorlog") wil vermijden en tot overeenstemming wil komen om conflicten te voorkomen, en wat haar toekomstige plannen inzake de verdeling van de voorzieningsbronnen zijn, vormt een onderling afgestemde feitelijke gedraging zoals bedoeld in artikel 85, lid 1.

Terwijl de bepalingen van dit artikel ieder direct of indirect contact afwijzen waarmee wordt beoogd een concurrent in te lichten over het marktgedrag waartoe is besloten of dat men voornemens is te volgen, hebben Buzzi en Lafarge tijdens het contact dat op 26 november 1988 heeft plaatsgehad, overleg met elkaar gepleegd onder de omstandigheden zoals beschreven in paragraaf 20, punten (3) en (7), om hun handelingsvrijheid, en met name die van Buzzi, te beperken en tenslotte om de Zuidfranse markt onderling te verdelen en om hun toekomstige handelingsvrijheid wat de produktiebronnen in de gebieden langs de Frans-Italiaanse grens betreft, te beperken. Zoals blijkt uit paragraaf 20, punt (7), heeft Lafarge in feite van Buzzi de gegevens gekregen met betrekking tot de gedragslijn die laatstgenoemde voornemens was op de markt te volgen en die zij ook daadwerkelijk heeft gevolgd (216).

  • b) 
    Ciments Français - Buzzi
  • (4) 
    De toezending door Ciments Français aan Buzzi op 17 maart 1988 van het tarief van de fabriek in Beaucaire en van de voorziene gemiddelde prijsstijging in de loop van het jaar op verzoek van Buzzi, vormt een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 85, lid 1.
  • (5) 
    Ciments Français beweert (zie notulen van de hoorzitting, zitting van 5 maart 1993, bijlage 4) geen concurrent te zijn van Buzzi, aangezien haar fabriek in Beaucaire 200 kilometer van de Italiaanse grens ligt en deze fabriek ongeveer 86% van de afzet in de niet aan Italië grenzende Franse departementen voor zijn rekening neemt, en dat het niet erg logisch zou zijn te verwachten dat Buzzi in de regio Beaucaire gaat verkopen aangezien zij de mogelijkheid heeft op haar eigen regionale markt te verkopen. Verder voegt Ciments Français hier nog aan toe dat het verstuurde tarief alleen een historische waarde had en dat de meegedeelde stijging slechts hypothetisch was en achteraf onjuist is gebleken aangezien deze stijging 2,5% bedroeg.

De Commissie beperkt zich ertoe de volgende feiten in herinnering te brengen. Het eerste feit is dat Buzzi naar Frankrijk exporteert; het tweede feit is dat, zelfs wanneer wordt uitgegaan van de stelling van de Franse producenten volgens welke de straal van het vervoer van cement 150/200 kilometer bedraagt, de "natuurlijke" markten van Ciments Français, fabriek in Beaucaire (200 kilometer van de Italiaanse grens gelegen) en van Buzzi (haar fabriek in Robilante ligt minder dan 80 kilometer van de Franse grens) elkaar overlappen: Ciments Français en Buzzi zijn dus actueel, of op zijn minst potentieel, concurrenten.

Het tarief van maart 1987 dat in maart 1988 aan Buzzi werd toegezonden, had in tegenstelling tot de beweringen van Ciments Français niet alleen een historische, maar ook een actuele waarde aangezien Ciments Français de prijzen van de fabriek in Beaucaire op 1 september 1988 heeft gewijzigd. De hoogte van de voorziene prijsstijging die werd medegedeeld, was - zoals al blijkt uit de gebruikte bewoordingen - ook voor Ciments Français nog onzeker, en door deze voorziene stijging door te geven, heeft zij Buzzi in staat gesteld wat Buzzi's prijsbeleid betreft, zelfs na de voorziene prijswijzigingen, met een grote mate van zekerheid.

Uit het voorgaande blijkt dat Ciments Français en Buzzi actueel, of op zijn minst potentieel, concurrenten zijn en dat iedere mededeling aan concurrent over het voorgenomen marktgedrag, waarmee het mogelijk wordt aldus het concurrentiegedrag van deze te beïnvloeden, een inbreuk op artikel 85, lid 1, vormt.

  • c) 
    Vicat - Buzzi
  • (6) 
    De uitwisselingen van tariefschalen op 11/16 mei 1983 en in april en juli 1986, alsmede de mededeling van Buzzi aan Vicat op 23 april 1986, waarin Buzzi bekend maakte voornemens te zijn geen bestellingen van cement uit Nice en Toulon aan te nemen, vormen een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de zin van artikel 85, lid 1.

Zelfs wanneer de tarieven ook verkrijgbaar zijn via de klanten, is deze werkwijze ingewikkelder en tijdrovender. Op de tweede plaats hadden de uitwisselingen niet alleen betrekking op de tarieven, maar bij één gelegenheid ook op de prijsstijgingsvooruitzichten.

Door middel van deze onderling afgestemde feitelijke gedraging heeft Buzzi enerzijds Vicat gerustgesteld wat Buzzi's voornemen betreft de markt in Zuid-Frankrijk niet te willen verstoren, en anderzijds hebben Vicat en Buzzi, door de uitwisselingen van tarieven en de mededeling van de prijsstijgingen, ervoor willen zorgen dat er een redelijke mate van zekerheid bestond dat bij de uitvoer die nog steeds doorging, een gelijksoortig prijsbeleid werd gevoerd als dat van Vicat. Op deze manier werd een groot deel van het normale risico dat inherent is aan elke autonome wijziging van het marktgedrag, uitgeschakeld.

  • d) 
    Duur van de inbreuken
  • (7) 
    De duur van de inbreuken moet voor elk van de vier betrokken producenten noodzakelijkerwijs vastgesteld worden met inaanmerkingneming van de data van de bewijsstukken van het overleg.

Buzzi heeft eerst overleg gepleegd met Vicat, vervolgens met Ciments Français en tenslotte met Lafarge. Het overleg met Vicat had betrekking op de prijzen en op de verdeling van de markt in Zuid-Frankrijk; die met Lafarge op de verdeling van de Zuidfranse markt en op de verdeling van de voorzieningsbronnen; die met Ciments Français betrof de prijzen.

Er kan dus een bepaalde continuïteit in het optreden van Buzzi geconstateerd worden, een optreden waarmee elk van de drie betrokken Franse producenten op zijn beurt geconfronteerd werd. De inbreuk van Buzzi moet dus in aanmerking worden genomen vanaf het moment dat Buzzi voor het eerst in overleg is getreden met Vicat, dus vanaf 11 mei 1983. Gezien het ontbreken van precieze gegevens over het beëindigen van de inbreuk, gaat de Commissie ervan uit dat de inbreuk ten minste tot het eind van 1988 heeft geduurd, aangezien het laatste overleg met Lafarge van 26 november 1988 dateert en Buzzi tijdens dit overleg Lafarge op de hoogte heeft gesteld van haar toekomstig marktgedrag.

Ook ten aanzien van de drie Franse producenten moet december 1988 als einddatum van de inbreuk gelden. De mededelingen die Buzzi heeft gedaan, zelfs indien dit aan de drie Franse producenten afzonderlijk gebeurde, zijn uiteindelijk aan alle drie de Franse producenten ten goede gekomen. Dus zelfs wanneer het begin van de inbreuk voor elk van deze drie producenten verschillend kan zijn aan de hand van de datum van het bewijsmateriaal, moet het eind van de inbreuk voor alle drie hetzelfde zijn.

De Commissie is dan ook van mening dat inbreuk is gemaakt op artikel 85, lid 1, door:

  • Buzzi van 11 mei 1983 tot en met 31 december 1988
  • Vicat van 11 mei 1983 tot en met 31 december 1988
  • Ciments Français van 17 maart 1988 tot en met 31 december 1988
  • Lafarge van 26 november 1988 tot en met 31 december 1988
  • 49. 
    De in hoofdstuk 4, paragraaf 21, beschreven gedragingen: Spanje Portugal
  • (1) 
    De beperkingen die werden overeengekomen tijdens de vergaderingen van 22 juli 1985 tot 24 april 1989 tussen Oficemen, Cimpor en Secil vormen een overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1. Met deze overeenkomst hebben de betreffende Spaanse vereniging en de Portugese ondernemingen doelbewust en in de wetenschap dat zij inbreuk maakten op de wetten van hun landen en op de communautaire mededingingsregels (zie notulen van de vergadering van 22.7.1985 in paragraaf 21, punt (2)), gekozen voor een vorm van samenwerking ten einde de cementhandel tussen de twee landen te beperken, of zelfs te verhinderen, om op die manier de eerbiediging van hun respectieve traditionele verkoopmarkten te waarborgen door consolidering van de afscherming van de Spaanse en de Portugese markten.

De betrokken overeenkomst vormde een inbreuk vanaf 1 januari 1986, op welke datum Spanje en Portugal tot de Gemeenschap zijn toegetreden, tot ten minste 24 april 1989.

  • (2) 
    Deze overeenkomst werd daadwerkelijk toegepast. De vertegenwoordiger van Secil heeft tegenover Hispacement verklaard (zie paragraaf 21, punt (2)) dat zijn onderneming vastbesloten was om zich aan de overeenkomst met de Spanjaarden te houden en dat Cimpor, ondanks een aantal orders uit Spanje, aan alle pogingen om haar tot export te verleiden, weerstand had geboden; de partijen bij de overeenkomst hebben alle gegevens uitgewisseld die nodig waren om de export uit derde landen te controleren en uit te schakelen (zie paragraaf 21, punt (7)); Cimpor heeft geweigerd naar Spanje te verkopen met de standaardformule: "Wij hebben geen uitvoercapaciteit beschikbaar" terwijl bewezen is dat Cimpor gedurende diezelfde tijdvakken wel voldeed aan specifieke cementaanvragen uit derde landen (zie paragraaf 21, punt (8)).

Derhalve hebben de betrokken ondernemingen zich uit eigen vrije wil voorgenomen de mededinging ten gevolge van leveringen tussen de twee Lid-Staten te beperken en hebben zij inderdaad de mededinging beperkt die zou zijn voortgevloeid uit leveringen die zonder van deze beperking tussen de twee Lid-Staten zouden hebben plaatsgevonden.

  • (3) 
    Indien de partijen vooral het verkeer van cement dat niet aan de normen van een land voldoet wilden voorkomen, dan kan hiermee, zoals reeds in paragraaf 21, punt (11), werd gezegd, nog niet verklaard worden hoe de controle van het cementverkeer tussen de beide landen door de producenten zelf ervoor had kunnen zorgen dat het uitgevoerde cement met de normen van het land van bestemming overeenkwam. Bovendien is het niet de taak van een onderneming (of ondernemersvereniging), zoals het Gerecht van eerste aanleg in de Hilti-zaak heeft bevestigd (217), om op eigen initiatief de plaats in te nemen van de overheid die voor de toepassing van de wetten in het betrokken land verantwoordelijk is, en om "maatregelen te nemen om produkten die zij, al of niet terecht als gevaarlijk, of althans van mindere kwaliteit dan haar eigen produkten beschouwt, te elimineren."
  • (4) 
    Het argument van de partijen dat de overeenkomst het cementverkeer tussen de twee partijen niet heeft beperkt omdat de Portugese uitvoer naar Spanje tot 1988 ieder jaar gestegen is, is hier van geen enkel belang. Zoals het Hof reeds in 1966 heeft gesteld (218) sluit het feit dat een overeenkomst tot een toeneming van de handel tussen Staten leidt, niet uit dat de mededinging wordt beperkt of dat de handel tussen Staten ongunstig wordt beïnvloed, aangezien deze handel zich bij afwezigheid van een beperkende overeenkomst anders had kunnen ontwikkelen.
  • (5) 
    Het argument van Oficemen dat de Commissie het document met betrekking tot de vergadering van 22 juli 1985 niet in aanmerking mag nemen aangezien deze vergadering vóór de toetreding van beide landen tot de Gemeenschap gehouden werd, is ongegrond. De Commissie mag namelijk, om een overeenkomst te analyseren die vóór de toetreding van een Lid-Staat gesloten werd en die na de toetreding nog steeds werd nageleefd en waarvan de gevolgen eveneens na de toetreding werden geconstateerd, ieder document met betrekking tot deze overeenkomst in aanmerking nemen, ongeacht de datum daarvan.
  • 50. 
    De in hoofdstuk 4, paragraaf 22, beschreven gedragingen: Frankrijk-Duitsland
  • a) 
    De overeenkomsten inzake de marktverdeling
  • (1) 
    Uit de documenten die in paragraaf 22 worden genoemd, komen twee overeenkomsten naar voren, de ene met betrekking tot de marktverdeling in Saarland, de andere met betrekking tot een meer algemene regeling van de cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland.
  • (2) 
    Uit de nota's van 23 juni 1982, 22 juli 1982 en 17 november 1982 (zie paragraaf 22, punten (1), (4) en (7)) blijkt dat de verdeling van de verkoop op de markt in Saarland tussen Ciments Français, Cedest, Heidelberger en Dyckerhoff een voldongen feit was dat door geen van de betrokken ondernemingen werd betwist, aangezien het bij de betwisting om andere markten ging ("Saarland uitgezonderd").

Het bestaan van deze overeenkomst wordt bevestigd in de verklaring van Dyckerhoff aan Ciments Français tijdens hun ontmoeting op 9 en 10 mei 1983 (zie paragraaf 22, punt (9)), dat hij in Saarland en in Frankrijk niet het cement zou verkopen dat door de vermaling van 100 000 ton klinker in de fabriek van Ciments Luxembourgeois werd verkregen.

Bij de overeenkomst inzake de marktverdeling in Saarland waren in het begin betrokken: Ciments Français, Cedest, Heidelberger en Dyckerhoff. Rekening houdend met hetgeen wordt uiteengezet in de hiernavolgende punten (3), (4) en (5), is de Commissie van mening dat deze overeenkomst deel uitmaakt van veel bredere regelingen met betrekking tot het geheel van relaties tussen de Duitse en de Franse producenten, die niet beperkt waren tot louter deze vier producenten.

  • (3) 
    Naar aanleiding van de uitvoer van Cedest naar de andere Duitse deelstaten dan Saarland, en van de reacties in Frankrijk van de Duitse producenten, heeft bilateraal overleg plaatsgevonden dat ten doel had de grensoverschrijdende cementhandel te beperken.

Zo heeft het SFIC overleg gepleegd met het BDZ en, te zamen met de andere betrokken Franse producenten, druk uitgeoefend op Cedest om te bewerkstelligen dat laatstgenoemde haar export naar Duitsland zou matigen (zie nota van 23.6.1982 in paragraaf 22, punt (4), hierboven). Cedest heeft aan Dyckerhoff en Heidelberger verklaard in de BRD enkel aan RMC en PZW te willen verkopen en dat Cedest akkoord ging "met de aanpassing in de toekomst van haar leveringen naar de BRD (nog steeds zonder Saarland) aan de ontwikkeling van de afzet naar dit land, zowel neerwaarts als opwaarts" (zie nota van 17.11.1982 in paragraaf 22, punt (7) hierboven).

Lafarge en Dyckerhoff hebben getracht iedere vorm van agressiviteit te vermijden en een harmonisch klimaat tot stand te brengen tussen de Franse en de Duitse producenten die bij de export zijn betrokken (zie nota's van 23.6.1982, 28.7.1982 en 2.9.1982 in paragraaf 22, punten (4), (5) en (6) hierboven). Dyckerhoff heeft aan Ciments Français haar plannen medegedeeld om het hoofd te kunnen bieden aan de concurrentie van Cedest en heeft verder aangegeven niet voornemens te zijn om in Frankrijk te verkopen (zie nota's van 25.1.1983 en 17.5.1983 in paragraaf 22, punten (8) en (9), hierboven).

Het probleem van de Frans-Duitse relaties werd als "kritiek punt" besproken tijdens de vergadering van de delegatiehoofden op 19 maart 1984 (zie paragraaf 19, punt (9), hierboven).

Al deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben geleid tot het sluiten van een overeenkomst tussen de betrokken Franse en Duitse ondernemingen en ondernemersverenigingen. In de brief van 22 september 1986 wordt melding gemaakt van de tijdens de periodieke bijeenkomsten van de heren Laplace, Lose en Brenke geboekte vooruitgang ten aanzien van de situatie van 1984, van een overeenkomst die in 1984 is ingegaan, van de mogelijkheid om deze overeenkomst te verlengen, en van een verschil tussen de Franse en Duitse leveringen. De nota van 12 augustus 1987 doet verslag van het vervolg van de besprekingen om naar een oplossing te zoeken voor de in de brief van 22 september 1986 aan de orde gestelde problemen (zie paragraaf 22, punt (10), hierboven).

Uit de informatie-uitwisselingen tussen de twee Duitse en Franse verenigingen (zie paragraaf 22, punt (12) hierboven) blijkt dat men erin geslaagd is het verschil tussen de Franse en de Duitse leveringen te verminderen.

De in dit punt beschreven onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben plaatsgevonden van 1982 tot en met 1984 en de overeenkomst uit 1984, die blijkt uit de brief van 22 september 1986, vormen inbreuken op artikel 85, lid 1, begaan door het SFIC, Cedest, Ciments Français, Lafarge, BDZ, Dyckerhoff en Heidelberger.

  • (4) 
    Gezien het feit dat de overeenkomst inzake de verdeling van de markt in Saarland, de onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot het zoeken naar een oplossing voor het beperken van de verkoop van Cedest in Duitsland, buiten Saarland en de overeenkomst uit 1984 waarvan sprake is in de brief van 22 september 1986, allemaal op de marktverdeling en het beperken van het grensoverschrijdende cementverkeer tussen Frankrijk en Duitsland gericht waren, is de Commissie van mening dat de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als één enkele en continue inbreuk beschouwd kunnen worden.

Zelfs als het SFIC, het BDZ en Lafarge niet vanaf het begin bij de overeenkomst over Saarland partij waren, hebben zij deze overeenkomst in ieder geval geaccepteerd vanaf 23 juni 1982, dat wil zeggen vanaf het moment dat zij gehandeld hebben om de overeenkomst betreffende Saarland tot andere Duitse deelstaten uit te breiden en om deze overeenkomst in het veel bredere kader van de regelingen van het Frans-Duitse handelsverkeer op te nemen.

Deze ene enkele en continue inbreuk met betrekking tot de beperking van het grensoverschrijdend handelsverkeer tussen Frankrijk en Duitsland werd van 23 juni 1982 tot en met 30 september 1989 door het SFIC, Cedest, Ciments Français, Lafarge, BDZ, Dyckerhoff en Heidelberger gepleegd.

  • b) 
    De informatie-uitwisseling
  • (5) 
    De uitwisseling van statistische gegevens tussen het SFIC en het BDZ vormt, op basis van de beschikbare gegevens (zie paragraaf 22, punt (12) hierboven), van 1 januari 1985 t/m 30 september 1989 een onderling afgestemde mededingingsbeperkende gedraging in de zin van artikel 85, lid 1. Deze uitwisseling moet immers worden gerelateerd aan de hierboven genoemde overeenkomsten betreffende de marktverdeling en beoogt de twee betrokken verenigingen in staat te stellen controle uit te oefenen op de kwantitatieve beperkingen van de uitvoer alsmede op de bestemming van de uitvoer naar per deelstaat (zie paragraaf 22, punt (12), hierboven). Zoals in paragraaf 22, punten (12) en (18), werd gesteld kan deze controle op de bestemming van de uitvoer per deelstaat alleen verklaard worden tegen de achtergrond van een onderlinge afstemming op basis van de uitwisseling van gegevens. »Deze gedraging schept een kunstmatige marktsituatie waarin een abnormale doorzichtigheid en stabiliteit van het handelsverkeer tussen Lid-Staten tot stillegging van de mededingingsactiviteiten van de deelnemende economische subjecten leiden en aldus de met de concurrentie verbonden risico's uitschakelen.
  • 51. 
    De in hoofdstuk 4, paragraaf 23, beschreven gedragingen: België Nederland - Duitsland

De Commissie heeft reeds op blz. 34, noot 10, van de mededeling van punten van bezwaar aangegeven dat de CBS-overeenkomst afzonderlijk zou worden behandeld.

De betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen hebben tijdens de hoorzitting gesteld dat zij zich alleen naar behoren konden verdedigen tegen het punt van bezwaar betreffende de verdeling van de Nederlandse markt dat hun ten laste werd gelegd, indien de Commissie een algemeen standpunt zou bepalen dat een beoordeling van de CBS-overeenkomst zou omvatten.

De Commissie is van mening dat het niet dienstig is dat zij, onder deze omstandigheden, met betrekking tot de feiten die in hoofdstuk 4, paragraaf 23, zijn uiteengezet, in de onderhavige beschikking een standpunt inneemt.

  • 52. 
    Nadelige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten

Alle in dit hoofdstuk vermelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben rechtstreekse gevolgen voor het handelsverkeer tussen Lid-Staten. Zij vormen een onderdeel van een geheel dat erop gericht is het handelsverkeer tussen Lid-Staten nadelig te beïnvloeden en bovendien zijn zij er, afzonderlijk beschouwd, erop gericht de handel tussen Lid-Staten uit te sluiten of te bewerkstelligen dat die handel alleen in het raam van overeenkomsten over de hoeveelheden die van land naar land kunnen worden uitgevoerd, wordt afgewikkeld.

HOOFDSTUK 9

De in hoofdstuk 5 beschreven overeenkomsten en feitelijke gedragingen

  • 53. 
    Eén enkele en continue "overeenkomst"
  • (1) 
    Cembureau Task Force of ETF vormt een ernstige en flagrante toepassing van het Cembureau "Agreement or Principle" tot eerbiediging van de thuismarkten. Deze "Task Force" werd immers na 1983-1984 opgericht en de belangrijkste besluiten werden door de delegatiehoofden/leden van Cembureau genomen. Eenieder die binnen de "Task Force" vertegenwoordigd was, waren bij de structuur van Cembureau betrokken: het is hierbij van geen betekenis dat ingevolge de overeenkomst onderscheiden maatregelen konden worden getroffen, die bestonden uit hetzij het optreden van de meest rechtstreeks betrokken ondernemingen, hetzij dat van de ondernemingen die het best geplaatst waren om de doelstellingen van de "Task Force" te verwezenlijken, met name omdat zij in de mondiale cementhandel een belangrijke plaats innamen.
  • (2) 
    In het kader van de "ene enkele en continue overeenkomst" met betrekking tot de eerbiediging van de thuismarkten, hebben Cembureau en de ondernemingen die met naam genoemd zullen worden, één enkele en continue "overeenkomst", hierna "overeenkomst" te noemen, gesloten die bestaat uit de reeks maatregelen die in de van 28 mei 1986 tot eind mei 1987 plaatsgevonden hebbende vergaderingen aangenomen zijn.

De wilssamenloop van de respectieve deelnemers is in de vergaderingen, en met name in die van de delegatiehoofden tot uiting gekomen, en eveneens in de deelneming aan de verschillende ondernomen acties.

  • (3) 
    De overeenkomst heeft de volgende kenmerken: 1) een met de gezamenlijke instemming door de deelnemers aan de inbreuk opgerichte "Task Force" heeft de verschillende intimiderende, overredende en marktregulerende maatregelen onderzocht en voorbereid (zie paragraaf 25, punten (2) tot en met (6), hierboven); 2) deze maatregelen werden ter beslissing aan de delegatiehoofden voorgelegd, die een aantal ervan hebben goedgekeurd (zie paragraaf 25, punten (10), (24) tot en met (32), (40) en (41), hierboven); 3) deze maatregelen werden vervolgens uitgevoerd door de diverse deelnemers aan de "Task Force" (zie paragrafen 26, 27 en 28, hierboven).
  • (4) 
    De bewering van sommige ondernemingen en ondernemersverenigingen dat zij, omdat zij niet aan de vergaderingen van de "Task Force" of van de subgroepen, maar alleen aan die van de delegatiehoofden hebben deelgenomen, niet als verantwoordelijk voor de onderzochte maatregelen kunnen worden beschouwd, is volkomen ongegrond. Zelfs wanneer zij niet aan de bijeenkomsten van de "Task Force", die uit een beperkte groep bestond, hebben deelgenomen, hebben zij immers wel deelgenomen aan de vergaderingen van de delegatiehoofden waarin de voorstellen van de "Task Force" werden goedgekeurd en de maatregelen werden vastsgesteld. Zoals in paragraaf 44 is uiteengezet, betekent het feit dat de samenstelling van de verschillende instanties kan uiteenlopen, nog niet dat de activiteiten van onderdelen van die structuur niet aan alle leden kunnen worden toegerekend, aangezien de structuur handelt met, en gebaseerd is op instemming van alle leden.
  • (5) 
    Andere ondernemingen die alleen aan de vergaderingen van de "Task Force" of die slechts aan de tenuitvoerlegging van de maatregelen waartoe werd besloten, hebben deelgenomen, zijn van mening dat de Commissie hun niet de gedragingen van Cembureau of de "Task Force" mag toerekenen. De Commissie heeft al in paragraaf 44 op een dergelijke opmerking geantwoord door erop te wijzen dat het deel uitmaken van een organisatie betekent: de regels en gedragingen ervan aanvaarden. Verder herinnert de Commissie eraan dat het, zoals het Gerecht van eerste aanleg heeft bevestigd in zijn arrest van 24 oktober 1991 (219), wegens het ingewikkelde karakter van een mededingingsregeling, niet noodzakelijk is, dat alle ondernemingen formeel met een gedraging die door de anderen is aangenomen, moeten hebben ingestemd, aangezien in bepaalde gevallen met een algemene instemming en dienovereenkomstige handelwijze kan worden volstaan. Bovendien behoort het tot de aard van de ene enkele en continue "overeenkomst" dat er een plan, één enkele doelstelling en een verdeling van de ter bereiking van de doelstelling noodzakelijke taken en acties onder de leden zijn. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat in het document dat opgesteld is te Céligny-Zuerich en dat voor de delegatiehoofden bestemd was die inderdaad ervan kennis hebben genomen in de vergadering in Stockholm en waarvan in ieder geval enkele voorstellen aangenomen werden, wordt geteld dat de ontplooide strategieën een antwoord vormen dat op de solidariteit is gebaseerd en dat de samenwerking van alle producenten voor de stabiliteit van de Europese cementbedrijfstak essentieel is.
  • (6) 
    De Duitse ondernemingen hebben beweerd dat de personen die aanwezig waren in de vergaderingen te Stockholm, Baden-Baden en Brussel, niet de hoedanigheid van delegatiehoofd hadden. dienaangaande zij eraan herinnerd dat zij als zodanig betiteld werden door de "Task Force" en in de notulen, doch niet door de Commissie.
  • (7) 
    Welke doelstelling als enige werd nagestreefd, blijkt uit de notulen van de vergadering van de ETF in Genève op 19 augustus 1986 (zie paragraaf 25, punt (15), hierboven): "Het doel van de ETF is na te gaan welke maatregelen genomen kunnen worden om invoer naar West-Europa te doen stoppen, op dit moment invoer uit Griekenland. ETF beveelt maatregelen aan die door de delegatiehoofden moeten worden goedgekeurd". Het doel is dus van algemene aard en niet louter beperkt tot het probleem van de Griekse export: dit past volledig in het "Agreement or Principle" van Cembureau tot eerbiediging van de thuismarkten.
  • (8) 
    Lafarge heeft tijdens de hoorzitting (notulen van de zitting van 12 maart 1993, bijlage II) gesteld dat artikel 85, lid 1, niet op de leden van de ETF van toepassing is aangezien deze uit wettige zelfverdediging tegen de export van de Griekse producenten die van nationale overheden ongeoorloofde steun ontvingen, gehandeld zouden hebben.

De Commissie merkt op de eerste plaats op dat het niet aan de ondernemingen staat zich in de plaats te stellen van de autoriteiten van de Gemeenschap die met de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag belast zijn, en binnen de Gemeenschap het verkeer van produkten te beletten, waarvan zij, terecht of ten onrechte, menen dat die van overheidssteun profiteren (220). Uiteraard erkent de Commissie niet alleen het recht van de ondernemingen om de bevoegde overheden - met inbegrip van de Commissie zelf - op eventuele schendingen van de nationale of communautaire bepalingen attent te maken, maar ook hun recht om in een dergelijk geval gezamenlijk zich doen kennen, hetgeen noodzakelijkerwijs de mogelijkheid van voorbereidend onderling overleg veronderstelt.

Het feit dat de ondernemingen erover bezorgd waren dat staatssteun aan andere Europese concurrenten werd toegekend, kan echter in geen geval rechtvaardigen dat zij, naast de mogelijkheid om de zaak onder de aandacht van de bevoegde overheden te brengen, ook zelf nog maatregelen namen.

Op de tweede plaats ontving Titan, in tegenstelling tot Heracles en Halkis, geen overheidssteun ten behoeve van de cementindustrie; Titan heeft zelfs beroep aangetekend tegen de beschikking van de Commissie, die op 4 januari 1992 is bekendgemaakt, om de procedure met betrekking tot de steun die aan Heracles toegekend was, te beëindigen (notulen van de hoorzitting van 4.3.1993, blz. 1-3). De verschillende maatregelen die door de ETF-leden ten aanzien van Titan zijn genomen, kunnen dus niet gerechtvaardigd worden door vermeende noodzaak of wettige zelfverdediging. De ondernemingen ontberen in feite grond voor hun beweringen.

Op de derde plaats blijkt uit de documenten van de vergaderingen van de ETF dat deze niet opgericht is om het hoofd te bieden aan een welbepaalde bedreiging, maar om meer algemene doelstellingen te bereiken. "Het doel van de ETF is na te gaan welke maatregelen genomen kunnen worden om invoer naar West-Europa te doens toppen, op dit moment invoer uit Griekenland" (zie paragraaf 25, punt (15), hierboven). Deze meer algemene doelstellingen worden nog eens bevestigd door het feit dat de ETF nog niet ontbonden schijnt te zijn: "het instrument is uitgedacht en het kan dan ook net zo goed gebruiksgereed gehouden worden" (zie paragraaf 25, punt 48, hierboven).

  • (9) 
    De ondernemersverenigingen en de ondernemingen die hebben deelgenomen aan de ene enkele en continue overeenkomst met betrekking tot de oprichting van de Cembureau Task Force of ETF en de verschillende maatregelen die genomen zijn tijdens de verga- deringen om de import in West-Europa, met name die van Grieks cement in de landen van de Gemeenschap, te belemmeren, zijn: Cembureau, Holderbank-groep, Blue Circle, Oficemen, Asland, Uniland, Hispacement, SFIC, Lafarge, Ciments Français, BDZ, Heidelberger, Dyckerhoff, CBR, Aker en Euroc, Aalborg, Irish Cement, Italcementi, Unicem en Cementir.
  • (10) 
    Aangezien het standpunt van bepaalde ondernemingen en verenigingen in het "de feiten" beschrijvende deel nader is uiteengezet, dient alleen nog het standpunt van drie ondernemingen nader bekeken te worden.
  • (11) 
    Bij brief van 16 juli 1992 heeft de Commissie aan Aker en Euroc medegedeeld dat zij aan deze de punten van bezwaar had toegestuurd wegens hun deelneming aan de Cembureau Task Force of de ETF, met als doel de leveringen van Grieks cement elders in de Gemeenschap te beletten, dit cement te absorberen, of het surplus van de Griekse produktie van de bestemming af te wenden naar elders buiten Europa.
  • (12) 
    De Commissie is voorts van mening dat Cementir, die niet heeft deelgenomen aan de vergaderingen van de "Task Force", wilsovereenstemming met de algemene overeenkomst heeft getoond door aan een van de belangrijkste maatregelen waartoe Cembureau Task Force of ETF heeft besloten, namelijk de maatregelen ter verdediging van de Italiaanse markt (zie paragraaf 27, hierboven), deel te nemen.
  • (13) 
    Ciments Français stelt dat de heer Laplace in zijn hoedanigheid van Voorzitter van het "Syndicat" (dit wil zeggen het SFIC) en van het Contactcomité aan de "Task Force" deelgenomen heeft. Zelfs indien dhr Laplace, evenals andere vertegenwoordigers, had deelgenomen in zijn hoedanigheid van voorzitter van een vereniging of comité, zou hij bij zijn deelname aan de vergaderingen dit niet los kunnen zien van zijn functie van President-directeur van Ciments Français. Zijn aanwezigheid waarborgde de rol van het "Syndicat" en het Comité in de "Task Force", evenals die van de onderneming die hij leidde.
  • (14) 
    De ene enkele en continue overeenkomst met betrekking tot Cembureau Task Force of ETF vormt vanaf 28 mei 1986 een kennelijke inbreuk op artikel 85, lid 1, omdat deze tot doel had de cementimport binnen de Gemeenschap vanuit haar Lid-Staten te verhinderen en de nationale markten af te schermen ten voordele van de plaatselijke producenten en ten nadele van de gebruikers. De begane inbreuk is des te ernstiger, omdat zij lang heeft geduurd en de Commissie terechts mag vermoeden dat deze nog steeds voortduurt. Ondanks de verklaring van Holderbank dat de "Task Force" eind mei 1987 zou zijn ontbonden, luidt de nota van Lafarge van 1 juni 1987 "De taak van het nu juist één jaar geleden gevormde team zal voortaan strikt beperkt worden tot de uitwisseling van informatie over duidelijk omschreven onderwerpen. De Engelsen wilden dit afschaffen, maar de Zwitsers konden hun collega's uiteindelijk ervan overtuigen dat dat een vergissing zou zijn: het instrumentarium is uitgedacht en kan dan net zo goed gebruiksgereed gehouden worden.". Het blijkt dus dat het "instrumentarium" "na mei 1987 gebruiksgereed wordt gehouden. Dit is des te waarschijnlijker, omdat de maatregelen om "destabiliserend" cement weg te werken tot 1991 zijn uitgevoerd (zie punt 28, hierboven) en de Joint Trading Company eerst op 26 maart 1993 is ontbonden (zie paragraaf 26, punt (16), hierboven).
  • 54. 
    De overeenkomst inzake de oprichting van de Joint Trading Company
  • (1) 
    Het besluit tot oprichting van de Joint Trading Company "Interciment S.A.", dat is genomen tijdens de vergadering van delegatiehoofden van 9 juni 1986 (zie paragraaf 26, punt (1), hierboven), vormt een overeenkomst tussen ondernemingen als bedoeld in artikel 85, lid 1. Het doel dat met deze overeenkomst wordt nagestreefd is immers de uitvoering van "overredings- en ontmoedigingsmaatregelen" ("either for "stick" or "carrot" measures"), namelijk, zoals wordt uiteengezet in het te Céligny-Zuerich opgestelde document: het kopen en verhandelen van cement en klinker uit landen die de stabiliteit van de markten van aangesloten landen bedreigen, het exporteren van cement en klinker naar landen die de stabiliteit van de markten van aangesloten landen bedreigen, het ontnemen van de exportmarkten aan de landen die de stabiliteit van de markten van aangesloten landen bedreigen.
  • (2) 
    Zelfs al is Interciment S.A. blijkbaar nooit operationeel geworden, dan kon dit toch te allen tijde nog gebeuren, want al werd besloten deze onderneming voorlopig "op een laag pitje" te houden, was iedereen het erover eens dat het belangrijk was ervoor te zorgen dat zij gereed zou zijn om operationeel te worden ("it was important to ensure that it be 'ready for operation'"), zie de notulen van de vergadering van de delegatiehoofden van 9 september 1986, geciteerd in paragraaf 26, punt (1) hierboven). Deze Joint Trading Company zou in ieder geval gebruikt kunnen worden als een tegen de Griekse producenten en tegen elk ander Cembureau-lid dat in de verleiding mocht komen om de regel van de thuismarkt te overtreden, gericht dreigement overigens overeenkomstig het doel dat omschreven wordt in het document van Céligny-Zuerich, zijnde het toepassen van overredings- en ontmoedigingsmaatregelen jegens landen die de stabiliteit van de markten van de Lid-Staten bedreigen. De oprichting hiervan vormt dus een inbreuk op artikel 85 wat het nagestreefde doel betreft, geheel los van de gevolgen ervan.
  • (3) 
    Gezien de deelnemers aan de Stockholm-vergadering, waarin tot de oprichting van de Joint Trading Company besloten werd, en die aan de Baden-Baden-vergadering, waarin de taken van deze Joint Trading Company werden bevestigd, en gezien het feit dat Holderbank gevraagd heeft om betaling van hun aandelen in Interciment, wat Blue Circle betreft voor zijn individuele deelneming en wat de andere geadresseerden van de brief betreft voor de deelneming van hun respectieve landen (zie brief van Holderbank van 22 september 2986, geciteerd in paragraaf 26, punt (6), hierboven), is de Commissie van mening dat aan de overeenkomst inzake de oprichting van Interciment S.A. hebben meegewerkt: het Holderbank-concern, Blue Circle, Oficemen, Asland, Uniland, Hispacement, SFIC, Lafarge, Ciments Français, BDZ, Heidelberger, Dyckerhoff, Aker en Euroc, CBR, Italcementi, Unicem en Cementir. Holderbank heeft immers alle rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken ondernemingen of die optraden als vertegenwoordigers van andere ondernemingen die aan Cembureau hebben deelgenomen, verzocht hun aandeel te betalen.
  • (4) 
    De daadwerkelijke volstorting van de aandelen van Interciment S.A. is van weinig betekenis voor de vaststelling van de deelneming van de ondernemingen aan de overeenkomst die betrekking had op de oprichting van deze onderneming. Belangrijk is dat het "instrumentarium" al uit een andere overeenkomst resulteerde en dat het klaar was om voor rekening van de deelnemers aan de overeenkomst gebruikt te worden. De onderneming is in feite eerst op 26 maart 1993 ontbonden (zie paragraaf 26, punt (16), hierboven) en de overredingsmaatregelen, bestaande uit het "absorberen" van Grieks cement en klinker zijn tot in 1991 uitgevoerd (zie paragraaf 28, hierboven).
  • (5) 
    Na de oprichting van Interciment S.A. rees het probleem van de verenigbaarheid daarvan met artikel 85 (zie paragraaf 26, punt (11) tot en met (13), hierboven). Het probleem werd echter niet opgelost door de onderneming te ontbinden, maar door te gaan zoeken naar middelen om deze hindernis te omzeilen. In de vergadering te Brussel op 6 maart 1986 werd besloten dat geen van de ondernemingen uit de Gemeenschap op het kapitaal van Interciment S.A. zou inschrijven en in de vergaderingen te Milaan op 9 januari 1987 en te Genève op 11 februari 1987 boog men zich over een oplossing die inhield dat er een andere manier gevonden moest worden om de bijdragen van de andere producenten te innen.
  • (6) 
    Holderbank heeft, zonder hiervoor bewijzen aan te voeren, verklaard alle aandelen te hebben teruggekocht, waardoor deze als enige aandeelhouder van Interciment S.A. overbleef (zie paragraaf 26, punt (9), hierboven).
  • (7) 
    De Commissie erkent dat de gevolgen van de oprichting van Interciment S.A. onzeker waren, maar wijst erop dat de leden desondanks ervoor hebben gekozen de onderneming tot en met 26 maart 1993 in leven te houden. Zij is bovendien van mening dat de inbreuk wegens de aard ervan ernstig is. Het concurrentiebeperkende doel is overduidelijk.
  • (8) 
    Gezien het voorafgaande is de Commissie van mening dat de overeenkomst die betrekking had op de oprichting van Interciment S.A. van 9 juni 1986 tot en met 26 maart 1993 een inbreuk op artikel 85, lid 1, vormt.
  • 55. 
    De maatregelen tot verdediging van de Italiaanse markt
  • a) 
    De druk op Calcestruzzi
  • (1) 
    De op Calcestruzzi uitgeoefende druk en de niet-uitvoering door deze van het cementaankoopcontract met Titan maken deel uit van de ontmoedigingsmaatregelen van de "Task Force" en zijn het resultaat van onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen de Italiaanse producenten Italcementi, Unicem en Cementir en tussen hen en de andere, in paragraaf 53, punt (9), hierboven, gneoemde deelnemers aan het "Cembureau Task Force" met het doel de Griekse producenten een klant af te nemen, die belangrijk zou zijn voor hun penetratie op de Italiaanse markt. De andere deelnemers aan het "Cembureau Task Force" zijn eveneens partij bij de onderling afgestemde feitelijke gedragingen, aangezien het Calcestruzzi-probleem tijdens diverse vergaderingen van de "Task Force" en van de delegatiehoofden ter sprake is gekomen (zie paragraaf 27, punten (3) en (5), hierboven) en aangezien de door "Task Force" uitgewerkte strategieën gebaseerd zijn op de solidariteit van alle deelnemers (zie paragraaf 25, punt (3), hierboven).

Deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen een zich van 17 juni 1986 tot en met 15 maart 1987 uitstrekkende inbreuk op artikel 85, lid 1.

  • b) 
    De contracten en afspraken met Calcestruzzi
  • (2) 
    De contracten en afspraken die op 3 en 15 april 1987 zijn getekend (zie paragraaf 27, punt (6), hierboven), vormen de tenuitvoerlegging van een overeenkomst tussen Italcementi, Unicem en Cementir als bedoeld in artikel 85, lid 1, en vormen daarom een inbreuk vanaf de datum van de ondertekening ervan, en voor de duur van de contracten en afspraken, dat wil zeggen tot en met 3 april 1992. Zoals blijkt uit de notulen van 11 februari 1987 en 15 maart 1987, was deze overeenkomst immers bedoeld ter voorkoming van de dreigende import van 1,5 miljoen ton Grieks cement door Calcestruzzi via een tiental havens, hetgeen rampzalige gevolgen voor de prijzen zou hebben gehad (zie paragraaf 27, punt (5), hierboven).
  • (3) 
    De stelling van de betrokken Italiaanse producenten dat de import van Grieks cement in Italië ieder jaar is toegenomen en dat de overeenkomst geen gevolgen voor de import en dus geen mededingingsbeperkende gevolgen heeft gehad, is niet steekhoudend. Artikel 85 verbiedt immers niet alleen gedragingen die mededingingsbeperkende gevolgen hebben, maar ook gedragingen die ten doel hebben de mededinging te beperken. Bovendien toont het feit dat de import van Grieks cement ondanks de overeenkomst is toegenomen, niet aan dat er geen inbreuk is gepleegd, noch dat de overeenkomst geen nadelige gevolgen had kunnen hebben voor het handelsverkeer tussen Lid-Staten, aangezien de handel zich onder andere omstandigheden zou hebben kunnen ontwikkelen wanneer er geen concurrentiebeperkende overeenkomst geweest zou zijn (221). Voor zover wordt aangetoond dat Titan in Italië heeft kunnen verkopen, is het duidelijk dat zij dat heeft kunnen doen ondanks de door de Italiaanse producenten opgeworpen hindernissen.
  • 56. 
    De aankoop van Grieks cement en klinker
  • (1) 
    Alle aankopen en contracten die in paragraaf 28 zijn opgesomd, vormen de tenuitvoerlegging van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die in strijd zijn met artikel 85, lid 1. Zoals blijkt uit hetgeen in hoofdstuk 5 uiteengezet is, maken deze aankopen en contracten deel uit van de door Cembureau Task Force genomen overredingsmaatregelen ("carrot actions") om het overschot van de Griekse produktie te verplaatsen en de export van Griekse cementproducenten naar Europa te stoppen of in ieder geval af te remmen.

Daarom moeten alle hierna genoemde aankopen en contracten beschouwd worden als de toepassing van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die in strijd zijn met artikel 85 en die op grond hiervan de concurrentie beperken in de zin van artikel 85, lid 1. Dit geldt niet alleen voor de leveringen aan de producenten in West-Europa, maar ook voor de contracten die betrekking hadden op leveringen buiten de Gemeenschap en die bedoeld waren om een andere bestemming te geven aan het cement dat anders op de markten van de Lid-Staten afgezet had kunnen worden. Zulks is des te meer waar, omdat de Griekse producenten reeds met uitoer naar de EG-landen die zij het meest kwetsbaar achtten, begonnen waren en omdat het doel dat met de genoemde aankopen en contracten werd nagestreefd, het stoppen en/of remmen van deze export was.

  • (2) 
    De volgende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen inbreuken op artikel 85, lid 1, tijdens de voor elk hiervan aangegeven periode:
  • a) 
    Britse producenten-Griekse producenten
  • (3) 
    i) De cementaankopen door Blue Circle bij Titan, die zijn overeengekomen in telexberichten van 4 juli 1986, 11 augustus 1986, 14 augustus 1986, 1 september 1986, 5 september 1986 (zie paragraaf 28, punt (15), eerste drie alinea's, hierboven), zijn het resultaat van een door Blue Circle, Rugby en Castle onderling afgestemde feitelijke gedraging, met de bedoeling de import van Grieks cement in het Verenigd Koninkrijk te verhinderen en/of te verminderen. Deze onderling afgestemde feitelijke gedraging blijkt uit de nota's van Blue Circle van 16 juni 1986, 7 juli 1986, 17 september 1986, 7 september 1987, 22 oktober 1987, 18 december 1987 en 8 januari 1988 (zie paragraaf 28, punt (8) tot en met (12), hierboven).

De inbreuk heeft geduurd van 16 juni 1986 tot en met 5 september 1986.

  • (4) 
    In haar brief van 16 juli 1992 heeft de Commissie Castle meegedeeld dat de mededeling van punten van bezwaar over de periode na april 1988 naar en op naam van Castle Cement Ltd was verstuurd. Aangezien Castle Cement Ltd de bedrijfsactiviteiten van RTZ Cement Ltd overgenomen heeft en deze voortzet, met name van de werkmaatschappijen Tunnel Cement Ltd, Castle Cement (Ribblesdale) Ltd, Castle Cement (Ketton) Ltd, Castle Cement (Clyde) Ltd, Castle Cement (Padeswood) Ltd, Castle Cement (Pitstone) Ltd, is de mededeling van punten van bezwaar voor de inbreuken die vóór april 1988 door deze ondernemingen gepleegd waren (222), tot haar gericht.
  • (5) 
    ii) De aankopen van Blue Circle bij Titan, overeengekomen in telexberichten van 4 juli 1986, 11 augustus 1986, 14 augustus 1986, 1 september 1986, 5 september 1986, 17 december 1986, 7 januari 1987, 15 januari 987, 12 februari 1987, 26 februari 1987, 1 april 1987, 3 april 1987, en de contracten die door Blue Circle en Titan zijn gesloten op 14 oktober 1986, 1 augustus 1987, 24 oktober 1988 en de aanhangsels hiervan (zie paragraaf 28, punt (15), hierboven) geven blijk van een overeenkomst tussen ondernemingen die in strijd is met artikel 85, lid 1, die zich over de periode van 4 juli 1986 tot en met 31 december 1989 uitstrekt. Het doel van deze contracten was immers de betreffende hoeveelheden te verplaatsen naar andere markten dan de Europese markten, en dit was beide partijen bekend (zie paragraaf 28, punten (1) tot en met (11) en (15), hierboven).
  • b) 
    Griekse producenten-Holderbank-concern
  • (6) 
    i) De aankopen van het Holderbank-concern in de maanden juni en juli 1986 bij Titan en de contracten die door het Holderbank-concern en Titan zijn gesloten op 16 januari 1987, 18 december 1987 en 20 augustus 1988 (zie paragraaf 28, punt (16), hierboven) geven blijk van een overeenkomst tussen deze ondernemingen die in strijd is met artikel 85, lid 1, en die zich uitstrekt over de periode van 19 juni 1986 tot en met 31 december 1990.
  • (7) 
    ii) De contracten die tussen het Holderbank-concern en Heracles zijn gesloten op 9 mei 1986 en 19 mei 1988 (zie paragraaf 28, punt (17), hierboven) geven blijk van een overeenkomst tussen deze ondernemingen, die in strijd is met artikel 85, lid 1, e, doe zocj over de periode van 9 mei 1986 tot en met 31 december 1990.
  • (8) 
    Deze contracten waren immers bedoeld om directe verkoop door de twee Griekse producenten op de Europese markten te voorkomen en om een deel van de betrokken hoeveelheden naar andere markten te verplaatsen, hetgeen de betrokken partijen bekend was (zie paragraaf 28, punten (1) tot en met (7) en (16) en (17), hierboven).
  • c) 
    Griekse producenten-Lafarge
  • (9) 
    i) De directe of indirecte aankopen door Lafarge bij Titan van 22 juli 1986, 19 augustus 1986 en 12 juli 1987 en de contracten tussen Lafarge en Titan van 3 juli 1988 en 20 oktober 1988 (zie paragraaf 28, punt (18), hierboven) geven blijk van een overeenkomst tussen deze ondernemingen, die in strijd is met artikel 85, lid 1, en die zich over de periode van 22 juli 1986 tot en met 31 december 1991 uitstrekt.
  • (10) 
    ii) Het contract tussen Lafarge en Heracles van 17 juli 1988 (zie paragraaf 28, punt (19), hierboven) geeft blijk van een overeenkomst tussen deze ondernemingen, die in strijd is met artikel 85, lid 1, en die zich over de periode van 1 juli 1988 tot en met 15 juni 1991.
  • (11) 
    Deze contracten waren immers bedoeld om directe verkoop door de twee Griekse producenten op de Europese markten te voorkomen en een deel van de betrokken hoeveelheden naar andere markten te verplaatsen, hetgeen de betrokken partijen bekend was (zie paragraaf 28, punten (1) tot en met (7) en (18) en (19), hierboven).
  • d) 
    Griekse producenten - CBR via Holderbank
  • (12) 
    Het contract tussen Umar en CBR van 15 juli 1988 (zie paragraaf 28, punten (20) en (21), hierboven), waarmee indirect uitvoering werd gegeven aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen CBR, Heracles en Titan inzake de beperking van de verkoop van deze Griekse producenten in de Benelux, als tegenprestatie voor aankopen door CBR, vormt een inbreuk op artikel 85, lid 1, en die zich over de periode van 4 mei 1988 tot en met 31 december 1990 uitstrekt.

Dit contract was immers bedoeld om directe verkoop door de twee Griekse producenten op de Benelux-markten te voorkomen, hetgeen de betrokken partijen bekend was (zie, paragraaf 28, punten (1) tot en met (7), (16), (17), (20) en (21), hierboven).

  • e) 
    Griekse producenten-Scancem (Aker/Euroc)
  • (13) 
    De contracten tussen Titan en Scancem (Aker/Euroc) van 28 januari 1987, 7 oktober 1987, 15 oktober 1987 en de bijkomende overeenkomsten ervan (zie paragraaf 28, punt (22), hierboven) geven blijk van een overeenkomst tussen deze ondernemingen, die in strijd is met artikel 85, lid 1, en die zich over de periode van 28 januari 1987 tot en met 31 december 1990.

Deze contracten waren immers bedoeld om de betrokken hoeveelheden te verplaatsen naar andere markten dan de Europese, hetgeen beide partijen bekend was (zie paragraaf 28, punten (1) tot en met (7) en (22), hierboven).

  • 57. 
    Nadelige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten

Alle in dit hoofdstuk behandelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen hebben rechtstreekse invloed op het handelsverkeer tussen de Lid-Staten. Zij maken deel uit van een geheel dat tot doel heeft het handelsverkeer tussen Lid-Staten nadelig te beïnvloeden en bovendien hebben zij, op zichzelf beschouwd, tot doel om ofwel de handelsstroom van een land van de Gemeenschap naar andere landen van de Gemeenschap te verleggen, ofwel te voorkomen dat de betrokken hoeveelheden op de markten van de Lid-Staten worden afgezet. Naar hun aard kunnen zij derhalve de handel tussen Lid-Staten nadelig beïnvloeden.

HOOFDSTUK 10

De in hoofdstuk 6 beschreven gedragingen

  • 58. 
    De onderling afgestemde feitelijke gedragingen binnen de ECEC
  • (1) 
    Om de activiteit van ECEC te kunnen beoordelen, moet deze eerst in haar historische context geplaatst worden.
  • (2) 
    Zoals in de hoofdstukken 3 en 8 vermeld wordt, zijn Cembureau en haar leden het "Cembureau Agreement or Principle" tot eerbiediging van de thuismarkten overeengekomen; hoewel de Commissie in deze eerst vanaf 14 januari 1983 een inbreuk kan vaststellen, bestaan er aanwijzigingen (zie paragraaf 45, punt (6), hierboven) dat dit principe reeds vóór deze datum bestond. Om dit principe te doen naleven, moesten er middelen gevonden worden om de produktie-overschotten van de Cembureau-leden te kanaliseren en om omleiding van deze overschotten naar de Europese markten te voorkomen. Vandaar het ontstaan van, eerst, het "European Export Committee" binnen Cembureau, vervolgens van de "London Club" buiten Cembureau, en van ECEC en EPC na de opsplitsing van de activiteiten van deze laatste "club". Trouwens, ook al was de oprichting van die comités vóór de totstandkoming van de overeenkomst of het Cembureau-principe van eerbiediging vna de thuismarkten gebeurd, dan nog vormde de door die comités ontplooide activiteit een van de toepassings- of flankerende maatregelen van die overeenkomst of dat principe.

Het eerbiedigen van de thuismarkten en het kanaliseren van de export gaan hand in hand (zie de nota van Blue Circle van 1 december 1983, paragraaf 18, punt (2) hiervóór), want als het niet mogelijk is afzetmarkten in het buitenland te vinden, bestaat er een grote kans dat het principe van eerbiediging van de thuismarkten geschonden wordt.

  • (3) 
    Wanneer er dus in de akten van oprichting van ECEC geen rechtstreeks verband bestaat tussen de regel van de thuismarkt en het kanaliseren van de export, wil dat nog niet zeggen dat dit verband niet bestaat. Dit verband blijkt uit de volgende feiten.
  • a) 
    De ECEC-leden zijn tegelijkertijd ofwel rechtstreeks lid van Cembureau (dit geldt voor Aalborg, SFIC, de Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement, Italcementi, Unicem, Cementir, Oficemen, ATIC), ofwel onrechtstreeks lid via hun nationale verenigingen (hetgeen geldt voor Dyckerhoff, Alsen, Nordcement, ENCI, Castle) (zie in dit verband in paragraaf 44). Zij zijn derhalve alle gebonden aan de verplichting om het principe van de thuismarkten te eerbiedigen. Hierdoor is deze verplichting van invloed op hun gedragingen, in die zin dat zij hun produktie-overschotten naar derde landen moeten kanaliseren.
  • b) 
    Tegelijkertijd zijn de EPC-leden (zie paragraaf 35, punt (3), hierboven), met uitzondering van Blue Circle, via hun nationale verenigingen onrechtstreeks lid van ECEC. Hierdoor is de activiteit van EPC van invloed op de gedragingen en activiteiten van ECEC en zijn leden. Tot in 1986 heeft er ook een institutionele band bestaan en vanaf september 1986 bestaat er tussen de twee Comités er een feitelijke band (zie paragraaf 32, hierboven).
  • c) 
    Uit de ECEC-documenten (zie paragraaf 33, punten (4) en (5), hierboven) blijkt hoe dan ook dat de activiteiten van deze organisatie in feite niet beperkt bleven tot de grote exportmarkten. De ECEC-leden hebben tijdens hun vergaderingen de import- en de vraag-en-aanbodsituatie in de leden-landen besproken. De ECEC-leden zelf hebben dus een verband gelegd tussen de binnenlandse markten en de grote exportmarkten.

Het is juist dat de belangrijkste activiteiten van ECEC bestonden uit het verzamelen en verspreiden van informatie over de verkoop op de verschillende exportmarkten in derde landen. Bovendien is er tijdens de vergaderingen een nadere analyse gemaakt van vraag en aanbod op de diverse exportmarkten, van operationele projecten van de leden op deze markten, en van de prijzen die daarbij gehanteerd (kunnen) worden. Dit alles is echter nauw verbonden met de bemoeienissen van de ECEC-leden met de binnenlandse markten. Dankzij het feit dat zij van deze gegevens op de hoogte zijn, kunnen de ECEC-leden immers verzekerd zijn van een doeltreffende kanalisering of sturing van de produktie-overschotten. De ECEC-leden zijn op deze manier ervan verzekerd dat deze overschotten niet dan in slechts geringe hoeveelheden op de Europese markten worden afgezet.

  • (4) 
    Subjectief gezien zijn het de ECEC-leden die de band tussen de binnenlandse markten en de exportmarkten hebben gelegd. Objectief gezien is het zo dat vanaf het moment dat de ECEC-leden onderlinge afspraken over de verkoop op de exportmarkten hebben gemaakt (zie paragraaf 33, punten (1) tot en met (3), hiervóór), deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen van invloed zijn geweest op hun commerciële beslissingen voor de thuismarkten. Wanneer deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen namelijk niet zouden bestaan en er onzekerheid zou zijn over de voor de voor export beschikbare hoeveelheden en over de daarbij te hanteren prijzen, zouden de leden ertoe hebben kunnen besluiten meer produkten in de Lid-Staten af te zetten, hetgeen de structuur van het intracommunautaire handelsverkeer veranderd zou hebben (223).

Dientengevolge mogen de onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot het voor de export naar derde landen te hanteren handelsbeleid niet los worden gezien van een geheel dat onlosmakelijk is verbonden met de overeenkomst betreffende het eerbiedigen van de respectieve thuismarkten.

  • (5) 
    De stelling dat het verbod van artikel 85, lid 1, niet van toepassing is op concurrentiebeperkende praktijken die betrekking hebben op exportprodukten, omdat deze geen gevolgen hebben op de intracommunautaire handel, kan niet worden aanvaard. Doel en gevolg van de samenwerking binnen ECEC was het versterken van de regel van het eerbiedigen van de thuismarkten.
  • (6) 
    De onderling afgestemde feitelijke gedragingen die in paragraaf 33 worden genoemd en die betrekking hebben op het onderzoeken van de interne situatie van de Lid-Staten en op de export naar derde landen, vormen inbreuken op artikel 85, lid 1, over de periode van 14 maart 1984 tot en met 22 september 1989, hetgeen de data zijn van de eerste en de laatste vergadering waarvan de Commissie kennis draagt. Door deze gedragingen hebben de ECEC-leden afgezien van het voeren van een onafhankelijk handelsbeleid en hebben zij zo een solidariteits- en controlesysteem opgezet met de bedoeling binnendringen van concurrenten op de nationale markten binnen de Gemeenschap te voorkomen.
  • (7) 
    Deze inbreuken zijn gepleegd: van 14 maart 1984 tot en met 22 september 1989 door de FIC, Aalborg, het SFIC, Dyckerhoff, Alsen, Nordcement, Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement, Italcementi, Unicem, Cementir en ENCI; van 1 januari 1986 tot en met 22 september 1989 door Oficemen, ATIC, Castle.
  • (8) 
    Zoals uiteengezet wordt in paragraaf 56, punt (4), is ook Castle, als opvolger van RTZ Cement Ltd, verantwoordelijk voor de inbreuken die vóór april 1988 zijn gepleegd.
  • (9) 
    Ook de FIC, die in de rechten en verplichtingen is getreden van de geliquideerde Cimbel S.A. (notulen van de Raad van bestuur nr. 102 van FIC van 16 oktober 1985, doc. 33126/2070-2079) is, als opvolger, verantwoordelijk voor de inbreuken die door Cimbel S.A., voormalig ECEC-lid, zijn gepleegd.
  • 59. 
    De onderling afgestemde feitelijke gedragingen binnen het EPC
  • (1) 
    Dezelfde band tussen de regel van de thuismarkt en het kanaliseren van de produktie-overschotten is aanwezig in de samenwerking binnen het EPC. Dit blijkt niet alleen uit de historische context van de oprichting van het EPC, maar ook uit de volgende feiten.
  • a) 
    Volgens één van de leden, Ciments Français, lag aan de oprichting van het EPC ten grondslag "de bedoeling van de voorzitters om controle uit te oefenen over de exporteurs" (zie hiervoor, paragraaf 35, punt (5)). In zijn definitie van het WCC, waarbij de vergelijking met het EPC wordt gemaakt, geeft Ciments Français aan dat het WCC "een informele club [is] die voor wit cement is wat het Policy is voor grijs cement" (zie paragraaf 35, punt (6)); de regel van het WCC is het eerbiedigen van de thuismarkten.
  • b) 
    De EPC-leden zijn onrechtstreeks, langs hun nationale verenigingen om, lid van Cembureau en moeten zich dus aan het thuismarktprincipe houden.
  • c) 
    De binnenlandse problemen in de Lid-Staten van de Gemeenschap zijn diverse malen in EPC-verband bestudeerd.

Zo verzekerde Valenciana haar collega's dat noch zijzelf, noch Cementos del Mar betrokken waren bij de export naar het Verenigd Koninkrijk (zie paragraaf 36, punt (2)); dhr Gac heeft erop gewezen dat het noodzakelijk was de ernst in te zien van de Spaanse dreiging om te exporteren naar het Verenigd Koninkrijk (zie paragraaf 36, punt (3)); dhr Gac vroeg zich af of, als gevolg van de Griekse exportdreiging in Europa, het EPC binnen het kader van de bestaande overeenkomst zou kunnen voortgaan (zie paragraaf 36, punt (4)); dhr Gac heeft gewezen op het gevaar dat de Europese en de mondiale overcapaciteit de thuismarkten bedreigt (zie paragraaf 36, punt (5)); de voorzitter van het EPC herinnerde aan de overeenkomsten tussen de Griekse en de Britse producenten en vroeg zich af hoe vitaal de Cembureau Task Force thans was (zie paragraaf 36, punt (6)); het probleem van de toenemende intra-europese handel en de situatie dat het aanbod in het Verenigd Koninkrijk niet voldoende was om aan de toenemende vraag te voldoen, zijn besproken (zie paragraaf 36, punt (7)); Ciments Français heeft verslag uitgebracht over de stand van zaken bij de onderhandelingen tussen Lafarge, Heracles en Titan over de absorptie van "ontwrichtende" produkten (zie paragraaf 36, punt (8)). De EPC-leden zelf hebben dus een verband gelegd tussen thuis- en de exportmarkten; de voorzitter en de secretaris van het EPC vroegen zich af of het EPC nog kon overleven, wanneer EPC-leden naar de landen van andere EPC-leden zouden exporteren.

Het is juist dat de belangrijkste EPC-activiteiten waren gevormd door het verzamelen en verspreiden van informatie over de verkopen van de leden op de verschillende exportmarkten van derde landen. Bovendien verdelen de leden de exportmarkten onder elkaar, stellen de op de diverse markten te hanteren of gehanteerde prijzen vast of delen die aan elkaar mee. Dit alles hangt echter nauw samen met de bemoeienissen van de EPC-leden met de thuismarkten. Doordat de EPC-leden op de hoogte zijn van deze gegevens, kunnen zij de produktie-overschotten immers doeltreffend kanaliseren. Zo hebben de EPC-leden de zekerheid dat deze overschotten niet of slechts in zeer geringe hoeveelheden op de Europese markten worden afgezet.

  • (2) 
    Op grond van de definitie die sommige leden zelf van het doel van het EPC en van de regel die aan de basis ligt van zijn activiteiten, geven, de bezorgdheid waarvan de leden zelf blijk geven ten aanzien van de overlevingskansen van het EPC indien er binnen de Gemeenschap handel zou worden gedreven, de banden die de leden leggen tussen thuismarkten, intracommunautaire handel en "grote export"-markten, moet de Commissie aannemen dat het eerbiedigen van de thuismarkten de onderliggende regel voor de samenwerking bij de grote export is, waarbij de samenwerking bij de grote export onder druk kan worden gezet zodra een EPC-lid met zijn export de thuismarkt van een ander EPC-lid bedreigt. De Commissie concludeert daarom dat één van de doelstellingen van het EPC het beperken van de concurrentie binnen de Gemeenschap is.

Hieruit volgt hetgeen ook voor ECEC geldt, namelijk dat men zich niet moet laten misleiden door het feit dat de activiteiten van het EPC voornamelijk betrekking hadden op de markten van derde landen. Deze samenwerking op grote exportmarkten was in feite nauw verbonden met de regel van het eerbiedigen van de thuismarkten binnen de Cembureau-landen en droeg in grote mate bij tot de naleving van deze regel.

  • (3) 
    De samenwerking tussen de leden in de vorm van de beoordeling van de situatie van de markten binnen de Gemeenschap, het verdelen van de markten van derde landen, het vaststellen van de prijzen voor produkten die voor de grote export bestemd zijn, de uitwisseling van gegevens die zijn opgesplitst naar de beschikbaarheid voor de export en feitelijke export naar derde landen, vormen een voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging van de EPC-leden.

Door deze onderling afgestemde feitelijke gedraging hebben de EPC-leden afgezien van het voeren van een onafhankelijk handelsbeleid en hebben zij een solidariteits- en controlesysteem opgezet met de bedoeling binnendringing van concurrenten op de nationale markten binnen de Gemeenschap te voorkomen.

  • (4) 
    Deze onderling afgestemde feitelijke gedraging vormt een inbreuk op artikel 85, lid 1, die vanaf 1 juli 1981 tot en met 19 mei 1989, zijnde de data van de eerste en de laatste vergadering waarvan de Commissie kennis heeft, is gepleegd door Lafarge, Titan, Heracles en Halkis, en van 1 juli 1981 tot en met 17 februari 1989 door Ciments Français, van 1 juli 1981 tot en met 12 oktober 1987 door Blue Circle, van 1 januari 1986 tot en met 19 mei 1989 door Hispacement, Hornos Ibéricos, Valenciana en Cementos del Mar.
  • (5) 
    De punten van bezwaar tegen Cementos del Mar S.A. en Cementos del Atlántico S.A. zijn meegedeeld aan Valenciana Valenciana was van mening dat zij, op het moment dat de feiten zich afspeelden en op dat van de mededeling van punten van bezwaar, over Cementos del Mar S.A en Cementos del Atlantico S.A geen zeggenschap uitoefende, en heeft een nieuwe mededeling van punten van bezwaar gevraagd, evenals hernieuwde inzage in het dossier voor deze ondernemingen.

De Commissie is van mening dat Valencia ten onrechte beweert geen zeggenschap te hebben uitgeoefend over Cementos del Mar S.A en Cementos del Atlantico S.A. Immers op het moment van de mededeling van punten van bezwaar had Valenciana 50% van het kapitaal van Cementos del Mar S.A. in handen, terwijl 25% van het kapitaal in handen van Banco Bilbao Vizcaya en 25% in die van Banco Central waren (volgens het dagblad "El País" van 21 mei 1990 waren de aandelen alleen in het bezit van deze twee banken als garantie voor leningen die aan Valenciana waren verstrekt: "Por cuestiones de formalización de la operación de aval, el BBV y el Central tomaron el 25% cada uno de Cementos del Mar, filial de Valenciana") en 50% van het kapitaal van Cementos del Atlántico, waarbij de rest van het kapitaal in het bezit was van Cementos del Mar S.A.; de Raad van bestuur van Cementos del Mar S.A. bestaat sinds 3 oktober 1990, volgens de mededeling die door Cementos del Mar S.A. op 23 november 1990 gedaan is en onder nummer 189 in het "Registro Mercantil de Madrid" (Handelsregister) is geregistreerd, uit de volgende personen:

President: Emilio Serratosa Ridaura (die tegelijkertijd gedelegeerd bestuurslid van Valenciana was);

Vice-president: José Antonio Carranza Alonso (die tegelijkertijd lid was van de raad van bestuur van Valenciana)

Gedelegeerd bestuurslid: José M. Garnica Gutierrez (die de onderneming DASA vertegenwoordigde, een onderneming die volgens "El País" van 21 mei 1990 toebehoorde aan de families Serratosa en Garnica: "una instrumental participada por la mencionada familia (Serratosa)y los Garnica");

Bestuursleden: - José Serratosa Ridaura (die tegelijkertijd Vice-president en gedelegeerd bestuurslid van Valenciana was);

  • Carlos Perez-Manglano Rodrigo (die tegelijkertijd commercieel directeur van Valanciana was);
  • Ramon Marraco Coello de Portugal
  • Angel Luis Galán Gil.

Uit het voorgaande blijkt dus dat Valenciana, dat sinds april 1992 eigenaar is van 99,95% van het kapitaal van Cementos del Mar S.A., wel de zeggenschap had over Cementos del Mar S.A. op het moment van de mededeling van punten van bezwaar, aangezien tenminste vier (of vijf) van de zeven leden van het bestuur Valenciana in de raad van bestuur van Cementos del Mar S.A. vertegenwoordigden.

Valenciana, dat ten minste sinds 1990 de zeggenschap heeft over Cementos del Mar S.A. heeft, als opvolgster en voortzetster van de bedrijfsactiviteiten van Cementos del Mar S.A. voor de gedragingen van laatstgenoemde onderneming in te staan.

  • 60. 
    Nadelige ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten

De in dit hoofdstuk besproken concurrentiebeperkende maatregelen kunnen de handel tussen Lid-Staten merkelijk nadelig beïnvloeden. Zij maken deel uit van een geheel dat tot doel heeft het handelsverkeer tussen Lid-Staten nadelig te beïnvloeden en bovendien wordt met die maatregelen, op zich beschouwd, beoogd te voorkomen dat de produktie-overschotten binnen de Gemeenschap worden afgezet en ervoor te zorgen dat deze naar derde landen worden gekanaliseerd.

Zelfs wanneer een scheiding aangebracht zou kunnen worden, hetgeen niet he geval is, tussen de overeenkomst inzake eerbiediging van de thuismarkten en de gedragingen die het kanaliseren van de export tot doel hebben, moet de Commissie onderzoeken welke algemene gevolgen er van deze gedragingen waren voor het voortbestaan van het normale handelsverkeer tussen de Lid-Staten (224).

HOOFDSTUK 11

De in hoofdstuk 7 beschreven overeenkomsten en feitelijke gedragingen

  • 61. 
    Het eerbiedigen van de thuismarkten van de WCC-leden
  • (1) 
    Uit de in paragraaf 39 genoemde documenten blijkt dat het doel van de WCC erin bestaat de thuismarkten van de leden te beschermen en hun produktie-overschotten met algemene overeenstemming te exporteren.
  • (2) 
    De WCC-leden zijn een nauwe samenwerking aangegaan en hebben een belangengemeenschap gevormd, waarin de verdeling van de communautaire markten de basis van een algemene consensus onder hen vormde. Om deze verdeling doeltreffend te laten zijn, werd de praktijk gehanteerd dat het gedeelte van de produktie dat niet op de markten van de landen waarin de leden gevestigd waren, kon worden afgezet naar derde landen gekanaliseerd werd. Bescherming van de thuismarkten en het kanaliseren van produktie-overschotten naar de export vormen dus twee onlosmakelijke aspecten van één en dezelfde verplichting.
  • (3) 
    De regel van de thuismarkt is daadwerkelijk toegepast: de gevallen Blue Circle-Lafarge (zie paragraaf 39, onder c) en Italcementi-Dyckerhoff (zie paragraaf 39, onder d) tonen dat aan. Er zijn bij overtreding van deze regel daadwerkelijk sancties toegepast, zoals blijkt uit het geval Aalborg (zie paragraaf 39, onder a) en de gevallen Alsen en Blue Circle (zie paragraaf 39, onder b), die met het geval Aalborg verband houden.
  • (4) 
    De regel van de thuismarkt heeft elementen van een onderling afgestemde feitelijke gedraging en van een overeenkomst in zich. Deze regel kan worden beschouwd als een onderling afgestemde feitelijke gedraging over de periode van 6 mei 1982 tot en met 20 mei 1984, omdat de notulen tot deze datum geen melding maken van een door de leden uitgedrukte wilsovereenstemming; de regel kan worden beschouwd als een overeenkomst vanaf 21 mei 1984 (zie paragraaf 39, punt (9)), omdat de leden tijdens deze vergadering duidelijk hun wil kenbaar hebben gemaakt om deel te nemen aan een overeenkomst, wanneer zij erop wijzen "dat het respecteren van de thuismarkten ("home markets") een voorwaarde sine qua non is om te kunnen deelnemen aan het WCC of het WCPC" en de overeenkomst bekrachtigd is tijdens de daaropvolgende vergaderingen.

De gevallen Italcementi-Dyckerhoff (zie paragraaf 39, onder d) en Blue Circle-Lafarge (zie paragraaf 39, onder c) zijn toepasssingen van deze overeenkomst. De onderling afgestemde feitelijke gedraging en de overeenkomst betreffende de regel van de thuismarkt vormden een voortdurende inbreuk vanaf 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988, omdat er vanuit mag worden gegaan dat er continuïteit is geweest tussen het WCC met negen en het WCC met zes leden, ten minste waar het deze laatste betreft.

  • (5) 
    Het kanaliseren van produktie-overschotten naar derde landen, hetgeen nauw samenhangt met de onderling afgestemde feitelijke gedraging en met de overeenkomst betreffende de bescherming van de thuismarkt, vormt een voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging die zich van 1982 tot en met 1988 uitstrekte.
  • (6) 
    Deze voortdurende overeenkomst en voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormen, van 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988, zijnde de data van de eerste en de laatste vergadering waarvan de Commissie kennis heeft, inbreuken op artikel 85, lid 1, die gepleegd zijn door Italcementi, Dyckerhoff, Lafarge, Ciments Français en CBR en over de periode van 1 januari 1986 tot en met 26 mei 1988 door Valenciana.
  • (7) 
    De onderling afgestemde feitelijke gedraging en de overeenkomst die ertoe strekten en ten gevolge hadden dat de thuismarkten beschermd werden, zijn uitdrukkelijk verboden door artikel 85, lid 1, onder c). Een dergelijke vorm van bescherming is in strijd met één van de fundamentele doelstellingen van het Verdrag, namelijk het tot stand brengen van een gemeenschappelijke markt. Het gaat om een merkelijke beperking van de concurrentie, omdat zij betrekking heeft op het grootste deel van de handel in de betrokken produkten op de gemeenschappelijke markt.
  • (8) 
    De onderlinge afgestemde feitelijke gedraging inzake het kanaliseren van de produktie-overschotten naar de export is eveneens een concurrentiebeperking. Door deze gedraging hebben de WCC-leden afgezien van het voeren van een onafhankelijk handelsbeleid en hebben zij een solidariteits- en controlesysteem opgezet met de bedoeling binnendringen van concurrenten op de nationale markten binnen de Gemeenschap te voorkomen.
  • 62. 
    Uitwisseling van informatie tussen de WCC-leden
  • (1) 
    Het informatie-uitwisselingssysteem (zie paragraaf 40), waarmee de WCC-leden elkaar tijdens de vergaderingen gegevens per onderneming verstrekten die betrekking hadden op de produktiecapaciteit, de produktie, de binnenlandse verkoop en die voor export, de binnenlandse prijzen voor "wit" en voor "grijs" cement en de exportprijzen, is voldoende duidelijk om in ieder geval van 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988 een voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging te vormen, die in strijd is met artikel 85, lid 1. Het doel van een dergelijk informatie-uitwisselingssysteem is bekend te maken op welke wijze ieder lid voornemens is zich te gedragen op de verschillende communautaire en exportmarkten, en het schept tussen de deelnemende ondernemingen een systeem van solidariteit en wederzijdse beïnvloeding, met de bedoeling hun economische activiteiten te cooerdineren.
  • (2) 
    De inbreuk op artikel 85, lid 1, is van 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988 begaan door Italcementi, Dyckerhoff, Lafarge, Ciments Français en CBR en van 1 januari 1986 tot en met 26 mei 1988 door Valenciana.
  • 63. 
    Nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de Lid-Staten
  • (1) 
    De regel van de thuismarkt en de regel van het voor uitvoer kanaliseren van produktie-overschotten naar de derde landen strekken ertoe de verkoop tussen de Lid-Staten te verhinderen of te beperken: het handelsverkeer binnen de Gemeenschap wordt hierdoor dus rechtstreeks en merkelijk nadelig beïnvloed.
  • (2) 
    Het informatie-uitwisselingssysteem kan het handelsverkeer tussen de Lid-Staten nadelig beïnvloeden in de mate waarin het bijdraagt aan de tenuitvoerlegging van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de handel in "wit" cement tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap wordt verhinderd of beperkt. Deze nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de Lid-Staten blijkt eveneens uit de omstandigheid dat alle bij dit handelverkeer betrokken ondernemingen ertoe gebracht worden hun prijs- en verkoopbeleid af te stemmen op dat van de andere deelnemende producenten, waardoor de normale handelsstromen tussen de Lid-Staten merkelijk kunstmatig beïnvloed worden.

AFDELING II

TE TREFFEN MAATREGELEN

  • 64. 
    Artikel 3 van Verordening nr. 17

Indien de Commissie constateert dat er inbreuken zijn gepleegd op de bepalingen van artikel 85, lid 1, kan zij overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 17 de betrokken ondernemingen ertoe verplichten daaraan een einde te maken.

Verreweg de meeste ondernemingen hebben het bestaan van het merendeel van de inbreuken op artikel 85, lid 1, ontkend. Een betrekkelijk beperkt aantal ondernemingen heeft de Commissie weliswaar meegedeeld dat zij maatregelen hebben getroffen om hun personeel te verbieden deel te nemen aan vergaderingen of in verband met handelskwesties contact te houden met de vertegenwoordigers van andere ondernemingen, maar de Commissie is niet zeker dat de overtredingen omschreven in de paragrafen 45, 46 en 47, 49 en 50, 53, 55 en 56, alsmede 61 en 62 daadwerkelijk beëindigd zijn. Zo is de Commissie evenmin zeker of de onderling afgestemde feitelijke gedragingen binnen het EPC niet in het kader van het nieuwe CDICT-comité voortgezet worden. De Commissie moet derhalve niet alleen vaststellen dat er inbreuken zijn gepleegd, maar ook de ondernemingen ertoe verplichten daaraan een einde te maken.

  • 65. 
    Artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17
  • (1) 
    Ingevolge artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, kan de Commissie bij beschikking van de ondernemingen een boete ten bedrage van ten minste duizend en ten hoogste één miljoen ecu opleggen; dit bedrag kan worden verhoogd tot 10% van de omzet in het voorafgaande boekjaar van elke bij de inbreuk betrokken onderneming. Voor de vaststelling van het bedrag van de boete wordt niet alleen rekening gehouden met de zwaarte maar ook met de duur van de inbreuken.
  • (2) 
    De ondernemingen en de ondernemersvereningingen waaraan deze beschikking gericht is, hebben opzettelijk inbreuk gepleegd op artikel 85, lid 1. De inbreuken worden uitdrukkelijk genoemd in artikel 85, lid 1. De ondernemingen waren beslist op de hoogte van het gemeenschapsrechtelijk verbod en van het risico aanzienlijke sancties opgelegd te krijgen (zie met name paragraaf 19, punten (3) en (5); paragraaf 21, punt (2), paragraaf 25 en paragraaf 26; ze hebben echter bewust, in het kader van Cembureau en van een geheel van vergaderingen en van bilaterale of multilaterale contacten en in het kader van de drie exportcomités, maatregelen getroffen en afspraken gemaakt om de thuismarkten te doen eerbiedigen, de markten te verdelen en informatie uit te wisselen. Het gaat derhalve om inbreuken die een aantasting vormen van een grondbeginsel van de gemeenschappelijke markt, namelijk het afwezig zijn van belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen.
  • (3) 
    Ondernemingen en ondernemersverenigingen die hebben deelgenomen aan het "Cembureau Agreement or Principle."

Alle ondernemersverenigingen en ondernemingen waaraan de onderhavige beschikking is gericht, hebben zich aangesloten bij het "Agreement or Principle" tot eerbiediging van de thuismarkten wat de markt van "grijs" cement aangaat, op 14 januari 1983 gesloten tussen de verenigingen en ondernemingen die rechtstreeks lid van Cembureau waren. Deze overeenkomst bond vanaf die datum bedoelde ondernemingen en tevens de bij de betrokken nationale verenigingen aangesloten ondernemingen. Buzzi, die niet via een nationale vereniging met Cembureau was verbonden, heeft zich later aangesloten (zie punt 4, hieronder). De Commissie houdt echter voor de doeleinden van de onderhavige beschikking alleen rekening met de in Cembureau door hun vereniging vertegenwoordigde ondernemingen die, nog afgezien van hun lidmaatschap van de vereniging, duidelijk blijk hebben gegeven van hun aansluiting bij de overeenkomst door aan de verschillende, in de hoofdstukken 4, 5 en 6 beschreven en verder hierna opgesomde acties deel te nemen.

De overeenkomst voorzag immers, zoals blijkt uit de in paragraaf 19 geciteerde documenten van Cembureau, in een verdeling van de markten waarbij elke producent alleen op zijn nationale markt verkocht of, in geval van verkoop op een andere markt, de door de producenten aldaar gehanteerde prijzen en verkoopvoorwaarden moest eerbiedigen. Uit de in paragraaf 19 geciteerde documenten blijkt dat alleen in geval van niet-nakoming van deze regel gerichte maatregelen moesten worden getroffen om de uitvoering van de overeenkomst te waarborgen (zoals die welke in de, in paragraaf 19 geciteerde documenten worden genoemd en de in hoofdstuk 4 beschreven maatregelen). De in de hoofdstukken 5 en 6 beschreven maatregelen maken deel uit van hetzelfde kader zoals, respectievelijk, een collectieve reactie op niet-eerbiediging van de overeenkomst en een collectieve controle op de doeltreffende kanalisatie van de produktieoverschotten naar de derde landen. Al deze handelingen vormen een gerichte tenuitvoerlegging van een principe dat als zodanig sinds 14 januari 1983 gold.

In het bijzonder:

  • a) 
    De verenigingen Cembureau, BDZ, FIC, Oficemen, SFIC, Association of the Greek Cement Industry, VNC, ATIC en BCA en de ondernemingen Aalborg, Irish Cement, Cementir, Italcementi, Unicem, Ciments Luxembourgeois hebben zich, als leden van Cembureau, bij het "Agreement or Principle" tot eerbiediging van de thuismarkten aangesloten op het tijdstip waarop deze overeenkomst, respectievelijk dit beginsel werd overeengekomen en vastgesteld. Deze verenigingen en ondernemingen, behalve Ciments Luxembourgeois, hebben ook deelgenomen aan maatregelen en regelingen welke werden overeengekomen ter aanvulling van deze overeenkomst, respectievelijk dit beginsel en/of ter bevordering van de uitvoering daarvan.

Aker en Euroc hebben zich, als moederondernemingen van de producenten Norcem, respectievelijk Cementa die lid van Cembureau zijn, bij deze overeenkomst, respectievelijk dit beginsel aangesloten op het tijdstip waarop deze overeenkomst, respectievelijk dit beginsel werd vastgesteld en overeengekomen.

  • b) 
    De ondernemingen Blue Circle, CBR, Ciments Français, Lafarge, Dyckerhoff, Heidelberger, Titan, ENCI, Asland en Cimpor hebben, hoewel zij niet rechtstreeks lid van Cembureau waren, hun nationale verenigingen vertegenwoordigd als "Head Delegates" op de door Cembureau op 14 januari 1983, 19 maart 1984 en 7 november 1984 belegde vergaderingen; de deelneming van deze ondernemingen aan de overeenkomst kan derhalve niet in twijfel worden getrokken. Bovendien hebben deze ondernemingen aan de hierna onder c) genoemde maatregelen deelgenomen.
  • c) 
    Andere ondernemingen hebben de overeenkomst, respectievelijk het beginsel tot eerbiediging van de thuismarkten ten uitvoer gelegd door deelneming aan de verschillende overeengekomen maatregelen en regelingen ter aanvulling van deze overeenkomst of dit beginsel en/of ter bevordering van de uitvoering daarvan. Meer in het bijzonder heeft elk van de hier en onder b) genoemde ondernemingen aan de volgende maatregelen en regelingen deelgenomen:
  • Holderbank heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC;
  • Alsen heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van ECEC;
  • Nordcement heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van ECEC;
  • Dyckerhoff heeft deelgenomen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot de regeling van cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland, aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC en aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van ECEC;
  • Heidelberger heeft deelgenomen aan de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende de regeling van cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland en aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC;
  • CBR heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC;
  • Asland heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC;
  • Hispacement heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Hornos Ibericos heeft deelgenomen aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Uniland heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC;
  • Valenciana heeft deelgenomen aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Cedest heeft deelgenomen aan de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende de regeling van cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland;
  • Ciments Français heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging met Buzzi, aan de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende de regeling van cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland, aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Lafarge heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging met Buzzi, aan de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende de regeling van de cementleveringen tussen Frankrijk en Duitsland, aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijk gedraging in het kader van EPC;
  • Vicat heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging met Buzzi;
  • Halkis heeft deelgenomen aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Heracles heeft in het kader van Cembureau of ETC deelgenomen aan de overeenkomsten met Holderbank en Lafarge en aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging met CBR die gericht was op het voorkomen van rechtstreekse cementverkopen in Europa en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Titan heeft in het kader van Cembureau of ETC deelgenomen aan de overeenkomsten met Blue Circle, Holderbank, Lafarge, Aker en Euroc en aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging met CBR die gericht was op het voorkomen van de rechtstreekse verkoop van cement in Europa en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging in het kader van EPC;
  • Buzzi heeft, al is zij geen lid van Cembureau, in feite door middel van de onderling afgestemde feitelijke gedragingen met Ciments Français, Lafarge en Vicat, die hunnerzijds banden onderhielden met Cembureau, de overeenkomst of het beginsel van eerbiediging van de thuismarkten toegepast;
  • ENCI heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van ECEC;
  • Cimpor heeft deelgenomen aan de overeenkomst met betrekking tot de controle van de cementbewegingen tussen Spanje en Portugal;
  • Secil heeft deelgenomen aan de overeenkomst met betrekking tot de controle van de cementbewegingen tussen Spanje en Portugal;
  • Blue Circle heeft deelgenomen aan de overeenkomst betreffende Cembureau of ETC en aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijk gedraging in het kader van EPC;
  • Castle heeft in het kader van Cembureau of ETC deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging die gericht was op de verhindering en/of vermindering van de invoer van Grieks cement in het Verenigd Koninkrijk en aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van ECEC;
  • Rugby heeft in het kader van Cembureau of ETC deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging die gericht was op de verhindering en/of vermindering van de cementinvoer naar het Verenigd Koninkrijk.
  • (4) 
    Duur van de inbreuk

De inbreuk is van lange duur geweest.

De inbreuk welke door het "Cembureau Agreement or Principle" wordt gevormd wordt in aanmerking genomen van 14 januari 1983 af, al is de handeling welke het bewijs van de actieve deelneming van de ondernemingen vormt, van latere datum. Zo worden ook zekere, in deze beschikking beschreven activiteiten, hoewel zij vóór deze datum hebbenn kunnen aanvangen, zoals ook indicaties ervoor bestaan dat het Cembureau-principe zelf reeds eerder van kracht was (zie paragraaf 45, punt (6)), als maatregelen tot uitvoering van deze overeenkomst, respectievelijk dit beginsel eerst vanaf 14 januari 1983 aanmerking genomen.

Wat de hierna vermelde ondernemingen echter betreft, neemt de Commissie om het begin van de inbreuk te bepalen, de volgende data in aanmerking:

  • voor Buzzi 11 mei 1983. Buzzi was in feite niet rechtstreeks of onrechtstreeks lid van Cembureau. Derhalve moet het begin van de onderling afgestemde feitelijke gedraging waaraan Buzzi heeft deelgenomen, in aanmerking worden genomen als bewijs opleverend van zijn deelneming aan het "Cembureau Agreement or Principle" tot eerbiediging van de thuismarkten (zie paragraaf 48);
  • voor Oficemen, Asland, Hispacement, Hornos Ibéricos, Uniland, Valenciana, ATIC, Cimpor en Secil: 1 januari 1986 (zie paragraaf 45, punt (11)). Voor deze ondernemingen en ondernemersverenigingen beschikt de Commissie niet over bewijs dat hun deelneming aan het "Cembureau Agreement or Principle" vóór die datum binnen de Gemeenschap gevolgen heeft gehad;
  • voor Holderbank: 28 mei 1986 (zie paragraaf 53, punt (14)). Voor deze onderneming beschikt de Commissie niet over bewijs dat haar deelneming aan het "Cembureau Agreement or Principle" vóór deze datum binnen de Gemeenschap uitwerking heeft gehad;
  • voor Aker en Euroc: 9 juni 1986 (zie paragraaf 53, punt (11)). Voor deze ondernemingen beschikt de Commissie niet over bewijs dat hun deelneming aan het "Cembureau Agreement or Principle" vóór deze datum binnen de Gemeenschap uitwerking heeft gehad.

Hoewel de Commissie in staat is de aanvangsdatum van de inbreuk die door het "Cembureau Agreement or Principle" wordt gevormd, vast te stellen, is zij niet zeker ervan dat de inbreuk werkelijk ooit is gestaakt en kan zij derhalve geen einddatum van de inbreuk vaststellen. Echter, daar de laatste klaar aan de dag tredende en de Commissie bekend zijnde manifestatie van het "Agreement" wordt gevormd door de ontbinding van Interciment S.A. op 26 maart 1993, neemt de Commissie die datum voor de vaststelling van de periode waarvoor de boete dient te gelden

Op de afzonderlijke markt van "wit" cement heeft de WCC-inbreuk ten minste van 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988 geduurd. Voor Valenciana wordt de inbreuk in aanmerking genomen vanaf 1 januari 1986, omdat de Commissie niet over bewijs beschikt betreffende gevolgen van haar deelneming binnen de Gemeenschap vóór deze datum.

  • (5) 
    Ernst van de inbreuk

Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboetes heeft de Commissie het feit in aanmerking genomen, dat de inbreuk welke door het "Cembureau Agreement or Principle" en door de verschillende acties voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst gevormd wordt, van bijzondere ernst is, en derhalve aanzienlijke geldboetes rechtvaardigt, zulks om de volgende redenen:

  • de heimelijke verstandhouding inzake de verdeling van markten en de uitwisseling van gegevens hiertoe vormt op zich een zeer ernstige beperking van de concurrentie;
  • de cementmarkt is een primaire industriesector, die van groot belang is voor de bouwnijverheid en voor de economie in het algemeen;
  • de ondernemingen en de ondernemersverenigingen die aan de inbreuken hebben deelgenomen, nemen vrijwel de gehele gemeenschappelijke cementmarkt voor hun rekening, een markt die overigens geen nieuwkomers telt;
  • de heimelijke verstandhouding is geïnstitutionaliseerd in het kader van internationale organisaties of vergaderingen en van bilaterale of multilaterale contacten met als doel de cementmarkt te reguleren en te organiseren;
  • ondanks het feit dat de heimelijke verstandhouding binnen een institutioneel kader dat ook legitieme doelstellingen had, heeft plaatsgevonden hebben de ondernemingen, toen het ging om gedragingen die in strijd konden zijn met de mededingingsregels, blijk ervan gegeven hun handelingen en/of beslissingen geheim te willen houden (zie met name paragrafen 19 en 24 tot en met 28). Ook al is men voornemens geweest bij de Commissie aanmelding te doen van bepaalde praktijken, is een dergelijke aanmelding nimmer gedaan (zie paragraaf 26).
  • (6) 
    Bij de vaststelling van het bedrag van de boetes heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat de communautaire ondernemingen in de beschouwde periode te kampen hebben gekregen met toegenomen, plotse cementinvoerstromen op een moment waarop de communautaire bedrijfstak grote moeite had om uit de slechte conjunctuur te geraken.
  • (7) 
    De Commissie heeft afzonderlijke geldboetes opgelegd wegens de inbreuken betreffende de markten van "grijs" en die van "wit" cement, namelijk:
  • geldboetes voor de groep inbreuken welke beschreven worden in de hoofdstukken 8, 9 en 10 en die de markt van "grijs" cement betreffen;
  • geldboetes voor de in hoofdstuk 11 beschreven inbreuken die de markt van "wit" cement betreffen.
  • (8) 
    Voor de groep inbreuken die de markt van "grijs" cement betreft, heeft de Commissie:
  • een forfaitaire geldboete vastgesteld voor Cembureau en de ondernemersverenigingen wegens de inbreuken waaraan zij hebben deelgenomen en die in de hoofdstukken 8 en 9 en in paragraaf 58 worden beschreven. De Commissie is namelijk van mening dat ook de verenigingen sancties moet worden opgelegd om deze te ontmoedigen in de toekomst het initiatief te nemen tot of deel te nemen aan dergelijke mededingingsregelingen;
  • een globale geldboete vastgesteld voor iedere onderneming wegens haar deelneming aan het "Cembureau Agreement or Principle" en aan de uitvoeringsmaatregelen daarvan. Gezien het onderling verband van al deze handelingen acht de Commissie het niet noodzakelijk aparte geldboetes op te leggen met betrekking tot de verschillende uitvoeringsmaatregelen.
  • (9) 
    Om voor iedere onderneming het bedrag van de geldboete te bepalen voor de in de hoofdstukken 8, 9 en 10 beschreven inbreuken is de Commissie uitgegaan van de overweging dat alle ondernemingen, zoals zij in punt (3) heeft toegelicht, zich hebben aangesloten bij de overeenkomst, respectievelijk het beginsel tot eerbiediging van de thuismarkten. Zij heeft echter in het kader van deze algemene vaststelling rekening gehouden met de rol welke door iedere onderneming is gespeeld bij het sluiten van de overeenkomst of het beginsel tot eerbiediging van de thuismarkten en bij de overeengekomen regelingen en maatregelen voor de aanvulling van deze overeenkomst of dit principe en/of de medewerking tot de uitvoering daarvan, met de deelneming van iedere onderneming aan de onderscheiden overeengekomen maatregelen of regelingen ter aanvulling van deze overeenkomst of dit beginsel en/of ter bevordering van de uitvoering daarvan, alsook met de duur van deze maatregelen en regelingen. Op grond van het hierboven gestelde, verstrekt de Commissie van de volgende overwegingen:
  • a) 
    Het merendeel van de ondernemingen hebben aan het "Cembureau Agreement or Principle" deelgenomen door middel van de aansluiting en/of de uitvoering van overeengekomen maatregelen of regelingen ter aanvulling van deze overeenkomst of dit beginsel met rechtstreekse gevolgen die tot compartimentering van de thuismarkten strekten. Zo hebben
  • Aker, Euroc, Aalborg, Irish Cement, Cementir, Italcementi en Unicem als leden van Cembureau rechtstreeks deelgenomen aan de sluiting van de overeenkomst, respectievelijk het principe tot eerbieding van de thuismarkten en aan uitvoeringsmaatregelen daarvan, welke gericht waren op een rechtstreekse bescherming van de thuismarkten.
  • Dyckerhoff, Heidelberger, CBR, Asland, Ciments Français, Lafarge, ENCI, Cimpor en Blue Circle, via hun hoogste bestuurders, de functie van delegatiehoofden bij Cembureau op zich genomen, hetzij toen de overeenkomst, respectievelijk het principe tot eerbiediging van de thuismarkten werd overeengekomen hetzij gedurende de periode van de tenuitvoerlegging daarvan: de wezenlijke rol van deze ondernemingen bij het sluiten en/of ten uitvoer leggen van de overeenkomst kan derhalve niet in twijfel worden getrokken. Bovendien hebben deze ondernemingen behalve ENCI aan de uitvoeringsmaatregelen van deze overeenkomst, respectievelijk dit principe deelgenomen met het oogmerk de thuismarkten rechtstreeks te beschermen; ENCI heeft deelgenomen aan de onderling afgestemde feitelijke gedragingen die beoogden de produktieoverschotten naar derde landen te sluizen.
  • Holderbank, Hispacement, Uniland, Vicat, Buzzi, Secil, Castle en Rugby deelgenomen aan maatregelen tot tenuitvoerlegging van het "Cembureau Agreement or Principle" met het oogmerk rechtstreeks de nationale markten te beschermen.
  • b) 
    De andere ondernemingen dragen een minder ernstige verantwoordelijkheid om voor ieder van hen specifieke redenen.
  • Alsen, Nordcement, Hornos Ibéricos, Valenciana en Halkis hebben slechts deelgenomen aan de maatregelen tot uitvoering van het "Cembureau Agreement or Principle", die gericht waren op het kanaliseren naar derde landen van de produktieoverschotten. Deze maatregelen hebben minder rechtstreekse gevolgen voor de bescherming van de thuismarkten als die welke in de hoofdstukken 4 en 5 zijn beschreven.
  • Cedest, Titan en Heracles hebben, hoewel zij hebben deelgenomen aan de maatregelen tot uitvoering van het "Cembureau Agreement or Principle" met het oogmerk de thuismarkten rechtstreeks te beschermen, gepoogd zich aan de tenuitvoerlegging van de Cembureau-overeenkomst waarbij zij waren aangesloten, te onttrekken.
  • Ciments Luxembourgeois heeft, hoewel zij rechtstreeks lid was van Cembureau en aan de vergaderingen van de delegatiehoofden waarop het "Cembureau Agreement of Principle" werd overeengekomen heeft deelgenomen, voor zover de Commissie bekend is, geen enkele uitvoeringsmaatregel ten uitvoer gelegd. Haar minder actieve rol rechtvaardigt derhalve haar indeling in de groep ondernemingen die een minder ernstige verantwoordelijkheid dragen.
  • (10) 
    Ter bepaling van het bedrag van de aan Buzzi, Oficemen, Asland, Hispacement, Hornos Ibéricos, Uniland, Valenciana, Atic, Cimpor, Secil, Holderbank, Aker en Euroc op te leggen geldboete heeft de Commissie bij de onderhavige beschikking rekening gehouden met de minder langdurige deelneming van deze ondernemingen aan de inbreuk (zie paragraaf 65, punt (4)).
  • (11) 
    Ter bepaling van het bedrag van de geldboete voor iedere onderneming wegens de in hoofdstuk 11 beschreven inbreuken heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat deze inbreuken in hun geheel ernstig zijn geweest en dat alle ondernemingen daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Voor Valenciana is rekening gehouden met de minder lange duur van haar inbreuken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Cembureau-Association Européenne du Ciment, Fédération de l'Industrie Cimentière, Cimenteries CBR S.A., Aalborg Portland A/S, Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Lafarge Coppée S.A., Société des Ciments Français S.A., Vicat S.A., Cedest S.A., Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Heidelberger Zement AG, Dyckerhoff AG, Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH, Nordcement AG, Association of the Greek Cement Industry, Titan Cement Company S.A., Heracles General Cement Company, Halkis Cement Company S.A., Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A., Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A., S.A. des Ciments Luxembourgeois, Vereniging Nederlandse Cement-Industrie, Eerste Nederlandse Cement-Industrie (ENCI) N.V., British Cement Association, Blue Circle Industries Plc, The Rugby Group Plc en Castle Cement Ltd hebben vanaf 14 januari 1983, Fratelli Buzzi S.p.A. vanaf 11 mei 1983, ATIC-Associação Técnica da Industria do Cimento, Cimpor-Cimentos de Portugal S.A., SECIL-Companhia Geral de Cal e Cimento S.A., Agrupación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen, Asland S.A., Corporación Uniland S.A., Hispacement S.A., Hornos Ibéricos Alba S.A. en Compañia Valenciana de Cementos Portland S.A. vanaf 1 januari 1986, Holderbank Financière Glaris S.A. vanaf 28 mei 1986, en Aker a.s. en Euroc AB vanaf 9 juni 1986 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een overeenkomst die ertoe strekt de thuismarkten te eerbiedigen en het overbrengen van cement van het ene naar het andere land aan een regeling te onderwerpen.

Artikel 2

  • 1. 
    Cembureau-Association Européenne du Ciment, Fédération de l'Industrie Cimentière, Aalborg Portland A/S, Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A, Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A., S.A. des Ciments Luxembourgeois, Vereniging Nederlandse Cement-Industrie, British Cement Association hebben van 14 januari 1983 tot en met 14 april 1986, en ATIC-Associação Técnica da Industria do Cimento en Agrupación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen van 1 januari 1986 tot en met 14 april 1986 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan overeenkomsten inzake uitwisseling van informatie over de prijzen, met als oogmerk de uitvoering van de in artikel 1 vermelde overeenkomst te vergemakkelijken, in de vergaderingen van de delegatiehoofden en van het Uitvoerend Comité van Cembureau.
  • 2. 
    Cembureau-Association Européenne du Ciment, Fédération de l'Industrie Cimentière, Aalborg Portland A/S, Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A., Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A., S.A. des Ciments Luxembourgeois, Vereniging Nederlandse Cement-Industrie, British Cement Association hebben van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1988, en ATIC-Associação Técnica da Industria do Cimento en Agripación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen vanaf 1 januari 1986 tot en met 31 december 1988 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die als oogmerk hebben de uitvoering van de in artikel 1 vermelde overeenkomst te vergemakkelijken en die betrekking hebben op:
  • a) 
    de informatie-uitwisseling betreffende de minimumprijzen voor cementleveringen per vrachtwagen van de Belgische en de Nederlandse producenten en betreffende de prijzen, kortingen inbegrepen, van de Luxemburgse producent;
  • b) 
    de informatie-uitwisseling betreffende de individuele schalen voor de prijzen van de Deense en de Ierse producenten, betreffende de voor de bedrijfstak in Griekenland, Italië en Portugal geldende schalen en betreffende de gemiddelden van de in Duitsland, Frankrijk, Spanje en in het Verenigd Koninkrijk toegepaste prijzen.

Artikel 3

  • 1. 
    a) Lafarge Coppée S.A. en Fratelli Buzzi S.p.A. hebben van 26 november 1988 tot en met 31 december 1988 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de verdeling van de markt in Zuid-Frankrijk en inzake de beperking van hun handelingsvrijheid ten aanzien van de produktiebronnen.
  • b) 
    Ciments Français S.A. en Fratelli Buzzi S.p.A. hebben van 17 maart 1988 tot en met 31 december 1988 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake inlichtingen over de geldende prijzen en over een vooruitzicht voor prijsstijging met het oog op een beperking van hun handelingsvrijheid.
  • c) 
    Vicat S.A. en Fratelli Buzzi S.p.A. hebben van 11 mei 1983 tot en met 31 december 1988 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake uitwisseling van informatie over de prijzen met het oog op een beperking van hun handelingsvrijheid wat de cementleveringen in Zuid-Frankrijk betreft.
  • 2. 
    Agripación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen, Cimpor-Cimentos de Portugal S.A. en SECIL-Companhia Geral de Cal e Cimento S.A. hebben van 1 januari 1986 tot en met 24 april 1989 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een overeenkomst betreffende de controle van het vervoer van cement tussen Spanje en Portugal en inzake de eerbiediging van de respectieve thuismarkten.
  • 3. 
    a) Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Lafarge Coppée S.A., Ciments Français S.A., Cedest S.A., Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Dyckerhoff AG en Heidelberger Zement AG hebben inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag, in ieder geval in de periode van 23 juni 1982 tot en met 30 september 1989, door deel te nemen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de regulering van de cementleveringen vanuit Frankrijk naar Duitsland en vanuit Duitsland naar Frankrijk.
  • b) 
    Syndicat Français de l'Industrie Cimentière en Bundesverband der Deutschen Zementindustrie hebben van 1 januari 1985 tot en met 30 september 1989 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de uitwisseling van gegevens, met als oogmerk controle op de naleving van de kwantitatieve beperkingen voor de uitvoer van Frankrijk naar Duitsland en in omgekeerde richting, alsmede op de bestemming van de hoeveelheden voor de verschillende Duitse deelstaten.

Artikel 4

  • 1. 
    Cembureau-Association Européenne du Ciment, de groep Holderbank Financière Glaris S.A., Blue Circle Industries Plc, Agripación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen, Asland S.A., Corporación Uniland S.A., Hispacement S.A., Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Lafarge Coppée S.A., Ciments Français S.A., Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Dyckerhoff AG, Heidelberger Zement AG, Cimenteries CBR S.A., Aker a.s. en Euroc AB, Aalborg Portland A/S, Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., alsmede Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A. hebben vanaf 28 mei 1986 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan de overeenkomst tot de oprichting van Cembureau Task Force of van European Task Force.
  • 2. 
    De groep Holderbank Financière Glaris S.A., Blue Circle Industries Plc, Oficemen, Asland S.A., Corporación Uniland S.A., Hispacement S.A., Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Lafarge Coppée S.A., Ciments Français S.A., Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Dyckerhoff AG, Heidelberger Zement AG, Aker a.s. en Euroc AB, Cimenteries CBR S.A., Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A. alsmede Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A. hebben van 9 juni 1986 tot en met 26 maart 1993 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een overeenkomst inzake de oprichting van de Joint Trading Company, Interciment S.A., die tot doel had jegens degenen die de stabiliteit van de markten in de Lid-Staten bedreigden, de overredings- en ontmoedigingsmaatregelen ("carrot and stick actions") uit te voeren.
  • 3. 
    a) Cembureau-Association Européenne du Ciment, de groep Holderbank Financière Glaris S.A., Blue Circle Industries Plc, Agripación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen, Asland S.A., Corporación Uniland S.A., Hispacement S.A., Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Lafarge Coppée S.A., Ciments Français S.A., Bundesverband der Deutschen Zementindustrie, Dyckerhoff AG, Heidelberger Zement AG, Cimenteries CBR S.A., Aker a.s. en Euroc AB, Aalborg Portland A/S, Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A., alsmede Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A. hebben van 17 juni 1986 tot en met 15 maart 1987 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen met als oogmerk aan de Griekse producenten en aan Titan Cement Company S.A. in het bijzonder, hun cliënt Calcestruzzi te onttrekken.
  • b) 
    Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A. Unicem S.p.A. en Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A. hebben van 3 april 1987 tot en met 3 april 1992 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan een overeenkomst inzake de contracten en de afspraken die op 3 en op 15 april 1987 zijn ondertekend en tot doel hebben van de zijde van Calcestruzzi invoer van Grieks cement te voorkomen.
  • 4. 
    De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door deel te nemen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met als oogmerk het Griekse produktie-overschot te verplaatsen en de invoer van Grieks cement in de Lid-Staten af te remmen, in het bijzonder:
  • a) 
    Blue Circle Industries Plc, Castle Cement Ltd, The Rugby Group Plc, van 16 juni 1986 tot en met 5 september 1986, door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging, bedoeld om de invoer van Grieks cement in het Verenigd Koninkrijk te voorkomen en/of te verminderen;
  • b) 
    Blue Circle Industries Plc en Titan Cement Company S.A., van 4 juli 1986 tot en met 31 december 1989, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk hoeveelheden door Titan geproduceerd cement en klinker naar de Verenigde Staten en naar Nigeria te verplaatsen en rechtstreekse verkoop van deze produkten van de zijde van Titan op Europese markten te voorkomen;
  • c) 
    de groep Holderbank Financière Glaris S.A. en Titan Cement Company S.A., van 19 juni 1986 tot en met 31 december 1990, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk hoeveelheden door Titan geproduceerd cement en klinker naar de Verenigde Staten en naar Afrika te verplaatsen en rechtstreekse verkoop van deze produkten van de zijde van Titan op de Europese markten te voorkomen;
  • d) 
    de groep Holderband Financière Glaris S.A. en Heracles General Cement Company, van 9 mei 1986 tot en met 31 december 1990, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk rechtstreekse verkoop van cement van de zijde van Heracles op de Europese markten te voorkomen en de door Heracles geproduceerde hoeveelheden cement en klinker naar andere markten te verplaatsen;
  • e) 
    Lafarge Coppée S.A. en Titan Cement Company S.A., van 22 juli 1986 tot en met 31 december 1991, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk door Titan Cement Company S.A. geproduceerde hoeveelheden klinker naar Canada te verplaatsen en rechtstreekse verkoop door laatstgenoemde onderneming op de Europese markten te voorkomen;
  • f) 
    Lafarge Coppée S.A. en Heracles General Cement Company, van 1 juni 1988 tot en met 15 juni 1991, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk door Heracles General Cement Company geproduceerde hoeveelheden cement en klinker buiten Europa te verplaatsen en rechtsreekse verkopen van de zijde van Heracles op de Europese markten te voorkomen;
  • g) 
    Cimenteries CBR S.A., Heracles General Cement Company en Titan Cement Company S.A., van 4 mei 1988 tot en met 31 december 1990, door deel te nemen aan een onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake leveringen, met inschakeling van UMAR-Unión MarÍtima Internacional S.A. van voor de ondernemingen Cimenteries CBR S.A. en ENCI N.V. in België en in Nederland bestemde klinker en om rechtstreekse verkoop door de twee Griekse producenten op de Europese markten te voorkomen;
  • h) 
    Aker a.s. en Euroc AB, alsmede Titan Cement Company S.A., van 28 januari 1987 tot en met 31 december 1990, door deel te nemen aan een overeenkomst met het oogmerk door Titan Cement Company S.A. geproduceerde hoeveelheden cement en klinker naar Afrika, de Verenigde Staten en de Bahama's te verplaatsen en rechtstreekse verkoop van deze produkten van de zijde van laatstgenoemde onderneming op de Europese markten te voorkomen;

Artikel 5

Fédération de l'Industrie Cimentière, Aalborg Portland A/S, Syndicat Français de l'Industrie Cimentière, Dyckerhoff AG, Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH, Nordcement AG, Association of the Greek Cement Industry, Irish Cement Limited, Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Unicem S.p.A., Cementir-Cementerie del Tirreno S.p.A. en Eerste Nederlandse Cement-Industrie (ENCI) N.V. hebben van 14 maart 1984 tot en met 22 september 1989 en Castle Cement Ltd, ATIC-Associação Técnica da Industria do Cimento en Agripación de Fabricantes de Cementos de España-Oficemen van 1 januari 1986 tot en met 22 september 1989 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door in het kader van het "European Cement Export Committee" (ECEC) deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de uitwisseling van gegevens, de vraag-en-aanbodsituaties in invoerende derde landen, de bij de uitvoer te hanteren prijzen, de invoersituatie in de leden-landen en de vraag-en-aanbodsituatie op de thuismarkten met het oogmerk binnendringen van concurrenten op de respectieve thuismarkten in de Gemeenschap te voorkomen.

Artikel 6

Lafarge Coppée S.A., Titan Cement Company S.A., Heracles General Cement Company en Halkis Cement Company S.A. hebben van 1 juli 1981 tot en met 19 mei 1989, Ciments Français S.A. heeft van 1 juli 1981 tot en met 17 februari 1989, Blue Circle Industries Plc van 1 juli 1981 tot en met 12 oktober 1987, Hispacement S.A., Hornos Ibéricos Alba S.A., Compañia Valenciana de Cementos Portland S.A. en haar dochteronderneming Cementos del Mar S.A. hebben van 1 januari 1986 tot en met 19 mei 1989 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door in het kader van het "European Export Policy Committee" (EPC) deel te nemen aan een continue onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake het onderzoek naar de situatie op de markten in de Gemeenschap, de verdeling van de markten van derde landen, de vaststelling van de prijzen van voor de "grote export" bestemde produkten, de uitwisseling van geïndividualiseerde gegevens betreffende de beschikbaarheden voor de uitvoer en over de naar de derde landen verrichte uitvoer met het oogmerk binnendringen van concurrenten op de respectieve nationale markten in de Gemeenschap te voorkomen.

Artikel 7

Italcementi-Fabbriche Riunite Cemento S.p.A., Dyckerhoff AG, Lafarge Coppée S.A., Ciments Français S.A. en Cimenteries CBR S.A. hebben van 6 mei 1982 tot en met 26 mei 1988, en Compañia Valenciana de Cementos Portland S.A. heeft van 1 januari 1986 tot en met 26 mei 1988 inbreuk gemaakt op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag door in het kader van het "White Cement Committee" (WCC) deel te nemen aan de onderling afgestemde feitelijke gedraging en aan de overeenkomst inzake de eerbiediging van de thuismarkten, aan de voortdurende onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de kanalisering van produktie-overschotten naar voor derde landen bestemde uitvoer en aan een continue onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de uitwisseling van per onderneming geïndividualiseerde informatie over de produktiecapaciteiten, de produktie, de binnenlandse en de uitvoergerichte verkoop, de binnenlandse prijzen voor "wit" en voor "grijs" cement en de prijzen bij uitvoer.

Artikel 8

De in de artikelen 1 tot en met 7 genoemde ondernemingen dienen de in genoemde artikelen bedoelde inbreuken onmiddellijk te beëindigen, indien dat nog niet mocht zijn gebeurd, en dienen zich voortaan voor de markten van "grijs" en van "wit" cement te onthouden van elke overeenkomst of onderling afgestemde gedraging die een zelfde of vergelijkbaar voorwerp heeft, met inbegrip van enigerlei uitwisseling van vertrouwelijke, commerciële informatie met het oogmerk controle uit te oefenen op de uitvoering van elke uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst of elke onderling afgestemde feitelijke gedraging die betrekking heeft op de verdeling van de markten in de Gemeenschap.

Artikel 9

Wegens de in artikel 1 vastgestelde inbreuk welke vooral is geconcretiseerd door de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 omschreven gedragingen, worden aan de betrokken verenigingen en ondernemingen de volgende geldboetes opgelegd. Aan:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 10

Voor de in artikel 7 vastgestelde inbreuken worden aan de betrokken ondernemingen de volgende geldboetes opgelegd. Aan:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 11

De bij de artikelen 9 en 10 opgelegde geldboetes dienen binnen drie maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van deze beschikking, te worden betaald door storting op bankrekening nr. 310-0933000-43 ten name van "Commissie van de Europese Gemeenschappen" bij de Bank Brussel-Lambert, Europees kantoor, Schumanplein 5, B-1040 Brussel.

Na het verstrijken van bovengenoemde termijn is over het bedrag van deze geldboetes van rechtswege rente verschuldigd tegen het op de eerste werkdag van de maand waarin deze beschikking is gegeven, door het Europees Monetair Instituut op zijn verrichtingen in ecu toegepaste rentepercentage, vermeerderd met 3,5 procentpunt, of wel 9,25 %.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot:

  • 1. 
    Cembureau - Association Européenne du Ciment

Rue d'Arlon 55

B - 1040 BRUXELLES

  • 2. 
    Holderbank - Financière Glarus AG

c/o Alsen Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH

Ost-West-Strasse 69

D - 20457 HAMBURG

  • 3. 
    AKER A/S

Fjordalléen 16

N - 0250 OSLO

  • 4. 
    EUROC AB

Annetorpsvaegen 100

S - 21610 MALMOE

  • 5. 
    Bundesverband der Deutschen Zementindustrie e.V.-BDZ

Pferdmengesstrasse 7

D - 50968 KOELN

  • 6. 
    Heidelberger Zement AG

Berliner Strasse 6

D - 69120 HEIDELBERG

  • 7. 
    Dyckerhoff AG

Biebricher Strasse 69

D - 65203 WIESBADEN

  • 8. 
    FIC - Fédération de l'Industrie Cimentière

Rue César Franck 46

B - 1050 BRUXELLES

  • 9. 
    Cimenteries CBR S.A.

Chaussée de la Hulpe 185

B - 1170 BRUXELLES

  • 10. 
    Aalborg Portland

Roerdalsvej 44

DK - 9000 AALBORG

  • 11. 
    AGRUPACIÓN DE FABRICANTES DE CEMENTO

DE ESPAÑA - OFICEMEN

José Abascal, 53-1°

E - 28003 MADRID

  • 12. 
    Asland S.A.

Córcega, 325

E - 08037 BARCELONA

  • 13. 
    Corporación Uniland S.A.

Córcega, 299-5°

E - 08008 BARCELONA

  • 14. 
    Hispacement S.A.

Moll del Contadic s/n

E - 08039 BARCELONA

  • 15. 
    SFIC - Syndicat Français de l'Industrie Cimentière

Avenue de Friedland 41

F - 75008 PARIS

  • 16. 
    Lafarge Coppée

Rue des Belles Feuilles 61

F - 75782 PARIS CEDEX 16

  • 17. 
    Société des Ciments Français

Tour Ariane

Place de la Pyramide 5

Quartier Villon

F - 92800 PUTEAUX

  • 18. 
    Vicat S.A.

Tour GAN

Place de l'Iris 16

F - 92082 PARIS LA DÉFENSE CEDEX 13

  • 19. 
    Cedest S.A.

Rue de la Pompe 183

F - 75116 PARIS

  • 20. 
    Association of the Greek Cement Industry

Karirsi Square 10

GR - 10561 ATHENS

  • 21. 
    Irish Cement Limited

Stillorgan Road

Stillorgan

IRL - Co. DUBLIN

  • 22. 
    Italcementi - Fabbriche Riunite Cemento S.p.A.

Via G. Camozzi, 124

I - 24100 BERGAMO

  • 23. 
    Unicem S.p.A.

Via Carlo Marenco, 25

I - 10126 TORINO

  • 24. 
    Cementir - Cementerie del Tirreno S.p.A.

Corso di Francia, 200

I - 00191 ROMA

  • 25. 
    Fratelli Buzzi S.p.A.

Corso Giovane Italia, 39

I - 15033 CASALE MONFERRATO (Alessandria)

  • 26. 
    Ciments luxembourgeois S.A.

Boîte postale 146

L - 4002 ESCH-SUR-ALZETTE

  • 27. 
    Vereniging Nederlandse Cementindustrie-VNC

Gebouw Cementrum

Sint Teunislaan 1

NL - 5231 BS 's-HERTOGENBOSCH

  • 28. 
    Eerste Nederlandse Cement Industrie NV-ENCI

Gebouw Cementrum

Sint Teunislaan 1

NL - 5231 BS 's-HERTOGENBOSCH

  • 29. 
    ATIC - Associação Técnica da Indústria do Cimento

Av. 5 Outubro, 54, 2° D

P - 1000 LISBOA

  • 30. 
    Cimpor - Cimentos de Portugal, EP

Rua Alexandre Herculano, 35

Apartado 2211

P - 1106 LISBOA CODEX

  • 31. 
    SECIL - Companhia Geral de Cal e Cimento S.A.

Av. Cons. Fernando de Sousa, 19, 16°

P - 1092 LISBOA CODEX

  • 32. 
    British Cement Association

Century House

Telford Avenue

Crowthorne

GB - BERKSHIRE RG11 6YS

  • 33. 
    Blue Circle Industries Plc

84 Eccleston Square

GB - LONDON SW1V 1PX

  • 34. 
    The Rugby Group Plc

Crown House

GB - RUGBY CV21 2DT

  • 35. 
    Castle Cement Limited

Park Square

3160 Solihull Parkway

Birmingham Business Park

GB - BIRMINGHAM B37 7YN

  • 36. 
    Alsen-Breitenburg Zement- und Kalkwerke GmbH

Ost-West-Strasse 69

D - 20457 HAMBURG

  • 37. 
    Nordcement AG

Warmbuechenstrasse 19

D - 30159 HANNOVER

  • 38. 
    Titan Cement Company

Chalkidos Street 22A

GR - 11143 ATHENS

  • 39. 
    Heracles General Cement Company
  • S. 
    Venizelou Street 49-51

GR - 14123 LYCOVRISSI

  • 40. 
    Halkis Cement Company

Athens Tower

GR - 11527 ATHENS

  • 41. 
    Hornos Ibericos Alba S.A.

Núñez de Balboa, 35-A

E - 28001 MADRID

  • 42. 
    CompañÍa Valenciana de Cementos Portland S.A.

Cólon, 66-68

E - 46004 VALENCIA

Deze beschikking vormt overeenkomstig artikel 192 van het EG-Verdrag executoriale titel.

Gedaan te Brussel, op 30 november 1994

Voor de CommissieKarel VAN MIERTLid van de Commissie

PB nr. 13 van 21.2.1962, blz. 204/62.

PB nr. 127 van 20.8.1963, blz. 2268/63.

Jurispr. 1991, blz. II-1711.

Jurispr. 1992, blz. II-1571.

Jurispr. 1992, blz. II-2667.

  • C. 
    Pratten, A. Survey of the economies of scale, Studies on the Economic Integration, Research on the "Cost of Non-Europe", Basic findings, Vol. 2, Europese Commissie, Brussel 1988.

Bron: Europese Commissie, Panorama of EC Industry, 1990, blz. 77; DRI Europe. Dezelfde gegevens worden aangehaald in de uiteenzetting van prof. Peter Williamson, die als bijlage gehecht is aan de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar van Blue Circle.

Bron: Eurostat - Elektriciteitsprijzen 1985-1991, blz. 177.

Europese Gemeenschappen - Europa Transport, Jaarlijks rapport 1989, Supplement van het Scad Bulletin, 1991, blz. 59.

Europese Gemeenschappen - Europa Transport, Jaarlijks rapport 1988, Supplement van het Scad Bulletin, 1990,, nr. 2.8.2. "Prijsindexen".

In de hiernavolgende uiteenzetting is gebruik gemaakt van de studies van Phlips, Les systèmes de prix géographiques et la concurrence, Europese Commissie, Serie Concurrentie nr. 29, 1976, en van P. Bianchi, Politiche pubbliche e strategie dell'impresa nell'industria europea del cemento, Uitg. Il, Mulino, Bologna, 1980.

In de oorspronkelijke tekst:

"La vente sur un point de parité implique que le prix rendu destination est égal à un prix de base auquel est ajouté un coût de transport jusqu'au lieu de livraison calculé à partir d'un point de parité fixé d'avance, et non pas nécessairement à partir du lieu où se situe l'usine du vendeur."

In de oorspronkelijke tekst:

"Questo sistema richiede un accordo fra i produttori sul metodo di calcolare i costi di trasporto, sul modo di fissare e cambiare i prezzi base (ad esempio un comitato esterno che sulla base dei costi medi di produzione fissa i nuovi prezzi base, oppure un sistema di price-leadership riconosciuto da tutti, ecc.) e naturalmente le località scelte come punti-base. La area ricoperta dall'accordo è delineata, diciamo, appunto in cerchi concentrici attorno a ciascun punto-base cosicché, data la distanza fra il punto base e l'acquirente e dato il prezzo base, è possibile per chiunque dire immediatemente quale sarà il prezzo finale per ogni acquirente . . . Pertanto questo sistema permette al singolo produttore di individuare immediatamente l'area di espansione delle sue vendite solo guardando la mappa, graduata in relazione ai punti base concordati.

Questo sistema regola pertanto la ripartizione dei mercati fra i produttori perché specifica la massima distanza a cui è possibile per un produttore vendere senza dover assorbire almeno parte dei costi di trasporto e quindi anche la massima distanza oltre la quale l'assorbimento dei costi di trasporto assorbe tutto il margine di profitto."

In de oorspronkelijke tekst:

"Un prix rendu destination uniforme est appliqué sur tout un territoire. Lorsque le coût de transport unitaire est relativement élevé, et la demande concentrée en différents endroits, plusieurs zones peuvent être prévues. A l'intérieur de chaque zone, un prix franco unique est d'application pour tous les points de livraison . . . Entre les zones, une différence de prix rigide est maintenue, ce qui implique l'interdiction pour les acheteurs d'acheter ou de revendre dans une zone autre que celle dans laquelle ils sont localisés (ou qui leur est assignée). Un contrôle rigoureux des expéditions s'impose donc. Le moyen le plus simple pour réaliser ce contrôle consiste à interdire aux acheteurs d'assurer eux-mêmes le transport. Cependant, une telle interdiction n'est pas indispensable: il peut suffire d'exiger le paiement du prix rendu destination' (. . .) valable dans la zone de l'acheteur, même si celui-ci s'approvisionne dans une autre zone. Dans ce cas, les écarts de prix entre les zones ne peuvent pas dépasser les coûts de transport vers les centres de consommation principaux, afin d'éliminer les possibilités d'arbitrage. A l'interieur des zones, l'interdiction de prendre livraison à l'usine même garantit le bon fonctionnement du système. Une fois de plus, des assouplissements sont possibles : on peut aller jusqu'à admettre le remboursement (souvent partiel) des frais de transport en cas de livraison à l'usine, mais ceci suppose un négoce très discipliné, un contrôle rigoureux des destinations et des tarifs correspondant aux coûts de transport véritables."

In de oorspronkelijke tekst:

"Dans le cas d'un système de prix par zones, la situation est claire et ne semble pas prêter à discussion : ce système n'est possible que si un marché géographique est réparti en zones par une entente tacite ou explicite de répartition régionale. La logique du système, du point de vue de la concurrence en prix, est claire : d'une part, il exclut toute concurrence tant au niveau de la production qu'à celui du négoce; d'autre part, il enlève aux acheteurs tout intérêt à s'approvisionner auprès d'un producteur plus rapproché."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les producteurs annoncent un prix départ usine auquel les acheteurs ont la possibilité d'acheter, étant entendu qu'ils assureront le transport à leurs frais ou que, s'ils préfèrent que le producteur s'en charge, le coût de transport effectif sera ajouté au prix départ usine. En toute hypothèse, le prix net au producteur est le même, quelles que soient les destinations, alors que le prix rendu est égal, en tout point de livraison, au prix départ usine plus le coût de transport véritable. Dans un tel système, le prix rendu destination s'élève au fur et à mesure que le lieu de livraison est plus éloigné de l'usine ou du centre de production. Chaque centre dispose ainsi d'un 'marché naturel' dans lequel ses produits ont un prix rendu inférieur à celui des centres de production concurrents."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les prix FOB uniformes se rencontrent aussi bien au sein de cartels organisés qu'en cas de collusion tacite, comme le système des points de parité. Si la transparence du marché est moindre du côté du prix rendu, du fait que les acheteurs utilisent leurs propres moyens de transport, elle reste totale du côté des prix départ. Si l'exclusion de l'alignement cloisonne chaque centre de production dans son marché naturel, l'entente tacite de prix est tout aussi favorisée. Le choix entre les deux formules dépendra notamment de la stabilité géographique de la demande. Si celle-ci se développe parallèlement dans les différentes parties régionales du marché, le système FOB est le plus simple. Chaque marché naturel se développe au même rythme, et il suffit de maintenir le marché naturel d'un chacun pour sauvegarder les parts de marché . . .

Si des déplacements indésirables de frontières naturelles se présentaient, par exemple par le développement de nouveaux moyens de transport, une correction par ajustement des écarts entre prix départ reste possible. En revanche, si des déplacements régionaux de la demande sont fréquents et importants, le recours à l'alignement, et donc aux points de parité, s'impose. Alors, en effet, un centre qui voit sa demande fléchir peut maintenir sa part de marché grâce à des livraisons dans des régions en expansion, sans y mettre la structure des prix en danger."

In de oorspronkelijke tekst:

"Un million de tonnes supplémentaires seront fabriquées cette année pour satisfaire à des demandes françaises (jusqu'au bassin parisien), après la fermeture récente de trois unités de fabrication implantées dans le Nord de la France, propriétés elles aussi de Ciments Français. Ce ciment, à destination de l'Hexagone, est acheminé au départ d'une gare d'expédition installée sur le site même de CCB, la Compagnie disposant là de huit silos de stockage de 5.000 tonnes chacun."

Zie de tabellen in de bijlage betreffende de produktiecapaciteiten, de ontwikkeling van de produktie, van het verbruik, de uit- en de invoer in alle landen van de Gemeenschap.

In de oorspronkelijke tekst:

"l'association a essentiellement pour buts:

  • 1. 
    l'échange d'informations entre les Membres
  • 2. 
    le rassemblement de statistiques et autres renseignements
  • 3. 
    l'étude des questions économiques
  • 4. 
    la coopération en matière de développement du marché (promotion)
  • 5. 
    la coopération dans les domaines techniques et domaines industriels connexes
  • 6. 
    de servir de centre d'informations en ce qui concerne l'industrie cimentière."

In de oorspronkelijke tekst:

"3. l'étude des facteurs de développement de l'industrie cimentière"

"5. la représentation de ses Membres au niveau européen et au niveau international"

"b) Les activités de Cembureau pourront être exercées par l'Association elle-même, ou par toute entité juridique dans laquelle Cembureau détiendrait une participation lui en assurant le contrôle."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les cimentiers de différents pays qui, à titre individuel ou par l'intermédiaire d'organisations nationales, ont exprimé le désir de participer aux activités de l'Association et à la réalisation des objectifs énoncés à l'Article 3 ci-dessus, peuvent devenir Membres de l'Association. De nouveaux membres pourront être admis après avoir été approuvés à l'unanimité par l'Assemblée Générale."

In de oorspronkelijke tekst:

"I. 2. \h. . .\g Les "Head Delegates" n'ont ni existence statutaire, ni pouvoirs statutaires. Cembureau est essentiellement une association professionnelle qui regroupe des associations nationales."

"I. 3. Les "Head Delegates".

"Comme c'est le cas pour les représentants des gouvernements dans des organismes internationaux et en dépit du fait que le titre de "Head Delegates" n'est pas statutaire (V.I.2), une personne fut nommée "Chef de délégation ("Head Delegate") pour exercer le droit de vote au sein de l'Assemblée Générale. Cembureau tenait à jour une liste de ces "Chefs de délégation"."

"De 1983 à 1985, les services de Cembureau ont prêté leur assistance en fournissant des prestations de secrétariat lorsqu'il leur était demandé d'organiser des réunions de personnes qui avaient, alors, le titre de "Chef de délégation".

"Cembureau n'est pas en mesure de commenter les réunions après 1985 puisque Cembureau n'a absolument plus rien eu à voir avec ces réunions."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. Imports from Eastern Europe

(M) 1.1 Send a table to all Members requesting - 1982 estimates corrections - addition

(HD) 1.2 Request information on CIF prices at points of entry

  • 2. 
    Intra-European Trade

2.1 Secretariat compiles existing data 1979-1981

(M) 2.2 Members requested estimates for remaining months 1982

2.3 Secretariat compiles list of official prices, - ex works, (actual or estimated) for Ordinary Portland and/or Principal Cement

  • 3. 
    World Cement Markets

(HD) 3.1 Request information on Members export price

3.2 Request information on CIF prices in countries close to Europe."

In de oorspronkelijke tekst:

"(A) Ex-works. Actual - Calculated (Cembureau) -

  • (i) Pure Portland - (problem of France)
  • (ii) Major Cement
  • (iii) No information rebates. For rebates special enquiry needed

(Different types - Clauses)

(B) Export Prices. No official information. Poss. by Group Exportations

(C) World Prices. Selection of Prices available - We can update

(D) European Intra-Trade Prices - Some informal prices but could be obtained with authority of Executive Committee."

In de oorspronkelijke tekst:

Discarding a TABLE >RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de oorspronkelijke tekst:

Discarding a TABLE >RUIMTE VOOR DE TABEL>

Rates: 4.1.83 and 12.1.83 for Greece

  • a) 
    New cement, replaces P.30. Monthly average July December 1982

Ex-works price estimated by Cembureau

  • b) 
    Average for the whole country. Average South: 300 - Average North: 270 (excl. rebates)
  • c) 
    Athens area.*: incl. taxes
  • d) 
    max. price: 305 - min.: 250."

In de oorspronkelijke tekst:

"Niveau des prix du ciment dans les pays membres au 31.12.83

Comme l'an passé, cette information est présentée sur la figure ci-jointe qui appelle les explications suivantes:

  • Dans la moitié gauche de la figure, on trouve sous l'abbréviation P les pays dans lesquels le ciment le plus vendu est le ciment Portland "pur" tandis que la partie droite regroupe les pays qui produisent en ordre principal des ciments Portland composés (PCo), c'est-à-dire des ciments constitués en général de 75 à 85% de clinker et de 15 à 25% de constituants secondaires.
  • Le chiffre figurant à gauche ou à droite de chaque case indique, en millions de tonnes, la production de l'ensemble des pays situés dans cette case.
  • Les prix sont indiqués en dollars au cours du 31.12.1983; pour tenir compte des variations et des rabais éventuels à l'intérieur des pays, ces prix sont présentés sous forme d'une plage en forme d'ellipse dont la superficie est approximativement fonction de la production du pays considéré et dont le centre correspond à peu de choses près au prix moyen.
  • L'éventail des prix a été subdivisé en classes de 10 en 10 dollars.
  • Pour comparaison, à l'extrême gauche de la figure, on trouve deux autres ellipses indiquant la gamme de prix pratiqués sur le marché des USA et du Japon."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les données recueillies par Cembureau en matière de prix sont donc des données globales, pays par pays, hors TVA et sans indication de rabais. Elles sont toujours retransmises par Cembureau à ses membres de manière tout à fait globale, sans individualisation quelconque."

In de oorspronkelijke tekst:

"Vous voudrez bien trouver ci-joint, en annexe 3, l'ensemble des documents que nous avons pu retrouver à propos des informations sur les prix intérieurs du ciment, reçues de nos associés et retransmises à nos associés de 1984 à fin 1989."

In de oorspronkelijke tekst:

"Compte tenu de cette majoration (ou des modifications dont question ci-avant), les prix rendus par camion de ciment Portland à la pouzzolane "PPZ 30" (prix de référence) deviennent:

Discarding a TABLE >RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de oorspronkelijke tekst:

"Le passage du document cité par la Commission qui indique qu'il y eut "confirmation des prix donnée par téléphone une fois par an" (doc. 33126/15096) ne fait référence qu'au fait que depuis 1986 il n'y avait pas eu de hausse générale de prix autorisée par le Ministère des affaires économiques. La FIC confirmait donc que les barèmes communiqués en 1986 étaient toujours valables."

In de oorspronkelijke tekst:

"The prices of Aalborg have until 1989 been subject to advance approval by the Monopoly Control Authorities, and revised price lists have been sent to Cembureau after approval and publication in Denmark."

Dit document is niet door Cembureau aan de Commissie gestuurd als bijlage van het antwoord van 2.2.1990 op het verzoek om inlichtingen, maar alleen gehecht aan de memorie in antwoord op de mededeling van punten van bezwaar. Het gaat in ieder geval om een document dat onder de categorie documenten valt die, voor zover de Commissie weet, regelmatig aan de leden van Cembureau worden toegezonden, hetgeen Cembureau bevestigt.

In de oorspronkelijke tekst:

"Photocopies des prix de 1984 à 1986 - plus copies de deux notes d'information sur la moyenne des prix en France pour mon information personnelle. Système des prix (contrôle jusqu'à 1986). Les prix communiqués sont des prix moyens pour la France. Prix pour deux types de ciment. A partir de 1987 la France ne veut plus voir ces prix publiés dans les documents Cembureau. Ceux-ci peuvent être communiqués par téléphone aux Membres."

In de oorspronkelijke tekst:

"S'agissant de valeurs moyennes approximatives, toutes comparaisons avec les prix publiés précédemment ne peuvent avoir un caractère rigoureux et les écarts de prix entre catégories ne sont pas significatifs". Cette phrase est reprise dans la fiche "Cement Price Reference File"."

In de oorspronkelijke tekst:

"Suite à notre entretien téléphonique du 1er mars 1988, pour votre gouverne personnelle."

In de oorspronkelijke tekst:

"Photocopies des prix de 1984 à 1989. Système des prix (libre fixation des prix). La moyenne des prix fournie à Cembureau par l'Association allemande est la moyenne des prix calculée par l'Office National des Statistiques allemand."

In de oorspronkelijke tekst:

"Att. Mr. Pinnock. Ref. au Tx d'aujourd'hui. Allemagne de l'Ouest (Prix entourés) Salutations."

In de oorspronkelijke tekst:

"Has supplied price data to Cembureau since the commencement of collation of price data statistics by Cembureau."

In de oorspronkelijke tekst:

"The cement prices (or tabled prices) per tonne of the S.A. des Ciments Luxembourgeois are ex-works, naked, rebates included, exclusive of VAT."

In de oorspronkelijke tekst:

"For deliveries of bulk cement which are made in the company's own lorries, transport costs according to distance are charged separately."

Dit document is niet door Cembureau aan de Commissie gestuurd als bijlage van het antwoord van 2.2.1990 op het verzoek om inlichtingen, maar alleen gehecht aan de memorie van antwoord op de mededeling van punten van bezwaar. Het gaat in ieder geval om een document dat onder de categorie documenten valt die, voor zover de Commissie weet, regelmatig aan de leden van Cembureau worden toegezonden, hetgeen Cembureau bevestigt.

In de oorspronkelijke tekst:

"With reference to our telcon of last week we inform you that the prices for different types of cement will be changed as per 2 January 1985. The price for blastfurnace cement (HD-A) delivered by barge will be Dfl 119,05/ton whilst the price for Portland Cement class A will be Dfl 128,50/ton. I have been informed by Mr. Kuijt that since a couple of years he has sent you a copy of the official letter to customers about changes in prices. In your statistics you only mention blastfurnace cement and Portland cement without reference to the trade marks."

In de oorspronkelijke tekst:

"Spain - Photocopies des prix de 1984 à 1988. Système des prix (libre fixation des prix). Nous ne publions plus les prix du ciment depuis 1984, une moyenne des prix nous est communiquée une fois par an, pour information par téléphone."

In de oorspronkelijke tekst:

"Depuis cette date (14.10.1980) les prix ont subi une évolution différente suivant les régions. Il est donc difficile d'établir un prix moyen pour l'ensemble du pays."

In de oorspronkelijke tekst:

"Estas precios han sido comunicados a Mme Lacroux el dia 22.5.1987 para que puedan ser ofrecidos a la Asamblea General de Cembureau de este mismo mes."

In de oorspronkelijke tekst:

"Nous n'avons plus reçu de communication officielle des prix depuis 85. Nous obtenons des prix de différentes sources (ie constructeurs) que nous communiquons comme estimation approximative par téléphone. Système des prix (libre fixation des prix depuis 1987)."

In de oorspronkelijke tekst:

"Nous ne communiquons, en général, les prix qu'à nos Membres. Les demandes qui émanent de l'extérieur proviennent toujours de sociétés ou bureaux de consultants qui souhaitent faire des comparaisons de prix. Malheureusement les structures des prix et les types de ciment choisis par chaque pays comme référence, sont tellement différents que toutes les comparaisons qui ont été faites se sont révélées fausses. Un cimentier qui connaît bien les normes, le coût du transport, peut évidemment utiliser ces prix. Mais nous ne faisons jamais ce travail pour nos membres."

In de oorspronkelijke taal:

"(a) Généralités"; "(b) Comparaisons de prix"; "(c) Position de la CEE" welke laatste luidt: "Les articles 85 et 86 portant sur la politique de concurrence sont clairs et on ne peut envisager aucune action en contravention à ces articles.

La tendance qui prévaut au sein de la CEE est d'examiner la position des différents pays d'un point de vue économique et l'objectif actuel est de trouver un régime de prix pour les produits homogènes qui soit compatible avec l'article 85. Le système de points de parité actuellement à l'étude a pour objet d'éviter la concurrence ruineuse et conviendrait au ciment.

Des suggestions ont également été formulées dans le but de garantir une concurrence loyale."

In de oorspronkelijke tekst:

"EEC intends 'letter of comfort' to tolerate:

  • Basing-point system = Price transparency in order to avoid ruinous competition.

Arguments: - Heavy and homogeneous product

  • Industry dependent on regional raw materials
  • Low specific value
  • Inelasticity of demand
  • Oligopolistic structure
  • Highly "mature" industry
  • High capital intensive industry

Bases: - Studies University of Tubingen

  • Studies University of Louvain."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. If possible

  • list of delivered prices
  • and ex-works prices available.
  • 2. 
    These price lists to be calculated assuming for a price leader company identical basing-point prices ex-works, for all destinations, even for sales beyond the national borders.
  • 3. 
    Within a relevant market, alignment on the price-leader
  • 4. 
    Outside of the relevant market, application of 2 or occasional alignement."

Uit het onderzoek van Louis Phlips, "Les systèmes des prix géographiques et la concurrence", Serie Concurrentie, "Harmonisatie van wetgeving", 1976 nr. 29, komt naar voren (zie blz. 14, 15, 17, 18 en 56) dat het "basing point" systeem concurrentiebeperkend is. In dit onderzoek wordt met name bevestigd dat (blz. 56): "De systemen die gebruik maken van een inbegrepen vrachtprijs en die dus discriminerend zijn, zoals de verkoop tegen een uniforme franco prijs, de verkoop op een enkel pariteitspunt en de verkoop op meerdere pariteitspunten, met prijsafspraken, inderdaad vanuit het oogpunt van de actieve prijsconcurrentie de noodzakelijke basis lijkt te zijn voor prijsregelingen die de handhaving van de geografische constellatie van de prijzen franco huis beogen, waardoor optimale "profit points" worden gerealiseerd. In oligopolide industrieën die zware produkten produceren met een lage waarde per eenheid, blijkt uit de werking van deze systemen dat er stilzwijgende prijsafspraken zijn. Deze systemen moeten verboden worden indien men het verbod op prijsafspraken operationeel wil maken. Anders zouden de expliciete prijsafspraken worden vervangen door stilzwijgende afspraken die kunnen functioneren dank zij de doorzichtigheid en de regels met betrekking tot de inbegrepen vrachtprijs die voor deze systemen kenmerkend zijn".

In de oorspronkelijke tekst:

"M. Bertran indique qu'il est personnellement optimiste en ce qui concerne le maintien du volume des marchés d'outre-mer mais que le problème de la faiblesse des prix n'en demeure pas moins critique. Il estime qu'il est temps de réexaminer les possibilités d'améliorer la coopération, non seulement entre les grands pays exportateurs, mais entre tous les Membres de Cembureau. Un des rôles de Cembureau doit être de contribuer à l'établissement d'une concurrence saine mais réaliste."

In de oorspronkelijke tekst:

"qu'aucune réglementation de la CEE ne s'oppose à des consultations et à la coopération dans les marchés d'outre-mer."

In de oorspronkelijke tekst:

"La page n° 12 est la page 4 du même document qui confirme que l'Export Policy Committee est un comité fonctionnant en dehors de la sphère d'influence de Cembureau. Le procès-verbal sous la rubrique "coopération en matière d'exportations (page 11) indique qu'il s'agit de la coopération dans les marchés d'outre-mer "aucune réglementation de la CEE ne s'opposant à de telle consultation". Le premier paragraphe de cette page indiquant qu'"un des rôles de Cembureau doit être de contribuer à l'établissement d'une concurrence saine mais réaliste entre tous les membres de Cembureau" doit se lire dans cette perspective."

In de oorspronkelijke tekst:

"l'Export Policy Committee (Comité des grands exportateurs, n.d.r.) est un Comité fonctionnant en dehors de la sphère d'influence de Cembureau."

In de oorspronkelijke tekst:

"Pages n° 1 à 3 : Ces pièces émanent de la société Blue Circle. Elles expliquent que depuis 1958 (d'après la note de Blue Circle, depuis 1972, n.d.r.), date d'entrée en vigueur du Traité de la C.E.E., Cembureau ne comprend plus de comité chargé d'une coordination quelconque en matière d'exportation. Il en découle également que Cembureau n'a rien à voir ni avec le London Club, ni avec l'E.C.E.C. (European Cement Export Committee)."

In de oorspronkelijke tekst:

"In years gone by, Cembureau ran a European Export Committee under its own wing, but with the advent of the Common Market and its clear distaste for cartels of any sort, Cembureau eventually abandoned its unwanted child, and European Cooperation in cement exports was left to an informal initiative from outside. This Michael Chapman took up, and in 1972 we saw the formation of the so-called "London Club", which had its origins in a very small informal grouping of exporters who had been meeting for some years under Michael's guidance."

In de oorspronkelijke tekst:

"3.1 Van Hove. Regolamento interno Collaborazione con Cembureau.

  • a) 
    Problema polluzione atmosferica - CEE : si è ottenuto di far ritirare l'industria cementiera dalle installazioni di grande (parola illegibile). Ci sarà un nome speciale per il cemento, con consulente greco. Il CLC potrà partecipare al gruppo di lavoro - a oggi nessuna notizia.
  • b) 
    Importazione in dumping. Situazione difficile, il danno è limitato, difficile fare ammettere il danno da misurare - nel tempo la minaccia non si è accresciuta - importazioni deboli. La Commissione non si riunisce prima della fine maggio e l'unico risultato positivo forse sarà di impedire l'archiviazione.

Bertrand - trovare delle regole del gioco tra di noi per evitare concorrenza non corretta.

Collis - Esiste un limite di dumping - (parola illegibile)

V.H. 1) Ci deve essere dumping e 2) ci deve essere un danno - è su questo secondo punto che ci si è arrestati."

In de oorspronkelijke tekst:

"Strategy against imports and the future of the Cement Industry"

"At the moment 22 million tonnes of the West European surplus is able to be channelled to overseas markets in need of the product but there is every likelihood that this figure will collapse dramatically to 15 million tonnes or less by early 1985 and under that strain it is probable that the Cembureau principle of not transhipping to internal European markets will break down.

The counter measures against imports we have taken so far are as follows.

  • 1. 
    Anti-dumping suit which if successful in 1984 may be useless in the long term if Spain joins the EEC.
  • 2. 
    Dealing and negotiating with shippers and importers; reasonably effective at the moment but risks encouraging les autres.
  • 3. 
    Threatening and cajoling Cembureau friends. Probably adequate against most large producers but unlikely to stop every source in the EEC.
  • 4. 
    Actually setting up silos in "enemy" territories. A credible and possible effective option to a limited degree, but a) will be time consuming and expensive b) may infuriate the whole target country to even greater measures thereby totally breaking the Cembureau agreement and if so BC will inevitably be the greatest loser. This also assumes that our targets will not obtain "back-door" government protection which is a very dangerous assumption in dealing with hard pressed non-oil producing latin economies.
  • 5. 
    Quality Assurance may also be a useful tool but can be complied with at relatively little cost.
  • 6. 
    Withdrawing cooperation on our Nigeria exports also carries weight but can we rely on the Nigeria economy or Coumantaros goodwill lasting forever?".

In de oorspronkelijke tekst:

"Import Threat"

"Assuming that the Cembureau policy of non-transhipment holds and our assumption that the West German imports are not going to prove profitable, there would appear to be only three major residual threats.

  • 1. 
    Bags, of bulk in 5000 tonne pneumatic vessels from East Germany
  • 2. 
    Bags, including big bags, from Poland
  • 3. 
    A large entrepreneur with a mother ship using 25.000 tonne vessels from South European Comecon ports.

There is a small residual threat of the small independent North Spaniards importing here but their tonnage, quality and organisation is limited."

In de oorspronkelijke tekst:

"il n'existe aucun "Cembureau Agreement or Principles" ni à fortiori aucun document qui contiendrait des règles d'application. Lorsque l'expression est citée dans un document, elle se réfère non pas à une quelconque pratique anti-concurrentielle, mais au respect de règles d'usage et d'éthique progressivement dégagées de la fréquentation des entreprises et de l'évolution économique dans les différents pays."

In de oorspronkelijke tekst:

"Annexe 10. Ce document n'appelle pas de commentaire particulier de la part de Cembureau. Il émane d'une société cimentière et fait allusion, sans plus, aux règles de bon voisinage encouragées par Cembureau. La référence au 'Cembureau principle of not transhipping to internal European markets' se réfère à un mode de comportement qui est souhaité par les membres, mais ne contient en lui-même aucune contrainte ni à fortiori aucune sanction. La référence à un 'Cembureau agreement', ne vise que le même principe, et renvoie à des règles 'd'usage et d'éthique progressiment dégagées de la fréquentation des entreprises et de l'évolution économique dans les différents pays' (voir réponse à la question n. 2 posée par les inspecteurs, lors de leur visite du 15 novembre 1989)."

In de oorspronkelijke tekst:

"n'était que pure 'spéculation' sur la signification d'expressions extraites de documents étrangers à Cembureau."

In de oorspronkelijke tekst:

"Secondly, the Commission refers to two internal Blue Circle memoranda written by Jeremy Reiss which refer to the "Cembureau principle of not transhipping". It is not clear what Mr. Reiss had in mind when he referred to the "Cembureau principle" or "Cembureau agreement". He may well have been using those expressions as a 'short hand' to refer to the economic facts of life that naturally limit transhipment of cement between producer countries (see chapter 2 above and volume II). Those economic facts of life would not of course apply in the same way to imports from state-aided producers able to dump cement, which was the same theme of both of Mr. Reiss memoranda (a fact that the Commisson studiously ignores in the S.O.)."

In de oorspronkelijke tekst:

"Blue Circle was originally itself a member of Cembureau together with the other individual producers in the United Kingdom. However, in 1972 the decision was taken to replace the individual members with membership on the part of their United Kingdom trade association, the Cement Makers' Federation ("the CMF"). The representation of the United Kingdom cement industry on the various committees of Cembureau was decided upon and approved by vote at meetings of the Council of the CMF. Sir John Milne was appointed to represent the United Kingdom producers as Head Delegate to Cembureau at the CMF Council meeting of 19th November 1975. Sir John's tenure lasted until 1 May 1985 when he was elected to be President of Cembureau from June 1985. He was succeded as the United Kingdom Head Delegate by Dr. Gordon Marshall whose appointment was approved by the CMF Council on 1st May 1985. Various other personal from the United Kingdom producers represented the United Kingdom on various other committees of Cembureau."

In de oorspronkelijke tekst:

"mentionne uniquement "un accord ou un principe de respect des marchés domestiques Européens", mais ne mentionne aucunement Cembureau."

In de oorspronkelijke tekst:

"Lors de la dernière réunion du Comité Exécutif, le 5 novembre, un sujet a été soulevé, lequel, selon l'avis unanime des Membres, mérite une attention toute particulière, justifiant une réunion exceptionnelle au niveau des Head-Delegates de Cembureau. Etant donnée la conjoncture de récession généralisée dans ses ventes intérieures, les transferts de ciments entre pays-membres pourront avoir des conséquences nuisibles pour notre industrie si certaines mesures appropriées ne sont pas prises à temps, comme c'est, par exemple, le cas des échanges entre la Belgique et les Pays-Bas qui seront réglés par un protocole à être publié prochainement dans le Journal Officiel de la CEE. A la demande du Président de Cembureau, Monsieur Jean Bailly, j'ai l'honneur de vous informer de la date proposée pour cette réunion, c'est-à-dire le 14 janvier de l'année prochaine, à 9.00 heures, dans les bureaux de Cembureau, à Paris. Cette réunion des Head-Delegates sera préparée et organisée par le Comité Exécutif avant la fin de l'année courante et confirmée avec l'anticipation convenable."

In de oorspronkelijke tekst:

"Réunion des Head Delegates, Paris 14.1.83. Nous préparons le projet d'ordre du jour de cette réunion qui sera discuté le 22 décembre par le Comité Exécutif. Voici un extrait de ce projet pour lequel M. Bailly souhaite recevoir vos avis en ce qui concerne la formulation du point 2 que nous voudrions rédiger de manière suffisamment explicite sans risques de susciter des réactions."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. Imports from Eastern Europe

  • 2. 
    Intra European Trade
  • A. 
    Analysis of situation
  • 1. 
    Data
  • 2. 
    Price situation - National Prices
  • 3. 
    Motivation and organisation of Crossborder Trade-Expected developments
  • B. 
    Possible measures to control intratrade
  • 1. 
    Government support against dumping
  • 2. 
    Justification of reasonable price agreements. Intervention of Liaison Committee
  • 3. 
    Studies and Seminars - Dumping, profitability
  • 4. 
    Other measures
  • 3. 
    World market conditions
  • 4. 
    Conclusions and decisions."

In de oorspronkelijke tekst:

"M. Bailly désirant mettre au point cet ordre du jour demain soir avant un long départ à l'étranger, nous espérons recevoir vos commentaires par prochain telex."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les mots suivants qui étaient repris dans votre telex de ce 17 novembre doivent disparaître de tout document officiel:"

In de oorspronkelijke tekst:

"A. - 3. . ... Organisation du commerce transfrontalier. . .

  • B. 
    - . . . Contrôle commerce intra
  • 2. 
    Justification d'accords de prix raisonnables - Intervention du Comité de Liaison."

In de oorspronkelijk tekst:

"- Price formation system - Applied theories

  • Fair Competition rules."

In de oorspronkelijke tekst:

"Je profite de l'occasion pour suggérer d'être invité comme Président du C.L.C. pour les problèmes CEE et que la Belgique puisse désigner une autre personne comme Head Delegate."

In de oorspronkelijke tekst:

"Le projet d'ordre du jour de la réunion du 14 janvier 1983 qui avait été envoyé avant la réunion est adopté sous réserve de quelques légères modifications."

In de oorspronkelijke tekst:

"2. Intra-European trade

  • A. 
    Analysis of situation

(i) Data

(ii) Price situation - national prices

(iii) Motivation and nature of trade - Expected developments

  • B. 
    Possible ways to maintain fair trading

e.g. - Government support against dumping

  • Price formation systems
  • Applied theories
  • Fair competition rules
  • Studies and seminars
  • Dumping, profitability."

In de oorspronkelijke tekst:

"Il est utile de rappeler succinctement les circonstances qui sont à la base de notre réunion:

  • D'une part, M. Heiberg a soulevé au sein du Groupe de Coordination qu'il préside la question du niveau des prix à l'exportation hors Cembureau et des dangers réels ou potentiels qui pourraient en résulter. Le Groupe de Coordination a reconnu unanimement l'importance de ce problème et a recommandé sa prise en considération urgente par le Comité Exécutif.
  • D'autre part, nos collègues irlandais se sont adressés à moi pour exposer les dangers qui menacent leur marché intérieur et ont sollicité mon assistance.

C'est l'origine des 2 premiers points de notre ordre du jour:

  • Importations de l'Est
  • Echanges entre membres
  • A sa réunion du 5 novembre le Comité Exécutif a pris connaissance de cette démarché irlandaise et de la recommandation du Groupe de Coordination. Il a pris conscience de l'extrême importance de ces questions et a aussitôt décidé de mettre sur pied une rencontre des Chefs de Délégation et a même consacré une réunion spéciale le 22 décembre pour l'organiser dans les meilleures conditions.

Ceci vous explique pourquoi j'ai cru utile d'inviter en outre aujourd'hui les membres du Comité Exécutif qui ne sont pas Chefs de Délégation.

Je voudrais maintenant préciser très clairement le but et la portée de nos discussions:

  • Il s'agit d'abord de présenter, avec votre aide et en toute clarté, les données dont nous disposons dans les trois domaines considérés.
  • Nous serons ainsi en mesure d'apprécier les risques pouvant résulter d'un accroissement de certaines importations conjointement avec une réduction marquée du niveau de certains prix, cela avant que ce phénomène n'ait eu le temps de s'étendre en volume et en gravité.
  • Notre objectif n'est évidemment pas de prendre ici des décisions de caractère collectif, ni de porter un jugement sur l'état de choses constaté, ni de jouer un rôle d'arbitrage, mais toujours avec votre aide d'évoquer des solutions possibles susceptibles de tempérer l'évolution des marchés et de proposer, au moins sur le plan des principes, certaines règles du jeu que nous avons tous intérêt à respecter.
  • Ce que nous attendons ensuite de vous tous, c'est que ces échanges de vue vous encouragent à répandre autour de vous des paroles de sagesse et que s'organisent, chaque fois que nécessaire, des dialogues bi- ou multi-latéraux dans chaque cas d'espèce.
  • Le rôle de Cembureau se limitera à ce moment à vous prêter toute assistance particulièrement au niveau de la documentation nécessaire.

Nous allons maintenant passer à l'examen des 3 chapitres de l'ordre du jour que les Directeurs de Cembureau et moi-même vont introduire et animer.

Il est presque inutile de vous dire qu'il n'y aura pas de compte-rendu de nos débats.

Nous envisageons d'achever la réunion vers 13h00 ou même 13h30 et un lunch a été prévu pour ceux qui le désirent (demander le nombre de participants).

Si quelques uns d'entre vous souhaitaient prolonger des discussions en petits groupes, les locaux de Cembureau sont évidemment à leur entière disposition."

In de oorspronkelijke tekst:

"II Echanges inter- Cembureau.

11h00 - Présentation par M. Dutron de la documentation distribuée relative aux importations et au niveau des prix.

  • Contribution de M. Dempsey sur la situation particulière de son pays qui est en partie à l'origine de la réunion.

11h15 - A. Analyse de la situation

Tour de table

11h45 - B. Inventaire des moyens disponibles

Intervention de M. Van Hove sur les systèmes de formation des prix

Intervention de M. Schrafl sur les études en matière de dumping et de rentabilité [. . .] "13h15./.13h30 - Clôture de la réunion qui ne donnera pas lieu à procès-verbal."

In de oorspronkelijke tekst:

"Cette partie de la réunion est conduite par M. Bailly.

  • Présentation d'un commentaire sur le tableau résumant la situation en matière de prix:

Les niveaux de prix indiqués sont approximatifs mais néanmoins significatifs.

En règle générale, les prix sont ex-works, sauf pour l'Autriche et la Grande-et dans une moindre mesure la Belgique et les Pays-Bas.

L'écart entre extrêmes qui reste de 1 à 2 constitue inévitablement une tentation.

Il est donc souhaitable de réduire progressivement cet écart, essentiellement en augmentant les prix les plus bas (2/3 de la production sont vendus à moins de 50$, c'est-à-dire bien en-dessous des prix intérieurs japonais et américains) et en même temps par une modération de l'évolution des prix élevés.

  • Présentation d'un commentaire sur le tableau indiquant les importations et exportations des pays-membres.

Pour rappel, les discussions ne portent pas sur le commerce inter-états de caractère traditionnel, voire structurel tel que c'est le cas par exemple pour les exportations d'Allemagne et de Belgique vers les Pays-Bas.

Les points chauds sont toujours:

  • Les exportations de l'Allemagne vers la Grande-Bretagne et l'Irlande.
  • Les exportations de la France vers l'Allemagne.
  • Les exportations de l'Espagne vers l'Irlande et la Grande-Bretagne.

On peut y ajouter un point chaud nouvellement mentionné, à savoir les exportations de l'Italie vers la Suisse.

  • Solliciter ensuite les interventions des participants au cours d'un tour de table."

In de oorspronkelijke tekst:

"Le tableau indiquant l'ordre de grandeur des prix du ciment (en principe départ usine) dans les pays-membres ainsi qu'au Japon et aux USA soulève un certain nombre d'observations:

  • Royaume-Uni:

Si le client avait la possibilité de prendre livraison du ciment à l'usine, le prix en vrac serait environ de 54$ par déduction des frais de distribution qui représentent 17 à 18% du prix de vente à la charge de l'industrie cimentière.

  • Suède:

Le prix départ usine devrait être inférieur d'environ 20% à la valeur indiquée.

  • Finlande:

La teneur en clinker du ciment finlandais étant d'au moins 85%, il serait peut-être préférable de placer la Finlande dans la colonne "p" du Portland pur.

Conclusions:

Bien que les données rassemblées ne soient pas parfaitement comparables eu égard aux différences en matière de quotation des prix, il a été convenu que la présentation visuelle de la gamme des prix était un moyen efficace de mettre en relief les causes potentielles de conflit qui existent.

Une plus large circulation d'un tel document serait toutefois inopportune vu le risque d'interprétations erronées auxquelles elle pourrait conduire. De plus, les effets de modifications importantes dans les taux de change n'apparaissent pas.

Si l'on voulait affiner ces données en indiquant les prix pratiqués par les sociétés cimentières plutôt que les prix officiels communiqués par les Membres, cela pourrait être considéré comme contraire aux réglementations du Marché commun.

La discussion porte ensuite sur le tableau contenant toutes les informations statistiques pour 1983 et notamment les mouvements commerciaux entre les pays-membres. Il donne lieu aux commentaires suivants:

  • Belgique:

L'attention est attirée sur le fait que, si effectivement une partie des exportations de ciment de l'Allemagne vers les Pays-Bas ont un caractère structurel et traditionnel, il s'y ajoute depuis plusieurs années des exportations "sauvages" complémentaires vers les Pays-Bas et la Belgique. Les discussions précédentes entre Chefs de Délégation n'ayant pas modifié cet état de choses, il est estimé inutile de tenir un pareil débat au sein de Cembureau.

Le Président rappelle que la tenue de la présente réunion a été décidée sans aucune opposition lors de la dernière réunion du Comité Exécutif et sollicite l'avis des autres membres.

  • Espagne:

La poursuite d'échanges de vues sur ce sujet est impérative, faute de quoi l'Espagne serait prête à quitter Cembureau.

  • Royaume-Uni:

Si l'on ne parvenait plus à traiter à ce niveau un tel problème, l'avenir de Cembureau est en cause.

  • Suisse:

On doit pouvoir discuter ici de ces problèmes et il est signalé dans ce contexte que le différend entre la Suisse et l'Italie est en voie de trouver une solution.

  • Irlande:

Etant le pays qui a provoqué de pareilles discussions, l'Irlande a le devoir de demander la poursuite de ces discussions car elles ont été d'une grande utilité pour apaiser la situation en Irlande.

  • Italie:

Cembureau doit être un forum où les industriels doivent pouvoir prendre pleinement conscience des problèmes vitaux.

Conclusions:

La pression due au commerce inter-membres s'est affaiblie nettement grâce à l'amélioration des contacts bilatéraux. Les quantités exportées sont plutôt en diminution mais il reste la menace en provenance des outsiders."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. East European imports

  • Situation and forecast
  • Activities of traders
  • Anti-dumping complaints and measures.
  • 2. 
    World market developments
  • Progress in co-operation between European producers.
  • Possible effect of East European cement on world markets.
  • Far Eastern developments."

Het desbetreffende akkoord werd op 16 oktober 1984 ondertekend (doc. 33126/19261-19284) door vier Spaanse en drie Griekse ondernemingen.

De partijen bij het akkoord zijn de oprichting van een "Cement Marketing Association" en de toekenning van quota voor hun uitvoer buiten Europa overeengekomen. Dit akkoord had geldig moeten zijn tot eind 1986. Het schijnt echter dat het akkoord slechts gedeeltelijk is toegepast doordat enkele van de partijen die hadden toegezegd bankgaranties te verstrekken deze toezegging niet konden nakomen. Dezelfde partijen hebben op 6 februari 1986 in Londen een ander akkoord getekend, dat geldig is van 1 januari 1986 tot en met 31 december 1987, waarvoor dezelfde regels gelden als voor de "Cement Marketing Association", en waarvan de tenuitvoerlegging afhankelijk was van het verstrekken van bankgaranties (doc. 19295-19310). Over de uitvoering van dit laatste akkoord is niets bekend.

In de oorspronkelijke tekst:

"East European imports

. . . . . . . . . .

World market developments

Situation

. . . . . . . . . .

Greek/Spanish Agreement

This is unanimously considered as the basic criterion if better export prices are to be achieved, and the risk of a destabilisation in Europe avoided. Negotiations have been proceeding for several months between four Spanish and three Greek companies, though the mechanism of the discussions were not described. Some results have been achieved, but there has been no effect so far on prices. Discussions have already been held also with Japan and Korea. The general sentiment, however, is that the main problem is to achieve a firm understanding between the major European exporters.

East European cement on world markets

. . . . . . . . . .

Traders

. . . . . . . . . .

General conclusions

The situation was serious and export prices damagingly low. There was surplus capacity both in West Europe and the Far East, which had to be used in responsible manner.

The Greek and Spanish cement industries were to be congratulated on their efforts to reach understanding, and other Member countries were prepared, if requested, to support fully their endeavours. Small quantities expected by other countries would not disturb the market if mutual confidence prevailed."

In de oorspronkelijke tekst:

"Plusieurs sujets ont été abordés:

  • 1. 
    Le Sud de la France

Emanuel a compris (suite à l'entrevue avec G. Liduena) qu'il avait trois possibilités:

  • Faire une usine à clinker près de l'eau
  • Faire une station de broyage
  • Fermer l'usine. Négocier le marché. Réalisation d'une Société pour fournir, soit à partir de La Malle, soit à partir de Robilante, soit à partir d'import (La Grèce par exemple).

Je lui ai affirmé qu'il n'y avait pas d'urgence car nous avions devant nous 15 à 20 ans de réserves. Le problème se situe principalement au niveau du permis d'exploitation.

La position de Buzzi:

  • Le marché appartient à Ciments Lafarge.
  • Aucun souhait de venir sur la Côte d'Azur pour perturber le marché.

Ils ont seulement 2 ou 3 clients depuis vingt ans.

  • La guerre est inutile.
  • Il faut faire des accords pour éviter des conflits.
  • Prêts à regarder une affaire en commun."

In de oorspronkelijke tekst:

"En réponse au telex de ce jour, ci-joints nos barêmes de prix ciment sac et vrac au départ des usines. Le calendrier de révisions des prix n'est pas décidé à ce jour. Une hausse moyenne de 1% à 1,5% sur l'année en cours est envisagée."

In de oorspronkelijke tekst:

"Ci giungono richieste di forniture cemento, oltre che da Nizza, anche da Tolone. Abbiamo già dato risposta negativa a tutte e intendiamo continuare a farlo. Sappiamo che recentemente i Vs/prezzi sono aumentati. Gradiremmo conoscere: i prezzi, franco fabbrica, per merce sfusa e in sacchi, qual è stata la percentuale di aumento. Se ci sono previsioni di altri aumenti nell'anno. I nostri prezzi, dal marzo 1986, sono: (illegibile) Lire/tonn. (illegibile) franco fabbrica. (illegibile) Lire/tonn. 81.EPP Franco fabbrica (illegibile).

La percentuale di aumento è stata del 4,5 per cento circa. Prevediamo/speriamo altro aumento settembre 3 per cento."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. Os presentes, que se podem considerar os representantes da indústria de produção de cimento de Espanha e de Portugal, manifestaram a sua adesão inequÍvoca ao princÍpio de que não deverão haver movimentos de cimento de Espanha para Portugal e de Portugal para Espanha, a não ser que sejam solicitados e controlados pelas indústrias cimenteiras de cada um dos paÍses.

  • 2. 
    TodavÍa, reconheceram que esta posição de acordo inequÍvoca não evita que haja intervenção de "terceiros", (Distribuidores, Retalhistas, Consumidores, Camionistas, etc.), que possam pôr em causa as intenções das duas partes, sem que as mesmas possam exercer um controle efectivo.

No caso de ocorrência destas situações, as duas partes deverão proceder a uma troca de informações completamente aberta a fim de se tentar encontrar uma solução para o problema."

In de oorspronkelijke tekst:

"El Sr. Bordado me cita que los Presidentes de las compañias cementeras portuguesas se reunieron en Oficemen con sus homólogos españoles en el pasado mes de diciembre, llegando a la decisión de que ninguno de los paÍses exportarÍa al otro.

Me confirma que SECIL está firmemente dispuesto a cumplir con esto compromiso. Me indica que CIMPOR ultimamente ha tenido muchas solicitudes para exportar a España por la zona de Extremadura, que han supuesto una tentación para CIMPOR pero hasta el momento ha desistido, al valorar finalmente el perjudicio que poderÍa suponer para las compañias cementeras de ambos paÍses la adopción de esa decisión."

In de oorspronkelijke tekst:

"If exports to Spain cannot (be) even considered due to the bilateral agreement between Spanish and Portuguese producers, okay but please let us know your possibilities for other markets."

In de oorspronkelijke tekst:

"1° Historique"

Le point de départ de cette affaire est historiquement le rattachement économique à la R.F.A. de la Sarre en 1959.

Après le second conflit mondial, la Sarre administrativement autonome (1947) fut rattachée économiquement à la France avant de faire retour à la R.F.A. le 1.1.1957. La réintégration économique n'eut lieu en fait qu'en 1959. Pendant la période 1947-1959, les fournitures de ciment furent effectuées - par répartition délibérée - par le canal des sidérurgistes français (Thionville et Hagondange) et allemands.

Les livraisons se faisaient donc jusqu'à ces dernières années dans la relation suivante:

  • S.C.F. = 120 000 Tonnes/an par le canal de Saarlaendische Zement-Gesellschaft (affiliée à S.C.F.).
  • Cedest = 90 000 Tonnes/an.
  • Producteurs allemands (Dyckerhoff au départ de l'usine de Gommel et Heidelberger) = 250 000 Tonnes/an.

La Sarre - qui a un taux de consommation de 0,430 T. par habitant dispose d'une population de 1 200 000 personnes environ.

Cette situation reconnue de tous a été profondément amendée il y a environ 5 ans par Cedest qui, non content d'approvisionner le marché sarrois, s'est adjugé pour une part annuelle d'environ 100 à 120 OOO Tonnes/an toute une couche d'utilisateurs allemands. Cette novation a engendré des protestations véhémentes des producteurs allemands qui las des discussions stériles ont pris l'initiative en envahissant l'Est de la France de transporter ce manque à gagner sur le marché français en visant particulièrement la clientèle Cedest.

A cela il y a lieu d'ajouter le fait que le producteur allemand Woessingen (Participation Lafarge de 34%) a pendant le même temps entrepris de fournir Readymix à Schoeneck jusqu'alors approvisionné par S.C.F.

Un climat de tension très grave s'est donc installé entre Cedest et S.C.F. qui se trouve être accru par la bataille que se livrent ces deux concurrents dans le Bas-Rhin et en Moselle.

2° Conséquences

En dépit de la dévaluation du Franc français et des mesures de blocage de prix (11.06.1982), les producteurs allemands ont pris l'initiative d'intensifier leur action dans l'Est.

En plus des quatre négociants bas-rhinois, les approvisionnements d'un très important négociant - bétonnier de Sarreguemines inféodé à Cedest Angernmuller - sont désormais assurés par Heidelberger.

Cette situation circonscrite au Bas-Rhin et à la Moselle - si elle venait à s'étendre à la Meurthe et Moselle ou aux Vosges - aurait des conséquences particulièrement graves dans un marché en pleine récession.

De surcroit Cedest fait en sorte de pourrir le climat ce qui ne peut que déboucher sur une situation conflictuelle - qui risque de faire tache d'huile à un moment où nous tentons de valoriser nos tonnes.

Le problème demeure toutefois entier pour ce qui concerne les tonnes prises sur le marché français par les producteurs allemands - du fait de l'attitude de Cedest."

In de oorspronkelijke tekst:

"Gr 1) Rappel histoire" et évoque les relations Cedest-Allemagne du Sud, "la règle du jeu" en Sarre qui avait eu comme résultat le relèvement de prix de 15 DM, la violation de cette règle vers 1970 par la Thionvillaise, la réaction de l'Association allemande, les pourparlers avec le Syndicat Français.

[. . .] "2) W - Nous avons clairement exprimé l'avis que chacun doit rester dans ses frontières. Expansionisme ou supposons 500 000 T./an point départ passé à 600 000. On parle de l'agrandissement du four Rohmuehle 2 500 T./jour . Impression défavorable de L. à cause de W. Jeu devrait être joindre les 2 affaires. Ne pas traiter les choses séparément 268 000 T. il y a 12/14 ans.

BC - deux problèmes très différents.

  • 1) 
    Relations entre les industries des pays voisins
  • 2) 
    Participations d'une société dans un autre pays
  • 1) 
    Principe home market OK. Mais est-ce facile à respecter - En Belgique?

Peut-être à remettre en cause au niveau des frontières mais pas sans accord.

Face à Cedest, nous sommes où? Actionnaires à 25% de Cedest . pas minorité de blocage (1/3) même pour les grandes décisions. Groupe pas seulement ciment CGIP même ordre d'importance que Lafarge (10 Mia).

Période relativement difficile. Cedest a voulu faire éclater le système français. Relations aujourd'hui avec Cedest. Notre pouvoir s'arrête à la frontière des intérêts de Cedest ou maison mère.

HB en Champagnolle n'a pas pu maîtriser avec 40%.

Responsabilité de l'industrie Cimentière dans exportations/ Cedest.

Industrie (Syndicat) et particulièrement Lafarge a exercé tout son poids lorsque:

concurrence sauvage (Kerpen)

laitier moulu dangereux pour mélanges.

Où en sont les droits de Cedest puisque cela dure depuis 10 ans?

Renard dit qu'il dépend de W et de L.

A qui devons-nous nous adresser au-dessus de lui. Cedest doit comprendre que le tonnage doit être ramené à sa base ou un équilibre des exportations mutuelles mais pas à sens unique.

  • H. 
    Nous avons dit ne pas accepter, constamment depuis 1980 dans des conversations avec collègues français Cedest (81).

Nous avons compté sur nos collègues français pour solutions.

L'autre branche de l'alternative était RMC impossible donc finalement, contre nos principes fondamentaux nous allons en France.

BC réjette la balle aux Ciments Français.

CF nous savons que son influence sur Cedest est inférieure à celle de L. En plus prix de fourniture à RMC sont inférieurs prix français.

Comment reconnaît-on la référence valable le droit à la fourniture?

BC - W Concentration pas arrivée à son terme.

Allem. important en Europe. Même principe qu'en Amérique du Nord. Sentiment désagréable (illisible) présence. Harmonie. Pas d'agressivité. [. . .]

La plus grande surcapacité est en Westphalie. Mais surcapacité un peu partout et cela crée des percées vers les régions et les pays voisins. Donc nous croyons être en assez bonnes relations avec L. pour dire: ne venez pas en W.;

Westphalie: Wuelfr, RMC Hoesch, Dyckerhoff ou combinaison des 2, Sebel Soehne doit fermer.

Gr Nous sommes tout disposés à vous voir participer lorsque nous serons sûrs que vous accepterez les règles du jeu mais nous n'en sommes pas encore là. Les chiffres publiés par le Verband pour marché domestique sont exacts à moins de 1%.

Gr considère que W est agressif.

  • W offre 3 à 5 DM. de moins que les gros à Karlsruhe
  • W ne fournit pas ses chiffres, n'est pas d'accord pour fixer une part de marché.

Nous avons capacité 700 000 T. clinker: on l'a fait.

On construit un row-mill pour renouveler et pas pour une sensible augmentation de capacité.

W = 337 000 en 72 et nous croyons que c'est un chiffre raisonnable.

76 . 81 RFA 10%

BW 9,2

donc W aussi Rep. à peu près.

Acte inamical de n'importe quelle source l'arrivée en Westphalie sans nous en parler.

Aussi longtemps que: - on n'a pas les chiffres

  • on ne voit que l'abaissement des prix
  • on voit des investissements
  • on ne donne pas un accord sur partage

nous ne pouvons que réagir avec une certaine méfiance.

Vous nous dites . . . vous n'avez qu'à nous croire. La réponse est simple: voici nos chiffres.

  • H. 
    Moyenne utilisation est 60%. C'est une situation très favorable.

BC estime que le niveau de confiance demandé au départ par L. n'est pas inférieur à celui que vous devriez avoir --- 1 membre Verband. Mais de notre côté nous estimons qu'il n'est pas anormal de demander une ouverture."

In de oorspronkelijke tekst:

"Und da wir unsere Gedanken offen austauschen, moechte ich heute auch sagen, dass nach unserer Meinung ein echtes Zusammenspiel positive Auswirkungen bringen koennte, sowohl bezueglich Ihrer Mehrheitsbeteiligung Woessingen; aber auch insbesondere bezueglich Cedest. Hier muessten sich bei positiver Grundeinstellung aller Beteiligten die bestehenden Probleme loesen lassen, dies in Anbetracht der personellen Zusammensetzung der Verwaltungsraete von Cedest und Lafarge."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. Pas de réunion générale, mais un indispensable entretien de Dyckerhoff (avec ou sans Heidelberger) avec le Président de Cedest avant toute autre réunion. 2. Une réunion des producteurs allemands touchés, après cet entretien, en quelque sorte pour partager les sacrifices si un accord a été conclu."

Lafarge controleert Woessingen, waarin Cedest een minderheidsdeelneming heeft; Lafarge heeft ook een deelneming van 25% in Cedest. Met het oog op deze omstandigheden is Dyckerhoff van mening dat Lafarge de gedragingen van Cedest en Woessingen kan beïnvloeden en dat Woessingen en Cedest dus één economische eenheid vormen of deel uitmaken van hetzelfde concern.

In de oorspronkelijke tekst:

"1. M. Seillière a, pour la première fois, sorti les chiffres suivants (export en RFA, Sarre exclue): 1981: 108 000 T. Ciment essentiellement HDZ; 10 mois 1982: 95 000 T. Ciment essentiellement HDZ. Il serait remonté loin dans les années passées avec des indications pour ciment et clinker (10 ans mais précision? --- voir document écrit par Renard).

  • 2. 
    Le même a signalé avoir vendu cette année 9 000 T. de clinker à Woessingen (ce qui ne fait pas plaisir à K.
  • 3. 
    Cedest a réaffirmé sa volonté de ne vendre en RFA qu'à RMC . . . et à PZW. Elle serait aussi d'accord pour adapter, dans l'avenir, ses fournitures en RFA (toujours Sarre exclue) à l'évolution des expéditions dans ce pays, à la baisse comme à la hausse.
  • 4. 
    Seillière a déclaré être prêt à se retirer des zones de PZW à la condition évidente de reporter ses tonnages plus au Nord. A quoi Gruner aurait rétorqué que PZW devrait céder à D un tonnage équivalent à celui qu'abandonnerait Cedest dans zones Karlsruhe et Mannheim/Ludwigshafen. Réponse de Cedest: cela ce n'est plus notre affaire. [K réagit évidemment en considérant que le jeu de Cedest n'est pas celui d'un associé correct, puisqu'en ayant l'air de céder d'un côté, il nous "dénonce" auprès de D].

Indépendamment de ce qu'a rapporté K. je compte demander à Renard des nouvelles en suite à notre réunion du 28.10 dont je vous ai transmis un rapport détaillé."

In de oorspronkelijke tekst:

"Point 7. Il s'agit en fait des ventes de Cedest en Allemagne et de DYZ en France (demande de M. Gruner). Point 8. Il y a accord de DYZ sur la reprise des réunions franco-allemandes qui, d'après DYZ, est apparemment subordonnée à des questions de préséance."

In de oorspronkelijke tekst:

"6. DYZ a confirmé que des conversations étaient prêtes à aboutir avec CL pour assurer à DYZ un quota de broyage de 100 000 T. sur les installations de broyage de CL et pour des livraisons de ciment dans la région de Trèves et dans l'Eifel. A priori ces tonnes n'iront pas en Sarre, sauf s'il y avait un avantage économique certain par rapport à l'usine de Goellheim qui livre actuellement la Sarre. Ces tonnes n'iront jamais en France.

  • 7. 
    DYZ indique ses difficultés sur le marché allemand à la suite de l'agressivité commerciale de Cedest sur ce marché et fait part de son action et de ses projets pour faire face à cette concurrence."

Zoals in paragraaf 19b) is gezegd, behoort tot de "kritieke punten" die op de vergadering van de delegatiehoofden van 19 maart 1984 zijn genoemd, "de uitvoer van Frankrijk naar Duitsland".

In de oorspronkelijke tekst:

"The second problem concerns the future. Ted Brenke expressed during our last meeting the opinion that, if we were to renew our agreement, there would be a demande from the German side that the gap existing since 1984 between French and German deliveries be reduced. I told him that, if this demand were to be maintained, I saw very little hope in our reaching a further agreement. As you remember, there was no logical and, even less, ethical justification for this gap, which was not, in fact, the result of bilateral discussion between French and German interests, but resulted from a far more complicated pattern of discussion which included conflicts between the French parties, and would probably have included conflicts in the German side, had we not agreed then to leave Woessingen aside for the time being. I do not believe we can have so many people agree on something new unless they are under pressure, and the very purpose of a renewal is not to let such a pressure develop.

I should like to have your reaction on these two questions. We shall, I hope, see each other in Paris at the end of october, but I also have an appointment with Ted Brenke and Juergen Lose on the 15th of October, and if you could call me before then, I would appreciate it".

In de oorspronkelijke tekst:

"am 11.10. - Gespraech

  • a) 
    der Schiedsrichterfunktion im Prinzip zugestimmt.
  • b) 
    der Mengenrelation nicht, offiziell nach Paris erst ansprechen".

In de oorspronkelijke tekst:

"Aktennotiz an Herrn Brenke.

Ich hatte ein Gespraech mit Herrn Laplace verabredet, um gemeinsam mit ihm, bevor er sein Mandat fuer die franzoesische Zementindustrie niederlegt, die bekannten offenen Fragen zu besprechen. Sie werden ihm zusammen mit der Cembureau-Delegation, die nach Russland reist, begegnen. Ich wuerde mich gerne vorher mit Ihnen ueber den Inhalt des zu fuehrenden Gespraeches abstimmen. Anlage"

De in dit punt beschreven feiten worden niet tegen de betrokken ondernemingen gebruikt. Zij worden alleen genoemd om een overzicht te geven van alle tussen de verschillende marktdeelnemers bestaande betrekkingen.

Het bovengenoemde contract en de overeenkomsten met betrekking tot Intermoselle zijn aangemeld bij de Commissie die, per brief van 29 november 1974, heeft medegedeeld op grond van de mededingingsregels geen bezwaar daartegen te hebben.

In de oorspronkelijke tekst:

"Si toutefois, en tendance, on apprécie que cet écart diminue à partir de 1986, on constatera que c'est parce que les livraisons allemandes en France augmentent sur cette période, et là encore il y a des explications logiques: en effet

  • Le marché régional français a été en plus forte expansion que le marché allemand sur la période 1986-1988: + 11% contre + 4%.

Le marché français a donc été plus attractif pour les usines allemandes.

  • En plus, les prix français ont été plus attractifs que les prix allemands à partir de 1986. L'évolution de l'écart de livraison de ciment entre la France et l'Allemagne s'explique donc parfaitement".

In de oorspronkelijke tekst:

"Ohne die Mengen, die bereits unter Saarland erfasst sind."

PB nr. L 22 van 26.1.1972, blz. 16.

PB nr. L 303 van 31.12.1972, blz. 7. Uit deze beschikking blijkt dat de NCA-overeenkomst in de volgende leveringsquota voorzag: + 62,5% voor de Nederlandse industrie indien het verbruik 2 000 000 ton bereikt, ± 20% voor de Belgische en ± 14,5% voor de Duitse industrie.

In de oorspronkelijke tekst:

"2. STR. - Ciment gris - Stratégie Marchés BEL NDL - RFA (Nord-Rheinland).

  • 21. 
    Document examiné: dossier manuscrit établi par le Département STR et daté du 27 août 1982.
  • 22. 
    Discussions et conclusions
  • Constatations basées sur comparaison 1er sem. 1982 / 1er sem. 1981.
  • Marché NDL: recul de la part de marché du NCH; légère augmentation de la part de marché du non NCH.
  • Marché N. Rheinland: léger recul de l'industrie belgo-néerlandaise.
  • La diminution des livraisons de l'industrie allemande en BEL NDL et N. Rheinland provient en ordre principal de la baisse de la consommation de ciment.
  • Dans la perspective de l'introduction du BPS, il faudrait que les cimentiers allemands augmentent les prix pratiqués actuellement de 8 à 10 DM pour arriver à un équilibre de parts de marché que CBR-ENCI pourrait considérer comme acceptable. La répartition des parts de marché se situerait à mi-chemin entre l'ancien NCA et la situation actuelle."

[. . .] In de oorspronkelijke tekst:

"Belgique - L'attention est attirée sur le fait que, si effectivement une partie des exportations de ciment d'Allemagne vers les Pays-Bas ont un caractère structurel et traditionnel, il s'y ajoute depuis plusieurs années des exportations "sauvages" complémentaires vers les Pays-Bas et la Belgique. Les discussions précédentes entre Chefs de Délégation n'ayant pas modifié cet état de choses, il est estimé inutile de tenir un pareil débat au sein de Cembureau.

Le Président rappelle que la tenue de la présente réunion a été décidée sans aucune opposition lors de la dernière réunion du Comité Exécutif et sollicite l'avis des autres membres. . .".

Op het moment van toetreding tot de Gemeenschappen ontving de Griekse bedrijfstak veel staatssteun. In haar Beschikking C/85/1344 van 13 augustus 1985 verklaarde de Commissie bepaalde Griekse steunmaatregelen in de vorm van vergoedingen voor de uitvoer onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Gezien de Griekse betalingsbalanspositie stemde de Commissie met haar Beschikking 85/594/EEG (PB nr. L 373 van 31.12.1985, blz. 9) echter ermee in dat deze vergoedingen werden gehandhaafd tot 31 december 1986. Opnieuw om rekening te houden met de economische situatie in Griekenland, wijzigde de Commissie in haar Beschikking 86/614/EEG (PB nr. L 357 van 18.12.1986, blz. 28) haar Beschikking 85/594/EEG en stond Griekenland toe deze steun geleidelijk in vier fasen af te schaffen, waarbij de laatste fase in 1990 moest plaatsvinden. De Commissie verklaarde steunverlening door Griekenland in de vorm van rentesubsidies eveneens onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt (Beschikking 86/187/EEG, PB nr.L 136 van 23.5.1986, blz. 61).

Het voorgaande vond plaats in de periode dat de "European Task Force" operationeel was. Wat de volgende periode betreft, moet vermeld worden dat de Commissie in augustus 1991 (PB nr. C 1 van 4.1.1992, blz. 4) de procedure beëindigde die in 1988 tegen Griekenland was ingeleid wegens steun aan de onderneming Heracles en dat zij in haar Beschikking 91/144/EEG (PB nr. L 73 van 20.3.1991, blz. 27) steunverlening aan de onderneming Halkis onverenigbaar verklaarde met de gemeenschappelijke markt.

In de oorspronkelijke tekst:

"Cembureau Task Force. I was approached on two occasions to try to make sure that the Cembureau Task Force continues in operation as a means of keeping up our pressure on the Greeks. Scancem were particularly anxious and felt that as 80% of the Cement to the USA is handled by four European Organisations - Blue Circle, Lafarge, Holderbank and Scancem - some pressure could be brought to bear on the Greeks."

Vanaf zijn oprichting heeft de ETF zich twee doelen gesteld: de nationale en communautaire autoriteiten bewust te maken van de gevolgen van de uitvoer van Griekse cement tegen lage prijzen op de verschillende markten; en het treffen van maatregelen om de Griekse uitvoer naar West-Europa te verhinderen of te bemoeilijken. Het gaat hier om de maatregelen die verder gaan dan de bewustmaking van en/of de druk op de nationale en communautaire autoriteiten die in deze uiteenzetting nader bezien worden.

In de oorspronkelijke tekst:

"Cooperation between the Common Market/Western European Producers is essential for the stability of the European Cement Industry in view of the threat posed by certain countries who disrupt by exporting surplus tonnage. Furthermore the presence of idle floating silos constitutes an additional destabilizing effect. The strategies developed below reflect a response based on solidarity and the obstacles to be overcome. A "stick" and "carrot" approach has been adopted separating short term punitive and supportive measures for immediate implementation from those solutions involving political and structural changes in the relevant destabilizing cement industry. It is believed that if the destabilizing cement industry is to be "persuaded" to cooperate, then it will be essential for other (leading) European Producers to demonstrate a strong and united approach. Clearly the current situation constitutes a threat to the whole of Europe and not only to the countries under immediate attack."

In de oorspronkelijke tekst:

"Per quanto riguarda la riunione di Stoccolma, l'Ing. G. Pesenti ricorda di avervi partecipato, a margine di una riunione di Cembureau, con i rappresentanti di vari altri produttori europei."

In de oorspronkelijke tekst:

"La décision de constituer la Joint Trading Company a été adoptée par les Head Delegates de huit pays, dont la Belgique, lors de la réunion à Stockholm le 9 juin 1986."

In de oorspronkelijke tekst:

"à ces réunions de Head Delegates tenait à son rôle au Syndicat et au Comité de Liaison."

In de oorspronkelijke tekst:

"ETF's purpose is to evaluate measures to eliminate imports to Western Europe, presently imports from Greece. ETF shall recommend measures to the Head Delegates for decisions."

De Commissie had in haar mededeling van 25 november 1991 (punt 19, onder a en c, en punt 61 onder h, ii en ii,i) de druk die op Bouri en diens crediteuren en op RMC werd uitgeoefend nog steeds als punten van bezwaar aangemerkt. Deze punten van bezwaar zijn evenwel niet in de onderhavige beschikking overgenomen.

Het gegeven 5 132 000 ton betreffende het verbruik in Nederland dat te vinden is in de publikatie van Cembureau "European Annual Review" nr. 11/1988-1989, is duidelijk onjuist. Cembureau zelf beweert in de over 1989 gepubliceerde gegevens (Cembureau EL/25/051/1990) waarin het verbruik in 1989 in Nederland van 5 753 000 ton vergeleken wordt met dat van 1988, dat er een variatie van + 1% bestaat. Het is duidelijk dat de verhouding tussen 5 753 000 en 5 132 000 een veel hoger percentage geeft dan 1%, terwijl de verhouding tussen 5.753.000 en 5 700 000 een percentage van 1% benadert.

[. . .] In de oorspronkelijke tekst:

"The company can be put immediately into operation either for "stick" or "carrot" measures."

In de oorspronkelijke tekst:

"La société a pour objet de faire le commerce international de matériaux de construction ainsi que de prendre des participations dans des entreprises étrangères faisant le commerce de matériaux de construction. D'une manière générale, la société peut faire toutes opérations et assurer toutes fonctions, tant pour son compte que pour le compte de tiers, qui ont un rapport direct ou indirect avec son but."

Telex-bericht van Blue Circle aan Cementia op 7 oktober 1987: "Further to our conversation I confirm the funds which were advanced towards the end of last year and which are noted in the BCO AG accounts as being in anticipation of a capital subscription in Interciment should be reclassified as a contribution towards market research expenses and should have been written off last year. I would be grateful if the accounts of BCO AG could be corrected for this as soon as possible."

Volgens Blue Circle (zie voetnoot 55, punt 4.158, van het antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar): "Cementia (now owned by Lafarge but then independent) performed a company secretarial and administrative function for Blue Circle's Swiss subsidiary BCO AG whose purpose was to hold Blue Circle's 50% shareholding in Marinecement, a 50/50 Blue Circle/Cementia Joint Venture."

In de oorspronkelijke tekst:

"Outre Holderbank, un seul autre membre de la "European Task Force" a souscrit et libéré ses actions. (Un autre membre a payé le montant correspondant mais n'est jamais devenu actionnaire effectif. Le membre en question préféra demander la postposition sine die de la transmission des actions aux porteurs et par après ne réclama jamais, apparemment par manque d'intérêt, une telle transmission. C'est pourquoi, et au vu des montants en jeu relativement peu importants, aucune restitution n'a eu lieu jusqu'à ce jour). Aucun document ne fut établi à ce sujet; la preuve peut en être déduite du libellé du document communiqué en réponse à la question 7/e De plus, Holderbank a, depuis un certain temps déjà, racheté toutes les actions et est donc seul actionnaire d'Interciment S.A., société n'ayant jusqu'à ce jour aucune activité."

"Thus, there was - and is - no mystery. Blue Circle reimbursed Holderbank its 1/8 share of the expenses incurred by Holderbank in setting up Interciment S.A.. As a separate matter Blue Circle decided not to take up shares in Interciment and told Holderbank of that decision. The other six Task Force members also chose not to take up shares in Interciment. The circumstances of this general decision to "freeze" Interciment are explained at para. 151 essentially, it was a decision taken ex abundantia cautela in light of competition law advice that had been received."

"There is surely nothing to be surprised at in this. Apart from the fact that Interciment was established pursuant to a Task Force instruction (so that Task Force Members ought naturally to be kept abreast), Holderbank had paid out 50.000 Swiss Francs plus legal and other costs to set up Interciment under delegation from the Task Force. Holderbank was entitled to be reimbursed for that outlay regardless of whether Task Force members subscribed for shares in Interciment or not. The circulated accounts state clearly the monies owing and were therefore a convenient "invoice."

In de oorspronkelijke tekst:

"Sans doute est-il tard pour remettre en cause la forme de l'actionnariat et donc les contributions au capital, mais il n'est pas trop tard. Que faisons-nous?."

"To use S.A. Interciment, it is recommended to change our plans about shareholders, to limit the number of these, and to find another way to collect other producers' contributions."

"5.2. Next moves are participation of other Task Force Member Companies."

"It was agreed that Interciment would be maintained as "dormant" company for the time being. However, it was important to ensure that it be "ready for operation".

"Had any such measures been decided upon (which they were not, in the event) Interciment could, it is true, have been used to carry them into effect: so could any other vehicle such as another joint company, a subsidiary of one of the producers, an informal liaison committee, an agent etc. etc. etc. Equally, Interciment could have been used to sell cabbages to Japan."

In de oorspronkelijke tekst:

"In regard to Italy, Titan remain adamant that they will not cancel their contract with Ferruzzi before December 1987 at the earliest when it appears they have an escape clause."

In de oorspronkelijke tekst:

"3. On February 6, 1987, Calcestruzzi for the first time seems reluctant to confirm shipments schedule claiming that "the situation is in evolution with the local cement industries" (¡). On February 17, 1987, and due to Buyer's silence, we sent them a telex outlining the situation and describing the consequences of an eventual breach of contract on their behalf."

In de oorspronkelijke tekst:

"2.2 Italie

L'accord entre les producteurs cimentiers et Ferruzzi a été signé. Il permet d'éviter une menace d'importation par ce dernier groupe de 1,5 MT dans une dizaine de ports, ce qui aurait été catastrophique pour les prix. Durée: 5 ans. Outre les participations croisées qui bloqueront Calcestruzzi, la filiale BPE de Ferruzzi mais aussi la maison mère, Ciments de Ravenna, une série de mesures destinées à consolider l'alliance ont été prises.

Ferruzzi recevra pour sa bonne volonté la coquette somme de 15 M. US $/an pendant les cinq années. Cette somme sera versée partiellement en titres (Montedison) partiellement en espèces: Ferruzzi devra consacrer une partie du magot à acheter des sociétés de BPE ou des participations dans des sociétés BPE pour cadenasser les côtes.

Il reste deux problèmes à résoudre:

  • 1. 
    2 bateaux de Ferruzzi devraient trouver une utilisation. Ce sont des bateux silos 6000 DWT.
  • 2. 
    Les contrats de 75.000 T/an avec Titan, de x T/an avec Spalato en ciment yougoslave devront être honorés ou les pénalités prévues payées.

Pour résoudre ces problèmes, Italcementi demande l'aide des collègues européens.

Les cimentiers italiens vont demander l'accord de la CEE pour appliquer la loi italienne prévoyant l'instauration d'une "Notification préalable" à toute importation de ciment.

Il demandent à leurs collègues européens de prévenir leur représentant auprès de la CEE pour qu'ils ne s'opposent pas à la demande."

In de oorspronkelijke tekst:

"Italie

  • Le représentant a repris ce qui fut déjà dit au cours des réunions de la Task Force (cf. note J.M. du 12.02.1987) en précisant cependant que l'accord avec Ferruzzi n'avait pas encore été finalisé."

In de oorspronkelijke tekst:

"As you are already informed, we could not import cement in Italy as per purchase contract already signed as consequence of an agreement we reached with italian cement producers. Therefore, as they are interested at directly involved in trying to reach a mutually settlement with your company, they have expressely requested to be present at the negotiation to find with us a mutually satisfying solution. They have therefore proposed to promote the meeting on the occasion of the next conference of the Cembureau the next 26th of May. You will receive their confirmation by telex in this regard. As there has been always a good relationship between us, we hope that during this meeting will be examined the elements necessary to reach a mutually interest agreement."

In de oorspronkelijke tekst:

"With reference to the contract between Titan and Calcestruzzi related to cement supplies in Italy and also to the proposed meeting requested by M/S. Calcestruzzi itself to take place in Luxembourg on May 24, 1987, I whish to inform you that we, the cement Manufacturers, will clearly take part to said meeting since we are the parties involved at top level. Therefore, Messrs. Pesenti, Testore and Carella (in charge of Italcementi, Unicem and Cementir respectively) will gladly be available for the meeting after the General Assembly of Cembureau, with the aim to find a solution to the problem, object of our discussions, with the same spirit that for many years has binded the cement industries of various European Countries."

In de oorspronkelijke tekst:

"We know of the meeting held in Luxembourg between you and italian cement industries. In this occasion some proposals have been made which will be valued and on which it will be necessary to go back on the occasion of the next meeting. Of course, as you are informed of the italian cement industries' involvement in this suspension of the withdrawals, as per contact agreed upon at that time, it is necessary that they are present from now in every circumstance which concerns this pursuit of a mutually interest solution. Please inform us when you think that Mr. Canellopoulos will be available to meet Mr. Giampiero Pesenti, meeting which could be held whether in Athens or eventually in Rome."

In de oorspronkelijke tekst:

"As you know, the suspension of the withdrawals of cement has been determined by an agreement reached with the major italian cement producers (Italcementi - Unicem Cementir). And as on the ground of this agreement, italian cement producers will saddle themselves with charges, and consequently also with those eventual and relative to the suspension of our agreement, it is necessary their presence at each negotiation, as the decision need their full assent. This and not other is the exact reason for which Mr. Ing. Giampiero Pesenti, Dr. D'Agostino, Dr. Ing. Testore, Dr. Ing. Olivero and Dr. Carella have contacted you on the occasion of the recent meeting of the cement producers held in Luxembourg. We don't hide that we are surprised of your requests, expressed after the meeting above-mentioned, as the news transmitted to us directly from the persons which have met you, are quite reassuring towards an agreement of mutual interest which should expand to a larger range of interests. Considering the previous, we communicate you: our complete availability to reach a good settlement of the arisen controversy. A qualified delegation of the italian cement should be present to the negotiations.

To make the conclusion of the negotiations easier, in our opinion, it would be very useful that Mr. Dr. Canellopoulos and Mr. Dr. Ing. Giampiero Pesenti could attend the meeting, as they are the two big and so they are able to take decisions on the future strategie plan too."

In de oorspronkelijke tekst:

"In data 16 luglio 1987, l'ing. Pesenti e il dr. D'Agostino della Italcementi, l'ing. Testore e il dott. Olivero dell'Unicem hanno incontrato il sig. Cannellopoulos della Titan ad Atene, su invito di quest'ultimo. A seguito di ulteriori sollecitazioni da parte greca, il Dr. Clemente della Italcementi e l'ing. Albert della Unicem hanno incontrato nel dicembre del 1987 e nei primi mesi del 1988 i sigg. Kalogeropoulos e Sevdalis della Heracles ed i sigg. Prezanis e Trifonas della Titan.

L'oggetto degli incontri era sempre il medesimo: esaminare le proposte avanzate dai produttori greci, le cui minacce sleali al mercato italiano preoccupavano. In tali riunioni peraltro non si è raggiunto alcun risultato concreto."

In de oorspronkelijke tekst:

"Absorption of "destabilizer's tonnage"

The opportunity exists in a number of markets for European Producers to arrange to place tonnage with the "destabilizing" Cement Industry. For example:

USA - 1st priority

  • (1) 
    Blue Circle Atlantic could offer 500,000 tons cement
  • (2) 
    Holderbank/Dundee could offer 50/60,000 tons clinker
  • (3) 
    Lafarge/General could offer ?
  • (4) 
    Cementa/Norcem could offer ?
  • (5) 
    Other Companies/Importers could offer ?

West Africa

France perhaps could arrange to place . . . tonnes in the following territories: (a) (b) (c) (d)."

In de oorspronkelijk tekst:

"5. Our willingness to work to a mutually acceptable solution is preconditioned by:

  • a) 
    no further shipments of Greek cement into Western Europe either direct to end users or through traders/shipowners etc.
  • b) 
    a collective agreement is reached with the Greek cement industry and not individual members."

In de oorspronkelijke tekst:

"4.1. No agreement has been reached with the Greek companies. They have not even been in contact with each other the last month¡ Reasons for failure are primar(e)ly price (USD 1 - 2/ton difference) and the question whom is taking care of Bouri U.K.

However, BCI has started taking deliveries from Greece to U.S. already (first vessel completed discharging Boston 20.000 ton, second loading shortly for Baltimore 25.000 ton). Price; 1st shipment USD 29, - FOB and 2nd USD 27, -. They will continue take shipments September-October.

Lafarge has bought one cargo from Titan for Montreal and second cargo will be taken in September.

Holderbank has also agreed to buy (not signed yet) 90.000 tons from Titan. One shipment 7.000 tons has been taken. Furthermore they have bought 100.000 tons from Heracles, whereof 40.000 has been delivered. Bloom is involved in the last deal as he unloads the vessels in Mississipi and distributes it to Dundees market.

Holderbank has also bought 50.000 tons clinker from Titan at a price of UDS 19,80 FOB. 25.000 tons already delivered, all above for U.S. markets.

In summary, although we have not agreed with the greeks on a take-off agreement, some members, in my opinion, have put us in a rather weak position in negotiations.

It was agreed, after a long discussion, that a sub group shall investigate what companies can deliver ASTM type II cement now and in the near future.

Furthermore, BCI shall resume talks with Titan and try to find a solution with them in order put some pressure on Heracles."

In de oorspronkelijke tekst:

"In recent weeks Blue Circle, Holderbank and Lafarge have all started absorbing some Greek cement or clinker, primarly from Titan, in their US and Canadian operations in good faith to keep the door open with the Greeks."

In de oorspronkelijke tekst:

"Simultaneously however, the possibility of accepting a take-off-agreement for a higher tonnage, say 2/3 million tonnes or lower tonnage at a premium price should be considered further. It was eventually agreed that negotiations should continue."

In de oorspronkelijke tekst:

"Greek exports - tonnages and contracts with Task Force Members 1987."

In de oorspronkelijke tekst:

"Concept arrived at MJH/Presanis - 16.6.1986

  • 1. 
    Blue Circle sells 300.000 tons GDR cement to Bouri for Egypt at $ 10 FOB.
  • 2. 
    Titan/Heracles sell 500.000 tons cement to BC Atlantic at $ 25 FOB Type II - $ 27 FOB Type II AASHTO.
  • 3. 
    We use Titan 25.000 ton vessel "Ionian Carrier" at $ 7,50 freight.
  • 4. 
    Blue Circle purchases 100.000 tons BS12 clinker from Titan/Heracles for Magheramorne at $ 21,50 FOB - estimated freight 4.000 ton vessel $ 12.
  • 5. 
    Blue Circle charters Bouri terminal - say $ 2 million; either hold idle on berth at Tilbury or operate as BCC terminal and close Wouldham.

Notes

  • a. 
    Deal is for 1 year while we look for longer term solution with Greek industry and BCC slims itself down.
  • b. 
    Prices are tentative - subject to negotiation. If achieved BCI should not have additional cash outlay beyond GDR commitment and Rugby and RTZ still pay their proportion of nett loss, i.e. $ 5 per ton.
  • c. 
    Magheramorne is outside the CPA, Greek clinker is within the EEC, GDR is still subject of antidumping action.
  • d. 
    Achieving an effective agreement with the Europeans has a 50:50 chance. It could restrict BCI's freedom of action in the future there could be a price to pay later for co-operation now.
  • e. 
    A deal structured this way should not breach EEC, FTC or antitrust regulations.
  • g. 
    Bouri will be more expensive to remove once he starts selling."

In de oorspronkelijke tekst:

"This scheme has been agreed in principle with the Greeks but is contingent upon, as is Scheme A, reaching agreement with Bouri."

In de oorspronkelijke tekst:

"Blue Circle, as the largest of the United Kingdom producers, was inclined in former years to adopt a somewhat paternalistic stance. On occasion it took certain actions (fighting the dumping cases against the Eastern European producers, for example) which it perceived to be not only in its own interest but also in the wider interest of the United Kingdom cement industry. On an ex post facto basis Blue Circle occasionally sought to recoup a proportion of its costs in relation to these exercises from the other United Kingdom producers - with a limited degree of success as the documents which the Commission relies upon attest."

In de oorspronkelijke tekst:

"I pointed out to Hewitt that much of what he said was irrelevant since we were discussing costs incurred by BC in the period 1983-1986 and nothing had removed RTZ's obligation to stand its corner. Furthermore, Rugby had contributed and it was even more unreasonable, therefore, for RTZ to take no responsibility for what had been done."

In de oorspronkelijke tekst:

"Titan. They were pleased with their contact with Blue Circle and particularly Philip Hawkesworth. Ivan Tryfonas commented that with kindsight he believes that common sense is beginning to prevail, certainly in Titan. They respect the way we have dealt with them in the USA and feel that their supplying Northern Ireland is not as emotive as to the mainland."

In de oorspronkelijke tekst:

"Ciments grecs - Préférant au Benelux les importations de clinker à celles de ciment parce qu'elles ne confèrent aucune possibilité d'influence sur le marché, Mr. Celis, avec l'accord de la CEE, a conclu un accord d'importation de clinker en provenance de la Grèce. Ce clinker sera utilisé dans les salles de mouture des Pays-Bas et en Belgique. Par l'intermédiaire de la société madrilène Humar (société de trading international) Mr. Celis va établir un contrat portant sur l'importation de clinker grec, moyennant que la Grèce limite les exportations de ciment vers le Benelux. La durée de ce contrat est fixée à 2 ans et portera sur 280.000 tonnes soit 1,65% de notre consommation. Le prix d'achat FOB Grèce est de 29,5 $ auquel s'ajoutent les frais de transport et de déchargement. Le Président remercie Mr. Celis pour avoir négocié brillamment ce contrat et avoir abouti à un résultat très positif."

In de oorspronkelijke tekst:

"se caractérise par de nombreuses ratures, des contradictions internes (il est tour à tour question d'un contrat conclu et à conclure) et d'erreurs indubitables. Ainsi il y est indiqué que l'achat de clinker grec se fait avec "l'accord de la CEE." Tout cela reflète la confusion qui régnait dans l'esprit de l'auteur de la note quant à l'objet exact des discussions."

In de oorspronkelijke tekst:

"Europe: achat clinker. Etant donné la croissance inattendue de la consommation de ciment dans notre marché naturel (fin avril 1988: + 32% par rapport à 1987 contre prévision de statu quo) et les contrats d'exportation de clinker et de ciment conclus au début de l'année dans le but d'éviter l'arrêt des fours pour excès de stock, il y a actuellement risque d'une légère pénurie. Monsieur Celis a négocié avec la société Umar (société de trading international) la possibilité pour CBR et ENCI de s'approvisionner en clinker étranger par contrat unitaire de 25.000 tonnes. Cette possibilité pourra s'étendre sur une période de 2 ans et demi jusqu'à concurrence de 240 Kt, soit 3,2% des besoins en clinker de CBR et ENCI et 2,5% des livraisons totales de ciment. Le prix d'achat sera d'environ 48 dollars/tonne livrée à Rotterdam ou Anvers. Ce clinker sera utilisé directement dans les salles de mouture de Rozenburg, Gand ou Ijmuiden. Le prix de revient total du clinker voie humide dans le groupe CBR-EUR est de 42 dollars/tonne stock usine de clinker. Le prix sera libellé et payé en ECU. Le Président remercie Monsieur Celis pour cette réaction rapide et le résultat positif de la négociation."

In de oorspronkelijke tekst:

"Enfin, en achetant du clinker auprès des producteurs grecs, CBR espérait réduire l'intérêt que pouvait avoir pour ceux-ci l'importation de ciment en Belgique."

In de oorspronkelijke tekst:

"In years gone by, Cembureau ran a European Export Committee under its own wing, but with the advent of the Common Market and its clear distaste for cartels of any sort, Cembureau eventually abandoned its unwanted child, and European Cooperation in cement exports was left to an informal initiative from outside. This Michael Chapman took up, and in 1972 we saw the formation of the so-called "London Club", which had its origins in a very small informal grouping of exporters who had been meeting for some years under Michael's guidance."

In de oorspronkelijke tekst:

"1. That the Export General Committee and the Export Working Committee are merged into one Committee, which should meet about four times a year. This Committee to be open to Cembureau members actively interested in the Export trade to non-Cembureau countries. This Committee to be called the European Cement Export Committee, its object to be the promotion of export and the exchange of commercial information <. . .>The larger exporters will continue to meet together from time to time and their views on commercial matters will be shared with the other members of the European Cement Export Committee through their representatives on this Committee."

De passages in de brief luiden in de oorspronkelijke tekst:

"It should be understood that the name ECMEC has no legal significance. It is merely a convenient term for an organisation which provides independent secretarial services <. . .>Neither agreement between ECMEC and the two Committees for the provisions of secretarial services was embodied in written contracts."

In de oorspronkelijke tekst:

"Subject: EPC - Andrew Gac.

As you are aware, our American lawyers have insisted that we divorce ourselves from all association with the Cembureau (sic¡) Export Policy Committee and the European Cement Exporters Committee and, indeed, Jim McColgan has resigned from the above committees. They also require us to cease supporting these committees on any way and to cease having any association in employment terms with Andrew Gac.

Can you please advise me of the precise nature, if any, of our current relationship with Andrew. If there is such a relationship it should be terminated forthwith including any agreement to re-employ him in the future."

In de oorspronkelijke tekst:

"Le Président donne lecture d'une lettre adressée par M. Meric concernant la non-participation des Ciments Français aux réunions du ECEC. M. Clemente prend note mais rappelle que ce sont les pays qui sont membres du ECEC et qui constituent à leur gré leur représentation au niveau des syndicats ou des sociétés."

In de oorspronkelijke tekst:

"Les plus grands exportateurs continueront à se réunir de temps à autre et leurs points de vue sur les problèmes commerciaux seront partagés avec les autres membres de European Cement Export Committee à travers leurs représentants dans ce Comité."

De Commissie beschikt over de statistieken van 1985 tot en met 1989 (doc. 33126/16790-16824, 12544-12557, 12706-12708, 3410-3412), van 1982-1983 (doc. 33126/14027-14029), van 1983-1984-1985 (doc. 33126/14245-14249, 14295-14298), het panorama bestaande uit 6 tabellen van 1975 tot en met 1986 (doc. 33126/12721-12728), van 1975 tot en met 1988 (doc. 33126/3422/3422-3433).

De Commissie beschikt over alle verslagen van de vergaderingen van 1986 tot en met 1989 (doc. 33126/12558-12674), en over die van de vergaderingen van 14 maart 1984 (doc. 33126/14257-14262), 11 september 84 (doc. 33126/14303-14309), 14 december 1984 (doc. 33126/14311-14316, 21 februari 1985 (doc. 33126/14300-14301), 22 maart 1985 (doc. 33126/14289-14294), 11 september 1985 (doc. 33126/6139-6142).

In de oorspronkelijke tekst:

"Les réunions du ECEC sont utiles en ce qu'elles permettent des communications informelles entre les représentants des sociétés cimentières exportatrices. Toutefois, on doit constater l'échec de la politique de concertation entre les exportateurs de Cembureau en vue d'enrayer la dégradation des prix provoquée par une offre supérieure à la demande. On peut craindre que les sociétés possédant des usines au bord de l'eau et capables d'effectuer des chargements en vrac (clinker et ciment), sur de gros navires avec un coût minimum d'approche, n'éliminent par le prix les petites exportateurs moins favorisés par la situation géographique."

In de oorspronkelijke tekst:

"Nel 1989 il Regno Unito avrà bisogno di 2 milioni di tonn. di cemento e clinker d'importazione; se fossimo autorizzati ad agire come Intertrading potremmo cercare di inserirci nelle forniture, per esempio con prodotto iugoslavo."

In de oorspronkelijke tekst:

"The idea behind this Policy Committee was that member companies would be represented at Chief Executive level, thereby, it was hoped, making it possible to establish policies which would lead to a stronger market and hence better prices for all. Foremost in people's minds, of course, was the thought that at Chief Executive level it might be possible to take such weighty decisions as holding back sizeable tonnages from the market in order to keep supply in line with demand."

In de oorspronkelijke tekst:

"C'est un Club informel qui est au ciment blanc ce que le Policy (Export Policy Committee, n.d.r.) est au gris"

In de oorspronkelijke tekst:

"C'est un club: objet: protection des marchés intérieurs - règle: chacun respecte ses marchés intérieurs et exporte ses surproductions dans un consensus général."

In zijn memorie in antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, bladzijde 127, beroept Ciments Français zich op het feit dat op het moment dat de heer Dupuis de nota geschreven had (7.3.1989), hij niet goed op de hoogte was van de verschillende Comités, omdat hij pas sinds januari 1988 commercieel directeur was. ECMEC zegt ongeveer hetzelfde, waarbij het zich baseert op een verklaring van de heer Dupuis van 12.2.1992, die is afgelegd in verband met het antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar. Bij deze beweringen moet echter gekeken worden naar wat er destijds heeft plaatsgevonden: de heer Meric, de meerdere van de heer Dupuis en degene aan wie de nota was gericht, heeft het blijkbaar niet zo geïnterpreteerd, want hij heeft de voorzitter van ECEC daadwerkelijk de brief verstuurd (zie doc. 33126/18217) waarin de heer Dupuis hem een project voorstelt dat als bijlage was toegevoegd aan deze nota, een project dat gebaseerd was op hetgeen de heer Dupuis had uiteengezet in de nota. Bovendien waren de vertegenwoordigers van Ciments Français in EPC en in het White Cement Committee dezelfde personen (zie de nota van 7.3.1989), die dus in staat waren om de commercieel directeur met kennis van zaken op de hoogte te brengen.

In de oorspronkelijke tekst:

"Probably the greatest advantage that individual members obtain from their membership is to establish and develop close personal contacts. The role of the meetings is to provide the formal structure around which such relationships may blossom."

Volgens de brief van 30 maart1990 (doc. 33126/16766-16777) heeft dhr Gac alleen de EPC-documenten van 1 januari 1987 tot aan de ontbinding op 19 mei 1989 bewaard. In de met de hand geschreven notities van de laatste EPC-vergadering, die heeft plaatsgevonden op 19.5.1989 (doc. 33126/12820-12823), worden onder andere de volgende discussies weergegeven: "Minutes and Statistics. Gordon, EPC records? Files? Legal advice on records. No reference to the past." Over deze discussies wordt met geen woord gerept in de officiële notulen (doc. 33126/12824-12825). Volgens dhr Gac (doc. 33126/16775) is het uitgesloten dat de documenten, die tijdens de verificatie gezocht en niet werden aangetroffen, in het bezit zijn van Dr. Gordon Marshall. In zijn memorie in antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar, Bijlage 2, bladzijde 4, voegt ECMEC-EPC toe dat er geen wettelijke verplichting bestond om de documenten over de periode vóór 1987 te bewaren, en dat ECMEC op 19 mei 1989 niet wist dat er binnenkort een controle in zijn kantoor uitgevoerd zou worden. De Commissie betwist deze beweringen niet. Er moet echter aan herinnerd worden dat 19.5.1989 na de datum valt waarop de Commissie met de eerste verificaties is begonnen (namelijk 25 april 1989).

In de oorspronkelijke tekst:

"PS. I also enclose a copy of the draft Minutes for BCC's information only, which includes the discussion on matters normally not within the EPC remit, which might be of interest to you."

In de oorspronkelijke tekst:

"?The following concerns intra-European business and I am not sure it should be included in our Minutes?

A Norwegian shipping company, PF Bassoe, have started buying bagged cement in West Germany and Holland to supply the Stavanger market. It is understood that it is their ultimate intention to establish a bulk importing terminal in Norway.

The UK market is under pressure from Spanish suppliers. Mr Manglano assured delegates that neither Valenciana nor Cementos del Mar are involved in any UK trade."

In de oorspronkelijke tekst:

"To etablish the seriousness of the threat that Spanish bulk will be supplied to the Bouri terminal in England."

In de oorspronkelijke tekst:

"The continuing decline in volume of business as well as intra-European friction produced by the Greek intention to export into West European markets, suggest that there is no further benefit in continuing EPC under the present agreement."

In de oorspronkelijke tekst:

"The particular problem, to which we are somewhat reluctant to address ourselves is overcapacity in Western Europe, and increasingly, in other parts of the world. Our difficulties lie in formulation of the question, for while the problem looms over the horizon of our domestic markets, it is not tangible enough to become a subject of lively discussion."

In de oorspronkelijke tekst:

"Bourie. Their financial troubles seem to get worse with suppliers withdrawing from Algeria because they have not paid them since October 1986. Titan have withdrawn from Bourie in the UK but have taken over from the Germans in supplies to Lagan (Northern Ireland).

A second ship is on its way from Heracles to Bourie in the UK. Rumours regarding Bourie looking at both France and Spain abound and other traders are interested as well but not necessarily with Greek cement. The French particularly asked for details of people and companies involved in trading in the UK as they feel they are going through a similar experience to the one we had nearly two years ago.

Titan. They were pleased with their contact with Blue Circle and particularly Philip Hawkesworth. Ivan Tryfonas commented that with hindsight he believes that common sense is beginning to prevail, certainly in Titan. They respect the way we have dealt with them in the USA and feel that their supplying Northern Ireland is not as emotive as to the mainland. Meanwhile the Heracles management are under pressure not only from their Government but also from the "conservative" press who criticise everything they do as being inefficient socialist management."

In de oorspronkelijke tekst:

"General Market Conditions. There was a brief discussion of the world market situation and its trends. In most West European countries the domestic demand was high, and in some cases led to considerable imports to meet the shortfall in local production. For example, UK imported over 1 million tonnes of cement and clinker and will require something in the order of 2 million tonnes in 1989. Subsequently one of the leading manufacturers is restarting old kilns expecting to produce 300.000 tonnes.

Greek domestic demand rose by 8% in 1988 and should stay at that level in 1989. The domestic price remains modest.

Halkis has reduced its capacity by 1 million tonnes but even that is not sufficient to ensure the viability of the company.

Spain is under increasing pressure from the importers. In particular, Catalonia is a growing market but some 50% of the increase in demand is taken up by importers."

In de oorspronkelijke tekst:

"I confirm that the contents of this document [referred to in point 16, page 40 of the SO]. . . do not relate to matters discussed at any EPC meeting save for the paragraphs headed Summary and Turkey and Freight.

The document was prepared by me solely as a briefing paper to Board Colleagues within Blue Circle. It was not prepared by me in my capacity as chairman of EPC. It was not an EPC document. It was not circulated to any other EPC members nor to the EPC Secretary. It was circulated only to addressees within Blue Circle."

In de oorspronkelijke tekst:

"c) Price levels will be established and maintained for all terminals.

  • d) 
    Any intended price changes will be co-ordinated through the Sub-Committee."

In de oorspronkelijke tekst:

"It was agreed that the practice instituted with the November Minutes not to quote prices should be continued. In case of doubt, members could consult the Secretariat about prices discussed at the meeting."

Beschikbaar zijn de notulen van de volgende EPC-vergaderingen: 1/2 juli 81 (doc. 33126/11442-11455), 12 november 81 (doc. 33126/11431-11440), 13 mei 82 (doc. 33126/11421-11430), 10 november 1982 (doc. 33126/11417-11420), 17 februari 1983 (doc. 33126/14148-14154), 5 april 1983 (doc. 33126/14094-14097), 14 september 83 (doc. 33126/14401-14418), 18 november 1983 (doc. 33126/11365-11399, 14062-14085), 16 februari 1984 (doc. 33126/11356-11363), 14035-14042), 22 november 1984 (doc. 33126/ 13845-13850); alle notulen en verslagen van 1987 tot en met 1989 (doc. 33126/12762-12770, 12788-12799, 12805-12807, 12815, 12817-12832, 12967-13050, 18169-18172, 18179-18180, 18188-18191).

Statistieken: 1981-1982 (doc. 33126/14155-14166); 1982-1983 (doc. 33126/14027-14029, 14046-14061, 14086-14092, 14098-14147, 14167-14169, 14175-14180, 14186-14229, 14237-14243); 1983-1984 (doc. 33126/13854-14021, 14043-14045); 1984-1985 (doc. 33126/12865); 1985-1986 (doc. 33126/14270-14284); 1984-1985-1986 (doc. 33126/12866-12870); 1986-1987 (doc. 33126/12871-12874); 1987-1988 (doc. 33126/12876-12882, 12892-12896); 1988-1989 (doc. 33126/12732-12734, 12808-12814, 12889-12891). Panorama: 1979-1983 (doc. 33126/12864); 1979-1986 (doc. 33126/12761, 12897-12904); 1979-1988 (doc. 33126/12915-12966); 1980-1988 (doc. 33126/12883-12888).

De notulen van de vergaderingen van 6/7 mei 1982 tot en met 26 mei 1988, de nota's en de statistische gegevens met betrekking tot het WCC bevinden zich in het dossier 33126, blz. 2720-2884, 3370-3385, 4454, 4466-4467, 9859-9988, 12816-12817, 15545-15549, 18135, 18138, 18198 en 19354.

In de oorspronkelijke tekst:

"L'ECME Committees est, à ma connaissance, l'ensemble des regroupements, à savoir l'Export Policy Committee, l'European Cement Export Committee et le White Cement Committee."

In de oorspronkelijke tekst:

"a démissionné de tous les comités (octobre 1988 et mars 1989) constituant ECEC et en particulier de ceux mentionnés aux 3 et 4 ci-dessus."

In de oorspronkelijke tekst:

"La démission de Ciments Français [. . .] En 1988, Ciments Français a donc estimé qu'eu égard à la faiblesse de ses exportations, une appartenance au WCC ne se trouvait plus être justifiée, et a donc décidé de ne plus y participer."

In de oorspronkelijke tekst:

"est un Club: objet: protection des marchés intérieurs - règle: chacun respecte ses marchés intérieurs et exporte ses surproductions dans un consensus général."

In de oorspronkelijke tekst:

"Ils rappellent que le respect des 'home markets' est la condition sine qua non aux participations au WCC ou au WCPC."

In de oorspronkelijke tekst:

"5. Conclusions générales

5.1. Le WCC, dans sa forme actuelle, ne contribue pas (ou plus) à préserver les rendements des ventes.

5.2. Pour y arriver, deux exportateurs comme Asland et Aalborg devraient y siéger. Tous les membres actuels sont opposés à la réintégration d'Aalborg, car la Direction actuelle de la Dansk (Aalborg, n.d.r.) n'a plus leur confiance.

5.3. Les membres actuels respectent entre eux une certaine règle du jeu, mais jusques à quand? (exemple de la Tunisie)

5.4. La plupart des cimentiers blancs vivent confortablement à l'intérieur de leurs frontières (Italcementi, Ciments Français, Dyckerhoff. Ces derniers sont un peu attaqués par Aalborg, via Alsen).

5.5. Ce respect du home market ne nous convient pas bien, car il limite de fait notre marché naturel au Benelux.

5.6. Nous devons donc ne compter que sur nous-mêmes et être capables de produire un ciment blanc compétitif au point de vue qualité au meilleur coût. Nous avons le sentiment d'être plus compétitifs que la plupart de nos collègues. Nous devons rattraper Aalborg."

In de oorspronkelijke tekst:

"Vous ne voulez toujours pas de nous au WCC"; (Ciments Français) "Vous connaissez bien pour quelles raisons vous n'êtes plus dans le WCC. Nous sommes tous touchés proportionnellement aux exportations que nous faisions. Il y avait un gentlemen's agreement (to) respect home market."

In de oorspronkelijke tekst:

"L'occasione è stata opportuna a M. Leboeuf per far cenno al rispetto dei mercati nazionali."

In de oorspronkelijke tekst:

"un tour de table révèle que personne parmi les membres du WCC restreint ne désire reprendre Aalborg dans le comité."

In de oorspronkelijke tekst:

"ils rappellent que le respect des 'home markets' est la condition sine qua non aux participations au WCC ou au WCPC."

In de oorspronkelijke tekst:

"c'est déjà le cas en Belgique, en Hollande et dans le Nord de l'Allemagne. Dyckerhoff a suggéré d'examiner ce problème avec CBR, mais à notre grande surprise, les autres membres du WCC ont considéré que ce problème les concernait également. Les problèmes récents posés par le ciment grec sur le marché du gris ne sont sans doute pas étrangers à cette attitude; Il est donc convenu d'organiser à Bruxelles le 24 juillet une séance de travail WCC avec pour thème: 'Quels sont les moyens de rétorsion à mettre en oeuvre pour contrer une éventuelle attaque de Aalborg sur nos marchés intérieurs?' Les actions peuvent couvrir le ciment gris également. La majorité des membres présents ne souhaitent pas que la Valenciana soit comprise."

In de oorspronkelijke tekst:

"signale avoir perdu deux clients (potentiel de 4.000 T) 'visités' par Aalborg et qui ont succombé face aux arguments des Danois (prix, ciment ASTM type V). Suite à cela, ils (Dyckerhoff, n.d.r.) ont rendu visite à Ole Stevens Larsen et l'ont menacé de représailles en ciment gris sur le marché danois. Dyckerhoff estime que c'est le seul langage que les Danois comprennent."

In de oorspronkelijke tekst:

"Il ne faut pas se voiler la face. On peut difficilement évoquer le blanc sans se soucier du gris. Si CBR ou Dyckerhoff sont attaqués par Aalborg, ils risquent de se défendre en cassant à leur tour les prix sur les marchés voisins et tout le monde sera affecté. Aalborg est bien l'ennemi.

  • M. 
    Leboeuf n'étant pas mandaté pour parler de ciment gris, on ne parlera pas de ce sujet aujourd'hui, mais chaque membre reconsultera sa direction pour savoir si un scénario basé sur une riposte en gris peut être échafaudé et étudié, sinon appliqué."

In de oorspronkelijke tekst:

"Conseguentemente, diventa anche improponibile la collaborazione con l'inglese Blue Circle, che sembra aver ripreso la produzione di clinker per cemento bianco ma solo per il mercato interno, e la Alsen Breitenburg, che ha cessato la produzione di clinker sino a tempo indeterminato, dato che queste due società si avvarrebbero del prodotto della Aalborg per forniture a loro clienti esteri." Notitie van Italcimenti van 27 januari 1984 (doc. 33126/2850-2852).

In de oorspronkelijke tekst:

"NB: 1) CBR a fait allusion à ses contacts avec Blue Circle (position vis-à-vis des importations de Aalborg en Ecosse). 2) Ciments Français pense que Aalborg fournit ou a fourni du clinker blanc à Blue Circle."

In de oorspronkelijke tekst:

"Mr. Wiggins, ex-segretario del WCC, ha interpellato M. Balbo della Lafarge per forniture di cemento bianco in Inghilterra. M. Balbo ha risposto che avrebbe potuto prendere in considerazione la richiesa solo previ accordi con la Blue Circle."

In de oorspronkelijke tekst:

"- in Germania dove siamo impegnati a non disturbare direttamente la Dyckerhoff, ma dove la Sebino potrebbe collocare con il nostro appoggio, parte della propria produzione, con compensi quantitativi a noi sia in Austria che in Svizzera."

In de oorspronkelijke tekst:

"elle augmentera sa capacité de production de 20.000 T/an par l'aménagement du four existant. Cette augmentation de production est principalement destinée à faire face à l'augmentation de la consommation de ciment blanc en France."

In de oorspronkelijke tekst:

"3. Cas particulier de la Tunisie (offre de 50.000 tonnes). M. Bouzol de Lafarge a fait un éclat à ce sujet. Il a modérément reproché à CBR d'avoir légèrement coté en dessous du prix 'convenu' mais violemment à Valenciana d'avoir 'dégringolé' les prix. Valenciana prétend avoir coté FOB à un intermédiaire, à un prix normal. Valenciana prétend ne pas savoir comment cet intermédiaire a évalué les coûts de transport et négocié les conditions de troc. Lafarge a effectivement accepté le principe de la compensation. CBR fait remarquer que ceci revient au même et que c'est une pratique dangereuse. En fait, Lafarge attaque Valenciana pour mieux se défendre.

Commentaires. j'ai le sentiment que ce type de pratique (= la compensation) pourrait se généraliser. De cette façon, des ristournes sur les prix sont accordées de façon détournée. Lafarge n'a pas joué le jeu franchement. Elle prétend y avoir été forcée de par ses relations traditionnelles avec la Tunisie."

Jurispr. 1964, blz. 317.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 23.2.1994, zaken T.39-40/92, Groupement des Cartes Bancaires, Jurispr. 1994, blz II-49; arrest van 15.5.1975, zaak 71/74, FRUBO, Jurispr. 1975, blz. 563; arrest van 29.10.1980, zaken 209-215 en 218/78, Van Landewijck, Jurispr. 1980, blz. 3125; arrest van 8.11.1983, zaken 96-102, 104, 105, 108 en 110/82, IAZ, Jurispr. 1983, blz. 3369, arrest van 30.1.1985, zaak 123/83, BNIC/Clair, Jurispr. 1985, blz. 391.

Jurispr. 1985, blz. 391.

Logischerwijs zou de beoordeling van de in hoofdstuk 5 beschreven feiten in dit hoofdstuk aan de orde moeten komen en af en toe wordt ook naar de feiten met betrekking tot "Cembureau Task Force" of "European Task Force" verwezen. De beoordeling van de feiten zoals beschreven in hoofdstuk 5 is louter om praktische redenen, en niet uit logische of juridische overwegingen, in een apart hoofdstuk opgenomen.

Arrest van het Hof van 29.10.1980, zaken 209 t/m 215 en 218/78, Van Landewyck/Commissie, Jurispr. 1980, blz. 3125, r.o. 85 en 86; arrest van het Hof van 11.1.1990, zaak 277/87, Sandoz/Commissie, Jurispr. 1990, blz. I-47, r.o. 8 t/m 13.

Zie onder meer het hierboven genoemde arrest van het Hof van 11.1.1990 in zaak 277/87, Sandoz/Commissie, r.o. 12.

Zie analyse van de begrippen "overeenkomst" en "onderling afgestemde feitelijke gedraging" van rechter Vesterdorf, die als Advocaat-generaal optrad in de polypropyleen-zaken, Jurispr. 1991, blz. II-867, in het bijzonder blz. 929 e.v. en blz. 944.

Arrest van het Hof van Justitie van 16.12.1975 in gevoegde zaken 40 t/m 48, 50, 54 t/m 56, 111, 113 en 114/73, Suiker Unie e.a./Commissie, Jurispr. 1975, blz. 1663, r.o. 75 t/m 87.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24.10.1991, Zaak T-1/89, Rhône Poulenc/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-867.

Zie de arresten in de polypropyleen-zaken en met name het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24.10.1991 in zaak T-1/89, Rhône-Poulenc/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-867, i.h.b. blz. 1034, r.o. 122-123.

Zie met name het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17.12.1991 in zaak T-6/89, Enichem/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-1623, r.o. 213-220.

Zie de arresten in de polypropyleen-zaken en met name het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24.10.1991 in de zaak T-1/89, Rhône-Poulenc/Commissie, hiervóór genoemd, r.o. 123.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12.12.1991 in zaak T-30/89, Hilti/Commissie, Jurispr. 1991, blz. II-1439, r.o. 118.

Arrest van 13.7.1966, Gevoegde zaken 56 en 58/64 Consten-Grundig/Commissie, Jurispr. 1966, blz. 429.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 24.10.1991, zaak T-2/89, (Petrofina/Commissie), Jurispr. 1991, blz. 1087 II - 1091, r.o. 210.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 12.12.1991, zaak T-30/89, Hilti/Commissie, Jurispr. 1191, blz. II - 1439, r.o. 115 t/m 119. Zie ook arrest van het Hof van 7.6.1983, zaken 100 t/m 103/80, S.A. Musique Diffusion Française e.a/Commissie, Jurispr. 1983, blz. 1825, r.o. 100.

Arrest van het Hof van 13.7.1966, gevoegde zaken 56 en 58/64, Gruendig-Consten/Commissie, Jurispr. 1966, blz. 429.

Arrest van het Hof van 16.12.1975, gevoegde zaken 40-48, 50, 54-56, 111-114/73, Suiker Unie, Jurispr. 1975, blz. 1663, rechtsoverweging 87; Arrest van het Hof van 28.3.1982, gevoegde zaken 29-30/83, Compagnie Royale Asturienne des Mines Jurispr. 1984, blz. 1679, r.o. 8 en 9; Beschikking 85/75/EEG van de Commissie "Peroxydeprodukten", PB nr. L 35 van 7.2.1985, blz. 1, overweging 49.

Arrest van het Hof van 16.12.1975, Suiker Unie e.a./Commissie, gevoegde zaken 40-48, 50, 54-56, 111, 113-114/73, Jurispr. 1975, blz. 1663, r.o. 579-580.

Arrest van het Hof van Justitie van 16.12.1985, Suiker Unie e.a./Commissie, gevoegde zaken 40-48, 50, 54-56, 111, 113-114/73, Jurispr. 1975, blz. 1663, r.o. 579-580.

BIJLAGE 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 5

Totale export van GN-code 2523

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

> RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 6

Totale import van GN-code 2523

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 7

Totale export van de GN-codes 2523 20 (1983/1987), 2523 21 en 2523 21 00 (1988/1992)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 8

Totale import van de GN-codes 2523 20 (1983/1987), 2523 21 en 2523 21 00 (1988/1992)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 9-1

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

BIJLAGE 9-2

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

BIJLAGE 9-3

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

BIJLAGE 9-4

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.