96/602/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 14 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de EU, houdende een gemeenschappelijk beleidskader voor de initiatieven van de lidstaten betreffende de verbindingsofficieren

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31996F0602

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31996F0602

96/602/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 14 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, houdende een gemeenschappelijk beleidskader voor de initiatieven van de Lid-Staten betreffende de verbindingsofficieren

Publicatieblad Nr. L 268 van 19/10/1996 blz. 0002 - 0004

GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 14 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, houdende een gemeenschappelijk beleidskader voor de initiatieven van de Lid-Staten betreffende de verbindingsofficieren (96/602/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel K.3, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van de Italiaanse Republiek,

Gezien de aanbevelingen die de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben aangenomen tijdens de zitting van 13 juni 1991 te Luxemburg,

Gezien de ten aanzien van de verbindingsofficieren overwogen maatregelen, zoals die zijn opgenomen in het algemene actieplan voor de drugsbestrijding dat door de Europese Raad van Madrid van 15 en 16 december 1995 is aangenomen,

Overwegende dat de door de Lid-Staten om nationale strategische redenen gedetacheerde verbindingsofficieren een taak van primair belang vervullen op het gebied van de samenwerking bij de preventie en de bestrijding van alle vormen van internationale criminaliteit, in de zin van artikel K.1.9 van het Verdrag met inbegrip van de georganiseerde criminaliteit;

Rekening houdend met de beschikbare gegevens betreffende de netwerken van verbindingsofficieren van de Lid-Staten;

Zijn waardering uitsprekend over de huidige samenwerking tussen de Lid-Staten met betrekking tot de verbindingsofficieren;

Overwegende dat gecoördineerde initiatieven in deze sector bijzonder nuttig zijn om de samenwerking tussen de politiediensten bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit vlotter en doeltreffender te maken;

Er rekening mee houdend dat de samenwerking tussen de Lid-Staten en de Staten die met de Gemeenschap en haar Lid-Staten associatieovereenkomsten hebben gesloten, en met name de Staten die aan de gestructureerde dialoog deelnemen en andere derde Staten, ontwikkeld moet worden;

Rekening houdende met de verplichtingen inzake verbindingsofficieren die in de gezamenlijke verklaring van 25 september 1995 jegens de Andeslanden zijn aangegaan;

Overwegende dat dit gemeenschappelijk optreden de bestaande vormen van samenwerking tussen een aantal Lid-Staten en derde Staten onverlet laat;

Overwegende de mogelijkheden om in het Verdrag opgenomen initiatieven van gemeenschappelijk belang inzake verbindingsofficieren uit de begroting van de Europese Gemeenschap te financieren;

Vastgesteld hebbend dat er een nuttig en doeltreffend beleidskader moet komen voor de coördinatie van de lopende en nog te ontplooien initiatieven,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN AANGENOMEN:

Artikel 1

Overleg wat de verbindingsofficieren betreft

Dit gemeenschappelijk optreden biedt de Lid-Staten die een beroep doen of wensen te doen op verbindingsofficieren een referentiekader voor gecoördineerde initiatieven ter zake, teneinde de samenwerking tussen de Lid-Staten onderling en met derde Staten op het gebied van de preventie en de bestrijding van alle vormen van internationale criminaliteit in de zin van artikel K.1.9 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van de georganiseerde criminaliteit, vlotter en efficiënter te doen verlopen.

Artikel 2

Taken van de verbindingsofficieren

  • 1. 
    De verbindingsofficieren hebben tot taak om door middel van rechtstreekse contacten met de politiediensten en andere bevoegde autoriteiten van het ontvangende land, de inzameling en uitwisseling van informatie te bevorderen en te bespoedigen.
  • 2. 
    De verbindingsofficieren werken samen bij de inzameling en de uitwisseling van in het bijzonder strategische gegevens die van belang zijn om de maatregelen ter bestrijding van de in artikel 1 bedoelde vormen van criminaliteit op elkaar te kunnen afstemmen, ook de gegevens waardoor een beter inzicht wordt verkregen in de juridische instrumenten en concrete methodes die de betrokken Staten ten dienste staan.
  • 3. 
    De verbindingsofficieren vervullen hun taken in het raam van hun bevoegdheden en met inachtneming van de bepalingen, met name inzake bescherming van persoonsgegevens, van de nationale regelgeving en de overeenkomsten met de ontvangende Staten.

Artikel 3

Uitwisseling van informatie

  • 1. 
    De Lid-Staten houden elkaar in het kader van de Raad op de hoogte van de initiatieven die worden ontplooid inzake de detachering van verbindingsofficieren en over de aan deze officieren verleende bevoegdheden.
  • 2. 
    Daartoe zenden zij het Secretariaat-generaal van de Raad ieder jaar, ook wat betreft de planning, informatie toe over de respectieve netwerken van verbindingsofficieren, overeenkomstig afgesproken criteria.

Artikel 4

Ontwikkeling van de netwerken van verbindingsofficieren in derde Staten

  • 1. 
    De Lid-Staten houden bij de opstelling van de prioriteiten voor het uitzenden van verbindingsofficieren naar derde Staten rekening met de inhoud van de Verklaring van Berlijn van september 1994 dan wel met de uit de gestructureerde dialoog met de betrokken Staten voortvloeiende samenwerkingseisen en met de eisen in verband met bepaalde, aan de Europese Unie grenzende strategische gebieden of andere gebieden die aan strategisch belang winnen.
  • 2. 
    Er zal speciale aandacht worden besteed aan de gebieden die het meest gevoelig zijn omdat de zware vormen van grensoverschrijdende criminaliteit er het meest voorkomen.
  • 3. 
    Bij de vaststelling van de taken van hun verbindingsofficieren kunnen de Lid-Staten rekening houden met de taken die in dezelfde geografische gebieden reeds worden vervuld door verbindingsofficieren die door andere Lid-Staten zijn gedetacheerd.
  • 4. 
    Iedere Lid-Staat kan op basis van specifieke akkoorden bepalen dat andere Lid-Staten een beroep kunnen doen op zijn in derde Staten gedetacheerde verbindingsofficieren, speciaal in de geografische gebieden die niet op adequate wijze bestreken worden.

Artikel 5

Samenwerking via verbindingsofficieren in derde Staten

  • 1. 
    De Lid-Staten bepalen dat de in derde Staten gedetacheerde verbindingsofficieren in voorkomend geval en op geregelde basis onderling de gegevens uitwisselen die zij verkregen hebben over belangrijke kwesties van algemeen of gemeenschappelijk belang en, indien dit nodig wordt geacht, gemeenschappelijke initiatieven ontplooien.
  • 2. 
    De in een zelfde derde Staat gedetacheerde verbindingsofficieren verlenen elkaar op basis van afspraken tussen de Lid-Staten waartoe zij behoren onderling bijstand bij de uitvoering van hun taken.
  • 3. 
    Verbindingsofficieren in derde Staten lichten hun nationale autoriteiten overeenkomstig hun instructies in over criminele activiteiten die een bedreiging vormen voor andere Lid-Staten die daar niet door eigen verbindingsofficieren vertegenwoordigd zijn. De nationale autoriteiten beoordelen in het licht van de ernst van de bedreiging of het wenselijk is de betrokken Staten hiervan in kennis te stellen.
  • 4. 
    Een Lid-Staat die niet over verbindingsofficieren in een derde Staat beschikt, kan, met inachtneming van de nationale wetgeving en in uitzonderlijke gevallen waarin gegevens niet via de bestaande internationale informatiekanalen kunnen worden verkregen, een andere Lid-Staat die een verbindingsofficier in de desbetreffende Staat heeft gedetacheerd, om informatie verzoeken. De Staat tot wie het verzoek is gericht onderzoekt het volledig zelfstandig en doet het, bij inwilliging, aan zijn verbindingsofficier ter plaatse toekomen.

Artikel 6

Activiteiten van de verbindingsofficieren in de Lid-Staten na de inwerkingtreding van Europol

Teneinde de middelen voor hun eigen verbindingsofficieren binnen de Europese Unie te optimaliseren herzien de Lid-Staten hun beleid inzake detachering en taakomschrijving van verbindingsofficieren en houden daarbij zo nodig rekening met de in de Europol-Overeenkomst vervatte taakomschrijving van de Europese Politiedienst.

Artikel 7

Gemeenschappelijke seminars voor de verbindingsofficieren

  • 1. 
    Teneinde de samenwerking tussen de verbindingsofficieren in specifieke gebieden te verbeteren kunnen de Lid-Staten de organisatie van gemeenschappelijke seminars bevorderen in verband met bijzondere eisen qua kennis en qua optreden in de betrokken gebieden, waarbij de aandacht uitgaat naar de tendensen op het gebied van de criminaliteit en naar de meest doeltreffende bestrijdingsmethoden.
  • 2. 
    De deelneming aan dergelijke seminars mag de taakvervulling van de verbindingsofficieren niet in het gedrang brengen.

Artikel 8

Samenwerking tussen de verbindingsofficieren van verschillende diensten van een Lid-Staat

  • 1. 
    De Lid-Staten zorgen voor dienstige vormen van samenwerking tussen hun verbindingsofficieren van verschillende diensten en houden daarbij rekening met hun respectieve institutionele taken.
  • 2. 
    Met het oog daarop moedigen de Lid-Staten het volgende aan:
  • betrekkingen tussen de autoriteiten die deze verbindingsofficieren detacheren en beheren;
  • passende coördinatie van de informatie over detachering;
  • contacten tussen deze verbindingsofficieren in de Staten waar zij gedetacheerd zijn.

Artikel 9

Financiering

  • 1. 
    De uitgaven in verband met de opleiding, het detacheren en de werkzaamheden van de eigen verbindingsofficieren komen ten laste van de begroting van de Lid-Staten.
  • 2. 
    De beleidsuitgaven in verband met de in artikel 7 bedoelde initiatieven kunnen echter overeenkomstig artikel K.8 van het Verdrag ten laste komen van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 10

Slotbepalingen

  • 1. 
    Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad.

Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • R. 
    QUINN

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.