Verordening 1997/894 - Technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997R0894

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997R0894

Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden

Publicatieblad Nr. L 132 van 23/05/1997 blz. 0001 - 0027

VERORDENING (EG) Nr. 894/97 VAN DE RAAD van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

  • (1) 
    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3094/86 van de Raad van 7 oktober 1986 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (3), herhaaldelijk en ingrijpend is gewijzigd; dat derhalve om redenen van zowel rationele ordening als de duidelijkheid van de tekst genoemde verordening dient te worden gecodificeerd;
  • (2) 
    Overwegende dat met het oog op de bescherming van de levende rijkdommen van de zee enerzijds en een evenwichtige exploitatie van de visbestanden anderzijds, wat in het belang is van zowel vissers als consumenten, technische maatregelen voor het behoud van de visbestanden moeten worden vastgesteld, onder meer met betrekking tot toegestane maaswijdten, bijvangstpercentages, minimummaten, het vissen in bepaalde gebieden of perioden, of met bepaalde soorten vistuig;
  • (3) 
    Overwegende dat een evenwicht moet worden gevonden tussen de aanpassing van de technische maatregelen aan de uiteenlopende situaties in de verschillende takken van de visserij, enerzijds, en de eenvormigheid van de regels, waardoor deze gemakkelijker kunnen worden toegepast, anderzijds;
  • (4) 
    Overwegende dat het dienstig is de door de Gemeenschap, Noorwegen en Zweden overeengekomen voorschriften voor de visserij in het Skagerrak en het Kattegat in deze verordening op te nemen; dat derhalve gezien de wetenschappelijke adviezen, seizoengebonden beperkingen voor bepaalde visserijactiviteiten in het Skagerrak en het Kattegat dienen te worden vastgesteld om zo de vangst van haring te verminderen;
  • (5) 
    Overwegende dat in de Internationale Commissie voor de visserij in de Oostzee beheersmaatregelen voor de visserij in de Oostzee moeten worden vastgesteld;
  • (6) 
    Overwegende dat de grote hoeveelheden ongewenste bijvangst die overboord worden gezet een onaanvaardbare verspilling betekenen; dat een verbod op uitoefening van de visserij met visserijmethoden die niet selectief genoeg zijn of die worden gebruikt in gebieden met hoge concentraties aan jonge vis, alsmede verhogingen van de minimummaaswijdten en een verbod op machines die ertoe bijdragen dat vis overboord wordt gezet, een eerste stap zijn op de weg naar een definitieve afschaffing van methoden die onverenigbaar zijn met de instandhouding en een goed beheer van de visbestanden; dat een coherent systeem voor beheer en exploitatie van de visbestanden tot stand moet worden gebracht dat tot zo weinig mogelijk ongewenste bijvangst leidt;
  • (7) 
    Overwegende dat het nuttig is de gerichte visserij voor bepaalde vissoorten evenals de bijvangst en de beschermde soorten nauwkeuriger te definiëren;
  • (8) 
    Overwegende dat uit grondig onderzoek is gebleken, dat vierkant gemaasde netdelen voor en boven de kuil aanzienlijk kunnen bijdragen tot een geringere vangst van ondermaatse vis;
  • (9) 
    Overwegende dat de visserij voor de vismeelindustrie een permanent gegeven is en dat de voorwaarden voor de uitoefening van deze tak van visserij daarom ook van permanente aard dienen te zijn;
  • (10) 
    Overwegende dat de vangst van bepaalde voor verwerking tot meel of olie bestemde soorten mag plaatsvinden met een afwijkende maaswijdte, op voorwaarde dat deze vangsten geen negatieve invloed hebben op andere demersale bestanden, met name op kabeljauw en schelvis;
  • (11) 
    Overwegende dat er een tendens bestaat om geankerde kieuwnetten, warnetten en schakels met steeds kleinere maaswijdte te gebruiken, hetgeen leidt tot een hogere sterfte van jonge vis van de soorten waarop in de betrokken visserijtakken wordt gevist;
  • (12) 
    Overwegende dat deze tendens moet worden omgebogen en dat de selectiviteit van de maaswijdte van passieve vistuigen zoals geankerde kieuwnetten, warnetten en schakels geschikt moet zijn voor de doelsoort of de groep doelsoorten;
  • (13) 
    Overwegende dat de biologische parameters voor de betrokken soorten tussen de geografische gebieden verschillen; dat deze verschillen rechtvaardigen dat in die gebieden onderling verschillende maatregelen worden toegepast;
  • (14) 
    Overwegende dat moet worden voorzien in een voldoende lange overgangsperiode om de vissers genoeg tijd te geven om het bestaande vistuig aan te passen aan de nieuwe eisen;
  • (15) 
    Overwegende dat moet worden vastgelegd, op welke wijze de afmetingen van schaal-, schelp- en weekdieren moeten worden bepaald;
  • (16) 
    Overwegende dat voor het vissen binnen de 12-mijlszone uitvoerbare voorschriften moeten worden vastgesteld;
  • (17) 
    Overwegende dat in dit verband bescherming van kinderkamers in de kustzone van de lidstaten moet worden geboden, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke biologische omstandigheden in die gebieden;
  • (18) 
    Overwegende dat niet-selectief gebruik van de ringzegen bij visserijactiviteit ten aanzien van tonijnscholen en andere daarmee gezamenlijk voorkomende vissoorten of visserijactiviteit in de nabijheid van zeezoogdieren, tot nodeloze vangst en sterfte van deze dieren kan leiden;
  • (19) 
    Overwegende dat de ringzegenvisserij een doeltreffende methode is waarmee uitsluitende doelsoorten kunnen worden gevangen, wanneer deze methode behoorlijk en weloverwogen wordt toegepast en dat deze methode dan geen gevaar inhoudt voor de instandhouding van zeezoogdieren;
  • (20) 
    Overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 22 december 1989 Resolutie 44/225 heeft aangenomen inzake de visserij met grote pelagische drijfnetten en de consequenties daarvan voor de biologische rijkdommen van oceanen en zeeën;
  • (21) 
    Overwegende dat de Raad bij Besluit 82/72/EEG (4) het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu in Europa (Verdrag van Bern) heeft goedgekeurd;
  • (22) 
    Overwegende dat de Gemeenschap het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties heeft ondertekend dat alle leden van de internationale gemeenschap ertoe verplicht, mee te werken aan de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de oceanen;
  • (23) 
    Overwegende dat een ongebreidelde toeneming van de visserij met drijfnetten ernstige nadelen kan hebben in de vorm van een vergroting van de visserij-inspanning en de vangst van andere soorten dan de doelsoort; dat de visserij met drijfnetten derhalve moet worden geregeld;
  • (24) 
    Overwegende dat, om het wetenschappelijke onderzoek niet te belemmeren, deze verordening niet moet gelden voor activiteiten die, ook al is het incidenteel, nodig zijn voor dergelijk onderzoek;
  • (25) 
    Overwegende dat de lidstaten dienen te worden gemachtigd, passende voorlopige maatregelen te nemen ingeval de instandhouding van de visbestanden ernstig wordt bedreigd;
  • (26) 
    Overwegende dat deze verordening geen afbreuk mag doen aan, noch een belemmering mag vormen voor aanvullende nationale maatregelen van strikt lokale werking;
  • (27) 
    Overwegende dat dergelijke maatregelen daarom mogen worden gehandhaafd of vastgesteld, onder voorbehoud van onderzoek door de Commissie van de verenigbaarheid ervan met het Gemeenschapsrecht en het gemeenschappelijk visserijbeleid;
  • (28) 
    Overwegende dat deze verordening geen afbreuk mag doen aan nationale maatregelen die verder gaan dan de minimumeisen die in deze verordening zijn vastgesteld;
  • (29) 
    Overwegende dat het nodig kan zijn op korte termijn nieuwe instandhoudingsmaatregelen en uitvoeringsbepalingen in het kader van deze verordening vast te stellen; dat dergelijke maatregelen en bepalingen moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (5),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Gebiedsgrenzen

  • 1. 
    Deze verordening betreft, onverminderd artikel 6, lid 1, onder b), artikel 10, lid 17, en artikel 11, lid 3, de vangst en aanvoer van levende rijkdommen uit alle zeewateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten vallen en die gelegen zijn in één van de volgende gebieden:

Gebied 1

Alle wateren ten noorden en ten westen van een lijn die loopt van een punt op 48° noorderbreedte en 18° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 60° noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot 5° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 60° 30' noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot 4° westerlengte, vandaar rechtwijzend noord tot 64° noorderbreedte, vandaar rechtwijzend oost tot de kust van Noorwegen.

Gebied 2

Alle wateren benoorden 48° noorderbreedte, met uitzondering van de wateren van gebied 1 en de ICES-sectoren III b), III c) en III d).

Gebied 3

Alle wateren in de ICES-deelgebieden VIII en IX.

Gebied 4

Alle wateren in ICES-deelgebied X.

Gebied 5

Alle wateren in het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan in de sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.1.3 en in deelgebied 34.2.0 van visserijgebied 34 van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) - Cecaf/Copace-gebied, met uitzondering van de rond de Canarische Eilanden gelegen wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van Spanje.

Gebied 6

Alle wateren voor de kust van het Franse departement Guyana.

Gebied 7

Alle wateren voor de kust van de Franse departementen Martinique en Guadeloupe.

Gebied 8

Alle wateren voor de kust van het Franse departement Réunion.

  • 2. 
    De in deze verordening met de afkortingen "NAFO", "ICES" en "FAO" gepreciseerde geografische zones komen overeen met de definities van respectievelijk de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Zij zijn, onder voorbehoud van latere wijzigingen, beschreven in Verordening (EEG) nr. 3179/78 van de Raad van 28 december 1978 betreffende de sluiting, door de Europese Economische Gemeenschap, van de Convention on future multilateral cooperation in the North-West Atlantic fisheries (6), en in de mededelingen van de Commissie nr. 85/C 335/02 (7) en nr. 85/C 347/05 (8).
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde gebieden kunnen volgens de procedure van artikel 18 worden onderverdeeld in geografische zones, met name aan de hand van de in lid 2 bedoelde definities.
  • 4. 
    Niettegenstaande het bepaalde in lid 2 wordt in de zin van deze verordening het Kattegat in het noorden begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar de vuurtoren van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbijgelegen punt op de kust van Zweden, en in het zuiden door een lijn van kaap Hasenöre naar kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van kaap Gilbjerg naar Kullen.

Het Skagerrak wordt in het westen begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar de vuurtoren van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar de vuurtoren van Tistlarna en vandaar naar het dichtsbijgelegen punt op de kust van Zweden.

  • 5. 
    Niettegenstaande het bepaalde in lid 2 wordt in deze verordening onder de Noordzee verstaan ICES-deelgebied IV en het aangrenzende gedeelte van ICES-sector II a), bezuiden 64° noorderbreedte alsmede het gedeelte van ICES-sector III a), dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals dat in lid 4 is omschreven.

TITEL I NETTEN EN BEPALINGEN INZAKE HET GEBRUIK ERVAN

Artikel 2 Minimummaaswijdten

  • 1. 
    Voor elk van de in bijlage I genoemde geografische gebieden of zones en, in voorkomend geval, voor het overeenkomstige tijdvak en motorvermogen is het verboden sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) of soortgelijke netten te gebruiken, behalve wanneer de maaswijdte in het gedeelte van het net met de kleinste mazen gelijk is aan of groter is dan een van de in die bijlage genoemde maaswijdten, hierna te noemen referentieminimummaaswijdten, en behalve wanneer de vangst met het net dat zich aan boord bevindt, omvat:
  • een percentage toegestane doelsoorten gelijk aan of groter dan het percentage gespecificeerd in bijlage I voor de referentieminimummaaswijdte;
  • een percentage beschermde soorten dat het in bijlage I voor de referentieminimummaaswijdte gespecificeerde percentage niet overschrijdt.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea mag het minimumpercentage van de doelsoorten worden bereikt door de hoeveelheden van alle gevangen doelsoorten samen te voegen, mits:

  • het doelsoorten zijn waarvoor het maximumpercentage van beschermde soorten 10 % bedraagt;
  • het doelsoorten zijn waarvoor de referentieminimummaaswijdte gelijk is aan of kleiner is dan de maaswijdte van het gebruikte net;
  • het totale percentage voor alle beschermde soorten tezamen in verhouding tot het totale gewicht van alle doelsoorten tezamen niet meer dan 10 % bedraagt.

Voor de toepassing van deze verordening worden beschermde soorten omschreven als de soorten waarvoor in bijlage II een minimummaat is vastgesteld of waarvoor is aangegeven dat de minimummaat nog moet worden vastgesteld.

Het bepaalde in dit lid doet geen afbreuk aan de in de leden 2 tot en met 9 neergelegde specifieke bepalingen.

  • 2. 
    Dreggen zijn uitgesloten van het bepaalde in lid 1. Het is evenwel verboden om meer dan 10 % vis van de beschermde soorten aan boord te hebben of aan te voeren wanneer met dreggen wordt gevist.
  • 3. 
    De in bijlage I bedoelde percentages worden berekend ten opzichte van het gewicht van de totale hoeveelheid vis, schaal-, schelp- en weekdieren die aan boord is na sortering of bij aanvoer, met inachtneming van de hoeveelheden die op een ander vaartuig zijn overgeladen.

Niettegenstaande het bepaalde in de eerste alinea kan het percentage bij de visserij op zandspiering met netten met een maaswijdte van minder dan 16 mm worden bepaald vóór sortering. Deze bepaling is niet van toepassing in het Skagerrak en het Kattegat.

De percentages mogen worden berekend aan de hand van een of meer representatieve monsters. Voorschriften voor de bemonstering kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 18 bedoelde procedure.

  • 4. 
    Het sorteren geschiedt onmiddellijk na de vangst. Vangsten van beschermde soorten boven de in bijlage I vastgestelde percentages worden onmiddellijk in zee teruggezet.
  • 5. 
    Indien tijdens dezelfde reis vangsten worden verricht met gebruikmaking van verschillende netten met verschillende maaswijdten of in verschillende gebieden, geografische zones of onder verschillende bijkomende voorwaarden (zoals verschillende tijdvakken) en indien deze verschillende vangstvoorwaarden een verandering betekenen van de referentieminimummaaswijdten (met overeenkomstige percentages) zoals vermeld in bijlage I, wordt het percentage berekend voor elk gedeelte van de vangst die onder elke verschillende voorwaarde is verricht.

Alle vangsten worden geacht te zijn verricht met het kleinmazigste net aan boord, tenzij het tegendeel blijkt uit het logboek dat wordt bijgehouden overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (9) en de ter uitvoering van dat artikel vastgestelde bepalingen.

  • 6. 
    Vangsten worden geraamd als levend gewicht.

Voor de toepassing van dit artikel is het gewicht van hele langoestines equivalent met het gewicht van staarten van langoestines vermenigvuldigd met 3.

  • 7. 
    Netten met kleinere maaswijdten dan de maaswijdten van het overeenkomstig lid 1 gebruikte net mogen niet aan boord zijn, tenzij zij behoorlijk zijn vastgezet en zo zijn opgeborgen dat zij niet direct kunnen worden gebruikt. De specifieke regels voor het opbergen van vistuig kunnen worden opgesteld volgens de procedure van artikel 18.
  • 8. 
    Onder motorvermogen wordt verstaan het totaal van het maximaal continu vermogen dat kan worden geleverd aan het vliegwiel van elke motor en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig. Wanneer een tandwielkast in de motor is ingebouwd, wordt het vermogen gemeten aan de uitgaande as van de tandwielkast.

Het aan door de motor aangedreven hulpmachines geleverde vermogen wordt niet afgetrokken.

Het motorvermogen wordt uitgedrukt in kilowatt (kW).

Het continu motorvermogen wordt bepaald overeenkomstig de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie vastgestelde voorschriften, zoals opgenomen in haar aanbevolen internationale norm ISO 3046/1, tweede editie, oktober 1981.

De wijzigingen die nodig zijn om de in de vierde alinea bedoelde voorschriften aan te passen aan de vooruitgang van de techniek worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18.

  • 9. 
    Het is verboden trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke netten te gebruiken waarvan de minimummaaswijdte gelijk is aan of groter dan 90 mm en waarvan het aantal mazen in de omtrek van de kuil in enge zin, met uitsluiting van de aanslag en de naadlijn, groter is dan 100.

Trawlernetten, Deense zegennetten of soortgelijke netten met een maaswijdte van 100 mm of meer mogen in het bovenste deel van de kuil zijn voorzien van een net met vierkante mazen dat vastzit aan de aanslag en de loodlijn en dat een maaswijdte van 90 mm of meer heeft.

Onder "net met vierkante mazen" wordt verstaan een zodanig aangebracht net dat de AB-richting van de mazen die het paneel vormen in één richting parallel loopt met de lengteas van de kuil en in de andere richting loodrecht op de lengteas van de kuil in enge zin staat. De AB-richting is de richting parallel met recht in elkaars verlengde liggende benen van opeenvolgende mazen in het net.

  • 10. 
    a) Geankerde kieuwnetten, warnetten en schakels waarvan de maaswijdten tot geen enkele van de in bijlage V of VI vermelde maaswijdteklassen behoren, zijn verboden en mogen niet aan boord zijn van communautaire vissersvaartuigen. In het geval van schakels is de in deze verordening bedoelde maaswijdte die van het stuk net met de kleinste maaswijdte.
  • b) 
    Wanneer de vangsten door communautaire vissersvaartuigen in gebied 1 en/of gebied 2 zijn gedaan met geankerde kieuwnetten, warnetten en/of schakels met een maaswijdte van één van de in bijlage V vermelde maaswijdteklassen, mag het percentage van de hoeveelheden van een soort, een combinatie van soorten of soortengroepen als vermeld bij de betrokken maaswijdteklasse, uitgedrukt in levend gewicht, dat aan boord wordt gehouden, niet lager zijn dan 70 %.
  • c) 
    Wanneer de vangsten door communautaire vissersvaartuigen in gebied 3 zijn gedaan met geankerde kieuwnetten, warnetten en/of schakels met een maaswijdte van een van de in bijlage VI vermelde maaswijdteklassen, mag het percentage van de hoeveelheden van een soort, een combinatie van soorten of soortgroep als vermeld bij de betrokken maaswijdteklasse, uitgedrukt in levend gewicht, dat aan boord wordt gehouden, niet lager zijn dan 70 %.
  • d) 
    In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:
  • i) 
    "geankerd kieuwnet en warnet": elk enkelwandig net dat op om het even welke wijze op de bodem wordt verankerd;
  • ii) 
    "schakel": elk net bestaande uit twee of drie wanden die parallel zijn opgehangen aan één enkele hoofdlijn en dat op om het even welke wijze op de zeebodem wordt verankerd.
  • e) 
    Het bepaalde onder a), b), c) en d) geldt niet voor de vangsten van zalm en zeeforel.

De uitvoeringsbepalingen van het onderhavige lid, waaronder het vaststellen van de maaswijdte, worden uiterlijk op 31 december 1997 aangenomen volgens de procedure van artikel 18.

Artikel 3 Meting van de maaswijdte

De technische voorschriften voor de meting van de maaswijdte worden vastgesteld volgens de in artikel 18 bedoelde procedure.

Artikel 4 Voorzieningen aan netten

Het is verboden voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen in enig deel van het net kunnen versperren of waardoor de feitelijke afmetingen daarvan kleiner kunnen worden.

Deze bepaling sluit echter niet uit, dat voorzieningen worden gebruikt waarvan de lijst en de technische beschrijvingen worden vastgesteld volgens de in artikel 18 bedoelde procedure.

TITEL II MINIMUMMAAT VAN VIS, SCHAAL-, SCHELP- EN WEEKDIEREN

Artikel 5

  • 1. 
    Vis, schaal-, schelp- en weekdieren zijn ondermaats wanneer zij kleiner zijn dan de in bijlage II en bijlage III vastgestelde minimummaat voor de betrokken soort en voor het betrokken gebied of de betrokken geografische zone, indien gepreciseerd. Wanneer meer dan één methode ter bepaling van de minimummaat is toegestaan, hebben de vissen, schaal-, schelp- of weekdieren de vereiste maat wanneer ten minste één van de vereiste maten groter is dan de voor de betrokken soort geldende minimummaat.
  • 2. 
    a) De maat van de vis wordt gemeten van de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin.
  • b) 
    De maat van langoestines en zeekreeften wordt, zoals de afbeelding in bijlage IV laat zien, gemeten:
  • in de lengte van het kopborststuk, die wordt gemeten evenwijdig aan de middellijn, vanaf de achterkant van een oogkas tot aan de verste rand van het kopborststuk,
  • in de totale lengte, die wordt gemeten vanaf de punt van het rostrum tot aan het achterste uiteinde van het telson, met uitsluiting van de setae (borstelharen).

Losse staarten van langoestines worden gemeten vanaf de voorkant van het eerste segment van de staart tot aan het achterste uiteinde van het telson, met uitsluiting van de setae (borstelharen). De staart wordt plat gemeten, zonder deze uit te rekken.

  • c) 
    De maat van noordzeekrabben wordt, zoals de afbeelding in bijlage IV laat zien, gemeten:
  • in de lengte van de schaal, gemeten over de middellijn gaande van de rand tussen de oogkassen tot aan de achterste rand van de schaal,
  • in de maximumbreedte van de schaal, loodrecht gemeten op de middellijn van de schaal,
  • in de maximumlengte van de laatste twee segmenten van één van de scharen.
  • d) 
    De maat van spinkrabben wordt, zoals de afbeelding in bijlage IV laat zien, gemeten over de middellijn beginnend aan de rand van de schaal tussen de punten van het rostrum tot de achterrand van de schaal.
  • e) 
    De maat van een tweekleppig weekdier wordt, zoals de afbeelding in bijlage IV laat zien, gemeten over de grootste afmeting van de schelp.
  • f) 
    De maat van een koppotig weekdier wordt gemeten over de rugmiddellijn van de achterste punt van de mantel tot de voorste rand van de mantel voor pijlinktvissen en inktvissen van de familie Sepiidae en tot de ogen voor achtarmige inktvissen.
  • 3. 
    Ondermaatse vissen, schaal-, schelp- en weekdieren mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moeten onmiddellijk in zee worden teruggezet.

Het bepaalde in deze alinea geldt echter niet voor:

  • a) 
    de binnen de in artikel 2, lid 1, vastgestelde grenzen gevangen beschermde soorten die niet zijn gesorteerd uit de toegestane doelsoorten en die niet voor menselijke consumptie worden verkocht, uitgestald of te koop worden aangeboden,
  • b) 
    de hierna vermelde soorten binnen een grens van 10 gewichtspercenten van de totale vangsten van deze soorten:
  • haring, ongeacht in welke geografische zone deze is gevangen;
  • makreel die in de Noordzee is gevangen;
  • de in de bijlagen II en III vermelde soorten die in het Skagerrak of het Kattegat zijn gevangen,
  • c) 
    horsmakreel (Trachurus spp.), makreel (Scomber spp.) en ansjovis (Engraulis encrasicholus) voor gebruik als levend aas.

Het percentage ondermaatse vissen, schaal-, schelp- en weekdieren wordt bepaald overeenkomstig artikel 2, leden 3 tot en met 6.

  • 4. 
    Het is verboden van het lichaam losgemaakte staarten of scharen aan te voeren van zeekreeften die in de in bijlage III genoemde gebieden of geografische zones zijn gevangen, wanneer voor deze soorten een minimummaat is opgenomen.

Het is uitsluitend toegestaan exemplaren in gehele staat van sint-jakobsschelpen (Pecten spp.) aan te voeren.

  • 5. 
    Minimummaten voor soorten die in de bijlagen II of III van een sterretje zijn voorzien, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde procedure.

TITEL III VISVERBODEN

Artikel 6 Zalm en zeeforel

  • 1. 
    Zalm en zeeforel mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moeten onmiddellijk in zee worden teruggezet:
  • a) 
    wanneer zij in de gebieden 1, 2, 3 en 4 zijn gevangen in de wateren buiten de 12 mijl vanaf de basislijnen van de lidstaten;
  • b) 
    in afwijking van artikel 1, lid 1, wanneer zij in de gebieden 1, 2, 3 en 4 gevangen zijn buiten de wateren onder soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten;
  • c) 
    wanneer zij gevangen zijn met sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) of soortgelijke netten met maaswijdten kleiner dan 70 mm.
  • 2. 
    In het Skagerrak en het Kattegat is de visserij op zalm en zeeforel verboden buiten 4 mijl van de basislijnen.

Artikel 7 Haring

  • 1. 
    Van 15 augustus tot en met 30 september mag niet op haring worden gevist in de geografische zone die gelegen is binnen een lijn die gaat langs:
  • Butt of Lewis,
  • Kaap Wrath,
  • een punt op 58° 55' noorderbreedte en 5° 00' westerlengte,
  • een punt op 58° 55' noorderbreedte en 7° 10' westerlengte,
  • een punt op 58° 20' noorderbreedte en 8° 20' westerlengte,
  • een punt op 57° 40' noorderbreedte en 8° 20' westerlengte,
  • een punt op de westkust van het eiland North Uist op 57° 40' noorderbreedte en vanaf dat punt langs de noordkust van dat eiland tot een punt op de noordkust van dat eiland tot een punt op 57° 40' 36" noorderbreedte en 7° 20'39" westerlengte,
  • een punt op 57° 50' 03" noorderbreedte en 7° 08' 06" westerlengte,
  • en vervolgens langs de westkust van het eiland Lewis in noordoostelijke richting tot het beginpunt (Butt of Lewis).
  • 2. 
    Het is verboden een hoeveelheid haring aan boord te hebben die groter is dan 5 % van het totale gewicht van de vis, schaal-, schelp- en weekdieren aan boord die in deze zone gevangen zijn in de in lid 1 genoemde periode. Het percentage wordt berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 tot en met 6.
  • 3. 
    De haringvisserij is van 1 juli tot en met 31 oktober verboden in het gebied met de volgende coördinatie:
  • 55° 30' noorderbreedte op de westkust van Denemarken,
  • 55° 30' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 57° 00' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 57° 00' noorderbreedte op de westkust van Denemarken.
  • 4. 
    De haringvisserij is in de periode van 15 augustus tot en met 30 september verboden in het gebied van 6 tot 12 mijl voor de oostkust van het Verenigd Koninkrijk, gemeten vanaf de basislijnen, tussen 54° 10' noorderbreedte en 54° 45' noorderbreedte, en in de periode van 15 augustus tot en met 15 september in het gebied van 6 tot 12 mijl voor de oostkust van het Verenigd Koninkrijk, gemeten vanaf de basislijnen, tussen 55° 30' noorderbreedte en 55° 45' noorderbreedte.
  • 5. 
    De haringvisserij is het gehele jaar verboden in de lerse Zee (ICES-sector VII a)), in het zeegebied tussen de westkust van Schotland, Engeland en Wales en een lijn op 12 mijl aan de basislijnen van deze kust, met als zuidelijke grens 53° 20' noorderbreedte en als noordwestelijke grens een lijn tussen Mull of Galloway (Schotland) en Point of Ayre (eiland Man).
  • 6. 
    De haringvisserij is van 21 september tot en met 31 december verboden in de gedeelten van de Ierse Zee (ICES-sector VII a)) met de volgende coördinaten:
  • a) 
    - 54° 20' noorderbreedte, op de oostkust van het eiland Man,
  • 54° 20' noorderbreedte, 3° 40' westerlengte,
  • 53° 50' noorderbreedte, 3° 50' westerlengte,
  • 53° 50' noorderbreedte, 4° 50' westerlengte,
  • 4° 50' westerlengte op de zuidwestkust van het eiland Man,
  • b) 
    - 54° 15' noorderbreedte, op de oostkust van Noord-Ierland,
  • 54° 15' noorderbreedte, 5° 15' westerlengte,
  • 53° 50' noorderbreedte, 5° 50' westerlengte,
  • 53° 50' op de oostkust van Noord-Ierland.

De haringvisserij is het hele jaar verboden in Logan Bay, zijnde de wateren ten oosten van een lijn van Mull of Logan, op 54° 44' noorderbreedte en 4° 59' westerlengte, naar Laggantalluch Head, op 54° 41' noorderbreedte en 4° 58' westerlengte.

  • 7. 
    In afwijking van lid 6 mag door vaartuigen met een lengte van ten hoogste 12,2 meter waarvan de thuishaven tussen 53° 00' en 55° 00' noorderbreedte aan de oostkust van Ierland en Noord-Ierland is gelegen, in het in dat lid onder b) omschreven verboden gebied op haring worden gevist, mits dat alleen gebeurt met drijfnetten met een maaswijdte van ten minste 54 mm.
  • 8. 
    De haringvisserij is van 1 januari tot en met 30 april verboden in het gebied ten noordoosten van de lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.
  • 9. 
    De in dit artikel omschreven gebieden en periodes kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 18.

Artikel 8 Sprot

  • 1. 
    Het is het hele jaar verboden om in het Skagerrak en het Kattegat op sprot te vissen met sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 32 mm.
  • 2. 
    Sprotvisserij is verboden:
  • a) 
    van 1 juli tot en met 31 oktober in het binnen de volgende coördinaten gelegen gebied:
  • 55° 30' noorderbreedte op de westkust van Denemarken,
  • 55° 30' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 57° 00' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 57° 00' noorderbreedte op de westkust van Denemarken;
  • b) 
    van 1 januari tot en met 31 maart en van 1 oktober tot en met 31 december in het statistische ICES-vak 39 E 8. Voor de toepassing van deze verordening geldt als grens van dit ICES-vak een lijn die rechtwijzend oost loopt van de oostkust van Engeland, langs breedtegraad 55° 00' noorderbreedte tot 1° 00' westerlengte, vervolgens rechtwijzend noord tot 55° 30' noorderbreedte en dan weer rechtwijzend west tot de kust van Engeland;
  • c) 
    van 1 januari tot en met 31 maart en van 1 oktober tot en met 31 december in de binnenwateren van de Moray Firth ten westen van 3° 30' westerlengte en in de binnenwateren van de Firth of Forth ten westen van 3° 00' westerlengte.

Artikel 9 Makreel

  • 1. 
    Het is verboden makreel aan boord te houden die gevangen is in de geografische zone met de coördinaten:
  • het punt op de zuidkust van Engeland bij 02° 00' westerlengte,
  • 49° 30' noorderbreedte, 02° 00' westerlengte,
  • 49° 30' noorderbreedte, 07° 00' westerlengte,
  • 52° 00' noorderbreedte, 07° 00' westerlengte,
  • het punt op de westkust van Wales bij 52° 00' noorderbreedte,

tenzij de hoeveelheid makreel niet groter is dan 15 gewichtspercenten van de totale hoeveelheid makreel en andere soorten aan boord die in deze zone zijn gevangen.

  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing:
  • a) 
    op vaartuigen die vissen met kieuwnetten of met de beug;
  • b) 
    op vaartuigen die vissen met bodemsleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) of soortgelijke netten, wanneer de totale vangst aan boord van deze vaartuigen voor ten minste 75 gewichtspercenten bestaat uit:
  • langoestines, wanneer deze vaartuigen netten gebruiken waarvoor de maaswijdte voor de betrokken geografische gebieden of zones is vastgesteld in bijlage I;
  • langoestines en de in bijlage II genoemde soorten, wanneer deze vaartuigen netten gebruiken waarvoor de maaswijdte voor deze soorten en voor de betrokken geografische gebieden of zones is vastgesteld in bijlage I;
  • c) 
    op vaartuigen die door deze zone varen, voorzover al het vistuig is opgeborgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 7;
  • d) 
    op vaartuigen die niet zijn uitgerust voor de visserij en waarop makreel is overgeladen.
  • 3. 
    Alle makreel aan boord van een vaartuig wordt geacht in de in lid 1 bedoelde zone te zijn gevangen, met uitzondering van makreel waarvoor, voordat het vaartuig deze zone is binnengevaren, overeenkomstig het bepaalde in de volgende alinea's is gemeld dat hij aan boord is.

De kapitein van een vaartuig die voornemens is deze zone binnen te varen om daar te vissen en die makreel aan boord heeft, moet de controleautoriteit van de lidstaat in de visserijzone waarvan hij voornemens is te gaan vissen, van het vermoedelijke tijdstip en de vermoedelijke plaats van aankomst in deze zone in kennis stellen, ten vroegste 36 uur en ten laatste 24 uur vóór het binnenvaren van deze zone.

Bij het binnenvaren van deze zone dient hij de bevoegde controleautoriteit op de hoogte te brengen van de hoeveelheden makreel die hij aan boord heeft en in het logboek heeft genoteerd. De kapitein kan worden verzocht zijn logboek en de aan boord zijnde vangst te laten controleren op een door de bevoegde controleautoriteit vast te stellen tijdstip en positie. Dit tijdstip mag niet later liggen dan zes uur nadat de controleautoriteit de boodschap heeft ontvangen waarin de aan boord zijnde hoeveelheden makreel worden meegedeeld, en de positie dient zich zo dicht mogelijk te bevinden bij de plaats waar het vaartuig deze zone binnenvaart.

De kapitein van een vaartuig die voornemens is deze zone binnen te varen om makreel op zijn vaartuig te laten overladen, moet de controleautoriteit van de lidstaat in de visserijzone waarvan de overlading zal plaatsvinden, van het tijdstip en de plaats van de voorgenomen overlading in kennis stellen ten vroegste 36 uur en ten laatste 24 uur vóór de overlading begint. De kapitein dient de bevoegde controleautoriteit onmiddellijk na de overlading in kennis te stellen van de hoeveelheden makreel die op zijn vaartuig zijn overgeladen.

De bevoegde controleautoriteiten zijn:

  • in Frankrijk:

Mimer, telex: Paris 25 08 23,

  • in Ierland:

Department of Marine, telex: Dublin 91798 MRNE,

  • in het Verenigd Koninkrijk:

Ministry of Agriculture, Fisheries and Food, telex: London 21 27 4.

Geen enkele bepaling in dit lid mag zo worden uitgelegd dat een vaartuig dat vaart onder de vlag van of dat is geregistreerd in een lidstaat die voor het bestand van deze zone geen makreelquotum heeft of waarvan het quotum is opgebruikt, andere makreel aan boord mag hebben dan bijvangsten die zijn vermengd met gevangen horsmakreel of sardien en waarvan de hoeveelheid niet groter is dan 10 gewichtspercenten van de totale hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardien aan boord, of dan makreel waarvan de kapitein kan aantonen dat deze uit een ander bestand gevangen is.

TITEL IV BEPERKINGEN TEN AANZIEN VAN BEPAALDE VISSERIJMETHODEN

Artikel 10 Beperkingen op het gebruik van vaartuigen en vistuig bij het vissen op bepaalde soorten in bepaalde periodes en in bepaalde geografische zones

  • 1. 
    Er mogen geen ringzegens worden gebruikt:
  • a) 
    voor het vissen op haring in ICES-gebied VII, sectoren g t/m k, of in de geografische zone die wordt begrensd:
  • in het noorden, door de breedtegraad op 52° 30' noorderbreedte,
  • in het zuiden, door de breedtegraad op 52° noorderbreedte,
  • in het westen, door de lerse kust,
  • in het oosten, door de kust van het Verenigd Koninkrijk,
  • b) 
    voor het vissen op de in bijlage II vermelde soorten in het desbetreffende gebied of de desbetreffende geografische zone.

Bij het vissen met ringzegens is het verboden de volgende hoeveelheden aan boord te hebben:

  • een hoeveelheid van de in bijlage II genoemde soorten die in gewicht 5 % van het totale gewicht van de vis, schaal-, schelp- en weekdieren aan boord overschrijdt, en
  • bij het vissen in het in het eerste streepje van punt a) omschreven gebied, een hoeveelheid haring die in gewicht 5 % van het totale gewicht aan vis, schaal-, schelp- en weekdieren aan boord overschrijdt.

De percentages worden berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 tot en met 6.

  • 2. 
    a) Vaartuigen mogen geen boomkorren waarvan de totale lengte, dat wil zeggen de som van de lengte van elke boom, groter is dan 24 meter of kan worden verlengd tot een lengte van meer dan 24 meter, aan boord hebben of gebruiken.
  • b) 
    In het Kattegat mogen geen boomkorren worden gebruikt.
  • 3. 
    a) Door vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 8 m die vissen met boomkorren of bordennetten, mag niet worden gevist in de zone binnen 12 mijl van de kusten van Frankrijk, ten noorden van de breedtegraad op 51° 00' noorderbreedte van België, Nederland, Duitsland en van de westkust van Denemarken, tot de vuurtoren van Hirtshals; deze zone wordt gemeten vanaf de basislijnen vanwaar de territoriale wateren worden bepaald.

Van 1 april tot en met 30 september wordt bovengenoemde zone uitgebreid tot de geografische zone die wordt gevormd door een lijn tussen de volgende coördinaten:

  • een punt op de Deense westkust op 57° 00' noorderbreedte,
  • 57° 00' noorderbreedte, 7° 15' oosterlengte,
  • 55° 00' noorderbreedte, 7° 15' oosterlengte,
  • 55° 00' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 54° 30' noorderbreedte, 7° 00' oosterlengte,
  • 54° 30' noorderbreedte, 7° 30' oosterlengte,
  • 54° 00' noorderbreedte, 7° 30' oosterlengte,
  • 54° 00' noorderbreedte, 6° 00' oosterlengte,
  • 53° 50' noorderbreedte, 6° 00' oosterlengte,
  • 53° 50' noorderbreedte, 5° 00' oosterlengte,
  • 53° 30' noorderbreedte, 5° 00' oosterlengte,
  • 53° 30' noorderbreedte, 4° 15' oosterlengte,
  • 53° 00' noorderbreedte, 4° 15' oosterlengte,
  • een punt op de Nederlandse kust op 53° 00' noorderbreedte.
  • b) 
    In afwijking van het bepaalde onder a), mogen vaartuigen waarvan de naam en de technische kenmerken zijn opgenomen op een overeenkomstig de procedure van artikel 18 opgestelde lijst in deze zone vissen met boomkorren gedurende de tijdvakken waarin het vissen met boomkorren anders zou zijn verboden.

Vaartuigen die op de in de eerste alinea genoemde lijst voorkomen moeten aan de volgende criteria voldoen:

  • vóór 1 januari 1987 in bedrijf zijn genomen,
  • een motorvermogen hebben van niet meer dan 221 kW, uitgezonderd voor vaartuigen die op schaaldieren vissen en, in geval van een afgestelde motor, vóór de afstelling, een motorvermogen van niet meer dan 300 kW hebben gehad.

Een vaartuig op de lijst kan worden vervangen door een ander vaartuig waarvan de motor niet is afgesteld en het vermogen niet meer bedraagt dan 221 kW, en waarvan de lengte over alles als omschreven in lid 13 niet meer dan 24 m bedraagt.

Een motor van een vaartuig op de lijst kan worden vervangen, op voorwaarde dat de ruilmotor niet is afgesteld en het vermogen niet meer bedraagt dan 221 kW.

  • c) 
    Het gebruik van boomkorren waarvan de totale boomlengte, dat wil zeggen de som van de lengte van elke boom groter is dan 9 m, of kan worden verlengd tot een lengte van meer dan 9 m, is echter verboden, behalve wanneer wordt gewerkt met vistuig dat is ontworpen en wordt gebruikt voor het vissen op garnaal (Crangon-soorten en Pandalus montagui).

Vaartuigen waarvan de voornaamste activiteit de garnalenvisserij (Crangon-soorten) is, mogen bij het vissen op tong echter bomen gebruiken waarvan de totale lengte meer dan 9 m bedraagt, mits deze vaartuigen op een jaarlijks op te stellen lijst voorkomen.

  • d) 
    In afwijking van punt a), mogen vaartuigen waarvan het motorvermogen niet meer dan 221 kW bedraagt en, in geval van een afgestelde motor, vóór de afstelling niet meer dan 300 kW bedroeg, in de in dit punt genoemde zone vissen met bordennetten.
  • e) 
    In afwijking van het bepaalde onder a), mogen vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW in de in dit punt genoemde zone vissen met bordennetten, op voorwaarde dat vangsten van schol en tong waarvan het gewicht meer dan 5 % bedraagt van het gewicht van de totale vangst aan boord onmiddellijk in zee worden teruggezet.

Het percentage wordt berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 tot en met 6.

  • 4. 
    In de zone van 12 mijl van de kusten van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gemeten vanaf de basislijnen vanwaar de territoriale wateren worden gemeten, mogen geen vaartuigen met boomkorren vissen.

In afwijking van de vorige alinea mogen vaartuigen in één van de volgende categorieën in bovengenoemde zone met boomkorren vissen:

  • vaartuigen die vóór 1 januari 1987 in bedrijf zijn genomen en, met uitzondering van vaartuigen die op schaaldieren vissen, waarvan het motorvermogen niet meer dan 221 kW bedraagt en die, in geval van een afgestelde motor, vóór de afstelling een vermogen van niet meer dan 300 kW hadden;
  • vaartuigen die na 31 december 1986 in bedrijf zijn genomen, waarvan het motorvermogen niet is afgesteld en het vermogen niet meer bedraagt dan 221 kW, en waarvan de lengte over alles als omschreven in lid 13 niet meer dan 24 m bedraagt;
  • vaartuigen waarvan na 31 december 1986 de motor is vervangen door een motor die niet is afgesteld en met een vermogen van niet meer dan 221 kW.

Het gebruik van boomkorren waarvan de totale boomlengte, dat wil zeggen de som van de lengte van elke boom, groter is dan 9 m, is echter verboden, behalve wanneer wordt gewerkt met vistuig dat is ontworpen en wordt gebruikt voor het vissen op garnaal (Crangon-soorten en Pandalus montagui).

  • 5. 
    Vissersvaartuigen die niet voldoen aan de criteria om in de lijsten te worden opgenomen, overeenkomstig het bepaalde in de leden 3 en 4, mogen de in deze leden vermelde visserijactiviteiten niet uitoefenen.
  • 6. 
    De uitvoeringsbepalingen van de leden 3 en 4, met inbegrip van de voorschriften voor de opstelling van de lijsten waarnaar in lid 3 wordt verwezen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18.
  • 7. 
    Het motorvermogen wordt gedefinieerd als in artikel 2, lid 8.
  • 8. 
    De datum van inbedrijfstelling is de datum waarop voor het eerst een officieel veiligheidscertificaat is afgegeven.

Indien geen officieel veiligheidscertificaat wordt afgegeven, geldt als datum van inbedrijfstelling de datum waarop het vaartuig voor het eerst in een officieel visserijregister is opgenomen.

Voor vissersvaartuigen die vóór 14 oktober 1986 in bedrijf zijn genomen, geldt als datum van inbedrijfstelling echter de datum waarop het vaartuig voor het eerst in een officieel visserijregister is opgenomen.

  • 9. 
    In de wateren binnen 3 mijl van de basislijnen van het Skagerrak en het Kattegat mogen van 1 juli tot en met 15 september geen sleepnetten worden gebruikt met een maaswijdte van minder dan 32 mm.

In deze periode mag echter in deze wateren met sleepnetten worden gevist:

  • op Noorse garnaal (Pandalus borealis), met netten met een maaswijdte van ten minste 30 mm;
  • op puitaal (Zoarces viviparus), grondels (Gobiidae) of schorpioenvissen (Cottus spp.) voor gebruik als aas, met netten van elke maaswijdte.
  • 10. 
    In ICES-sector VIII c) mag niet met pelagische trawls op ansjovis worden gevist.
  • 11. 
    Daar waar in de in dit artikel bedoelde zones geen sleepnetten, boomkorren, Deense zegennetten (snurrevod) of soortgelijke netten mogen worden gebruikt, mogen dergelijke netten alleen aan boord zijn indien zij behoorlijk zijn vastgezet en zijn opgeborgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 7.
  • 12. 
    Bij het vissen mogen geen explosieve, giftige of verdovende stoffen, noch vuurwapens worden gebruikt. Bij het vissen op tonijn en reuzenhaai mogen echter harpoenkanonnen worden gebruikt.

In het Skagerrak en het Kattegat mag behalve voor tonijn en reuzenhaai voor het vangen van vis geen elektrische stroom worden gebruikt.

  • 13. 
    De lengte van een vaartuig is de lengte over alles, waaronder wordt verstaan de over een rechte lijn gemeten afstand tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van de achtersteven.

De boeg wordt geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, bak, voorsteven en verschansing voorschip, indien aanwezig, terwijl boegsprieten en relingen niet worden meegerekend.

De achtersteven wordt geacht te bestaan uit de waterdichte rompconstructie, vlakke spiegel, campagne, slipway voor de trawl, en verschansing, terwijl relingen, botteloef, voortstuwingsinrichting, roeren, stuurinrichting, duikersladders en platforms niet worden meegerekend.

De lengte over alles wordt uitgedrukt in meters tot op twee cijfers na de komma nauwkeurig.

  • 14. 
    De lengte van een boom of boomkor wordt gemeten tussen de uiterste punten met inbegrip van alle toebehoren.
  • 15. 
    a) Van 1 september tot en met 31 december is het verboden om met sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijke netten te vissen in de binnen de volgende coördinatoren liggende gebieden:
  • het punt op de noordkust van Spanje met de naam Cabo Prior (43° 34' noorderbreedte, 8° 19' westerlengte),
  • 43° 50' noorderbreedte, 8° 19' westerlengte,
  • 43° 25' noorderbreedte, 9° 12' westerlengte,
  • het punt op de westkust van Spanje met de naam Cabo Villano (43° 10' noorderbreedte, 9° 12' westerlengte).
  • b) 
    Van 1 oktober tot en met 31 december is het verboden om met sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijke netten te vissen in de binnen de volgende coördinaten liggende gebieden:
  • het punt op de westkust van Spanje met de naam Cabo Corrubedo (42° 35' noorderbreedte, 9° 05' westerlengte),
  • 42° 35' noorderbreedte, 9° 25' westerlengte,
  • 43° 00' noorderbreedte, 9° 30' westerlengte,
  • 43° 00' noorderbreedte op de westkust van Spanje.
  • c) 
    Van 1 december tot en met de laatste dag van februari van het daaropvolgende jaar is het verboden om met sleepnetten, Deense zegennetten of soortgelijke netten te vissen in de binnen de volgende coördinaten liggende gebieden:
  • 37° 50' noorderbreedte op de westkust van Portugal,
  • 37° 50' noorderbreedte, 9° 03' westerlengte,
  • 37° 00' noorderbreedte, 9° 06' westerlengte,
  • 37° 00' noorderbreedte op de westkust van Portugal.
  • 16. 
    Vaartuigen die gebruik maken van ringzegens of slepend vistuig met een voor de visserij op makreel, haring of horsmakreel toegestane afwijkende maaswijdte, mogen geen automatische sorteermachines aan boord hebben.

In afwijking van de eerste alinea mogen vriesschepen automatische sorteermachines aan boord hebben, op voorwaarde dat die alleen worden gebruikt voor het indelen volgens handelsnormen van alle gevangen en voor invriezing bestemde vis. De sorteermachines moeten op zodanige wijze aan boord worden geïnstalleerd, dat de vangsten na indeling onmiddellijk worden ingevroren voor verkoop en zij niet gemakkelijk in zee kunnen worden teruggeworpen.

  • 17. 
    Het is verboden scholen of groepen zeezoogdieren met ringzegens in te sluiten met de bedoeling tonijn of andere vissoorten te vangen.

Niettegenstaande artikel 1, lid 1, is dit lid van toepassing op alle vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren of die in een lidstaat zijn geregistreerd en die zich bevinden in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten vallen, alsmede buiten deze wateren.

  • 18. 
    De sleepnet- en ringzegenvisserij op makreel, sprot en haring is verboden in het Skagerrak van zaterdag te middernacht tot en met zondag te middernacht en in het Kattegat van vrijdag te middernacht tot en met zondag te middernacht.
  • 19. 
    Het is verboden ringzegens te gebruiken voor de vangst van tropische tonijn (gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn) in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van Portugal vallen in ICES-gebied X ten noorden van 36° 30' noorderbreedte, alsmede in het Cecaf-gebied ten noorden van 31° noorderbreedte en ten oosten van 17° 30' westerlengte.

Artikel 11 Beperking gebruik drijfnetten

  • 1. 
    Geen enkel vaartuig mag één of meer drijfnetten waarvan de individuele of gezamenlijke lengte groter is dan 2,5 km, aan boord hebben of ermee vissen.
  • 2. 
    Tijdens de gehele duur van de in lid 1 bedoelde visserijactiviteit moet het net, als dat langer is dan 1 km, aan het vaartuig bevestigd blijven. In de 12-mijlskustzone behoeft het net niet aan het vaartuig bevestigd te zijn indien daarop permanent toezicht wordt uitgeoefend.
  • 3. 
    Niettegenstaande artikel 1, lid 1, is het onderhavige artikel, met uitzondering van de Oostzee, de Kleine en de Grote Belt en de Øresund, van toepassing in alle wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten vallen en, buiten die wateren, op alle vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren of in een lidstaat zijn geregistreerd.

Artikel 12

Geen enkel vaartuig mag drijfnetten gebruiken voor de vangst van tonijnachtigen in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van Portugal en Spanje vallen in de ICES-gebieden VIII, IX en X en in het Cecaf-gebied met inbegrip van - in afwijking van het bepaalde in artikel 1 - de wateren rond de Canarische Eilanden die onder de soevereiniteit of jurisdictie van Spanje vallen.

Artikel 13 Bewerkingen

Aan boord van vissersvaartuigen mag geen fysische of chemische verwerking van vis tot vismeel, visolie of dergelijke producten plaatsvinden. Dit verbod is niet van toepassing op de verwerking van afval.

Artikel 14 Wetenschappelijk onderzoek

Deze verordening is niet van toepassing op de visserij die uitsluitend wordt uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder gezag van de betrokken lidstaat of lidstaten en waarvan de Commissie en de lidstaat of lidstaten, in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren op de hoogte zijn gesteld.

Vis, schaal-, schelp- en weekdieren die voor de in de eerste alinea genoemde doeleinden worden gevangen, mogen worden verkocht, opgeslagen, uitgestald of te koop aangeboden op voorwaarde dat:

  • zij voldoen aan de normen vastgesteld in de bijlagen II en III en de handelsnormen die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3759/92 van de Raad van 17 december 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (10), of
  • zij rechtstreeks worden verkocht voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.

Artikel 15 Uitzetten en overbrengen

Deze verordening is niet van toepassing op visserijactiviteiten die worden uitgeoefend voor het kunstmatig uitzetten of overbrengen van vis, schaal-, schelp- en weekdieren.

Vis, schaal-, schelp- en weekdieren die voor de in de eerste alinea genoemde doeleinden zijn gevangen, mogen alleen voor menselijke consumptie worden verkocht indien de andere bepalingen van deze verordening worden nageleefd.

TITEL V SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

  • 1. 
    Indien de instandhouding van vis, schaal-, schelp- of weekdierenbestanden onmiddellijk optreden vergt, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 18 in aanvulling op, of in afwijking van deze verordening alle nodige maatregelen nemen.
  • 2. 
    Wanneer de instandhouding van bepaalde soorten of bepaalde visgronden ernstig wordt bedreigd en elk uitstel moeilijk te herstellen schade zou meebrengen, kan de kuststaat voor de wateren onder zijn jurisdictie niet-discriminerende beschermende maatregelen nemen.
  • 3. 
    Zodra de in lid 2 voorziene maatregelen zijn genomen, worden zij met een toelichting ter kennis gebracht van de Commissie en van de andere lidstaten.
  • 4. 
    Binnen tien werkdagen na de ontvangst van deze kennisgeving bevestigt de Commissie de in lid 2 voorziene maatregelen of eist zij de annulering of wijziging ervan. Het besluit van de Commissie wordt onmiddellijk ter kennis van de lidstaten gebracht.
  • 5. 
    Elke lidstaat kan binnen tien werkdagen na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde kennisgeving het door de Commissie genomen besluit aan de Raad voorleggen.
  • 6. 
    De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid binnen een maand een ander besluit nemen.

Artikel 17

  • 1. 
    De lidstaten kunnen maatregelen vaststellen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden:
  • a) 
    wanneer het gaat om strikt lokale visbestanden die slechts voor de vissers van de betrokken lidstaat van belang zijn, of
  • b) 
    in de vorm van voorwaarden of voorschriften ter beperking van de vangsten door technische maatregelen:
  • i) 
    die een aanvulling vormen op de communautaire visserijwetgeving, of
  • ii) 
    die verder gaan dan de minimumeisen die in de genoemde wetgeving zijn vastgesteld,

één en ander op voorwaarde dat die maatregelen uitsluitend van toepassing zijn voor de vissers uit de betrokken lidstaat, verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijk visserijbeleid.

  • 2. 
    De Commissie wordt van ieder voornemen tot invoering of wijziging van nationale technische maatregelen tijdig genoeg in kennis gesteld om haar opmerkingen te kunnen maken.

Indien de Commissie binnen een maand na deze kennisgeving daarom verzoekt, wordt de inwerkingtreding van de voorgenomen maatregelen door de betrokken lidstaat opgeschort tot drie maanden na de datum van kennisgeving, teneinde de Commissie in staat te stellen te bepalen of deze maatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1.

Wanneer de Commissie, in een besluit waarvan zij ook de andere lidstaten in kennis stelt, constateert dat een voorgenomen maatregel niet in overeenstemming is met het bepaalde in lid 1, kan de betrokken lidstaat die maatregel alleen in werking doen treden als hierin de nodige wijzigingen worden aangebracht.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onverwijld in kennis van de vastgestelde maatregelen, in voorkomend geval nadat de nodige wijzigingen zijn aangebracht.

  • 3. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie op haar verzoek alle gegevens die nodig zijn om te beoordelen of hun nationale technische maatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1.
  • 4. 
    Op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat kan over de vraag, of een door een lidstaat toegepaste nationale technische maatregel in overeenstemming is met het bepaalde in lid 1, volgens de procedure van artikel 18 een besluit worden genomen. In geval van een dergelijk besluit is het bepaalde in lid 2, derde en vierde alinea, mutatis mutandis van toepassing.
  • 5. 
    De maatregelen met betrekking tot de strandvisserij worden door de betrokken lidstaat louter ter informatie aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 18

De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92.

Artikel 19

Verordening (EEG) nr. 3094/86 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar bovengenoemde verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in bijlage VII, deel A.

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De bepalingen van artikel 2, lid 10, en van de bijlagen V en VI treden echter in werking op 30 december 1997.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • H. 
    VAN MIERLO
  • (1) 
    PB nr. C 362 van 2. 12. 1996, blz. 318.
  • (2) 
    PB nr. C 30 van 30. 1. 1997, blz. 93.
  • (3) 
    PB nr. L 288 van 11. 10. 1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3071/95 (PB nr. L 329 van 30. 12. 1995, blz. 14).
  • (4) 
    PB nr. L 38 van 10. 2. 1982, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.
  • (6) 
    PB nr. L 378 van 30. 12. 1978, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 654/81 (PB nr. L 69 van 14. 3. 1981, blz. 1).
  • (7) 
    PB nr. C 335 van 24. 12. 1985, blz. 2.
  • (8) 
    PB nr. C 347 van 31. 12. 1985, blz. 14.
  • (9) 
    PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2870/95 (PB nr. L 301 van 14. 12. 1995, blz. 1).
  • (10) 
    PB nr. L 388 van 31. 12. 1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3318/94 (PB nr. L 350 van 31. 12. 1994, blz. 15).

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

Bepaling van de afmetingen van schaal-, schelp- en weekdieren

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

(Homarus)(Nephrops)

ZeekreeftLangoestine

(a) lengte kopborststuk

(b) totale lengte

(Venus verrucosa)

Venusschelp

(a) maximale afmeting schelp

(Cancer pagurus)

Noordzeekrab

(Maia squinado)

Spinkrab

(a) maximale breedte schaal

  • b) 
    lengte schaal
  • c) 
    lengte schaar

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE V

Gebieden 1 en 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

Gebied 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VII

DEEL A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.