Verordening 1999/976 - Voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende gemeenschappelijke acties die binnen het kader van het gemeenschappelijke samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999R0976

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999R0976

Verordening (EG) nr. 976/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen

Publicatieblad Nr. L 120 van 08/05/1999 blz. 0008 - 0014

VERORDENING (EG) Nr. 976/1999 VAN DE RAAD

van 29 april 1999

tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

  • (1) 
    Overwegende dat praktische regels moeten worden vastgesteld voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties die binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid in derde landen een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen;
  • (2) 
    Overwegende dat de Raad samen met deze verordening Verordening (EG) nr. 975/1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitvoering van acties op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede van de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden(3) heeft vastgesteld;
  • (3) 
    Overwegende dat in het kader van bestaande programma's inzake de samenwerking met derde landen, waaronder Tacis, Phare, Meda en de verordening betreffende de wederopbouw in Bosnië-Herzegovina, alsmede toekomstige samenwerking van deze aard die op de grondslag van artikel 235 van het Verdrag zal worden uitgevoerd, acties nodig zijn om een bijdrage te leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in derde landen;
  • (4) 
    Overwegende dat de Europese Unie, zoals in artikel F, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is bepaald, de grondrechten eerbiedigt, zoals die worden gewaarborgd door het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht;
  • (5) 
    Overwegende dat de actie van de Europese Gemeenschap op het gebied van de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen past in het kader van de eerbiediging van de beginselen van algemene geldigheid en ondeelbaarheid van de mensenrechten die de hoeksteen van het internationaal systeem voor bescherming van de mensenrechten vormen;
  • (6) 
    Overwegende dat de actie van de Europese Gemeenschap op het gebied van de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen is geïnspireerd op de algemene beginselen zoals die voortvloeien uit de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;
  • (7) 
    Overwegende dat de Europese Gemeenschap erkent dat alle rechten van de mens onderling samenhangen en dat de vooruitgang in de economische en sociale ontwikkeling en de vooruitgang bij de totstandbrenging van burgerlijke en politieke rechten elkaar positief beïnvloeden;
  • (8) 
    Overwegende dat de eerbiediging van het internationale humanitaire recht moet worden gezien als een onderdeel van de rechten van de mens in de zin van deze verordening; tevens wijzende op de Verdragen van Genève van 1949 en hun aanvullend protocol van 1977, het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het Verdrag van 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide alsmede op andere normen van het op overeenkomsten of gewoonten berustende volkenrecht;
  • (9) 
    Overwegende dat in de op 28 november 1991 door de Raad en de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, aangenomen resolutie inzake mensenrechten, democratie en ontwikkeling richtsnoeren, procedures en concrete voorstellen voor acties worden omschreven die ertoe strekken parallel met de economische en sociale rechten, de burgerlijke en politieke vrijheden te bevorderen via een representatief politiek stelsel dat is gebaseerd op de eerbiediging van de mensenrechten;
  • (10) 
    Overwegende dat de actie van de Europese Gemeenschap op het gebied van de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen is gebaseerd op een positieve en constructieve aanpak waarin de mensenrechten en de democratische beginselen als onderwerp van gemeenschappelijk belang voor de Gemeenschap en haar partners worden beschouwd en als element van een dialoog die kan leiden tot initiatieven die de daadwerkelijke eerbiediging van deze rechten en beginselen bevorderen;
  • (11) 
    Overwegende dat deze positieve aanpak tot uiting zou moeten komen in de uitvoering van acties ter ondersteuning van democratiseringsprocessen, versterking van de rechtsstaat en ontwikkeling van een pluralistische en democratische burgermaatschappij en in de uitvoering van vertrouwenwekkende maatregelen die met name beogen conflicten te voorkomen, de vredesinspanningen te ondersteunen en straffeloosheid te bestrijden;
  • (12) 
    Overwegende dat het derhalve van wezenlijk belang is dat de financiële instrumenten die worden aangewend om de positieve acties op deze terreinen in elk land te steunen, de nodige samenhang vertonen met de geografische programma's en in de andere ontwikkelingsinstrumenten worden geïntegreerd, teneinde het effect en de doelmatigheid ervan te verhogen;
  • (13) 
    Overwegende dat er tevens op moet worden toegezien dat deze acties binnen het algehele externe beleid van de Europese Unie, inclusief het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, passen;
  • (14) 
    Overwegende dat deze acties zouden moeten zijn gericht op slachtoffers van discriminatie, armen of achtergestelden, kinderen, vrouwen, vluchtelingen, migranten, minderheden, ontheemden, inheemse volkeren, gevangenen en slachtoffers van martelingen;
  • (15) 
    Overwegende dat communautaire steunverlening aan het democratiseringsproces en de eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat in het kader van een politiek stelsel dat de fundamentele vrijheden van het individu eerbiedigt, bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn opgenomen in de verschillende door de Europese Gemeenschap met haar partners gesloten overeenkomsten, die eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen tot een essentieel onderdeel van de betrekkingen tussen de partijen maken;
  • (16) 
    Overwegende dat het van wezenlijk belang is de kwaliteit, het effect en de continuïteit van de maatregelen te verbeteren, met name door de mogelijkheid te bieden tot het opzetten van meerjarenprogramma's ter bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen die in overleg met de autoriteiten van het betrokken land worden uitgewerkt in een geest van partnerschap en met inachtneming van de specifieke behoeften van het land;
  • (17) 
    Overwegende dat het voor een doelmatige en samenhangende actie noodzakelijk is dat er rekening wordt gehouden met de typische kenmerken van een actie ter bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen, die met name vragen om soepele, doorzichtige en snelle procedures voor het nemen van besluiten betreffende de financiering van de op dit gebied uit te voeren acties en projecten;
  • (18) 
    Overwegende dat het van wezenlijk belang is te zorgen voor een snel reactievermogen op noodsituaties of situaties die van bijzonder belang zijn, zodat de geloofwaardigheid en de doelmatigheid van de communautaire inzet op het gebied van de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen in landen waar dergelijke situaties zich kunnen voordoen, worden versterkt;
  • (19) 
    Overwegende dat er met name wat de procedures voor de toekenning van subsidies en de evaluatie van de projecten betreft, rekening moet worden gehouden met het bijzondere karakter van de ontvangers van de communautaire steun, met name het niet-winstgevende karakter van hun activiteiten, de door hun leden - die vaak vrijwilligers zijn - gelopen risico's in een soms vijandige omgeving en met hun beperkte manoeuvreerruimte wat hun eigen middelen betreft;
  • (20) 
    Overwegende dat de ontwikkeling van de civil society met name gestalte dient te krijgen door de opkomst en organisatie van nieuwe actoren en dat de Gemeenschap uit dien hoofde ertoe kan overgaan in de begunstigde derde landen financiële steun te verlenen aan partners die niet kunnen bogen op ervaring op dit gebied;
  • (21) 
    Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de besluiten betreffende de toekenning van financiële steun aan projecten ter bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen op onpartijdige wijze worden genomen met eerbiediging van het beginsel van niet-discriminatie op grond van raciale, godsdienstige, culturele, sociale of nationale verschillen jegens de organisaties die voor de communautaire steun in aanmerking komen en de personen of groepen personen waarvoor de gesteunde projecten bedoeld zij, en dat zij niet worden ingegeven door politieke overwegingen;
  • (22) 
    Overwegende dat de regels moeten worden vastgesteld voor de uitvoering en het beheer van de door de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen gefinancierde hulp van de Gemeenschap voor de bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen;
  • (23) 
    Overwegende dat de uitvoering van die acties kan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap en dat het Verdrag, wat deze acties betreft, niet voorziet in andere bevoegdheden dan die van artikel 235;
  • (24) 
    Overwegende dat in deze verordening een financieel referentiebedrag in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995(4) is opgenomen voor de gehele looptijd van het programma, zonder dat zulks afbreuk doet aan de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit zoals die in het Verdrag zijn omschreven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Doelstellingen

Artikel 1

Met deze verordening wordt beoogd de voorwaarden vast te stellen voor de uitvoering van niet onder de ontwikkelingssamenwerking vallende communautaire acties in derde landen die, binnen het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid, een bijdrage leveren tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, alsmede tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

De in deze verordening bedoelde acties worden uitgevoerd op het grondgebied van de derde landen of houden rechtstreeks verband met situaties die zich voordoen in die derde landen.

Artikel 2

De procedures van deze verordening zijn van toepassing op acties op de in de artikelen 3 en 4 vermelde gebieden, die worden uitgevoerd in het kader van bestaande programma's inzake de samenwerking met derde landen, waaronder Tacis(5), Phare(6), Meda(7) en de verordeningen inzake Bosnië-Herzegovina(8), alsmede alle niet onder ontwikkelingssamenwerking vallende toekomstige acties in het kader van de communautaire samenwerking op deze gebieden met derde landen, die op de grondslag van artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap worden uitgevoerd.

Artikel 3

Binnen de grenzen van de artikelen 1 en 2 en in samenhang met het algehele externe beleid van de Europese Unie levert de Europese Gemeenschap technische en financiële bijstand aan acties die met name het volgende ten doel hebben:

  • 1. 
    de bevordering en de verdediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals die zijn afgekondigd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, alsook de andere internationale instrumenten voor ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, in het bijzonder:
  • a) 
    bevordering en bescherming van de burgerlijke en politieke rechten,
  • b) 
    bevordering en bescherming van de economische, sociale en culturele rechten,
  • c) 
    bevordering en bescherming van de mensenrechten van slachtoffers van discriminatie en armen of achtergestelden, waardoor mede de armoede en de sociale uitsluiting zal worden teruggedrongen,
  • d) 
    steun aan minderheden, etnische groepen en inheemse volkeren,
  • e) 
    steun aan plaatselijke, nationale, regionale of internationale instanties, met inbegrip van NGO's, die activiteiten ontplooien die verband houden met de bescherming, bevordering of verdediging van de mensenrechten,
  • f) 
    steun voor rehabilitatiecentra voor slachtoffers van martelingen en voor organisaties die concrete hulp verlenen aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten, dan wel hulp verlenen om de omstandigheden te verbeteren op plaatsen waar mensen van hun vrijheid zijn beroofd, zulks ter voorkoming van marteling of mishandeling,
  • g) 
    steun voor onderwijs, opleiding en bewustmaking op het gebied van de mensenrechten,
  • h) 
    steun aan acties op het gebied van de observatie inzake mensenrechten, met inbegrip van de opleiding van waarnemers,
  • i) 
    bevordering van gelijke kansen en niet-discriminerende praktijken, met inbegrip van maatregelen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,
  • j) 
    bevordering en bescherming van de fundamentele vrijheden die in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten zijn vermeld, met name de vrijheid van mening, meningsuiting en geweten, alsook het recht om zich in de eigen taal uit te drukken;
  • 2. 
    steun aan democratiseringsprocessen, in het bijzonder:
  • a) 
    bevordering en versterking van de rechtsstaat, met name via acties ter ondersteuning van de onafhankelijkheid en de versterking van de rechterlijke macht en van de ontwikkeling van een gevangeniswezen dat de menselijke waardigheid eerbiedigt; ondersteuning van constitutionele en wetgevende hervormingen; steun aan acties voor het afschaffen van de doodstraf,
  • b) 
    bevordering van de scheiding van de machten, met name van de rechterlijke en wetgevende macht ten opzichte van de uitvoerende macht, en ondersteuning van institutionele hervormingen;
  • c) 
    bevordering van het pluralisme, zowel op politiek niveau als op het niveau van de civiele maatschappij. Hiertoe moeten de instellingen die voor het pluralistisch karakter van de maatschappij moeten instaan, inclusief niet-gouvernementele organisaties (NGO's) worden versterkt en moeten de onafhankelijkheid en de verantwoordelijkheid van de media, alsmede de ondersteuning van de persvrijheid en de eerbiediging van het recht op vrijheid van vereniging en vergadering worden bevorderd;
  • d) 
    bevordering van behoorlijk bestuur, met name door steun voor de doorzichtigheid van het overheidsapparaat en steun aan preventie en bestrijding van corruptie;
  • e) 
    bevordering van de deelneming van de bevolking aan het besluitvormingsproces, zowel op nationaal als op regionaal en op plaatselijk niveau, met name door bevordering van gelijke deelname van mannen en vrouwen aan de civiele maatschappij, het economische leven en de politiek;
  • f) 
    steun voor verkiezingsprocessen, met name door steun voor onafhankelijke kiescommissies, toekenning van materiële, technische en juridische bijstand met het oog op de voorbereiding van de verkiezingen, met inbegrip van de opstelling van de kiezerslijsten, maatregelen ter bevordering van de deelneming van specifieke groepen, met name vrouwen, aan de verkiezingen en de opleiding van waarnemers;
  • g) 
    steun voor nationale inspanningen om de civiele en militaire verantwoordelijkheden af te bakenen, alsmede bewustmaking en opleiding op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten ten behoeve van het burgerpersoneel en het personeel van de strijdkrachten;
  • 3. 
    steun voor acties ter bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de democratisering om in nauwe verbinding met de terzake bevoegde organen conflicten te voorkomen en de gevolgen daarvan te behandelen, in het bijzonder:
  • a) 
    ondersteuning van capaciteitsopbouw, inclusief de instelling op plaatselijk niveau van systemen voor vroegtijdige waarschuwing,
  • b) 
    ondersteuning van maatregelen die gericht zijn op een evenwichtige verdeling van de kansen en op overbrugging van bestaande scheidslijnen tussen verschillende groepen met een eigen identiteit,
  • c) 
    ondersteuning van maatregelen ter bevordering van een vreedzame verzoening tussen groepsbelangen, inclusief ondersteuning van vertrouwenwekkende maatregelen op het gebied van mensenrechten en democratisering om conflicten te voorkomen en de vrede onder de bevolking te herstellen,
  • d) 
    bevordering van het internationale humanitaire recht en van de eerbiediging ervan door alle partijen bij een conflict,
  • e) 
    steun aan internationale, regionale of plaatselijke organisaties, inclusief de NGO's, die een rol spelen bij het voorkomen en beslechten van conflicten, alsmede bij de behandeling van de gevolgen daarvan, met inbegrip van steun voor de instelling van internationale ad hoc-straftribunalen en de totstandbrenging van een permanente internationale strafrechtbank, alsmede op het gebied van steun en bijstand aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten.

Artikel 4

Daartoe kan de communautaire steun onder meer de financiering omvatten van:

  • 1. 
    acties ter bewustmaking, voorlichting en opleiding van de betrokken actoren en van de publieke opinie;
  • 2. 
    acties die nodig zijn ter identificatie en voorbereiding van de projecten, te weten:
  • a) 
    identificatie- en haalbaarheidsstudies,
  • b) 
    uitwisseling van technische kennis en ervaringen tussen Europese organisaties en organisaties in derde landen,
  • c) 
    de kosten die voortvloeien uit aanbestedingen, met name de beoordeling van aanbiedingen en de opstelling van de documenten betreffende de projecten,
  • d) 
    de financiering van algemene studies over de communautaire actie op de in deze verordening vermelde terreinen;
  • 3. 
    de uitvoering van de projecten:
  • a) 
    acties op het gebied van technische bijstand en het buitenlands en plaatselijk personeel dat is aangeworven om deze projecten te helpen uitvoeren,
  • b) 
    aankoop en/of levering van elk product of materiaal dat strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de acties, inclusief, in uitzonderlijke omstandigheden en mits naar behoren gemotiveerd, de aankoop of leasing van ruimten,
  • c) 
    in voorkomend geval, acties die ertoe strekken het communautaire karakter van de acties tot zijn recht te laten komen;
  • 4. 
    de follow-up-, controle- en evaluatieactiviteiten aangaande communautaire acties;
  • 5. 
    de activiteiten die erop gericht zijn om de publieke opinie van de betrokken landen uitleg te geven over de doelstellingen en de resultaten van deze acties, alsmede over de taken op het gebied van administratieve en technische bijstand, die zowel de Commissie als de begunstigde tot nut strekken.

HOOFDSTUK II

Regels voor de hulpverlening

Artikel 5

  • 1. 
    De partners die financiële steun uit hoofde van deze verordening kunnen krijgen, zijn regionale en internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, nationale, regionale en plaatselijke overheden en nationale, regionale en plaatselijke overheidsinstellingen en organisaties die hun zetel in de Gemeenschap hebben, alsmede overheids- of particuliere instituten en ondernemers.
  • 2. 
    De door de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties worden op verzoek van de in het voorgaande lid vermelde partners of op eigen initiatief door de Europese Commissie uitgevoerd.

Artikel 6

De hulp van de Europese Gemeenschap staat open voor de in artikel 5, lid 1, bedoelde partners die hun hoofdzetel in een voor steun van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening in aanmerking komend derde land of in een lidstaat van de Gemeenschap hebben; bedoelde zetel moet het daadwerkelijk centrum zijn waar alle besluiten met betrekking tot de uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties worden genomen. Bij uitzondering kan deze zetel zich in een ander derde land bevinden.

Artikel 7

Ongeacht de institutionele en politieke context waarin de in artikel 5, lid 1, vermelde partners hun activiteiten verrichten, wordt om vast te stellen of een partner in aanmerking komt voor communautaire financiering, met name met de volgende elementen rekening gehouden:

  • a) 
    zijn inzet tot het zonder discriminatie verdedigen, eerbiedigen en bevorderen van de mensenrechten en de democratische beginselen;
  • b) 
    zijn ervaring met bevordering van de mensenrechten en de democratische beginselen;
  • c) 
    zijn vermogen op het gebied van administratief en financieel beheer;
  • d) 
    zijn technische en logistieke capaciteit voor de beoogde actie;
  • e) 
    eventueel, de resultaten van eerder uitgevoerde acties en met name van acties die communautaire financiering genoten;
  • f) 
    zijn vermogen tot samenwerking met andere actoren van de burgermaatschappij in de betrokken derde landen en tot het rechtstreeks leveren van bijstand aan plaatselijke organisaties die de burgermaatschappij verantwoording schuldig zijn.

Artikel 8

  • 1. 
    De hulp wordt enkel aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde partners verleend, indien deze toezeggen de hun door de Commissie opgelegde toewijzings- en uitvoeringsvoorwaarden, waartoe zij zich contractueel hebben verplicht, na te zullen komen.
  • 2. 
    Elke voor communautaire hulp in aanmerking komende actie wordt uitgevoerd overeenkomstig de in het financieringsbesluit van de Commissie vastgestelde doelstellingen.
  • 3. 
    De communautaire financiering krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.
  • 4. 
    Voorzover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de landen die voor krachtens deze verordening gefinancierde acties in aanmerking komen, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en heffingen niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

Artikel 9

  • 1. 
    De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen uit het voor steun in aanmerking komende land en de lidstaten. Zij kan in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen worden uitgebreid tot andere landen.
  • 2. 
    De leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten of het gastland. Zij kunnen in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen van oorsprong zijn uit andere landen.

Artikel 10

  • 1. 
    Ter verwezenlijking van de doelstellingen van samenhang en complementariteit en met het oog op het waarborgen van optimale doelmatigheid van alle acties kan de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen treffen.
  • 2. 
    In elk geval steunt de Commissie uit hoofde van lid 1 het volgende:
  • a) 
    de totstandbrenging van een stelsel van uitwisseling en systematische analyse van informatie over de gefinancierde acties en de acties waarvan de financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen;
  • b) 
    coördinatie op de plaats van uitvoering van de acties via regelmatige bijeenkomsten in het ontvangende land, waarop informatie wordt uitgewisseld tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de vertegenwoordigers van de lidstaten in het gastland;
  • c) 
    bevordering van een samenhangende aanpak inzake humanitaire hulp en, waar mogelijk, inpassing in de humanitaire hulp van de bescherming van de mensenrechten.

HOOFDSTUK III

Procedures ter uitvoering van de acties

Artikel 11

Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening tijdens de periode 1999 tot en met 2004 beloopt 150 miljoen euro.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 12

De Commissie is belast met de programmering, het onderzoek van, de besluitvorming aangaande en het beheer, de follow-up en de evaluatie van de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de vigerende begrotings- en andere procedures. Zij stelt de voorwaarden voor de toewijzing, terbeschikkingstelling en uitvoering van de in deze verordening bedoelde steunmaatregelen vast.

Artikel 13

  • 1. 
    Volgens de procedure van artikel 14, lid 2, worden door de Commissie:
  • de besluiten vastgesteld met betrekking tot de acties waarvan de financiering krachtens deze verordening de 1 miljoen euro per actie overschrijdt, alsmede van iedere wijziging van deze acties die een overschrijding met meer dan 20 % van het oorspronkelijk voor de betrokken actie uitgetrokken bedrag meebrengt;
  • de actieprogramma's vastgesteld die bestemd zijn om te zorgen voor een samenhangend actiekader in een bepaald land of een bepaalde regio of ten aanzien van een bepaald thema met geconstateerde duurzame behoeften, met name op grond van hun omvang en hun complexiteit.
  • 2. 
    De Commissie stelt het comité van artikel 14 op de hoogte van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen ten aanzien van de projecten en programma's met een waarde van minder dan 1 miljoen euro. Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk een week vóór het nemen van de besluiten.

Artikel 14

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het comité, hierna Comité mensenrechten en democratie genoemd, van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 975/1999.
  • 2. 
    Wanneer wordt verwezen naar de in dit lid bedoelde procedure, legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp. Het advies wordt uitgebracht met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 15

  • 1. 
    De Commissie kan noodmaatregelen voor een bedrag van ten hoogste 2 miljoen euro financieren. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat acties die noodmaatregelen vereisen betrekking hebben op onmiddellijke en onvoorziene behoeften die zijn gerezen in verband met een onverwachte onderbreking van het democratiseringsproces of het zich voordoen van een crisissituatie of een situatie waarin onmiddellijk buitengewoon gevaar dreigt voor de gehele bevolking of een deel van de bevolking van een land, welke een ernstige bedreiging voor het behoud van de rechten en fundamentele vrijheden van de burgers betekent.
  • 2. 
    Wat de aan deze voorwaarden beantwoordende acties betreft, neemt de Commissie een besluit na op de meest efficiënte wijze overleg te hebben gevoerd met de lidstaten. De lidstaten beschikken over een termijn van vijf werkdagen om eventueel bezwaar te maken. In geval van bezwaar bespreekt het comité van artikel 14 de aangelegenheid in zijn eerstvolgende vergadering.
  • 3. 
    De Commissie stelt het comité van artikel 14 in diens eerstvolgende vergadering in kennis van alle uit hoofde van deze bepalingen gefinancierde noodmaatregelen.

Artikel 16

Het comité kan elke algemene of specifieke aangelegenheid betreffende de communautaire hulp op dit gebied bespreken en dient tevens een nuttige rol te vervullen bij het vergroten van de samenhang tussen de acties op het gebied van mensenrechten en democratisering van de Europese Unie ten behoeve van derde landen. Eenmaal per jaar wordt op basis van een presentatie door de Commissievertegenwoordiger van gedachten gewisseld over de richtsnoeren voor de acties die tijdens het daaropvolgende jaar uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

Artikel 17

  • 1. 
    De Commissie evalueert de door de Gemeenschap krachtens deze verordening gefinancierde acties regelmatig om vast te stellen of hun doelstellingen zijn bereikt en richtsnoeren op te stellen, teneinde de doeltreffendheid van toekomstige acties te verbeteren. De Commissie geeft het comité een samenvatting van de verrichte evaluaties, die eventueel door het comité kunnen worden bestudeerd. De evaluatieverslagen staan, desgewenst, ter beschikking van de lidstaten.
  • 2. 
    Op verzoek van de lidstaten kan de Commissie samen met de lidstaten ook evaluaties verrichten van de resultaten van de in deze verordening bedoelde acties en programma's van de Gemeenschap.

Artikel 18

In elk financieringscontract dat of elke financieringsovereenkomst die uit hoofde van deze verordening wordt gesloten, wordt met name bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse en in de zetel van de in artikel 5, lid 1, bedoelde partners controles kunnen uitoefenen op de door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, vastgestelde gebruikelijke wijzen.

Artikel 19

  • 1. 
    De Commissie brengt de lidstaten uiterlijk binnen een maand na haar besluit op de hoogte van de goedgekeurde acties en projecten onder vermelding van de uitgetrokken bedragen voor en de aard van de acties en projecten, het begunstigde land en de partners.
  • 2. 
    De Commissie legt na afloop van elk begrotingsjaar een jaarverslag aan het Europees Parlement en de Raad voor, waarin een samenvatting wordt gegeven van de in de loop van het begrotingsjaar gefinancierde acties.

De samenvatting omvat met name informatie over de partners waarmee de in artikel 1 bedoelde acties werden uitgevoerd.

Het verslag omvat eveneens een samenvatting van de verrichte externe evaluaties en doet eventueel voorstellen voor specifieke acties.

Artikel 20

De Commissie dient drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bij het Europees Parlement en de Raad een algemene beoordeling in van de door de Gemeenschap in het kader van deze verordening gefinancierde acties, die vergezeld kan zijn van passende voorstellen voor de toekomst van deze verordening.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

  • W. 
    MÜLLER
  • (1) 
    PB C 282 van 18.9.1997, blz. 14.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 14 april 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
  • (4) 
    PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 2157/91 (PB L 201 van 24.7.1991, blz. 2). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1279/96 (PB L 165 van 4.7.1996, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 3906/89 (PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 1763/92 (PB L 181 van 1.7.1992, blz. 5). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1488/96 (PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.