Verordening 2000/2493 - Maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000R2493

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000R2493

Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden

Publicatieblad Nr. L 288 van 15/11/2000 blz. 0001 - 0005

Verordening (EG) nr. 2493/2000 van het Europees Parlement en de Raad

van 7 november 2000

betreffende maatregelen ter bevordering van de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 175 en 179,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3), in het licht van de door het Bemiddelingscomité op 27 juli 2000 goedgekeurde gemeenschappelijke tekst,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De uitputting van de natuurlijke hulpbronnen en de achteruitgang van het milieu zijn rechtstreeks van invloed op de economische ontwikkeling en in het bijzonder op de middelen van bestaan van plaatselijke gemeenschappen, waaronder autochtone bevolkingsgroepen, en zijn dus in strijd met het streven naar een verlichting van de armoede door middel van duurzame ontwikkeling.
  • (2) 
    De huidige productie- en consumptiepatronen hebben ontegenzeggelijk grensoverschrijdende en wereldwijde consequenties, in het bijzonder wat de atmosfeer, de hydrosfeer, de bodemgesteldheid en de biologische diversiteit betreft.
  • (3) 
    De Gemeenschap en haar lidstaten hebben hun handtekening gezet onder de Verklaring van Rio en het Actieprogramma "Agenda 21", en zetten zich in voor het uitvoeren van de resolutie "Programma voor de verdere tenuitvoerlegging van Agenda 21" van de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (UNGASS).
  • (4) 
    De Gemeenschap en haar lidstaten zijn partij bij multilaterale milieuovereenkomsten, met name het Verdrag inzake biologische diversiteit, het Raamverdrag inzake klimaatsverandering en het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming; zij dienen dan ook rekening te houden met de gemeenschappelijke, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden van ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden met betrekking tot deze onderwerpen.
  • (5) 
    De interne en externe aspecten van het milieubeleid van de Europese Gemeenschap moeten samenhangend zijn, teneinde op doeltreffende wijze te kunnen reageren op de door de Conferentie van de Verenigde Naties inzake milieu en ontwikkeling (UNCED) en tijdens de follow-up daarvan, geformuleerde uitdagingen.
  • (6) 
    De Gemeenschap en haar lidstaten zetten zich in voor de "Shaping the 21st Century Strategy" van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling/Commissie voor ontwikkelingsbijstand (OESO/DAC), die bedoeld is om steun te verwerven voor de uitvoering van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling in alle landen tegen 2005, teneinde ervoor te zorgen dat er zowel op wereldwijd als op nationaal niveau tegen 2015 daadwerkelijk een ommekeer is bereikt met betrekking tot het verlies van natuurlijke hulpbronnen.
  • (7) 
    Het Europees Parlement en de Raad hebben Besluit nr. 2179/98/EG van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling "Op weg naar duurzame ontwikkeling"(4) aangenomen, waarbij meer kracht moet worden bijgezet aan de rol die de Gemeenschap bij de internationale samenwerking op het gebied van milieubescherming en duurzame ontwikkeling speelt. De basisstrategie van het programma bestaat in het tot stand brengen van een volledige integratie van het milieubeleid in andere beleidsterreinen, waaronder het ontwikkelingsbeleid.
  • (8) 
    De Europese Raad te Cardiff in juni 1998 was ingenomen met de Commissiemededeling "Partnerschap voor integratie", waarin een strategie werd uitgestippeld om het milieuaspect in de beleidslijnen van de Europese Unie op te nemen en heeft het beginsel bekrachtigd dat belangrijke beleidsvoorstellen met de beoordeling van hun milieueffect gepaard moeten gaan.
  • (9) 
    De Raad en de lidstaten hebben op 15 juli 1996 hun goedkeuring gehecht aan een resolutie over milieubeoordeling in de ontwikkelingssamenwerking.
  • (10) 
    De Raad heeft in zijn resolutie van 30 november 1998 erkend dat autochtone bevolkingsgroepen een sleutelrol spelen bij het behoud en het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
  • (11) 
    Duurzame ontwikkeling hangt af van de integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces.
  • (12) 
    Aangezien de middelen beperkt zijn, zijn het uitwerken van doelgerichte beleidslijnen, strategieën en instrumenten en de uitvoering van experimentele programma's van vitaal belang voor een dergelijke integratie in de economische en de ontwikkelingssamenwerking.
  • (13) 
    De financiële instrumenten voor de ondersteuning van duurzame ontwikkeling waarover de Gemeenschap in de ontwikkelingslanden beschikt, dienen te worden aangevuld.
  • (14) 
    De coördinatie van de uit hoofde van communautaire instrumenten te financieren activiteiten moet worden verbeterd.
  • (15) 
    Verordening (EG) nr. 722/97 van de Raad van 22 april 1997 met betrekking tot acties die in het kader van een duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden op het gebied van het milieubeheer worden uitgevoerd(5) heeft het kader voor communautaire hulp omschreven, teneinde de ontwikkelingslanden in staat te stellen het milieuaspect in hun ontwikkelingsproces te integreren; Verordening (EG) nr. 722/97 was van toepassing tot en met 31 december 1999; de bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 722/97 opgedane ervaring moet in deze verordening worden verwerkt.
  • (16) 
    Er moet worden voorzien in de financiering van de in deze verordening beoogde activiteiten.
  • (17) 
    Deze verordening bevat een bepaling waarin de financiële middelen van het erbij ingestelde programma voor de gehele looptijd ervan worden vastgesteld; dit bedrag vormt tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(6).
  • (18) 
    Er dienen nadere uitvoeringsregels te worden neergelegd, in het bijzonder met betrekking tot de vorm van de maatregelen, de samenwerkingspartners en de besluitvormingsprocedure.
  • (19) 
    De voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De Gemeenschap steunt de ontwikkelingslanden bij hun inspanningen om het milieuaspect in hun ontwikkelingsproces te integreren.

Daartoe verstrekt de Gemeenschap financiële bijstand en passende deskundigheid teneinde beleidslijnen, strategieën, instrumenten en technologieën voor duurzame ontwikkeling uit te werken en de uitvoering of toepassing ervan te bevorderen.

  • 2. 
    De steun van de Gemeenschap wordt zowel direct als indirect aan de betrokkenen in de ontwikkelingslanden verleend door versterking van het milieuaspect van de communautaire samenwerking op economisch en ontwikkelingsgebied, teneinde ervoor te zorgen dat ten volle rekening wordt gehouden met milieuoverwegingen in de communautaire programma's.
  • 3. 
    De uit hoofde van deze verordening verstrekte bijstand en deskundigheid vormen een aanvulling op en een versterking van die welke reeds door andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking worden verstrekt.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt onder "duurzame ontwikkeling" verstaan: de verbetering van de levensstandaard en het welzijn van de betrokken bevolkingen, binnen de grenzen van de capaciteit van het ecosysteem, door het behoud van natuurlijke rijkdommen en biologische diversiteit in het belang van de huidige en toekomstige generaties.

Artikel 3

  • 1. 
    De uit hoofde van deze verordening te verrichten activiteiten zijn in het bijzonder gericht op:
  • mondiale milieuaangelegenheden, in het bijzonder die welke onder multilaterale milieuovereenkomsten vallen, zoals klimaatverandering, woestijnvorming en biologische diversiteit;
  • grensoverschrijdende milieuaangelegenheden, in het bijzonder lucht-, bodem- en waterverontreiniging;
  • effect op het milieu van de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie;
  • de integratie van milieuoverwegingen in projecten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking waarmee de duurzaamheid van deze projecten wordt gekarakteriseerd, geïdentificeerd en geëvalueerd;
  • effect op het milieu van macro-economische en sectorale beleidsmaatregelen in ontwikkelingslanden;
  • duurzame productie- en consumptiepatronen;
  • duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en milieuhulpbronnen in alle productiesectoren, zoals landbouw, visserij en industrie;
  • milieuproblemen ingevolge niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen door armoede;
  • duurzame productie en gebruik van energie en met name de bevordering van hernieuwbare energiebronnen, de verbetering van de energetische doeltreffendheid, energiebesparingen, en de vervanging van bijzonder schadelijke energiebronnen door minder schadelijke bronnen;
  • duurzame productie en duurzaam gebruik van chemische producten, met name gevaarlijke en giftige stoffen;
  • behoud van de biologische diversiteit - met name via de bescherming van de ecosystemen en de habitats en de instandhouding van de soortenrijkdom -, duurzaam gebruik van de componenten daarvan, inschakeling van wie traditionele kennis bezit van het gebruik van de biologische diversiteit en eerlijke verdeling van de voordelen van het gebruik van genetische hulpbronnen;
  • kwantitatief zoetwaterbeheer;
  • beheer van kustgebieden, estuaria en watergebieden;
  • woestijnvorming;
  • stedelijke milieuproblemen, die onder andere verband houden met vervoer, afval, afvalwater, luchtverontreiniging en geluidshinder, en met de kwaliteit van het drinkwater.
  • milieuproblemen in verband met industriële activiteiten.
  • 2. 
    Voor financiering komen onder meer de volgende activiteiten in aanmerking:
  • steun bij de uitwerking van nationale, regionale en plaatselijke beleidsmaatregelen, plannen en strategieën, programma's en projecten voor duurzame ontwikkeling;
  • programma's voor het opbouwen van de institutionele en operationele capaciteit van de actoren in het ontwikkelingsproces, d.w.z. de regering, niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector, de civiele samenleving, autochtone bevolkingsgroepen, op nationaal, regionaal en lokaal niveau;
  • proefprojecten in het veld, onder andere met milieuvriendelijke technologieën die op de plaatselijke eisen en behoeften afgestemd zijn;
  • bevordering van de handel in duurzaam geproduceerde producten;
  • het tot stand brengen van instrumenten voor duurzame ontwikkeling, onder andere handelsinstrumenten zoals etiketterings- en certificatiesystemen en groene handelsinitiatieven;
  • de uitwerking van richtsnoeren, operationale handleidingen en instrumenten voor de bevordering van duurzame ontwikkeling en milieu-integratie, met name in de vorm van openbare databases en databanken op Internet (voor publiek toegankelijk);
  • voorlichtingscampagnes over gevaarlijke stoffen, zoals toxisch afval en pesticiden;
  • steun bij de ontwikkeling en toepassing van milieubeoordelingsinstrumenten bij de voorbereiding en de uitvoering van beleidsmaatregelen, strategieën, programma's en projecten;
  • bewustmaking van de lokale bevolking en de voornaamste actoren bij het ontwikkelingsproces en de ontwikkelingssamenwerking, met betrekking tot de consequenties van duurzame ontwikkeling, met name door middel van voorlichtingscampagnes en opleiding;
  • de opstelling van inventarissen, boekhouding en statistieken, teneinde de kwaliteit van milieugegevens en -indicatoren te verbeteren.
  • 3. 
    Bij de selectie, voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de activiteiten moet er bijzondere aandacht worden besteed aan:
  • de bijdrage aan de algemene doelstelling van het uitroeien van armoede;
  • plaatselijke initiatieven waarbij vernieuwende maatregelen worden getroffen die gericht zijn op duurzame ontwikkeling;
  • de actieve betrokkenheid, steun en eigenaarschap van de plaatselijke bevolking, waaronder ook de autochtone bevolkingsgroepen;
  • de genderspecifieke rollen, kennis, vooruitzichten en bijdragen van vrouwen/meisjes en mannen/jongens aan het duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • het potentieel om deze aspecten in het ruimere verband van de communautaire beleidsmaatregelen en programma's inzake ontwikkelingssamenwerking op te nemen;
  • de internalisering van de milieukosten, ook via economische instrumenten;
  • de bijdrage aan versterking van de regionale samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Het trekken van lering uit en het verspreiden van de resultaten van de verrichte activiteiten zijn van vitaal belang voor de uitvoering van deze verordening, met inbegrip van steun aan de uitvoering van internationale milieuovereenkomsten.

Artikel 4

Tot de samenwerkingspartners die steun kunnen genieten uit hoofde van deze verordening behoren internationale organisaties, staten, regio's en regionale organen, gedecentraliseerde departementen, openbare instanties, particulieren en industrieën, coöperaties, lokale gemeenschappen, niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die de lokale bevolking, inzonderheid autochtone bevolkingsgroepen, vertegenwoordigen.

Artikel 5

  • 1. 
    Met communautaire middelen mag het volgende worden gefinancierd: studies, technische bijstand, onderwijs en opleiding of andere dienstverlening, kleine leveringen en werken, fondsen voor kleine bedragen aan niet-terugvorderbare hulp, alsmede beoordelingen en audits en evaluatie- en controlemissies. Binnen de jaarlijks door de begrotingsautoriteit vast te stellen grenzen mogen deze middelen worden gebruikt voor uitgaven van technische en administratieve bijstand, ten behoeve van de Commissie en van de partner, voor acties die niet als permanente taken van een overheidsbestuur kunnen worden beschouwd en die betrekking hebben op de identificatie, voorbereiding, beheer, toezicht, audit en controle van programma's of projecten.

De communautaire financiering mag zowel worden gebruikt voor aan een welbepaalde activiteit gebonden investeringsuitgaven, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor vaste kosten (onder meer administratieve, onderhouds- en werkingskosten).

Met uitzondering van de opleidings-, onderwijs- en onderzoeksprogramma's mogen vaste kosten over het algemeen slechts worden gedekt tijdens de aanloopfase, en wel in afnemende mate.

  • 2. 
    Voor elke samenwerkingsactiviteit wordt een financiële bijdrage van de in artikel 4 omschreven samenwerkingspartners verlangd. Deze bijdrage wordt ingevorderd naar draagkracht van de betrokken partners en naar gelang van de aard van de betrokken activiteit.
  • 3. 
    Er mag gezocht worden naar mogelijkheden voor cofinanciering met andere donors, met name de lidstaten en de betrokken internationale organisaties. In dat opzicht zal naar een coördinatie met door andere donors genomen maatregelen worden gezocht.
  • 4. 
    Het nodige wordt gedaan om het communautaire karakter van de uit hoofde van deze verordening verleende hulp te beklemtonen.
  • 5. 
    Teneinde de samenhang en het onderling aanvullende karakter als bedoeld in het Verdrag te verwezenlijken en een optimale doeltreffendheid van alle activiteiten te waarborgen, neemt de Commissie in samenwerking met de lidstaten alle nodige coördinatiemaatregelen, met name:
  • a) 
    de stelselmatige uitwisseling en analyse van gegevens over de gefinancierde activiteiten en over de activiteiten waarvan de financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen;
  • b) 
    coördinatie van de activiteiten daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatie-uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en die van de lidstaten in het ontvangende land.
  • 6. 
    Teneinde met de activiteiten zoveel mogelijk effect te sorteren op mondiaal, nationaal en lokaal niveau, neemt de Commissie in overleg met de lidstaten elk initiatief dat nodig is om te komen tot een goede coördinatie en nauw overleg met de samenwerkingspartners, de lokale partners (NGO's, basisgemeenschappen en verenigingen), de donors en andere betrokken internationale organisaties, met name die welke deel uitmaken van het VN-bestel.

Artikel 6

De communautaire financiering uit hoofde van deze verordening wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 7

De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening bedragen voor de periode 2000-2006 93 miljoen EUR.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie is belast met de beoordeling, de besluitvorming over de financiering en het beheer van de onder deze verordening vallende activiteiten overeenkomstig de geldende begrotingsprocedures en andere procedures, met name de procedures die zijn vervat in het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    Om de twee jaar stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 9, lid 2, strategische richtsnoeren en prioriteiten vast voor de volgende jaren te verrichten activiteiten. Zij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 3. 
    Besluiten inzake niet-terugvorderbare hulp van 2,5 miljoen EUR of meer voor individuele activiteiten die uit hoofde van deze verordening worden gefinancierd, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 9, lid 2.
  • 4. 
    De Commissie brengt het in artikel 9, lid 1, bedoelde comité bondig op de hoogte van elk financieringsbesluit dat zij voornemens is te nemen met betrekking tot niet-terugvorderbare hulp van minder dan 2,5 miljoen EUR voor activiteiten uit hoofde van deze verordening. Deze informatie wordt meegedeeld uiterlijk een week voordat het besluit wordt genomen.
  • 5. 
    De Commissie wordt gemachtigd aanvullende bedragen goed te keuren ter dekking van te verwachten of reeds geregistreerde overschrijdingen of bijkomende behoeften in verband met deze activiteiten, indien de overschrijding of bijkomende behoefte 20 % of minder van het in het oorspronkelijke financieringsbesluit vastgestelde bedrag beloopt.
  • 6. 
    Elke uit hoofde van deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk uit hoofde van deze verordening gesloten financieringscontract voorziet erin dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse uitvoeren volgens de gangbare procedures, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
  • 7. 
    Voorzover activiteiten leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ontvangende landen, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en andere lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.
  • 8. 
    De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de ontvangende landen. Zij kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden en in uitzonderlijke, goed gemotiveerde gevallen, tot andere derde landen.
  • 9. 
    De leveringen dienen van oorsprong te zijn uit de lidstaten, de ontvangende landen of andere ontwikkelingslanden. Indien de omstandigheden dat vereisen, mogen de leveringen in uitzonderlijke gevallen van oorsprong zijn uit andere landen.
  • 10. 
    Bijzondere aandacht wordt geschonken aan:
  • kosteneffectiviteit en duurzaam effect van de activiteiten;
  • de duidelijke omschrijving van en controle op de doelstellingen en resultaatindicatoren voor alle activiteiten.

Artikel 9

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het betreffende op geografische basis samengestelde comité dat verantwoordelijk is voor ontwikkelingszaken, hierna "comité" te noemen.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 10

  • 1. 
    Tegen 1 september na elk begrotingsjaar dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat een overzicht bevat van de tijdens dat begrotingsjaar gefinancierde activiteiten en een evaluatie van de uitvoering van deze verordening tijdens die periode.

Het overzicht bevat met name gegevens over het aantal gefinancierde activiteiten en de aard ervan, de samenwerkingspartners en de betrokken landen. Ook het aantal onafhankelijke evaluaties van specifieke maatregelen wordt vermeld.

  • 2. 
    De Commissie maakt regelmatig een evaluatie van de door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten om vast te stellen of de met deze activiteiten beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige activiteiten. De Commissie legt het in artikel 9, lid 1, bedoelde comité samenvattingen van de evaluaties voor. De evaluatieverslagen worden ter beschikking van de lidstaten, het Europees Parlement en andere belanghebbende partijen gesteld.
  • 3. 
    De Commissie brengt de lidstaten uiterlijk één maand na haar besluit op de hoogte van de goedgekeurde activiteiten, met opgave van de betrokken bedragen, de aard, het betrokken land en de samenwerkingspartners.
  • 4. 
    Een handleiding voor financieringen, waarin de richtsnoeren en criteria voor de selectie van activiteiten zijn opgenomen, wordt gepubliceerd en aan belanghebbende partijen ter hand gesteld door de diensten van de Commissie met inbegrip van de delegaties van de Commissie in de betrokken landen.

Artikel 11

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2006.

  • 2. 
    Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie voor van de in het kader van de algemene ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten, welke evaluatie vergezeld gaat van voorstellen voor de toekomst van de verordening, met inbegrip van mogelijke wijziging of intrekking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 november 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

  • N. 
    Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    Fabius
  • (1) 
    PB C 47 van 20.2.1999, blz. 10, enPB C 274 E van 26.9.2000, blz. 1.
  • (2) 
    PB C 258 van 10.9.1999, blz. 16.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 5 mei 1999 (PB C 279 van 1.10.1999, blz. 173), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 december 1999 (PB C 64 van 6.3.2000, blz. 47) en besluit van het Europees Parlement van 15 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 20 september 2000 en besluit van de Raad van 7 september 2000.
  • (4) 
    PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 108 van 25.4.1997, blz. 1.
  • (6) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.