Besluit 2005/903 - Wijziging van Beschikking 2005/263/EG houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg vast te stellen

1.

Wettekst

15.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/62

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2005

tot wijziging van Beschikking 2005/263/EG houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG van de Raad bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg vast te stellen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 3565)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Litouwse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/903/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1), en met name op artikel 6, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG moeten de lidstaten de Commissie voor het eerst uiterlijk op 31 december 2002 of twee jaar na de laatste toepassingsdatum van de gewijzigde versies van de bijlagen van de richtlijn vooraf in kennis stellen van hun afwijkingen.

 

(2)

De bijlagen A en B van Richtlijn 94/55/EG zijn bij Richtlijn 2003/28/EG van de Commissie (2) gewijzigd. Krachtens Richtlijn 2003/28/EG moesten de lidstaten uiterlijk op 1 juli 2003 nationale wetgeving in werking doen treden, zodat 30 juni 2003 de in artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG bedoelde laatste toepassingsdatum is.

 

(3)

Verschillende lidstaten hebben de Commissie uiterlijk op 31 december 2003 in kennis gesteld van hun wens om afwijkingen van Richtlijn 94/55/EG vast te stellen. Bij haar Beschikking 2005/263/EG van 4 maart 2005 houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG van de Raad bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg vast te stellen (3) heeft de Commissie deze lidstaten toestemming gegeven om de in de bijlagen I en II van die beschikking vermelde afwijkingen vast te stellen.

 

(4)

Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Litouwen hebben de Commissie vóór 31 december 2004 meegedeeld dat zij nieuwe afwijkingen wensen vast te stellen en hun bestaande in bijlagen I en II bij Beschikking 2005/263/EG opgenomen afwijkingen wensen te wijzigen. De Commissie heeft onderzocht of de kennisgevingen voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG en heeft ze goedgekeurd. Deze lidstaten dienen derhalve toestemming te krijgen om die afwijkende bepalingen vast te stellen.

 

(5)

De bijlagen I en II bij Beschikking 2005/263/EG moeten derhalve worden gewijzigd.

 

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 94/55/EG ingestelde Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2005/263/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Bijlage I wordt gewijzigd door de in bijlage I bij de onderhavige beschikking opgesomde afwijkingen.

 

2)

Bijlage II wordt gewijzigd door de in bijlage II bij de onderhavige beschikking opgesomde afwijkingen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Litouwen, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 13 december 2005.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter

 

 

BIJLAGE I

Afwijkingen voor lidstaten voor kleine hoeveelheden van bepaalde gevaarlijke goederen

VERENIGD KONINKRIJK

RO-SQ 15.1 (gewijzigd)

Betreft: Vervoer van bepaalde radioactieve materialen met geringe gevaren zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: De meeste ADR-voorschriften.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d) (Voorschriften inzake radioactieve materialen (wegvervoer) (2002), artikel 5, lid 4, onder d)). The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(10) (Vervoer van gevaarlijke goederen en gebruik van vervoerbare drukhouders, artikel 3, lid 10).

Inhoud van de nationale wetgeving: Volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten (lichtgevend product dat is bedoeld om door een persoon te worden gedragen; maximaal 500 rookmelders voor huishoudelijk gebruik met een individuele activiteit van maximmaal 40 kBq; of maximaal vijf tritiumlichtbronnen op basis van gas met een individuele activiteit van maximaal 10 GBq in eenzelfde voertuig of spoorvoertuig).

Opmerkingen: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn, die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen van de IAEA-regels in het ADR worden opgenomen.

RO-SQ 15.2 (gewijzigd)

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen (niet van klasse 7) zoals gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(a) (Vervoer van gevaarlijke goederen en gebruik van vervoerbare drukhouders, artikel 3(7)(a)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Er is geen vervoersdocument nodig voor beperkte hoeveelheden, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.

Opmerkingen: Deze vrijstelling is geschikt voor het binnenlandse vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd nodig is wanneer het gaat om lokale distributie.

RO-SQ 15.3 (gewijzigd)

Betreft: Vervoer van dunwandige metalen cilinders die in heteluchtballonnen worden gebruikt, tussen de vulplaats en de start/landingsplaats (E3).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.2.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van gashouders.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 5(15) (Vervoer van gevaarlijke goederen en gebruik van vervoerbare drukhouders, artikel 5(15)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Toestaan van het vervoer van cilinders die niet aan de ADR-voorschriften voldoen en worden gebruikt voor het vervoer van producten met nummer UN 1011, 1965 en 1978, waarvoor strenge luchtvaartnormen gelden.

Opmerkingen: Gascilinders voor heteluchtballonnen worden zo licht mogelijk ontworpen, hetgeen betekent dat ze onmogelijk aan de normale voorschriften voor gascilinders kunnen voldoen. De gemiddelde cilinder voor ballonnen heeft een waterinhoud van 70 l en de grootste maximaal 90 l. Er worden nooit meer dan vijf cilinders op één voertuig vervoerd.

RO-SQ 15.4 (gewijzigd)

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur aan boord moeten hebben (E4).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 8.1.4.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur aan boord moeten hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d) (Voorschriften inzake radioactieve materialen (wegvervoer) (2002), artikel 5(4)(d)).

Inhoud van de nationale wetgeving: Ontheffing van het voorschrift brandblusapparatuur aan boord te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde pakketten worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).

Beperking van het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.

Opmerkingen: Het aan boord hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant bij het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en UN 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.

RO-SQ 15.5 (gewijzigd)

Betreft: Distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (met uitzondering van de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van verpakkingen.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(4) and Regulation 36 Authorisation Number 13 (Vervoer van gevaarlijke goederen en gebruik van vervoerbare drukhouders, artikel 7(4) en artikel 36 — vergunning nummer 13).

Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen behoeven geen RID/ADR- of UN-merk te hebben gekregen of anderszins te zijn gemerkt als ze goederen bevatten zoals bepaald in bijlage 3.

Opmerkingen: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker, of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking is bedoeld om ervoor te zorgen dat de binnenverpakking van goederen die voor kleinhandeldistributie zijn verpakt, op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

RO-SQ 15.6 (gewijzigd)

Betreft: Vervoer van nominaal lege vaste tanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn (N2).

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Delen 5 en 7-9.

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor vrachtprocedures, vervoer, exploitatie en voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 5(14) (Vervoer van gevaarlijke goederen en gebruik van vervoerbare drukhouders, artikel 5(14)).

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften zijn niet van toepassing op het vervoer van nominaal lege opslagtanks.

Opmerkingen: Het vervoer van dergelijke vaste tanks valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen in normale zin en de ADR-bepalingen kunnen in de praktijk niet worden toegepast. Aangezien de tanks „nominaal leeg” zijn, is de hoeveelheid gevaarlijke goederen die zich feitelijk in de tanks bevindt, per definitie uiterst klein.

LITOUWEN

RO-SQ 20.1 (nieuw)

Betreft: Vaststelling RO-SQ 15.8.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” (Regeringsbesluit nr. 337 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg in de Republiek Litouwen, goedgekeurd op 23 maart 2000).

 

BIJLAGE II

Afwijkingen voor lidstaten voor lokaal vervoer dat beperkt blijft tot hun grondgebied

ZWEDEN

RO-LT 14.12 (nieuw)

Betreft: Vervoer van UN 0335 VUURWERK

Referentie van de bijlage van de richtlijn: Bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1)

Inhoud van de bijlage van de richtlijn: Voorschriften voor het gebruik van voertuigen van de types EX/II en EX/III

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de Wet vervoer van gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bijzondere bepalingen van V2 (1) in 7.2.4. zijn alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335 VUURWERK wanneer een netto explosieve lading wordt vervoerd van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) en wanneer het vuurwerk overeenkomstig de tabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de veertiende herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen is ingedeeld als 0335.

Deze indeling moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Een indelingsbewijs moet op de vervoerseenheid aanwezig zijn.

Opmerkingen: Het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer van de verzender naar de opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. De distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra en het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen wordt beperkt door een tekort aan EX-goedgekeurde voertuigen. De vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien zij hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.

Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking dient te zijn geclassificeerd op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.

De bijzondere bepaling 651, sectie 3.3.1, van de ADR-voorschriften 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336 VUURWERK.

LITOUWEN

RO-LT 20.1 (nieuw)

Betreft: Vaststelling RO-LT 4.1.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” (Regeringsbesluit nr. 337 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg in de Republiek Litouwen, goedgekeurd op 23 maart 2000).

RO-LT 20.2 (nieuw)

Betreft: Vaststelling RO-LT 4.2.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” (Regeringsbesluit nr. 337 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg in de Republiek Litouwen, goedgekeurd op 23 maart 2000).

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.