Verordening 2005/450 - Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 te leveren bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van melk en zuivelproducten in derde landen zijn vervuld

1.

Wettekst

19.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 74/30

 

VERORDENING (EG) Nr. 450/2005 VAN DE COMMISSIE

van 18 maart 2005

inzake het overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 te leveren bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer van melk en zuivelproducten in derde landen zijn vervuld

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 31, lid 10, derde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat in geval van een gedifferentieerde restitutie de restitutie wordt uitbetaald wanneer is bewezen dat de producten de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan volgens de in artikel 42 van die verordening bedoelde procedure worden afgeweken, mits voorwaarden worden bepaald die gelijke waarborgen bieden.

 

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 351/2004 van de Commissie van 26 februari 2004 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten (2) zijn met ingang van 27 februari 2004 naar bestemming gedifferentieerde restituties ingevoerd voor alle zuivelproducten.

 

(3)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (3) is aangegeven aan de hand van welke documenten in het geval van een naar bestemming gedifferentieerde restitutie kan worden bewezen dat in een derde land de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld. Volgens dat artikel kan de Commissie besluiten dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het in dat artikel bedoelde bewijs van de invoer door overlegging van een bijzonder document of anderszins mag worden geleverd.

 

(4)

Het feit dat moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 om de restituties uitbetaald te krijgen, betekent een ingrijpende verandering van de administratieve procedures voor zowel de nationale autoriteiten als de exporteurs en daardoor heeft het administratieve gevolgen, waarbij het ook een belangrijke financiële last met zich brengt. In sommige landen kunnen aanzienlijke administratieve problemen worden ondervonden bij pogingen om het in dat artikel 16 bedoelde bewijs te verkrijgen.

 

(5)

Om sommige van de aan de exporteurs opgelegde administratieve en financiële lasten te verlichten en om de autoriteiten en de exporteurs in staat te stellen de nieuwe maatregelen voor de betrokken producten te treffen en de procedures in te voeren die nodig zijn voor een soepel verloop van alle te vervullen formaliteiten, is bij Verordening (EG) nr. 519/2004 van de Commissie van 19 maart 2004 houdende afwijking van Verordening (EG) nr. 800/1999 ten aanzien van de uitvoer van producten van de sector melk en zuivelproducten (4) voorzien in een overgangsperiode waarvoor het gemakkelijker is gemaakt om het bewijs te leveren dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld. Die verordening is op 31 december 2004 verstreken.

 

(6)

In tal van landen van bestemming is echter nog steeds geen sprake van passende procedures en geschikte middelen om voor de nodige documenten te zorgen. Om te voorkomen dat het ontbreken van administratieve procedures in derde landen tot gevolg heeft dat handelaren geen uitvoerrestitutie ontvangen, moet ook voor het jaar 2005 in een overgangsregeling worden voorzien. Gezien de ervaring die met de toepassing van Verordening (EG) nr. 519/2004 is opgedaan, moet de bij die verordening vastgestelde overgangsregeling in die zin worden aangepast dat de overlegging van extra documenten wordt voorgeschreven.

 

(7)

Het is dienstig in herinnering te brengen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 voor alle restituties bij twijfel over de bestemming van de uitgevoerde producten aanvullende bewijzen kunnen verlangen die ten hunnen genoegen aantonen dat die producten in het derde land van invoer daadwerkelijk op de markt zijn gebracht.

 

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    In het geval van uitvoer van producten van de GN-codes 0401 tot en met 0405 in het kader van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 waarvoor de exporteur het in artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bewijs niet kan leveren, wordt in afwijking van laatstgenoemd artikel aangenomen dat de betrokken producten zijn ingevoerd in een derde land, indien de volgende drie documenten worden overgelegd:
 

a)

een kopie van het vervoersdocument;

 

b)

een verklaring dat het product is gelost, opgesteld door een officiële instantie van het betrokken derde land, door een in het land van bestemming gevestigde officiële instantie van een lidstaat of door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die is erkend overeenkomstig de artikelen 16bis tot en met 16septies van Verordening (EG) nr. 800/1999, volgens welke verklaring het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans, voorzover bekend is aan de instantie of firma die de verklaring opstelt, niet opnieuw is verladen met het oog op wederuitvoer;

 

c)

een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument waarin wordt verklaard dat de betaling voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd op de rekening die de exporteur bij deze tussenpersoon heeft lopen, of het bewijs van betaling.

  • 2. 
    Bij de toepassing van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 800/1999 houden de lidstaten rekening met het bepaalde in lid 1.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de aangiften ten uitvoer die in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 worden aanvaard.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.