Besluit 2007/76 - Uitvoering van Verordening 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft

1.

Wettekst

6.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/192

 

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2006

ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6903)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/76/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (1)), en met name op artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 7, artikel 9, lid 4, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 6, artikel 13, lid 5, en artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In Verordening (EG) nr. 2006/2004 zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder de aangewezen bevoegde autoriteiten die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming met elkaar en met de Commissie moeten samenwerken om die wetgeving te doen naleven en de soepele werking van de interne markt te waarborgen en om de economische belangen van de consument beter te beschermen.

 

(2)

De verordening voorziet in de oprichting van netwerken tussen deze bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

 

(3)

Het is noodzakelijk uitvoeringsmaatregelen goed te keuren voor de bepalingen in de genoemde verordening die verband houden met de mechanismen en voorwaarden voor verlening van wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten en de positie van het verbindingsbureau.

 

(4)

Het is zaak minimumeisen vast te leggen voor de informatie die in alle verzoeken om wederzijdse bijstand moeten worden verstrekt, wil het systeem doeltreffend kunnen functioneren. Om de informatieverwerking eenvoudiger en doelmatiger te maken moeten ook voorschriften worden vastgelegd voor de inhoud van de standaardformulieren waarmee de informatie wordt uitgewisseld.

 

(5)

Om ervoor te zorgen dat het systeem snel werkt moet voor elke stap in de procedures voor wederzijdse bijstand een termijn worden vastgelegd.

 

(6)

Er moeten voorschriften worden vastgelegd voor kennisgeving van intracommunautaire inbreuken, zodat daar in alle lidstaten snel en doeltreffend tegen kan worden opgetreden.

 

(7)

Aangezien uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 in veel gevallen gevoelige informatie wordt verstrekt, moeten voorschriften worden vastgelegd om de toegang daartoe te beperken.

 

(8)

Er moeten passende algemene regelingen worden uitgewerkt die voorkomen dat communicatie op taalproblemen afstuit en die tegelijkertijd de nodige flexibiliteit bieden om specifieke gevallen af te handelen.

 

(9)

Aan de hand van de ervaringen met de netwerken van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten voor samenwerking op handhavingsgebied kunnen nog meer maatregelen worden genomen.

 

(10)

De maatregelen in deze beschikking zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Deze beschikking legt de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG) nr. 2006/2004 vast wat de wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten en de voorwaarden voor verlening van wederzijdse bijstand betreft.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking gelden de definities in Verordening (EG) nr. 2006/2004 en wordt verstaan onder:

 

1.

„databank”: de databank zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004;

 

2.

„waarschuwing”: kennisgeving van een intracommunautaire inbreuk zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004;

 

3.

„vertrouwelijke behandeling”: behandeling van informatie overeenkomstig de vertrouwelijkheidseisen en de bescherming van het beroeps- en handelsgeheim zoals voorzien in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2006/2004;

 

4.

„rechtsgrondslag”: de bepaling in de wetgeving ter bescherming van consumentenbelangen die in het geding is of naar vermoeden in het geding is bij een intracommunautaire inbreuk, met inbegrip van een nauwkeurige verwijzing naar de desbetreffende bepaling in de wetgeving van de lidstaat van de verzoekende instantie.

Artikel 3

Informatie-eisen

Hoofdstuk I van de bijlage bij deze beschikking legt de voorschriften en het formaat vast voor de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 te verstrekken informatie.

Artikel 4

Termijnen voor te nemen stappen

Hoofdstuk 2 van de bijlage bij deze beschikking legt de voorschriften vast voor de termijnen die gelden voor de verschillende fasen van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 te verlenen wederzijdse bijstand.

Artikel 5

Waarschuwingen

Hoofdstuk 3 van de bijlage legt de voorschriften voor de waarschuwingen vast.

Artikel 6

Toegang tot de uitgewisselde informatie

De toegang tot de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004 uitgewisselde informatie is overeenkomstig de voorschriften in hoofdstuk 4 van de bijlage bij deze beschikking beperkt.

Artikel 7

Talen

Hoofdstuk 5 van de bijlage bij deze beschikking legt de voorschriften vast voor de te hanteren talen in de in te dienen verzoeken en bij informatieverstrekking uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2006/2004.

Artikel 8

Toepassingsdatum

Deze beschikking is van toepassing vanaf 29 december 2006.

Artikel 9

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op 22 december 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie

 

 

BIJLAGE

Voorschriften voor wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de hoofdstukken II en III van Verordening (EG) nr. 2006/2004

  • 1. 
    HOOFDSTUK 1 — INFORMATIE-EISEN

1.1.   Op te nemen gegevensvelden voor de bevoegde autoriteiten in de standaardformulieren voor de databank

In de standaardformulieren voor de databank moeten de volgende gegevensvelden worden opgenomen:

  • a) 
    Gegevens van de autoriteiten en ambtenaren die zich met intracommunautaire inbreuken bezighouden
 

i)

bevoegde autoriteit,

 

ii)

verbindingsbureau,

 

iii)

bevoegde ambtenaar,

  • b) 
    Gegevens van de verkoper of leverancier die een intracommunautaire inbreuk heeft begaan of daarvan wordt verdacht
 

i)

naam,

 

ii)

andere handelsnamen,

 

iii)

naam van de moedermaatschappij, indien van toepassing,

 

iv)

soort onderneming,

 

v)

adres(sen),

 

vi)

e-mailadres,

 

vii)

telefoonnummer,

 

viii)

faxnummer,

 

ix)

website,

 

x)

IP-adres,

 

xi)

naam (namen) van de directeur(en), indien van toepassing.

  • c) 
    Gegevens in verband met informatie-uitwisseling zonder verzoek (waarschuwingen) (artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2006/2004)
 

i)

soort intracommunautaire inbreuk,

 

ii)

status van de intracommunautaire inbreuk (geverifieerd, redelijk vermoeden),

 

iii)

rechtsgrondslag,

 

iv)

korte samenvatting,

 

v)

schatting van het aantal consumenten dat waarschijnlijk schade zal ondervinden en van de financiële schade,

 

vi)

eventueel verzoek om vertrouwelijke behandeling,

 

vii)

bijgevoegde documenten (in het bijzonder verklaringen en andere bewijsstukken).

  • d) 
    Gegevens in verband met verzoeken om wederzijdse bijstand (de artikelen 6 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004)
 

i)

locatie van de consumenten die waarschijnlijk schade zullen ondervinden,

 

ii)

naam van het product of de dienst,

 

iii)

COICOP-code, [Classification of Individual Consumption According to Purpose (statistische classificatie van de Verenigde Naties: http://unstats.un.org/unsd/cr/registry/regcst.asp? Cl=5)]

 

iv)

rechtsgrondslag,

 

v)

betrokken advertentie- of verkoopmedium,

 

vi)

type intracommunautaire inbreuk,

 

vii)

status van de intracommunautaire inbreuk (geverifieerd, redelijk vermoeden),

 

viii)

schatting van het aantal consumenten dat waarschijnlijk schade zal ondervinden en van de financiële schade,

 

ix)

aangegeven termijn voor een reactie,

 

x)

bijgevoegde documenten (in het bijzonder verklaringen en andere bewijsstukken) en een eventueel verzoek om vertrouwelijke behandeling,

 

xi)

indicatie van de bijstand waarom wordt verzocht,

 

xii)

verwijzing naar de waarschuwing (indien van toepassing),

 

xiii)

lijst van aangezochte instanties en betrokken lidstaten,

 

xiv)

verzoek om een bevoegd ambtenaar bij het onderzoek te betrekken (artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2006/2004).

1.2.   Minimumeisen voor te verstrekken informatie in verzoeken om wederzijdse bijstand en waarschuwingen (de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004)

 

1.2.1.

Een bevoegde autoriteit die om wederzijdse bijstand verzoekt of een waarschuwing uitbrengt, verstrekt alle beschikbare informatie die voor andere bevoegde autoriteiten nuttig kan zijn om op doeltreffende wijze aan dit verzoek te voldoen of op passende wijze gevolg te geven aan de waarschuwing. De bevoegde autoriteit geeft tevens aan of bepaalde informatie vertrouwelijk moet worden behandeld.

 

1.2.2.

De verzoekende instantie moet in een verzoek om wederzijdse bijstand uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 ten minste:

 

a)

de aangezochte instantie informeren over de aard van de intracommunautaire inbreuk en de juridische grondslag daarvan;

 

b)

voldoende gegevens verstrekken om vast te kunnen stellen naar welke handelwijze of praktijk onderzoek wordt gedaan;

 

c)

aangeven om wat voor informatie wordt verzocht.

 

1.2.3.

De verzoekende instantie voorziet de aangezochte instantie bij een verzoek om handhavingsmaatregelen uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 ten minste van:

 

a)

de identificatiegegevens van de verkoper of leverancier tegen wie het verzoek om maatregelen gericht is;

 

b)

nadere bijzonderheden over de betrokken handelwijze of praktijk waarnaar onderzoek is ingesteld;

 

c)

juridische kenmerken van de intracommunautaire inbreuk die onder de van toepassing zijnde wetgeving heeft plaatsgevonden en de juridische grondslag daarvan;

 

d)

bewijsstukken dat de collectieve belangen van de consument zijn geschaad, plus waar mogelijk een schatting van het aantal consumenten dat waarschijnlijk schade zal ondervinden.

1.3.   Reactie op een verzoek om wederzijdse bijstand

 

1.3.1.

In de reactie op een verzoek om informatie uit hoofde van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 verstrekt de aangezochte instantie alle door de verzoekende instantie vermelde informatie die nodig is om vast te stellen of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben.

 

1.3.2.

In de reactie op een verzoek om handhavingsmaatregelen uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 stelt de aangezochte instantie de verzoekende instantie op de hoogte van de reeds ondernomen of nog geplande stappen en de bevoegdheden waarvan gebruik is gemaakt om aan het verzoek te voldoen.

 

1.3.3.

De aangezochte instantie geeft in ieder geval aan of bepaalde verstrekte informatie vertrouwelijk moet worden behandeld.

 

1.3.4.

Indien een bevoegde autoriteit weigert om gehoor te geven aan een verzoek zoals bedoeld in artikel 15, leden 2, 3, en 4, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 moeten de redenen voor deze weigering worden aangegeven.

1.4.   Aanvullende bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van nationale wetgeving

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten via het in de databank in te richten discussieforum op de hoogte van eventuele aanvullende onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden die naast de bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 aan de bevoegde autoriteiten zijn toegekend.

1.5.   Aanwijzing van instanties die overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening nr. 2006/2004 een rechtmatig belang bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken heeft

 

1.5.1.

Indien een lidstaat de Commissie en andere lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 de naam van een instantie meedeelt die overeenkomstig de tweede zin van artikel 4, lid 2, van de verordening een rechtmatig belang heeft bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken, vermeldt hij de aan deze instantie toegekende onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden.

 

1.5.2.

Een aangezochte instantie die voor het nemen van de handhavingsmaatregelen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 opdracht wil geven aan een instantie die aangewezen is als instantie die een rechtmatig belang heeft bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken, verstrekt de verzoekende instantie voldoende informatie over de aangewezen instantie, zodat de verzoekende instantie kan vaststellen of aan de eisen in artikel 8, lid 4, is voldaan. De aangezochte instantie vraagt de verzoekende instantie tevens vooraf om toestemming voor de aan de aangewezen instantie te verlenen opdracht en geeft daarbij de aard en bijzonderheden van de door de verzoekende instantie verstrekte informatie aan die de aangezochte instantie eventueel zal doorgeven aan de aangewezen instantie.

  • 2. 
    HOOFDSTUK 2 — TERMIJNEN

2.1.   Verzoeken om wederzijdse bijstand en reacties

 

2.1.1.

De aangezochte instantie reageert naar best vermogen en onverwijld op het verzoek van de verzoekende instantie om wederzijdse bijstand en maakt daarbij gebruik van alle passende onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden.

 

2.1.2.

De termijn waarin moet worden voldaan aan uit hoofde van de artikelen 6 en 8 van Verordening (EG) nr. 2006/2004 ingediende verzoeken om wederzijdse bijstand wordt met behulp van de standaardformulieren voor de databank van geval tot geval overeengekomen tussen de verzoekende en de aangezochte instantie.

 

2.1.3.

Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, brengt de aangezochte instantie uiterlijk binnen veertien dagen nadat het verzoek via het verbindingsbureau ontvangen is een antwoord uit waarin alle beschikbare informatie en de genomen of geplande onderzoeks- en handhavingsmaatregelen (m.i.v. de termijnen) opgenomen zijn. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie ten minste iedere maand van deze maatregelen op de hoogte totdat:

 

a)

relevante informatie naar de verzoekende instantie is gestuurd aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of er een intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad dan wel of er een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben,

of

 

b)

de intracommunautaire inbreuk beëindigd is dan wel het verzoek ongegrond is gebleken.

 

2.1.4.

Het verbindingsbureau van de aangezochte instantie stuurt alle ontvangen verzoeken zo snel als technisch mogelijk is en in ieder geval uiterlijk binnen twee werkdagen na binnenkomst van het verzoek via het verbindingsbureau van de verzoekende instantie naar de desbetreffende bevoegde autoriteit.

 

2.1.5.

De verzoekende instantie stelt de Commissie in kennis en verwijdert de informatie zo snel als technisch mogelijk is en in ieder geval uiterlijk binnen zeven dagen na afsluiting van de zaak uit de databank, als na een verzoek overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2006/2004:

 

a)

de uitgewisselde informatie niet tot een waarschuwing of een verzoek overeenkomstig artikel 8 leidt,

of

 

b)

vastgesteld is dat er geen intracommunautaire inbreuk heeft plaatsgehad.

2.2.   Waarschuwingen

 

2.2.1.

Een bevoegde autoriteit brengt zo snel als technisch mogelijk is een waarschuwing uit en in ieder geval uiterlijk binnen zeven dagen nadat zij op de hoogte is gesteld van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft gekregen dat een dergelijke inbreuk kan plaatshebben.

 

2.2.2.

Een bevoegde autoriteit trekt een waarschuwing zo snel als technisch mogelijk is en in ieder geval uiterlijk binnen zeven dagen in, wanneer zij ongegrond is gebleken. De Commissie verwijdert alle informatie in verband met een ongegronde waarschuwing zo snel als technisch mogelijk is en in ieder geval uiterlijk binnen zeven dagen na intrekking van de waarschuwing door de bevoegde autoriteit uit de databank.

  • 3. 
    HOOFDSTUK 3 — DOORGIFTE VAN WAARSCHUWINGEN

Een bevoegde autoriteit geeft de door haar uitgebrachte waarschuwing met behulp van het desbetreffende standaardformulier in de databank door aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving waarvoor de waarschuwing is uitgebracht. Het is uitsluitend aan de kennisgevende bevoegde autoriteit om te bepalen aan welke andere lidstaten de waarschuwing moet worden doorgegeven.

  • 4. 
    HOOFDSTUK 4 — TOEGANG TOT UITGEWISSELDE INFORMATIE

4.1.   Bevoegde autoriteiten

Een bevoegde autoriteit heeft alleen toegang tot de informatie in de databank en kan daarin ook alleen die informatie raadplegen die verband houdt met de wetten ter bescherming van de consumentenbelangen waarvoor zij overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 als door de lidstaat aangewezen autoriteit rechtstreeks de handhavingsverantwoordelijkheid heeft.

4.2.   Verbindingsbureaus

Bij uitvoering van de coördinatietaken zoals bedoeld in artikel 9, lid 2, en artikel 12, lid 2, en lid 5, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 hebben de verbindingsbureaus toegang tot de informatie die verband houdt met de verzoeken om wederzijdse bijstand waaraan geen vertrouwelijke behandeling is gegeven.

  • 5. 
    HOOFDSTUK 5 — TE GEBRUIKEN TALEN IN VERZOEKEN OM WEDERZIJDSE BIJSTAND EN BIJ INFORMATIEVERSTREKKING
 

5.1.

De overeenkomstig artikel 12, lid 4, eerste zin van Verordening (EG) nr. 2006/2004 gemaakte afspraken tussen de bevoegde autoriteiten over de te gebruiken talen voor de verzoeken en informatieverstrekking worden in een tabel vermeld, die via de databank voor de bevoegde autoriteiten toegankelijk zal zijn.

 

5.2.

In de afspraken wordt een clausule opgenomen die het de bevoegde autoriteit toestaat om in verband met de talenkennis van de betrokken bevoegde ambtenaar in specifieke gevallen voor te stellen om een andere taal te gebruiken.

 

5.3.

In de desbetreffende standaardformulieren voor de databank is een gegevensveld opgenomen waardoor de bevoegde autoriteit aan een andere autoriteit een andere taal kan voorstellen.

Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, is artikel 12, lid 4, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van toepassing.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.