Besluit 2007/134 - Europese Onderzoeksraad

1.

Wettekst

24.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/14

 

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2007

tot oprichting van de Europese Onderzoeksraad

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/134/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (1), en met name op de artikelen 2 en 3,

Gelet op Beschikking 2006/972/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Ideeën” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (2), en met name op artikel 4, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op grond van het zevende kaderprogramma heeft het specifieke programma „Ideeën” tot doel door onderzoekers aangestuurd grensverleggend onderzoek op alle natuurwetenschappelijke, engineering- en geesteswetenschappelijke gebieden te ondersteunen dat door onderzoekers over onderwerpen van hun keuze wordt uitgevoerd.

 

(2)

Beschikking 2006/972/EG bepaalt dat de Commissie voor de uitvoering van het specifieke programma „Ideeën” een Europese Onderzoeksraad (hierna „de ERC” genoemd) moet oprichten.

 

(3)

Volgens artikel 4, lid 3, van Beschikking 2006/972/EG moet de Europese Onderzoeksraad bestaan uit een onafhankelijke Wetenschappelijke Raad (hierna „de Wetenschappelijke Raad” genoemd), te ondersteunen door een specifieke uitvoeringsstructuur.

 

(4)

De Wetenschappelijke Raad moet zijn samengesteld uit natuurwetenschappers, engineers en geesteswetenschappers met een zeer goede naam, die door de Commissie worden aangesteld en handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van externe belangen. De Wetenschappelijke Raad moet handelen overeenkomstig het in artikel 5 van Beschikking 2006/972/EG vastgestelde mandaat en uitsluitend in het belang van de realisering van de natuurwetenschappelijke, technologische en geesteswetenschappelijke doelstellingen van het specifieke programma „Ideeën”.

 

(5)

De Wetenschappelijke Raad dient onafhankelijk een secretaris-generaal te kiezen die handelt onder zijn gezag. De secretaris-generaal assisteert de Wetenschappelijke Raad onder meer bij het onderhouden van doeltreffende contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en met de Commissie en bij de monitoring van de doeltreffende uitvoering van zijn strategie en zijn standpunten door de specifieke uitvoeringsstructuur.

 

(6)

De Wetenschappelijke Raad dient zich bij zijn werkzaamheden te houden aan de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en transparantie. De Commissie dient borg te staan voor de autonomie en integriteit van de Wetenschappelijke Raad en erop toe te zien dat deze goed functioneert.

 

(7)

Er dient te worden voorzien in regels betreffende de openbaarmaking van informatie door leden van de Wetenschappelijke Raad, onverminderd de veiligheidsregels die bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (3) als bijlage aan het reglement van orde van de Commissie zijn toegevoegd.

 

(8)

Persoonsgegevens betreffende leden van de Wetenschappelijke Raad moeten worden verwerkt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

 

(9)

Er is een onafhankelijk comité van deskundigen op hoog niveau ingesteld om de oprichtende leden van de Wetenschappelijke Raad aan te wijzen. Na breed overleg binnen de gemeenschap van natuurwetenschappers en geesteswetenschappers heeft dit comité aanbevelingen gedaan in de eerste plaats betreffende de factoren en criteria die moeten gelden bij de aanwijzing van de leden van de Wetenschappelijke Raad en in de tweede plaats betreffende de oprichtende leden zelf.

 

(10)

Er dient een externe specifieke uitvoeringsstructuur te worden opgericht in de vorm van een uitvoerend agentschap, in te stellen bij een afzonderlijk besluit in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken bij het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd (5).

 

(11)

Totdat dit uitvoerend agentschap is opgericht en operationeel is, dienen zijn uitvoeringstaken aan een specifieke dienst van de Commissie te worden toevertrouwd.

 

(12)

De budgettaire impact van dit besluit zal in aanmerking worden genomen in het financieringsbesluit in het kader van het specifieke programma „Ideeën” en in het financiele memorandum van het Commissievoorstel voor de externe structuur,

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1

EUROPESE ONDERZOEKSRAAD

Artikel 1

Oprichting

De Europese Onderzoeksraad wordt voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2013 opgericht voor de uitvoering van het specifieke programma „Ideeën”. Hij is samengesteld uit een Wetenschappelijke Raad en een specifieke uitvoeringsstructuur zoals hierna geregeld.

HOOFDSTUK 2

WETENSCHAPPELIJKE RAAD

Artikel 2

Oprichting

De Wetenschappelijke Raad wordt opgericht.

Artikel 3

Taken

  • 1. 
    De Wetenschappelijke Raad wordt belast met de taken zoals bepaald in artikel 5, lid 3, van Beschikking 2006/972/EG.
  • 2. 
    De Wetenschappelijke Raad stelt onder meer een algemene wetenschappelijke strategie vast, is ten volle bevoegd voor het nemen van besluiten over het type te financieren onderzoek in overeenstemming met artikel 6, lid 6, van Beschikking 2006/972/EG en staat borg voor de kwaliteit van de activiteiten vanuit wetenschappelijk perspectief. Zijn taken omvatten met name de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma, de vaststelling van het proces van „peer review” alsmede de voortgangs- en kwaliteitscontrole op de uitvoering van het specifieke programma „Ideeën”, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie.

Artikel 4

Leden

  • 1. 
    De Wetenschappelijke Raad bestaat uit maximaal 22 leden.
  • 2. 
    De Wetenschappelijke Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese wetenschappelijke gemeenschap met een zeer goede naam en de nodige expertise, afkomstig uit uiteenlopende onderzoeksgebieden, die handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van politieke of andere belangen.
  • 3. 
    De oprichtende leden van de Wetenschappelijke Raad, die zijn aangewezen op basis van de in bijlage I beschreven factoren en criteria en genoemd worden in bijlage II, worden aangesteld.
  • 4. 
    Toekomstige leden worden door de Commissie aangesteld op basis van de in bijlage I beschreven factoren en criteria en na het doorlopen van een met de Wetenschappelijke Raad overeengekomen onafhankelijke en transparante procedure voor hun aanwijzing, inclusief overleg met de wetenschappelijke gemeenschap en een verslag aan het Parlement en de Raad. De aanstelling van toekomstige leden wordt gepubliceerd in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001.
  • 5. 
    De leden voeren hun taken uit onafhankelijk van enige externe invloed. Zij informeren de Commissie te gelegener tijd over alle belangenconflicten die hun objectiviteit in gevaar kunnen brengen.
  • 6. 
    De leden worden aangesteld voor een termijn van vier jaar, eenmaal verlengbaar op basis van een roulerend systeem dat de continuïteit van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad waarborgt. Een lid kan echter voor een kortere periode dan de maximumtermijn worden aangesteld om een gefaseerde ledenroulering mogelijk te maken. De leden blijven in functie totdat zij worden vervangen of hun termijn afloopt.
  • 7. 
    Bij ontslag van een lid of bij afloop van een termijn die niet kan worden verlengd, stelt de Commissie een nieuw lid aan.
  • 8. 
    In uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie, om de integriteit en/of continuïteit van de Wetenschappelijke Raad te verzekeren, op eigen initiatief de termijn van een lid beëindigen.
  • 9. 
    De leden van de Wetenschappelijke Raad worden niet vergoed voor de taken die zij verrichten.

Artikel 5

Beginselen en methoden

  • 1. 
    De Wetenschappelijke Raad functioneert autonoom en onafhankelijk.
  • 2. 
    Voor zover nodig overlegt de Wetenschappelijke Raad met de gemeenschap van natuurwetenschappers, engineers en geesteswetenschappers.
  • 3. 
    De Wetenschappelijke Raad handelt uitsluitend in het belang van de realisering van de natuurwetenschappelijke, technologische en geesteswetenschappelijke doelstellingen van het specifieke programma „Ideeën”. Hij handelt integer en rechtschapen en voert zijn werkzaamheden efficiënt en met de grootst mogelijke transparantie uit.
  • 4. 
    De Wetenschappelijke Raad is verantwoordelijk tegenover de Commissie, onderhoudt continu nauwe contacten met haar en de specifieke uitvoeringsstructuur, en stelt hier alle nodige regelingen voor vast.
  • 5. 
    Bij de uitvoering van taken verkregen informatie mag niet worden openbaar gemaakt indien naar de mening van de Commissie of de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad die informatie verband houdt met vertrouwelijke aangelegenheden.
  • 6. 
    De Commissie verstrekt de informatie en bijstand die nodig is voor de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad en waardoor deze autonoom en onafhankelijk kan functioneren.
  • 7. 
    De Wetenschappelijke Raad brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie en levert de informatie en bijstand nodig voor de verplichte rapportagetaken van de Commissie (d.w.z. jaarlijks verslag, jaarlijks activiteitenverslag).

Artikel 6

Werking

  • 1. 
    De Wetenschappelijke Raad kiest uit zijn leden een voorzitter en twee vicevoorzitters, die hem in overeenstemming met zijn reglement van orde vertegenwoordigen en hem leiden en bijstaan bij de organisatie van zijn werkzaamheden, inclusief de opstelling van de agenda en documenten voor vergaderingen.
  • 2. 
    De voorzitter en de vicevoorzitters van de Wetenschappelijke Raad kunnen ook de titel dragen van respectievelijk president en vicepresident van de Europese Onderzoeksraad.
  • 3. 
    De Wetenschappelijke Raad neemt zijn reglement van orde aan, dat gedetailleerde bepalingen betreffende de in lid 1 bedoelde verkiezingen alsmede een gedragscode voor het behandelen van potentiële belangenconflicten bevat.
  • 4. 
    De Wetenschappelijke Raad houdt zo vaak als zijn werkzaamheden dit vereisen plenaire vergaderingen.
  • 5. 
    De voorzitter van de Wetenschappelijke Raad kan beslissen om besloten vergaderingen te houden.

Artikel 7

Secretaris-generaal van de ERC

  • 1. 
    De Wetenschappelijke Raad kiest onafhankelijk een secretaris-generaal, die handelt onder zijn gezag. De secretaris-generaal assisteert de Wetenschappelijke Raad onder meer bij het onderhouden van doeltreffende contacten met de specifieke uitvoeringsstructuur en met de Commissie.
  • 2. 
    De taken van de secretaris-generaal worden bepaald door de Wetenschappelijke Raad. Deze taken omvatten de monitoring van de doeltreffende uitvoering van de strategie en standpunten van de Wetenschappelijke Raad door de specifieke uitvoeringsstructuur.
  • 3. 
    Steun voor de instelling en activiteiten van de secretaris-generaal wordt verzekerd door het specifieke programma „Ideeën”.
  • 4. 
    De ambtstermijn van de secretaris-generaal bedraagt niet meer dan 30 maanden en kan eenmaal worden verlengd.

Artikel 8

Kosten van vergaderingen

  • 1. 
    De Commissie vergoedt de reiskosten en in voorkomend geval de verblijfskosten van de leden van de Wetenschappelijke Raad die nodig zijn voor het uitvoeren van zijn activiteiten, in overeenstemming met de regels van de Commissie betreffende de vergoeding van externe deskundigen. Behoudens voorafgaande goedkeuring door de Commissie kunnen ook reis- en verblijfskosten in verband met andere vergaderingen die nodig zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden van de Wetenschappelijke Raad, worden gedekt; dit geldt voor vergaderingen tussen leden van de Wetenschappelijke Raad en externe deskundigen en „stakeholders”.
  • 2. 
    Kosten van vergaderingen worden vergoed op basis van het jaarlijkse verzoek van de Wetenschappelijke Raad, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie.

HOOFDSTUK 3

Artikel 9

Specifieke uitvoeringsstructuur

De specifieke uitvoeringsstructuur wordt opgericht als een externe structuur; totdat de externe structuur is opgericht en operationeel is, dienen zijn uitvoeringstaken aan een specifieke dienst van de Commissie te worden toevertrouwd.

HOOFDSTUK 4

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2007.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie

 

 

BIJLAGE I

Factoren en criteria voor de aanwijzing van de leden van de Wetenschappelijke Raad.

Uit de samenstelling van de Wetenschappelijke Raad moet blijken dat de Wetenschappelijke Raad gezaghebbend en absoluut wetenschappelijk leiderschap kan uitoefenen en wijsheid en ervaring met visie en verbeelding in zich verenigt. De geloofwaardigheid van de Wetenschappelijke Raad zal steunen op het evenwicht van de kwaliteiten van de mannen en vrouwen die er deel van uitmaken, en zij moeten collectief de volledige breedte van de onderzoeksgemeenschap in Europa tot uitdrukking brengen. Leden van de Wetenschappelijke Raad moeten individueel een onbetwiste reputatie genieten als onderzoeksleider en wegens hun onafhankelijkheid en toewijding aan onderzoek. Over het algemeen moeten zij aan onderzoek doen of recentelijk gedaan hebben en wetenschappelijk leiderschap op Europees of wereldniveau hebben uitgeoefend. Er moet ook aandacht worden geschonken aan jongere leiders van de volgende generatie.

De leden moeten het brede disciplinaire gebied van onderzoek tot uitdrukking brengen, dat de exacte wetenschappen, technische wetenschappen, sociale wetenschappen en geesteswetenschappen omvat. Zij mogen echter niet als vertegenwoordiger van een discipline of een bepaalde onderzoekslijn worden beschouwd en mogen zichzelf niet als zodanig zien; zij moeten een brede visie hebben die collectief inzicht in belangrijke ontwikkelingen op het gebied van onderzoek, inclusief inter- en multidisciplinair onderzoek, en de behoeften van onderzoek op Europees niveau uitdrukt.

Naast hun bewezen reputatie als wetenschapper en onderzoeker moeten de leden collectief een bredere waaier van ervaring meebrengen, die niet alleen in Europa maar ook in andere onderzoeksintensieve delen van de wereld is opgedaan. Daartoe kan ervaring behoren inzake ondersteuning en promotie van fundamenteel onderzoek, organisatie en beheer van onderzoek en kennisoverdracht op universiteiten, academies en industrie, inzicht in nationale en internationale onderzoeksactiviteiten, relevante onderzoeksfinancieringssystemen en de ruimere politieke context waarvan de Europese Onderzoeksraad deel uitmaakt.

De leden moeten een afspiegeling zijn van de diverse componenten van de onderzoeksgemeenschap en de waaier van wetenschappelijke instellingen die onderzoek uitvoeren; zij moeten personen omvatten met ervaring in universiteiten, onderzoeksinstituten, academies, financieringsinstanties en onderzoek in de handel en industrie. De raad moet ook personen tellen die ervaring hebben in meer dan een land en personen uit de onderzoeksgemeenschap buiten Europa.

 

BIJLAGE II

Lijst van de 22 oprichtende leden van de Wetenschappelijke Raad

 
 

Dr. Claudio BORDIGNON, San Raffaele Wetenschappelijk Instituut, Milaan

 
 

Prof. Manuel CASTELLS, Open Universiteit van Catalonië

 
 

Prof. Paul J. CRUTZEN, Max Planck Instituut voor Chemie, Mainz

 
 

Prof. Mathias DEWATRIPONT, Vrije Universiteit Brussel

 
 

Dr. Daniel ESTEVE, CEA Saclay

 
 

Prof. Pavel EXNER, Doppler Instituut, Praag

 
 

Prof. Hans-Joachim FREUND, Fritz Haber Instituut, Berlijn

 
 

Prof. Wendy HALL, Universiteit van Southampton

 
 

Prof. Carl-Henrik HELDIN, Ludwig Instituut voor Kankeronderzoek

 
 

Prof. Fotis C. KAFATOS, Imperial College Londen

 
 

Prof. Michal KLEIBER, Poolse Academie van Wetenschappen

 
 

Prof. Norbert KROO, Hongaarse Academie van Wetenschappen

 
 

Prof. Maria Teresa V. T. LAGO, Universiteit van Porto

 
 

Dr. Oscar MARIN PARRA, Instituto de Neurociencias de Alicante

 
 

Prof. Wendy MAY, Universiteit van Oxford

 
 

Prof. Helga NOWOTNY, Wissenschaftszentrum, Wenen

 
 

Prof. Christiane NÜSSLEIN-VOLHARD, Max Planck Instituut voor Ontwikkelingsbiologie, Tübingen

 
 

Prof. Leena PELTONEN-PALOTIE, Universiteit van Helsinki & Nationaal Instituut voor Volksgezondheid

 
 

Prof. Alain PEYRAUBE, CNRS, Parijs

 
 

Dr. Jens R. ROSTRUP-NIELSEN, Haldor Topsoe A/S

 
 

Prof. Salvatore SETTIS, Scuola Normale Superiore, Pisa

 
 

Prof. Rolf M. ZINKERNAGEL, Universiteit van Zürich

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.