Verordening 2008/324 - Herziene procedures voor de uitvoering van inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging

1.

Wettekst

10.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 98/5

 

VERORDENING (EG) Nr. 324/2008 VAN DE COMMISSIE

van 9 april 2008

tot vaststelling van herziene procedures voor de uitvoering van inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens (2), en met name op artikel 13, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Teneinde toezicht te houden op de toepassing door de lidstaten van Verordening (EG) nr. 725/2004, dient de Commissie zes maanden na de inwerkingtreding van die verordening met het uitvoeren van inspecties te beginnen. Het organiseren van inspecties onder toezicht van de Commissie is noodzakelijk om de doeltreffendheid van nationale systemen voor kwaliteitscontrole en van maatregelen, procedures en structuren voor de maritieme beveiliging te verifiëren.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2005/65/EG dient de Commissie de toepassing van die richtlijn door de lidstaten te controleren, samen met de inspecties waarin Verordening (EG) nr. 725/2004 voorziet.

 

(3)

Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) ingestelde Europees Agentschap voor maritieme veiligheid dient de Commissie technische bijstand te verlenen bij de uitvoering van haar inspectietaken met betrekking tot schepen, relevante maatschappijen en erkende veiligheidsorganisaties.

 

(4)

De Commissie dient samen met de lidstaten het tijdschema en de voorbereiding van haar inspecties te coördineren. De inspectieteams van de Commissie dienen een beroep te kunnen doen op gekwalificeerde nationale inspecteurs, voor zover beschikbaar.

 

(5)

De inspecties van de Commissie dienen te worden uitgevoerd volgens een vaste procedure, die een standaardmethodiek omvat.

 

(6)

Gevoelige informatie met betrekking tot inspecties dient vertrouwelijk te worden behandeld.

 

(7)

Verordening (EG) nr. 884/2005 van de Commissie van 10 juni 2005 tot vaststelling van procedures voor inspecties van de Commissie op het gebied van de maritieme beveiliging (4), moet derhalve worden ingetrokken.

 

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 725/2004 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden procedures vastgesteld voor de uitvoering van inspecties van de Commissie om toezicht te houden op de toepassing van Verordening (EG) nr. 725/2004, op het niveau van iedere lidstaat en van afzonderlijke havenfaciliteiten en relevante maatschappijen.

In deze verordening worden ook procedures vastgesteld voor het toezicht door de Commissie op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/65/EG, samen met de inspecties op het niveau van de lidstaten en havenfaciliteiten met betrekking tot havens zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van deze verordening.

Deze inspecties worden op een doorzichtige, doeltreffende, geharmoniseerde en samenhangende wijze uitgevoerd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

„inspectie van de Commissie”: een door inspecteurs van de Commissie ingesteld onderzoek naar nationale kwaliteitscontrolevoorzieningen en maatregelen, procedures en structuren voor de maritieme beveiliging teneinde de naleving van Verordening (EG) nr. 725/2004 en de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/65/EG te controleren;

 

2.

„inspecteur van de Commissie”: een persoon die voldoet aan de in artikel 7 genoemde criteria en die werkt in dienst van de Commissie of van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, of een nationaal inspecteur die in opdracht van de Commissie deelneemt aan inspecties van de Commissie;

 

3.

„nationaal inspecteur”: een persoon die als inspecteur maritieme beveiliging in dienst is van een lidstaat en gekwalificeerd is volgens de vereisten van die lidstaat;

 

4.

„objectief bewijs”: kwantitatieve of kwalitatieve informatie, aantekeningen of constateringen met betrekking tot de beveiliging of het bestaan en de uitvoering van een in Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG opgenomen voorschrift, gebaseerd op verifieerbare waarnemingen, metingen of tests;

 

5.

„waarneming”: vermelding van een tijdens een inspectie van de Commissie geconstateerd feit, dat met objectieve bewijzen kan worden gestaafd;

 

6.

„gebrek aan overeenstemming”: een geconstateerde situatie waarin objectieve bewijzen aantonen dat niet is voldaan aan een in Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG opgenomen voorschrift en dat een corrigerend optreden is vereist;

 

7.

„ernstig gebrek aan overeenstemming”: een onmiddellijk corrigerend optreden vereisende aanwijsbare afwijking die een ernstige bedreiging voor de maritieme beveiliging vormt. Hieronder valt ook het ontbreken van een doeltreffende en systematische uitvoering van een in Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG opgenomen voorschrift;

 

8.

„instantie”: de door iedere lidstaat aangewezen instantie die als contactpunt voor de Commissie en de overige lidstaten optreedt en die de toepassing van de in Verordening (EG) nr. 725/2004 vastgestelde maatregelen inzake maritieme beveiliging en de in Richtlijn 2005/65/EG vastgestelde maatregelen inzake havenveiligheid vergemakkelijkt, de follow-up verzorgt en informatie verschaft;

 

9.

„relevante maatschappij”: een entiteit die een bedrijfs-, scheeps- of havenveiligheidsfunctionaris moet benoemen, of die verantwoordelijk is voor de implementatie van een scheepsveiligheidsplan of een havenveiligheidsplan, of door een lidstaat is aangewezen als veiligheidsorganisatie;

 

10.

„test”: beproeving van maatregelen voor maritieme beveiliging, waarbij het beramen van een onwettige handeling wordt gesimuleerd met het doel de doeltreffendheid van de toepassing van de bestaande beveiligingsmaatregelen te testen;

 

11.

„haven”: het gebied binnen de grenzen die door de lidstaten zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2005/65/EG en dat overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn aan de Commissie is meegedeeld.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE EISEN

Artikel 3

Samenwerking met de lidstaten

Onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie werken de lidstaten met de Commissie samen bij de vervulling van haar inspectietaken. De samenwerking vindt plaats tijdens de voorbereidende, de controle- en de verslagleggingsfase.

Artikel 4

Uitoefening van de bevoegdheid van de Commissie

  • 1. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat de inspecteurs van de Commissie gebruik kunnen maken van hun bevoegdheid tot het inspecteren van de activiteiten op het gebied van de maritieme beveiliging van alle overeenkomstig Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG bevoegde autoriteiten en van alle relevante maatschappijen.
  • 2. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat de inspecteurs van de Commissie, wanneer zij daarom verzoeken, toegang krijgen tot alle relevante beveiligingsgerelateerde documenten, en in het bijzonder:
 

a)

het nationale programma voor de implementatie van Verordening (EG) nr. 725/2004 als bedoeld in artikel 9, lid 3, van die verordening;

 

b)

de door de instantie verstrekte gegevens en de controlerapporten als bedoeld in artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004;

 

c)

de resultaten van het toezicht van de lidstaten op de tenuitvoerlegging van de havenveiligheidsplannen.

  • 3. 
    Wanneer inspecteurs van de Commissie bij de uitvoering van hun taken problemen ondervinden, staan de betrokken lidstaten de Commissie met alle binnen hun juridische bevoegdheden vallende middelen bij om haar taak volledig uit te voeren.

Artikel 5

Deelname van nationale inspecteurs aan inspecties van de Commissie

  • 1. 
    De lidstaten streven ernaar de Commissie nationale inspecteurs ter beschikking te stellen die kunnen deelnemen aan inspecties van de Commissie, met inbegrip van de voorbereidende en de verslagleggingsfase.
  • 2. 
    Een nationale inspecteur neemt niet deel aan inspecties van de Commissie in de lidstaat waarin hij werkzaam is.
  • 3. 
    Elke lidstaat doet de Commissie een lijst toekomen van nationale inspecteurs op wie zij een beroep kan doen om deel te nemen aan haar inspecties.

Die lijst wordt uiterlijk eind juni van elk jaar bijgewerkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt het bij artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 725/2004 opgerichte comité (hierna „het comité” genoemd) in kennis van de in lid 3, eerste alinea, van dit artikel bedoelde lijsten.
  • 5. 
    Wanneer de Commissie van oordeel is dat bij een bepaalde inspectie van de Commissie de deelname van een nationaal inspecteur noodzakelijk is, verzoekt zij de lidstaten om informatie betreffende de beschikbaarheid van nationale inspecteurs voor het uitvoeren van die inspectie. Een dergelijk verzoek dient gewoonlijk acht weken vóór de inspectie te worden gedaan.
  • 6. 
    De Commissie neemt de kosten die voortvloeien uit de deelname van nationale inspecteurs aan inspecties van de Commissie voor haar rekening overeenkomstig de communautaire regels.

Artikel 6

Technische bijstand van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid bij inspecties van de Commissie

Bij de verlening van technische bijstand aan de Commissie overeenkomstig artikel 2, onder b) iv), van Verordening (EG) nr. 1406/2002, stelt het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid technische experts beschikbaar voor deelname aan inspecties van de Commissie, met inbegrip van de voorbereidende en de verslagleggingsfase.

Artikel 7

Kwalificatiecriteria en opleiding van inspecteurs van de Commissie

  • 1. 
    Inspecteurs van de Commissie moeten over passende kwalificaties beschikken, waaronder voldoende theoretische en praktijkervaring op het gebied van de maritieme beveiliging. Daartoe behoren in principe:
 

a)

een goed begrip van maritieme beveiliging en van de wijze waarop deze wordt toegepast bij de onderzochte activiteiten;

 

b)

een goede praktijkkennis van beveiligingstechnologieën en -technieken;

 

c)

kennis van inspectiebeginselen, -procedures en -technieken;

 

d)

praktijkkennis van de onderzochte activiteiten.

  • 2. 
    Om voor inspecties van de Commissie gekwalificeerd te zijn, moeten de inspecteurs van de Commissie een opleiding voor het uitvoeren van dergelijke inspecties met goed gevolg hebben voltooid.

In het geval van nationale inspecteurs die optreden als inspecteurs van de Commissie, geldt dat zij een opleiding moeten hebben genoten die:

 

a)

door de Commissie is erkend;

 

b)

een basisopleiding en regelmatige bijscholingen omvat;

 

c)

een prestatieniveau verzekert dat toereikend is om te controleren of beveiligingsmaatregelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG ten uitvoer worden gelegd.

  • 3. 
    De Commissie zorgt ervoor dat de inspecteurs van de Commissie aan de in de leden 1 en 2 uiteengezette criteria voldoen.

HOOFDSTUK III

PROCEDURES VOOR DE UITVOERING VAN INSPECTIES VAN DE COMMISSIE

Artikel 8

Aankondiging van inspecties

  • 1. 
    De Commissie kondigt een inspectie ten minste zes weken van tevoren aan bij de instantie van de lidstaat op wiens grondgebied de inspectie wordt verricht. In uitzonderlijke gevallen kan deze aankondigingstermijn worden verkort.

De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aankondiging van een inspectie vertrouwelijk blijft, zodat het inspectieproces niet wordt belemmerd.

  • 2. 
    De instantie wordt van tevoren op de hoogte gebracht van de voorgenomen omvang van de inspectie van de Commissie.

Indien een havenfaciliteit dient te worden geïnspecteerd, wordt in de aankondiging aan de instantie meegedeeld of:

 

a)

de inspectie ook betrekking heeft op schepen die zich tijdens de inspectie in die havenfaciliteit of elders in de haven bevinden; en

 

b)

de inspectie ook betrekking heeft op de controle van de haven overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2005/65/EG.

Voor de toepassing van punt b) wordt onder „controle” verstaan: verifiëren of de bepalingen van Richtlijn 2005/65/EG zijn toegepast door de lidstaten en door de havens op hun grondgebied die krachtens artikel 12 van Richtlijn 2005/65/EG aan de Commissie zijn meegedeeld. Controle betekent met name dat wordt geverifieerd of bij de beoordeling van de veiligheid van haven en de opstelling van de havenveiligheidsplannen rekening is gehouden met alle bepalingen van Richtlijn 2005/65/EG en of de maatregelen van de plannen in overeenstemming zijn met de bepalingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 725/2004 zijn vastgesteld voor de havenfaciliteiten in de desbetreffende havens.

  • 3. 
    De instantie:
 

a)

brengt de relevante bevoegde autoriteiten in de lidstaten op de hoogte van de inspectie,

 

b)

stelt de Commissie in kennis van die relevante bevoegde autoriteiten.

  • 4. 
    De instantie deelt de Commissie uiterlijk 24 uur vóór de inspectie de naam van de vlaggenstaat en het IMO-nummer mee van de schepen die zich naar verwachting tijdens de inspectie in de overeenkomstig de tweede alinea van lid 2 medegedeelde havenfaciliteit of haven zullen bevinden.
  • 5. 
    Wanneer de vlaggenstaat een lidstaat is, stelt de Commissie indien mogelijk de instantie van die lidstaat in kennis van het feit dat het schip kan worden geïnspecteerd wanneer het zich in de havenfaciliteit bevindt.
  • 6. 
    Wanneer de inspectie van een havenfaciliteit in een lidstaat ook een schip betreft waarvan die lidstaat de vlaggenstaat is, neemt de instantie contact op met de Commissie om te bevestigen of dat schip zich gedurende de inspectie al dan niet in de havenfaciliteit zal bevinden.
  • 7. 
    Wanneer een schip dat vooraf voor inspectie is geselecteerd tijdens de inspectie van de havenfaciliteit niet in de haven is aangemeerd, bereiken de Commissie en de overeenkomstig artikel 9, lid 3, aangestelde coördinator overeenstemming over de inspectie van een alternatief schip. Dit schip mag zich ook in een andere havenfaciliteit van de haven bevinden. In dat geval zijn de leden 5 en 8 van dit artikel nog steeds van toepassing.
  • 8. 
    De inspecties van de Commissie worden uitgevoerd onder toezicht van de lidstaat van de havenfaciliteit die verantwoordelijk is voor controle- en toezichtsmaatregelen krachtens voorschrift 9 van de Speciale maatregelen ter verbetering van de maritieme beveiliging van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd (SOLAS-Verdrag), wanneer:
 

a)

de vlaggenstaat van het schip geen lidstaat is; of

 

b)

het schip niet was opgenomen in de krachtens lid 4 van dit artikel verstrekte informatie.

  • 9. 
    Wanneer een inspectie bij de instantie wordt aangekondigd, kan ook een voorafgaande vragenlijst worden toegezonden, ter invulling door de relevante bevoegde autoriteit of autoriteiten, samen met een verzoek om de in artikel 4, lid 2, bedoelde documenten.

In de aankondiging wordt ook aangegeven binnen welke termijn de ingevulde vragenlijst en de in artikel 4, lid 2, bedoelde documenten naar de Commissie moeten worden teruggezonden.

Artikel 9

Voorbereiding van inspecties

  • 1. 
    De inspecteurs van de Commissie treffen de nodige voorbereidingen om ervoor te zorgen dat de inspecties efficiënt, accuraat en op samenhangende wijze worden uitgevoerd.
  • 2. 
    De Commissie verstrekt de instantie de naam van de inspecteurs van de Commissie die in opdracht van haar inspecties uitvoeren, alsook andere nadere gegevens, voor zover van toepassing. Onder meer de naam van de teamleider van de inspectie moet worden verstrekt; dit moet een inspecteur zijn die in dienst is bij de Commissie.
  • 3. 
    Voor elke inspectie ziet de instantie erop toe dat een coördinator wordt aangewezen die de nodige praktische regelingen treft voor de uit te voeren inspectie. Tijdens de inspectie treedt de teamleider op als eerste contactpersoon voor de coördinator.

Artikel 10

Uitvoering van inspecties

  • 1. 
    Voor het toezicht op de toepassing door de lidstaten van de in Verordening (EG) nr. 725/2004 vervatte voorschriften inzake maritieme beveiliging wordt gebruikgemaakt van een standaardmethodiek.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de inspecteurs van de Commissie tijdens de inspecties steeds worden vergezeld.
  • 3. 
    Wanneer een schip dat zich in een havenfaciliteit bevindt wordt geïnspecteerd en de vlaggenstaat van het schip niet de lidstaat van de havenfaciliteit is, zorgt de lidstaat van de havenfaciliteit ervoor dat de inspecteurs van de Commissie gedurende de inspectie van het schip worden vergezeld door een functionaris van een in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 725/2004 bedoelde autoriteit.
  • 4. 
    De inspecteurs van de Commissie zijn in het bezit van een identiteitskaart waarmee zij worden gemachtigd namens de Commissie inspecties uit te voeren. De lidstaten zien erop toe dat de inspecteurs van de Commissie toegang kunnen krijgen tot alle ruimten waartoe zij ten behoeve van de inspectie toegang moeten hebben.
  • 5. 
    Tests worden slechts uitgevoerd na kennisgeving aan en met instemming van de instantie wat betreft omvang en doel. De instantie zorgt voor alle vereiste coördinatie met de betrokken bevoegde autoriteiten.
  • 6. 
    Onverminderd artikel 11 geven de inspecteurs van de Commissie, indien passend en uitvoerbaar, ter plaatse een informele en mondelinge samenvatting van hun waarnemingen.

De instantie wordt onmiddellijk in kennis gesteld van elk ernstig gebrek aan overeenstemming met Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG dat aan het licht komt tijdens een inspectie van de Commissie, voordat het inspectieverslag overeenkomstig artikel 11 van deze verordening wordt voltooid.

Wanneer een inspecteur van de Commissie tijdens de inspectie van een schip echter een ernstig gebrek aan overeenstemming vaststelt, dat vereist dat actie wordt ondernomen overeenkomstig artikel 16, stelt de teamleider de instantie van de lidstaat die havenstaat is daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 11

Inspectieverslag

  • 1. 
    Binnen zes weken na voltooiing van een inspectie zendt de Commissie de lidstaat een inspectieverslag toe. Dit inspectieverslag kan, voor zover van toepassing, ook de resultaten van de controle van de haven overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder b), bevatten.
  • 2. 
    Wanneer gedurende de inspectie van een havenfaciliteit een schip werd geïnspecteerd, worden de relevante delen van het inspectieverslag eveneens toegezonden aan de lidstaat die de vlaggenstaat is, indien het een andere lidstaat betreft dan die waarin de inspectie plaatsvond.
  • 3. 
    De lidstaat brengt de geïnspecteerde entiteiten op de hoogte van de relevante waarnemingen die bij de inspectie zijn opgetekend. Het inspectieverslag zelf wordt echter niet naar de geïnspecteerde entiteiten verzonden.
  • 4. 
    In het verslag wordt gedetailleerd ingegaan op de bij de inspectie opgetekende waarnemingen en wordt elk gebrek of ernstig gebrek aan overeenstemming met Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG vermeld.

Het verslag kan aanbevelingen bevatten voor corrigerend optreden.

  • 5. 
    Bij de beoordeling van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 725/2004 en Richtlijn 2005/65/EG wordt op elk van de waarnemingen in het verslag één van de volgende classificaties toegepast:
 

a)

in overeenstemming;

 

b)

in overeenstemming, doch verbetering wenselijk;

 

c)

gebrek aan overeenstemming;

 

d)

ernstig gebrek aan overeenstemming;

 

e)

niet van toepassing;

 

f)

niet bevestigd.

Artikel 12

Antwoord van de lidstaat

  • 1. 
    Binnen drie maanden na de datum van verzending van een inspectieverslag doet de lidstaat de Commissie een schriftelijk antwoord op het verslag toekomen dat:
 

a)

ingaat op de waarnemingen en aanbevelingen; en

 

b)

een actieplan met specifieke maatregelen en termijnen bevat om de geconstateerde gevallen van niet-naleving te verhelpen.

  • 2. 
    Wanneer in het inspectieverslag geen gebrek of ernstig gebrek aan overeenstemming met Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG wordt vermeld, is geen antwoord vereist.

Artikel 13

Maatregelen van de Commissie

  • 1. 
    De Commissie kan in geval van een gebrek of ernstig gebrek aan overeenstemming met Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG en na ontvangst van het antwoord van de lidstaat een of meer van de volgende maatregelen treffen:
 

a)

opmerkingen doen toekomen aan de lidstaat of een nadere toelichting vragen om het antwoord in zijn geheel of delen daarvan te verduidelijken;

 

b)

een vervolginspectie of -controle uitvoeren, die minstens twee weken van tevoren moet worden aangekondigd, om de uitvoering van het corrigerend optreden te controleren;

 

c)

een inbreukprocedure ten aanzien van de betrokken lidstaat inleiden.

  • 2. 
    Wanneer een vervolginspectie van een schip moet worden uitgevoerd, brengt de lidstaat die de vlaggenstaat is, indien mogelijk, de Commissie op de hoogte van de toekomstige havens die het schip zal aandoen, zodat de Commissie kan beslissen waar en wanneer de vervolginspectie zal worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Gevoelige informatie

Onverminderd artikel 13 van Verordening (EG) nr. 725/2004 en artikel 16 van Richtlijn 2005/65/EG behandelt de Commissie gevoelig materiaal met betrekking tot de inspecties als vertrouwelijke informatie.

Artikel 15

Inspectieprogramma van de Commissie

  • 1. 
    De Commissie vraagt het comité om advies over de prioriteiten voor de uitvoering van haar inspectieprogramma.
  • 2. 
    De Commissie licht het comité regelmatig in over de uitvoering van haar inspectieprogramma alsmede over de resultaten van de inspecties.

Artikel 16

Kennisgeving aan de lidstaten van een ernstig gebrek aan overeenstemming

Wanneer bij een inspectie een ernstig gebrek aan overeenstemming met Verordening (EG) nr. 725/2004 of Richtlijn 2005/65/EG aan het licht komt dat geacht wordt een wezenlijke invloed te hebben op de algemene mate van maritieme beveiliging in de Gemeenschap, brengt de Commissie ook de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte na het inspectieverslag aan de betrokken lidstaat te hebben toegezonden.

Zodra een ernstig gebrek aan overeenstemming, dat krachtens dit artikel aan de andere lidstaten is meegedeeld, tot tevredenheid van de Commissie is gecorrigeerd, brengt de Commissie de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 17

Herziening

De Commissie zal haar systeem van inspecties regelmatig opnieuw bezien, en met name de doeltreffendheid ervan.

Artikel 18

Intrekking

Verordening (EG) nr. 884/2005 wordt ingetrokken.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 april 2008.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.