Aanbeveling 1991/288 - Gecoördineerde invoering van digitale Europese draadloze telecommunicatie (DECT) in de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31991H0288

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31991H0288

91/288/EEG: Aanbeveling van de Raad van 3 juni 1991 inzake de gecoördineerde invoering van digitale Europese draadloze telecommunicatie (DECT) in de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 144 van 08/06/1991 blz. 0047 - 0050

AANBEVELING VAN DE RAAD van 3 juni 1991 inzake de gecooerdineerde invoering van digitale Europese draadloze telecommunicatie ( DECT ) in de Gemeenschap ( 91/288/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat het volgens Aanbeveling 84/549/EEG ( 4 ) wenselijk is dat vanuit een gemeenschappelijk geharmoniseerd uitgangspunt op het gebied van telecommunicatie diensten tot stand worden gebracht;

Overwegende dat de Raad in zijn Resolutie van 30 juni 1988 inzake de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor telecommunicatiediensten en -apparatuur tot 1992 ( 5 ) stelt dat het wenselijk is dat de invoering van geheel Europa bestrijkende diensten overeenkomstig de vereisten van de markt wordt gestimuleerd;

Overwegende dat voor de economische ontwikkeling van de Gemeenschap zo veel mogelijk van de door de geavanceerde telecommunicatienetwerken geboden mogelijkheden gebruik dient te worden gemaakt;

Overwegende dat recente ontwikkelingen, zoals de onlangs gesloten akkoorden inzake telepoint-diensten, de groeimogelijkheden voor draadloze telecommunicatie in de Gemeenschap hebben aangetoond; dat de Europese telecommunicatienorm ( ETS ) voor digitale Europese draadloze telecommunicatie ( DECT ) die momenteel door het Europees normalisatie-instituut voor telecommunicatie ( ETSI ) wordt ontwikkeld, de mogelijkheden van de draadloze telecommunicatie nog aanzienlijk zal vergroten;

Overwegende dat bij het ontwikkelen van de ETS rekening moet worden gehouden met de bescherming van de gebruikers en met de noodzaak van interoperabiliteit in geheel Europa en dat daardoor de gebruikers van een op de DECT-technologie gebaseerde dienst in een bepaalde Lid-Staat ook de mogelijkheid moet worden geboden in voorkomend geval toegang te krijgen tot de dienst in een andere Lid-Staat;

Overwegende dat de totstandbrenging van DECT in Europa een belangrijke gelegenheid biedt om werkelijk Europese faciliteiten op het gebied van digitale draadloze telefonie te creëren;

Overwegende dat een gecooerdineerd beleid met het oog op de invoering van gemeenschappelijke normen voor draadloze telefonie de totstandkoming van een Europese markt voor mobiele zaktoestellen ( handsets ) mogelijk zal maken, waarvan de afmetingen, karakteristieken en kostenaspecten de voor ontwikkeling benodigde voorwaarden kunnen scheppen zodat de betrokken ondernemingen een op de wereldmarkt toonaangevende positie kunnen innemen;

Overwegende dat voor een dergelijk toekomstig systeem voor het aanbod van zowel spraak - als datacommunicatiediensten, van digitale technieken gebruik dient te worden gemaakt, waarbij, in overeenstemming met Aanbeveling 86/659/EEG ( 6 ), de compatibiliteit met de algemene digitale omgeving en het digitale netwerk voor geïntegreerde diensten ( ISDN ) in de Gemeenschap wordt bevorderd;

Overwegende dat de toekomstige richtlijn van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van die apparatuur de snelle vaststelling van gemeenschappelijke conformiteitsspecificaties voor DECT mogelijk maakt;

Overwegende dat Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften ( 7 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/230/EEG ( 8 ), in aanmerking dient te worden genomen;

Overwegende dat Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie ( 9 ) in aanmerking dient te worden genomen;

Overwegende dat Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake elektromagnetische compatibiliteit ( 10 ) van toepassing is en er in het bijzonder voor dient te worden gezorgd dat storingen door elektromagnetische interferentie worden voorkomen;

Overwegende dat het tot voordeel strekt de toegang tot draadloze communicatie te vergemakkelijken en het noodzakelijk is het vrije verkeer van DECT-apparatuur in de gehele Gemeenschap toe te staan;

Overwegende dat, om de ontwikkeling van de telecommunicatie-infrastructuur in de Gemeenschap te bevorderen, de mogelijkheden van de toegewezen financiële instrumenten van de Gemeenschap ten volle moeten worden benut;

Overwegende dat Aanbeveling 87/371/EEG ( 11 ) in aanmerking dient te worden genomen, waarin wordt gesteld dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de dringende behoefte van bepaalde gebruikers aan paneuropese communicatie te land; dat de Commissie in de toekomst nog andere voorstellen op het gebied van mobiele communicatie kan indienen;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van een dergelijk beleid binnen Europa zal leiden tot nauwere samenwerking tussen de openbare telecommunicatieadministraties, de erkende openbare en particuliere instellingen en andere bevoegde instellingen die openbare mobiele telecommunicatiediensten aanbieden, welke hierna beide zullen worden aangeduid als "telecommunicatieorganisaties";

Overwegende dat met betrekking tot deze aanbeveling gunstig advies is uitgebracht door de telecommunicatieorganisaties, de Europese Conferentie van PTT-administraties ( CEPT ) en de in de Lid-Staten gevestigde fabrikanten van telecommunicatieapparatuur;

Overwegende dat dankzij deze maatregelen de economische voordelen en het snel groeiende marktpotentieel van draadloze telefoons in de Gemeenschap ten volle zullen kunnen worden benut;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet in de voor de aanneming van deze aanbeveling vereiste bevoegdheden voorziet,

BEVEELT AAN : 1 . dat de Lid-Staten en/of de telecommunicatieorganisaties, naar gelang van het geval, de voorwaarden scheppen voor de gecooerdineerde invoering van digitale Europese draadloze telecommunicatie in de Gemeenschap overeenkomstig de in de bijlage omschreven technische eisen . In deze aanbeveling wordt onder digitale Europese draadloze telecommunicatie verstaan : technologie die voldoet aan de Europese telecommunicatienorm voor digitale draadloze telecommunicatie, bekend als DECT;

2 . dat de telecommunicatieorganisaties voortgaan met de samenwerking in het kader van de CEPT en/of het ETSI, voor de voltooiing van de specificaties en de invoering en exploitatie van de DECT-technologie;

3 . dat de Commissie binnen het toepassingsgebied van de bestaande richtlijnen passende initiatieven ontplooit ter bevordering van de voltooiing van de specificaties en de invoering en exploitatie van de DECT-technologie;

4 . dat de Commissie in overleg en in samenwerking met de belanghebbende partijen een strategie voor de lange termijn uitwerkt met het oog op het ontwikkelen van de op korte termijn in te voeren systemen voor paneuropese digitale cellulaire communicatie en semafonie, en digitale draadloze systemen, met inachtneming van de algemene evolutie naar een toekomstig universeel persoonlijk communicatiesysteem, recente studies en het ETSI-werkprogramma;

5 . dat bij de bijdragen in het kader van de toegewezen financiële instrumenten van de Gemeenschap met deze aanbeveling rekening wordt gehouden, met name met betrekking tot de kapitaalinvesteringen die nodig zijn voor de realisatie van de infrastructuur voor het DECT-systeem;

6 . dat een stimulans wordt gegeven aan de werkzaamheden voor de ontwikkeling van de passende infrastructuur om het gebruik van DECT-apparatuur ook in een publieke omgeving mogelijk te maken, en aan het streven naar een gecooerdineerde invoering van DECT-technologie in die omgeving, waarbij in het bijzonder wordt vastgehouden aan die aspecten die nodig zijn om interoperabiliteit op Europese schaal mogelijk te maken;

7 . dat de Lid-Staten aan het einde van elk jaar en voor het eerst eind 1992, de Commissie in kennis stellen van de maatregelen die zij hebben genomen voor, en de problemen die zij hebben ondervonden bij de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling; dat het nodige wordt gedaan om de telecommunicatieorganisaties, de gebruikers, de consumenten, de fabrikanten, de dienstverleners, de werkgeversorganisaties en de vakbonden te raadplegen; dat de vooruitgang van de werkzaamheden wordt bezien door de Commissie en de Groep van Hoge Ambtenaren voor Telecommunicatie ( SOG-T ), die door de Raad op 4 november 1983 is ingesteld; en dat het Europese Parlement regelmatig, dit wil zeggen minstens eenmaal per jaar, op de hoogte wordt gehouden . Gedaan te Luxemburg, 3 juni 1991 . Voor de Raad

De Voorzitter

A . BODRY ( 1) PB nr . C 24 van 1 . 2 . 1990, blz . 20, en PB nr . C 9 van 15 . 1 . 1991, blz . 3 . ( 2 ) PB nr . C 19 van 28 . 1 . 1991, blz . 96 . ( 3 ) PB nr . C 332 van 31 . 12 . 1990, blz . 172 . ( 4 ) PB nr . L 298 van 16 . 11 . 1984, blz . 49 . ( 5 ) PB nr . C 257 van 4 . 10 . 1988, blz . 1 . ( 6 ) PB nr . L 382 van 31 . 12 . 1986, blz . 36 . ( 7 ) PB nr . L 109 van 26 . 4 . 1983, blz . 8 . ( 8 ) PB nr . L 128 van 18 . 5 . 1990, blz . 15 . ( 9 ) PB nr . L 36 van 7 . 2 . 1987, blz . 31 . ( 10 ) PB nr . L 139 van 23 . 5 . 1989, blz . 19 . ( 11 ) PB nr . L 196 van 17 . 7 . 1987, blz . 81 .

BIJLAGE

GEDETAILLEERDE EISEN TEN AANZIEN VAN DE GECOOERDINEERDE INVOERING VAN DIGITALE EUROPESE DRAADLOZE TELECOMMUNICATIE ( DECT ) IN DE GEMEENSCHAP

Inhoudsopgave

1 . Algemene eisen

2 . Keuze van het transmissiesysteem

3 . Netwerkarchitectuur

4 . Specificatie en invoering van DECT

5 . Voorzieningen van het systeem

6 . Overwegingen ten aanzien van de tarifering

7 . Tijdschema

1 . Algemene eisen

Het in te voeren DECT-systeem moet worden ontwikkeld overeenkomstig de ETS die momenteel door het ETSI wordt opgesteld, en dient aan de volgende algemene eisen te voldoen :

  • het moet 91/287/EEG zijn om te kunnen werken in het frequentiegebied van 1 880 tot 1 900 MHz, welke frequentieband krachtens Richtlijn 91/287/EEG in de Gemeenschap voor DECT wordt gereserveerd;
  • het systeem moet met behulp van draadloze technologie voorzien in de mogelijkheid om aan de gebruikersbehoeften te voldoen met het oog op de volgende toepassingen :
  • een toepassing voor thuisgebruik via welke een koppeling tot stand kan worden gebracht met het ISDN/PSTN;
  • een voor zakelijk gebruik bedoelde draadloze telecommunicatietoepassing waarin de mogelijkheden van een PABX worden gecombineerd met het mobiele karakter van draadloze telecommunicatie voor toepassingen op het gebied van zowel spraak als niet-spraak;
  • een toepassing die gebruikers van een zaktoestel via een openbaar dan wel particulier basisstation toegang biedt tot het openbare net;
  • een toepassing die de mogelijkheid biedt om openbare en particuliere netwerken door middel van een radioverbinding tot in het bedrijfsgebouw van de klant te brengen;
  • in één geografisch gebied moeten twee of meer onafhankelijke systemen tegelijkertijd operationeel kunnen zijn .

2 . Keuze van het transmissiesysteem

Van de transmissiekarakteristieken voor DECT moet tegen oktober 1991 een gedetailleerde specificatie zijn opgesteld . Daarbij dient rekening te worden gehouden met de relevante internationale richtsnoeren ter beperking van de blootstelling aan elektromagnetische velden en met Richtlijn 89/336/EEG . De gebruikte technologie moet andere DECT-systemen die in een zelfde geografisch gebied operationeel zijn, kunnen ondersteunen .

3 . Netwerkarchitectuur

Tegen oktober 1991 moeten de normen voor de netwerkstructuur en de omschrijving van de diverse systeemcomponenten en de daaraan toegekende functies volledig worden gespecificeerd voor alle op de betreffende diensten van toepassing zijnde OSI-lagen .

4 . Specificatie en invoering van DECT

In het systeem dienen voorzieningen te worden ingebouwd ter ondersteuning van volledige "roaming" tussen systemen, waar zulks nodig is . Onder "roaming" wordt in de zin van deze aanbeveling verstaan de mogelijkheid om met gebruikmaking vanop DECT-technologie gebaseerde zaktoestellen toegang te krijgen tot het openbare net in elke Lid-Staat .

5 . Voorzieningen van het systeem

De specificatie van het systeem dient een minimumaantal algemene voorzieningen en faciliteiten te omvatten, namelijk :

  • voldoen aan de algemene eisen van punt 1;
  • voorzien in alarmdiensten;
  • voorzien in geheimhouding van het gekozen nummer en beveiliging van het gesprek;
  • compatibiliteit tussen voorzieningen voor thuisgebruik, zakelijk gebruik en toepassingen voor toegang tot het openbare net .

Het aanbieden van een aanvullende dienst of faciliteit naast de algemene voorzieningen van een systeem mag geen gevolgen hebben voor het aanbod van de minimumvoorzieningen op andere systemen .

6 . Overwegingen ten aanzien van de tarifering

Overeenstemming over zaken als de kostenberekening voor communautaire diensten en de verrekening tussen exploitanten moet waar zulks vereist is, tijdig zijn bereikt .

7 . Tijdschema

Faciliteiten voor toepassingen die op DECT-technologie zijn gebaseerd, moeten vanaf eind 1992 geleidelijk ter beschikking worden gesteld .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.