Verordening 1980/2619 - Instelling van een specifieke gemeenschappelijke actie voor regionale ontwikkeling om bij te dragen tot de verbetering van de economische en sociale toestand in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31980R2619

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31980R2619

Verordening (EEG) nr. 2619/80 van de Raad van 7 oktober 1980 tot instelling van een specifieke communautaire actie voor regionale ontwikkeling om bij te dragen tot de verbetering van de economische en sociale toestand in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland

Publicatieblad Nr. L 271 van 15/10/1980 blz. 0028 - 0033

Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 14 Deel 2 blz. 0028

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 14 Deel 1 blz. 0048

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 14 Deel 1 blz. 0048

VERORDENING (EEG) Nr. 2619/80 VAN DE RAAD van 7 oktober 1980 tot instelling van een specifieke communautaire actie voor regionale ontwikkeling om bij te dragen tot de verbetering van de economische en sociale toestand in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 724/75 van de Raad van 18 maart 1975 houdende oprichting van een Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 214/79 (2), inzonderheid op artikel 13, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie (3),

Gezien het advies van het Europese Parlement (4),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (5),

Overwegende dat in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 724/75 (hierna "verordening betreffende het Fonds" genoemd) is bepaald dat het Fonds, onafhankelijk van de in artikel 2, lid 3, sub a), van die verordening vastgestelde verdeling van de middelen per Lid-Staat, kan deelnemen in de financiering van specifieke communautaire acties voor regionale ontwikkeling;

Overwegende dat de betrokken Lid-Staten de Commissie gegevens hebben verstrekt over de grensproblemen waarvoor een specifieke communautaire actie kan worden uitgevoerd;

Overwegende dat bij de aanwending van de middelen van het Fonds rekening wordt gehouden met de ernst van de op regionaal gebied in de Gemeenschap bestaande onevenwichtige situaties;

Overwegende dat de Raad zich bereid heeft verklaard om in het kader van artikel 13 van de verordening betreffende het Fonds, op voorstel van de Commissie, elk verzoek om bijstand te bestuderen dat verband houdt met grensproblemen in de meest in aanmerking komende gebieden van de Gemeenschap en dat gezamenlijk door twee of meer belanghebbende Lid-Staten wordt ingediend;

Overwegende dat de grenszones van Ierland en Noord-Ierland deel uitmaken van regio's die wegens hun grote afhankelijkheid van een weinig produktieve landbouwsector, hun hoog werkloosheidsniveau en hun laag inkomen per hoofd tot de minst ontwikkelde van de Gemeenschap behoren, en dat de basis voor de economische ontwikkeling van deze zones dient te worden verruimd, ten einde de achterstand van de regio's te verminderen;

Overwegende dat de voor grenszones specifieke communicatiemoeilijkheden en andere problemen het voeren van een volwaardig economisch en sociaal beleid in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland hebben verhinderd;

Overwegende dat de moeilijke toestand in deze grenszones een specifieke communautaire actie voor regionale ontwikkeling rechtvaardigt;

Overwegende dat het Economisch en Sociaal Comité in zijn advies van 12 juli 1978 (6) inzake de studie over de grensoverschrijdende communicatiestructuur in de regio Londonderry/Donegal die is opgesteld op verzoek van de Regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Ierland alsmede van de Commissie, een specifieke communautaire actie op het gebied van de regionale ontwikkeling voor deze grensregio heeft aanbevolen;

Overwegende dat reeds maatregelen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn genomen en dat andere met succes te combineren maatregelen van de communautaire fondsen in deze zones ten uitvoer moeten worden gelegd;

Overwegende dat het aanzienlijke toeristische potentieel van de grenszones van Ierland en Noord-Ierland grote mogelijkheden voor economische ontwikkeling buiten de landbouw biedt;

Overwegende dat de ontwikkeling van de ambachtelijke en de kleine en middelgrote ondernemingen een belangrijke bijdrage kan leveren tot het versterken van de economische structuur van die zones;

  • (1) 
    PB nr. L 73 van 21.3.1975, blz. 1. (2) PB nr. L 35 van 9.2.1979, blz. 1. (3) PB nr. C 285 van 15.11.1979, blz. 3. (4) PB nr. C 85 van 8.4.1980, blz. 24. (5) PB nr. C 83 van 2.4.1980, blz. 4. (6) PB nr. C 114 van 7.5.1979, blz. 5. Overwegende dat de ontwikkeling van het toerisme in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland in aanzienlijke mate wordt afgeremd door het tekort aan verblijfsaccommodatie, aan recreatieve en culturele activiteiten voor toeristen en aan verkeersverbindingen met de toeristische centra;

Overwegende dat de ontwikkeling van de ambachtelijke ondernemingen wordt bemoeilijkt door gebrek aan financiële middelen, voorlichting en adviezen;

Overwegende dat de kleine en middelgrote ondernemingen in die zones door de grote afstand tot de economische centra van de Gemeenschap moeilijk toegang hebben tot de informatie over de markten en tot adviezen inzake beheer en organisatie;

Overwegende dat de communautaire actie ten uitvoer moet worden gelegd in de vorm van speciale meerjarenprogramma's en dat het de taak van de Commissie is, bij het goedkeuren van die programma's na te gaan of de daarin opgenomen maatregelen in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening;

Overwegende dat de speciale programma's moeten worden afgestemd op sommige van de doelstellingen welke zijn vastgelegd in de in artikel 6 van de verordening betreffende het Fonds bedoelde programma's voor regionale ontwikkeling;

Overwegende dat de Commissie zich, door het onderzoek van de jaarverslagen die de betrokken Lid-Staten haar daartoe verstrekken, van de goede uitvoering van de speciale programma's dient te vergewissen;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat de Raad, het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité op gezette tijden worden ingelicht over de toepassing van deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een specifieke communautaire actie voor regionale ontwikkeling in de zin van artikel 13 van de verordening betreffende het Fonds, hierna "specifieke actie" genoemd, opgezet om bij te dragen tot de verbetering van de economische en sociale toestand in de grenszones van Ierland en Noord-Ierland.

Artikel 2

De specifieke actie heeft betrekking op de volgende grenszones:

Ierland:

de direct aan de grens gelegen counties, namelijk : Donegal, Leitrim, Cavan, Monaghan en Louth

Noord-Ierland:

de direct aan de grens gelegen council districts, namelijk : Londonderry, Strabane, Omagh, Fermanagh, Dungannon, Armagh, Newry en Mourne.

Artikel 3

  • 1. 
    De specifieke actie wordt ten uitvoer gelegd in de vorm van een speciaal programma, hierna "speciaal programma" genoemd, dat door ieder van de betrokken Lid-Staten bij de Commissie wordt ingediend.
  • 2. 
    Het speciaal programma heeft tot doel in de in artikel 2 bedoelde zones bij te dragen tot de ontwikkeling van de economische activiteit op het gebied van het toerisme, het verkeerswezen en de ambachtelijke en kleine en middelgrote ondernemingen, ten einde de werkgelegenheidssituatie te verbeteren.
  • 3. 
    Het speciaal programma past in het kader van de programma's voor regionale ontwikkeling als bedoeld in artikel 6 van de verordening betreffende het Fonds.
  • 4. 
    Het speciaal programma behelst de in de bijlage bij deze verordening bedoelde noodzakelijke gegevens betreffende de analyse van de situatie en van de behoeften met betrekking tot de in lid 2 genoemde doelstellingen, de voorgenomen activiteiten, het tijdschema voor de uitvoering daarvan en meer algemeen alle gegevens op grond waarvan kan worden beoordeeld of het programma in overeenstemming is met de doelstellingen van de regionale ontwikkeling.
  • 5. 
    De duur van het speciaal programma bedraagt vijf jaar, te rekenen vanaf de zestigste dag na de inwerkingtreding van deze verordening.
  • 6. 
    Het speciaal programma wordt door de Commissie goedgekeurd na interventie van het Comité van het Fonds volgens de procedure van artikel 16 van de verordening betreffende het Fonds.
  • 7. 
    De Commissie stelt het Europese Parlement in kennis van de bedragen die bij de goedkeuring van het speciaal programma van de zones zijn vastgesteld.
  • 8. 
    Na goedkeuring door de Commissie wordt het speciaal programma ter informatie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 4

Het Fonds kan in het kader van het speciaal programma deelnemen aan de volgende activiteiten: 1. bouw en verbouwing van verblijfsaccommodatie voor toeristen, met inbegrip van als vakantieverblijf te verhuren gemeubileerde woningen, verblijfsaccommodatie op het platteland en kampeer- en caravanterreinen;

  • 2. 
    oprichting en ontwikkeling van gemeenschappelijke diensten of organen voor verkoopbevordering en reclame op het gebied van toerisme, ontwikkeling van toeristische attracties en gecoördineerd beheer van de verblijfsaccommodatie, met inbegrip van het organiseren van voorlichtingscolloquia voor het betrokken personeel;
  • 3. 
    aanleg van installaties en infrastructuurvoorzieningen die direct verband houden met de ontwikkeling van het toerisme en met de culturele en recreatieve activiteiten, met inbegrip van hengelen en paardrijden ; werken die de mogelijkheid tot watersportbeoefening verbeteren, met name door aanpassing van waterlopen, bij voorbeeld in het stroomgebied van de rivier de Erne;
  • 4. 
    verbetering van de verkeersverbindingen met de toeristische zones, met inbegrip van de aanleg en modernisering van secundaire wegen en telefooncentrales;
  • 5. 
    uitbreiding van de vervoerdiensten, zodat toeristen gemakkelijker toegang krijgen tot de door de specifieke actie bestreken zones;
  • 6. 
    oprichting en uitbreiding via financiële steun van ambachtelijke ondernemingen en van installaties voor de verspreiding van informatie en adviezen;
  • 7. 
    a) het verrichten van sectoriële analyses om kleine en middelgrote ondernemingen gegevens te verschaffen over de mogelijkheden van de binnenlandse, communautaire en externe markten en over de daarvan te verwachten gevolgen voor de produktie en de organisatie van deze ondernemingen;
  • b) 
    oprichting of uitbreiding van adviesbureaus of andere adviesorganen op het gebied van beheer of organisatie door directe of indirecte steun. De activiteit van deze bureaus of organen kan tijdelijke bijstand behelzen aan de ondernemingen voor de tenuitvoerlegging van de door hen geformuleerde aanbevelingen;
  • c) 
    oprichting of uitbreiding van gemeenschappelijke diensten voor verschillende ondernemingen.

Artikel 5

  • 1. 
    Het speciaal programma wordt door de Lid-Staat en de Gemeenschap gezamenlijk gefinancierd. De bijstand van het Fonds wordt toegekend in het kader van de hiervoor in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgevoerde kredieten. De deelneming van de Gemeenschap wordt als volgt vastgesteld: a) voor activiteiten met betrekking tot verblijfsaccommodatie, bedoeld in artikel 4, punt 1 : wanneer het investeringen in verband met de landbouwactiviteit betreft, 50 % van de overheidsuitgaven in verband met de toekenning van investeringssteun ; in de andere gevallen, 50 % van de overheidsuitgaven in verband met de toekenning van investeringssteun, met een maximum van 30 % van de investeringskosten;
  • b) 
    voor activiteiten met betrekking tot de stimulering van het toerisme, bedoeld in artikel 4, punt 2 : steun die een gedeelte dekt van de huishoudelijke kosten van de organen. Deze steunverlening is degressief en duurt drie jaar. Het eerste jaar dekt zij 70 % van de huishoudelijke kosten en zij bedraagt niet meer dan 55 % van de totale kosten over de periode van drie jaar;
  • c) 
    voor activiteiten met betrekking tot installaties en infrastructuur, bedoeld in artikel 4, punt 3 : 50 % van de overheidsuitgaven;
  • d) 
    voor activiteiten ter verbetering van de verkeersverbindingen, bedoeld in artikel 4, punt 4 : 50 % van de overheidsuitgaven;
  • e) 
    voor activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van de vervoerdiensten, bedoeld in artikel 4, punt 5 : 50 % van de overheidsuitgaven voor deelneming in de netto huishoudelijke kosten van de vervoerdiensten;
  • f) 
    voor activiteiten met betrekking tot ambachtelijke ondernemingen, bedoeld in artikel 4, punt 6 : 50 % van de overheidsuitgaven in verband met de toekenning van investeringssteun, met een maximum van 30 % van de investeringskosten en 70 % van de overheidsuitgaven in verband met de steun voor het verspreiden van informatie en adviezen;
  • g) 
    voor activiteiten met betrekking tot sectoriële analyses, bedoeld in artikel 4, punt 7, sub a) : 70 % van de kosten;
  • h) 
    voor activiteiten met betrekking tot adviezen, bedoeld in artikel 4, punt 7, sub b) : steun die een gedeelte dekt van de uitgaven van de ondernemingen voor honorering van de door adviesbureaus of -organen verleende diensten. Deze steunverlening is degressief en duurt drie jaar. Het eerste jaar dekt zij 70 % van de uitgaven en zij bedraagt niet meer dan 55 % van de totale uitgaven over de periode van drie jaar (indirecte steun);
  • i) 
    voor de sub h) bedoelde activiteiten kan de Lid-Staat bovengenoemde regeling vervangen door een gelijkwaardige regeling voor steun aan adviesbureaus of -organen (directe steun);
  • j) 
    voor activiteiten met betrekking tot de gemeenschappelijke diensten, bedoeld in artikel 4, punt 7, sub c) : steun die een gedeelte dekt van de uitgaven van de ondernemingen voor de werking van deze diensten. Deze steunverlening is degressief en duurt drie jaar. Het eerste jaar dekt zij 70 % van de uitgaven en zij bedraagt niet meer dan 55 % van de totale uitgaven over de periode van drie jaar.
  • 2. 
    Voor de steunverlening bedoeld in lid 1, sub a), c), d) en f) wordt cumulatie van de steun uit de quotavrije afdeling en de quotagebonden afdeling van het Fonds uitgesloten.
  • 3. 
    De categorieën begunstigden die voor de in lid 1 bedoelde activiteiten in aanmerking komen voor steunverlening door het Fonds zijn : overheidsinstanties, plaatselijke instanties, diverse organen, ondernemingen en particulieren. De steunverlening bedoeld in lid 1, sub h) en j) mag niet tot gevolg hebben dat het aandeel van de ondernemingen in de totale uitgaven tot minder dan 20 % wordt verminderd.
  • 4. 
    De steun van het Fonds voor het speciaal programma mag niet hoger zijn dan het bedrag dat door de Commissie is aanvaard bij de in artikel 3, lid 6, bedoelde goedkeuring van dat programma.
  • 5. 
    De in de begroting opgenomen vastleggingskredieten voor de uitvoering van het speciaal programma worden per jaarlijkse tranche vastgesteld al naar gelang van de vordering van de uitvoering van het programma.

Artikel 6

  • 1. 
    De steun van het Fonds voor de in het speciaal programma opgenomen maatregelen wordt uitgekeerd aan de betrokken Lid-Staat (of volgens de aanwijzingen welke die Lid-Staat daartoe aan de Commissie verstrekt) overeenkomstig de volgende regels: a) in aanmerking komen de uitgaven die zijn gedaan vanaf de datum waarop deze verordening in werking is getreden;
  • b) 
    ingeval de Lid-Staat deelneemt in de financiering, geschiedt de betaling van andere bedragen dan de sub c) bedoelde voorschotten zo gelijktijdig mogelijk met de betaling van haar deelname. In het tegenovergestelde geval geschieden de betalingen wanneer de Lid-Staat verklaart dat het bedrag verschuldigd is en door de Gemeenschap betaald mag worden.

Iedere betalingsaanvraag gaat vergezeld van een verklaring van de Lid-Staat waaruit blijkt dat de activiteiten werkelijk zijn verricht en dat gedetailleerde bewijsstukken voorhanden zijn, en bevat de volgende gegevens: - aard van de activiteiten waarop de betalingsaanvraag betrekking heeft;

  • bedrag en aard van de uitgaven die gedurende de periode waarop de aanvraag betrekking heeft voor de verschillende activiteiten zijn gedaan;
  • een bevestiging dat een begin is gemaakt met de in de betalingsaanvraag omschreven activiteiten in overeenstemming met het speciaal programma;
  • c) 
    wanneer de Lid-Staat het bewijs levert dat het speciaal programma reeds aanleiding heeft gegeven tot uitgaven uit hoofde van een jaargedeelte, kan het Fonds op verzoek van de Lid-Staat een voorschot van 30 % van het bedrag van de vastgelegde kredieten uitkeren. Wanneer het bedrag van dit voorschot volledig is aangewend en de Lid-Staat de Commissie de sub b) bedoelde verklaring heeft doen toekomen, kunnen nieuwe voorschotten worden uitgekeerd, telkens ten bedrage van 30 % van de per jaargedeelte vastgelegde kredieten.
  • 2. 
    Aan het eind van ieder jaar dient de betrokken Lid-Staat bij de Commissie een verslag in over de vordering van de uitvoering van het speciaal programma, onder verwijzing naar de in de bijlage bij deze verordening verlangde gegevens. Deze verslagen moeten de Commissie in staat stellen zich ervan te vergewissen dat het speciaal programma wordt uitgevoerd, de gevolgen daarvan te constateren en vast te stellen dat de verschillende activiteiten op onderling samenhangende wijze worden uitgevoerd. Zij worden meegedeeld aan het Comité voor regionaal beleid.
  • 3. 
    Op basis van deze verslagen en de desbetreffende besluiten brengt de Commissie verslag uit onder de in artikel 21 van de verordening betreffende het Fonds vastgestelde voorwaarden.
  • 4. 
    In geval van een belangrijke wijziging van een speciaal programma dat in uitvoering is, is de procedure van artikel 3, lid 6, van toepassing.
  • 5. 
    Bij de beëindiging van de uitvoering van een speciaal programma legt de Commissie aan het Comité voor regionaal beleid een verslag voor.
  • 6. 
    De bepalingen van artikel 9, leden 1 tot en met 5, van de verordening betreffende het Fonds zijn voor zover nodig van toepassing op de in deze verordening bedoelde specifieke actie.

Artikel 7

De aanneming van deze verordening doet geen afbreuk aan het nieuwe onderzoek van de verordening betreffende het Fonds op grond van artikel 22 van die verordening, dat vóór 1 januari 1981 op voorstel van de Commissie moet plaatshebben.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • G. 
    THORN

BIJLAGE

Het speciaal programma bevat de volgende gegevens betreffende de in artikel 2 genoemde zones: 1. a) analyse van de situatie van het toerisme en de ambachtelijke ondernemingen en raming van de potentiële toeristische vraag voor de periode waarop de programma's betrekking hebben. Analyse van de situatie en de behoeften van de kleine en middelgrote ondernemingen, met name ten aanzien van informatie over de markten en van adviezen inzake beheer en organisatie;

  • b) 
    beschrijving van de steunregelingen en andere acties ter bevordering van het toerisme en de ambachtelijke ondernemingen en ter stimulering van de kleine en middelgrote ondernemingen, met opgave van de daaruit voortvloeiende jaarlijkse gemiddelde overheidsuitgaven;
  • 2. 
    met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde activiteiten: a) i) raming van de capaciteit en de aard van de verblijfsaccommodatie waarvan de bouw of de verbouwing wordt gepland;
  • ii) 
    aard en activiteiten van de organen die zich bezighouden met de ontwikkeling en de bevordering van het toerisme en de ambachtelijke ondernemingen;
  • iii) 
    aard en plaats van de geplande toeristische en verkeersinfrastructuur;
  • iv) 
    naam, adres en aard van de vervoerbedrijven die aan de uitvoering van het programma kunnen deelnemen, met vermelding van de openbare-dienstverplichtingen;
  • b) 
    omschrijving van de overheidssteun voor de verschillende geplande maatregelen.
  • 3. 
    voor het speciaal programma in zijn geheel: a) indien enigszins mogelijk, in cijfers uitgedrukte beschrijving van de doelstellingen van het speciaal programma, met name wat de werkgelegenheid betreft;
  • b) 
    voor zover deze informatie niet voldoende nauwkeurig in het programma voor regionale ontwikkeling is aangegeven, beschrijving van de reeds bestaande of geplande overheidsmaatregelen die gelijktijdig met het speciaal programma zullen worden toegepast en die zullen bijdragen tot de verbetering van de werkgelegenheidssituatie in de in artikel 2 bedoelde regio's;
  • c) 
    het gebruik dat de nationale overheidsinstanties denken te maken van andere middelen uit de communautaire fondsen voor structuurverbetering;
  • d) 
    tijdschema voor de uitvoering;
  • e) 
    raming van de aan de uitvoering van het programma verbonden overheidsuitgaven met opgave van de verdeling per jaar voor elk van de voorgenomen activiteiten;
  • f) 
    organen die zijn belast met de technische uitvoering van het programma en de verschillende activiteiten;
  • g) 
    voorgenomen maatregelen tot voorlichting van de potentiële begunstigden en het bedrijfsleven over de mogelijkheden van het speciaal programma en de rol van de Gemeenschap ter zake.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.