Verordening 1983/625 - Specifieke maatregelen van gemeenschappelijk belang met betrekking tot de strategie op energiegebied

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31983R0625

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31983R0625

Verordening (EEG) nr. 625/83 van de Raad van 15 maart 1983 tot vaststelling van specifieke maatregelen van communautair belang met betrekking tot de strategie op energiegebied

Publicatieblad Nr. L 073 van 19/03/1983 blz. 0008 - 0010

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 12 Deel 2 blz. 0065

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 12 Deel 2 blz. 0065

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 625/83 VAN DE RAAD

van 15 maart 1983

tot vaststelling van specifieke maatregelen van communautair belang met betrekking tot de strategie op energiegebied

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat de ministers van Buitenlandse Zaken op 26 oktober 1982 tot bepaalde conclusies zijn gekomen;

Overwegende dat de Gemeenschap een strategie op energiegebied heeft omschreven die met name ten doel heeft de afhankelijkheid van de invoer van energieprodukten, in het bijzonder van aardolie, te verminderen;

Overwegende dat het noodzakelijk is specifieke maatregelen van communautair belang vast te stellen met betrekking tot een strategie op energiegebied, die financiële bijdragen van de Gemeenschap met zich brengen ten behoeve van maatregelen en projecten op het gebied van het energieonderzoek en de energietechnologie, de produktie van energie, het behoud van energie, de energievoorziening en een rationeler gebruik van energie in de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat het totale bedrag van de bijdragen van de Gemeenschap die noodzakelijk zijn voor de bovengenoemde specifieke maatregelen wordt geraamd op 400 miljoen Ecu voor de maatregelen en projecten in het Verenigd Koninkrijk en op 210 miljoen Ecu voor de maatregelen en projecten in de Bondsrepubliek Duitsland;

Overwegende dat de maatregelen en projecten gespecificeerd dienen te kunnen worden en vergezeld dienen te gaan van de nodige gegevens zodat uitsluitend die maatregelen en projecten die van communautair belang zijn op de betrokken gebieden, in aanmerking zullen worden genomen;

Overwegende dat het Verdrag niet voorziet in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

In de Bondsrepubliek Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk worden in 1983 specifieke maatregelen van communautair belang met betrekking tot de strategie op energiegebied vastgesteld. De Gemeenschap verleent uit hoofde van deze verordening een financiële bijdrage die wordt geraamd op 400 miljoen Ecu voor het Verenigd Koninkrijk en op 210 miljoen Ecu voor de Bondsrepubliek Duitsland.

Dit laatste bedrag zal worden aangepast om rekening te houden met de conclusies van de ministers van Buitenlandse Zaken van 26 oktober 1982.

Indien de aanpassing bedoeld in artikel 1, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2744/80 (3), als gewijzigd bij artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 624/83 (4), op overwegende moeilijkheden stuit, kan het eerste bedrag ten gunste van het Verenigd Koninkrijk eveneens worden aangepast ten einde rekening te houden met conclusies van de ministers van Buitenlandse Zaken van 26 oktober 1982.

Voorts zullen de in dit artikel bedoelde bedragen op dezelfde wijze worden aangepast als is voorzien in punt 9 van bijlage II van Verordening (EEG) nr. 2744/80, als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 624/83.

Artikel 2

  • 1. 
    De specifieke maatregelen van communautair belang worden ten uitvoer gelegd door middel van financiële bijstand voor de verwezenlijking van projecten en maatregelen die, overeenkomstig het door de Gemeenschap omschreven energiebeleid, passen in het kader van de strategie op energiegebied en betrekking hebben op een of meer van de volgende gebieden:
  • koppeling van de gas- en elektriciteitsnetten in de Gemeenschap;
  • onderzoek, ontwikkeling en experimentele projecten op het gebied van de niet-conventionele warmte;
  • produktie van elektriciteit uït conventionele warmte-energie, nucleaire en hydro-elektrische energie; gecombineerde warmte- en elektriciteitssystemen;
  • deelneming in het in produktie stellen van velden koolwaterstoffen;
  • vergroting van de opslagcapaciteit van koolwaterstoffen;
  • projecten voor nieuwe technologieën, met name voor het gebruik van vaste brandstoffen;
  • maatregelen om de energievoorziening veilig te stellen.
  • 2. 
    De projecten en maatregelen worden aan de Commissie voorgelegd vergezeld van alle inlichtingen die nodig zijn ter beoordeling van:
  • de overeenstemming daarvan met de doelstellingen van het energiebeleid van de Gemeenschap,
  • de overeenstemming daarvan met de in artikel 3 omschreven criteria om voor financiële deelneming in aanmerking te komen,
  • het communautair belang daarvan, rekening houdend met de strategie op energiegebied en het betrokken terrein,
  • de mogelijkheid om de uitvoering van iedere maatregel en ieder project te volgen en de uitgaven te verifiëren.
  • 3. 
    De Commissie kan verzoeken om alle aanvullende gegevens die nodig zijn voor het onderzoek van bedoelde projecten en maatregelen.

Artikel 3

  • 1. 
    Projecten of maatregelen komen in aanmerking voor financiële deelneming door de Gemeenschap op voorwaarde dat zij geheel of ten dele door de overheid worden gefinancierd en aan de volgende criteria voldoen:
  • a) 
    zij moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het energiebeleid van de Gemeenschap;
  • b) 
    zij moeten van communautair belang zijn voor wat betreft de strategie op energiegebied;
  • c) 
    zij mogen niet in strijd zijn met enig ander communautair beleid;
  • d) 
    zij mogen geen concurrentievervalsing veroorzaken.
  • 2. 
    Bovendien worden, voor wat demonstratieprojecten of onderzoekprojecten op energiegebied betreft, alleen die projecten in aanmerking genomen ten aanzien waarvan de Lid-Staten de nodige maatregelen nemen om het produktieve gebruik, de commercialisatie en verspreiding van de resultaten zonder discriminatie in de gehele Gemeenschap te waarborgen.

Artikel 4

  • 1. 
    De Commissie onderzoekt de maatregelen en projecten die haar door elk van de betrokken Lid-Staten uit hoofde van deze verordening worden voorgelegd, en stelt het in artikel 7 bedoelde comité daarvan in kennis.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 8 beslist de Commissie over:
  • a) 
    de projecten en maatregelen die communautaire steun verdienen, aan de hand van de in artikel 3 genoemde criteria;
  • b) 
    het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten.
  • 3. 
    De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag per project of maatregel niet hoger zijn dan 70 % van de jaarlijkse overheidsuitgaven die voor de uitvoering ervan zijn voorzien.
  • 4. 
    De in lid 2 bedoelde beslissingen van de Commissie worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

  • 1. 
    De kredieten voor de in deze verordening bedoelde projecten en maatregelen worden opgenomen in de begroting van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    Zodra overeenkomstig artikel 4, lid 2, een beslissing is genomen, stort de Commissie 90 % van het bedrag van de voorziene deelneming van de Gemeenschap.
  • 3. 
    Het saldo van 10 % wordt gestort onmiddellijk nadat het in lid 2 bedoelde bedrag blijkens aangifte van de regering van de betrokken Lid-Staat volledig is gebruikt, voor zover de uitvoering van het project of de maatregel volgens plan verloopt en controle ter plaatse is verricht overeenkomstig de procedure van artikel 6.

Artikel 6

  • 1. 
    De Commissie vergewist zich ervan dat elk project en elke maatregel wordt uitgevoerd overeenkomstig deze verordening, de uitvoeringsbepalingen ervan en de reglementen vastgesteld krachtens artikel 209 van het Verdrag.

Daartoe verstrekt elk van de betrokken Lid-Staten de Commissie alle gevraagde inlichtingen en treft hij, wat de door de Gemeenschap gesteunde projecten en maatregelen betreft, de nodige maatregelen om de door de Commissie dienstig geachte controles te vergemakkelijken, met inbegrip van de controles ter plaatse die op haar verzoek en met instemming van de betrokken Lid-Staten door hun bevoegde instanties worden uitgevoerd en waaraan functionarissen van de Commissie kunnen deelnemen.

Gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de storting van het saldo, bedoeld in artikel 5, lid 3, houdt elke betrokken Lid-Staat alle bewijsstukken met betrekking tot de uitgaven of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften hiervan ter beschikking van de Commissie.

  • 2. 
    Indien een project of een maatregel niet overeenkomstig deze verordening wordt uitgevoerd of aanmerkelijk afwijkt van de besluiten die ter toepassing van deze verordening zijn genomen, kan de Commissie de nog te verrichten betalingen opschorten. In dat geval kan de Commissie besluiten dat de reeds betaalde of nog te betalen bedragen volgens de procedure van artikel 8 worden toegewezen aan andere projecten of maatregelen die uit hoofde van deze verordening zijn ingediend. Indien volgens de Commissie geen ander project of geen andere maatregel beschikbaar is, vordert de Commissie de uitgekeerde bedragen terug. Artikel 7
  • 1. 
    Er wordt een Comité van beheer ingesteld, hierna genoemd het Comité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en onder voorzitterschap staat van een vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 2. 
    In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt geen deel aan de stemming.

Artikel 8

  • 1. 
    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie dient ontwerpen in van de te nemen besluiten. Het Comité brengt over deze ontwerpen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken. Het Comité spreekt zich uit met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag neergelegde gekwalificeerde meerderheid.
  • 3. 
    De Commissie neemt besluiten die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze besluiten echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies, worden zij door de Commissie onverwijld en uiterlijk binnen een maand ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval stelt de Commissie de toepassing van de besluiten die zij heeft genomen, tot ten hoogste twee maanden na deze kennisgeving uit. De Raad kan binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 9

In overleg met de Commissie neemt elk van de betrokken Lid-Staten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uit hoofde van deze verordening toegekende bijstand de passende openbaarheid krijgt.

Artikel 10

De Commissie brengt om de zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Raad en het Europese Parlement verslag uit over de toepassing ervan.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 maart 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

H.-W. LAUTENSCHLAGER

  • (1) 
    PB nr. C 35 van 8. 2. 1983, blz. 6.
  • (2) 
    PB nr. C 68 van 14. 3. 1983, blz. 70.
  • (3) 
    PB nr. L 284 van 29. 10. 1980, blz. 4.
  • (4) 
    Zie bladzijde 6 van dit Publikatieblad.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.