Verordening 1984/214 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 2615/80 tot instelling van een specifieke gemeenschappelijke actie om bij te dragen tot de ontwikkeling van sommige Franse en Italiaanse regio's in het kader van de uitbreiding van de EG

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31984R0214

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31984R0214

Verordening (EEG) nr. 214/84 van de Raad van 18 januari 1984 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2615/80 tot instelling van een specifieke communautaire actie om bij te dragen tot de ontwikkeling van sommige Franse en Italiaanse regio's in het kader van de uitbreiding van de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 027 van 31/01/1984 blz. 0001 - 0004

Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 14 Deel 1 blz. 0059

Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 14 Deel 1 blz. 0059

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 214/84 VAN DE RAAD

van 18 januari 1984

houdende wijziging van Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 tot instelling van een specifieke communautaire actie om bij te dragen tot de ontwikkeling van sommige Franse en Italiaanse regio's in het kader van de uitbreiding van de Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 724/75 van de Raad van 18 maart 1975 houdende oprichting van een Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3325/80 ( 2 ) , inzonderheid op artikel 13 , lid 3 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 3 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 4 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 5 ) ,

Overwegende dat in artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 724/75 , hierna " verordening betreffende het Fonds " te noemen , is bepaald dat het Fonds , onafhankelijk van de in artikel 2 , lid 3 , sub a ) , van die verordening vastgestelde verdeling van de middelen per Lid-Staat , kan deelnemen in de financiering van specifieke communautaire acties voor regionale ontwikkeling , die met name verband houden met het beleid van de Gemeenschap en met de door haar vastgestelde maatregelen , ten einde beter rekening te kunnen houden met hun regionale dimensie of de regionale gevolgen ervan te kunnen verlichten ;

Overwegende dat de Raad uit hoofde van dit artikel op 7 oktober 1980 een eerste reeks verordeningen heeft vastgesteld tot instelling van specifieke communautaire acties voor regionale ontwikkeling en met name Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 tot instelling van een specifieke communautaire actie om bij te dragen tot de ontwikkeling van sommige Franse en Italiaanse regio's in het kader van de uitbreiding van de Gemeenschap ( 6 ) , welke actie hierna als " specifieke actie " zal worden aangeduid ;

Overwegende dat in toepassing van deze verordening , en inzonderheid van artikel 3 , speciale programma's voor de regio's Aquitaine , Languedoc-Roussillon en Midi-Pyrénées enerzijds en de Mezzogiorno anderzijds , zijn goedgekeurd door de Commissie , die tegelijkertijd een besluit heeft genomen over de kredieten voor deze programma's ;

Overwegende dat de betrokken Lid-Staten de gegevens betreffende de regionale problemen , waarvoor een specifieke communautaire actie kan worden ingesteld , ter kennis van de Commissie hebben gebracht en dat , als gevolg van de noodzaak de economische structuur van deze regio's te verbeteren , de in de vigerende speciale actie bepaalde maatregelen , versterkt en aangevuld moeten worden ;

Overwegende dat investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen , hierna " KMO " te noemen , gestimuleerd dienen te worden door te bepalen dat reeds bestaande investeringssteun kan worden versterkt door een aanvullende steun die gedurende een overgangsperiode voor rekening van de Gemeenschap komt ;

Overwegende dat het wenselijk is ter bevordering van het plattelandstoerisme investeringsacties in deze sector te intensiveren , vooral in probleemland bouwgebieden , voor zover de betrokken Lid-Staten passende hulpprogramma's opstellen ;

Overwegende dat daarnaast ondernemersinitiatieven in de betrokken regio's meer dienen te worden gestimuleerd door een bijzonder actief beheer van de aangeboden overheidssteun en -dienstverlening , met name die welke in het kader van het speciaal programma zijn gepland , en dat daartoe dient te worden voorzien in het opzetten of uitbreiden van voorlichtingsdiensten die reeds werkzame of potentiële ondernemers moeten inlichten omtrent de mogelijkheden inzake toegang tot deze steun en dienstverlening , en hen moeten helpen er een beroep op te doen ;

Overwegende dat het gewenst is , ten einde de tenuitvoerlegging van de speciale programma's te versnellen , de bepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 betreffende de begrotingsverplichtingen , de betaling van de bijstand van het Fonds en het toekennen van voorschotten uit het Fonds , te wijzigen ;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van de aldus versterkte specifieke actie aanvullende financiële middelen vergt ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat elk der betrokken Lid-Staten de Commissie een aangepast speciaal programma voorlegt ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

AFDELING 1

Artikel 1

Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 wordt overeenkomstig de volgende artikelen gewijzigd .

Artikel 2

In artikel 3 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd :

" 2 bis . Bij de opstelling en uitvoering van het speciaal programma wordt nauwlettend toegezien op coordinatie met de nationale en communautaire beleidsvormen en financiële instrumenten , met name met het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw , afdeling Oriëntatie , het Sociaal Fonds , de Europese Investeringsbank en het Nieuw Communautair Instrument . " .

Artikel 3

In artikel 3 wordt het volgende lid ingevoegd :

" 6 bis . Bij de goedkeuring van het speciaal programma gaat de Commissie na of dit programma verenigbaar is met artikel 20 van de verordening betreffende het Fonds . " .

Artikel 4

Artikel 3 , lid 8 , wordt als volgt gelezen :

" 8 . Het speciaal programma wordt , na goedkeuring , ter informatie door de Commissie gepubliceerd . " .

Artikel 5

In artikel 4 , punt 1 , worden de alinea's b ) en c ) als volgt gelezen :

" b ) steun voor investeringen in KMO met het doel nieuwe ondernemingen op te richten of het aanpassen van de produktie van bestaande ondernemingen aan de mogelijkheden van de markt te vergemakkelijken , wanneer de sub a ) bedoelde analyses of ander toereikend bewijsmateriaal dit rechtvaardigen . Deze investeringen kunnen ook betrekking hebben op gemeenschappelijke diensten voor verschillende ondernemingen ;

c ) opzetten of uitbreiden van bedrijven of andere organismen voor het verstrekken van adviezen inzake bedrijfsvoering en organisatie , opzetten of uitbreiden van diensten voor stimulering van ondernemersinitiatieven .

De adviserende bedrijven of organismen kunnen aan ondernemingen tijdelijk bijstand verlenen bij het uitvoeren van hun aanbevelingen .

De diensten voor stimulering van ondernemersinitiatieven hebben tot taak :

  • de mogelijkheden voor ondernemersinitiatieven , via rechtstreekse contacten ter plaatse , te verkennen door middel van voorlichtingsacties over de mogelijkheden voor toegang tot de aangeboden overheidssteun en -dienstverlening , met name die welke in het kader van het speciaal programma zijn gepland ,
  • de verwezenlijking van deze initiatieven te begeleiden door reeds werkzame of potentiële ondernemers te helpen een beroep te doen op deze steun en dienstverlening . " .

Artikel 6

Artikel 5 , lid 1 , sub a ) , ii ) , wordt als volgt gelezen :

" ii ) voor activiteiten met betrekking tot investeringen , bedoeld in artikel 4 , punt 1 , sub b ) : 50 % van de overheidsuitgaven die voortvloeien uit de toekenning van investeringssteun . Deze steun kan een aanvulling vormen op de gunstigste steun van de bestaande regionale regeling . De aanvullende steun die gedurende 4 jaar ten laste van de Gemeenschap komt , kan maximaal 10 % van de investeringskosten bedragen . De overheidssteun kan worden toegekend in de vorm van een subsidie of een rentesubsidie . " .

Artikel 7

In artikel 5 , lid 1 , sub a ) , worden de alinea's iii ) en iv ) als volgt gelezen :

" iii ) voor adviesverlening als bedoeld in artikel 4 , punt 1 , sub c ) : steun die een gedeelte dekt van de uitgaven van de ondernemingen voor prestaties die zijn geleverd door adviserende bedrijven of organismen . Deze steun is degressief en heeft een looptijd van drie jaar . Zij dekt het eerste jaar 70 % van de uitgaven en beloopt ten hoogste 55 % van de totale uitgaven over de periode van drie jaar ( indirecte steun ) ; de Lid-Staat kan dit systeem vervangen door een gelijkwaardig systeem voor steun aan adviserende bedrijven of organismen ( directe steun ) ;

iv ) voor activiteiten met betrekking tot de stimulering van ondernemersinitiatieven als bedoeld in artikel 4 , punt 1 , sub c ) : steun die een gedeelte dekt van de huishoudelijke uitgaven die voortvloeien uit de activiteiten van de betrokken diensten . Deze steun is degressief en heeft een looptijd van vijf jaar . Zij dekt het eerste jaar 60 % van de huishoudelijke uitgaven en beloopt ten hoogste 50 % van de totale kosten per consulent over de periode van vijf jaar . Deze activiteiten , die nieuw moeten zijn en specifiek betrekking moeten hebben op de in artikel 2 bedoelde zones , kunnen door de betrokken Staat aan particuliere instellingen worden opgedragen . " .

Artikel 8

In artikel 5 , lid 1 , sub b ) , ii ) , worden de woorden " met een maximum van 50 000 ERE per studie " vervangen door " met een maximum van 120 000 Ecu per studie " .

Artikel 9

Artikel 5 , lid 1 , sub d ) , i ) , wordt als volgt aangevuld : " echter , totdat de noodzakelijke maatregelen door de betrokken Lid-Staat zijn genomen , en zulks gedurende een overgangsperiode die ten laatste op 16 oktober 1985 verstrijkt , komt de investeringssteun geheel voor rekening van de Gemeenschap ; deze steun bedraagt 50 % van de investeringskosten : " .

Artikel 10

Artikel 5 , lid 5 , wordt als volgt gelezen :

" 5 . De begrotingsverplichtingen voor de financiering van het speciaal programma worden in jaarlijkse tranches aangegeven . De eerste tranche wordt vastgelegd bij de goedkeuring van het programma door de Commissie . De volgende jaarlijkse tranches worden vastgelegd rekening houdend met de beschikbare begrotingsmiddelen en met de vordering van het programma . " .

Artikel 11

In artikel 6 , lid 1 , wordt de inleidende zin als volgt gelezen :

" 1 . De steun van het Fonds voor de in het speciaal programma opgenomen maatregelen wordt uitgekeerd aan de betrokken Lid-Staat of rechtstreeks en volgens de aanwijzingen van deze laatste aan de met de tenuitvoerlegging ervan belaste instellingen , overeenkomstig de volgende regels : " .

Artikel 12

Artikel 6 , lid 1 , sub c ) , wordt als volgt gelezen :

" c ) op aanvraag van de Lid-Staat kunnen voorschotten voor iedere jaarlijkse tranche worden verstrekt , rekening houdend met de stand van de werkzaamheden en met de beschikbare begrotingsmiddelen .

Vanaf de aanvang van de uitvoering van de werkzaamheden kan door de Commissie een voorschot van 60 % van de bijdrage van het Fonds voor de eerste jaarlijkse tranche worden uitgekeerd . Wanneer de Lid-Staat aantoont dat de helft van dit voorschot is uitgegeven kan de Commissie een tweede voorschot van 25 % uitkeren .

Zodra een aanvang is gemaakt met de uitvoering van de volgende jaarlijkse tranche , kunnen , onder de in de vorige alinea's vastgestelde voorwaarden , voorschotten worden uitgekeerd .

Het saldo van iedere jaarlijkse tranche wordt op verzoek van de Lid-Staat uitgekeerd wanneer hij aantoont dat de activiteiten in verband met de betrokken tranche als beëindigd kunnen worden beschouwd . Voorts dient de Lid-Staat het bedrag van de gedane overheidsuitgaven mee te delen . " .

Artikel 13

Artikel 6 , lid 5 , wordt als volgt gelezen :

" 5 . Bij de beëindiging van de uitvoering van elk speciaal programma legt de Commissie aan het Comité voor regionaal beleid en aan het Europese Parlement een verslag voor ; dit verslag bevat gegevens over het aantal en de aard van de geschapen en behouden gebleven arbeidsplaatsen . " .

Artikel 14

De bijlage wordt met het volgende punt 6 aangevuld :

" 6 . Beschrijving van de in het kader van het programma overwogen activiteiten op het gebied van de stimulering van ondernemersinitiatieven . " .

AFDELING 2

Artikel 15

1 . Frankrijk en Italië passen de in artikel 3 van Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 bedoelde en door de Commissie goedgekeurde speciale programma's aan overeenkomstig de in afdeling I vastgestelde wijzigingen .

2 . De aangepaste speciale programma's worden door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig artikel 3 , lid 6 , van Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 .

3 . Onverminderd artikel 5 , lid 4 , van Verordening ( EEG ) nr . 2615/80 mag de steun van het Fonds voor de aangepaste speciale programma's niet hoger zijn dan het bedrag dat door de Commissie bij de goedkeuring van de programma's is aanvaard .

4 . De looptijd van de aangepaste speciale programma's wordt verlengd tot het eind van het vijfde jaar , te rekenen vanaf de zestigste dag na die waarop deze verordening in werking treedt .

5 . In aanmerking komen uitgaven in verband met de aangepaste speciale programma's , die vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden verricht .

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 18 januari 1984 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . ROCARD

( 1 ) PB nr . L 73 van 21 . 3 . 1975 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 349 van 23 . 12 . 1980 , blz . 10 .

( 3 ) PB nr . C 15 van 19 . 1 . 1983 , blz . 10 .

( 4 ) PB nr . C 184 van 10 . 6 . 1983 , blz . 163 .

( 5 ) PB nr . C 124 van 9 . 5 . 1983 , blz . 2 .

( 6 ) PB nr . L 271 van 15 . 10 . 1980 , blz . 1 .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.