Richtlijn 1986/279 - Wijziging van Richtlijn 84/631/EEG betreffende toezicht en controle in de EG op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 86/279/EEG van de Raad van 12 juni 1986 tot wijziging van Richtlijn 84/631/EEG betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen
Publicatieblad Nr. L 181 van 04/07/1986 blz. 0013 - 0015
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 12 juni 1986 tot wijziging van Richtlijn 84/631/EEG betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen (86/279/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 100 en 235,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Europese Parlement(2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),
Overwegnde dat het door de Raad op 22 november 1973 vastgestelde actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu(4), waarvan de voortzetting en de uitvoering worden bestreken door de resoluties van 17 mei 1977(5) en van 7 februari 1983(6), voorziet in een communautaire actie waarmee wordt beoogd controle uit te oefenen op de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen;
Overwegende dat de Lid-Staten, overeenkomstig Richtlijn 78/319/EEG(7), verplicht zijn de nodige maatregelen te nemen om, zonder gevaar voor de volksgezondheid en zonder nadelige gevolgen voor het milieu, toxische en gevaarlijke afvalstoffen te verwijderen;
Overwegende dat te dien einde bovendien in Richtlijn 84/631/EEG(8) het toezicht en de controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen wordt geregeld;
Overwegende dat bij de bescherming van het milieu tegen de gevaren die uit genoemde afvalstoffen voortvloeien, rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid van verontreiniging die zich buiten de Gemeenschap kan voordoen;
Overwegende derhalve dat bij overbrenging van afvalstoffen buiten de Gemeenschap de houder bij kennisgeving van de overbrenging toereikende informatie moet verschaffen over de instemming van de derde Staat van bestemming en dat degene voor wie de afvalstoffen zijn bestemd, over de geschikte technische capaciteit voor de verwijdering van de afvalstoffen moet beschikken;
Overwegende bovendien dat, bij overbrenging van afvalstoffen buiten de Gemeenschap, de ervaring heeft geleerd dat het beter is het recht om de ontvangst van de kennisgeving te bevestigen of om bezwaren tegen de overbrenging te maken, toe te kennen aan de Lid-Staat van verzending; dat echter de laatste Lid-Staat van doorvoer van de afvalstoffen onder bepaalde omstandigheden dit recht moet kunnen uitoefenen;
Overwegende dat, ten einde rekening te houden met deze verschillende eisen, Richtlijn 84/631/EEG moet worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
De artikelen 3, 4, 5, 7 en 17 van Richtlijn 84/631/EEG worden vervangen door:
Artikel 3 1. Wanneer de houder van de afvalstoffen voornemens is deze van een Lid-Staat naar een andere over te brengen of te doen overbrengen, dan wel de afvalstoffen over het grondgebied van een of meer Lid-Staten te doen vervoeren of deze uit een derde land naar een Lid-Staat over te brengen, of de afvalstoffen vanuit een Lid-Staat naar een derde land over te brengen, zendt hij een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die verantwoordelijk is voor de ontvangstbevestiging van de kennisgeving, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten en, in voorkomend geval, het derde land van bestemming en/of derde land(en) van doorvoer.
-
2.De kennisgeving vindt plaats met gebruikmaking van het overeenkomstig artikel 15 op te stellen uniforme begeleidende document, waarvan de inhoud is weergegeven in bijlage I, hierna "begeleidend document'' te noemen.
-
3.In het kader van deze kennisgeving dient de houder van de afvalstoffen aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat die verantwoordelijk is voor de ontvangstbevestiging van de kennisgeving genoegzame informatie te verstrekken over met name:
-de oorsprong en de samenstelling van de afvalstoffen, alsmede de identiteit van de producent; bij afvalstoffen, alsmede, wanneer deze informatie voorhanden is, de identiteit van de eerste producenten;
-de bepalingen inzake te volgen routes en inzake verzekering tegen schade aan derden;
-de maatregelen inzake vervoersveiligheid en met name de inachtneming door de vervoerder van de voorwaarden die door de betrokken Lid-Staten aan de uitoefening van deze vervoersactiviteiten zijn gesteld;
-het bestaan van een contractuele regeling met de ontvanger van de afvalstoffen; deze moet beschikken over de geschikte technische capaciteit voor de vewijdering van de betrokken afvalstoffen onder omstandigheden die noch voor de gezondheid van de mens noch voor het milieu gevaar opleveren. In geval van opslag, behandeling of storting van de afvalstoffen in een Lid-Staat dient de ontvanger tevens over een vergunning overeenkomstig arti- kel 9 van Richtlijn 78/319/EEG of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG te beschikken.
-
4.In geval van overbrenging van een Lid-Staat naar een derde land dient de houder van de afvalstoffen toestemming van het derde land van bestemming te verkrijgen voordat hij de kennisgevingsprocedure van lid 3 inleidt. De kennisgeving moet genoegzame informatie over die toestemming bevatten.
Artikel 4 1. Grensoverschrijdende overbrenging mag niet plaatsvinden voordat de in lid 2, onder a), b) of c), bedoelde bevoegde autoriteit van de Lid-Staat de ontvangst van de kennisgeving heeft bevestigd. De ontvangstbevestiging moet worden vermeld op het begeleidend document.
-
2.De ontvangstbevestiging of elk overeenkomstig lid 3 gemaakt bezwaar moet uiterlijk een maand na de ontvangst van de kennisgeving aan de houder van de afvalstoffen worden toegezonden:
a)hetzij door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming,
b)hetzij, in geval van doorvoer van uit een derde land afkomstige afvalstoffen via de Gemeenschap met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap, door de bevoegde autoriteiten van de laatste Lid-Staat via welke deze overbrenging plaatsvindt,
c)hetzij, in geval van overbrenging van afvalstoffen uit een Lid-Staat met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap in een derde land, door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending, behalve in het in de laatste alinea van dit lid bedoelde geval;
met afschrift aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten, alsmede, in voorkomend geval, aan het(de) derde land(en) van doorvoer en van bestemming.
Ingeval de afvalstoffen worden verwijderd in een derde land dat grenst aan de laatste Lid-Staat van doorvoer, heeft deze laatste het recht de ontvangstbevestiging af te geven of bezwaren te maken in plaats van de onder c) bedoelde Lid-Staat. Een Lid-Staat van doorvoer die voornemens is het hem krachtens dit lid toekomende recht uit te oefenen, stelt de Commissie en de andere Lid-Staten hiervan in kennis. Hij mag dit recht niet eerder dan drie maanden na deze kennisgeving uitoefenen.
-
3.Bezwaren moeten met redenen omkleed zijn op basis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid die overeenstemmen met deze richtlijn, andere communautaire instrumenten of internationale overeenkomsten die de betrokken Lid-Staat ter zake vóór de kennisgeving van deze richtlijn heeft gesloten.
-
4.Zodra de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat zich ervan vergewist heeft dat de problemen die aanleiding waren voor haar bezwaren zijn opgelost, zenden zij onmiddellijk een ontvangstbevestiging toe aan de houder van de afvalstoffen met afschrift aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten, alsmede, in voorkomend geval, aan het(de) derde land(en) van bestemming.
-
5.De ontvangstbevestiging die de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat krachtens dit artikel aan de houder van de afvalstoffen heeft toegezonden, ontslaat noch de producent van deze afvalstoffen, noch anderen van de verlichtingen die voortvloeien uit de vigerende nationale en communautaire bepalingen.
-
6.Onverminderd de leden 1 en 2 beschikken de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending en, indien van toepassing, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer over een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving om, in voorkomend geval, voorwaarden te stellen inzake het vervoer van de afvalstoffen over hun grondgebied. Deze voorwaarden, die aan de houder van de afvalstoffen moeten worden toegezonden, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten, mogen niet strenger zijn dan de voorwaarden voor soortgelijke zendingen die volledig binnen de betrokken Lid-Staat plaatsvinden en dienen in overeenstemming te zijn met bestaande overeenkomsten. De houder van de afvalstoffen moet deze voorwaarden naleven om het vervoer te mogen verrichten.
De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending kunnen, uiterlijk twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving, als bezwaar aanvoeren dat de overbrenging van de afvalstoffen de uitvoering van programma's die krachtens artikel 12 van Richtlijn 78/319/EEG of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG zijn opgesteld, in gevaar brengt, of dat zij in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten die de Lid-Staat ter zake vóór kennisgeving van de onderhavige richtlijn heeft gesloten. Van deze bezwaren wordt kennis gegeven aan de houder van de afvalstoffen, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
Artikel 5 1. De houder van de afvalstoffen kan zich bedienen van een procedure van algemene kennisgeving in het geval van regelmatige overbrenging van afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen naar dezelfde ontvanger via hetzelfde douanekantoor van uitgang van de Lid-Staat van verzending, via hetzelfde douanekantoor van binnenkomst van de Lid-Staat van bestemming en, in geval van doorvoer, via dezelfde douanekantoren van binnenkomst en uitgang van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer.
-
2.De bevoegde autoriteiten van de in artikel 4, lid 2, bedoelde Lid-Staat en, indien van toepassing, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer, kunnen aan hun instemming met deze procedure van algemene kennisgeving de voorwaarde verbinden dat bepaalde informatie wordt verstrekt, zoals de nauwkeurige hoeveelheden of periodieke overzichten van de te verzenden afvalstoffen.
-
3.In het kader van een procedure van algemene kennisgeving kan één enkele ontvangstbevestiging in de zin van artikel 4, lid 1, betrekking hebben op meer dan één zending van afvalstoffen gedurende een periode van ten hoogste één jaar.
-
4.De algemene kennisgeving vindt plaats met gebruikmaking van het begeleidende document.
Artikel 7 1. Wanneer afvalstoffen de Gemeenschap verlaten met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap, zendt de douanedienst van de laatste Lid-Staat via welke de overbrenging plaatsvindt, in afwijking van artikel 6,
lid 4, een afschrift van het begeleidende document aan de bevoegde autoriteiten van die Lid-Staat, die, in het in artikel 4, lid 2, onder c), bedoelde geval, daarvan eveneens een afschrift toezenden aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending. Deze afschriften worden gedurende ten minste twee jaar bewaard.
-
2.Bovendien verklaart of bevestigt de houder van de afvalstoffen, uiterlijk zes weken nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, aan de bevoegde autoriteiten van de in artikel 4, lid 2, onder b) of c), bedoelde Lid-Staat dat deze afvalstoffen op de beoogde plaats van bestemming zijn aangekomen en vermeldt hij het laatste douanekantoor in de Gemeenschap via hetwelk de zending heeft plaatsgevonden.
Artikel 17 Indien bestemd voor hergebruik, regeneratie of recycling op basis van een contractuele regeling inzake deze verrichtingen, zijn afvalstoffen (daaronder met name begrepen afvalstoffen, resten, slib, as en stof) van non-ferrometalen vrijgesteld van het bepaalde in deze richtlijn mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan:
a)de houder moet op een uniform document, waarvan de inhoud is weergegeven in bijlage III en dat de zending begeleidt, verklaren dat deze stoffen bestemd zijn voor de genoemde verrichtingen en een afschrift van dit document toezenden aan de bevoegde autoriteiten van de in artikel 4, lid 2, bedoelde Lid-Staat;
b)de ontvanger moet op dit document, dat hij de bevoegde autoriteiten van de in punt a) bedoelde Lid-Staat uiterlijk 15 dagen na ontvangst van de stoffen toezendt, verklaren dat deze verrichtingen werkelijk zullen plaatsvinden..
Artikel 2
-
1.De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1987 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
-
2.De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Luxemburg, 12 juni 1986.
Voor de RaadDe VoorzitterP. WINSEMIUS
(1)PB nr. C 284 van 7. 11. 1985, blz. 5.
(2)PB nr. C 36 van 17. 2. 1986, blz. 197.
(3)PB nr. C 354 van 31. 12. 1985, blz. 4.
(4)PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 3.
(5)PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 3.
(6)PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1.
(7)PB nr. L 84 van 31. 3. 1978, blz. 43.
(8)PB nr. L 326 van 13. 12. 1984, blz. 31.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.