Verordening 1988/1970 - Driehoeksverkeer in het kader van de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31988R1970

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31988R1970

Verordening (EEG) nr. 1970/88 van de Raad van 30 juni 1988 betreffende het driehoeksverkeer in het kader van de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer

Publicatieblad Nr. L 174 van 06/07/1988 blz. 0001 - 0008

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1970/88 VAN DE RAAD

van 30 juni 1988

betreffende het driehoeksverkeer in het kader van de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2473/86 van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer (1), inzonderheid op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2458/87 (2), waarbij een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2473/86 zijn vastgesteld, is bepaald dat onder driehoeksverkeer wordt verstaan de regeling waarbij veredelingsprodukten met volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer in een andere Lid-Staat dan in die waar de tijdelijke uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden, in het vrije verkeer worden gebracht; dat het dienstig is deze regeling eveneens toe te passen in het kader van het systeem uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer;

Overwegende dat in artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2473/86 wordt bepaald dat de veredelingsprodukten door een andere, in de Gemeenschap gevestigde persoon ten invoer in het vrije verkeer mogen worden aangegeven met toepassing van de regeling passieve veredeling, op voorwaarde dat deze persoon hiervoor toestemming van de vergunninghouder heeft gekregen en voor zover de voorwaarden van de vergunning zijn vervuld; dat het dienstig is vast te stellen dat deze toestemming is verkregen wanneer om de afgifte van het inlichtingenblad INF-2 is verzocht;

Overwegende dat, voor wat de heffing betreft, een aantal bijzondere regels noodzakelijk zijn die voor het driehoeksverkeer gelden;

Overwegende dat de douaneautoriteit van de Lid-Staat van wederinvoer dient te kunnen beschikken over alle gegevens die nodig zijn om de goede werking van de regeling te waarborgen; dat zij met name dient te beschikken over alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten; dat, indien deze gegevens ontbreken, de uniforme toepassing van de regels met betrekking tot het driehoeksverkeer in het kader van de regeling passieve veredeling niet gewaarborgd is;

Overwegende dat er, om aan al deze eisen te voldoen, tussen de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staten een informatieprocedure dient te worden ingesteld; dat hiertoe dient te worden voorzien in een informatieprocedure op communautair vlak;

Overwegende dat bij gebrek aan een advies van het Comité Economische douaneregelingen over de door de Commissie ingediende ontwerp-verordening de Raad de nodige bepalingen dient vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De douaneautoriteiten die de vergunning moeten afgeven, staan toe dat van het driehoeksverkeer gebruik wordt gemaakt:
  • a) 
    hetzij in het kader van de in artikel 3 of in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2458/87 bedoelde vergunning voor de regeling;
  • b) 
    hetzij op na het verlenen van de vergunning, maar vóór het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten, gedaan bijzonder verzoek van de vergunninghouder.
  • 2. 
    Van het driehoeksverkeer mag geen gebruik worden gemaakt indien het systeem uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer wordt toegepast.

Artikel 2

  • 1. 
    Onverminderd artikel 7 wordt, wanneer van het driehoeksverkeer gebruik wordt gemaakt, het inlichtingenblad, genaamd »inlichtingenblad INF-2", gebruikt waarvan het formulier overeenstemt met het model en de bepalingen die in de bijlage zijn opgenomen.
  • 2. 
    Het inlichtingenblad INF-2 omvat een origineel en een kopie. Het origineel en de kopie dienen aan het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt of is ingediend te zamen te worden overgelegd.
  • 3. 
    Het verzoek tot afgifte van het inlichtingenblad INF-2 vormt de toestemming van de vergunninghouder bedoeld in artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2473/86.

Artikel 3

  • 1. 
    Het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt of is ingediend, viseert het origineel en de kopie van het inlichtingenblad INF-2. Dit kantoor behoudt de kopie en overhandigt het origineel aan de aangever.
  • 2. 
    Indien te verwachten is dat de wederinvoer van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten in deelzendingen bij verscheidene douanekantoren zal geschieden, geeft het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt of is ingediend, op verzoek van de vergunninghouder, verscheidene inlichtingenbladen INF-2 af, die zijn opgemaakt tot de hoeveelheid van de onder de regeling geplaatste goederen.
  • 3. 
    Wanneer het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt of is ingediend, van mening is dat kennis van bepaalde gegevens van de vergunning, die niet onder de op het inlichtingenblad voorziene gegevens voorkomen, voor de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van wederinvoer noodzakelijk is, vermeldt dit kantoor deze aanvullende gegevens op het inlichtingenblad.
  • 4. 
    Het origineel van het inlichtingenblad INF-2 wordt overgelegd aan het douanekantoor waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. Dit kantoor certifieert het verlaten van dit grondgebied op het origineel en geeft dit vervolgens terug aan diegene die het heeft overgelegd.

Artikel 4

  • 1. 
    Het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling wordt of is ingediend en dat het inlichtingenblad INF-2 dient te viseren, vermeldt in vak 16 de wijze waarop de tijdelijk uitgevoerde goederen werden geïdentificeerd.
  • 2. 
    Ingeval monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van illustraties of technische beschrijvingen, waarmerkt het in lid 1 bedoelde kantoor deze monsters, illustraties of technische beschrijvingen door het aanbrengen van het douanezegel van het kantoor, hetzij op deze voorwerpen zelf indien de aard ervan zulks toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden geschonden.

Een etiket met het stempel van het kantoor en de referenties van de uitvoeraangifte wordt aan de monsters, illustraties of technische beschrijvingen gehecht op zodanige wijze dat deze niet kunnen worden vervangen.

  • 3. 
    De overeenkomstig lid 2 gewaarmerkte en verzegelde monsters, illustraties of technische beschrijvingen worden aan de exporteur overhandigd die deze bij de wederinvoer van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten met ongeschonden verzegeling opnieuw moet overleggen.
  • 4. 
    Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten eerst bekend zullen zijn nadat het douanekantoor het inlichtingenblad INF-2 zal hebben geviseerd, wordt het document met de resultaten van genoemde analyse aan de exporteur overhandigd in een envelop die alle waarborgen biedt.

Artikel 5

  • 1. 
    De importeur van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten legt bij het indienen van de aangifte voor het vrije verkeer het origineel van het inlichtingenblad INF-2 alsmede, in voorkomend geval, de in artikel 4, leden 3 en 4, bedoelde identificatiemiddelen over aan de douaneautoriteit van de Lid-Staat van wederinvoer.
  • 2. 
    Indien het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten in één enkele zending geschiedt of indien wordt verwacht dat dit in verscheidene zendingen maar telkens bij hetzelfde douanekantoor gschiedt, boekt dit douanekantoor op het origineel van het inlichtingenblad INF-2 de hoeveelheden tijdelijk uitgevoerde goederen af die met de hoeveelheden in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten of vervangende produkten overeenstemmen. Wanneer het inlichtingenblad INF-2 volledig is gezuiverd, wordt het aan de overeenkomstige aangifte gehecht. Zolang bedoeld inlichtingenblad nog niet gezuiverd is, wordt het aan de aangever teruggegeven en wordt in vak 44 van het bij artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 1900/85 van de Raad van 8 juli 1985 betreffende de invoering van communautaire formulieren van aangifte ten invoer en ten uitvoer (1) voorgeschreven formulier IM een passende aantekening gemaakt.
  • 3. 
    Indien de veredelingsprodukten of de vervangende produkten in verscheidene zendingen bij verscheidene douanekantoren in het vrije verkeer worden gebracht, zonder dat artikel 3, lid 2, is toegepast, geeft het douanekantoor waar de eerste aangifte voor het vrije verkeer is ingediend, op verzoek van de aangever, ter vervanging van het oorspronkelijke inlichtingenblad INF-2, inlichtingenbladen INF-2 af ten belope van de hoeveelheden tijdelijk uitgevoerde goederen die nog niet in het vrije verkeer zijn gebracht. Dit kantoor geeft op dat vervangende inlichtingenblad of die vervangende inlichtingenbladen het nummer en het douanekantoor van afgifte van het oorspronkelijke inlichtingenblad aan. De op de vervangende inlichtingenbladen vermelde hoeveelheden worden afgeboekt op de hoeveelheden vermeld op het oorspronkelijke informatieblad INF-2 dat, volledig gezuiverd door deze vermeldingen, aan de eerste aangifte voor het vrije verkeer wordt gehecht. Elk vervangend inlichtingenblad wordt, wanneer dit volledig is gezuiverd, aan de aangifte voor het vrije verkeer waarop het betrekking heeft, gehecht.

Artikel 6

In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het inlichtingenblad INF-2 mag de houder van de vergunning tot passieve veredeling het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd om een duplikaat verzoeken. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg op voorwaarde dat wordt aangetoond dat de tijdelijk uitgevoerde goederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd, nog niet zijn wederingevoerd.

Het aldus afgegeven duplicaat dient te zijn voorzien van een van de volgende vermeldingen:

»DUPLICADO", »DUPLIKAT", »DUPLIKAT", »ANTIGRAFO", »DUPLICATE", »DUPLICATA", »DUPLICATO", »DUPLICAAT", »SEGUNDA VIA".

Artikel 7

Voor bepaalde stromen van driehoeksverkeer mag van vereenvoudigde informatie- en controleprocedures gebruik worden gemaakt.

De belanghebbende Lid-Staten delen het ontwerp van de voor het betrokken verkeer vastgestelde procedures vooraf aan de Commissie mede. De Commissie stelt de overige Lid-Staten hiervan op de hoogte.

De aan de Commissie medegedeelde vereenvoudigde procedures kunnen worden toegepast, tenzij de Commissie de betrokken Lid-Staten binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het ontwerp, ervan in kennis heeft gesteld dat er tegen toepassing ervan bezwaren zijn.

Artikel 8

  • 1. 
    In het kader van het driehoeksverkeer tussen twee Lid-Staten en wanneer het handelsverkeer tussen deze Lid-Staten aanleiding geeft tot:
  • a) 
    de inning van douanerechten, heffingen van gelijke werking of heffingen ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen of die, in voorkomend geval, zijn vastgesteld in een toetredingsakte, of
  • b) 
    de toekenning van bedragen ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen die van toepassing zijn op bepaalde, door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen of die, in voorkomend geval, zijn vastgesteld in een toetredingsakte,

worden deze rechten, heffingen van gelijke werking, heffingen of bedragen, met uitzondering van de monetaire compenserende bedragen, geheven of uitgekeerd onder dezelfde voorwaarden als wanneer de uit de Lid-Staat van uitvoer tijdelijk uitgevoerde goederen voor hun plaatsing onder de regeling tot verbruik in de Lid-Staat van wederinvoer zouden zijn aangegeven.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde rechten, heffingen van gelijke werking, heffingen of bedragen worden door de Lid-Staat van wederinvoer op de tijdelijk uitgevoerde goederen toegepast bij de invoer van de veredelingsprodukten in deze Lid-Staat.

De in de eerste alinea bedoelde rechten, heffingen van gelijke werking, heffingen of bedragen zijn verschuldigd door of worden toegekend aan de persoon die ingeval de veredelingsprodukten in het vrije verkeer worden gebracht, tot betaling van de douaneschuld is gehouden.

  • 3. 
    Voor de differentiële heffing overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2473/86 worden de tijdelijk uitgevoerde goederen beschouwd als zijnde uitgevoerd uit het douanegebied van de Gemeenschap door de Lid-Staat van wederinvoer.
  • 4. 
    De heffingsgrondslagen die voor de toepassing van de leden 2 en 3 in aanmerking moeten worden genomen, zijn die welke gelden op de datum van aanvaarding van de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten.
  • 5. 
    Het bedrag van de overeenkomstig lid 3 berekende differentiële heffing wordt vermeerderd of verminderd met de bedragen die door de Lid-Staat van uitvoer zouden zijn geheven of uitgekeerd indien de tijdelijk uitgevoerde goederen rechtstreeks naar de Lid-Staat van wederinvoer worden gezonden.

Bij de eventuele correctie wordt geen rekening gehouden met de reeds bij de tijdelijke uitvoer toegepaste monetaire compenserende bedragen of andere bedragen.

De omrekening van de bedragen in de valuta van de Lid-Staat van wederinvoer geschiedt met gebruikmaking van de wisselkoersen die voor het bepalen van de douanewaarde van toepassing zijn op de in lid 4 bedoelde datum.

Artikel 9

Ten einde voor de Lid-Staten de in artikel 8 bedoelde berekeningen te vergemakkelijken neemt de Commissie voorbeelden daarvan op in een C-nummer van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 10

De douaneautoriteit van de Lid-Staat van wederinvoer is gemachtigd de douaneautoriteit die het inlichtingenblad INF-2 heeft geviseerd, om de controle achteraf van de echtheid van het inlichtingenblad en de juistheid van de daarin vervatte vermeldingen, evenals de hierop eventueel voorkomende aanvullende inlichtingen, te verzoeken. Deze laatste autoriteit geeft aan dit verzoek zo spoedig mogelijk gevolg.

Artikel 11

Het inlichtingenblad INF-2 mag eveneens worden gebruikt, indien de tijdelijke uitvoer van de uitvoergoederen en de wederinvoer van de veredelingsprodukten of vervangende produkten plaatsvindt in verscheidene, in een zelfde Lid-Staat gelegen douanekantoren.

De Lid-Staten kunnen evenwel andere procedures vaststellen.

Artikel 12

Het inlichtingenblad INF-2 dat op een formulier is gesteld dat overeenkomt met het aan Richtlijn 76/447/EEG (1) gehechte model, mag tot en met 30 juni 1989 worden geviseerd. In dat geval zijn de in bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen aantekeningen met betrekking tot het inlichtingenblad INF-2 van toepassing.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1988.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 30 juni 1988.

Voor de Raad

De Voorzitter

Ch. SCHWARZ-SCHILLING

  • (1) 
    PB nr. L 212 van 2. 8. 1986, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 230 van 17. 8. 1987, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 179 van 11. 7. 1985, blz. 4.
  • (1) 
    PB nr. L 121 van 8. 5. 1976, blz. 52.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.