Richtlijn 1989/437 - Hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiprodukten

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31989L0437

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31989L0437

Richtlijn 89/437/EEG van de Raad van 20 juni 1989 inzake hygiëne- en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiprodukten

Publicatieblad Nr. L 212 van 22/07/1989 blz. 0087 - 0100

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 30 blz. 0003

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 30 blz. 0003

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 20 juni 1989 inzake hygiene - en gezondheidsvraagstukken bij de bereiding en het in de handel brengen van eiprodukten ( 89/437/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal

Comité ( 3 ),

Overwegende dat om een harmonieuze werking van de gemeenschappelijke markt en met name van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren, ingesteld bij Verordening ( EEG ) nr . 2771/75 ( 4 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3907/87 ( 5 ), alsmede van de gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, ingesteld bij Verordening ( EEG ) nr . 2783/75 ( 6 ), gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 4001/87 ( 7 ), te garanderen, de afzet van eiprodukten niet meer mag worden belemmerd door de verschillen die nog steeds tussen de Lid-Staten bestaan op het gebied van de gezondheidsvoorschriften ter zake; dat deze harmonisatie zal leiden tot een betere harmonisatie van de produktie en tot gelijke concurrentievoorwaarden, en terzelfder tijd zal garanderen dat de consument een kwaliteitsprodukt verkrijgt;

( 8 ) PB nr . C 67 van 14 . 3 . 1987, blz . 9, en PB nr . C 53 van 2 . 3 . 1989, blz . 10 .

( 9 ) PB nr . C 187 van 18 . 7 . 1988, blz . 184 .

( 10 ) PB nr . C 232 van 31 . 8 . 1987, blz . 11 .

( 11 ) PB nr . L 282 van 1 . 11 . 1975, blz . 49 .

( 12 ) PB nr . L 370 van 30. 12 . 1987, blz . 14 .

( 13 ) PB nr . L 282 van 1 . 11 . 1975, blz . 104 .

( 14 ) PB nr . L 377 van 31 . 12 . 1987, blz . 44 .

Overwegende dat het in de handel brengen van bepaalde eiprodukten die niet vallen onder bijlage II van het Verdrag, nauw samenhangt met het in de handel brengen van eiprodukten waarvoor een gemeenschappelijke marktordening geldt; dat voor alle eiprodukten de concurrentiedistorsies dienen te worden opgeheven;

Overwegende dat het dienstig lijkt eiprodukten die zijn verkregen in ambachtelijke werkplaatsen, winkels of restaurants en die worden gebruikt voor de vervaardiging van levensmiddelen bestemd voor rechtstreekse verkoop aan de eindverbruiker of om ter plaatse te worden geconsumeerd, uit te sluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn;

Overwegende dat gezondheidsvoorschriften dienen te worden vastgesteld voor de bereiding, de opslag en het vervoer van eiprodukten; dat met name voorschriften dienen te worden vastgesteld voor de erkenning van inrichtingen;

Overwegende dat eveneens dient te worden bepaald aan welke gezondheidseisen eiprodukten moeten voldoen;

Overwegende dat bovengenoemde regelgeving op dezelfde wijze moet gelden voor het intracommunautaire handelsverkeer en voor het handelsverkeer binnen elke Lid-Staat;

Overwegende dat de fabrikant er in eerste instantie op moet toezien dat het eiprodukt voldoet aan de bij deze richtlijn vastgestelde gezondheidsvoorschriften; dat de bevoegde instanties van de Lid-Staten er via controles en inspecties op moeten toezien dat de fabrikant voornoemde voorschriften in acht neemt; dat bij de voorschriften met betrekking tot deze controles en inspecties rekening moet worden gehouden met de dwingende eisen van de interne markt;

Overwegende dat steekproefcontroles moeten worden verricht voor de opsporing van residuen van voor de gezondheid van de mens schadelijke stoffen;

Overwegende dat moet worden voorzien in communautaire controlemaatregelen om te garanderen dat de in deze richtlijn neergelegde normen in alle Lid-Staten op uniforme wijze worden toegepast;

Overwegende dat in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer, aan de afzender, de geadresseerde of een gemachtigde de mogelijkheid dient te worden gegeven het advies in te winnen van een deskundige, wanneer een conflict ontstaat met de bevoegde instantie van de Lid-Staat van bestemming;

Overwegende dat de regeling voor eiprodukten die zijn vervaardigd in een derde land en die bestemd zijn om op het grondgebied van de Gemeenschap op de markt te worden gebracht, niet gunstiger mag zijn dan de bij deze richtlijn vastgestelde regeling; dat dient te worden voorzien in een communautaire procedure om de inrichtingen in derde landen te inspecteren;

Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn vast te stellen; dat daartoe moet worden voorzien in procedures waarbij een nauwe en doeltreffende samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Commissie en de Lid-Staten in het kader van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1 Bij deze richtlijn worden hygiëne - en gezondheidsvoorschriften vastgesteld voor de bereiding en het in de handel brengen van eiprodukten die bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie en voor vervaardiging van levensmiddelen .

Deze richtlijn is evenwel niet van toepassing op :

  • levensmiddelen voor de eindverbruiker vervaardigd van eiprodukten, zoals omschreven in artikel 2 en die voldoen aan het bepaalde in artikel 3,
  • eiprodukten verkregen in een niet-industriële werkplaats en die, zonder te zijn behandeld, worden gebruikt voor de vervaardiging van levensmiddelen bestemd voor rechtstreekse verkoop zonder tussenpersonen aan de consument of die na bereiding rechtstreeks ter plaatse worden gebruikt .

Artikel 2 In deze richtlijn gelden de definities van artikel 1, lid 2, van Verordening ( EEG ) nr . 2772/75 ( 15 ). Voorts wordt verstaan onder :

1 . eiprodukten : produkten die zijn verkregen uit eieren, uit bestanddelen van eieren of mengsels daarvan, na verwijdering van schaal en vliezen, en die bestemd zijn voor menselijke consumptie; zij kunnen gedeeltelijk worden aangevuld met andere levensmiddelen of additieven; zij kunnen vloeibaar, geconcentreerd, gedroogd, gekristalliseerd, bevroren, diepgevroren of gecoaguleerd zijn;

( 16 ) PB nr . L 282 van 1 . 11 . 1975, blz . 56 .

2 . produktiebedrijf : onverminderd het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 2782/75 ( 17 ), bedrijf voor de produktie van eieren bestemd voor menselijke consumptie;

  • 3. 
    inrichting : inrichting die is erkend voor de vervaardiging en/of de behandeling van eiprodukten;

4 . gebarsten eieren : eieren waarvan de schaal beschadigd is, waarbij al dan niet een echte breuk is ontstaan, en waarvan de vliezen niet zijn gebroken;

5 . partij : een hoeveelheid eiprodukten die in dezelfde omstandigheden is bereid en met name een behandeling heeft ondergaan in één ononderbroken arbeidsgang;

6 . zending : een hoeveelheid eiprodukten met dezelfde plaats van bestemming, die in één keer wordt geleverd voor verdere verwerking in de levensmiddelenindustrie of voor directe menselijke consumptie;

7 . land van verzending : de Lid-Staat of het derde land vanwaar eiprodukten naar een Lid-Staat worden verzonden;

8 . land van bestemming : de Lid-Staat waarnaar eiprodukten uit een andere Lid -Staat of een derde land worden verzonden;

9 . verpakken : het plaatsen van eiprodukten in een recipiënt;

10 . bevoegde autoriteit : de veterinaire dienst of een daarmee gelijkgestelde dienst die door de betrokken Lid-Staat is aangewezen om toe te zien op de inachtneming van het bepaalde in deze richtlijn;

11 . het in de handel brengen : het verhandelen van eiprodukten, als bedoeld in artikel 1, punt 5, van Verordening ( EEG ) nr . 2772 /75 .

Artikel 3 Elke Lid-Staat ziet erop toe dat alleen eiprodukten die aan de onderstaande algemene voorwaarden voldoen, voor gebruik als levensmiddel worden geproduceerd of voor de vervaardiging van levensmiddelen worden gebruikt :

a ) zij moeten verkregen zijn uit eieren van kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders of kwartels, met uitsluiting van mengsels van verschillende soorten;

b )

zij moeten het percentage vermelden van hun eibestanddelen wanneer zij gedeeltelijk worden aangevuld met andere levensmiddelen en, voor zover zij voldoen aan de eisen van artikel 12, met additieven;

c )

zij moeten zijn behandeld en/of bereid in een overeenkomstig artikel 6 erkende inrichting die voldoet aan de voorwaarden van de hoofdstukken I en II van de bijlage, en moeten voldoen aan deze richtlijn;

d )

zij moeten zijn bereid onder hygiënische omstandigheden die voldoen aan de voorschriften van de hoofdstukken III

( 18 ) PB nr . L 282 van 1 . 11 . 1975, blz . 100 .

en V van de bijlage, met eieren die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk IV van de bijlage;

e )

zij moeten een behandeling hebben ondergaan volgens een overeenkomstig de procedure van artikel 14 erkend procédé, waardoor zij met name voldoen aan de analytische eisen van hoofdstuk VI van de bijlage .

Wanneer dat wegens de bereidingstechniek van sommige levensmiddelen uit eiprodukten evenwel noodzakelijk is, staat de bevoegde autoriteit op basis van volgens de procedure van artikel 14 vast te stellen criteria toe dat sommige eiprodukten geen behandeling ondergaan; in dat geval moeten de eiprodukten onverwijld worden gebruikt in de inrichting waar zij voor de bereiding van andere levensmiddelen bestemd zijn;

f )

zij moeten voldoen aan de in hoofdstuk VI van de bijlage gestelde analytische eisen;

g )

zij moeten zijn gekeurd overeenkomstig hoofdstuk VII van de bijlage;

h )

zij moeten zijn verpakt overeenkomstig hoofdstuk VIII van de bijlage;

i )

zij moeten worden opgeslagen en vervoerd overeenkomstig de hoofdstukken IX en X van de bijlage;

j )

zij moeten zijn voorzien van het keurmerk bedoeld in hoofdstuk XI van de bijlage en, als zij bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie, voldoen aan de eisen van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ( 19 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/197 /EEG ( 20 ).

Artikel 4 De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de eiproduktenfabrikant de nodige maatregelen neemt om aan deze richtlijn te voldoen, en met name dat :

  • monsters worden genomen voor laboratoriumonderzoek ten einde na te gaan of is voldaan aan de in hoofdstuk VI van de bijlage gestelde analytische eisen;
  • eiprodukten die niet bij omgevingstemperatuur kunnen worden bewaard, worden vervoerd of opgeslagen bij de in de hoofdstukken IX en X van de bijlage vermelde temperaturen;
  • wordt bepaald hoe lang de eiprodukten kunnen worden bewaard;
  • de uitkomsten van de diverse controles en tests worden geregistreerd en gedurende twee jaar worden bewaard te hunnen behoeve;
  • elke partij voorzien wordt van een aanduiding aan de hand waarvan de datum van behandeling kan worden

( 21 ) PB nr . L 33 van 8 . 2 . 1979, blz . 1 .

( 22 ) PB nr . L 144 van 29 . 5 . 1986, blz. 38 .

bepaald; deze aanduiding moet worden vermeld op de informatiedrager met de gegevens betreffende de toegepaste behandeling en in het keurmerk bedoeld in hoofdstuk XI .

Artikel 5 1 . De Lid-Staten zien erop toe dat onderzoek wordt verricht naar de aanwezigheid van residuen van stoffen met farmacologische en hormonale werking, van antibiotica, van bestrijdingsmiddelen, detergenten en van andere stoffen die schadelijk zijn, die de organoleptische kenmerken kunnen beïnvloeden of die er eventueel toe kunnen leiden dat de consumptie van eiprodukten gevaarlijk of schadelijk is voor de menselijke gezondheid .

2 . Indien in de onderzochte eiprodukten sporen van residuen voorkomen boven de overeenkomstig lid 4 vastgestelde toleranties, mogen die produkten niet worden gebruikt in menselijke voeding noch voor de vervaardiging van levensmiddelen noch voor rechtstreekse menselijke consumptie in de handel worden gebracht .

3 . Het onderzoek op residuen moet worden verricht volgens methoden die op hun praktische waarde zijn getoetst en wetenschappelijk zijn erkend, in het bijzonder methoden die zijn omschreven in communautaire richtlijnen of in andere internationale normen .

De resultaten van het onderzoek op residuen moeten kunnen worden geëvalueerd aan de hand van referentiemethoden die volgens de procedure van artikel 14 na advies van het Wetenschappelijk Veterinair Comité zijn vastgesteld .

Volgens dezelfde procedure wordt in elke Lid-Staat ten minste één referentielaboratorium aangewezen, dat in geval van toepassing van de artikelen 7 en 8 het onderzoek op residuen moet verrichten .

De Commissie publiceert de referentiemethoden en de lijst van de referentielaboratoria in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

4 . Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het volgende vast :

  • de bepalingen betreffende de controle,
  • de toleranties voor de in lid 2 bedoelde stoffen,
  • de frequentie van de monsternemingen .

Artikel 6 1 . Elke Lid-Staat stelt een lijst op van door hem erkende inrichtingen waaraan een erkenningsnummer is toegekend . Hij doet deze lijst toekomen aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie .

Een Lid-Staat erkent een inrichting slechts indien hem gebleken is dat zij voldoet aan deze richtlijn . De Lid-Staat trekt de erkenning in wanneer de inrichting niet meer aan de

voorwaarden tot erkenning voldoet . Wanneer een erkenning wordt ingetrokken, wordt dit medegedeeld aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie .

2 . De inrichtingen en verpakkingscentra worden geregeld geïnspecteerd en gecontroleerd onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit die te allen tijde vrije toegang dient te hebben tot alle delen van de inrichting ten einde te kunnen nagaan of aan deze richtlijn wordt voldaan .

Wanneer bij die inspecties blijkt dat niet aan alle eisen van deze richtlijn wordt voldaan, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om dit te verhelpen .

Artikel 7 1 . Deskundigen van de Commissie kunnen, voor zover de eenvormige toepassing van de richtlijn dit vereist, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten, controles ter plaatse uitvoeren; zij kunnen met name nagaan of de erkende inrichtingen en de overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 3, van Verordening ( EEG ) nr . 2772/75 erkende pakstations deze richtlijn metterdaad naleven .

De Lid-Staat op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, geeft de deskundigen alle nodige steun voor de uitvoering van hun taak . De Commissie brengt de betrokken Lid-Staat op de hoogte van de uitslag van de verrichte controles .

De betrokken Lid-Staat treft de maatregelen die noodzakelijk kunnen blijken om met de uitkomst van deze controle rekening te houden . Indien de Lid-Staat bovengenoemde maatregelen niet neemt, kan de Commissie, volgens de procedure van artikel 13, besluiten dat de betrokken Lid-Staat een einde moet maken aan het in de handel brengen van de eiprodukten van de inrichting die niet langer aan deze richtlijn voldoet .

2 . Vóór de toepassing van de in lid 1 bedoelde controles worden volgens de procedure van artikel 14 de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vastgesteld en wordt met name een aanbeveling van de Commissie opgesteld met de voorschriften die in acht moeten worden genomen bij de in lid 1 bedoelde controle .

Artikel 8 1 . Onverminderd de artikelen 6 en 7 mag het land van bestemming, indien er ernstige vermoedens bestaan dat er onregelmatigheden zijn begaan, op niet-discriminerende wijze overgaan tot inspectie van eiprodukten ten einde na te gaan of een zending aan de eisen van deze richtlijn voldoet .

2 . De in lid 1 bedoelde inspecties worden uitgevoerd op de plaats van bestemming van de goederen of op een andere geschikte plaats, in dit laatste geval op voorwaarde dat de gekozen plaats zo weinig mogelijk wijzigingen veroorzaakt in de door de goederen te volgen weg .

De genoemde inspecties moeten zo snel mogelijk plaatsvinden, zodat het in de handel brengen van de eiprodukten niet

nodeloos wordt vertraagd, of geen vertraging wordt veroorzaakt waardoor de kwaliteit van die produkten kan worden aangetast .

3 . Indien bij een overeenkomstig lid 1 en lid 2 uitgevoerde inspectie wordt geconstateerd dat de eiprodukten niet aan deze richtlijn voldoen, kan de bevoegde autoriteit van het land van bestemming de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde de keuze laten om de zending uit de markt te nemen voor een nieuwe behandeling, dan wel deze aan te wenden voor andere doeleinden, voor zover gezondheidsoverwegingen zulks niet beletten; indien dat wel het geval is, moet het alternatief vernietiging van de eiprodukten zijn . In elk geval moet de bevoegde autoriteit preventieve maatregelen nemen om oneigenlijk gebruik van de eiprodukten te voorkomen .

4 . a ) Dergelijke beslissingen moeten met opgave van redenen aan de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde worden medegedeeld . Deze met redenen omklede beslissingen moeten desgevraagd onverwijld schriftelijk aan de betrokkene worden medegedeeld, met vermelding van de beroepsmogelijkheden die de geldende wetgeving biedt en van de vorm waarin en de termijnen waarbinnen de desbetreffende procedures moeten worden ingeleid .

Deze richtlijn laat de aan de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde geboden beroepsmogelijkheden onverlet .

b ) Indien een dergelijke beslissing wordt genomen omdat de volksgezondheid zeer ernstig wordt bedreigd, moet zij onverwijld aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending en aan de Commissie worden medegedeeld .

c ) Naar aanleiding van deze mededeling kunnen, volgens de procedure van artikel 13, passende maatregelen worden getroffen, met name om de maatregelen te cooerdineren die in andere Lid-Staten ten aanzien van de betrokken eiprodukten zijn getroffen .

5 . Elke Lid-Staat kent aan de afzenders van eiprodukten die op grond van een in lid 1 bedoelde inspectie niet in de handel mogen worden gebracht, het recht toe het advies van een deskundige in te winnen .

De deskundige dient de nationaliteit te bezitten van een andere Lid-Staat dan het land van verzending of het land van bestemming .

De Commissie stelt op voordracht van de Lid -Staten een lijst op van deskundigen die met het uitbrengen van dergelijke adviezen kunnen worden belast . De uitvoeringsbepalingen van dit lid worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 .

Artikel 9 Wanneer een Lid-Staat, ingevolge een inspectie overeenkomstig artikel 8, van mening is dat in een inrichting van een

andere Lid-Staat niet meer aan deze richtlijn wordt voldaan, stelt hij de bevoegde autoriteit van die Staat daarvan in kennis . Deze autoriteit neemt de nodige maatregelen en deelt, onder opgave van redenen, aan de bevoegde autoriteit van de eerste Lid-Staat de genomen beslissingen mede .

Indien de eerste Lid-Staat vreest dat deze maatregelen niet getroffen of ontoereikend zijn, gaat hij samen met de andere betrokken Lid-Staat, eventueel door een bezoek ter plaatse, na op welke wijze in de toestand verbetering kan worden gebracht .

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de geschillen en van de gevonden oplossingen .

Indien deze Lid-Staten geen overeenstemming kunnen bereiken, wordt de zaak door één hunner binnen een redelijke termijn voorgelegd aan de Commissie, die een of meer deskundigen opdraagt advies uit te brengen .

In afwachting van dat advies dient de Lid-Staat van verzending de controle op de uit de betrokken inrichting afkomstige eiprodukten te verscherpen en geeft de Commissie, indien de Lid-Staat van bestemming daarom verzoekt, onmiddellijk aan een deskundige opdracht naar de inrichting van verzending te gaan, ten einde de nodige conservatoire maatregelen voor te stellen .

Op grond van het in de vierde alinea bedoelde advies of van het resultaat van de overeenkomstig artikel 7, lid 1, verrichte controle kunnen de Lid-Staten, volgens de procedure van artikel 13, worden gemachtigd om voorlopig te verbieden dat eiprodukten uit de betrokken inrichting op hun grondgebied worden binnengebracht .

Bovenbedoelde machtiging kan, op grond van een door een of meer deskundigen uitgebracht nieuw advies, worden ingetrokken volgens de procedure van artikel 13 .

De deskundigen dienen de nationaliteit van een der niet bij het geschil betrokken Lid-Staten te bezitten .

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 .

Artikel 10 De bijlage bij deze richtlijn wordt op voorstel van de Commissie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gewijzigd .

Artikel 11 1 . In afwachting van de toepassing van de in deze richtlijn voorgeschreven bepalingen blijven de nationale voorschriften betreffende invoer van eiprodukten uit derde landen gelden en mogen zij niet gunstiger zijn dan die voor het handelsverkeer in de Gemeenschap .

2 . Ter plaatse worden controles verricht door deskundigen van de Lid-Staten en van de Commissie . De met deze

controles belaste deskundigen van de Lid-Staten worden aangewezen door de Commissie op voorstel van de Lid-Staten . Deze controles geschieden voor rekening van de Gemeenschap die de daaruit voortvloeiende kosten draagt .

3 . De lijst van inrichtingen die aan de voorwaarden van de bijlage voldoen, wordt opgesteld volgens de procedure van artikel 14 .

4 . Het gezondheidscertificaat dat de produkten bij de invoer vergezelt, alsmede de vorm en de aard van het keurmerk dat op de produkten wordt aangebracht, dienen overeen te komen met een volgens de procedure van artikel 14 vast te stellen model .

Artikel 12 De Raad besluit op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid welke van de additieven die voorkomen op de lijst van de bij de geldende communautaire voorschriften toegestane additieven in levensmiddelen gebruikt mogen worden voor eiprodukten als omschreven in artikel 3, onder a ), en stelt de nadere regeling van dit gebruik vast .

In afwachting van deze besluiten blijven de voor dit gebruik geldende nationale voorschriften van toepassing .

Artikel 13 1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het bij het besluit van de Raad van 15 oktober 1968 ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna het "Comité'' genoemd, deze procedure onverwijld bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie . Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen . Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

4 . Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Indien de Raad, na verloop van 15 dagen na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken .

Artikel 14 1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Comité deze procedure onverwijld bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie . Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen . Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

4 . Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Indien de Raad, na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken .

Artikel 15 De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1991 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 1994 bij de Raad een verslag in over de ter zake opgedane ervaring, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen om de bijlage van de onderhavige richtlijn aan te passen, met name gezien de technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen .

Artikel 16 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg, 20 juni 1989 .

Voor de Raad

De Voorzitter

C . ROMERO HERRERA

BIJLAGE HOOFDSTUK I ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR ERKENNING EN EXPLOITATIE Inrichtingen moeten ten minste van het volgende zijn voorzien :

1 . in lokalen waar eieren worden opgeslagen of eiprodukten worden bereid of opgeslagen :

a ) vloeren uit waterdicht, gemakkelijk schoon te houden en te ontsmetten materiaal dat niet kan rotten, welke vloeren zo moeten zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien naar met een rooster gedekte en van stankafsluiting voorziene kolken;

b ) gladde, duurzame en ondoordringbare wanden die van een heldere, afwasbare bekleding zijn voorzien tot een hoogte van ten minste twee meter en in koelruimten of opslagruimten ten minste tot de hoogte tot waarop de desbetreffende produkten worden opgeslagen . De overgang van vloer naar wanden en de overgang van de wanden onderling moet rond of op soortgelijke wijze zijn afgewerkt, zodat hij gemakkelijk kan worden schoongemaakt;

c ) deuren van bestendig materiaal; houten deuren moeten aan beide zijden voorzien zijn van een gladde ondoordringbare bekleding;

d )

gemakkelijk schoon te maken plafonds die zo zijn geconstrueerd en afgewerkt dat vuilophoping, schimmelvorming, eventueel afbladderen van de verf en condensatie worden voorkomen;

e )

voldoende ventilatie en, zo nodig, een goede afvoer van damp;

f )

voldoende verlichting, door daglicht of door kunstlicht;

g )

zo dicht mogelijk bij de plaatsen waar de arbeid wordt verricht :

  • voldoende voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de handen en voor het reinigen van het materiaal met warm water . De kranen mogen niet met de hand of met de arm kunnen worden bediend . De installaties voor het reinigen van de handen moeten voorzien zijn van koud en warm stromend water of van vooraf gemengd water op een passende temperatuur, van reinigings - en ontsmettingsmiddelen, alsmede van handdoeken die slechts eenmaal kunnen worden gebruikt;
  • voorzieningen voor het ontsmetten van het gereedschap;

2 . een voldoende aantal kleedlokalen met gladde, waterdichte en afwasbare wanden en vloeren, met wasgelegenheden, alsmede met toiletten met waterspoeling die geen rechtstreekse toegang tot de werkruimten geven . De wasgelegenheden moeten voorzien zijn van koud en warm of vooraf via menging op de juiste temperatuur gebracht stromend water, van was - en ontsmettingsmiddelen voor de handen, alsmede van handdoeken die slechts eenmaal kunnen worden gebruikt; de kranen van de wasgelegenheden mogen niet met de hand kunnen worden bediend . Er moeten voldoende wasgelegenheden zijn in de nabijheid van de toiletten;

3 . een aparte ruimte en passende voorzieningen voor het schoonmaken en ontsmetten van recipiënten en vaste en mobiele tanks; deze ruimte en deze voorzieningen zijn evenwel niet vereist indien er regelingen zijn getroffen om recipiënten en tanks door andere stations te laten schoonmaken en ontsmetten;

4 . een installatie waardoor uitsluitend drinkwater in de zin van Richtlijn 80 /778/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (;) wordt geleverd .

Het is evenwel toegestaan dat voor het opwekken van stoom, het bestrijden van brand of het koelen van de koelinstallaties een installatie aanwezig is die niet-drinkbaar water levert, op voorwaarde dat de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van dat water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen gevaar opleveren voor besmetting van de eiprodukten . De stoom en het water in kwestie mogen niet rechtstreeks in aanraking komen met de eiprodukten en mogen niet worden gebruikt voor het schoonmaken en ontsmetten van recipiënten, installaties en materiaal waarmee de eiprodukten in aanraking komen . Leidingen voor niet-drinkbaar water moeten goed kunnen worden onderscheiden van drinkwaterleidingen;

5 . passende voorzieningen tegen ongedierte, zoals insekten en knaagdieren;

6 . materiaal, leidingen en instrumenten, of oppervlakten daarvan, welke met eiprodukten in aanraking komen, moeten zijn vervaardigd van glad, gemakkelijk te wassen, schoon te maken en te ontsmetten, corrosiebestendig materiaal, dat geen stoffen aan de eiprodukten afgeeft in zodanige hoeveelheden dat de gezondheid van de mens daardoor in gevaar wordt gebracht, de samenstelling van de eiprodukten wordt gewijzigd of de organoleptische eigenschappen ervan worden aangetast .

(;) PB nr . L 229 van 30 . 8 . 1980, blz . 11 .

HOOFDSTUK II BIJZONDERE VOORWAARDEN VOOR DE ERKENNING VAN INRICHTINGEN

Afgezien van de in hoofdstuk I vastgestelde algemene voorwaarden, moeten inrichtingen ten minste van het volgende zijn voorzien :

1 . geschikte lokalen die ruim genoeg zijn voor de gescheiden opslag van eieren en afgewerkte eiprodukten, eventueel met een koelinstallatie om de eiprodukten op de vereiste temperatuur te houden; koelhuizen moeten voorzien zijn van een zelfregistrerende thermometer of telethermometer;

2 . bij gebruik van vuile eieren, voorzieningen voor het wassen en ontsmetten van de eieren; volgens de procedure van artikel 14 wordt een lijst opgesteld van de produkten die voor het ontsmetten mogen worden gebruikt;

3 . a ) een speciaal lokaal met passende voorzieningen voor het breken en het opvangen van de inhoud van de eieren en voor het verwijderen van de delen van schalen en vliezen;

b ) een apart lokaal voor de andere dan onder a ) bedoelde handelingen .

In geval van pasteurisatie van eiprodukten mag deze geschieden in het onder a ) bedoelde lokaal wanneer de inrichting beschikt over een gesloten pasteurisatiesysteem en, zo niet, moet deze geschieden in het onder b ) bedoelde lokaal . In dit laatste geval moeten alle voorzieningen worden getroffen om besmetting van de eiprodukten na pasteurisatie te voorkomen;

4 . passende voorzieningen voor het interne transport van de ei-inhoud;

5 . in de gevallen bepaald in deze richtlijn, door de bevoegde instantie goedgekeurde apparatuur voor de behandeling van eiprodukten, die ten minste voorzien is van :

a ) in het geval van pasteurisatie :

  • een automatische temperatuurregelaar,
  • een zelfregistrerende thermometer,
  • een automatische beveiliging tegen onderverhitting;

b ) in geval van een continu pasteurisatiesysteem moet de apparatuur bovendien ten minste voorzien zijn van

  • een deugdelijke beveiliging tegen vermenging van gepasteuriseerde eiprodukten met onvolledig gepasteuriseerde eiprodukten en
  • een automatische registratie van de beveiliging tegen bovengenoemde vermenging;

6 . een lokaal voor het opslaan van andere levensmiddelen en additieven;

7 . bij verpakking in recipiënten voor eenmalig gebruik, een geschikte en eventueel aparte ruimte voor de opslag van die recipiënten en de voor de vervaardiging ervan bestemde materialen;

8 . voorzieningen voor onmiddellijke verwijdering en aparte opslag van lege schalen, alsmede van eieren en eiprodukten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie;

9 . de nodige voorzieningen voor het hygiënisch verpakken van de eiprodukten;

10 . om analyses en onderzoeken te verrichten waarbij de eisen van deze richtlijn betreffende de grondstoffen en de eiprodukten worden nageleefd, dient de inrichting over een passend laboratorium te beschikken . Zo niet, moet zij gebruik kunnen maken van de diensten van een laboratorium, waardoor aan dezelfde eisen kan worden voldaan . In dit laatste geval stelt zij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis;

11 . voor zover noodzakelijk, passende voorzieningen voor het ontdooien van bevroren eiprodukten die in een erkende inrichting moeten worden behandeld of anderszins verwerkt;

12 . een apart lokaal voor het opslaan van schoonmaak - en ontsmettingsprodukten .

HOOFDSTUK III HYGIËNISCHE EISEN INZAKE LOKALEN, MATERIAAL EN PERSONEEL IN DE INRICHTINGEN

De grootst mogelijke zindelijkheid is vereist voor personeel, lokalen en materiaal :

1 . het personeel dat eieren en eiprodukten behandelt of verwerkt, moet met name schone werkkleding en een schoon hoofddeksel dragen . Het betrokken personeel moet tijdens de werkdag verscheidene malen en telkens vóór de hervatting der werkzaamheden de handen wassen en ontsmetten;

in de lokalen waar eieren en eiprodukten worden verwerkt en opgeslagen mag niet worden gerookt, gegeten, gespuwd of gekauwd;

2 . dieren mogen niet in de inrichtingen worden toegelaten . Knaagdieren, insekten en ander ongedierte moeten stelselmatig worden verdelgd;

3 . lokalen, materiaal en gereedschappen die bij de bereiding van eiprodukten worden gebruikt, moeten schoon worden gehouden en goed worden onderhouden . Materiaal en gereedschappen moeten zo nodig verscheidene malen per werkdag, bij het einde van de dagelijkse werkzaamheden en alvorens opnieuw te worden gebruikt na vuil te zijn geworden, zorgvuldig worden schoongemaakt en ontsmet; gesloten leidingen voor het transport van eiprodukten moeten voorzien zijn van een adequaat schoonmaaksysteem waarmee alle onderdelen kunnen worden schoongemaakt en ontsmet; na schoonmaken en ontsmetting moeten de leidingen met drinkwater worden gespoeld;

4 . lokalen, gereedschap en materiaal mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan de bereiding van eiprodukten; zij mogen evenwel na toestemming van de bevoegde instantie gelijktijdig of op andere tijdstippen worden gebruikt voor de bereiding van andere levensmiddelen, op voorwaarde dat de nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging of aantasting van de onder deze richtlijn vallende produkten te voorkomen;

5 . er mag uitsluitend drinkwater worden gebruikt; bij wijze van uitzondering kan evenwel worden toegestaan dat niet-drinkbaar water wordt gebruikt voor het opwekken van stoom, mits de daartoe aangebrachte leidingen het gebruik van dit water voor andere doeleinden onmogelijk maken en geen gevaar voor verontreiniging van eieren en eiprodukten opleveren . Voorts mag bij wijze van uitzondering niet-drinkbaar water worden gebruikt voor het koelen van de koelinstallaties . De leidingen voor niet-drinkbaar water moeten goed van de drinkwaterleidingen kunnen worden onderscheiden;

6 . schoonmaakmiddelen, ontsmettingsmiddelen en soortgelijke middelen moeten zo worden gebruikt en opgeslagen dat materiaal, gereedschap en eiprodukten er niet door worden verontreinigd . Na gebruik van die middelen moeten materiaal en gereedschap grondig met drinkwater worden gespoeld;

7 . bij de bereiding en verwerking van eieren of eiprodukten mogen geen personen zijn betrokken die een mogelijke bron van verontreiniging kunnen zijn;

8 . een ieder die eieren en eiprodukten bereidt of verwerkt, moet een doktersattest kunnen overleggen, waarin wordt verklaard dat de betrokkene dit werk mag verrichten . Dit doktersattest dient elk jaar te worden vernieuwd, tenzij volgens de procedure van artikel 14 een andere regeling voor de medische controle van het personeel wordt erkend die gelijkwaardige garanties biedt .

HOOFDSTUK IV VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE EIEREN DIE VOOR DE BEREIDING VAN EIPRODUKTEN ZIJN BESTEMD

1 . Eieren die voor de bereiding van eiprodukten worden gebruikt, moeten zijn verpakt overeenkomstig het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 95/69 van de Commissie van 17 januari 1969 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 1619/68 betreffende handelsnormen voor eieren (;), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3906/86 ($).

2 . a ) Voor de bereiding van eiprodukten mogen alleen niet-bebroede eieren worden gebruikt die geschikt zijn voor menselijke consumptie; de schaal van deze eieren moet volledig ontwikkeld zijn en mag geen gebreken vertonen;

b ) in afwijking van het bepaalde onder a ) mogen voor de bereiding van eiprodukten gebarsten eieren worden gebruikt, mits deze eieren rechtstreeks door de pakstations of produktiebedrijven aan een erkende inrichting worden geleverd, waar ze zo snel mogelijk moeten worden gebroken .

3 . Eieren en eiprodukten die ongeschikt zijn voor menselijke consumptie, moeten worden verwijderd en gedenatureerd zodat zij niet opnieuw voor menselijke consumptie kunnen worden gebruikt; deze eieren en eiprodukten dienen onmiddellijk in het in hoofdstuk II, punt 8, bedoelde lokaal te worden geplaatst.

HOOFDSTUK V BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE HYGIËNE BIJ DE BEREIDING VAN EIPRODUKTEN

Bij de bereiding van eiprodukten dient er steeds op te worden toegezien dat elke vorm van verontreiniging tijdens de produktie, de verwerking en de opslag wordt voorkomen; daartoe dienen met name de volgende voorschriften in acht te worden genomen :

(;) PB nr . L 13 van 18 . 1 . 1969, blz . 13 .

($) PB nr . L 364 van 23 . 12 . 1986, blz . 20 .

1 . eieren en eiprodukten die voor verwerking in een erkende inrichting worden aangeboden, moeten onmiddellijk na ontvangst in de in hoofdstuk II, punt 1, bedoelde lokalen worden opgeslagen totdat zij worden verwerkt; de temperatuur in die lokalen moet garanderen dat ze niet worden verontreinigd; key-trays met eieren in de schaal mogen niet rechtstreeks op de vloer worden geplaatst;

2 . de eieren moeten worden uitgepakt en zo nodig worden gewassen en ontsmet in een lokaal dat is gescheiden van het lokaal waar de eieren worden gebroken; het verpakkingsmateriaal mag niet in het breeklokaal worden binnengebracht;

3 . de eieren moeten worden gebroken in het in hoofdstuk II, punt 3, onder a ), bedoelde lokaal; gebarsten eieren als bedoeld in hoofdstuk IV, punt 2, onder b ), moeten onverwijld worden verwerkt;

4 . vuile eieren moeten vóór het breken worden schoongemaakt in een lokaal dat gescheiden is van het breeklokaal of van elk ander lokaal waar aan verontreiniging blootgestelde ei-inhoud wordt behandeld; bij het schoonmaken moet elk gevaar voor verontreiniging of aantasting van de ei-inhoud worden voorkomen; de schalen moeten bij het breken voldoende droog zijn, zodat de ei -inhoud niet met vochtresten kan worden bevuild;

5 . andere eieren dan die van kippen, kalkoenen en parelhoenders, moeten afzonderlijk worden behandeld en verwerkt; alle apparatuur moet worden schoongemaakt en ontsmet wanneer weer met de verwerking van eieren van kippen, kalkoenen of parelhoenders wordt begonnen;

6 . het breken moet, ongeacht de daarbij gebruikte methode, zo geschieden dat verontreiniging van de ei-inhoud zoveel mogelijk wordt voorkomen . Daartoe mag de ei-inhoud niet worden verkregen door centrifugering of persing van de eieren, noch door centrifugering van de lege schalen om het resterende eiwit eruit te halen . De hoeveelheid resten van schalen of vliezen in het eiprodukt moet zo klein mogelijk worden gehouden, en mag niet groter zijn dan de in hoofdstuk VI, punt 2, onder c ), aangegeven hoeveelheid;

7 . na het breken moeten de eiprodukten zo spoedig mogelijk door en door worden behandeld; de warmtebehandeling bestaat uit een passende combinatie van temperatuur en behandelingsduur, ten einde eventuele pathogene micro-organismen in het eiprodukt te vernietigen; tijdens de warmtebehandeling moet de temperatuur voortdurend worden geregistreerd; de voor elke behandelde partij geregistreerde gegevens moeten gedurende twee jaar ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit; een partij die niet op afdoende wijze is behandeld, mag onverwijld een nieuwe behandeling ondergaan in dezelfde inrichting op voorwaarde dat deze nieuwe behandeling ze geschikt maakt voor menselijke consumptie; indien zou worden geconstateerd dat de partij ongeschikt is voor menselijke consumptie moet deze worden gedenatureerd overeenkomstig het bepaalde in punt 3 van hoofdstuk IV;

8 . indien de ei-inhoud niet onmiddellijk na het breken wordt behandeld, moet hij onder adequate hygiënische omstandigheden worden bevroren of worden bewaard bij een temperatuur van ten hoogste 4 gC . De bewaartijd bij 4 gC mag niet meer dan 48 uur bedragen, met uitzondering van de bestanddelen die zullen worden ontsuikerd;

9 . wanneer bepaalde produktieprocédés daartoe nopen, bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 14 en uiterlijk op 31 december 1991 de bijzondere gevallen en stelt zij de specifieke voorwaarden vast waaronder eiprodukten afkomstig van een erkende inrichting in een andere erkende inrichting aan een behandeling onderworpen mogen worden, voor zover aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan :

a ) onmiddellijk nadat ze zijn verkregen, moeten zij worden diepgevroren of gekoeld tot een temperatuur van ten hoogste 4 gC; in dit laatste geval moeten zij binnen 48 uur na de dag van het breken van de eieren waaruit zij zijn verkregen op de plaats van bestemming worden behandeld, met uitzondering van de bestanddelen die zullen worden ontsuikerd;

b ) ze moeten worden verpakt, gecontroleerd, vervoerd en verwerkt overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn;

c ) op de eiprodukten moet een etiket worden aangebracht overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk XI; de aard van de goederen wordt aangegeven als volgt : "niet gepasteuriseerd eiprodukt - te behandelen op de plaats van bestemming - datum en tijdstip van het breken -'';

10 . bij de verdere bewerking na de behandeling moet erop worden toegezien dat het eiprodukt niet opnieuw wordt verontreinigd; vloeibare produkten of geconcentreerde produkten, die niet zijn gestabiliseerd om bij kamertemperatuur te kunnen worden bewaard, moeten onmiddellijk, of nadat zij een fermentatieproces hebben ondergaan, worden gedroogd of worden afgekoeld tot een temperatuur van ten hoogste 4 gC; wanneer produkten moeten worden bevroren, dient dat onmiddellijk na de behandeling te gebeuren;

11 . eiprodukten moeten bij de krachtens deze richtlijn vereiste temperatuur worden bewaard totdat zij in andere levensmiddelen worden verwerkt;

12 . in erkende inrichtingen mogen geen eiprodukten worden bereid met grondstoffen die niet geschikt zijn voor de bereiding van levensmiddelen, ook niet indien de produkten bestemd zijn voor technisch gebruik .

HOOFDSTUK VI ANALYTISCHE EISEN

1 . Microbiologische criteria

De partijen eiprodukten dienen na behandeling aan microbiologische steekproefcontroles te worden onderworpen in de behandelingsinrichtingen, ten einde te waarborgen dat de eiprodukten aan onderstaande criteria voldoen :

a ) salmonellae : afwezig in 25 g of ml eiprodukt;

b ) andere criteria :

  • aërobe mesofiele bacterieën : M = 10& in 1 g of 1 ml;
  • enterobacteriaceae : M = 10$ in 1 g of 1 ml;
  • stafylococcen : afwezigheid in 1 g eiprodukt .

M = grenswaarde voor het kiemgetal; het resultaat wordt als onbevredigend beschouwd indien voor een of meer bemonsteringseenheden het kiemgetal gelijk is aan of groter is dan M .

2 . Andere criteria

De partijen eiprodukten dienen aan steekproefcontroles te worden onderworpen in de behandelingsinrichtingen, ten einde te waarborgen dat de eiprodukten aan onderstaande criteria voldoen :

a ) het gehalte aan 3 OH-boterzuur in eiprodukten mag niet hoger zijn dan 10 mg/kg niet-gemodificeerd eiprodukt, berekend op droge stof;

b ) om te garanderen dat de nodige hygiëne in acht wordt genomen totdat de eieren en de eiprodukten een behandeling hebben ondergaan, gelden de volgende normen :

  • het melkzuurgehalte mag niet hoger zijn dan 1 000 mg/kg eiprodukt, berekend op de droge stof ( deze waarde geldt enkel voor het niet -behandelde produkt );
  • het barnsteenzuurgehalte mag niet hoger zijn dan 25 mg/kg eiprodukt, berekend op de droge stof .

Voor de gefermenteerde produkten zijn deze waarden echter de vóór het fermentatieproces geconstateerde waarden;

c ) de hoeveelheid resten van schalen, vliezen en eventuele andere deeltjes in het eiprodukt mag niet hoger zijn dan 100 mg/kg eiprodukt;

  • d) 
    de hoeveelheid resten van in artikel 5, lid 1, vermelde stoffen mag de in lid 4 van hetzelfde artikel opgegeven toleranties niet overschrijden .

3 . Vóór 31 december 1991 bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 14 :

  • de analyse - en testmethoden;
  • de bemonsteringsschema's;
  • het aantal te nemen monsters;
  • de bij de analyse geldende toleranties .

In afwachting van deze besluiten erkennen de Lid-Staten de op internationaal vlak aangenomen analyse - en testmethoden als referentiemethode .

HOOFDSTUK VII KEURINGEN EN CONTROLES BIJ DE PRODUKTIE

1 . De inrichtingen worden gecontroleerd door de bevoegde instantie .

De controle door de bevoegde instantie omvat alle controlemaatregelen die nodig worden geacht om erop toe te zien dat de fabrikant van eiprodukten de bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften in acht neemt, en met name :

  • controle van de oorsprong van de eieren en van de bestemming van de eiprodukten, alsmede van het in artikel 4, vierde streepje, bedoelde register;
  • keuring van de eieren bestemd voor de bereiding van eiprodukten;
  • keuring van de eiprodukten wanneer deze de inrichting verlaten;
  • controle op de zindelijkheid van de lokalen, installaties en gereedschappen, alsmede op de hygiëne van het personeel;
  • het nemen van de nodige monsters voor laboratoriumonderzoek om na te gaan of de eieren en de eiprodukten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen; de uitkomsten van deze tests worden in een register genoteerd en aan de fabrikant van de eiprodukten medegedeeld .

2 . Op verzoek van de bevoegde instantie dient de fabrikant van eiprodukten de frequentie van het in artikel 4, eerste streepje, bedoelde laboratoriumonderzoek op te voeren, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht om te garanderen dat de eiprodukten onder hygiënische omstandigheden worden bereid .

HOOFDSTUK VIII VERPAKKING VAN EIPRODUKTEN

1 . De eiprodukten moeten onder bevredigende hygiënische omstandigheden worden verpakt, zodat zij daarbij niet worden verontreinigd .

De recipiënten moeten aan alle hygiënische voorschriften voldoen, met name :

  • geen verandering kunnen brengen in de organoleptische eigenschappen van de eiprodukten;
  • geen voor de menselijke gezondheid schadelijke stoffen op de eiprodukten kunnen overbrengen;
  • voldoende stevig zijn om de eiprodukten een afdoende bescherming te bieden .

2 . De opslagruimte voor de recipiënten moet vrij zijn van stof en ongedierte; verpakkingsmateriaal voor eenmalig gebruik mag niet op de vloer worden opgeslagen .

3 . Recipiënten voor eiprodukten moeten schoon zijn voordat zij worden gevuld; recipiënten die opnieuw kunnen worden gebruikt, moeten worden schoongemaakt, ontsmet en gespoeld voordat zij worden gevuld .

4 . De recipiënten moeten op hygiënisch verantwoorde wijze in de werkruimte worden binnengebracht en zo snel mogelijk worden gebruikt .

5 . Na de verpakking moeten de recipiënten onmiddellijk worden gesloten en in de in hoofdstuk II, punt 1, bedoelde opslagruimten worden opgeslagen .

6 . Recipiënten voor eiprodukten mogen indien nodig voor andere levensmiddelen worden gebruikt, op voorwaarde dat zij zodanig worden schoongemaakt en ontsmet dat zij de eiprodukten niet kunnen verontreinigen .

7 . Recipiënten voor het vervoer van eiprodukten in bulk moeten aan alle hygiënische voorschriften voldoen, met name aan de volgende :

  • de binnenwanden en andere delen die met het eiprodukt in aanraking kunnen komen, moeten zijn vervaardigd van een glad, gemakkelijk te wassen, schoon te maken en te ontsmetten corrosiebestendig materiaal, dat geen bestanddelen aan het eiprodukt afgeeft in zodanige hoeveelheden dat de menselijke gezondheid erdoor wordt bedreigd, dat de samenstelling van het eiprodukt erdoor wordt gewijzigd of dat de organoleptische eigenschappen van het eiprodukt erdoor worden aangetast;
  • zij moeten zodanig zijn ontworpen dat het eiprodukt volledig kan worden verwijderd; indien zij van kranen zijn voorzien, moeten deze gemakkelijk kunnen worden verwijderd, uiteengenomen, gewassen, schoongemaakt en ontsmet;
  • zij moeten onmiddellijk na gebruik en eventueel vooraleer zij opnieuw worden gebruikt, worden gewassen, schoongemaakt, ontsmet en gespoeld;
  • zij moeten na het vullen op afdoende wijze worden verzegeld en tijdens het vervoer verzegeld blijven totdat de eiprodukten worden gebruikt;
  • zij worden gereserveerd voor het vervoer van eiprodukten .

Onverminderd het bepaalde in dit hoofdstuk en voor de eerste maal uiterlijk 31 december 1990 stelt de Commissie evenwel volgens de procedure van artikel 14 en voor zover zulks geen schadelijke invloed heeft op eiprodukten en de andere betrokken levensmiddelen, zo nodig de specifieke voorwaarden vast waaraan deze recipiënten moeten voldoen om te mogen worden gebruikt voor het vervoer van andere levensmiddelen, en met name de voorwaarden inzake :

  • het wassen, schoonmaken en desinfecteren vóór elke keer dat zij opnieuw worden gebruikt;
  • de omstandigheden waarin het vervoer plaatsvindt;
  • de gebruikstijden .

Tot de in de tweede alinea bedoelde besluiten van kracht worden en uiterlijk tot 31 december 1991 :

  • blijven de nationale regelingen waarbij het gebruik van recipiënten voor het vervoer op het nationale grondgebied van andere levensmiddelen dan eiprodukten wordt toegestaan, alsmede de door de Lid-Staten ter zake gesloten bilaterale overeenkomsten van toepassing, met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag,
  • mogen de Lid-Staten wier nationale regeling een dergelijke machtiging bevat, de binnenkomst op hun grondgebied van vervoer uit andere Lid-Staten die dezelfde machtiging voorzien, noch beperken, noch verbieden .
  • mogen de Lid-Staten die op hun grondgebied het vervoer van andere levensmiddelen in recipiënten voor het vervoer van eiprodukten verbieden, het vervoer van eiprodukten uit andere Lid-Staten onderwerpen aan dezelfde eisen .

HOOFDSTUK IX OPSLAG

1 . De eiprodukten moeten worden opgeslagen in de in hoofdstuk II, punt 1, bedoelde opslagruimten .

2 . Eiprodukten waarvoor een bepaalde opslagtemperatuur is vereist, moeten bij die temperatuur worden bewaard; de opslagtemperatuur moet voortdurend worden geregistreerd, het produkt moet zo snel mogelijk tot de vereiste temperatuur worden gekoeld en de recipiënten moeten zo worden opgeslagen dat de lucht daarrond vrij kan circuleren .

3 . Bij het opslaan mogen de volgende temperaturen niet worden overschreden :

  • voor diepgevroren produkten :- 18 gC,
  • voor bevroren produkten :- 12 gC,
  • voor gekoelde produkten :+ 4 gC,
  • voor gedehydreerde produkten ( behalve eiwit ):+ 15 gC .

HOOFDSTUK X VERVOER

1 . De voor het vervoer van eiprodukten gebruikte voertuigen en recipiënten moeten zodanig zijn ontworpen en ingericht dat de bij deze richtlijn vereiste temperaturen tijdens het vervoer steeds kunnen worden gehandhaafd .

2 . De eiprodukten moeten op zodanige wijze worden verzonden dat zij tijdens het vervoer op afdoende wijze tegen elke mogelijke aantasting worden beschermd .

3 . Tijdens het vervoer moeten de in hoofdstuk IX, punt 3, opgegeven temperaturen worden nageleefd .

HOOFDSTUK XI HET MERKEN VAN EIPRODUKTEN

1 . Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 79/112/EEG moet elke zending eiprodukten die de inrichting verlaat voorzien zijn van een etiket dat de volgende gegevens bevat :

iii ) hetzij :

  • op het bovenste gedeelte :

de beginletters van het land van verzending in hoofdletters, dat wil zeggen een van de volgende afkortingen : B - D - DK - EL - ESP - F - IRL - I - L - NL - P - UK, gevolgd door het erkenningsnummer van de inrichting,

  • op het eerste gedeelte :

een van de volgende afkortingen : CEE - EEG - EWG - EEC - EOEF - EOK;

iii ) hetzij:

  • in het bovenste gedeelte de naam van het land van verzending in hoofdletters,
  • in het midden het toelatingsnummer van de inrichting,
  • in het onderste gedeelte een van de afkortingen : CEE - EEG - EWG - EEC - EOEF - EOK;

iii ) temperatuur waarbij de eiprodukten moeten worden bewaard en de met die temperatuur overeenkomende houdbaarheidsduur .

De gegevens op het etiket moeten leesbaar en onuitwisbaar zijn en de letters en cijfers moeten duidelijk kunnen worden onderscheiden .

2 . Op de vervoerdocumenten moet met name het volgende vermeld staan :

a ) de aard van het produkt, met vermelding van de soort waarvan de eieren afkomstig zijn;

b ) partijnummer;

c ) plaats van bestemming en naam en adres van de eerste geadresseerde .

3 . Deze gegevens alsmede de gegevens in het keurmerk moeten zijn gesteld in de officiële taal of talen van het land van bestemming .

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.