Verordening 1990/837 - Door de lidstaten te verstrekken statistische informatie over de graanproduktie

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31990R0837

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31990R0837

Verordening (EEG) nr. 837/90 van de Raad van 26 maart 1990 inzake door de Lid-Staten te verstrekken statistische informatie over de graanproduktie

Publicatieblad Nr. L 088 van 03/04/1990 blz. 0001 - 0006

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0098

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0098

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 837/90 VAN DE RAAD

van 26 maart 1990

inzake door de Lid-Staten te verstrekken statistische informatie over de graanproduktie

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 201/90 (2),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1418/76 van de Raad van 21 juni 1976 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1806/89 (4),

Gezien het voorstel van de Commissie (5),

Gezien het advies van het Europese Parlement (6),

Overwegende dat de Commissie voor de uitvoering van de taken die haar door het Verdrag en de verordeningen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn opgelegd, per graansoort moet beschikken over betrouwbare, vergelijkbare, actuele en met behulp van objectieve methoden vastgestelde gegevens over het areaal, de opbrengst en de produktie;

Overwegende dat het belang van de sector granen voor de ordening en het beheer van de landbouwmarkten dient te worden erkend, hetgeen betekent dat de vereiste statistische enquêtes steeds vaker op grond van communautaire wetgeving moeten worden verricht;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met de ervaring die de diensten voor de statistiek al jaren met enquêtes hebben opgedaan;

Overwegende dat de onderhavige verordening tot doel heeft de te leveren statistische informatie te omschrijven, een bevredigende mate van betrouwbaarheid vast te stellen en aanvullende technische informatie te omschrijven, die nodig is voor een beoordeling van de produktiecijfers, de objectiviteit en representativiteit van de enquêtes naar het areaal en de produktie te waarborgen door een uitwisseling van ervaringen op ruime schaal, middels vergaderingen en rapporten, en nauwkeurige termijnen voor toezending vast te stellen;

Overwegende dat ook dient te worden bepaald dat er voor het totaalcijfer voor granen en voor een aantal belangrijke graansoorten regionale gegevens op jaarbasis moeten worden verstrekt;

Overwegende dat het dienstig is dat de Commissie na drie jaar op grond van de met de toepassing van deze verordening opgedane ervaring een rapport voorlegt waarin zij zo nodig voorstellen doet om de statistische enquêtes te verbeteren en dat zij de mogelijkheid van een geharmoniseerde communautaire enquête na 1992 overweegt;

Overwegende dat het noodzakelijk is een schatting te maken van de benodigde communautaire fondsen voor de uitvoering van deze maatregel; dat dit bedrag in overeenstemming dient te zijn met de financiële vooruitzichten in het Interinstitutioneel Akkoord van 29 juni 1988 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (7); dat de daadwerkelijk beschikbare kredieten overeenkomstig dit Akkoord in het kader van de begrotingsprocedure dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat het noodzakelijk is de procedure vast te stellen die het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek dient te volgen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

AFDELING I

Doelstellingen

Artikel 1

De Lid-Staten verstrekken het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, hierna »Eurostat" genoemd, jaarlijks gegevens over de in de artikelen 2 en 6 genoemde granen.

AFDELING II

Gegevens die op nationaal niveau dienen te worden verstrekt

Artikel 2

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de granen waarvan de lijst in bijlage I staat.

Bijlage I kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 11.

  • 2. 
    Iedere Lid-Staat verstrekt jaarlijks gegevens over:
  • het areaal (1 000 ha),
  • de gemiddelde opbrengst (100 kg/ha),
  • de produktie (1 000 ton),

voor elk van de in bijlage II genoemde groepen granen en voor elk van de granen van groep 7 van die bijlage, waarvan de produktie meer dan 50 000 ton per jaar bedraagt.

Bijlage II kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 11.

  • 3. 
    Bovendien verstrekken de Lid-Staten gegevens over het gemiddelde vochtgehalte (1), uitgedrukt in procenten, gekoppeld aan de in lid 2, eerste alinea, tweede en derde streepje, bedoelde gegevens.

AFDELING III

Methoden en specificaties

Artikel 3

  • 1. 
    Voor iedere graansoort bedoeld in bijlage I waarvan de jaarlijkse produktie in de Lid-Staat meer dan 50 000 ton bedraagt, worden de gegevens over het areaal, de opbrengst en de produktie opgesteld aan de hand van statistische enquêtes in de vorm van steekproefenquêtes dan wel van tellingen.
  • 2. 
    De enquêtes worden gehouden volgens erkende statistische methoden die voldoen aan de vereisten ten aanzien van kwaliteit, objectiviteit en betrouwbaarheid, als omschreven in deze afdeling.
  • 3. 
    Ten aanzien van de vereisten van deze afdeling kunnen voor een of meer Lid-Staten overeenkomstig artikel 8, lid 3, overgangsmaatregelen worden vastgesteld.

Artikel 4

  • 1. 
    Steekproefenquêtes naar het areaal worden zo opgezet dat de steekproeven representatief zijn voor ten minste 95 % van het totale graanareaal.

De gegevens over het areaal worden aangevuld door middel van een schatting, gebaseerd op gegevens uit andere bronnen, van het resterende graanareaal.

  • 2. 
    Steekproefenquêtes naar het areaal worden zo opgezet dat de standaardfout voor het totale graanareaal in een Lid-Staat niet groter is dan, naar keuze, 1 % van dat areaal of 5 000 ha.

Artikel 5

  • 1. 
    De steekproeven bij steekproefenquêtes naar de opbrengst of de produktie worden zo opgezet dat de standaardfout voor de totale graanproduktie in een Lid-Staat niet groter is dan 2 % van de totale produktie of 50 000 ton.
  • 2. 
    In aanvulling op de in lid 1 genoemde vereisten voor de totale graanproduktie mag de standaardfout voor de produktie voor elke graansoort, bedoeld in bijlage I, waarvan de produktie in de Lid-Staat meer bedraagt dan de in artikel 3, lid 1, genoemde drempel, niet groter zijn dan 5 % van die produktie of 20 000 ton.

AFDELING IV

Gegevens die op regionaal niveau dienen te worden verstrekt

Artikel 6

De jaargegevens over het areaal, de opbrengst, de produktie en het vochtgehalte worden aan Eurostat medegedeeld volgens de in bijlage III vermelde regionale niveaus.

Bijlage III kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 11.

Deze regionale gegevens dienen te worden verstrekt voor het totaal van granen, met uitzondering van rijst, alsmede voor zachte tarwe, harde tarwe, rogge, gerst en korrelmaïs.

De Lid-Staten geven aan bij welke regionale cijfers de standaardfout in procenten uitzonderlijk hoog is.

AFDELING V

Termijnen, uitwisseling van ervaringen, overgangsbepalingen

Artikel 7

  • 1. 
    Het kalenderjaar waarin de oogst plaatsvindt, wordt hierna »oogstjaar" genoemd.
  • 2. 
    De Lid-Staten verstrekken Eurostat uiterlijk op 1 oktober van het oogstjaar voorlopige nationale gegevens over het areaal. De definitieve gegevens over het areaal worden uiterlijk op 1 april volgende op het oogstjaar verstrekt.
  • 3. 
    Een eerste schatting van de nationale opbrengst- en produktiecijfers wordt uiterlijk op 15 november van het oogstjaar toegezonden. De voorlopige opbrengst- en produktiecijfers worden uiterlijk op 1 februari toegezonden en de definitieve cijfers uiterlijk op 1 oktober na het oogstjaar.

Wanneer de opbrengst- en produktiecijfers betrekking hebben op herziene gegevens betreffende het areaal worden ook deze verstrekt.

  • 4. 
    De in artikel 6 bedoelde regionale cijfers worden op hetzelfde tijdstip als de definitieve nationale cijfers meegedeeld en moeten hiermee consistent zijn.

Artikel 8

  • 1. 
    Binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening verstrekken de Lid-Staten Eurostat een uitvoerig methodologisch rapport over de wijze waarop de gegevens over het areaal, de opbrengst en de produktie voor hun land en in voorkomend geval hun gebieden zijn verkregen, met vermelding van de representativiteit en de betrouwbaarheid van deze cijfers. Eurostat stelt in samenwerking met de Lid-Staten een overzicht van deze rapporten op.
  • 2. 
    Indien wijzigingen in de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie worden aangebracht, brengen de Lid-Staten Eurostat hiervan binnen drie maanden op de hoogte.
  • 3. 
    In het geval dat uit de methodologische rapporten blijkt dat een Lid-Staat niet onmiddellijk aan de in deze verordening gestelde vereisten kan voldoen en indien de enquêtetechnieken en -methoden moeten worden gewijzigd, kan Eurostat, in samenwerking met de betrokken Lid-Staat, een overgangsperiode van maximaal twee jaar vaststellen voor de invoering van het in deze verordening bedoelde enquêteprogramma.
  • 4. 
    De methodologische rapporten, de overgangsmaatregelen, de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens en andere met de toepassing van deze verordening samenhangende vraagstukken worden tweemaal per jaar door de ter zake bevoegde werkgroep van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek besproken.

Artikel 9

  • 1. 
    Vóór eind 1992 legt Eurostat het Europese Parlement en de Raad:
  • een rapport voor over de ervaringen die met de in het kader van deze verordening uitgevoerde enquêtes en schattingen zijn opgedaan,
  • zo nodig, voorstellen voor ter verbetering en harmonisatie van de in de Lid-Staten geldende regelingen,
  • zo nodig, voorstellen voor een aanvullende communautaire ad hoc enquête, uit te voeren met gebruikmaking van geharmoniseerde methoden en karakteristieken.
  • 2. 
    De Raad spreekt zich over de in lid 1 bedoelde voorstellen uit overeenkomstig de stemprocedure van artikel 148, lid 2, van het Verdrag.

AFDELING VI

Financiële bepalingen

Artikel 10

  • 1. 
    Het bedrag van de communautaire uitgaven die voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde maatregel nodig worden geacht, bedraagt 3 200 000 ecu voor de periode van 1990 tot en met 1993, inclusief de uitgaven voor een manjaar personeelslasten (hulpkracht, »gedetacheerde" nationale deskundige, enz.).
  • 2. 
    De begrotingsautoriteit stelt de voor ieder boekjaar beschikbare kredieten vast.

AFDELING VII

Slotbepalingen

Artikel 11

  • 1. 
    Wanneer de in dit artikel omschreven procedure toepassing vindt, wordt de zaak aan het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, hierna te noemen »het Comité", voorgelegd door de voorzitter van het Comité, hetzij op diens initiatief hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen, waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
  • b) 
    Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité, of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de indiening bij de Raad, geen besluit heeft genomen worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 26 maart 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • M. 
    O'KENNEDY
  • (1) 
    PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1.
  • (2) 
    PB nr. L 22 van 27. 1. 1990, blz. 7.
  • (3) 
    PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 1.
  • (4) 
    PB nr. L 177 van 24. 6. 1989, blz. 1.
  • (5) 
    PB nr. C 8 van 13. 1. 1990, blz. 12.
  • (6) 
    Advies uitgebracht op 16 maart 1990 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (7) 
    PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 33.
  • (1) 
    Zie voor de wijze van vaststelling van het vochtgehalte bijlage II van Verordening (EEG) nr. 1908/84 van de Commissie (PB nr. L 178 van 5. 7. 1984, blz. 22), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2507/87 (PB nr. L 235 van 20. 8. 1987, blz. 10). Andere approximatieve methoden zijn toegestaan.

BIJLAGE I

IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE GRANEN

GRANEN (met uitzondering van rijst)

  • 1. 
    Zachte tarwe (Triticum aestivum L. emend. Fiori en Paol.)
  • 2. 
    Harde tarwe (Triticum durum Desf.)
  • 3. 
    Rogge (Secale cereale L.)
  • 4. 
    Gerst (Hordeum vulgare L.)
  • 5. 
    Haver (Avena sativa L.)
  • 6. 
    Korrelmaïs (Zea Mays L.)
  • 7. 
    Niet elders genoemde granen

7.1. Mengsels van wintergranen

7.2. Sorghum (Sorghum bicolor (L.) Moench × Sorghum Sudanense (Piper) Stapf.)

7.3. Triticale (X Triticosecale Wittm.)

7.4. Gierst (Panicum miliaceum)

7.5. Boekweit (Fagopyrum esculentum)

7.6. Kanariezaad (Phalaris canariensis L.)

7.7. Mengsels van zomergranen

7.8. Zaad-spil-mengsel (Zea Mays L.)

  • 8. 
    RIJST

8.1. Rijst - rondkorrelig (Oryza sativa L.)

8.2. Rijst - halflangkorrelig (Oryza sativa L.)

8.3. Rijst - langkorrelig (Oryza sativa L.)

BIJLAGE II

GROEPEN GRANEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 2

(Tabel met de in te dienen gegevens)

1.2.3 // Land: // // Oogstjaar: 1.2,3.4,7 // // // // // AREAAL // OPBRENGST EN PRODUKTIE 1.2.3.4.5.6.7.8 // // Areaal // Peildatum // Opbrengst // Produktie // Gemiddelde vochtgehalte // Peildatum // // 1 000 ha // // 100 kg/ha // 1 000 t // % // // // // // // // // // TOTAAL GRANEN (uitgezonderd rijst) // // // // // // // 1. Zachte tarwe // // // // // // // 2. Harde tarwe // // // // // // // 3. Rogge // // // // // // // 4. Gerst // // // // // // // 5. Haver // // // // // // // 6. Korrelmaïs // // // // // // // 7. Niet elders genoemde granen // // // // // // // // // // // // // // 8. RIJST // // // // // // // // // // // // // // 8.1. Rondkorrelig // // // // // // // 8.2. Halflangkorrelig // // // // // // // 8.3. Langkorrelig // // // // // // // // // // // // //

BIJLAGE III

IN ARTIKEL 6 BEDOELDE REGIONALE NIVEAUS

1.2 // Lid-Staten // Regionale indeling // // // Belgique - België // Provinces/Provincies // Danmark // - // BR Deutschland // Bundeslaender // Elláda // Ypiresíes perifereiakís anáptyxis (1) // España // Comunidades autónomas // France // Régions de programme // Ireland // - // Italia // Regioni (2) // Luxembourg // - // Nederland // Provincies // Portugal // NUTS II (1) // United Kingdom // Standard regions // //

NUTS = Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek.

  • (1) 
    De regionale gegevens moeten uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden verschaft.
  • (2) 
    De eerste twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening mogen de Italiaanse regio's overeenkomstig NUTS I worden samengevoegd.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.