Verordening 1990/3572 - Wijziging, in verband met de Duitse eenwording, van een aantal richtlijnen, beschikkingen en verordeningen, betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EEG) nr. 3572/90 van de Raad van 4 december 1990 tot wijziging, in verband met de Duitse eenwording, van een aantal richtlijnen, beschikkingen en verordeningen, betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren
Publicatieblad Nr. L 353 van 17/12/1990 blz. 0012 - 0015
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0223
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0223
VERORDENING (EEG) Nr. 3572/90 VAN DE RAAD van 4 december 1990 tot wijziging, in verband met de Duitse eenwording, van een aantal richtlijnen, beschikkingen en verordeningen, betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Europese Parlement(2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),
Overwegende dat de Gemeenschap een complex van bepalingen betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren heeft vastgesteld;
Overwegende dat het Gemeenschapsrecht vanaf het tijdstip van de Duitse eenwording van rechtswege van toepassing is op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek;
Overwegende dat het noodzakelijk is bepaalde communautaire besluiten betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren aan te passen, ten einde rekening te houden met de op genoemd grondgebied bestaande speciale situatie;
Overwegende dat het noodzakelijk is te voorzien in een speciale termijn om de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek van kracht zijnde regelingen met de communautaire besluiten in overeenstemming te brengen;
Overwegende dat de daartoe toe te kennen afwijkingen een tijdelijk karakter moeten dragen en de werking van de gemeenschappelijke markt zo weinig mogelijk moeten verstoren;
Overwegende dat de beschikbare informatie over de situatie op het gebied van de reglementeringen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek het niet mogelijk maakt de aard van de aanpassingen en de tijdsduur van de afwijkingen definitief vast te stellen; dat bijgevolg overeenkomstig artikel 145, derde streepje, van het Verdrag moet worden voorzien in een vereenvoudigde procedure ten einde met de ontwikkeling van die situatie rekening te houden;
Overwegende dat de bepalingen van de Richtlijnen 74/561/EEG(4) en 74/562/EEG(5), beide laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/438/EEG(6), op zodanige wijze moeten worden toegepast dat de verworven rechten van op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek reeds het beroep uitoefenende vervoerders gevrijwaard blijven en de vervoerondernemers die hun bedrijf eerst onlangs zijn begonnen, een termijn wordt toegekend om aan een aantal voorschriften betreffende financiële draagkracht en vakbekwaamheid te voldoen;
Overwegende dat vanaf het tijdstip van de Duitse eenwording de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek ingeschreven wegvoertuigen dezelfde rechtspositie verkrijgen als de wegvoertuigen van de andere Lid-Staten; dat bij Verordening (EEG) nr. 3821/85(7) is voorzien in maatregelen betreffende de in de wegvoertuigen geinstalleerde controleapparaten; dat de installatie van dergelijke apparaten in nieuwe voertuigen tijdens de produktie geschiedt en aldus geen enkele moeilijkheid oplevert, terwijl de installatie in de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek vóór de Duitse eenwording ingeschreven voertuigen tijdens een redelijke overgangsperiode moet kunnen geschieden, met inachtneming van de daarmee verband houdende kosten en van de technische capaciteit van de voor de installatie erkende werkplaatsen;
Overwegende dat het wenselijk is de naam van de Deutsche Reichsbahn (DR) op te nemen in de communautaire besluiten waarin uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van de namen van de spoorwegondernemingen, en te voorzien in een termijn voor de toepassing van de relevante voorschriften;
Overwegende dat de communautaire maatregelen betreffende de structurele sanering van de binnenvaart moeten worden aangepast met inachtneming van de bijzondere situatie van de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek gevestigde ondernemingen van vervoer over de binnenwateren,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan artikel 5 van Richtlijn 74/561/EEG wordt het volgende lid toegevoegd:
"5. Voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek gelden in plaats van de in de leden 1 en 2 genoemde data de volgende data:
lid 1: 1 januari 1978 wordt 3 oktober 1989;
lid 2: 31 december 1974, 1 januari 1978 en
1 januari 1980 worden respectievelijk 2 oktober 1989, 1 januari 1992 en 1 juli 1992.".
Artikel 2
Aan artikel 4 van Richtlijn 74/562/EEG wordt het volgende lid toegevoegd:
"5. Voor het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek gelden in plaats van de in de leden 1 en 2 genoemde data de volgende data:
lid 1: 1 januari 1978 wordt 3 oktober 1989;
lid 2: 31 december 1974, 1 januari 1978 en 1 januari 1980 worden respectievelijk 2 oktober 1989, 1 januari 1992 en 1 juli 1992.".
Artikel 3
In Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt het volgende artikel ingevoegd:
"Artikel 20 bis
Deze verordening is eerst met ingang van 1 januari 1991 van toepassing op de voertuigen die vóór die datum op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek zijn ingeschreven.
Deze verordening is eerst met ingang van 1 januari 1993 van toepassing op deze voertuigen voor zover deze uitsluitend nationaal vervoer op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland verrichten. Deze verordening is evenwel met ingang van de datum van haar inwerkingtreding van toepassing op voertuigen die vervoer van gevaarlijke stoffen verrichten.".
Artikel 4
Aan artikel 8, lid 1, van Richtlijn 80/1263/EEG van de Raad van 4 december 1980 betreffende de invoering van een Europees rijbewijs(8) wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De bepalingen van dit lid zijn eveneens van toepassing op de door de voormalige Duitse Democratische Republiek afgegeven rijbewijzen.".
Artikel 5
De lijst van spoorwegondernemingen opgenomen in, respectievelijk:
artikel 19, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de Lid-Staten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren(9);
artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels van de spoorwegondernemingen(10);
bijlage II, onder A.1 "Spoorwegen belangrijkste netten" van Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de invoering van een boekhouding van de uitgaven voor de wegen voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren(11);
artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2830/77 van de Raad van 12 december 1977 betreffende de maatregelen die nodig zijn om de boekhoudingen en de jaarrekeningen van de spoorwegondernemingen onderling vergelijkbaar te maken(12);
artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2183/78 van de Raad van 19 september 1978 betreffende de vaststelling van uniforme beginselen voor de kostenberekening van de spoorwegondernemingen(13);
artikel 1, lid 1, van Beschikking 75/327/EEG van de Raad van 20 mei 1975 betreffende de sanering van de toestand bij de spoorwegondernemingen en de harmonisatie van de voorschriften voor de financiële betrekkingen tussen deze ondernemingen en de Staten(14);
artikel 1, lid 1, van Beschikking 82/529/EEG van de Raad van 19 juli 1982 betreffende de prijsvorming in het internationale goederenvervoer per spoor(15);
artikel 1, lid 1, van Beschikking 83/418/EEG van de Raad van 25 juli 1983 inzake de commerciële autonomie van de spoorwegen bij het beheer van hun internationale reizigers- en bagagevervoer(16),
wordt vervangen door de volgende lijst:
"Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS)/ Société Nationale des Chemins de Fer Belges (SNCB),
Danske Statsbaner (DSB),
Deutsche Bundesbahn (DB),
Deutsche Reichsbahn (DR),
Organismos Sisirodromon Elladas (OSE),
Red Nacional de los Ferrocarriles Españoles
(RENFE),
Société Nationale des Chemins de Fer Français (SNCF),
Córas Iompair Éireann (CIE),
Ente Ferrovie dello Stato (FS),
Société Nationale des Chemins de Fer Luxembourgeois (CFL),
Naamloze Vennootschap Nederlandse Spoorwegen (NS),
Caminhos do Ferro Portugueses Ep (CP),
British Rail (BR),
Northern Ireland Railways (NIR)".
Artikel 6
Verordening (EEG) nr. 1101/89 van de Raad van 27 april 1989 betreffende de structurele sanering van de binnenvaart(17) wordt als volgt gewijzigd:
1.aan artikel 6, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:
"Voor op de datum van de Duitse eenwording op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek geregistreerde vaartuigen is betaling van de bijdragen met ingang van 1 januari 1991 verplicht.";
2.aan artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:
"8. Indien de Duitse Regering binnen een termijn van zes maanden na de Duitse eenwording wenst dat voor de schepen van de Duitse vloot die vóór de Duitse eenwording in de voormalige Duitse Democratische Republiek waren geregistreerd, eveneens een sloopactie wordt opgezet, dient zij daartoe bij de Commissie een verzoek in. De Commissie stelt de voorwaarden voor de sloopactie vast overeenkomstig lid 7 van dit artikel en op grond van dezelfde beginselen als die waarvan in Verordening (EEG) nr. 1102/89 van de Commissie (*) wordt uitgegaan.
(*) PB nr. L 116 van 28. 4. 1989, blz. 30.";
3.aan artikel 8, lid 3, onder a), wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De in de leden 1 en 2 vermelde voorwaarden zijn evenmin van toepassing op de schepen die in de voormalige Duitse Democratische Republiek vóór 1 september 1990 in aanbouw waren, op voorwaarde dat de overdracht en ingebruikneming niet na 31 januari 1991 plaatsvinden.";
4.aan artikel 8, lid 3, onder b), wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De leden 1 en 2 zijn van toepassing op de schepen welke wegens de Duitse eenwording in de Duitse vloot zijn geintegreerd, doch op 1 september 1990 niet in de voormalige Duitse Democratische Republiek waren geregistreerd.";
5.aan artikel 10 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:
"5. De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om vóór 1 januari 1991 aan het bepaalde in artikel 6, lid 4, vierde alinea, en artikel 8, lid 3, onder a), tweede alinea, en lid 3, onder b), tweede alinea, te voldoen en stellen de Commissie daarvan in kennis.".
Artikel 7
-
1.Verordening (EEG) nr. 2183/78 en Verordening (EEG) nr. 2830/77 zijn op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek eerst met ingang van 1 januari 1992 van toepassing.
-
2.Verordening (EEG) nr. 1192/69 is op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek eerst met ingang van 1 januari 1993 van toepassing.
Artikel 8
Beschikking 75/327/EEG, Beschikking 82/529/EEG en Beschikking 83/418/EEG zijn op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek eerst met ingang van 1 januari 1993 van toepassing.
Artikel 9
-
1.Overeenkomstig de procedure van artikel 10 kan worden besloten om maatregelen te nemen tot aanpassing, om in manifeste leemten te voorzien, of tot technische aanpassing van de maatregelen die het voorwerp van deze richtlijn zijn.
-
2.De aanpassingen moeten gericht zijn op een coherente toepassing van de communautaire voorschriften op het door deze richtlijn bestreken gebied op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie aldaar en de bijzondere moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van deze voorschriften.
Deze aanpassingen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen waarop deze voorschriften berusten en nauw aansluiten bij één van de in deze richtlijn beoogde afwijkingen.
-
3.De in lid 1 bedoelde maatregelen mogen tot en met
31 december 1992 worden genomen. Zij mogen slechts tot die datum worden toegepast.
Artikel 10
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast, wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.
Artikel 11
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 4 december 1990.
Voor de Raad De Voorzitter G. DE MICHELIS
-
(1)PB nr. L 263 van 26. 9. 1990, blz. 34, gewijzigd op 25
oktober 1990 en 28 november 1990.
-
(2)Advies uitgebracht op 21 november 1990 (nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad).
-
(3)Advies uitgebracht op 20 november 1990 (nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad).
(4)PB nr. L 308 van 19. 11. 1974, blz. 18.
-
(5)PB nr. L 308 van 19. 11. 1974, blz. 23.
-
(6)PB nr. L 212 van 22. 7. 1989, blz. 101.
-
(7)PB nr. L 370 van 31. 12. 1985, blz. 8.
-
(8)PB nr. L 375 van 31. 12. 1980, blz. 1.
(9)PB nr. L 156 van 28. 6. 1969, blz. 1.
(10)PB nr. L 156 van 28. 6. 1969, blz. 8.
(11)PB nr. L 130 van 15. 6. 1970, blz. 4.
(12)PB nr. L 334 van 24. 12. 1977, blz. 13.
-
(13)PB nr. L 258 van 21. 9. 1978, blz. 1.
-
(14)PB nr. L 152 van 12. 6. 1975, blz. 3.
-
(15)PB nr. L 234 van 9. 8. 1982, blz. 5.
-
(16)PB nr. L 237 van 26. 8. 1983, blz. 32.
-
(17)PB nr. L 116 van 28. 4. 1989, blz. 25.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.