Verordening 1994/519 - Gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31994R0519

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994R0519

Verordening (EG) nr. 519/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83

Publicatieblad Nr. L 067 van 10/03/1994 blz. 0089 - 0103

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 29 blz. 0206

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 29 blz. 0206

VERORDENING (EG) Nr. 519/94 VAN DE RAAD van 7 maart 1994 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gelet op de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en de regelingen ex artikel 235 van het Verdrag die van toepassing zijn op goederen die verkregen zijn door verwerking van landbouwprodukten, inzonderheid op de bepalingen van deze regelingen waarbij een afwijking wordt toegestaan op het algemene beginsel dat kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking uitsluitend door in deze regelingen vastgestelde maatregelen vervangen kunnen worden,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de gemeenschappelijke handelspolitiek op eenvormige grondslagen dient te berusten; dat de bij de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82 van de Raad van 30 juni 1982 inzake de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit landen met staatshandel (1), (EEG) nr. 1766/82 van de Raad van 30 juni 1982 inzake de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit de Volksrepubliek China (2) en (EEG) nr. 3420/83 van de Raad van 14 november 1983 betreffende de invoerregelingen voor de produkten van oorsprong uit landen met staatshandel die op communautair niveau niet zijn geliberaliseerd (3) ingestelde regelingen voor de invoer uit bepaalde derde landen een belangrijk onderdeel van deze politiek vormen; dat deze politiek evenwel nog voltooid moet worden aangezien de bestaande regelingen uitzonderingen of afwijkingen toestaan op grond waarvan de Lid-Staten onder meer nationale maatregelen kunnen blijven toepassen bij de invoer van produkten uit bedoelde derde landen;

Overwegende dat, ingevolge artikel 7 A van het Verdrag de interne markt sedert 1 januari 1993 een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat de voltooiing van de gemeenschappelijke handelspolitiek voor wat betreft de regeling voor de invoer derhalve een noodzakelijke aanvulling vormt op de voltooiing van de interne markt en dat dit het enige middel is om ervoor te zorgen dat de integratie van de markten ten volle tot uiting komt in de regeling voor het handelsverkeer van de Gemeenschap met derde landen;

Overwegende dat het noodzakelijk is de regelingen voor de invoer uit bedoelde derde landen eenvormiger te maken door een einde te maken aan de uitzonderingen of afwijkingen op grond van nog bestaande nationale handelspolitieke maatregelen en in het bijzonder de kwantitatieve beperkingen die de Lid-Staten op grond van Verordening (EEG) nr. 3420/83 hebben gehandhaafd; dat dit dient te gebeuren door het vaststellen van bepalingen die zoveel mogelijk overeenstemmen met die van de gemeenschappelijke regeling die op andere derde landen van toepassing is, met inachtneming evenwel met de bijzondere kenmerken van de economische systemen van de betrokken derde landen;

Overwegende dat de liberalisering van de invoer, dat wil zeggen de afwezigheid van kwantitatieve beperkingen, derhalve het uitgangspunt moet zijn van de communautaire regeling ter zake;

Overwegende echter dat, voor een beperkt aantal produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China, er bij deze verordening toch kwantitatieve contingenten en toezichtmaatregelen op communautair niveau moeten worden ingesteld gezien de gevoeligheid van bepaalde sectoren van de communautaire industrie; dat een procedure moet worden ingesteld voor de herziening en verificatie ten einde de maatregelen aan de ontwikkelingen aan te passen;

Overwegende dat voor andere produkten de Commissie de voorwaarden bij de invoer, de ontwikkeling van de invoer, de diverse aspecten van de economische en commerciële situatie en de eventueel te nemen maatregelen moet onderzoeken;

Overwegende dat het voor die produkten nodig kan blijken dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de invoer van sommige ervan;

Overwegende dat het op de weg ligt van de Commissie en de Raad om de nodige vrijwaringsmaatregelen aan te nemen ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, waarbij rekening dient te worden gehouden met de bestaande internationale verplichtingen;

Overwegende dat toezicht- of vrijwaringsmaatregelen ten behoeve van een of meer regio's van de Gemeenschap soms de voorkeur kunnen genieten boven maatregelen die in de gehele Gemeenschap van toepassing zijn; dat dergelijke maatregelen echter slechts bij wijze van uitzondering goedgekeurd mogen worden indien er geen alternatieven zijn; dat erop moet worden toegezien dat deze maatregelen van tijdelijke aard zijn en de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren;

Overwegende dat het in het vrije verkeer brengen van onder communautair toezicht geplaatste produkten afhankelijk moet worden gesteld van de overlegging van een invoerdocument dat aan uniforme criteria voldoet; dat dit document, op verzoek van de importeur, binnen een bepaalde termijn door de autoriteiten van de Lid-Staten moet worden geviseerd, zonder dat de importeur hierdoor een recht van invoer verkrijgt; dat dit document derhalve slechts gebruikt mag worden zolang de invoerregeling niet wordt gewijzigd;

Overwegende dat de Lid-Staten en de Commissie elkaar, in het belang van de Gemeenschap, zo volledig mogelijk op de hoogte dienen te houden van de resultaten van het communautair toezicht;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is meer precieze criteria voor de beoordeling van eventuele schade vast te stellen en een onderzoekprocedure in te stellen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten dat de Commissie in spoedgevallen de vereiste maatregelen neemt;

Overwegende dat er derhalve behoefte is aan meer gedetailleerde bepalingen inzake de opening van een dergelijk onderzoek, de vereiste controles en verificaties, het horen van belanghebbenden, de behandeling van de ontvangen inlichtingen en de criteria ter beoordeling van de schade;

Overwegende dat de bepalingen inzake onderzoek die bij deze verordening worden vastgesteld, geen afbreuk doen aan de communautaire en de nationale voorschriften inzake het beroepsgeheim;

Overwegende dat tevens termijnen moeten worden gesteld, zowel voor het openen van onderzoeken als voor het bepalen of al dan niet maatregelen dienen te worden getroffen, met de bedoeling ter zake een snelle besluitvorming te waarborgen en zodoende de rechtszekerheid van de betrokken ondernemingen te vergroten;

Overwegende dat, met het oog op de eenvormigheid van de regeling voor de invoer, de door de importeurs te vervullen formaliteiten moeten worden vereenvoudigd en identiek moeten zijn, ongeacht waar de goederen worden ingeklaard; dat het derhalve dienstig is te bepalen dat eventuele formaliteiten worden vervuld met behulp van formulieren waarvan het model aan deze verordening is gehecht;

Overwegende dat de invoerdocumenten die in het kader van communautaire toezichtmaatregelen worden afgegeven in de gehele Gemeenschap, geldig dienen te zijn ongeacht door welke Lid-Staat ze zijn afgegeven;

Overwegende dat de regeling zoals opgesteld, het behoud van twee aparte communautaire invoerregelingen voor landen met staatshandel en voor de Volksrepubliek China niet meer rechtvaardigt;

Overwegende dat het overleg op grond van Verordening (EEG) nr. 2616/85 van de Raad van 16 september 1985 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake commerciële en economische samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Volksrepubliek China (4) inmiddels heeft plaatsgevonden;

Overwegende dat voor de textielprodukten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielprodukten uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten, protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere, communautaire regeling (5) vallen, zowel op communautair als op internationaal niveau een speciale behandeling geldt; dat derhalve deze produkten in hun geheel van het toepassingsgebied van deze verordening moeten worden uitgesloten;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn onverminderd de artikelen 77, 81, 244, 249 en 280 van de Akte betreffende de toetreding van Spanje en Portugal;

Overwegende dat de Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83 in deze omstandigheden dienen te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I Algemene beginselen

Artikel 1

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de invoer van produkten die onder het Verdrag vallen en die van oorsprong zijn uit de in bijlage I genoemde derde landen, met uitzondering van textielprodukten die onder Verordening (EG) nr. 517/94 vallen.
  • 2. 
    De invoer in de Gemeenschap van de in lid 1 bedoelde produkten is vrij en is dus aan geen enkele kwantitatieve beperking onderworpen, onverminderd:
  • de maatregelen die op grond van titel V kunnen worden opgenomen,
  • de kwantitatieve contingenten van bijlage II.
  • 3. 
    De invoer in de Gemeenschap van de in bijlage III genoemde produkten is onderworpen aan communautair toezicht volgens de nadere bepalingen van artikel 10.
  • 4. 
    Op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie kan over de bijlagen II en III overleg worden gepleegd in het in artikel 4 bedoelde comité.

Na dit overleg kan de Commissie, volgens de in artikel 16 neergelegde procedure, de maatregelen aan de Raad voorstellen die nodig zijn voor de aanpassing van de bijlagen II en III, overeenkomstig titel III en, naar gelang van het geval, de titels IV en V.

TITEL II Communautaire informatie- en overlegprocedure

Artikel 2

Wanneer de ontwikkeling van de invoer toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk kan maken, wordt de Commissie hiervan door de Lid-Staten in kennis gesteld. Deze kennisgeving dient het bewijsmateriaal te bevatten dat beschikbaar is ten aanzien van de in artikel 8 vermelde criteria. De Commissie geeft deze inlichtingen onverwijld aan alle Lid-Staten door.

Artikel 3

Overleg kan worden gepleegd op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie. Dit overleg dient plaats te vinden binnen acht werkdagen na de ontvangst door de Commissie van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving en in elk geval vóór de invoering van enige communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregel.

Artikel 4

  • 1. 
    Het overleg vindt plaats in een Raadgevend Comité, hierna "Comité" genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van elke Lid-Staat en dat door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.
  • 2. 
    Het Comité komt op uitnodiging van de voorzitter bijeen; deze brengt alle nuttige inlichtingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de Lid-Staten.
  • 3. 
    Het overleg heeft met name betrekking op:
  • a) 
    de voorwaarden en de ontwikkeling van de invoer, alsmede op de verschillende aspecten van de economische en commerciële situatie ten aanzien van het betrokken produkt, meer bepaald in het kader van het onderzoek van de bijlagen II en III;
  • b) 
    kwesties met betrekking tot het beheer van de handelsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de in bijlage I genoemde derde landen;
  • c) 
    de maatregelen die eventueel dienen te worden genomen.
  • 4. 
    Zo nodig kan het overleg schriftelijk plaatsvinden. In dat geval doet de Commissie daarvan mededeling aan de Lid-Staten, die binnen een door de Commissie te bepalen termijn van vijf tot acht werkdagen hun mening kenkaar kunnen maken of om mondeling overleg kunnen verzoeken.

TITEL III Communautaire onderzoekprocedure

Artikel 5

  • 1. 
    Wanneer de Commissie na het overleg van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen,
  • a) 
    opent zij binnen één maand na de ontvangst van inlichtingen van een Lid-Staat een onderzoek en doet zij een bekendmaking verschijnen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen; die bekendmaking bevat een samenvatting van de ontvangen inlichtingen en het verzoek de Commissie alle nuttige inlichtingen toe te zenden; in de bekendmaking wordt ook vermeld over welke termijn de belanghebbenden beschikken om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en inlichtingen te verstrekken, willen die standpunten en inlichtingen in aanmerking kunnen worden genomen tijdens het onderzoek; voorts wordt er ook in vermeld over welke termijn de belanghebbenden beschikken voor de indiening van een verzoek om mondeling door de Commissie te worden gehoord overeenkomstig lid 4;
  • b) 
    maakt zij in samenwerking met de Lid-Staten een aanvang met het onderzoek.
  • 2. 
    De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit na raadpleging van het Comité dienstig acht, te verifiëren bij importeurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties.

De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door functionarissen uit de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificaties plaatsvinden, voor zover deze Lid-Staat daartoe de wens te kennen heeft gegeven.

Zowel de vertegenwoordigers van het exporterende land als de belanghebbenden die zich overeenkomstig lid 1, onder a), kenbaar hebben gemaakt, mogen van alle inlichtingen die in het kader van het onderzoek aan de Commissie zijn verstrekt kennis nemen, zij het niet van interne documenten die door de autoriteiten van de Gemeenschap of haar Lid-Staten zijn opgesteld, mits deze inlichtingen relevant zijn voor de verdediging van hun belangen, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 7 en door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. Zij dienen daartoe een schriftelijk verzoek in bij de Commissie, waarin zij vermelden welke inlichtingen zij nodig hebben.

  • 3. 
    De Lid-Staten verstrekken de Commissie op haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze de inlichtingen waarover zij beschikken met betrekking tot de ontwikkelingen op de markt van het produkt waarop het onderzoek betrekking heeft.
  • 4. 
    De Commissie kan de belanghebbenden horen. Deze moeten worden gehoord indien zij hierom schriftelijk hebben verzocht binnen de termijn vastgesteld in de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en daarbij hebben aangetoond dat zij daadwerkelijk belang kunnen hebben bij het resultaat van het onderzoek en dat zij bijzondere redenen hebben om gehoord te willen worden.
  • 5. 
    Wanneer er binnen de bij deze verordening vastgestelde termijnen of binnen de door de Commissie op grond van deze verordening vastgestelde termijnen geen inlichtingen worden verstrekt of wanneer het onderzoek in belangrijke mate hinder ondervindt, kunnen er conclusies worden getrokken op basis van het beschikbare feitenmateriaal. Wanneer de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij die inlichtingen buiten beschouwing en kan zij gebruik maken van het beschikbare feitenmateriaal.
  • 6. 
    Wanneer de Commissie na het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in de stellen, stelt zij de Lid-Staten binnen één maand na de ontvangst van de inlichtingen van de Lid-Staten in kennis van haar besluit.

Artikel 6

  • 1. 
    Aan het einde van het onderzoek legt de Commissie het Comité een verslag voor over de resultaten ervan.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie binnen negen maanden na de opening van het onderzoek tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen niet noodzakelijk zijn, wordt het onderzoek binnen één maand, en na raadpleging van het Comité, afgesloten. Het besluit tot afsluiting van het onderzoek, dat de voornaamste conclusies van het onderzoek en een samenvatting van de redenen daarvoor dient te bevatten, wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
  • 3. 
    Indien de Commissie tot de slotsom komt dat communautaire toezicht- of vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zijn, neemt zij uiterlijk negen maanden na de opening van het onderzoek de nodige besluiten daartoe overeenkomstig de titels IV en V. In uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste twee maanden worden verlengd; in dat geval doet de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een bekendmaking verschijnen waarin de duur van de verlenging en een samenvatting van de redenen daarvoor worden meegedeeld.
  • 4. 
    Het bepaalde in deze titel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om op gelijk welk ogenblik toezichtmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 14, of, indien een kritieke situatie, waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, een onmiddellijk ingrijpen vereist, vrijwaringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 17.

De Commissie neemt onmiddellijk de onderzoekmaatregelen die zij nog noodzakelijk acht. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt voor een hernieuwd onderzoek van de genomen maatregelen.

Artikel 7

  • 1. 
    De op grond van deze verordening ontvangen inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd.
  • 2. 
    a) De Raad, de Commissie, de Lid-Staten, noch hun functionarissen mogen inlichtingen met een vertrouwelijk karakter die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken, tenzij met de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt.
  • b) 
    Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van inlichtingen wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk zijn.

Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de inlichtingen heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 3. 
    Inlichtingen worden in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of die de bron ervan is.
  • 4. 
    De voorgaande leden vormen geen beletsel voor het vermelden van algemene inlichtingen door de autoriteiten van de Gemeenschap en in het bijzonder van de motieven waarop de op grond van deze verordening genomen besluiten berusten. De autoriteiten van de Gemeenschap moeten echter rekening houden met het rechtmatig belang dat de betrokken natuurlijke en rechtspersonen hebben bij het niet bekendmaken van hun zakengeheimen.

Artikel 8

  • 1. 
    De bestudering van de ontwikkeling van de invoer, de omstandigheden waaronder deze plaatsvindt en de ernstige schade die de producenten in de Gemeenschap daardoor lijden of dreigen te lijden, heeft met name betrekking op de volgende factoren:
  • a) 
    de ingevoerde hoeveelheden, met name wanneer deze aanzienlijk zijn toegenomen, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte van de produktie of het verbruik in de Gemeenschap;
  • b) 
    de prijzen van de ingevoerde produkten, met name wanneer er een aanzienlijke onderbieding is geweest in vergelijking met de prijs van een soortgelijk produkt in de Gemeenschap;
  • c) 
    de invloed hiervan op de producenten in de Gemeenschap van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten, zoals dit blijkt uit de ontwikkeling van bepaalde economische factoren, zoals:
  • produktie,
  • bezettingsgraad,
  • voorraden,
  • verkoop,
  • marktaandeel,
  • prijzen (dat wil zeggen, prijsdalingen of het niet plaatsvinden van prijsverhogingen die normaal wel zouden hebben plaatsgevonden),
  • winsten,
  • rentabiliteit,
  • cash flow,
  • werkgelegenheid.
  • 2. 
    Bij haar onderzoek houdt de Commissie rekening met het bijzondere economische stelsel van de in bijlage I bedoelde landen.
  • 3. 
    Wanneer beweerd wordt dat de producenten in de Gemeenschap ernstige schade dreigen te lijden, gaat de Commissie tevens na of een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan onder meer met de volgende factoren rekening worden gehouden:
  • a) 
    het percentage waarmee de uitvoer naar de Gemeenschap is gestegen;
  • b) 
    de uitvoercapaciteit die in het land van oorsprong of uitvoer reeds bestaat of daar in de voorzienbare toekomst zal bestaan, en de waarschijnlijkheid dat de daaruit voortkomende uitvoer voor de Gemeenschap bestemd zal zijn.

TITEL IV Toezichtmaatregelen

Artikel 9

  • 1. 
    Wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief:
  • a) 
    besluiten tot communautair toezicht achteraf op bepaalde ingevoerde produkten, overeenkomstig de door haar vast te stellen procedure;
  • b) 
    besluiten de invoer van bepaalde produkten afhankelijk te stellen van communautair toezicht vooraf, overeenkomstig artikel 10, ten einde de ontwikkeling van die invoer te volgen.
  • 2. 
    De toezichtmaatregelen hebben een beperkte geldigheidsduur. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld.

Artikel 10

  • 1. 
    Onder voorafgaand communautair toezicht geplaatste produkten mogen alleen in het vrije verkeer worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd. De door de Lid-Staten aangewezen bevoegde autoriteit viseert dit document kosteloos, voor elke gevraagde hoeveelheid, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst door de nationale bevoegde autoriteit van een aangifte door een importeur in de Gemeenschap, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap. Er wordt van uitgegaan dat deze aangifte uiterlijk drie werkdagen nadat zij is ingediend, door de nationale bevoegde autoriteit is ontvangen, tenzij anders wordt aangetoond.
  • 2. 
    Het invoerdocument en de aangifte van de importeur worden gesteld op een formulier waarvan het model in bijlage IV is opgenomen.

Naast de inlichtingen van bovenbedoeld formulier kunnen nog aanvullende inlichtingen worden verlangd. In het besluit tot ondertoezichtplaatsing wordt vermeld om welke inlichtingen het gaat.

  • 3. 
    Het invoerdocument is geldig in de gehele Gemeenschap, ongeacht welke Lid-Staat het heeft afgegeven.
  • 4. 
    De constatering dat de prijs per eenheid waartegen de transactie plaatsvindt de in het invoerdocument vermelde prijs met minder dan 5 % overschrijdt of dat de waarde of de hoeveelheid van de ten invoer aangebrachte produkten in totaal minder dan 5 % hoger is dan die welke in dit document is vermeld, vormt geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van het betrokken produkt. De Commissie kan, na het Comité te hebben gehoord en met inachtneming van de aard van de produkten en de andere bijzondere kenmerken van de transactie, een ander percentage vaststellen, dat normaliter evenwel niet meer dan 10 % mag bedragen.
  • 5. 
    Het invoerdocument mag slechts worden gebruikt zolang voor de betrokken transacties de regeling inzake de liberalisering van de invoer van toepassing is, doch niet langer dan gedurende een termijn die terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing wordt vastgesteld, waarbij de aard van de produkten en de andere bijzondere kenmerken van de transacties in aanmerking worden genomen.
  • 6. 
    Wanneer dit vereist is volgens een op grond van artikel 9 genomen besluit, dient de oorsprong van de onder communautair toezicht geplaatste produkten door middel van een certificaat van oorsprong te worden aangetoond. Dit lid laat andere bepalingen inzake de overlegging van een dergelijk certificaat onverlet.
  • 7. 
    Wanneer in een Lid-Staat regionale vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn op een onder voorafgaand communautair toezicht geplaatst produkt, mag de door deze Lid-Staat afgegeven invoervergunning in plaats van het invoerdocument worden gebruikt.

Artikel 11

Wanneer de belangen van de Gemeenschap dit vereisen, kan de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, wanneer de in artikel 15, lid 1, bedoelde situatie zich dreigt voor te doen:

  • de termijn inkorten gedurende welke het eventueel vereiste invoerdocument kan worden gebruikt;
  • de afgifte van dit document afhankelijk stellen van bepaalde voorwaarden en, bij wijze van uitzondering van de opneming van een herroepingsclausule of, met de frequentie en voor de periode die door de Commissie worden vermeld, van de voorafgaande informatie- en overlegprocedure als bedoeld in artikel 3.

Artikel 12

Wanneer de invoer van een produkt binnen acht werkdagen na de beëindiging van het overleg niet onder voorafgaand communautair toezicht is geplaatst, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 17, een toezicht instellen dat beperkt is tot één of meer regio's van de Gemeenschap.

Artikel 13

  • 1. 
    Onder regionaal toezicht geplaatste produkten mogen in de betrokken regio alleen in het vrije verkeer worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd. De door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten aangewezen bevoegde autoriteit viseert dit document kosteloos, voor elke gevraagde hoeveelheid, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen nadat de nationale bevoegde autoriteit de aangifte van een importeur in de Gemeenschap, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap heeft ontvangen. De nationale bevoegde autoriteit wordt geacht deze aangifte uiterlijk drie dagen na de indiening ervan te hebben ontvangen, tenzij het bewijs van het tegendeel is geleverd. De invoerdocumenten mogen slechts worden gebruikt zolang voor de betrokken transacties de regeling inzake de liberalisering van de invoer van toepassing is.
  • 2. 
    Het invoerdocument en de aangifte van de importeur worden gesteld op een formulier waarvan het model in bijlage IV is opgenomen.

Naast de inlichtingen van bovenbedoeld formulier kunnen nog aanvullende inlichtingen worden verlangd. In het besluit tot ondertoezichtplaatsing wordt vermeld om welke inlichtingen het gaat.

Artikel 14

  • 1. 
    Ingeval communautair of regionaal toezicht is ingesteld, delen de Lid-Staten binnen de eerste tien dagen van elke maand de Commissie mede:
  • a) 
    in geval van voorafgaand toezicht: de hoeveelheden en de aan de hand van de cif-prijzen berekende bedragen waarvoor tijdens de voorafgaande periode invoerdocumenten zijn afgegeven of geviseerd;
  • b) 
    in alle gevallen: de invoer in de periode die aan de onder a) bedoelde periode is voorafgegaan.

In de mededelingen van de Lid-Staten wordt een onderverdeling naar produkt en land gegeven.

Andere bepalingen kunnen terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing worden vastgesteld.

  • 2. 
    Wanneer dit op grond van de aard van de produkten of bijzondere omstandigheden vereist is, kan de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, het tijdschema voor de mededelingen wijzigen.
  • 3. 
    De Commissie houdt de Lid-Staten op de hoogte.

TITEL V Vrijwaringsmaatregelen

Artikel 15

  • 1. 
    Wanneer een produkt in dermate gestegen hoeveelheden of tegen zodanige voorwaarden in de Gemeenschap wordt ingevoerd dat de communautaire producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden, kan de Commissie, ter bescherming van de belangen van de Gemeenschap, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, de regeling voor de invoer van dat produkt zodanig wijzigen dat het alleen in het vrije verkeer mag worden gebracht als een invoervergunning wordt overgelegd, die op de door haar vastgestelde voorwaarden en binnen de door haar gestelde grenzen wordt verleend.
  • 2. 
    De genomen maatregelen worden onverwijld aan de Raad en de Lid-Staten meegedeeld en zijn met onmiddellijke ingang van toepassing.
  • 3. 
    a) De in dit artikel bedoelde maatregelen zijn van toepassing op elk produkt dat na de inwerkingtreding van deze maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Overeenkomstig artikel 17 kunnen deze maatregelen tot één of meer regio's van de Gemeenschap worden beperkt.
  • b) 
    Deze maatregelen vormen evenwel geen beletsel voor het in het vrije verkeer brengen van produkten die reeds onderweg zijn naar de Gemeenschap, mits hun bestemming niet kan worden gewijzigd en de produkten die op grond van de artikelen 10 en 13 alleen in het vrije verkeer mogen worden gebracht als een invoerdocument wordt overgelegd, daadwerkelijk van dat document vergezeld gaan.
  • 4. 
    Wanneer een Lid-Staat de Commissie verzoekt in te grijpen, neemt de Commissie een besluit binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek.
  • 5. 
    Elk krachtens dit artikel door de Commissie genomen besluit wordt aan de Raad en de Lid-Staten meegedeeld. Elke Lid-Staat kan dit besluit binnen één maand na deze mededeling aan de Raad voorleggen.
  • 6. 
    Indien een Lid-Staat het besluit van de Commissie aan de Raad voorlegt, wordt dit besluit door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bevestigd, gewijzigd of ingetrokken.

Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden nadat de kwestie aan hem is voorgelegd, geen besluit heeft genomen, wordt de maatregel van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 16

  • 1. 
    De Raad kan met name in de situatie als bedoeld in artikel 15, lid 1, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen passende maatregelen nemen op voorstel van de Commissie.
  • 2. 
    Artikel 15, lid 3, is van toepassing.

Artikel 17

Wanneer, met name op grond van de in artikel 8 genoemde factoren, blijkt dat in één of meer regio's van de Gemeenschap wordt voldaan aan de voorwaarden voor het nemen van de in de titel IV en artikel 15 bedoelde maatregelen, kan de Commissie, na onderzoek van alternatieve oplossingen, bij wijze van uitzondering de toepassing van toezicht- of vrijwaringsmaatregelen die alleen voor de betrokken regio('s) gelden, toestaan indien zij van oordeel is dat toepassing van zulke maatregelen op dat niveau de voorkeur verdient boven de toepassing van zulke maatregelen in de gehele Gemeenschap.

Deze maatregelen zijn van tijdelijke aard en dienen de werking van de interne markt zo min mogelijk te verstoren.

Deze maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 9, respectievelijk artikel 15 neergelegde procedure.

Artikel 18

  • 1. 
    Gedurende de toepassing van de overeenkomstig de titels IV en V vastgestelde toezicht- of vrijwaringsmaatregelen wordt op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie overleg gepleegd in het in artikel 4 bedoelde Comité, ten einde:
  • a) 
    het effect van deze maatregelen te onderzoeken;
  • b) 
    na te gaan of handhaving daarvan noodzakelijk is.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie ingevolge het in lid 1 bedoelde overleg van oordeel is dat een toezicht- of vrijwaringsmaatregel als bedoeld in de titels IV en V moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk:
  • a) 
    wanneer het een maatregel van de Commissie betreft waarover de Raad geen besluit heeft genomen, gaat de Commissie onverwijld over tot de intrekking of de wijziging van die maatregel en brengt zij onmiddellijk verslag uit aan de Raad;
  • b) 
    in alle andere gevallen stelt de Commissie aan de Raad voor, de door de Raad vastgestelde maatregelen in te trekken of te wijzigen. De Raad spreekt zich uit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Wanneer dit besluit betrekking heeft op regionale toezichtmaatregelen, is het van toepassing met ingang van de zesde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

TITEL VI Slotbepalingen

Artikel 19

  • 1. 
    Deze verordening doet geen afbreuk aan verplichtingen op grond van speciale bepalingen in overeenkomsten die tussen de Gemeenschap en derde landen zijn gesloten.
  • 2. 
    a) Onverminderd andere communautaire bepalingen vormt deze verordening geen beletsel voor de vaststelling of toepassing door de Lid-Staten:
  • i) 
    van verboden, kwantitatieve beperkingen of toezichtmaatregelen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom;
  • ii) 
    van speciale formaliteiten voor het deviezenverkeer;
  • iii) 
    van formaliteiten die, in overeenstemming met het Verdrag, op grond van internationale overeenkomsten zijn ingevoerd.
  • b) 
    De Lid-Staten delen de Commissie mee welke maatregelen of formaliteiten zij op grond van dit lid voornemens zijn in te voeren of te wijzigen. In bijzonder spoedeisende gevallen worden deze nationale maatregelen of formaliteiten aan de Commissie meegedeeld zodra zij zijn vastgesteld.

Artikel 20

  • 1. 
    Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, hieruit voortvloeiende communautaire of nationale bestuursrechtelijke bepalingen en de specifieke regelingen op grond van artikel 235 van het Verdrag voor goederen die door de verwerking van landbouwprodukten zijn verkregen, doch vormt een aanvulling daarop.
  • 2. 
    De artikelen 9 tot en met 14 en artikel 18 zijn evenwel niet van toepassing op onder de in lid 1 bedoelde regelingen vallende produkten waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, een invoercertificaat of ander invoerdocument moet worden overgelegd.

De artikelen 15, 17 en 18 zijn niet van toepassing op produkten waarvoor, volgens de communautaire regeling voor het handelsverkeer met derde landen, kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen worden ingesteld.

Artikel 21

Tot en met 31 december 1995 mogen Spanje en Portugal kwantitatieve beperkingen handhaven ten aanzien van de in de artikelen 77, 81, 244, 249 en 280 van de Akte van Toetreding bedoelde landbouwprodukten.

Artikel 22

Voor 1994 wordt de omvang van de in artikel 1, lid 2, bedoelde contingenten verminderd naar rato van de toepassingsperiode, zoals aangegeven in bijlage II.

De volgende produkten vallen niet onder communautaire contingenten en mogen in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht:

  • produkten die op de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen reeds onderweg zijn naar de Gemeenschap, mits hun bestemming niet kan worden gewijzigd;
  • produkten waarvoor door de nationale bevoegde autoriteiten overeenkomstig titel IV van Verordening (EEG) nr. 3420/83 een invoervergunning is verstrekt en die vergezeld gaan van deze invoervergunning.

Het bepaalde in Verordening (EG) nr. 520/94 van de Raad van 7 maart 1994 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke procedure voor het beheer van kwantitatieve contingenten (6) is van toepassing op de contingenten van bijlage II.

Artikel 23

De Verordeningen (EEG) nr. 1765/82, (EEG) nr. 1766/82 en (EEG) nr. 3420/83 worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen zijn als verwijzingen naar onderhavige verordening te beschouwen.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 15 maart 1994.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 7 maart 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

Th. PANGALOS

  • (1) 
    PB nr. L 195 van 5. 7. 1982, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1013/93 (PB nr. 105 van 30. 4. 1993, blz. 1).
  • (2) 
    PB nr. L 195 van 5. 7. 1982, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1409/86 (PB nr. L 128 van 14. 5. 1986, blz. 25).
  • (3) 
    PB nr. L 346 van 8. 12. 1983, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 848/92 (PB nr. L 89 van 4. 4. 1992, blz. 1).
  • (4) 
    PB nr. L 250 van 19. 9. 1985, blz. 2.
  • (5) 
    Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.
  • (6) 
    PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 1.

BIJLAGE I

Lijst van derde landen Albanië

Armenië

Azerbeidzjan

Wit-Rusland

Volksrepubliek China

Estland

Georgië

Kazachstan

Noord-Korea

Kirgizië

Letland

Litouwen

Moldovië

Mongolië

Rusland

Tadzjikistan

Turkmenistan

Oekraïne

Oezbekistan

Viëtnam

BIJLAGE II

Lijst van contingenten voor bepaalde produkten van oorsprong uit China "" ID="1">Handschoenen> ID="2">4203 29> ID="3">95 865 000 ecu> ID="4">75 893 125 ecu "> ID="1">Schoeisel vallende onder GS/GN-codes> ID="2">ex 6402 19 (1) ex 6402 99 (1)> ID="3">35 000 000 paar> ID="4">27 708 333 paar "> ID="2">ex 6403 19 (1)> ID="3">2 750 000 paar> ID="4">2 177 083 paar "> ID="2">6403 51 6403 59> ID="3">2 500 000 paar> ID="4">1 979 167 paar "> ID="2">ex 6403 91 (1) ex 6403 99 (1)> ID="3">9 926 000 paar> ID="4">7 858 083 paar "> ID="2">ex 6404 11 (1)> ID="3">16 850 000 paar> ID="4">13 339 583 paar "> ID="2">6404 19 10> ID="3">29 052 000 paar> ID="4">22 999 500 paar "> ID="1">Keuken- en tafelgerei, van porcelein> ID="2">6911 10> ID="3">39 000 ton> ID="4">30 875 ton "> ID="1">Keuken- en tafelgerei van keramische stoffen, andere dan porcelein> ID="2">6912 00> ID="3">29 700 ton> ID="4">23 513 ton "> ID="1">Glaswerk voor tafel-, keuken-, of toiletgebruik, enz.> ID="2">7013> ID="3">11 000 ton> ID="4">8 708 ton "> ID="1">Ontvangtoestellen voor radio- omroep vallende onder GS/GN-codes> ID="2">8527 21 8527 29> ID="3">2 100 000 eenheden 170 000 eenheden> ID="4">1 662 500 eenheden 134 583 eenheden "> ID="1">Speelgoed vallende onder GS/GN-codes> ID="2">9503 41 9503 49 9503 90> ID="3">200 798 000 ecu 83 851 000 ecu 508 016 000 ecu> ID="4">158 965 083 ecu 66 382 042 ecu 402 179 333 ecu""

>

  • (1) 
    Uitgezonderd volgens een speciale techniek vervaardigd schoeisel: schoeisel met een cif-prijs per paar van 12 of meer ecu, voor sportieve bezigheden, voorzien van een gegoten zool - niet gespoten - bestaande uit een of meer lagen, vervaardigd uit synthetische materialen, speciaal ontworpen om schokken als gevolg van verticale of zijwaartse bewegingen op te vangen en met technische kenmerken zoals luchtdichte kussentjes gevuld met gas of vloeistoffen, met mechanische bestanddelen die de schokken opvangen of neutraliseren, of met materialen zoals polymeren met een lage dichtheid.

BIJLAGE III

Lijst van de aan communautair toezicht onderworpen produkten van oorsprong uit de Volksrepubliek China "" ID="1">Bereidingen voor menselijke consumptie vallende onder GS/GN-code> ID="2">1901 90 90 "> ID="1">Gebrande chicorei> ID="2">2101 30 11 "> ID="1">Andere gebrande koffiesurrogaten> ID="2">2101 30 19 "> ID="1">Chroomtrioxide> ID="2">2819 10 00 "> ID="1">Ammoniumchloride> ID="2">2827 10 00 "> ID="1">Andere meerwaardige alcoholen> ID="2">2905 49 90 "> ID="1">Citroenzuur> ID="2">2918 14 00 "> ID="1">Monothiolen> ID="2">2934 90 60 "> ID="1">Tetracyclinen en derivaten daarvan> ID="2">2941 30 00 "> ID="1">Chlooramfenicol> ID="2">2941 40 00 "> ID="1">Basische kleurstoffen en preparaten op basis daarvan> ID="2">3204 13 00 "> ID="1">Kuipkleurstoffen en preparaten op basis daarvan> ID="2">3204 15 00 "> ID="1">Reactieve kleurstoffen en preparaten op basis daarvan> ID="2">3204 16 00 "> ID="1">Andere kleurstoffen, mengsels daaronder begrepen> ID="2">3204 19 00 "> ID="1">Pyrotechnische artikelen> ID="2">3604 "> ID="1">Polyvinylalcoholen> ID="2">3905 20 00 "> ID="1">Schoeisel vallende onder GS/GN-codes> ID="2">ex 6402 19 (1)() ex 6402 99 (1)() ex 6403 19 (1)() ex 6403 91 (1)() ex 6403 99 (1)() ex 6404 11 (1)()"> ID="1">Buizen en goten, alsmede hulpstukken daarvoor, van keramische stoffen> ID="2">6906 00 00 "> ID="1">Plavuizen, vloer- en wandtegels, verglaasd noch geglazuurd, van keramische stoffen> ID="2">6907 10 00 "> ID="1">Beeldjes van porcelein> ID="2">6913 10 "> ID="1">Ander glas vallende onder GS/GN-code> ID="2">7004 90 "> ID="1">Flessen, flacons en andere bergingsmiddelen van glas, voor vervoer of voor verpakking> ID="2">7010 "> ID="1">Niet-gelegeerd zink bevattende minder dan 99,99 % gewichtspercenten zink> ID="2">7901 12 "> ID="1">Rijwielen> ID="2">8712 00 "> ID="1">Speelgoed vallende onder GS/GN-codes> ID="2">9503 30 9503 60 "> ID="1">Speelkaarten> ID="2">9504 40 "> ID="1">Bezems en borstels vallende onder GS/GN-codes> ID="2">9603 21 9603 29 9603 30 9603 40 9603 90

"">

(1)() Volgens een speciale techniek vervaardigd schoeisel: schoeisel met een cif-prijs per paar van 12 of meer ecu, voor sportieve bezigheden, voorzien van een gegoten zool - niet gespoten - bestaande uit een of meer lagen, vervaardigd uit synthetische materialen, speciaal ontworpen om schokken als gevolg van verticale of zijwaartse bewegingen op te vangen en met technische kenmerken zoals luchtdichte kussentjes gevuld met gas of vloeistoffen, met mechanische bestanddelen die de schokken opvangen of neutraliseren, of met materialen zoals polymeren met een lage dichtheid.

BIJLAGE IV

Lijst van gegevens die in de vakken van het toezichtformulier moeten worden ingevuld TOEZICHTFORMULIER

  • 1. 
    Aanvrager (naam, volledig adres, land)
  • 2. 
    Nummer van geldigmaking
  • 3. 
    Expediteur (naam, adres, land)
  • 4. 
    Bevoegde autoriteit van afgifte

(naam en adres)

  • 5. 
    Aangever (naam en adres)
  • 6. 
    Laatste dag van geldigheid
  • 7. 
    Land van oorsprong
  • 8. 
    Land van herkomst
  • 9. 
    Voorziene plaats en datum van invoer
  • 10. 
    Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld
  • 11. 
    Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli
  • 12. 
    GN-code van de goederen
  • 13. 
    Brutomassa (kg)
  • 14. 
    Nettomassa (kg)
  • 15. 
    Bijzondere maatstaf
  • 16. 
    Cif-waarde grens EG in ecu
  • 17. 
    Aanvullende vermeldingen
  • 18. 
    Verklaring van de aanvrager:

Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt.

Plaats en datum

(handtekening) (stempel)

  • 19. 
    Visum van de bevoegde autoriteit

Datum

Handtekening Stempel

Origineel voor de aanvrager

Exemplaar voor de bevoegde autoriteiten

EUROPESE GEMEENSCHAP TOEZICHTFORMULIER

  • 1. 
    Aanvrager (naam, volledig adres, land) 2. Nummer van geldigmaking
  • 3. 
    Expediteur (naam, adres, land) 4. Bevoegde autoriteit van afgifte (naam en adres)
  • 5. 
    Aangever (naam en adres) 6. Laatste dag van geldigheid
  • 7. 
    Land van oorsprong 8. Land van herkomst
  • 9. 
    Voorziene plaats en datum van invoer 10. Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld
  • 11. 
    Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli 12. GN-code van de goederen
  • 13. 
    Brutomassa (kg)
  • 14. 
    Nettomassa (kg)
  • 15. 
    Bijzondere maatstaf
  • 16. 
    Cif-waarde grens EG in ecu
  • 17. 
    Aanvullende vermeldingen
  • 18. 
    Verklaring van de aanvrager:

Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt.

  • 19. 
    Visum van de bevoegde autoriteit Plaats en datum

Datum

Handtekening Stempel

(handtekening) (stempel)

1 Origineel voor de aanvrager 1

EUROPESE GEMEENSCHAP TOEZICHTFORMULIER

  • 1. 
    Aanvrager (naam, volledig adres, land) 2. Nummer van geldigmaking
  • 3. 
    Expediteur (naam, adres, land) 4. Bevoegde autoriteit van afgifte (naam en adres)
  • 5. 
    Aangever (naam en adres) 6. Laatste dag van geldigheid
  • 7. 
    Land van oorsprong 8. Land van herkomst
  • 9. 
    Voorziene plaats en datum van invoer 10. Nummer van de EG-verordening waarbij het toezicht werd ingesteld
  • 11. 
    Omschrijving van de goederen, merken en nummers, aard en aantal van de colli 12. GN-code van de goederen
  • 13. 
    Brutomassa (kg)
  • 14. 
    Nettomassa (kg)
  • 15. 
    Bijzondere maatstaf
  • 16. 
    Cif-waarde grens EG in ecu
  • 17. 
    Aanvullende vermeldingen
  • 18. 
    Verklaring van de aanvrager:

Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze aanvraag juist zijn en te goeder trouw werden verstrekt.

  • 19. 
    Visum van de bevoegde autoriteit Plaats en datum

Datum

Handtekening Stempel

(handtekening) (stempel)

2 Exemplaar voor de bevoegde autoriteiten 2

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.