Verordening 1994/3290 - Aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31994R3290

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31994R3290

Verordening (EG) nr. 3290/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde

Publicatieblad Nr. L 349 van 31/12/1994 blz. 0105 - 0200

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 66 blz. 0052

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 66 blz. 0052

VERORDENING (EG) Nr. 3290/94 VAN DE RAAD van 22 december 1994 inzake de aanpassingen en de overgangsmaatregelen in de landbouwsector voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 7, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat de Gemeenschap een geheel van regels voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft vastgesteld;

Overwegende dat de Gemeenschap in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde na onderhandeling overeenstemming heeft bereikt over een aantal overeenkomsten (hierna "GATT-overeenkomsten" te noemen); dat enkele van deze overeenkomsten, met name de Overeenkomst inzake de landbouw (hierna "de Overeenkomst" te noemen), betrekking hebben op de landbouwsector; dat, aangezien de concessies inzake interne steunverlening kunnen worden nageleefd door de prijzen en de steunbedragen op een passend niveau vast te stellen, dienaangaande geen specifieke bepalingen behoeven te worden vastgesteld; dat de Overeenkomst, gespreid over een periode van zes jaar, voorziet in vergroting van de toegang van landbouwprodukten uit derde landen tot de markt van de Gemeenschap enerzijds en geleidelijke verlaging van de steun van de Gemeenschap voor de uitvoer van landbouwprodukten anderzijds; dat de landbouwwetgeving inzake het handelsverkeer met derde landen bijgevolg aangepast moet worden;

Overwegende dat de Overeenkomst met de verplichting om alle maatregelen die de invoer van landbouwprodukten beperken in douanerechten om te rekenen (tarificatie) en met het verbod om in de toekomst dergelijke maatregelen toe te passen, meebrengt dat de variabele heffingen bij invoer en de andere maatregelen en belastingen bij invoer die momenteel gelden in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen, moeten worden afgeschaft; dat de douanerechten die volgens de Overeenkomst van toepassing zijn voor landbouwprodukten, zullen worden vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief; dat echter voor bepaalde sectoren, zoals granen, rijst, wijn en groenten en fruit, met het oog op de invoering van aanvullende of andere regelingen dan stabiele douanerechten afwijkingsbepalingen in de basisverordeningen moeten worden opgenomen; dat voorts op grond van de Overeenkomst de maatregelen ter bescherming van de markt van de Gemeenschap tegen de invoer van rozijnen en krenten en verwerkte kersen voor vijf jaar gehandhaafd mogen worden; dat het voorts, om problemen op het vlak van de voorziening van de markt van de Gemeenschap te voorkomen, dienstig is toe te staan dat voor bepaalde produkten van de sector suiker de toepassing van de douanerechten wordt geschorst;

Overwegende dat, met het oog op het behoud van een minimum aan bescherming tegen de nadelige marktconsequenties die het gevolg kunnen zijn van bovengenoemde tarificatie, het in de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen is toegestaan om onder nauwkeurig bepaalde voorwaarden en uitsluitend voor de produkten waarvoor de tarificatie geldt aanvullende douanerechten toe te passen; dat derhalve in de betrokken basisverordeningen een bepaling in bovengenoemde zin moet worden opgenomen;

Overwegende dat de Overeenkomst voorziet in een zeer groot aantal tariefcontingenten in het kader van de "vigerende markttoegang" en de "minimummarkttoegang"; dat de voorwaarden voor deze contingenten uitvoerig zijn gepreciseerd in de Overeenkomst; dat, gezien het grote aantal contingenten en met het oog op een zo efficiënt mogelijke toepassing, de Commissie de bevoegdheid moet worden gegeven deze contingenten te openen en te beheren via de zogenaamde procedure van het comité van beheer;

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (3) de wijzigingen moeten worden opgenomen die voortvloeien uit de raamovereenkomst met een aantal landen in Latijns-Amerika, die is gesloten in het kader van de Uruguay-Ronde;

Overwegende dat, aangezien in de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen nauwkeurige regels zijn vastgesteld voor de toepassing van vrijwaringsclausules zoals die welke zijn vastgesteld in de gemeenschappelijke marktordeningen, laatstgenoemde clausules moeten worden aangevuld met een verwijzing naar de verplichtingen op grond van internationale overeenkomsten;

Overwegende dat de Gemeenschap in haar handelsbetrekkingen met derde landen waarvoor de GATT-overeenkomsten niet gelden, niet gebonden is door de uit genoemde overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen inzake markttoegang; dat, om te waarborgen dat eventueel de nodige maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van produkten uit bedoelde landen, aan de Commissie een bevoegdheid in die zin moet worden gegeven die zij dient uit te oefenen via de procedure van het comité van beheer;

Overwegende dat op grond van de Overeenkomst uitvoersubsidies voortaan nog slechts mogen worden toegekend voor bepaalde daarin gedefinieerde groepen landbouwprodukten; dat voorts voor de toekenning van uitvoersubsidies beperkingen gelden wat betreft de hoeveelheden en de bedragen;

Overwegende dat de naleving van de beperkingen wat betreft de bedragen kan worden gewaarborgd bij de vaststelling van de restituties en de controle op de betalingen die wordt uitgevoerd in het kader van de bepalingen inzake het EOGFL; dat de controle kan worden vergemakkelijkt door voorfixatie van de restituties verplicht te stellen, met behoud van de mogelijkheid, wanneer gedifferentieerde restituties gelden, om de vooraf vastgestelde bestemming te wijzigen; dat, wanneer de bestemming gewijzigd wordt, de restitutie moet worden betaald die voor de effectieve bestemming geldt, met dien verstande evenwel dat het bedrag ervan beperkt wordt tot het niveau van het voor de vooraf vastgestelde bestemming toepasselijke bedrag;

Overwegende dat voor het toezicht op de naleving van de beperkingen ten aanzien van de uitgevoerde hoeveelheden een betrouwbare en efficiënte bewakingsregeling moet worden ingevoerd; dat daartoe moet worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend bij overlegging van een uitvoercertificaat; dat bij de toekenning van de toegestane restituties rekening moet worden gehouden met de specifieke situatie voor elk van de betrokken produkten; dat uitzonderingen slechts kunnen worden toegestaan voor niet onder bijlage II van het Verdrag vallende verwerkte produkten, waarvoor de beperkingen qua bedrag niet van toepassing zijn, en voor voedselhulpacties, waarvoor geen enkele beperking geldt; dat het dienstig is de mogelijkheid te geven om van de strikte regels voor het beheer van de uitvoer af te wijken voor die produkten waarvan de uitvoer met restituties de volumebeperkingen naar alle waarschijnlijkheid niet zal overschrijden; dat de omvang van de uitvoer met restituties tijdens de onder de Overeenkomst vallende verkoopseizoenen zal worden gevolgd aan de hand van de voor elk verkoopseizoen afgegeven uitvoercertificaten;

Overwegende dat in de meeste gemeenschappelijke marktordeningen de uitsluiting van het stelsel van het actieve veredelingsverkeer tot de uitsluitende bevoegdheid van de Raad behoort; dat het in de economische situatie die door de Overeenkomst is geschapen noodzakelijk zou kunnen blijken om snel te reageren op marktproblemen die uit de toepassing van het genoemde stelsel voortvloeien; dat daartoe aan de Commissie de bevoegdheid moet worden verleend om dringende, tijdelijke maatregelen te treffen; dat voor deze maatregelen de procedure van artikel 3 van Besluit 87/373/EEG (4) moet gelden;

Overwegende dat voorts moet worden gewaarborgd dat de bepalingen worden nageleefd van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom; dat daarom de nodige preciseringen moeten worden opgenomen in Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (5);

Overwegende dat als gevolg van de bij deze verordening vastgestelde wijzigingen in de landbouwwetgeving talrijke verordeningen van de Raad die afgeleid zijn van de basisverordeningen geen zin meer hebben; dat het, met het oog op juridische duidelijkheid, dienstig is die verordeningen in te trekken; dat tegelijk ook een aantal bepalingen moet worden ingetrokken die weliswaar niet rechtstreeks verband houden met de GATT-overeenkomsten, maar die ook achterhaald zijn; dat hetzelfde geldt voor een aantal verordeningen van de Raad (zogenaamde verordeningen van de "tweede generatie"), waarvan het merendeel in de betrokken basisverordeningen kan worden opgenomen;

Overwegende echter dat de bestaande algemene regels van de Raad betreffende de toepassing van de vrijwaringsclausule niet in de basisverordeningen konden worden opgenomen; dat, gezien de belangrijke wijzigingen die ter zake noodzakelijk zijn als gevolg van de GATT-overeenkomsten, deze verordeningen niet kunnen worden gehandhaafd; dat zij derhalve moeten worden ingetrokken en dat tegelijk in de rechtsgrond voor de vervanging ervan moet worden voorzien;

Overwegende dat de toepassing van de Overeenkomst in het gedrang zou kunnen komen indien de voor de verschillende sectoren toe te passen interne procedures onderling aanzienlijk zouden verschillen; dat deze procedures derhalve eenvormig dienen te worden gemaakt;

Overwegende dat de aanneming door de Raad van algemene uitvoeringsvoorschriften het in het verleden mogelijk heeft gemaakt de meer specifieke regels die nodig waren voor het beheer van de markten, adequaat te omkaderen; dat de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst de mechanismen en beheersprocedures van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onverlet dienen te laten,

Overwegende dat het nuttig ware in een later stadium zowel de werking van de bij deze verordening ingestelde regeling te analyseren als de ervaring opgedaan met de door derde landen voor de tenuitvoerlegging van de GATT-overeenkomsten genomen maatregelen; dat te dien einde de Commissie aan het einde van de eerste twee jaren waarin deze verordening wordt toegepast, een verslag zou moeten indienen bij het Europees Parlement en de Raad;

Overwegende dat de overgang van de huidige regeling naar de regeling volgens de GATT-overeenkomsten aanpassingsmoeilijkheden kan veroorzaken waarvoor geen maatregelen zijn getroffen in deze verordening; dat, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan die situatie, een algemene bepaling moet worden vastgesteld op grond waarvan de Commissie gedurende een bepaalde periode de nodige overgangsmaatregelen kan vaststellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden de aanpassingen en overgangsmaatregelen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging in de landbouwsector van de overeenkomsten die zijn gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde aanpassingen zijn opgenomen in de bijlagen.

Artikel 3

  • 1. 
    Als in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid maatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de huidige regeling naar de regeling die het resultaat is van de aanpassingen aan de eisen die voortvloeien uit de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten, worden deze overgangsmaatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG (6) of, naar gelang van het geval, de daarmee corresponderende artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwprodukten of van Verordening (EG) nr. 3448/93 (7).

Bij de vaststelling van deze maatregelen wordt, met inachtneming van de verplichtingen op grond van de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten, rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in de verschillende sectoren van de landbouw.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen worden vastgesteld tot en met 30 juni 1996 en uiterlijk tot die datum worden toegepast. De Raad kan de betrokken periode op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verlengen.

Artikel 4

  • 1. 
    Als, gezien de specifieke situatie van een landbouwprodukt, naleving van de uit de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen inzake de uitvoersubsidies kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen dan die welke met het oog daarop zijn ingevoerd, kan de Commissie dit produkt vrijstellen van de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de uitvoerrestituties.
  • 2. 
    Onverminderd de bepalingen van deze verordening kan de Commissie bij invoer van landbouwprodukten uit derde landen ten aanzien waarvan de Gemeenschap geen verplichtingen heeft op grond van de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten, de nodige maatregelen nemen ter bescherming van de markt van de Gemeenschap.
  • 3. 
    Maatregelen op grond van de leden 1 en 2 worden vastgesteld volgens de in artikel 3, lid 1, bedoelde procedure.

Artikel 5

De Commissie dient vóór 30 juni 1997 bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde regeling en over haar ervaringen met de door derde landen getroffen maatregelen ter uitvoering van de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten.

De Raad besluit, op voorstel van de Commissie volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, of op grond van de resultaten en conclusies van dat verslag wijzigingen zijn geboden.

Artikel 6

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.
  • 2. 
    Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1995.

De bepalingen:

  • a) 
    van de artikelen 3 en 4, lid 2, zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 1995;
  • b) 
    die in de bijlagen zijn vastgesteld met betrekking tot de invoerrechten en de aanvullende invoerrechten voor de in de bijlagen XIII en XVI bedoelde produkten waarvoor een invoerprijs wordt toegepast, zijn echter in 1995 van toepassing vanaf het begin van het verkoopseizoen van de betrokken produkten in 1995;
  • c) 
    die betrekking hebben op de uitvoerrestituties zijn echter van toepassing
  • met ingang van 1 september 1995 voor de bijlagen II en XVI,
  • met ingang van 1 oktober 1995 voor bijlage IV,
  • met ingang van 1 november 1995 voor bijlage V;
  • d) 
    die zijn vastgesteld in bijlage XV zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 1995;
  • e) 
    die zijn vastgesteld in bijlage XVI, onderdeel I, punt 2, zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • H. 
    SEEHOFER
  • (1) 
    PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1884/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 27).
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 14 december 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).
  • (3) 
    PB nr. L 47 van 25. 2. 1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3518/93 van de Commissie (PB nr. L 320 van 22. 12. 1993, blz. 15).
  • (4) 
    PB nr. L 197 van 18. 7. 1987, blz. 33.
  • (5) 
    PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1891/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 42).
  • (6) 
    PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.
  • (7) 
    PB nr. L 318 van 20. 12. 1993, blz. 18.

LIJST VAN DE BIJLAGEN

Bijlage I GRANEN

Bijlage II RIJST

Bijlage III GEDROOGDE VOEDERGEWASSEN

Bijlage IV SUIKER

Bijlage V OLIËN EN VETTEN

Bijlage VI VLAS EN HENNEP

Bijlage VII MELK EN ZUIVELPRODUKTEN

Bijlage VIII RUNDVLEES

Bijlage IX SCHAPE- EN GEITEVLEES

Bijlage X VARKENSVLEES

Bijlage XI SLACHTPLUIMVEE

Bijlage XII EIEREN EN OVOALBUMINE EN LACTOALBUMINE

Bijlage XIII GROENTEN EN FRUIT

Bijlage XIV VERWERKTE PRODUKTEN VAN GROENTEN EN FRUIT

Bijlage XV BANANEN

Bijlage XVI WIJN

Bijlage XVII TABAK

Bijlage XVIII HOP

Bijlage XIX LEVENDE PLANTEN EN PRODUKTEN VAN DE BLOEMENTEELT

Bijlage XX ZAAIZAAD

Bijlage XXI DIVERSE VERORDENINGEN

Bijlage XXII ULTRAPERIFERE GEBIEDEN

BIJLAGE I

GRANEN

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 1766/92 (PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1866/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 1)
  • 1. 
    Artikel 3, lid 2, wordt geschrapt.
  • 2. 
    Aan artikel 3, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De interventieprijs voor maïs en sorgho, die van toepassing is voor de maand mei, blijft van toepassing voor de maanden juli, augustus en september van het volgende verkoopseizoen.".

  • 3. 
    In artikel 3, lid 4, tweede alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

"Op de interventieprijs worden maandelijkse verhogingen toegepast gedurende het hele verkoopseizoen of een gedeelte daarvan.".

  • 4. 
    In artikel 5 worden het eerste en het laatste streepje geschrapt.
  • 5. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Artikel 9

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten moet een in- of uitvoercertificaat worden overgelegd.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 12 en 13, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 10

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1, is het invoerrecht voor de produkten van de GN-codes ex 1001, met uitzondering van mengkoren, 1002, 1003, ex 1005, met uitzondering van hybriden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden bestemd voor zaaidoeleinden, gelijk aan de interventieprijs voor deze produkten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de zending in kwestie. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 3. 
    Voor de berekening van het in lid 2 bedoelde invoerrecht:
  • a) 
    worden, voor de in lid 2 bedoelde produkten, uitgedrukt in één of in voorkomend geval verscheidene standaardkwaliteiten (zachte tarwe: hoog, gemiddeld, laag; durumtarwe; mais; andere voedergranen) representatieve cif-invoerprijzen vastgesteld op basis van de prijzen voor deze kwaliteiten op de wereldmarkt.

Deze representatieve cif-invoerprijzen worden regelmatig bepaald.

  • b) 
    Elke in te voeren zending wordt ingedeeld in de naaste van de onder a) bedoelde standaardkwaliteiten.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

In deze bepalingen worden met name gespecificeerd:

  • de te hanteren standaardkwaliteiten,
  • de in aanmerking te nemen prijsnoteringen,
  • de wijze van berekening van het invoerrecht op elke zending die is ingedeeld in een van de in lid 3, onder a), bedoelde standaardkwaliteiten,
  • in voorkomend geval de mogelijkheid, in bepaalde gevallen, om de marktdeelnemers in staat te stellen vóór aankomst van de betrokken zending te vernemen welk recht erop wordt toegepast.

Artikel 11

  • 1. 
    Onverminderd artikel 10, lid 2, wordt, om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in artikel 10 bedoelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijden de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de voor het betrokken produkt representatieve prijzen op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 23. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 12

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens nadere regels die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde nadere regels voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

In het geval van het invoercontingent in Spanje van 2 000 000 ton maïs en van 300 000 ton sorgho en het invoercontingent in Portugal van 500 000 ton maïs, behelzen die nadere regels tevens de nodige bepalingen betreffende de verwezenlijking van de contingentinvoer alsmede, in voorkomend geval, betreffende de openbare opslag van de door de interventiebureaus van de betrokken Lid-Staten ingevoerde hoeveelheden en hun afzet op de markt van die Lid-Staten.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in ongewijzigde staat of de in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen op basis van de noteringen of de prijzen van die produkten op de wereldmarkt mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

De restitutie voor de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die produkten in ongewijzigde staat.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23. Zij kunnen:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    via inschrijving worden vastgesteld, voor de produkten waarvoor die procedure voorheen bestond.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief tussentijds worden gewijzigd.

  • 4. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.
  • 5. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 6. 
    De bepalingen van de leden 4 en 5 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van toepassing worden verklaard voor de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen.
  • 7. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 23 van de bepalingen in de leden 4 en 5 worden afgeweken.
  • 8. 
    Behoudens een afwijking waartoe is besloten volgens de procedure van artikel 23, wordt voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten de overeenkomstig lid 5 toe te passen restitutie aangepast op grond van de maandelijkse verhogingen van de interventieprijs en, in voorkomend geval, van de schommelingen van die prijs.

Volgens de procedure van artikel 23 kan een correctiebedrag worden vastgesteld. De Commissie kan de correctiebedragen echter zo nodig wijzigen.

De bepalingen van de eerste en de tweede alinea kunnen geheel of gedeeltelijk worden toegepast op elk van de in artikel 1, lid 1, onder c) en d), bedoelde produkten, alsmede op de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die zijn opgenomen in bijlage B. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing gecorrigeerd door op de maandelijkse verhoging een coëfficiënt toe te passen die de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid basisprodukt en de hoeveelheid daarvan die aanwezig is in het uitgevoerde verwerkte produkt of die gebruikt is in het uitgevoerde goed.

Bij uitvoer tijdens de eerste drie maanden van het verkoopseizoen van mout die aan het eind van het voorafgaande verkoopseizoen in voorraad was of vervaardigd is op basis van gerst die op dat moment in voorraad was, wordt de restitutie toegepast welke, voor het betrokken certificaat, toegepast zou zijn bij uitvoer in de laatste maand van het voorafgaande verkoopseizoen.

  • 9. 
    Voor zover nodig in verband met de bijzondere wijze van bereiding van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen kunnen de criteria voor de toekenning van de in lid 1 bedoelde restituties bij uitvoer en de controlebepalingen aan deze bijzondere situatie worden aangepast.
  • 10. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat de naleving betreft van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, laat het aflopen van een referentieperiode de geldigheid van de certificaten onverlet.
  • 11. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, en met name die voor de in lid 9 bedoelde aanpassing, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23. Bijlage B wordt volgens dezelfde procedure gewijzigd. De bepalingen betreffende de uitvoering van lid 6 worden, voor de in lid 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen, vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector granen kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag:
  • de in artikel 1 bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in artikel 1, lid 1, onder c) en d), bedoelde produkten en
  • in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van in bijlage B bedoelde goederen,

geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of vernietigen. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 15

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behouden andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 16

  • 1. 
    Wanneer de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten het peil bereiken van de communautaire prijzen, deze toestand kan voortduren en ernstiger kan worden en hierdoor de markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, kunnen passende maatregelen worden getroffen.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.

Artikel 17

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 6. 
    Bijlage A wordt aangevuld met:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>

".

II. Verordening (EEG) nr. 2729/75 (PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 18)

De woorden "heffing" en "heffingen" worden respectievelijk vervangen door "recht" en "rechten".

III. Verordening (EG) nr. 3670/93 (PB nr. L 338 van 31. 12. 1993, blz. 35)

Deze verordening wordt ingetrokken.

BIJLAGE II

RIJST

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 1418/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1869/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 7)
  • 1. 
    Artikel 4, lid 5, wordt vervangen door:

"5. Volgens de procedure van artikel 27 worden vastgesteld:

  • a) 
    de in lid 4 bedoelde interventiecentra, na raadpleging van de betrokken Lid-Staten,
  • b) 
    de coëfficiënt voor de omrekening van gedopte rijst in padie of omgekeerd,
  • c) 
    de coëfficiënt voor de omrekening van gedopte rijst in volwitte of halfwitte rijst, of omgekeerd,
  • d) 
    de kosten van verwerking en de waarde van de bijprodukten, die in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van lid 3."
  • 2. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Regeling voor het handelsverkeer met derde landen

Artikel 10

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten moet een in- of uitvoercertificaat worden overgelegd.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 14 en 15, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; behoudens overmacht wordt deze zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de in- of uitvoer niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Artikel 11

  • 1. 
    Voor leveringen naar het Franse overzeese departement Réunion van uit de Lid-Staten afkomstige produkten van GN-code 1006 (met uitzondering van die van GN-code 1006 10 10), die bestemd zijn om aldaar te worden verbruikt en die zich in een van de in artikel 9, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden, kan een subsidie worden vastgesteld.

Het bedrag van deze subsidie wordt, met inachtneming van de bevoorradingsbehoeften van de markt van Réunion, vastgesteld op grond van het verschil tussen de noteringen of prijzen van de betrokken produkten op de wereldmarkt en de noteringen of prijzen van diezelfde produkten op de markt van de Gemeenschap, alsmede, zo nodig, de prijzen van die produkten bij levering op Réunion.

De subsidie wordt op verzoek van de belanghebbende toegekend. Zij kan eventueel worden vastgesteld via openbare inschrijving. Deze inschrijving heeft betrekking op het bedrag van de subsidie.

De subsidie wordt periodiek vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Zo nodig kan de Commissie echter op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief de subsidie tussentijds wijzigen.

  • 2. 
    De bepalingen met betrekking tot de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn van toepassing op de in lid 1 bedoelde subsidie.
  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Artikel 12

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is het invoerrecht:
  • a) 
    voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 gelijk aan de interventieaankoopprijs die op het moment van de invoer geldt voor rijst van het type "indica", respectievelijk "japonica", verhoogd met:
  • 80 % voor indica-rijst,
  • 88 % voor japonica-rijst,

en verminderd met de invoerprijs;

  • b) 
    voor volwitte-rijst van GN-code 1006 30 gelijk aan de interventieaankoopprijs op het moment van de invoer, verhoogd met een vast te stellen percentage en verminderd met de invoerprijs.

Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

Het onder b) bedoelde percentage wordt berekend door de onder a) vermelde percentages aan te passen volgens de omrekeningspercentages, de verwerkingskosten en de waarde van de bijprodukten en door de aldus verkregen bedragen te verhogen met een bedrag ter bescherming van de industrie.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1:
  • a) 
    wordt geen invoerrecht geheven bij invoer in het Franse overzeese departement Réunion van produkten van de GN-codes 1006 10, 1006 20 en 1006 40 00, die bestemd zijn om aldaar te worden gebruikt,
  • b) 
    wordt bij invoer van de produkten van GN-code 1006 30 in het Franse overzeese departement Réunion, die bestemd zijn om aldaar te worden gebruikt, op het toe te passen invoerrecht een coëfficiënt van 0,30 toegepast.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Deze bepalingen behelzen met name de criteria aan de hand waarvan de in lid 2 bedoelde types ingevoerde rijst kunnen worden onderscheiden, de vaststelling van het bedrag ter bescherming van de industrie en de regels om de invoerprijzen te bepalen en te berekenen en de juistheid daarvan te verifiëren.

Artikel 13

  • 1. 
    Onverminderd artikel 12, lid 2, wordt, om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in artikel 12 bedoelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de voor het betrokken produkt representatieve prijzen op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen op basis van de noteringen of de prijzen van die produkten op de wereldmarkt mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

De restitutie voor de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die produkten in ongewijzigde staat.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Zij kunnen:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    via openbare inschrijving worden vastgesteld, voor de produkten waarvoor die procedure voorheen bestond.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie tussentijds worden gewijzigd op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief.

De restituties die periodiek worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten worden ten minste eenmaal per maand vastgesteld.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van rijst en breukrijst op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen van rijst en breukrijst op de wereldmarkt;
  • b) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van deze markt en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;
  • c) 
    de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;
  • d) 
    het belang om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • e) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot de zogeheten veredelingsregeling toegelaten grondstoffen uit deze landen.

  • 5. 
    Voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten worden de restituties vastgesteld overeenkomstig de volgende specifieke criteria:
  • a) 
    de prijzen voor deze produkten op de verschillende representatieve uitvoermarkten van de Gemeenschap,
  • b) 
    de gunstigste noteringen die op de verschillende markten van de invoerende derde landen zijn geconstateerd,
  • c) 
    de gunstigste afzetkosten en vervoerkosten, berekend vanaf de onder a) bedoelde markten van de Gemeenschap tot aan de havens of andere plaatsen van uitvoer uit de Gemeenschap die die markten bedienen, alsmede de kosten van aanvoer op de wereldmarkt.
  • 6. 
    Indien de restitutie wordt vastgesteld via openbare inschrijving heeft de aanbesteding betrekking op het bedrag van de restitutie.
  • 7. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.
  • 8. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 9. 
    De bepalingen van de leden 7 en 8 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van toepassing worden verklaard voor de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen.
  • 10. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 27 van de bepalingen in de leden 7 en 8 worden afgeweken.
  • 11. 
    Behoudens een afwijking waartoe is besloten volgens de procedure van artikel 27, wordt voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten de overeenkomstig lid 4 toe te passen restitutie op grond van het niveau van de maandelijkse verhogingen van de interventieprijs en eventueel van de fluctuaties van deze prijs, naar gelang van het verwerkingsstadium, aangepast met het van toepassing zijnde omrekeningspercentage.

Volgens de procedure van artikel 27 kan een correctiebedrag worden vastgesteld. De Commissie kan de correctiebedragen echter zo nodig wijzigen.

De bepalingen van de voorgaande alinea's kunnen geheel of gedeeltelijk worden toegepast op elk van de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde produkten, alsmede op de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die zijn opgenomen in bijlage B. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing gecorrigeerd door een coëfficiënt toe te passen die de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid grondstof en de hoeveelheid daarvan die aanwezig is in het uitgevoerde verwerkte produkt of die gebruikt is in het uitgevoerde goed.

  • 12. 
    Voor in de Gemeenschap geoogste padie en op basis van die padie verkregen gedopte rijst, die aan het eind van een verkoopseizoen in voorraad is en afkomstig is van de oogst van dat verkoopseizoen, en die in ongewijzigde staat of in de vorm van volwitte of halfwitte rijst wordt uitgevoerd tussen het begin van het volgende verkoopseizoen en nader te bepalen data, kan de restitutie worden verhoogd met een compenserend bedrag. De Raad wijst, indien daar aanleiding toe is, elk jaar vóór 1 juli op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de produkten aan waarop de bepalingen van deze alinea van toepassing zijn.

Het compenserende bedrag is:

  • voor gedopte rijst gelijk aan het verschil tussen de richtprijs voor de laatste maand van het verkoopseizoen en de richtprijs voor de eerste maand van het nieuwe verkoopseizoen,
  • voor padie gelijk aan bovengenoemd verschil, aangepast op grond van het omrekeningspercentage.

Dit bedrag wordt evenwel verminderd met de in voorkomend geval reeds op grond van artikel 8 verleende compenserende vergoeding.

Het compenserende bedrag wordt alleen toegekend indien de voorraden een bepaalde minimumhoeveelheid bereiken.

  • 13. 
    De restitutie voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, indien het padie en gedopte rijst betreft, behalve bij toepassing van lid 14,
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd en
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 8, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 27, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

Volgens de procedure van artikel 27 kunnen aanvullende bepalingen worden vastgesteld.

  • 14. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde padie en gedopte rijst wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt hetzelfde is als het van tevoren ingevoerde produkt en
  • bij de invoer van dit produkt alle invoerheffingen zijn geïnd.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geïnde recht, indien dit gelijk is aan of lager is dan de geldende restitutie; indien het bij invoer geïnde recht hoger is dan de geldende restitutie, is de restitutie gelijk aan laatstgenoemde restitutie.

  • 15. 
    De inachtneming van de volumegrenzen met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, wordt de geldigheid van de certificaten onverlet gelaten door het einde van een referentieperiode.
  • 16. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met inbegrip van de bepalingen betreffende de herverdeling van niet toegekende of niet gebruikte uitvoerhoeveelheden, en met name de bepaling betreffende de in lid 11 bedoelde aanpassing, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Bijlage B wordt volgens dezelfde procedure gewijzigd. De bepalingen betreffende de toepassing van lid 7 voor de in lid 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen, worden evenwel vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 15

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector rijst kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief en passief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 16

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, met inbegrip van de in bijlage A vermelde definities, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve invoerbeperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 17

  • 1. 
    Wanneer de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor een of meer van de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), genoemde produkten het peil bereiken van de communautaire prijzen, deze toestand kan voortduren en ernstiger kan worden, en hierdoor de markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, kunnen er passende maatregelen worden getroffen.
  • 2. 
    De noteringen of de prijzen op de wereldmarkt bereiken het peil van de communautaire prijzen wanneer zij de interventieaankoopprijs voor indica- en japonica-rijst, verhoogd met:
  • 80 % voor indica-rijst en
  • 80 % voor japonica-rijst,

benaderen of overschrijden.

  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde toestand kan voortduren of ernstiger worden wanneer een onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod wordt geconstateerd en deze onevenwichtigheid dreigt te zullen aanhouden in het licht van de vermoedelijke ontwikkeling van de produktie en van de marktprijzen.
  • 4. 
    De markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord ten gevolge van de in de vorige leden bedoelde toestand wanneer het prijsniveau in de internationale handel dermate hoog is dat de invoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de Gemeenschap kan worden belemmerd of deze produkten daardoor de Gemeenschap kunnen verlaten, zodat de stabiliteit van de markt of de continue voorziening in het gedrang komt.
  • 5. 
    Wanneer aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan, kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:
  • toepassing van een uitvoerheffing; bovendien kan voor een bijzondere uitvoerheffing een openbare inschrijving ten aanzien van een bepaalde hoeveelheid plaatsvinden,
  • vaststelling van een termijn voor de afgifte van de uitvoercertificaten,
  • gehele of gedeeltelijke schorsing van de uitvoercertificaten,
  • gehele of gedeeltelijke afwijzing van de in behandeling zijnde verzoeken om een uitvoercertificaat.

Over de intrekking van deze maatregelen wordt uiterlijk besloten wanneer wordt geconstateerd dat gedurende drie opeenvolgende weken niet meer aan de voorwaarde van lid 2 wordt voldaan.

  • 6. 
    Bij de vaststelling van de uitvoerheffing voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten wordt rekening gehouden met de volgende factoren:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van rijst op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen voor rijst en verwerkte rijstprodukten op de wereldmarkt;
  • b) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van de voorziening en het handelsverkeer op deze markt;
  • c) 
    het belang om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • d) 
    het economische aspect van de uitvoer.
  • 7. 
    Voor de vaststelling van de uitvoerheffing voor de in artikel 1, lid 1, onder c), vermelde produkten gelden de in lid 6 genoemde factoren. Afgezien daarvan, wordt ook rekening gehouden met de volgende specifieke factoren:
  • a) 
    de prijzen voor breukrijst op de verschillende markten van de Gemeenschap;
  • b) 
    de hoeveelheid breukrijst die nodig is voor de vervaardiging van de betreffende produkten en eventueel de waarden van de bijprodukten;
  • c) 
    de afzetmogelijkheden en -voorwaarden voor de betrokken produkten op de wereldmarkt.
  • 8. 
    Wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke omstandigheden op bepaalde markten dit vereisen, kan de uitvoerheffing worden gedifferentieerd.
  • 9. 
    De toe te passen uitvoerheffing is die welke geldt op de dag van uitvoer. De op de dag van indiening van de aanvraag van het certificaat geldende heffing wordt echter - op verzoek van de belanghebbende, dat gelijktijdig met de aanvraag om een certificaat wordt ingediend - toegepast op een tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat plaatsvindende uitvoer.
  • 10. 
    Op uitvoer in het kader van voedselhulp krachtens artikel 25 worden geen heffingen toegepast.
  • 11. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Volgens dezelfde procedure en voor elk van de produkten:

  • wordt een besluit genomen over de in lid 5 beoogde maatregelen en over de afschaffing van de maatregelen als bedoeld in het tweede en het derde streepje van dat lid,
  • wordt de uitvoerheffing periodiek vastgesteld.

Zo nodig kan de Commissie de uitvoerheffing instellen of wijzigen.

  • 12. 
    In dringende omstandigheden kan de Commissie de in lid 5, derde en vierde streepje, bedoelde maatregelen nemen. Zij stelt de Lid-Staten in kennis van haar besluit en maakt dit bekend via aanplakking op haar plaats van vestiging. Dit besluit brengt met zich, dat de getroffen maatregelen voor de betrokken produkten gelden vanaf de daarvoor vermelde dag die na de kennisgeving valt. Het besluit met betrekking tot de in lid 5, derde streepje, bedoelde maatregelen is ten hoogste gedurende zeven dagen van toepassing.

Artikel 18

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen die Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 1423/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 20)

Artikel 3 wordt geschrapt.

III. Verordening (EEG) nr. 1428/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 30)

Verordening (EEG) nr. 1431/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 36)

Verordening (EEG) nr. 1432/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 39)

Verordening (EEG) nr. 1433/76 (PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 42)

Verordening (EEG) nr. 1263/78 (PB nr. L 156 van 14. 6. 1978, blz. 14)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE III

GEDROOGDE VOEDERGEWASSEN

Verordening (EEG) nr. 1117/78 (PB nr. L 142 van 30. 5. 1978, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3496/93 (PB nr. L 319 van 21. 12. 1993, blz. 17)

  • 1. 
    In titel II wordt vóór artikel 7 het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 6 bis

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.".

  • 2. 
    Artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.".
  • 3. 
    Artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

BIJLAGE IV

SUIKER

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 1785/81 (PB nr. L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 133/94 (PB nr. L 22 van 27. 1. 1994, blz. 7)
  • 1. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Regeling voor het handelsverkeer met derde landen

Artikel 13

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, onder a), b), c), d), f), g) en h), bedoelde produkten moet een in- of uitvoercertificaat worden overgelegd.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 16 en 17, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De procedure van artikel 41 wordt toegepast voor:
  • a) 
    eventuele uitbreiding van de in dit artikel vastgestelde regeling tot de in artikel 1, lid 1, onder e), genoemde produkten en
  • b) 
    vaststelling van de geldigheidsduur van de certificaten en de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel, waarbij met name een termijn voor de afgifte van de certificaten kan worden bepaald.

Artikel 14

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kan de Commissie met het oog op een adequate voorziening van de markt van de Gemeenschap met de produkten bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) (ruwe suiker bestemd voor raffinage van de GN-codes 1701 11 10 en 1701 12 10) en onder c) (melasse), door invoer daarvan uit derde landen, volgens de procedure van artikel 41 de toepassing van de invoerrechten voor deze produkten geheel of gedeeltelijk schorsen en de bepalingen inzake deze schorsing vaststellen.

Deze schorsing kan worden toegepast zolang de wereldmarktprijs, vermeerderd met het invoerrecht als vermeld in het gemeenschappelijk douanetarief:

  • in het geval van ruwe suiker de interventieprijs voor dit produkt overschrijdt;
  • in het geval van melasse meer bedraagt dan de prijs van melasse die voor het betreffende verkoopseizoen als basis gediend heeft voor de vaststelling, krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 2, van de ontvangsten uit de verkoop van melasse.

Artikel 15

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwprodukten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief voorgeschreven recht een aanvullend invoerrecht toegepast volgens de bepalingen van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd op basis van de voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de markt van invoer in de Gemeenschap van dit produkt representatieve prijzen.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 41. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 15 bis

Voor melasse gelden:

  • de in artikel 14, lid 2, bedoelde prijs op de wereldmarkt en
  • de in artikel 15, lid 3, bedoelde representatieve prijs

voor een standaardkwaliteit.

De standaardkwaliteit kan worden bepaald volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 16

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 17

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), c) en d), bedoelde produkten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage I opgenomen goederen op basis van de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor de in hetzelfde lid, onder a) en c), bedoelde produkten mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

De restitutie voor ruwe suiker mag niet hoger zijn dan die voor witte suiker.

  • 2. 
    Er kan een restitutie worden vastgesteld voor uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder f), g) en h), genoemde produkten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage I opgenomen produkten.

De restitutie wordt vastgesteld per 100 kg droge stof, rekening houdende met:

  • a) 
    de restitutie bij uitvoer van de produkten van onderverdeling 1702 30 91 van de gecombineerde nomenclatuur,
  • b) 
    de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder d), genoemde produkten,
  • c) 
    de economische aspecten van de betrokken uitvoer.
  • 3. 
    De restitutie voor de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de vorm van in bijlage I opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die produkten in ongewijzigde staat.
  • 4. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 5. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41. Zij kunnen:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    via inschrijving worden vastgesteld, voor de produkten waarvoor deze procedure voorheen bestond.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie tussentijds worden gewijzigd op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief.

Aanbiedingen met het oog op openbare inschrijvingen worden slechts dan in aanmerking genomen wanneer een waarborg is gesteld. Behalve in geval van overmacht wordt de waarborg geheel of gedeeltelijk verbeurd wanneer de aan de deelnemers aan de openbare inschrijving opgelegde verplichtingen niet of slechts gedeeltelijk zijn nagekomen.

Het bepaalde in de artikelen 17 bis, 17 ter en 17 quater met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, onder a), c) en d), bedoelde niet-gedenatureerde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is aanvullend van toepassing.

  • 6. 
    Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisprodukten uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte produkten naar derde landen en het gebruik van tot het veredelingsverkeer toegelaten produkten uit deze landen.
  • 7. 
    Voor de in artikel 1 genoemde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van een desbetreffend uitvoercertificaat.
  • 8. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 9. 
    De bepalingen van de leden 5 en 6 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 van toepassing worden verklaard voor de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage I opgenomen goederen.
  • 10. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 41 van de bepalingen in de leden 5 en 6 worden afgeweken.
  • 11. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd en
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie de op het certificaat aangegeven bestemming, of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt, onverminderd lid 6, onder b). Van deze regel kan echter volgens de procedure van artikel 41 worden afgeweken, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

Volgens de procedure van artikel 41 kunnen aanvullende bepalingen worden vastgesteld.

  • 12. 
    Voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde niet-gedenatureerde produkten die als zodanig worden uitgevoerd, wordt slechts een restitutie toegekend als deze produkten, naar gelang van het geval:
  • a) 
    zijn verkregen uit in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of in de Gemeenschap geoogst suikerriet,
  • b) 
    in de Gemeenschap zijn ingevoerd krachtens artikel 33,
  • c) 
    zijn verkregen uit een van de krachtens de onder b) bedoelde bepalingen ingevoerde produkten.
  • 13. 
    Geen restitutie wordt toegekend voor de uitvoer in ongewijzigde staat van de niet-gedenatureerde produkten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c) en d), die niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of die niet zijn verkregen uit suiker welke krachtens de in lid 8 ter, onder b), bedoelde bepalingen in de Gemeenschap is ingevoerd of uit de in lid 8 ter, onder c), bedoelde produkten.
  • 14. 
    Het in acht nemen van de volumegrenzen die voortvloeien uit de in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gewaarborgd door middel van uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de daarin genoemde referentieperiodes voor de betrokken produkten.
  • 15. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, alsmede de wijzigingen van bijlage I, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 41. De uitvoeringsbepalingen betreffende de toepassing van lid 6 voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen worden uitgevoerd, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 17 bis

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de vaststelling van de restituties voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde niet-gedenatureerde, in ongewijzigde staat uitgevoerde produkten.
  • 2. 
    In geval van periodieke vaststelling voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde produkten:
  • a) 
    worden de restituties om de twee weken vastgesteld.

Deze vaststelling kan evenwel volgens de procedure van artikel 41 worden opgeschort wanneer wordt geconstateerd dat er in de Gemeenschap geen op basis van de wereldmarktprijzen uit te voeren suikeroverschotten zijn. In dat geval wordt geen restitutie toegekend;

  • b) 
    wordt bij de vaststelling van de restitutie rekening gehouden met de toestand op de markt van de Gemeenschap en op de wereldmarkt voor suiker en met name met de volgende factoren:
  • de in het gebied van de Gemeenschap met het grootste overschot geldende interventieprijs voor witte suiker of de interventieprijs voor ruwe suiker welke geldt in het voor de uitvoer van dit produkt voor de Gemeenschap representatief geachte gebied,
  • de kosten van het vervoer van de suiker van de onder a) bedoelde gebieden tot de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap,
  • de aan de afzet van suiker op de wereldmarkt verbonden commerciële kosten, evenals eventueel de overslag-, vervoer- en verpakkingskosten,
  • de voor suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen,
  • het economische aspect van de voorgenomen uitvoer.
  • 3. 
    Indien voor de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde produkten de restitutie wordt vastgesteld via openbare inschrijving,
  • a) 
    heeft de openbare inschrijving betrekking op het bedrag van de restitutie;
  • b) 
    gaan de bevoegde instanties der Lid-Staten krachtens een alle Lid-Staten bindend besluit over tot de openbare inschrijving. In dit besluit worden de voor de openbare inschrijving geldende voorwaarden vastgesteld. Deze voorwaarden moeten alle in de Gemeenschap gevestigde personen een gelijke toegang waarborgen;
  • c) 
    wordt bij de voorwaarden van de openbare inschrijving een termijn voor de indiening van de aanbiedingen vastgesteld. Binnen drie werkdagen na afloop van deze termijn wordt op basis van de binnengekomen aanbiedingen volgens de procedure van artikel 41 het maximumbedrag van de restitutie voor de desbetreffende openbare inschrijving bepaald. Voor de berekening van het maximumbedrag wordt rekening gehouden met de bevoorradings- en prijssituatie in de Gemeenschap, de prijzen en de afzetmogelijkheden op de wereldmarkt, alsmede met de kosten van de uitvoer van suiker.

Volgens dezelfde procedure kan een maximumhoeveelheid worden vastgesteld;

  • d) 
    kan, indien de uitvoer kan worden gerealiseerd met een lagere restitutie dan die waartoe inachtneming van het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt leidt, en wanneer de uitvoer plaatsheeft met een bijzondere bestemming, worden voorgeschreven dat de bevoegde instanties der Lid-Staten overgaan tot een speciale openbare inschrijving waarvan de voorwaarden het volgende inhouden:
  • die niet in de tijd beperkte mogelijkheid aanbiedingen in te dienen, zulks totdat de openbare inschrijving gesloten wordt, en
  • een maximumbedrag van de restitutie dat is berekend uitgaande van de vereisten van de bedoelde uitvoer;
  • e) 
    wordt, wanneer het in een aanbieding genoemde bedrag van de restitutie:
  • hoger is dan het vastgestelde maximumbedrag, de aanbieding door de bevoegde instanties van de Lid-Staten afgewezen,
  • niet hoger is dan het maximumbedrag, de door deze instanties vast te stellen restitutie gelijk aan de in die aanbieding genoemde restitutie.
  • 4. 
    Voor ruwe suiker:
  • a) 
    wordt de restitutie vastgesteld voor de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 431/68 omschreven standaardkwaliteit;
  • b) 
    geldt dat de volgens lid 2, onder a), vastgestelde restitutie:
  • niet meer mag bedragen dan 92 % van de voor dezelfde periode voor witte suiker vastgestelde restitutie. Deze maximumgrens geldt evenwel niet voor de restituties die voor kandijsuiker worden vastgesteld,
  • voor elke betrokken uitvoerverrichting vermenigvuldigd wordt met een correctiecoëfficiënt die verkregen wordt door de overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 431/68 bepaalde opbrengst van de uitgevoerde ruwe suiker te delen door 92;
  • c) 
    mag het in lid 3, onder c), bedoelde maximumbedrag in het kader van een openbare inschrijving niet meer bedragen dan 92 % van het overeenkomstig genoemde bepaling tegelijkertijd vastgestelde maximumbedrag voor witte suiker.

Artikel 17 ter

  • 1. 
    Voor de niet-gedenatureerde in ongewijzigde staat uitgevoerde produkten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c), wordt de restitutie elke maand vastgesteld, rekening houdend met:
  • a) 
    de melasseprijs waarvan voor het betrokken verkoopseizoen voor suiker is uitgegaan bij de bepaling van de ontvangsten uit de verkoop van melasse als bedoeld in artikel 4, lid 2;
  • b) 
    de prijzen en de afzetmogelijkheden van melasse op de markt van de Gemeenschap;
  • c) 
    de voor melasse op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen;
  • d) 
    het economische aspect van de voorgenomen uitvoer.

Deze periodieke vaststelling kan echter volgens de procedure van artikel 41 worden opgeschort wanneer wordt geconstateerd dat er in de Gemeenschap geen op basis van de wereldmarktprijzen uit te voeren melasseoverschotten zijn. In dat geval wordt geen restitutie toegekend.

  • 2. 
    In bijzondere omstandigheden kan voor bepaalde hoeveelheden en voor bepaalde gebieden van de Gemeenschap het bedrag van de restitutie worden bepaald via een openbare inschrijving. Deze openbare inschrijving heeft betrekking op het bedrag van de restitutie.

De bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staten gaan over tot de openbare inschrijving krachtens een machtiging waarin de voorwaarden voor de inschrijving zijn vastgelegd. Deze voorwaarden moeten alle in de Gemeenschap gevestigde personen een gelijke toegang waarborgen.

Artikel 17 quater 1. Voor de niet-gedenatureerde in ongewijzigde staat uitgevoerde produkten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder d), wordt maandelijks een basisbedrag van de restitutie vastgesteld.

Deze periodieke vaststelling kan echter volgens de procedure van artikel 41 worden opgeschort wanneer de periodieke vaststelling van de restitutie voor witte suiker in ongewijzigde staat wordt geschorst. In dat geval wordt geen restitutie toegekend.

  • 2. 
    Het basisbedrag van de restitutie voor de in lid 1 bedoelde produkten, met uitzondering van sorbose, is gelijk aan een honderdste van het bedrag dat wordt bepaald rekening houdend met:
  • a) 
    het verschil tussen de interventieprijs voor witte suiker die gedurende de maand waarvoor het basisbedrag wordt vastgesteld, geldt in het gebied van de Gemeenschap met het grootste overschot, en de voor witte suiker op de wereldmarkt geconstateerde noteringen of prijzen;
  • b) 
    de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen:
  • het gebruik van de grondstoffen uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte produkten naar derde landen en
  • het gebruik van de tot het veredelingsverkeer toegelaten produkten uit deze landen.
  • 3. 
    In het geval van sorbose is het basisbedrag van de restitutie gelijk aan het basisbedrag van de restitutie, verminderd met één honderdste van de restitutie bij de produktie die overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1010/86 geldt voor de in bijlage I van die verordening vermelde produkten.
  • 4. 
    De toepassing van het basisbedrag van de restitutie kan worden beperkt tot bepaalde van de in artikel 1, lid 1, onder d), genoemde produkten.

Artikel 18

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag:
  • de in artikel 1, lid 1, onder a) en d), bedoelde produkten en
  • in bijzondere gevallen de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van in bijlage I bedoelde goederen,

geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 19

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • a) 
    de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • b) 
    de toepassing van enige kwantitatieve beperking van de invoer of maatregel van gelijke werking.

Artikel 20

  • 1. 
    Wanneer de prijs voor suiker op de wereldmarkt de interventieprijs overschrijdt, kan tot de toepassing van een heffing bij uitvoer van de betrokken suiker worden besloten. De toepassing van de heffing is verplicht wanneer de cif-prijs voor witte suiker of voor ruwe suiker hoger is dan de interventieprijs, vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan de som van 10 % van de interventieprijs en de bijdrage in de opslagkosten die tijdens het betreffende verkoopseizoen van toepassing is.

De uitvoerheffing kan bij openbare inschrijving worden vastgesteld. Behalve in geval van openbare inschrijving is de te innen heffing die welke geldt op de dag van uitvoer.

  • 2. 
    Wanneer de cif-prijs voor witte suiker of voor ruwe suiker hoger is dan de interventieprijs vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan de som van 10 % van de interventieprijs en de bijdrage in de opslagkosten die tijdens het betreffende verkoopseizoen van toepassing is, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, besluiten bij de invoer van het betreffende produkt een subsidie toe te kennen.

Indien wordt geconstateerd dat:

  • a) 
    de voorziening van de Gemeenschap of
  • b) 
    de voorziening van een belangrijk consumptiegebied van de Gemeenschap

op basis van de beschikbare communautaire hoeveelheden niet meer verzekerd is, beslist de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, over de toekenning en de toepassingsvoorwaarden van deze invoersubsidie. Deze voorwaarden hebben inzonderheid betrekking op de hoeveelheid witte of ruwe suiker waarvoor de subsidie geldt, op de periode gedurende welke zij geldt, en, in voorkomend geval, op de invoergebieden.

  • 3. 
    Volgens de procedure van artikel 41 worden vastgesteld:
  • a) 
    de in de leden 1 en 2 bedoelde cif-prijzen;
  • b) 
    de overige uitvoeringsbepalingen van dit artikel.

Voor de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d), f), g) en h), bedoelde produkten kunnen volgens de procedure van artikel 41 bepalingen worden vastgesteld die overeenkomen met die van de leden 1 en 2.

  • 4. 
    De uit de toepassing van dit artikel voortvloeiende bedragen worden vastgesteld door de Commissie. De bij inschrijving vastgestelde heffingen bij uitvoer evenwel worden bepaald volgens de procedure van artikel 41.

Artikel 21

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of de uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende beschermende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2) 
    Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    de laatste zin van lid 1 wordt vervangen door:
  • b) 
    "De artikelen 8, 9, 17 en 20 zijn niet van toepassing op deze suiker en de artikelen 9, 17 en 20 zijn niet van toepassing op de isoglucose en inulinestroop.";
  • b) 
    in lid 2 wordt "artikel 18" vervangen door "artikel 20".
  • 3. 
    Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
  • a) 
    lid 1 wordt vervangen door:

"1. Bij invoer van preferentiële suiker is geen invoerrecht van toepassing.";

  • b) 
    in lid 2 wordt "in artikel 21, lid 2, bedoelde" vervangen door "in artikel 19, lid 2, bedoelde".

II. Verordening (EEG) nr. 431/68 (PB nr. L 89 van 10. 4. 1968, blz. 3)

Artikel 2 wordt geschrapt.

III. Verordening (EEG) nr. 766/68 (PB nr. L 143 van 25. 6. 1968, blz. 6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1489/76 (PB nr. L 167 van 26. 6. 1976, blz. 13)

Verordening (EEG) nr. 770/68 (PB nr. L 143 van 25. 6. 1968, blz. 16)

Verordening (EEG) nr. 226/72 (PB nr. L 28 van 1. 2. 1972, blz. 3)

Verordening (EEG) nr. 608/72 (PB nr. L 75 van 28. 3. 1972, blz. 5)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE V

OLIËN EN VETTEN

  • I. 
    Verordening nr. 136/66/EEG (PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3179/93 (PB nr. L 285 van 20. 11. 1993, blz. 9).
  • 1. 
    Titel I wordt vervangen door:

"TITEL I

Regeling van het handelsverkeer

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 2, onder c), genoemde produkten en van de produkten van de GN-codes 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39 moet een invoercertificaat worden overgelegd.

Voor de uitvoer van olijfolie uit de Gemeenschap moet een uitvoercertificaat worden overgelegd.

Voor de uitvoer van andere in artikel 1, lid 2, vermelde produkten uit de Gemeenschap kan een uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van artikel 3, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van de certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 2 bis

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 2 ter

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 2, onder c), d) en e), bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de bepalingen van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor dat produkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 38. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 3

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer mogelijk te maken van olijfolie en van in de Gemeenschap geoogst kool- en raapzaad op basis van de noteringen of de prijzen van deze produkten op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die volgens artikel 228 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen van de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk en met inachtneming van de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap gebruikt kunnen worden, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.
  • 3. 
    De restitutie is voor de hele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken. Voor olijfolie kan de restitutie bovendien op verschillende niveaus worden vastgesteld, naar gelang van de kwaliteit en de aanbiedingsvorm, wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38. Voor olijfolie kunnen zij met name:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    via openbare inschrijving worden vastgesteld, indien de marktsituatie zulks rechtvaardigt. Voor olijfolie kan de inschrijving worden beperkt tot bepaalde landen van bestemming, bepaalde hoeveelheden, kwaliteiten en aanbiedingsvormen.

Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving wordt het bedrag van de restitutie ten minste eenmaal per maand vastgesteld. Zo nodig kunnen de restituties door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op haar eigen initiatief tussentijds worden gewijzigd.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties voor olijfolie worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van olijfolie op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen van olijfolie op de wereldmarkt;
  • b) 
    de limieten die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Indien echter door de situatie op de wereldmarkt de gunstigste noteringen voor olijfolie niet kunnen worden vastgesteld, kan rekening worden gehouden met de op die markt geldende prijs van de belangrijkste concurrerende plantaardige oliën en met het verschil dat tijdens een representatieve periode wordt geconstateerd tussen deze prijs en die van olijfolie.

Het bedrag van de restitutie mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de prijs voor olijfolie in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt, eventueel aangepast om rekening te houden met de kosten voor uitvoer van de produkten naar laatstgenoemde markt.

  • 5. 
    Bij de vaststelling van de restituties voor kool- en raapzaad worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de prijzen die in de Gemeenschap op de representatieve markten voor verwerking en uitvoer worden gehanteerd, alsmede de in de Gemeenschap geldende marktprijzen voor kool- en raapzaad en de vooruitzichten met betrekking tot de ontwikkeling van die prijzen;
  • b) 
    de situatie in de Gemeenschap en de beschikbaarheid van die produkten ten opzichte van de vraag;
  • c) 
    de gunstigste noteringen op de verschillende markten van de invoerende derde landen;
  • d) 
    de kosten voor de aanvoer naar de wereldmarkt;
  • e) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer;
  • f) 
    de limieten die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het verdrag gesloten overeenkomsten.
  • 6. 
    De restitutie wordt uitsluitend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat toegekend.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van olijfolie en van kool- en raapzaad is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    Voor olijfolie en kool- en raapzaad waarvoor in het kader van voedselhulpacties restituties worden verleend, kan volgens de procedure van artikel 38 worden afgeweken van de leden 6 en 7.
  • 9. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat betreft de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, wordt de geldigheid van de uitvoercertificaten niet beïnvloed door het einde van een referentieperiode.
  • 10. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet gebruikte uitvoerbare hoeveelheden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.

Artikel 3 bis 1. De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 3 ter

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Jaarlijks worden voor de Gemeenschap een produktierichtprijs, een interventieprijs en een representatieve marktprijs voor olijfolie vastgesteld.

Wanneer er evenwel in de loop van het verkoopseizoen in de factoren die bij de vaststelling van de representatieve marktprijs voor olijfolie in aanmerking zijn genomen, een wijziging optreedt die, aan de hand van volgens de procedure van artikel 38 vast te stellen criteria, als aanzienlijk zijnde kan worden beschouwd, wordt volgens dezelfde procedure besloten om de representatieve marktprijs in de loop van het verkoopseizoen te wijzigen.

In dat geval kunnen volgens dezelfde procedure de consumptiesteun en de op die steun in te houden percentages bedoeld in artikel 11, leden 5 en 6, worden aangepast.".

  • 3. 
    De artikelen 9, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 worden geschrapt.
  • 4. 
    Artikel 20 wordt vervangen door:

"Artikel 20

  • 1. 
    Bij uitvoer van olijfolie naar derde landen kan, wanneer de prijsnoteringen op de wereldmarkt hoger zijn dan de prijs in de Gemeenschap, een heffing worden toegepast om het verschil tussen deze prijzen te overbruggen.
  • 2. 
    Bij niet-geraffineerde olijfolie mag de heffing niet hoger zijn dan de cif-prijs van olijfolie, verminderd met de krachtens de artikelen 4 en 6 vastgestelde representatieve marktprijs. De cif-prijs wordt bepaald uitgaande van de gunstigste aankoopmogelijkheden op de wereldmarkt; de noteringen worden aangepast aan de eventuele verschillen ten opzichte van de benaming of de kwaliteit van de betrokken produkten.

Bij geraffineerde olijfolie mag de heffing niet hoger zijn dan de in de vorige alinea bedoelde cif-prijs, verminderd met de representatieve marktprijs; afhankelijk van het geval, wordt op het verschil een coëfficiënt van 111 toegepast, die de hoeveelheid bij de eerste persing verkregen olijfolie weergeeft welke nodig is voor de produktie van 100 kg geraffineerde olijfolie, dan wel een coëfficiënt van 149 die de hoeveelheid olie van afvallen van ruwe olijfolie weergeeft welke nodig is voor de produktie van 100 kg olie van afvallen van geraffineerde olijfolie.

  • 3. 
    De uitvoerheffing wordt vastgesteld door de Commissie.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.".
  • 5. 
    Artikel 20 bis wordt vervangen door:

"Artikel 20 bis

  • 1. 
    Voor olijfolie die wordt gebruikt voor de vervaardiging van conserven van vis van GN-code 1604, met uitzondering van GN-code 1604 30, alsmede van conserven van schaal- en weekdieren van GN-code 1605 en conserven van groenten van de GN-codes 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005, geldt een regeling inzake restitutie bij de produktie.
  • 2. 
    De restitutie wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de prijzen op de wereldmarkt en die op de markt van de Gemeenschap. Daartoe wordt rekening gehouden met:
  • de invoerbelasting voor olijfolie van GN-code 1509 90 00 tijdens een referentieperiode;
  • de factoren die in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van de uitvoerrestituties voor olijfolie van GN-Code 1509 90 00 tijdens een referentieperiode.

Wanneer de voor de vervaardiging van conserven gebruikte olijfolie in de Gemeenschap is voortgebracht, is de restitutie echter gelijk aan het in de vorige alinea bedoelde bedrag, vermeerderd met een bedrag dat gelijk is aan de consumptiesteun op de dag waarop de restitutie van toepassing wordt.

  • 3. 
    De eerder vastgestelde restitutie wordt gehandhaafd wanneer het verschil tussen deze en de nieuwe restitutie een nog nader te bepalen bedrag niet overschrijdt.
  • 4. 
    Bij een aanzienlijke wijziging van de representatieve marktprijs aan het begin van de geldigheidsperiode van de restitutie, kan voor de vaststelling van de restitutie eveneens rekening worden gehouden met het verschil tussen de nieuwe representatieve prijs en die welke eerder gold.
  • 5. 
    Het recht op restitutie ontstaat op het moment dat de olie voor vervaardiging van conserven wordt gebruikt. Via een controleregeling zorgen de Lid-Staten ervoor dat de restitutie uitsluitend wordt toegekend voor olijfolie die voor de vervaardiging van de in lid 1 bedoelde conserven wordt gebruikt.
  • 6. 
    De produktierestitutie wordt om de twee maanden door de Commissie vastgesteld.
  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inzonderheid die met betrekking tot de in lid 4 bedoelde controleregeling, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.".
  • 6. 
    De artikelen 20 ter en 28 worden geschrapt.

II. Verordening nr. 142/67/EEG (PB nr. 125 van 26. 6. 1967, blz. 2461/67), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2429/72 (PB nr. L 264 van 23. 11. 1972, blz. 1)

Verordening nr. 143/67/EEG (PB nr. L 125 van 26. 6. 1967, blz. 2463/67), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2077/71 (PB nr. L 220 van 30. 9. 1971, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 19/69 (PB nr. L 3 van 7. 1. 1969, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2429/72 (PB nr. L 264 van 23. 11. 1972, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 2596/69 (PB nr. L 324 van 27. 12. 1969, blz. 12)

Verordening (EEG) nr. 1076/71 (PB nr. L 116 van 28. 5. 1971, blz. 2)

Verordening (EEG) nr. 443/72 (PB nr. L 54 van 3. 3. 1972, blz. 3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2560/77 (PB nr. L 303 van 28. 11. 1977, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 1569/72 (PB nr. L 167 van 25. 7. 1972, blz. 9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2206/90 (PB nr. L 201 van 31. 7. 1990, blz. 11)

Verordening (EEG) nr. 2751/78 (PB nr. L 331 van 28. 11. 1978, blz. 5)

Verordening (EEG) nr. 591/79 (PB nr. L 78 van 30. 3. 1979, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2903/89 (PB nr. L 280 van 29. 9. 1989, blz. 3)

Verordening (EEG) nr. 1594/83 (PB nr. L 163 van 22. 6. 1983, blz. 44), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1321/90 (PB nr. L 132 van 23. 5. 1990, blz. 15)

Verordening (EEG) nr. 1491/85 (PB nr. L 151 van 10. 6. 1985, blz. 15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1724/91 (PB nr. L 162 van 26. 6. 1991, blz. 35)

Verordening (EEG) nr. 2194/85 (PB nr. L 204 van 2. 8. 1985, blz. 7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1725/91 (PB nr. L 162 van 26. 6. 1991, blz. 37)

Verordening (EEG) nr. 1650/86 (PB nr. L 145 van 30. 5. 1986, blz. 8)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE VI

VLAS EN HENNEP

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 1308/70 (PB nr. L 146 van 4. 7. 1970, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1557/93 (PB nr. L 154 van 25. 6. 1993, blz. 26)

De artikelen 7 en 8 worden vervangen door:

"Artikel 7

Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 8

  • 1. 
    Dit artikel geldt onverminderd strengere bepalingen van de Lid-Staten.
  • 2. 
    Uit derde landen afkomstige ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 mag slechts worden ingevoerd als het produkt voldoet aan de in artikel 4, lid 1, bedoelde voorwaarden en indien het bewijs wordt geleverd dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 4.
  • 3. 
    Uit derde landen mag alleen zaaizaad worden ingevoerd van henneprassen van GN-code 1207 99 10 die de in artikel 4, lid 1, bedoelde waarborgen bieden en die voorkomen op de nog op te stellen lijst. Deze lijst wordt opgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 4.
  • 4. 
    Alle invoer in de Gemeenschap van de in de leden 2 en 3 bedoelde produkten is onderworpen aan controle, op grond waarvan kan worden nagegaan of aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Wanneer dit laatste het geval is, geeft de Lid-Staat van invoer een certificaat van overeenstemming af.

  • 5. 
    De vergunning tot invoer van hennepzaad van GN-code 1207 99 91 wordt alleen verleend aan:
  • onderzoekinstituten of -organisaties,
  • natuurlijke of rechtspersonen die een voldoende activiteit in de betrokken sector kunnen aantonen.
  • 6. 
    Voor de invoer van het in lid 5 bedoelde zaad door de in het tweede streepje van dat lid bedoelde personen geldt een controleregeling die van toepassing is totdat het zaad een andere bestemming dan inzaaiing heeft gekregen.
  • 7. 
    Voordat de betreffende bepalingen worden toegepast, delen de Lid-Staten de Commissie de bepalingen mee die zijn vastgesteld voor de uitoefening van de in lid 6 bedoelde controle. Indien met deze bepalingen de beoogde controle niet doeltreffend kan worden uitgeoefend, wordt volgens de procedure van artikel 12 bepaald welke wijzigingen de betrokken Lid-Staat in die bepalingen moet aanbrengen.
  • 8. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit lid worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12.

Artikel 8 bis

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast overeenkomstig de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 1430/82 (PB nr. L 162 van 16. 2. 1982, blz. 27), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2058/84 (PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 5)

Artikel 2 wordt geschrapt.

III. Verordening (EEG) nr. 2059/84 (PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 6)

De artikelen 2, 3 en 4 worden geschrapt.

IV. Verordening (EEG) nr. 1054/72 (PB nr. L 120 van 25. 5. 1972, blz. 1)

Bovengenoemde verordening wordt ingetrokken.

BIJLAGE VII

MELK EN ZUIVELPRODUKTEN

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 804/68 (PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2807/94 (PB nr. L 298 van 19. 11. 1994, blz. 1)

1.Artikel 4 wordt geschrapt.

  • 2. 
    Titel III wordt vervangen door:

"TITEL III

Regeling van het handelsverkeer met derde landen

Artikel 13

  • 1. 
    Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten moet een invoercertificaat worden overgelegd. Voor alle uitvoer van deze produkten uit de Gemeenschap kan een uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.
  • 2. 
    Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 16 en 17, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het certificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; behoudens in geval van overmacht wordt deze zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 3. 
    Volgens de procedure van artikel 30 worden vastgesteld:
  • a) 
    de lijst van de produkten waarvoor uitvoercertificaten worden geëist,
  • b) 
    de geldigheidsduur van de certificaten en
  • c) 
    de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel.

Artikel 14

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 15

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 30. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 16

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden of door een combinatie van deze methoden, namelijk:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    Bij de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, zulks onverminderd de rechten uit hoofde van de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd, en
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 17

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten, in ongewijzigde staat of in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen wanneer het de in artikel 1, onder a), b), c), d), e) en g), bedoelde produkten betreft, op basis van de prijzen van deze produkten in de internationale handel mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en die in de Gemeenschap door een restitutie bij uitvoer worden overbrugd.

De restitutie voor uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die produkten in ongewijzigde staat.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie in de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30. Zij kunnen:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    via inschrijving worden vastgesteld, voor de produkten waarvoor deze procedure voorheen bedoeld was.

Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving, worden de lijst van produkten waarvoor een restitutie wordt toegekend, en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per vier weken vastgesteld. Het bedrag van de restituties kan echter gedurende meer dan vier weken op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op eigen initiatief worden gewijzigd. Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen kan er evenwel volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 een andere vaststellingsfrequentie worden bepaald.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van melk en zuivelprodukten op de markt van de Gemeenschap;
  • de prijzen van melk en zuivelprodukten in de internationale handel;
  • b) 
    de gunstigste afzetkosten en vervoerkosten vanaf de markten van de Gemeenschap tot de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, alsmede de aanvoerkosten tot de landen van bestemming;
  • c) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van deze markten en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;
  • e) 
    het belang om verstoring van de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • f) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer.

Er wordt met name ook rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot het veredelingsverkeer toegelaten produkten uit deze landen.

  • 5. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, worden:
  • a) 
    de in lid 1 bedoelde prijzen in de Gemeenschap vastgesteld rekening houdend met de gehanteerde prijzen die het gunstigst blijken met het oog op uitvoer,
  • b) 
    de in lid 1 bedoelde prijzen in de internationale handel vastgesteld op basis van met name:
  • a) 
    de prijzen op de markten van derde landen;
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer van produkten van oorsprong uit derde landen in de derde landen van bestemming;
  • c) 
    de in de uitvoerende derde landen geconstateerde produktieprijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de door deze landen toegekende subsidies;
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    Voor de in lid 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    De bepalingen van de leden 6 en 7 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 worden uitgebreid tot de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen.
  • 9. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 30 van de bepalingen van de leden 6 en 7 worden afgeweken.
  • 10. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behalve bij toepassing van lid 11,
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 7, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van lid 30, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 11. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt hetzelfde is als het van tevoren ingevoerde produkt en
  • bij de invoer van dit produkt alle invoerheffingen zijn geïnd.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geïnde recht, indien dit gelijk is aan of lager is dan de geldende restitutie; indien het bij invoer geïnde recht hoger is dan de geldende restitutie, is de restitutie gelijk aan laatstgenoemde restitutie.

  • 12. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen worden uitgevoerd, gelden de leden 10 en 11 uitsluitend voor de goederen van de volgende GN-codes:
  • 1806 90 60 tot 1806 90 90 (bepaalde cacao bevattende produkten),
  • 1901 (bepaalde bereidingen voor menselijke consumptie van meel, enz.),
  • 2106 90 99 (bepaalde niet elders genoemde produkten voor menselijke consumptie),

met een hoog gehalte aan zuivelcomponenten.

  • 13. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat betreft het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde tot stand gekomen overeenkomsten, laat het aflopen van een referentieperiode de geldigheid van de uitvoercertificaten onverlet.
  • 14. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30. De bepalingen betreffende de uitvoering van de leden 8, 10, 11 en 12 worden, voor de in lid 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in de bijlage opgenomen goederen, vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 18

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector melk en zuivelprodukten kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in artikel 1 bedoelde produkten en van in de bijlage bedoelde goederen, geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 19

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 20

  • 1. 
    Wanneer voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten de prijs franco grens het niveau van de communautaire prijzen gevoelig overschrijdt, deze toestand kan voortduren en hierdoor de markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, kunnen de in lid 5 bedoelde maatregelen worden getroffen.
  • 2. 
    Van een gevoelige overschrijding in de zin van lid 1 is sprake wanneer de prijs franco grens de voor het betrokken produkt vastgestelde interventieprijs, verhoogd met 15 %, overschrijdt of, voor produkten waarvoor geen interventieprijs bestaat, een van de interventieprijs afgeleide prijs, vast te stellen volgens de procedure van artikel 30 en rekening houdend met de aard en de samenstelling van het betrokken produkt, overschrijdt.
  • 3. 
    De gevoelige overschrijding van het prijzenniveau door de prijs franco grens kan voortduren indien er een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod bestaat en dit gebrek aan evenwicht dreigt voort te duren, gelet op de te verwachten ontwikkeling van de produktie en de marktprijzen.
  • 4. 
    De markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord ten gevolge van de in dit artikel bedoelde situatie, wanneer het hoge prijsniveau in de internationale handel:
  • de invoer in de Gemeenschap van zuivelprodukten belemmert of
  • ertoe leidt dat zuivelprodukten de Gemeenschap verlaten,

zodat de voorziening van de Gemeenschap met zuivelprodukten niet langer kan worden gegarandeerd of dreigt niet langer te kunnen worden gegarandeerd.

  • 5. 
    Indien aan de in de vorige leden bedoelde voorwaarden is voldaan, kan volgens de procedure van artikel 30 besloten worden de invoerrechten en/of de inning van de uitvoerrechten geheel of gedeeltelijk op te schorten. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden indien nodig vastgesteld volgens dezelfde procedure.

Artikel 21

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 876/68 (PB nr. L 155 van 3. 7. 1968, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1344/86 (PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 36)

Verordening (EEG) nr. 2115/71 (PB nr. L 222 van 2. 10. 1971, blz. 5)

Verordening (EEG) nr. 2180/71 (PB nr. L 231 van 14. 10. 1971, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 1603/74 (PB nr. L 172 van 27. 6. 1974, blz. 9)

Verordening (EEG) nr. 2915/79 (PB nr. L 329 van 24. 12. 1979, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3798/91 (PB nr. L 357 van 28. 12. 1991, blz. 3)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE VIII

RUNDVLEES

  • 1. 
    Verordening (EEG) nr. 805/68 (PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1884/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 27)
  • 1. 
    Artikel 3 wordt geschrapt.
  • 2. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Regeling voor het handelsverkeer met derde landen

Artikel 9

  • 1. 
    Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde produkten moet een invoercertificaat worden overgelegd.

Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde produkten en voor alle uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 12 en 13, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van de certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Artikel 10

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 11

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwprodukten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief bedoelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, behalve wanneer de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 30. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 12

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Met betrekking tot het invoercontingent van 50 000 ton voor verwerking bestemd bevroren vlees van de GN-codes 0202 20 30, 0202 30, en 0206 29 91, dient de Commissie vóór december van elk jaar een verslag over de balans in. De Raad kan op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat dit contingent geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op even grote hoeveelheden kwaliteitsvlees, waarbij een omrekeningscoëfficiënt van 4,375 wordt toegepast.

  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, waar dat passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die eventueel in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, zulks onverminderd de rechten uit hoofde van de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten op basis van de noteringen of de prijzen van die produkten op de wereldmarkt mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Zij kunnen:

  • a) 
    periodiek worden vastgesteld,
  • b) 
    ter aanvulling en voor beperkte hoeveelheden, via inschrijving worden vastgesteld voor produkten waarvoor deze procedure passend lijkt.

Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving worden de lijst van produkten waarvoor een uitvoerrestitutie wordt toegekend en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per drie maanden vastgesteld. Het bedrag van de restituties kan echter gedurende meer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op eigen initiatief worden gewijzigd.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van de produkten van de sector rundvlees op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen van de produkten van de sector rundvlees op de wereldmarkt;
  • b) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, zijnde het verzekeren van een evenwichtige situatie en een natuurlijke ontwikkeling van de prijzen en het handelsverkeer op deze markten;
  • c) 
    de limieten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;
  • d) 
    de noodzaak om storingen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • e) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name ook rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot de regeling actief veredelingsverkeer toegelaten grondstoffen uit deze landen.

Voorts kan voor de berekening van de restitutie voor de in de bijlage, afdelingen a), c) en d), vermelde produkten, alsmede voor de in afdeling b) onder de GN-codes 0202 20 30, 0202 20 50, 0202 20 90, 0202 30 en 0206 29 91 vermelde produkten rekening worden gehouden met de voor elk van de betrokken produkten vastgestelde forfaitaire coëfficiënten.

  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde prijzen in de Gemeenschap worden vastgesteld rekening houdend met:
  • de prijzen op de representatieve markten van de Gemeenschap,
  • de prijzen bij uitvoer.

De in lid 1 bedoelde prijzen op de wereldmarkt worden vastgesteld rekening houdend met:

  • de prijzen op de markten van derde landen,
  • de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen, in de derde landen van bestemming,
  • de bij de produktie in de uitvoerende derde landen geconstateerde prijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de door deze landen toegekende subsidies;
  • de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    De restitutie wordt uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 27 van de bepalingen in de leden 6 en 7 worden afgeweken.
  • 9. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behalve bij toepassing van lid 10, en
  • buiten de Gemeenschap zijn uitgevoerd en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 3, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 27, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 10. 
    Behoudens een afwijking waartoe besloten is volgens de procedure van artikel 27, wordt bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten geen restitutie verleend.
  • 11. 
    De naleving van de kwantitatieve maxima die het gevolg zijn van de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gewaarborgd aan de hand van de uitvoercertificaten die voor de daarin vermelde referentieperiodes voor de betreffende produkten zijn afgegeven. Wat betreft het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, laat het aflopen van een referentieperiode de geldigheid van de uitvoercertificaten onverlet.
  • 12. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector rundvlees kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de in artikel 1 bedoelde produkten geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief of passief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 15

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 16

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 3. 
    Artikel 22 bis, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast.".

II. Verordening (EEG) nr. 98/69 (PB nr. 14 van 21. 1. 1969, blz. 2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 429/77 (PB nr. L 61 van 5. 3. 1977, blz. 18)

Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

  • 1. 
    Tot afzet van de bij de interventiebureaus opgeslagen produkten kan slechts worden besloten:
  • a) 
    als de produkten bestemd zijn voor een bijzonder gebruiksdoel, of
  • b) 
    als de produkten bestemd zijn voor uitvoer, of
  • c) 
    in het geval van afzet zonder specifieke bestemming, als daaruit geen gevaar ontstaat voor een verstoring van de markt, waarbij met name rekening wordt gehouden met het niveau van de gemiddelde marktprijzen voor volwassen runderen in de Gemeenschap en in de Lid-Staten die zijn geconstateerd overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1892/87, of
  • d) 
    als de uitslag technisch noodzakelijk is.
  • 2. 
    In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen kunnen bijzondere voorwaarden worden gesteld om te waarborgen dat de produkten niet aan hun bestemming worden onttrokken en om rekening te houden met de specifieke eisen van deze verkopen.

Deze voorwaarden kunnen met name het stellen van een zekerheid omvatten als garantie dat de aangegane verplichtingen worden nagekomen; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de verplichtingen niet of slechts ten dele worden nagekomen.".

III. Verordening (EEG) nr. 885/68 (PB nr. L 156 van 4. 7. 1968, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 427/77 (PB nr. L 61 van 5. 3. 1977, blz. 16)

Verordening (EEG) nr. 1157/92 (PB nr. L 122 van 7. 5. 1992, blz. 4)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE IX

SCHAPE- EN GEITEVLEES

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 3013/89 (PB nr. L 289 van 7. 10. 1989, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1886/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 30)

Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Regeling voor de handel met derde landen

Artikel 9

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van artikel 12, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten kan afhankelijk worden gemaakt van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De lijst van produkten waarvoor uitvoercertificaten vereist zijn, de geldigheidsduur van de certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30.

Artikel 10

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 11

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, behalve wanneer deze invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 30. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 12

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 30.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de bevoorradingsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten uit hoofde van de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid en bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt, alsmede, waar zulks passend blijkt, de handhaving van de traditionele handelsstromen waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector schape- en geitevlees kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de in artikel 1 bedoelde produkten in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief of passief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 14

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking op de invoer of maatregel van gelijke werking.

Artikel 15

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 2641/80 (PB nr. L 275 van 18. 10. 1980, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3890/92 (PB nr. L 391 van 31. 12. 1992, blz. 51)

Verordening (EEG) nr. 2642/80 (PB nr. L 275 van 18. 10. 1980, blz. 4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3939/87 (PB nr. L 373 van 31. 12. 1987, blz. 1)

Verordening (EEG) nr. 3643/85 (PB nr. L 348 van 24. 12. 1985, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3890/92 (PB nr. L 391 van 31. 12. 1992, blz. 51)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE X

VARKENSVLEES

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 2759/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1249/89 (PB nr. L 129 van 11. 5. 1989, blz. 12)
  • 1. 
    In artikel 4, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

"Bij de vaststelling van de basisprijs wordt met name rekening gehouden met de noodzaak deze prijs vast te stellen op een zodanig peil dat hij bijdraagt tot de stabilisatie van de marktprijzen en niet leidt tot het ontstaan van structurele overschotten in de Gemeenschap.".

  • 2. 
    In artikel 5 wordt de tekst van lid 2 vervangen door:

"Voor andere produkten van een standaardkwaliteit dan geslachte varkens worden de aankoopprijzen afgeleid van de aankoopprijs voor geslachte varkens, door toepassing van de verhouding tussen de handelswaarde van deze produkten enerzijds en de handelswaarde van geslachte varkens anderzijds.".

  • 3. 
    Aan artikel 5, lid 4, wordt het volgende punt toegevoegd:

"d) wordt de coëfficiënt vastgesteld die de in lid 2 bedoelde verhouding weergeeft.".

  • 4. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Regeling van het handelsverkeer met derde landen

Artikel 8

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 11 en 13, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt, behalve in geval van overmacht, geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24.

Artikel 9

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 10

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 genoemde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan voorwaarden die voortvloeien uit artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die volgens artikel 228 van het Verdrag in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde is gesloten, tenzij de invoer de markt van de Gemeenschap niet dreigt te verstoren en de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd op basis van de representatieve prijzen voor het desbetreffende produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 30. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 11

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1 bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    de bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 12

  • 1. 
    Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging op de markt van de Gemeenschap wordt waargenomen, kan, indien de mogelijkheid bestaat dat deze toestand voortduurt en deze markt als gevolg daarvan verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan, de in lid 4 bedoelde maatregel worden genomen.
  • 2. 
    Van een aanmerkelijke prijsstijging in de zin van lid 1 is sprake wanneer na een algemene evaluatie van de prijzen in alle regio's van de Gemeenschap het gemiddelde van de op de representatieve markten van de Gemeenschap van de bijlage van Verordening (EEG) nr. 2123/89 voor geslachte varkens waargenomen prijzen hoger ligt dan het gemiddelde van deze prijzen dat is vastgesteld voor de voorafgaande drie verkoopseizoenen, van 1 juli tot en met 30 juni, eventueel aangepast op grond van de cyclische ontwikkeling van deze prijzen, waarbij dit gemiddelde vermeerderd wordt met het verschil tussen genoemd gemiddelde en het gemiddelde van de basisprijzen die van kracht waren gedurende de betrokken periode, rekening houdend met iedere wijziging van de basisprijs ten opzichte van die welke resulteert uit het gemiddelde van genoemde periode.
  • 3. 
    De situatie van aanmerkelijke prijsstijging duurt mogelijk voort in de zin van lid 1 wanneer er geen evenwicht is tussen aanbod en vraag van varkensvlees en dit gebrek aan evenwicht van duurzame aard is vanwege met name:
  • a) 
    de conjuncturele ontwikkeling van het aantal dekkingen en van de prijs van biggen,
  • b) 
    de enquêtes en ramingen uit hoofde van Richtlijn 93/23/EEG betreffende statistische enquêtes op het gebied van de varkensproduktie,
  • c) 
    de te verwachten ontwikkeling van de marktprijzen voor geslachte varkens.
  • 4. 
    Wanneer aan de voorwaarde van de voorafgaande leden is voldaan, kan volgens de procedure van artikel 24 worden besloten de invoerrechten geheel of gedeeltelijk op te schorten. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden zo nodig volgens dezelfde procedure vastgesteld.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten op basis van de wereldmarktprijzen van deze produkten mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen van de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt gekozen voor de methode die:
  • a) 
    het best past bij de aard van het produkt en de situatie van de betrokken markt, zodat de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    rekening houdend met de eisen van het beheer, de minste administratieve belasting voor de marktdeelnemers met zich brengt,
  • c) 
    discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers vermijdt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de hele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden volgens de procedure van artikel 24 vastgesteld. Deze vaststelling vindt, behalve in geval van inschrijving, met name periodiek plaats.

De lijst van produkten waarvoor een restitutie bij uitvoer wordt toegekend en het bedrag van deze restitutie worden ten minste eens in de drie maanden vastgesteld. De restituties kunnen echter langer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd worden en ook, indien nodig, op verzoek van een Lid-Staat of op haar eigen initiatief door de Commissie gewijzigd worden.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende punten in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten:
  • van de prijzen en de beschikbaarheid van de produkten van de sector varkensvlees op de markt van de Gemeenschap,
  • van de prijzen van de produkten van de sector varkensvlees op de wereldmarkt;
  • b) 
    het belang storingen die het evenwicht tussen aanbod en vraag op de markt van de Gemeenschap langdurig kunnen verstoren, te vermijden;
  • c) 
    het economische aspect van de overwogen uitvoer;
  • d) 
    begrenzingen die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt bovendien rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisprodukten uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte produkten naar derde landen en het gebruik van tot het zogeheten veredelingsverkeer toegelaten produkten uit deze landen.

Voorts wordt voor de berekening van de restitutie voor de in artikel 1 bedoelde produkten rekening gehouden met het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap enerzijds en op de wereldmarkt anderzijds, van de hoeveelheid voedergranen die in de Gemeenschap noodzakelijk is voor de produktie van 1 kg varkensvlees en rekening houdend, voor wat betreft de andere produkten dan geslachte varkens, met de in artikel 5, lid 2, bedoelde coëfficiënten.

  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde prijs in de Gemeenschap wordt vastgesteld rekening houdend met:
  • a) 
    de prijzen in de diverse handelsstadia in de Gemeenschap,
  • b) 
    de prijzen bij uitvoer.

De in lid 1 bedoelde prijzen op de wereldmarkt worden vastgesteld rekening houdend met:

  • a) 
    de prijzen op de markten van derde landen,
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen, in de derde landen van bestemming,
  • c) 
    de bij de produktie vastgestelde prijzen in de uitvoerende derde landen, in voorkomend geval rekening houdend met de door deze landen toegekende subsidies,
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    De restitutie wordt uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 24 van de bepalingen in de leden 6 en 7 worden afgeweken.
  • 9. 
    De restitutie wordt betaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd;
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behoudens in geval van toepassing van lid 10,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt, onverminderd lid 7, onder b). Er kan echter volgens de procedure van artikel 24 in afwijkingen van deze regel worden voorzien, mits voorwaarden worden gesteld die gelijkwaardige waarborgen bieden.
  • 10. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten als bedoeld in artikel 1, wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt en het van tevoren ingevoerde produkt identiek zijn en
  • alle invoerrechten bij de invoer van dit produkt geheven zijn.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geheven recht indien dit lager ligt dan de restitutie die van toepassing is; indien het bij invoer geheven recht hoger ligt dan de toepasselijke restitutie, is de restitutie gelijk aan deze laatstgenoemde restitutie.

  • 11. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.
  • 12. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector varkensvlees, kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in dat zelfde artikel bedoelde produkten, geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 15

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 16

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de steunprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij die Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 2764/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 21), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4160/87 (PB nr. L 392 van 31. 12. 1987, blz. 46)

Verordening (EEG) nr. 2765/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 23)

Verordening (EEG) nr. 2766/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 25), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3906/87 (PB nr. L 370 van 30. 12. 1987, blz. 11)

Verordening (EEG) nr. 2768/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 39)

Verordening (EEG) nr. 2769/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 43)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE XI

SLACHTPLUIMVEE

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 2777/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 77), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1574/93 (PB nr. L 52 van 24. 6. 1993, blz. 1)
  • 1. 
    De artikelen 3 tot en met 11 worden vervangen door:

"Artikel 3

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 6 en 8, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt, behalve in geval van overmacht, geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.

Artikel 4

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 5

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 1, genoemde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan voorwaarden die voortvloeien uit artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die volgens artikel 228 van het Verdrag in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde is gesloten, behalve wanneer de invoer de markt van de Gemeenschap niet dreigt te verstoren en de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 17. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 6

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, worden geopend en beheerd volgens de bepalingen die volgens de procedure van artikel 17 worden vastgesteld.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden of door een combinatie van die methoden, namelijk:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de bevoorradingsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die het gevolg zijn van de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    de bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder b) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 7

Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging op de markt van de Gemeenschap wordt geconstateerd, kunnen, indien de mogelijkheid bestaat dat deze toestand voortduurt en deze markt als gevolg daarvan verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan, de vereiste maatregelen worden genomen.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast.

Artikel 8

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten op basis van de wereldmarktprijzen van deze produkten mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de hele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden volgens de procedure van artikel 17 vastgesteld. Deze vaststelling vindt, behalve in geval van inschrijving, met name periodiek plaats.

De lijst van produkten waarvoor een uitvoerrestitutie wordt toegekend en het bedrag van deze restitutie worden ten minste eenmaal per drie maanden vastgesteld. Het bedrag van de restituties kan echter gedurende meer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op eigen initiatief worden gewijzigd.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van de produkten van de sector slachtpluimvee op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen van de produkten van de sector slachtpluimvee op de wereldmarkt;
  • b) 
    de noodzaak om storingen te voorkomen die het evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt van de Gemeenschap langdurig kunnen verstoren;
  • c) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name ook rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot de regeling veredelingsverkeer toegelaten grondstoffen uit deze landen.

Voorts wordt voor de berekening van de restitutie voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten rekening gehouden met het verschil tussen de prijzen, in de Gemeenschap enerzijds en op de wereldmarkt anderzijds, van de hoeveelheid voedergranen die in de Gemeenschap nodig is voor de produktie van 1 kg geslacht pluimvee, en voor andere produkten dan geslacht pluimvee met de bestaande gewichtsverhoudingen tussen de diverse produkten en/of de gemiddelde verhouding tussen de handelswaarden daarvan.

  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde prijs in de Gemeenschap wordt vastgesteld rekening houdend met:
  • a) 
    de prijzen in de diverse handelsstadia in de Gemeenschap,
  • b) 
    de prijzen bij uitvoer.

De in lid 1 bedoelde prijzen op de wereldmarkt worden vastgesteld, rekening houdend met:

  • a) 
    de prijzen op de markten van derde landen,
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen, in de derde landen van bestemming,
  • c) 
    de bij de produktie in de uitvoerende derde landen geconstateerde prijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de door deze landen toegekende subsidies,
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    De restitutie wordt uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat; voor eendagskuikens mag het certificaat evenwel achteraf worden afgegeven.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming.

Er kunnen passende maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    Voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 17 worden afgeweken van de leden 6 en 7.
  • 9. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd,
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behalve bij toepassing van lid 10, en
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 7, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 17, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 10. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten als bedoeld in artikel 1, lid 1, wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt hetzelfde is als het van tevoren ingevoerde produkt en
  • bij de invoer van dit produkt alle invoerheffingen zijn geïnd.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie; indien het bij invoer geïnde recht hoger is dan de geldende restitutie, is de restitutie gelijk aan laatstgenoemde restitutie.

  • 11. 
    De naleving van de kwantitatieve maxima die het gevolg zijn van de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gewaarborgd aan de hand van de uitvoercertificaten die voor de daarin vermelde referentieperiodes voor de betreffende produkten zijn afgegeven. Wat betreft de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheid van de uitvoercertificaten.
  • 12. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.

Artikel 9

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten, geheel of gedeeltelijk uitsluiten van toepassing van de regeling actief of passief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt door de regeling actief of passief veredelingsverkeer verstoord wordt of verstoord dreigt te worden, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 10

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 11

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    Artikel 12 wordt geschrapt.

II. Verordening (EEG) nr. 2778/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 84), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3714/92 (PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 23)

Verordening (EEG) nr. 2779/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 90)

Verordening (EEG) nr. 2780/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 94)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE XII

EIEREN EN OVOALBUMINE EN LACTOALBUMINE

  • A. 
    EIEREN
  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 2771/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 49), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1574/93 (PB nr. L 152 van 24. 6. 1993, blz. 1)
  • 1. 
    De artikelen 3 tot en met 11 worden vervangen door:

"Artikel 3

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 6 en 8, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.

Artikel 4

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 5

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 1, genoemde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan voorwaarden die voortvloeien uit artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die volgens artikel 228 van het Verdrag in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde is gesloten, behalve wanneer de invoer de markt van de Gemeenschap niet dreigt te verstoren en de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaande aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 17. Deze bepalingen betreffen met name:a) de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 6

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, worden geopend en beheerd volgens de bepalingen die volgens de procedure van artikel 17 worden vastgesteld.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden of door een combinatie van die methoden, namelijk:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de bevoorradingsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    de bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 7

Wanneer op de markt van de Gemeenschap een aanmerkelijke prijsstijging wordt waargenomen en er een mogelijkheid bestaat dat deze toestand voortduurt en de markt als gevolg daarvan wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, kunnen de nodige maatregelen worden genomen.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast.

Artikel 8

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage I opgenomen goederen op basis van de prijzen van die produkten op de wereldmarkt mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk.

Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17. Die vaststelling vindt, behalve in geval van inschrijving, met name periodiek plaats.

De lijst van produkten waarvoor een uitvoerrestitutie wordt toegekend, en het bedrag van deze restitutie worden ten minste eenmaal per drie maanden vastgesteld. De restituties kunnen echter langer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op eigen initiatief worden gewijzigd.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van de produkten van de eierensector op de markt van de Gemeenschap,
  • de prijzen van de produkten van de eierensector op de wereldmarkt;
  • b) 
    het belang om langdurige verstoringen van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • c) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name ook rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot de zogeheten veredelingsregeling toegelaten grondstoffen uit deze landen.

Voorts wordt voor de berekening van de restitutie voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten rekening gehouden met het verschil tussen de prijzen, in de Gemeenschap enerzijds en op de wereldmarkt anderzijds, van de hoeveelheid voedergranen die in de Gemeenschap nodig is voor de produktie van 1 kg eieren in de schaal, en, voor wat betreft andere produkten dan eieren in de schaal, rekening houdend met de hoeveelheid eieren in de schaal die gebruikt wordt voor de vervaardiging van deze produkten en/of de gemiddelde verhouding tussen de handelswaarde van de bestanddelen van eieren.

  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde prijs in de Gemeenschap wordt vastgesteld rekening houdend met:
  • a) 
    de prijzen in de diverse handelsstadia in de Gemeenschap,
  • b) 
    de prijzen bij uitvoer.

De in lid 1 bedoelde prijs op de wereldmarkt wordt vastgesteld, rekening houdend met:

  • a) 
    de prijzen op de markten van derde landen,
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen, in de derde landen van bestemming,
  • c) 
    de in de uitvoerende derde landen geconstateerde produktieprijzen, in voorkomend geval rekening houdend met de door deze landen toegekende subsidies,
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    Voor de in artikel 1, lid 1, genoemde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat; voor broedeieren mag het certificaat evenwel achteraf worden afgegeven.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    De bepalingen van de leden 6 en 7 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EEG) nr. 3448/93 worden uitgebreid tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage I opgenomen produkten.
  • 9. 
    Voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 17 van de bepalingen van de leden 6 en 7 worden afgeweken.
  • 10. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd,
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behalve bij toepassing van lid 11, en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 7, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 17, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 11. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten als bedoeld in artikel 1, lid 1, wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt hetzelfde is als het van tevoren ingevoerde produkt en
  • bij de invoer van dit produkt alle invoerheffingen zijn geïnd.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie; indien het bij invoer geïnde recht hoger is dan de geldende restitutie, is de restitutie gelijk aan laatstgenoemde restitutie.

  • 12. 
    De inachtneming van de kwantitatieve maxima die het gevolg zijn van de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt gewaarborgd aan de hand van de uitvoercertificaten die voor de daarin vermelde referentieperiodes voor de betreffende produkten zijn afgegeven. Wat betreft de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheid van de uitvoercertificaten.
  • 13. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17. Bijlage I wordt volgens dezelfde procedure gewijzigd. De bepalingen betreffende de toepassing van lid 8 voor de in artikel 1, lid 1, genoemde produkten welke worden uitgevoerd in de vorm van goederen als vermeld in bijlage I, worden echter vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 9

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor eieren kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen:
  • de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde produkten,
  • en in bijzondere gevallen, de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in bijlage I bedoelde produkten,

geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen en week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 10

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 11

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    Artikel 12 wordt geschrapt.

II. Verordening (EEG) nr. 2773/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 64), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4155/87 (PB nr. L 392 van 31. 12. 1987, blz. 29)

Verordening (EEG) nr. 2774/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 68)

Verordening (EEG) nr. 2775/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 72)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

  • B. 
    OVOALBUMINE EN LACTOALBUMINE

Verordening (EEG) nr. 2783/75 (PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 104), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4001/87 (PB nr. L 377 van 31. 12. 1987, blz. 44)

  • 1. 
    In artikel 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

"Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de volgende produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief:".

  • 2. 
    Artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

  • 1. 
    Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten kan een invoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van artikel 4, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het invoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt, behalve in geval van overmacht, geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2771/75.".
  • 3. 
    Artikel 3 wordt vervangen door:

"Artikel 3

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien wordt voldaan aan voorwaarden die voortvloeien uit artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die volgens artikel 228 van het Verdrag in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde is gesloten, tenzij de invoer de markt van de Gemeenschap niet dreigt te verstoren en de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht in aanmerking moeten worden genomen, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de verzending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2771/75. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.".
  • 4. 
    Artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, worden geopend en beheerd volgens de bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2771/75.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.".
  • 5. 
    Artikel 5 wordt vervangen door:

"Artikel 5

Wanneer een aanmerkelijke prijsstijging op de markt van de Gemeenschap wordt geconstateerd, kunnen, indien de mogelijkheid bestaat dat deze toestand voortduurt en deze markt als gevolg daarvan verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan, de vereiste maatregelen worden genomen.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast.".

  • 6. 
    Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor eieren en de onderhavige verordening, kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in hetzelfde artikel bedoelde produkten, geheel of gedeeltelijk uitsluiten van toepassing van de regeling actief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan het besluit van de Commissie binnen een week na de mededeling daarvan, aan de Raad voorleggen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.".
  • 7. 
    Artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; die tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.".

BIJLAGE XIII

GROENTEN EN FRUIT

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 1035/72 (PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3669/93 (PB nr. L 338 van 31. 12. 1993, blz. 26)

Titel IV wordt vervangen door:

"TITEL IV

Regeling voor het handelsverkeer met derde landen

Artikel 22

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 25 en 26, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33.

Artikel 23

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Indien de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, wordt de echtheid van deze prijs gecontroleerd aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer, die wordt berekend door de Commissie naar oorsprong en naar produkt op basis van het gewogen gemiddelde van de noteringen van de betrokken produkten op de representatieve invoermarkten van de Lid-Staten of, in voorkomend geval, op andere markten.
  • 3. 
    Indien de opgegeven invoerprijs voor de betrokken partij hoger is dan de forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een marge die overeenkomstig lid 5 is vastgesteld en die de forfaitaire waarde niet met meer dan 10 % mag overschrijden, geldt de verplichting een zekerheid te stellen die gelijk is aan de invoerrechten en die wordt vastgesteld op basis van de forfaitaire waarde bij invoer.
  • 4. 
    Indien de invoerprijs voor de betrokken partij niet wordt opgegeven op het moment van de inklaring, hangt de toepassing van de rechten van het douanetarief af van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, op overeenkomstig lid 5 vast te stellen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.
  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33.

Artikel 24

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief bepaalde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien aan de bepalingen van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, is voldaan, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de communautaire importmarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 33. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 25

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd, en
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 26

  • 1. 
    Voor zover nodig om een in economisch opzicht belangrijke uitvoer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten op basis van de prijzen van die produkten in de internationale handel mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.
  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk.

Indien de situatie in de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken, kan de restitutie van een bepaald produkt variëren naar gelang van de bestemming van dat produkt.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 33. Zij worden periodiek vastgesteld.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie tussentijds worden gewijzigd op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief.

  • 4. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten van:
  • de prijzen en de beschikbaarheid van groenten en fruit op de markt van de Gemeenschap;
  • de prijzen van groenten en fruit in de internationale handel;
  • b) 
    de minimale afzetkosten en vervoerkosten vanaf de markten van de Gemeenschap tot de havens of andere plaatsen van uitvoer uit de Gemeenschap, alsmede de aanvoerkosten tot de landen van bestemming;
  • c) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.
  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde prijzen op de markt van de Gemeenschap worden vastgesteld rekening houdend met de prijzen die het gunstigst blijken met het oog op uitvoer.

De in lid 1 bedoelde prijzen in de internationale handel worden vastgesteld op basis van met name:

  • a) 
    de op de markten van derde landen geconstateerde noteringen;
  • b) 
    de gunstigste prijzen die bij invoer van produkten van oorsprong uit derde landen in de derde landen van bestemming worden gehanteerd;
  • c) 
    de in de uitvoerende derde landen geconstateerde produktieprijzen;
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen aan de grens van de Gemeenschap.
  • 6. 
    De restitutie wordt uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.
  • 7. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 8. 
    Voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 33 van de bepalingen van de leden 6 en 7 worden afgeweken.
  • 9. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd;
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 7, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 33, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 10. 
    De inachtneming van de volumelimieten die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten gebeurt op basis van uitvoercertificaten die zijn afgegeven voor de daarin vermelde referentieperioden voor de betrokken produkten. Wat betreft de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, wordt de geldigheid van de uitvoercertificaten niet beïnvloed door het einde van een referentieperiode.
  • 11. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met inbegrip van de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen en niet gebruikte, voor uitvoer in aanmerking komende, hoeveelheden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24.

Artikel 27

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn bij invoer uit derde landen van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.
  • 2. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 28

  • 1. 
    In het handelsverkeer met derde landen kunnen passende maatregelen worden toegepast als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen,

Deze maatregelen kunnen slechts worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is, respectievelijk de uit de markt genomen of aangekochte hoeveelheden aanzienlijk zijn afgenomen.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

II. Verordening (EEG) nr. 2518/69 (PB nr. L 318 van 18. 12. 1969, blz. 17), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2455/72 (PB nr. L 266 van 14. 11. 1972, blz. 7)

Verordening (EEG) nr. 2707/72 (PB nr. L 291 van 28. 12. 1972, blz. 3)

Verordening (EEG) nr. 1200/88 (PB nr. L 115 van 3. 5. 1988, blz. 7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3821/90 (PB nr. L 366 van 29. 12. 1990, blz. 45)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE XIV

VERWERKTE PRODUKTEN VAN GROENTEN EN FRUIT

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 426/86 (PB nr. L 49 van 27. 2. 1986, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1490/94 (PB nr. L 161 van 29. 6. 1994, blz. 13)
  • 1. 
    Titel II wordt vervangen door:

"TITEL II

Handelsverkeer met derde landen

Artikel 9

  • 1. 
    Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 12, 13, 14 en 14 bis, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten kan afhankelijk worden gemaakt van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 10

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 10 bis

  • 1. 
    Voor de in bijlage I, deel B, genoemde produkten wordt voor de verkoopseizoenen 1995, 1996, 1997, 1998 en 1999 een minimumprijs bij invoer vastgesteld. Bij de vaststelling van de minimumprijs bij invoer wordt met name rekening gehouden met:
  • de prijs franco grens bij invoer in de Gemeenschap,
  • de wereldmarktprijzen,
  • de situatie op de markt van de Gemeenschap,
  • de ontwikkeling van het handelsverkeer met derde landen.

Als de minimumprijs bij invoer niet wordt nageleefd, is bovenop het douanerecht een compenserende heffing van toepassing die wordt berekend op basis van de prijzen die worden toegepast door de voornaamste derde landen die deze produkten leveren.

  • 2. 
    De minimumprijs bij invoer voor krenten en rozijnen wordt voor het begin van het verkoopseizoen vastgesteld.

Er moet een afzonderlijke minimumprijs bij invoer voor krenten en voor rozijnen vastgesteld worden. Voor beide produkten kan de minimumprijs bij invoer vastgesteld worden voor de produkten in onmiddellijke verpakkingen met een nader vast te stellen nettogewicht en voor de produkten in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht dat dat gewicht overschrijdt.

  • 3. 
    De minimumprijs bij invoer voor verwerkte kersen wordt vastgesteld vóór het begin van het verkoopseizoen. De prijs kan worden vastgesteld voor produkten in onmiddellijke verpakking met een bepaald nettogewicht.
  • 4. 
    De in acht te nemen minimumprijs bij invoer voor krenten en rozijnen is de prijs die op de dag van invoer van toepassing is. De eventueel toe te passen compenserende heffing is de heffing die op dezelfde dag van toepassing is.
  • 5. 
    De in acht te nemen minimumprijs bij invoer voor zure kersen en voor verwerkte kersen is de prijs die van toepassing is op de datum van aanvaarding van de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen.
  • 6. 
    De compenserende heffingen voor krenten en rozijnen worden vastgesteld aan de hand van een invoerprijsschaal. Het verschil tussen de minimumprijs bij invoer en ieder schaalsegment bedraagt:
  • 1 % van de minimumprijs voor het eerste schaalsegment,
  • 3 %, 6 % en 9 % van de minimumprijs voor respectievelijk het tweede, derde en vierde schaalsegment.

Het vijfde schaalsegment geldt voor alle gevallen waarin de invoerprijs lager is dan die welke voor het vierde schaalsegment wordt toegepast.

De voor krenten en rozijnen vast te stellen maximale compenserende heffing mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de minimumprijs en een bedrag dat wordt bepaald op grond van de gunstigste prijzen die door de meest representatieve derde landen voor aanzienlijke hoeveelheden op de wereldmarkt worden toegepast.

  • 7. 
    Indien de prijs bij invoer voor zure kersen en voor verwerkte kersen lager is dan de minimumprijs voor deze produkten, wordt een compenserende heffing toegepast die gelijk is aan het verschil tussen deze twee prijzen.
  • 8. 
    De minimumprijs bij invoer, het bedrag van de compenserende heffing en de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 11

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap ter kennis van de Wereldhandelsorganisatie worden gebracht overeenkomstig haar aanbod in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de voor het betrokken produkt representatieve prijzen op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 12

  • 1. 
    De tariefcontingenten voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn gesloten, worden geopend en beheerd volgens bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.
  • 2. 
    De contingenten kunnen worden beheerd volgens een van de onderstaande methoden, dan wel door middel van een combinatie van deze methoden:
  • op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt"),
  • evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de zogeheten methode van het gelijktijdige onderzoek),
  • rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de zogeheten methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers).

Andere passende methoden kunnen worden vastgesteld.

Deze methoden moeten elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen.

  • 3. 
    In de vastgestelde beheersmethode wordt, indien zulks passend is, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij wordt uitgegaan van de methoden die in het verleden eventueel zijn gehanteerd voor de contingenten die overeenkomen met de in lid 1 bedoelde contingenten, onverminderd de rechten die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen voorzien in de opening van de contingenten op jaarbasis en op passende wijze gespreid, en in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode; zij bevatten, zo nodig:
  • a) 
    bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het produkt waarborgen,
  • b) 
    bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd,
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 13

  • 1. 
    Voor zover nodig om het mogelijk te maken dat:
  • a) 
    economisch belangrijke hoeveelheden van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten zonder toegevoegde suiker,
  • b) 
    - witte suiker en ruwe suiker van GN-code 1701,
  • glucose (druivesuiker) en glucosestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99 en 1702 40 90,
  • isoglucose van de GN-codes 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30, en
  • bietwortelsuikerstroop en rietsuikerstroop van GN-code 1702 90 90,

die verwerkt zijn in de in artikel 1, lid 1, onder b), vermelde produkten,

worden uitgevoerd op basis van de prijzen van deze produkten in de internationale handel en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij de uitvoer.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk gebruikt kunnen worden, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.
  • 3. 
    De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk.

Zij kan voor een bepaald produkt variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie in de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden periodiek vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie tussentijds worden gewijzigd op verzoek van een Lid-Staat of op haar eigen initiatief.

  • 4. 
    De restitutie wordt uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.
  • 5. 
    De restitutie bij uitvoer is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 6. 
    Voor produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 22 van de bepalingen in de leden 4 en 5 worden afgeweken.
  • 7. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Wat betreft de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, laat het aflopen van een referentieperiode de geldigheid van de uitvoercertificaten onverlet.
  • 8. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inclusief de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet toegewezen of niet benutte exporteerbare hoeveelheden, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 14

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde restituties.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de verwachte ontwikkeling met betrekking tot:
  • de prijzen van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten op de markt van de Gemeenschap en de beschikbare hoeveelheden,
  • de prijzen in de internationale handel;
  • b) 
    de laagste afzetkosten en de laagste vervoerkosten, berekend vanaf de markten van de Gemeenschap tot aan de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, evenals de aanvoerkosten tot aan de landen van bestemming;
  • c) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer;
  • d) 
    de maxima voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag.
  • 3. 
    De prijzen voor de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde produkten op de markt van de Gemeenschap worden bepaald met inachtneming van de toegepaste prijzen die met het oog op de uitvoer het gunstigst blijken te zijn.

Bij de bepaling van de in de internationale handel geldende prijzen wordt rekening gehouden met:

  • a) 
    de prijzen die op de markten in derde landen worden geconstateerd;
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen die worden toegepast in de derde landen van bestemming;
  • c) 
    de producentenprijzen die in de uitvoerende derde landen worden geconstateerd;
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen aan de grens van de Gemeenschap.
  • 4. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de produkten:
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd,
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld hebben bereikt, onverminderd artikel 13, lid 5, onder b). Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 22, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 14 bis

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de in artikel 13, lid 1, onder b), bedoelde restituties.
  • 2. 
    Het bedrag van de restitutie is:
  • voor ruwe suiker, witte suiker, bietwortelsuikerstroop en rietsuikerstroop gelijk aan de restitutie voor uitvoer van deze produkten in ongewijzigde staat, die is vastgesteld krachtens artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en de uitvoeringsbepalingen daarvan;
  • voor isoglucose gelijk aan de restitutie voor uitvoer van dit produkt in ongewijzigde staat, die is vastgesteld krachtens artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;
  • voor glucose (druivesuiker) en glucosestroop gelijk aan de restitutie voor uitvoer van deze produkten in ongewijzigde staat, die voor elk van deze produkten is vastgesteld krachtens artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, en de uitvoeringsbepalingen daarvan.
  • 3. 
    Om voor de restitutie in aanmerking te komen, moeten de verwerkte produkten bij uitvoer vergezeld gaan van een verklaring van de aanvrager waarin de bij de vervaardiging gebruikte hoeveelheden ruwe suiker, witte suiker, bietwortelsuikerstroop, rietsuikerstroop, isoglucose, glucose (druivesuiker) en glucosestroop worden aangegeven.

De juistheid van de in de eerste alinea bedoelde verklaring wordt gecontroleerd door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staat.

  • 4. 
    Als de restitutie ontoereikend is om uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde produkten mogelijk te maken, gelden voor die produkten de bepalingen voor de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde restitutie in plaats van de in hetzelfde lid onder b) bedoelde bepalingen.
  • 5. 
    De restitutie wordt toegekend bij uitvoer van de produkten die:
  • a) 
    van oorsprong zijn uit de Gemeenschap;
  • b) 
    zijn ingevoerd uit derde landen en waarvoor bij invoer de in artikel 10 bedoelde invoerrechten zijn betaald, op voorwaarde dat de exporteur het bewijs levert dat:
  • het uit te voeren produkt hetzelfde is als het eerder ingevoerde produkt en
  • bij invoer van dit produkt de invoerrechten zijn betaald.

In het in de vorige alinea onder b) bedoelde geval is voor elk produkt de restitutie gelijk aan de bij invoer toegepaste rechten, wanneer deze lager zijn dan de geldende restitutie; wanneer de bij invoer toegepaste rechten hoger zijn dan de geldende restitutie, wordt deze laatste toegepast.

  • 6. 
    De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de produkten:
  • overeenkomen met een van de twee gevallen bedoeld in lid 5 en
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd en,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld hebben bereikt, onverminderd artikel 13, lid 5, onder b). Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 22, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.
  • 7. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 15

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordeningen voor granen, suiker en groenten en fruit, kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag, in bijzondere gevallen:
  • de in artikel 13, lid 1, onder b) bedoelde produkten en
  • groenten en fruit,

die bestemd zijn voor de vervaardiging van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten, geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 16

  • 1. 
    Indien overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bij de uitvoer van witte suiker een heffing van meer dan 5 ecu per 100 kg wordt toegepast, kan volgens de procedure van artikel 22 worden besloten tot de heffing van een belasting bij de uitvoer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten die ten minste 35 % toegevoegde suiker bevatten.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van de uitvoerbelasting wordt rekening gehouden met:
  • de aard van het op basis van groenten en fruit verwerkte produkt met toegevoegde suiker,
  • het gehalte aan toegevoegde suiker van het betrokken produkt,
  • de prijs van witte suiker in de Gemeenschap en op de wereldmarkt,
  • de heffing bij uitvoer op witte suiker,
  • de economische aspecten van de toepassing van deze belasting.
  • 3. 
    Als gehalten aan toegevoegde suiker wordt aangemerkt het voor het betrokken produkt in kolom 1 van bijlage III van deze verordening vermelde getal.

Op verzoek van de exporteur evenwel wordt, indien het overeenkomstig lid 4 berekende gehalte aan toegevoegde suiker van 100 kg netto produkt, 2 kg of meer lager is dan het gehalte uitgedrukt door het in kolom 1 van bijlage III voor het betrokken produkt aangegeven getal, het overeenkomstig lid 4 berekende gehalte aangehouden.

  • 4. 
    Als gehalte aan toegevoegde suiker van de in bijlage III genoemde produkten wordt beschouwd het getal dat wordt verkregen door toepassing van de refractometer, vermenigvuldigd met de factor 0,93 voor de produkten van GN-code 2008, met uitzondering van de GN-codes 2008 11 10, 2008 91 00, 2008 99 85 en 2008 99 91, en met de factor 0,95 voor de overige in bijlage III genoemde produkten, en verminderd met het voor het betrokken produkt in kolom 2 van bijlage III aangegeven getal.
  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 17

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 18

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de internationale overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    De bijlagen II en IV worden geschrapt.

II. Verordening (EEG) nr. 518/77 (PB nr. L 73 van 21. 3. 1977, blz. 22).

Verordening (EEG) nr. 519/77 (PB nr. L 73 van 21. 3. 1977, blz 24).

Verordening (EEG) nr. 520/77 (PB nr. L 73 van 21.3.1977, blz. 26).

Verordening (EEG) nr. 521/77 (PB nr. L 73 van 21. 3. 1977, blz 28).

Verordening (EEG) nr. 1796/81 (PB nr. L 183 van 4. 7. 1981), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1122/92 (PB nr. L 117 van 1. 5. 1992, blz. 98).

Verordening (EEG) nr. 2089/85 (PB nr. L 197 van 27. 7. 1985, blz. 10).

Verordening (EEG) nr. 3225/88 (PB nr. L 288 van 21. 10. 1988, blz. 11).

Verordening (EEG) nr. 1201/88 (PB nr. L 115 van 3. 5. 1988, blz. 9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2781/90 (PB nr. L 265 van 28. 9. 1990, blz. 3).

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE XV

BANANEN

Verordening (EEG) nr. 404/93 (PB nr. L 47 van 25. 2. 1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3518/93 (PB nr. L 320 van 22. 12. 1993, blz. 15)

  • 1. 
    Artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, als de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 3. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 4. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de prijzen die representatief zijn voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 5. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 27. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.".
  • 2. 
    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 15 bis

De artikelen 15 bis tot en met 20 van deze titel zijn alleen van toepassing op verse produkten van GN-code ex 0803, met uitzondering van "plantains".

In deze titel wordt verstaan onder:

  • 1. 
    "traditionele invoer uit de ACS-Staten": de in de bijlage vastgestelde hoeveelheden bananen die door elke traditioneel exporterende ACS-Staat naar de Gemeenschap zijn uitgevoerd; de in dit verband ingevoerde hoeveelheden bananen worden hierna aangeduid als "traditionele ACS-bananen";
  • 2. 
    "niet-traditionele invoer uit de ACS-Staten": de hoeveelheden bananen die door de ACS-Staten boven de in punt 1 omschreven hoeveelheid naar de Gemeenschap worden uitgevoerd; de in dit verband ingevoerde hoeveelheden bananen worden hierna aangeduid als "niet-traditionele ACS-bananen";
  • 3. 
    "invoer uit niet tot de ACS behorende derde landen": de door de overige derde landen naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden; de in dit verband ingevoerde bananen worden hierna aangeduid met "bananen uit derde landen";
  • 4. 
    "bananen uit de Gemeenschap": in de Gemeenschap geproduceerde bananen;
  • 5. 
    "afzetten" en "afzet": het in de handel brengen van het produkt, met uitzondering van de distributie aan de eindverbruiker.".
  • 3. 
    In artikel 17 wordt de tweede alinea vervangen door de volgende tekst:

"Het invoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. Behoudens afwijkingen die volgens de procedure van artikel 27 worden vastgesteld, is de afgifte van deze certificaten afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verbintenis tot invoer onder de voorwaarden van deze verordening tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve wanneer er sprake is van overmacht.".

  • 4. 
    Artikel 18 wordt vervangen door:

"Artikel 18

  • 1. 
    Voor elk jaar wordt een tariefcontingent van 2,2 miljoen ton nettogewicht geopend voor de invoer van bananen uit derde landen en niet-traditionele ACS-bananen.

In het kader van dit tariefcontingent wordt op de invoer van bananen uit derde landen een recht van 75 ecu per ton geheven en wordt op de invoer van niet-traditionele ACS-bananen een nulrecht toegepast.

Voor 1994 wordt het tariefcontingent vastgesteld op 2,1 miljoen ton nettogewicht.

Wanneer de vraag in de Gemeenschap die is bepaald op basis van de in artikel 16 bedoelde geraamde balans, stijgt, wordt de grootte van het contingent dienovereenkomstig verhoogd volgens de procedure van artikel 27. Als daartoe aanleiding bestaat, gebeurt deze herziening vóór 30 november voorafgaande aan het betrokken verkoopseizoen.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 15, lid 1, wordt voor niet-traditionele ACS-bananen die worden ingevoerd buiten het in lid 1 bedoelde contingent, een douanerecht per ton geheven dat gelijk is aan het in artikel 15, lid 1, bedoelde recht, verminderd met 100 ecu.
  • 3. 
    De hoeveelheden bananen uit derde landen en niet-traditionele ACS-bananen die opnieuw uit de Gemeenschap worden uitgevoerd, worden niet afgeboekt op het in lid 1 bedoelde contingent.
  • 4. 
    De in dit artikel vermelde bedragen moeten in nationale valuta worden omgerekend met gebruikmaking van de koers die voor de betrokken produkten geldt in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief.".
  • 5. 
    Aan artikel 20 worden onderstaande streepjes toegevoegd:

"- de maatregelen die de herkomst en de oorsprong waarborgen van de bananen die worden ingevoerd in het kader van het in artikel 18, lid 1, bedoelde tariefcontingent,

  • de maatregelen die nodig zijn voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die de Gemeenschap heeft gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag.".
  • 6. 
    Artikel 22 wordt vervangen door:

"Artikel 22

De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.".

  • 7. 
    Artikel 23 wordt vervangen door:

"Artikel 23

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27.
  • 5. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de internationale overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

BIJLAGE XVI

WIJN

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 822/87 (PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1891/94 (PB nr. L 197 van 30. 7. 1994, blz. 42)
  • 1. 
    Titel IV wordt vervangen door:

"TITEL IV

Regeling van het handelsverkeer met derde landen

Artikel 52

  • 1. 
    Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), bedoelde produkten moet een invoercertificaat worden overgelegd. Voor alle invoer van de andere in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten en alle uitvoer van de daarin bedoelde produkten kan een in- of uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.
  • 2. 
    Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 55 en 56, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het certificaat is geldig in de hele Gemeenschap.

De afgifte van het certificaat is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; deze zekerheid wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd, behalve in geval van overmacht.

  • 3. 
    Volgens de procedure van artikel 83 worden vastgesteld:
  • a) 
    de lijst van de produkten waarvoor in- of uitvoercertificaten worden geëist,
  • b) 
    de geldigheidsduur van de certificaten en de andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel.

Artikel 53

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 genoemde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Voor druivemost van GN-code 2204 30 waarvoor de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van het ingevoerde produkt, wordt de echtheid van deze prijs geverifieerd aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer, die door de Commissie per oorsprong en per produkt wordt berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de prijzen die voor de betrokken produkten zijn geconstateerd op de representatieve invoermarkten van de Lid-Staten of in voorkomend geval op andere markten.

Indien de opgegeven invoerprijs van de betrokken partij hoger is dan de forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een overeenkomstig lid 3 vastgestelde marge die de forfaitaire waarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet er een borg ter hoogte van de invoerrechten worden gesteld die op basis van de forfaitaire waarde bij invoer wordt berekend.

Wanneer de invoerprijs van de betrokken partij niet wordt opgegeven bij het passeren van de douane, is de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, op een conform lid 3 te bepalen wijze, van de relevante bepalingen van de douanewetgeving.

  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83. Deze bepalingen betreffen met name de bepalingen die nodig zijn voor de verificatie van de invoerprijzen.

Artikel 54

  • 1. 
    Om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwprodukten, te voorkomen of te beperken, wordt bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast als de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de prijzen die representatief zijn voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of de communautaire invoermarkt voor het produkt.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 83. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de produkten waarvoor aanvullende invoerrechten worden toegepast volgens artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw,
  • b) 
    de andere criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 55

  • 1. 
    Voor zover nodig om de uitvoer van:
  • a) 
    de in artikel 1, lid 2, onder a), b) en c), bedoelde produkten,
  • b) 
    suiker van GN-code 1701 en van glucose, druivesuiker en glucosestroop van de GN-codes 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 90 50, ook in de vorm van produkten van de GN-codes 1702 30 51 en 1702 30 59, verwerkt in de produkten van de GN-codes 2009 60 11, 2009 60 71, 2009 60 79 en 2204 30 99,

mogelijk te maken op basis van de prijzen van deze produkten in de internationale handel en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de communautaire uitvoer, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers,
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, administratief voor de marktdeelnemers het minst belastend is,
  • c) 
    waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.
  • 3. 
    De restitutie is voor de hele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie van de internationale handel of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De in lid 1, onder a), bedoelde restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83. Zij worden periodiek vastgesteld.

Periodiek vastgestelde restituties kunnen, zo nodig, door de Commissie op verzoek van een Lid-Staat dan wel op haar eigen initiatief tussentijds worden gewijzigd.

De bepalingen van artikel 56 betreffende de daarin bedoelde produkten zijn complementair van toepassing.

  • 4. 
    De restitutie wordt uitsluitend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat toegekend.
  • 5. 
    De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, eventueel,
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

  • 6. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 83 van de bepalingen in de leden 4 en 5 worden afgeweken.
  • 7. 
    De inachtneming van de maxima met betrekking tot de hoeveelheden, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten.

Wat de naleving betreft van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, heeft het verstrijken van een referentieperiode geen gevolgen voor de geldigheid van de uitvoercertificaten.

  • 8. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met inbegrip van de bepalingen inzake de herverdeling van exporteerbare hoeveelheden die niet zijn toegewezen of gebruikt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.

Artikel 56

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de in artikel 55, lid 1, onder b), bedoelde restituties.
  • 2. 
    De restitutie voor de in artikel 55, lid 1, onder b), bedoelde produkten is:
  • voor ruwe suiker en witte suiker gelijk aan de restitutie voor uitvoer van deze produkten in ongewijzigde staat die is vastgesteld krachtens artikel 137 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, en de uitvoeringsbepalingen daarvan;
  • voor glucose (druivesap) en glucosestroop gelijk aan de restitutie voor uitvoer van deze produkten in ongewijzigde staat die is vastgesteld krachtens artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

Om voor de restitutie in aanmerking te komen, moeten de verwerkte produkten bij uitvoer vergezeld gaan van een verklaring van de aanvrager waarin de bij de vervaardiging gebruikte hoeveelheden ruwe suiker, witte suiker, glucose (druivesuiker) en glucosestroop worden aangegeven.

De juistheid van bovenbedoelde verklaring wordt gecontroleerd door de bevoegde instanties van de betrokken Lid-Staat.

  • 3. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de situatie en de vooruitzichten:
  • op de markt van de Gemeenschap, wat betreft de prijzen van de in artikel 55, lid 1, bedoelde produkten en de beschikbare hoeveelheden,
  • in de internationale handel, wat de prijzen van die produkten betreft;
  • b) 
    de afzetkosten en de gunstigste kosten voor het vervoer tussen de markten van de Gemeenschap en de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, alsmede de kosten voor de aanvoer tot de landen van bestemming;
  • c) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie op deze markt en voor een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit de volgens artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;
  • e) 
    het belang om verstoring van de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • f) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer.
  • 4. 
    De in artikel 55, lid 1, bedoelde prijzen op de markt van de Gemeenschap worden vastgesteld met inachtneming van de prijzen die voor de uitvoer het gunstigst blijken.

De in artikel 56, lid 1, bedoelde prijzen in de internationale handel worden vastgesteld met inachtneming van:

  • a) 
    de op de markten van derde landen geconstateerde noteringen;
  • b) 
    de gunstigste prijzen bij invoer uit derde landen, in de derde landen van bestemming;
  • c) 
    de in de uitvoerende derde landen geconstateerde produktieprijzen, eventueel rekening houdend met de door die landen toegekende subsidies;
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 5. 
    Onverminderd artikel 55, lid 2, derde alinea, worden de frequentie waarmee de lijst wordt vastgesteld van produkten waarvoor daadwerkelijk restituties worden toegekend, alsmede het bedrag van die restituties vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.
  • 6. 
    De restitutie wordt betaald wanneer is aangetoond dat de produkten:
  • van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, behoudens in geval van toepassing van lid 7,
  • uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd,
  • in geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat aangegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt, onverminderd artikel 55, lid 4, onder b). Er kan echter volgens de procedure van artikel 83 in afwijkingen van deze regel worden voorzien, mits voorwaarden worden gesteld die gelijkwaardige waarborgen bieden.

Aanvullende bepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.

  • 7. 
    Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde produkten wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:
  • het uit te voeren produkt en het van tevoren ingevoerde produkt identiek zijn en
  • alle invoerrechten bij de invoer van dit produkt geheven zijn.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geheven recht, indien dit ten hoogste gelijk is aan de restitutie die van toepassing is; indien het bij invoer geheven recht hoger ligt dan de toepasselijke restitutie, is de restitutie gelijk aan deze laatstgenoemde restitutie.

Artikel 57

  • 1. 
    Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector wijn kan de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief veredelingsverkeer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 58

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 59

  • 1. 
    Invoer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten waaraan alcohol is toegevoegd, is verboden, tenzij het gaat om produkten die overeenkomen met produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en waarvoor deze toevoeging is toegestaan op grond van artikel 25, leden 1 en 2.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inzonderheid de voorwaarden inzake de overeenkomst tussen de produkten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.

Artikel 60

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

Bij het beoordelen van de vraag of de situatie toepassing van deze maatregelen rechtvaardigt, wordt met name rekening gehouden:

  • a) 
    met de hoeveelheden waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven of aangevraagd en met de gegevens van de produktie- en behoeftenraming;
  • b) 
    in voorkomend geval, met de omvang van de interventie.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 61

  • 1. 
    Ingevoerde wijn die voor rechtstreekse menselijke consumptie is bestemd en waarvoor een geografische aanduiding wordt gebruikt, kan, op voorwaarde van wederkerigheid, met het oog op het in de handel brengen in de Gemeenschap in aanmerking komen voor de controle en bescherming als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EEG) nr. 823/87 voor v. q. p. r. d.
  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1 wordt uitgevoerd via overeenkomsten met de betrokken derde landen waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten volgens de procedure van artikel 113 van het Verdrag.
  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.".
  • 2. 
    Na artikel 72 wordt het volgende artikel 72 bis ingevoegd:

"Artikel 72 bis

  • 1. 
    De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen op grond waarvan de belanghebbende partijen, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 23 en 24 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, kunnen beletten dat in de Gemeenschap een geografische aanduiding ter benoeming van de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde produkten wordt gebruikt voor produkten die niet van oorsprong zijn uit de met de betrokken geografische aanduiding aangegeven plaats, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van het produkt is vermeld of de geografische aanduiding wordt gebruikt in vertaling of vergezeld gaat van uitdrukkingen als "genre", "type", "soort", "stijl", "imitatie" en dergelijke.

In de zin van dit artikel wordt onder "geografische aanduiding" verstaan een aanduiding om aan te geven dat een produkt van oorsprong is uit het grondgebied van een derde land dat lid is van de Wereldhandelsorganisatie of uit een gebied of plaats binnen dat grondgebied, wanneer een kwaliteit, reputatie of een ander bepaald kenmerk van het produkt hoofdzakelijk kan worden toegeschreven aan die geografische oorsprong.

  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1 geldt ongeacht andere specifieke bepalingen in de wetgeving van de Gemeenschap inzake voorschriften voor de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde produkten.
  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 83.".
  • 3. 
    Bijlage VII wordt geschrapt.

II. Verordening (EEG) nr. 344/79 (PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 67)

Verordening (EEG) nr. 345/79 (PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 69), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2009/81 (PB nr. L 195 van 18. 7. 1981, blz. 6)

Bovengenoemde verordeningen worden ingetrokken.

BIJLAGE XVII

TABAK

Verordening (EEG) nr. 2075/92 (PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 70)

Titel IV wordt vervangen door:

"TITEL IV

Regeling van het handelsverkeer met derde landen

Artikel 15

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 16

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van onder deze verordening vallende produkten.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • a) 
    de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • b) 
    de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 16 bis

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

BIJLAGE XVIII

HOP

Verordening (EEG) nr. 1696/71 (PB nr. L 175 van 4. 8. 1971, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3124/92 (PB nr. L 313 van 30. 10. 1992, blz. 1)

Titel V wordt vervangen door:

"TITEL V

Regeling van het handelsverkeer met derde landen

Artikel 14

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 15

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of voor de uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 15 bis

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".

BIJLAGE XIX

LEVENDE PLANTEN EN PRODUKTEN VAN DE BLOEMENTEELT

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 234/68 (PB nr. L 55 van 2. 3. 1968, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3336/92 (PB nr. L 336 van 20. 11. 1992, blz. 1)

De artikelen 8 tot en met 10 worden vervangen door:

"Artikel 8

  • 1. 
    Voor alle invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten kan een invoercertificaat verplicht worden gesteld.

Het certificaat wordt door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het certificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten kan afhankelijk zijn van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; behoudens in geval van overmacht, wordt deze zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de transactie niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

  • 2. 
    De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14.

Artikel 9

Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 10

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of voor de uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

-de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en

-de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 10 bis

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag."II. Verordening (EEG) nr. 3280/75 (PB nr. L 326 van 18. 12. 1975, blz. 4)

Bovengenoemde verordening wordt ingetrokken.

BIJLAGE XX

ZAAIZAAD

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 2358/71 (PB nr. L 246 van 5. 11. 1971, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3375/93 (PB nr. L 303 van 10. 12. 1993, blz. 9)
  • 1. 
    De artikelen 5 tot en met 7 worden vervangen door:

"Artikel 5

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 6

Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of voor de uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 7

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    Artikel 8 bis wordt geschrapt.

II. Verordening (EEG) nr. 1578/72 (PB nr. L 168 van 26. 7. 1972, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1984/86 (PB nr. L 171 van 28. 6. 1986, blz. 3)

Bovengenoemde verordening wordt ingetrokken.

BIJLAGE XXI

DIVERSE VERORDENINGEN

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 827/68 (PB nr. L 151 van 30. 6. 1968, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 794/94 (PB nr. L 92 van 9. 4. 1994, blz. 15)
  • 1. 
    De artikelen 2 en 3 worden vervangen door:

"Artikel 2

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in de bijlage bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 3. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of voor de uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, en onder voorbehoud van de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale overeenkomsten voor de in de bijlage bedoelde produkten, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:
  • de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht en
  • de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 3

  • 1. 
    Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in de bijlage bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.
  • 3. 
    Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.".
  • 2. 
    Artikel 6 wordt vervangen door:

"Artikel 6

Wanneer wordt verwezen naar dit artikel worden de maatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG of het daarmee overeenkomende artikel van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.".

II. Verordening (EEG) nr. 234/79 (PB nr. L 34 van 9. 2. 1979, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3209/89 (PB nr. L 312 van 27. 10. 1989, blz. 5)

Artikel 2, lid 2, wordt geschrapt.

BIJLAGE XXII

ULTRAPERIFERE GEBIEDEN

  • I. 
    Verordening (EEG) nr. 3763/91 (PB nr. L 356 van 24. 12. 1991, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3714/92 (PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 23)

Artikel 2, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

  • a) 
    in de eerste alinea wordt de zinsnede "De op grond van artikel 13, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen vastgestelde heffingen" vervangen door "De invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief";
  • b) 
    in de tweede alinea worden de woorden "van de heffing" vervangen door "van de invoerrechten".

II. Verordening (EEG) nr. 1600/92 (PB nr. L 173 van 27. 6. 1992, blz. 1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3714/92 (PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 23)

  • 1. 
    In artikel 3, lid 1, worden de woorden "heffing of" geschrapt.
  • 2. 
    In artikel 5, lid 1, onder a), worden de woorden "in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees bedoelde ... en/of heffingen" geschrapt.
  • 3. 
    In artikel 7 worden de woorden "de heffing en/of" geschrapt.

III. Verordening (EEG) nr. 1601/92 (PB nr. L 173 van 27. 6. 1992, blz. 13), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3714/92 (PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 23)

  • 1. 
    In artikel 3, lid 1, worden de woorden "heffing of" geschrapt.
  • 2. 
    In artikel 5, lid 1, onder a), worden de woorden "in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde ... en/of heffingen" geschrapt.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.