Verordening 1996/1488 - Financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)
Publicatieblad Nr. L 189 van 30/07/1996 blz. 0001 - 0009
VERORDENING (EG) Nr. 1488/96 VAN DE RAAD van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Overwegende dat de Europese Raad in Lissabon, Korfoe en Essen heeft benadrukt dat het Middellandse-Zeegebied een prioriteitsgebied voor de Europese Unie is, en de totstandbrenging van een Europees-mediterraan partnerschap als doelstelling heeft goedgekeurd;
Overwegende dat de Europese Raad van Cannes van 26 en 27 juni 1995 heeft verklaard dat hij het van strategisch belang blijft achten dat de betrekkingen van de Europese Unie met haar mediterrane partners een nieuwe dimensie krijgen, zich daarbij baserend op het verslag van de Raad van 12 juni 1995 dat met name was opgesteld aan de hand van de mededelingen van de Commissie over de versterking van het Middellandse-Zeebeleid van 19 oktober 1994 en 8 maart 1995;
Overwegende dat de inspanningen om van het Middellandse-Zeegebied een gebied van politieke stabiliteit en veiligheid te maken, moeten worden voortgezet en dat het mediterrane beleid van de Gemeenschap moet bijdragen tot de algemene doelstelling bestaande in ontwikkeling en consolidering van de democratie en de rechtsstaat, alsook tot het streven naar eerbiediging van de mensenrechten en van de fundamentele vrijheden, en tot de bevordering van betrekkingen van goed nabuurschap, in het kader van de naleving van het internationaal recht, de onschendbaarheid van het grondgebied en van de buitengrenzen van de Lid-Staten en de derde landen in het Middellandse-Zeegebied;
Overwegende dat de geleidelijke totstandbrenging van een Europees-mediterrane vrijhandelszone de stabiliteit en de welvaart van het Middellandse-Zeegebied ten goede zal komen;
Overwegende dat de totstandbrenging van een vrijhandelszone voor de mediterrane partners ingrijpende structurele hervormingen met zich zou kunnen brengen;
Overwegende dat derhalve steun dient te worden verleend aan de reeds ondernomen of nog te ondernemen inspanningen van de mediterrane partners om hun economische, maatschappelijke en bestuursstructuren te hervormen;
Overwegende dat de dialoog tussen elkaars culturen en elkaars civiele samenleving moet worden verdiept, door met name opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten en een gedecentraliseerde samenwerking aan te moedigen;
Overwegende dat intensievere regionale samenwerking, en met name het tot stand brengen van voor economische hervormingen en herstructurering bevorderlijke economische banden en handelsstromen tussen de mediterrane gebieden en partners onderling, dienen te worden gestimuleerd;
Overwegende dat de bilaterale protocollen inzake financiële en technische samenwerking die de Gemeenschap met de mediterrane partners heeft gesloten, een nuttig startpunt voor samenwerking hebben geboden en dat thans, op basis van de opgedane ervaring, een nieuwe fase in de betrekkingen in het kader van het partnerschap moet worden ingegaan;
Overwegende dat voor het beheer van dit partnerschap regels dienen te worden vastgesteld waarbij moet worden gezorgd voor doorzichtigheid en samenhang van alle acties die bij het gebruik van de begrotingskredieten worden ondernomen;
Overwegende dat daartoe deze verordening van toepassing zal zijn op de maatregelen die zijn genomen op grond van Verordening (EEG) nr. 1762/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de toepassing van de protocollen inzake de financiële en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de mediterrane derde landen (3), alsmede op grond van Verordening (EEG) nr. 1763/92 van de Raad van 29 juni 1992 betreffende de financiële samenwerking met de mediterrane derde landen (4), ten aanzien van maatregelen die wat hun toepassingsgebied betreft of meer dan één land betrekking hebben;
Overwegende dat deze verordening derhalve met ingang van 1 januari 1997 in de plaats komt van de bovengenoemde verordeningen; dat Verordening (EEG) nr. 1762/92 echter van kracht dient te blijven voor het beheer van de op die datum nog van toepassing zijnde financiële protocollen en voor de vaststelling van middelen die in het kader van de vervallen financiële protocollen niet zijn benut;
Overwegende dat in onderhavige verordening voor de periode 1995-1999 een referentiebedrag in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 is opgenomen, zonder dat dit afbreuk doet aan de in het Verdrag gedefinieerde bevoegdheid van de begrotingsautoriteit;
Overwegende dat rentesubsidie kan worden verleend voor de leningen die door de Europese Investeringsbank, hierna "de Bank" te noemen, onder door haar vast te stellen voorwaarden en overeenkomstig haar statuut uit haar eigen middelen worden verstrekt ten behoeve van milieuprojecten;
Overwegende dat, ten aanzien van leningen waarvoor een rentesubsidie geldt, de toekenning van een lening door de Bank uit eigen middelen en de toekenning van een uit de begrotingsmiddelen van de Gemeenschap gefinancierde rentesubsidie onderling gekoppeld en van elkaar afhankelijk dienen te zijn; dat de Bank, overeenkomstig haar statuut en met name, wanneer de Commissie een ongunstig advies heeft uitgebracht, bij eenstemmig besluit van haar raad van bewind kan besluiten uit haar eigen middelen een lening te verstrekken onder voorbehoud van het verstrekken van rentesubsidie; dat in verband hiermede ervoor dient te worden gezorgd dat de procedure voor het toekennen van rentesubsidie in alle gevallen leidt tot een uitdrukkelijk besluit om de subsidie, naar gelang van het geval, al dan niet toe te kennen;
Overwegende dat dient te worden voorzien in een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten, om de Bank bij te staan in de taken die haar ter uitvoering van deze verordening worden opgelegd;
Overwegende dat doelmatig beheer van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen en soepele betrekkingen met de begunstigde landen een meerjarige aanpak vereisen;
Overwegende dat de maatregelen uit hoofde van deze verordening het kader van de ontwikkelingshulp te boven gaan en zijn gericht op landen die slechts gedeeltelijk kunnen worden gelijkgesteld met ontwikkelingslanden; dat deze verordening derhalve slechts kan worden goedgekeurd op basis van de bevoegdheden welke uit artikel 235 van het EG-Verdrag voortvloeien,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
-
1.De Gemeenschap legt in het kader van de beginselen en de prioriteiten van het Europees-mediterrane partnerschap maatregelen ten uitvoer ter ondersteuning van de inspanningen van de in bijlage I opgenomen derde landen en gebieden in het Middellandse-Zeegebied (hierna "mediterrane partners" te noemen), om hun economische en maatschappelijke structuren te hervormen en de gevolgen te verzachten die op sociaal en milieugebied kunnen voortvloeien uit de economische ontwikkeling.
-
2.Voor de steunmaatregelen komen niet alleen staten en gebieden in aanmerking, maar ook plaatselijke autoriteiten, regionale organisaties, openbare instanties, plaatselijke of traditionele gemeenschappen, organisaties ter ondersteuning van het bedrijfsleven, particuliere ondernemingen, coöperaties, onderlinge vennootschappen, verenigingen, stichtingen en niet-gouvernementele organisaties.
-
3.Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor de periode 1995-1999 beloopt 3 424,5 miljoen ecu.
De jaarkredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
Artikel 2
-
1.Deze verordening heeft tot doel om via de in lid 2 genoemde maatregelen bij te dragen tot initiatieven van gemeenschappelijk belang in de drie onderdelen van het Europees-mediterrane partnerschap: versterking van de politieke stabiliteit en van de democratie, invoering van een Europees-mediterrane vrijhandelszone en ontwikkeling van de economische en sociale samenwerking, en inachtneming van de humane en culturele dimensie.
-
2.Deze steunmaatregelen worden genomen met inachtneming van de doelstelling van duurzame stabiliteit en welvaart, met name op het gebied van de economische overgang, de duurzame economische en sociale ontwikkeling, en de regionale en grensoverschrijdende samenwerking. De doelstellingen en toepassingsbepalingen van deze procedures staan in bijlage II.
Artikel 3
Deze verordening is gebaseerd op de eerbiediging van de democratische beginselen en de beginselen van de rechtsstaat, alsmede van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die daarvan een essentieel element vormen; schending hiervan rechtvaardigt de aanneming van passende maatregelen.
Artikel 4
-
1.De Commissie draagt samen met de Lid-Staten en op basis van een wederzijdse en geregelde uitwisseling van informatie, ook ter plaatse, met name over de indicatieve programma's en de projecten, zorg voor de effectieve coördinatie van de bijstand van de Gemeenschap en de afzonderlijke Lid-Staten om de samenhang en het aanvullende karakter van hun samenwerkingsprogramma's te versterken. Tevens bevordert zij de coördinatie en samenwerking met de internationale financiële instellingen, de samenwerkingsprogramma's van de Verenigde Naties en de overige donoren.
-
2.De Gemeenschap kan de steunmaatregelen waarop deze verordening betrekking heeft, hetzij zelfstandig vaststellen, hetzij via cofinanciering met de mediterrane partners dan wel met enerzijds openbare of particuliere instanties van de Lid-Staten en de Bank of anderzijds multilaterale instanties en derde landen.
Artikel 5
-
1.Bij de selectie van in het kader van deze verordening te financieren maatregelen wordt met name rekening gehouden met de prioriteiten van de begunstigden, de ontwikkeling van hun behoeften, hun opnemingsvermogen en de vooruitgang in de richting van structurele hervormingen.
De selectie geschiedt tevens op basis van een beoordeling van de mate waarin een maatregel ertoe bijdraagt de doelstellingen van de communautaire steun te bereiken, een en ander, in voorkomend geval, in overeenstemming met de associatie- of samenwerkingsovereenkomsten.
-
2.Op nationaal en regionaal niveau worden samen met de Bank voor perioden van drie jaar indicatieve programma's opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de te zamen met de mediterrane partners vastgestelde prioriteiten, met name de conclusies van de economische dialoog. De programma's worden indien nodig jaarlijks bijgesteld.
De programma's vermelden de belangrijkste doelstellingen, de richtsnoeren en de prioritaire sectoren van de steun van de Gemeenschap op de in punt II van bijlage II bedoelde gebieden, alsmede de punten die bij de evaluatie van die programma's in aanmerking worden genomen. Zij omvatten indicatieve bedragen (totaalbedragen en bedragen per prioritaire sector) en vermelden de criteria voor de aan het betrokken programma toe te wijzen financiële middelen, rekening houdend met de noodzaak van een passende reserve voor de uitvoering van de begrotingslijn MEDA.
Deze programma's kunnen worden gewijzigd in het licht van de opgedane ervaring, van de vorderingen van de mediterrane partners ten aanzien van structurele hervormingen, macro-economische stabilisatie en sociale vooruitgang, en van de resultaten van de economische samenwerking in het kader van de nieuwe associatieovereenkomsten.
-
3.De financieringsbesluiten zijn voornamelijk gebaseerd op de indicatieve programma's.
Artikel 6
-
1.De financiering door de Gemeenschap geschiedt met name in de vorm van subsidies of risicodragend kapitaal. Bij samenwerkingsmaatregelen op het gebied van het milieu is tevens rentesubsidie mogelijk voor leningen die de Bank uit haar eigen middelen verstrekt. De rentesubsidie bedraagt 3 %.
-
2.Subsidies kunnen worden aangewend ter financiering of cofinanciering van activiteiten, projecten of programma's die bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 omschreven doelstellingen. De mate waarin activiteiten, projecten en programma's voor subsidie in aanmerking komen, is tevens afhankelijk van de mate waarin de subsidie financiële opbrengsten kan opleveren. Financiering ten behoeve van de sector particuliere investeringen moet over het algemeen gebeuren tegen commerciële voorwaarden, om verstoringen van de plaatselijke financiële markten zoveel mogelijk te vermijden.
-
3.In financieringsbesluiten alsmede in de daaruit voortvloeiende overeenkomsten en contracten wordt met name voorzien in zo nodig ter plaatse uit te voeren toezicht en financiële controle door de Commissie en audits door de Rekenkamer.
De controle van de Rekenkamer op de door de Bank beheerde financiële verrichtingen uit hoofde van deze verordening wordt uitgevoerd volgens de afspraken die de Commissie, de Bank en de Rekenkamer daarover met elkaar gemaakt hebben.
-
4.Risicodragend kapitaal wordt bij voorrang aangewend voor het ter beschikking stellen van eigen of gelijkgestelde middelen aan (particuliere of gemengde) ondernemingen uit de produktiesector, met name die waarmee natuurlijke of rechtspersonen uit een Lid-Staat van de Gemeenschap, respectievelijk uit de mediterrane derde landen of gebieden, zich kunnen associëren.
Door de Bank verstrekt en beheerd risicodragend kapitaal kan de vorm aannemen van:
-
a)achtergestelde leningen waarvan de terugbetaling en, in voorkomend geval, de betaling van eventuele intresten pas plaatsvinden nadat alle andere bankvorderingen zijn afgelost;
-
b)voorwaardelijke leningen waarvan de terugbetaling en de looptijd afhankelijk zijn van de naleving van bepaalde voorwaarden die bij de toekenning van de lening zijn opgelegd;
-
c)minderheidsdeelnemingen en tijdelijke deelnemingen namens de Gemeenschap in het kapitaal van in mediterrane derde landen of gebieden gevestigde ondernemingen;
-
d)financiering van deelnemingen in de vorm van voorwaardelijke leningen die hetzij rechtstreeks, hetzij via een van de financiële instellingen in het land van de mediterrane partners, zijn toegekend aan deze partners of, met hun instemming, aan ondernemingen uit deze mediterrane partnerlanden.
Artikel 7
-
1.De op grond van deze verordening uit te voeren maatregelen kunnen betrekking hebben op de kosten van de invoer van goederen en diensten, alsmede op plaatselijke uitgaven die voor de uitvoering van de projecten en programma's benodigd zijn. Belastingen, rechten en heffingen zijn van communautaire financiering uitgesloten.
De fiscale en douaneregelingen die gelden voor overeenkomsten ter uitvoering van door de Gemeenschap op grond van deze verordening gefinancierde maatregelen zijn niet minder gunstig dan die welke door de betrokken partner worden toegepast met betrekking tot de meestbegunstigde natie of meestbegunstigde internationale ontwikkelingsorganisatie.
-
2.De kosten van de voorbereiding, tenuitvoerlegging, follow-up, controle en uitvoering van de steunmaatregelen kunnen eveneens voor financiering in aanmerking komen.
-
3.De onderhouds- en exploitatiekosten, vooral wanneer zij in deviezen moeten worden gefinancierd, van opleidings-, communicatie- en onderzoeksprogramma's alsook van andere projecten kunnen voor financiering in aanmerking komen. In het algemeen geldt dit evenwel uitsluitend voor de aanloopfase en wordt de financiering gefaseerd beëindigd.
-
4.Voor investeringsprojecten in de produktiesector wordt communautaire financiering gecombineerd met de eigen middelen van de begunstigde, of met financiering tegen marktvoorwaarden, zulks in overeenstemming met de aard van het project. De inbreng van de begunstigde of de inbreng die wordt vertegenwoordigd door de financiering tegen marktvoorwaarden moet worden gemaximaliseerd. De communautaire financiering, met inbegrip van de financiering uit de eigen middelen van de Bank, mag in geen geval meer bedragen dan 80 % van de totale investeringskosten. Dit plafond heeft een uitzonderlijk karakter en moet naar behoren worden gerechtvaardigd door de aard van de verrichting.
Artikel 8
-
1.De opdrachten (aanbestedingen en overeenkomsten) staan onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen uit de Lid-Staten en uit de mediterrane partners.
-
2.De Commissie draagt er zorg voor:
-
-dat zoveel mogelijk gegadigden onder gelijke voorwaarden kunnen inschrijven op shortlists en aanbestedingen voor opdrachten inzake leveringen, werken of diensten;
-
-dat de selectie- en evaluatiecriteria met de nodige transparantie en nauwkeurigheid worden toegepast;
-
-dat er sprake is van werkelijke concurrentie tussen de ondernemingen, organisaties en instellingen die aan de door het programma gefinancierde initiatieven wensen deel te nemen;
-
-dat de handleiding met de procedures betreffende de uitvoering in detail van de doelstellingen zo spoedig mogelijk aan het MED-comité wordt voorgelegd, opdat het volgens de procedure van artikel 11 door dit comité wordt onderzocht.
-
3.De Commissie draagt er zorg voor dat in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, onder vermelding van het onderwerp, de inhoud en het bedrag van de verwachte opdrachten, worden bekendgemaakt:
-
-eenmaal per jaar voor de periode van twaalf maanden volgende op de bekendmaking, het voorlopige programma van de opdrachten inzake diensten en inzake technische samenwerking die na aanbesteding worden gegund;
-
-eenmaal per kwartaal de wijzigingen op bovenbedoeld programma.
-
4.De Commissie verstrekt, in samenwerking met de Lid-Staten, aan alle betrokken ondernemingen, organisaties en instellingen in de gehele Gemeenschap op verzoek documentatie over de algemene kenmerken van de MEDA-programma's en over de voorwaarden voor deelneming aan deze programma's.
-
5.De financieringsvoorstellen bevatten gegevens over de verwachte opdrachten, met inbegrip van de geraamde bedragen, de toewijzingsprocedure en de waarschijnlijke data van de aanbesteding.
-
6.Opdrachten zullen aan ondernemingen worden gegund in overeenstemming met de betrokken bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.
-
7.Het resultaat van de aanbestedingen wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. De Commissie legt het comité van artikel 11 om de zes maanden gedetailleerde en specifieke informatie voor over de gegunde opdrachten ter uitvoering van de MEDA-programma's en -projecten.
-
8.In geval van cofinanciering kan de Commissie voor ieder afzonderlijk geval toestemming verlenen voor deelname aan aanbestedingen en contracten door onderdanen van andere landen dan de mediterrane partners. In deze gevallen is deelneming van ondernemingen uit derde landen uitsluitend aanvaardbaar indien er sprake is van wederkerigheid.
Artikel 9
-
1.De richtsnoeren voor de in artikel 5, lid 2, genoemde indicatieve programma's worden door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie aangenomen na de dialoog met de betrokken mediterrane partners.
De Commissie geeft met haar voorstellen, ter informatie, haar algehele financiële planning door waarin met name het totaalbedrag wordt vermeld van de nationale en regionale indicatieve programma's alsmede de verdeling per begunstigd land en per prioritaire sector van het totale bedrag dat in het kader van deze programma's is vastgesteld.
-
2.De indicatieve programma's en de eventuele wijzigingen die daarin worden aangebracht alsmede de financieringsbesluiten die voornamelijk daarop zijn gebaseerd, worden door de Commissie aangenomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.
-
3.Financieringsbesluiten voor een bedrag van meer dan 2 000 000 ecu, welke geen betrekking hebben op rentesubsidies op leningen van de Bank of op risicodragend kapitaal, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, onder voorbehoud van de leden 4 en 6.
-
4.Financieringsbesluiten met betrekking tot algemene toewijzingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11. In het kader van een algemene toewijzing stelt de Commissie financieringsbesluiten vast voor bedragen van minder dan 2 000 000 ecu. Het comité van artikel 11 wordt stelselmatig en zo spoedig mogelijk en in elk geval vóór de volgende vergadering in kennis gesteld van financieringsbesluiten voor acties waarmee een bedrag van minder dan 2 000 000 ecu is gemoeid.
-
5.Besluiten tot wijziging van financieringsbesluiten die volgens de procedure van artikel 11 zijn vastgesteld, worden door de Commissie vastgesteld indien er geen sprake is van substantiële wijzigingen of bijkomende betalingsverplichtingen die meer bedragen dan 20 % van de oorspronkelijke betalingsverplichting. De Commissie stelt het comité van artikel 11 daarvan onverwijld in kennis.
-
6.De uitwisselingsprogramma's in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking worden door de Commissie volgens de procedure van artikel 11 aangenomen.
-
7.Financieringsbesluiten met betrekking tot rentesubsidies op leningen van de Bank worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12. Financieringsbesluiten met betrekking tot risicodragend kapitaal worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13.
Artikel 10
-
1.De maatregelen bedoeld in deze verordening welke worden gefinancierd uit de begroting van de Gemeenschappen, worden beheerd door de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.
-
2.Bij de presentatie van de financieringsbesluiten die worden voorgelegd aan het in artikel 11 bedoelde comité, en van de in artikel 15 bedoelde evaluaties, houdt de Commissie rekening met de in het Financieel Reglement vermelde beginselen van goed financieel beheer, met name zuinigheid en kosteneffectiviteit.
Artikel 11
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna MED-comité genoemd, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Een vertegenwoordiger van de Bank woont de vergaderingen bij zonder stemrecht.
-
2.De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig bovengenoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
-
3.De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast indien deze in overeenstemming zijn met het advies van het comité. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité, legt de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad voor betreffende de te nemen maatregelen. De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid een besluit.
Indien de Raad binnen drie maanden na ontvangst van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.
-
4.Het comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat, eventueel op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, door de voorzitter aan de orde wordt gesteld in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening, en met name elk vraagstuk dat verband houdt met de algemene toepassing, het beheer van het programma, cofinanciering en de in artikel 4 en 5 genoemde coördinatie.
-
5.Het comité stelt zijn reglement van orde vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
-
6.De Commissie brengt het comité regelmatig op de hoogte en verstrekt informatie over de toepassing van de maatregelen zoals bedoeld in deze verordening.
-
7.Het Europees Parlement wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de toepassing van deze verordening.
Artikel 12
-
1.Voor met gesubsidieerde leningen te financieren projecten op milieugebied stelt de Bank een financieringsvoorstel op, overeenkomstig haar statuut. De Bank vraagt overeenkomstig artikel 21 van het statuut de Commissie, alsmede het comité van artikel 14 om advies.
-
2.Het comité van artikel 14 brengt advies uit over het voorstel van de Bank. De vertegenwoordiger van de Commissie zet in dit comité het standpunt van zijn instelling over het desbetreffende project uiteen, met name ten aanzien van de overeenstemming daarvan met de doeleinden van deze verordening en de algemene richtsnoeren die de Raad heeft vastgesteld. Voorts wordt het comité van artikel 14 door de Bank ingelicht over niet-gesubsidieerde leningen die de Bank voornemens is uit haar eigen middelen te verstrekken.
-
3.Op basis van dit overleg verzoekt de Bank de Commissie een financieringsbesluit vast te stellen voor de verstrekking van de rentesubsidie voor het betreffende project.
-
4.De Commissie legt aan het MED-comité een ontwerp-besluit voor waarbij toestemming tot het verstrekken van rentesubsidie voor het betreffende project wordt verleend dan wel geweigerd.
-
5.De Commissie doet het in lid 4 bedoelde besluit aan de Bank toekomen; wanneer bij het besluit toestemming wordt verleend tot het verstrekken van rentesubsidie, kan de Bank de lening verstrekken.
Artikel 13
-
1.De Bank legt projecten waarbij sprake is van transacties met risicodragend kapitaal voor advies voor aan het comité van artikel 14. De vertegenwoordiger van de Commissie zet in dit comité het standpunt van zijn instelling over het betreffende project uiteen, met name ten aanzien van de overeenstemming daarvan met de doeleinden van deze verordening en de algemene richtsnoeren die de Raad heeft vastgesteld.
-
2.Op basis van dit overleg legt de Bank het project aan de Commissie voor.
-
3.De Commissie stelt het financieringsbesluit vast binnen een termijn die passend is gezien de aard van het project.
-
4.De Commissie legt het in lid 3 bedoelde besluit voor aan de Bank, die de nodige maatregelen treft.
Artikel 14
-
1.Binnen de Bank wordt een comité ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten, hierna te noemen het "Comité van artikel 14". Dit comité wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap bekleedt van de raad van gouverneurs van de Bank; de Bank verzorgt het secretariaat. Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van het Comité van artikel 14.
-
2.Het reglement van orde van het Comité van artikel 14 wordt met eenparigheid van stemmen vastgesteld door de Raad.
-
3.Het Comité van artikel 14 neemt besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag.
-
4.De stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten worden in het Comité van artikel 14 gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag.
Artikel 15
-
1.Samen met de Bank beoordeelt de Commissie de voortgang van de tenuitvoerlegging van de maatregelen op grond van deze verordening; zij brengt hierover aan het Europees Parlement en de Raad jaarlijks uiterlijk op 30 april verslag uit. Het verslag bevat informatie over de gedurende het jaar gefinancierde maatregelen, waarbij vertrouwelijke gegevens worden beschermd, en een beoordeling van de bereikte resultaten.
-
2.De Commissie en de Bank verrichten een evaluatie van de voornaamste projecten waarbij zij samen betrokken zijn, teneinde vast te stellen of de doelstellingen zijn bereikt en richtsnoeren op te stellen om de effectiviteit van toekomstige activiteiten te verhogen. De evaluatierapporten worden met inachtneming van de vereiste vertrouwelijkheid aan de Raad en het Europees Parlement ter beschikking gesteld. De rapporten over de door de Bank beheerde operaties worden aan de Lid-Staten ter beschikking gesteld.
-
3.Om de drie jaar stelt de Commissie samen met de Bank een algemeen evaluatieverslag op over het samenwerkingsbeleid ten behoeve van de mediterrane partners en legt dit zo spoedig mogelijk voor aan het MED-comité.
Het MED-comité ontvangt jaarlijks een nauwkeurige staat van de samenstelling en de activiteit van de bestaande netwerken.
De Commissie legt om de twee jaar een evaluatie van elk programma voor.
-
4.Wat de gedecentraliseerde samenwerking betreft, legt de Commissie aan het MED-comité jaarlijks een nauwkeurige staat van de samenstelling en de activiteit van de bestaande netwerken en om de twee jaar een evaluatie van elk programma voor.
-
5.De Commissie stelt de Lid-Staten jaarlijks in kennis van de middelen die nog beschikbaar zijn of die al zijn toegewezen.
-
6.Vóór 30 juni 1999 wordt deze verordening door de Raad opnieuw bezien. Daartoe dient de Commissie vóór 31 december 1998 bij de Raad een evaluatieverslag in met voorstellen inzake de toekomst van de verordening en, voor zover nodig, de in de verordening aan te brengen wijzigingen.
Artikel 16
Vóór 30 juni 1997 wordt de procedure vastgesteld voor de aanneming van passende maatregelen ingeval een essentieel element voor de voortzetting van de steun aan een mediterrane partner ontbreekt.
Artikel 17
-
1.Verordening (EEG) nr. 1763/92 wordt ingetrokken per 31 december 1996.
-
2.Met ingang van 1 januari 1997 is Verordening (EEG) nr. 1762/92 van toepassing op het beheer van de protocollen die op die datum nog van kracht zijn, alsmede op de vastlegging van middelen uit hoofde van de vervallen protocollen.
Artikel 18
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 1996.
Voor de Raad
De Voorzitter
-
I.YATES
-
(1)PB nr. C 232 van 6. 9. 1995, blz. 5, en PB nr. C 150 van 24. 5. 1996, blz. 15.
-
(2)PB nr. C 17 van 22. 1. 1996, blz. 184, en advies uitgebracht op 20 juni 1996 (PB nr. 198 van 8. 7. 1996).
-
(3)PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 1.
-
(4)PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 5.
BIJLAGE I
IN ARTIKEL I BEDOELDE GEBIEDEN EN PARTNERLANDEN
De Democratische Volksrepubliek Algerije
De Republiek Cyprus
De Arabische Republiek Egypte
De Staat Israël
Het Koninkrijk Jordanië
De Libanese Republiek
De Republiek Malta
Het Koninkrijk Marokko
De Syrische Arabische Republiek
De Republiek Tunesië
De Republiek Turkije
De bezette gebieden in Gaza en Cisjordanië
BIJLAGE II
DOELSTELLINGEN EN TOEPASSINGSBEPALINGEN VAN ARTIKEL 2
-
I.a) Steun voor het economische overgangsproces en de totstandbrenging van een Europees-mediterrane vrijhandelszone houdt met name in:
-
-ontwikkeling van de particuliere sector en scheppen van werkgelegenheid, met inbegrip van verbetering van het ondernemingsklimaat en steun voor het midden- en kleinbedrijf;
-
-bevordering van investeringen, van industriële samenwerking en van het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de mediterrane partners alsook tussen deze partners;
-
-verbetering van de economische infrastructuur, die het financiële systeem en het belastingsysteem zou kunnen behelzen.
-
b)De steun behelst tevens activiteiten ter ondersteuning van programma's voor structurele aanpassing. Deze activiteiten worden uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:
-
-de steunprogramma's zijn gericht op het herstel van de grote financiële evenwichten en het scheppen van een economisch klimaat dat gunstig is voor een snellere groei, terwijl tevens wordt beoogd het welzijn van de bevolking te verbeteren;
-
-de steunprogramma's zijn aangepast aan de concrete situatie van elk land en houden rekening met de economische en sociale omstandigheden;
-
-de steunprogramma's voorzien in maatregelen die er met name toe strekken, de negatieve effecten te verzachten die de structurele aanpassing op sociaal gebied en ten aanzien van de werkgelegenheid kan hebben voor met name minder bevoorrechte bevolkingsgroepen;
-
-de steunprogramma's passen bij de geplande invoering van een zone voor vrijhandel met de Europese Gemeenschap;
-
-snelle uitbetaling is een van de voornaamste kenmerken van de steunprogramma's.
Aan de volgende ontvankelijkheidscriteria moet worden voldaan:
-
-het betrokken land dient een door de instellingen van Bretton Woods erkend hervormingsprogramma te ondernemen of programma's uit te voeren die door deze instellingen als soortgelijk worden erkend, maar niet noodzakelijk door hen financieel worden gesteund, zulks afhankelijk van de omvang en de doeltreffendheid van de hervormingen op macro-economisch vlak;
-
-er wordt rekening gehouden met de economische situatie van het land, in het bijzonder met de hoogte van de schulden en de lasten van de dienst van de schuld, de situatie op de betalingsbalans en de beschikbaarheid van deviezen, de begrotingssituatie, de monetaire situatie, het bruto nationaal produkt per inwoner en de werkloosheid.
II. Steun ter verbetering van het sociaal-economische evenwicht houdt met name in:
-
-betrokkenheid van de civiele samenleving en van de bevolking bij de opzet en de uitvoering van de ontwikkeling;
-
-verbetering van de sociale dienstverlening, met name op het gebied van de gezondheid, de gezinsplanning, de watervoorziening, de sanering en het woonmilieu;
-
-armoedebestrijding;
-
-harmonische geïntegreerde ontwikkeling van het platteland en verbetering van de levensvoorwaarden in de steden;
-
-versterkte samenwerking op visserijgebied en duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de zee;
-
-versterkte samenwerking op milieugebied;
-
-verbetering van de economische infrastructuur, met name in de sectoren vervoer, energie, plattelandsontwikkeling en informatie- en telecommunicatietechnologie;
-
-geïntegreerde ontwikkeling van het menselijk potentieel ter aanvulling van de programma's van de Lid-Staten, met name ten aanzien van de voortgezette beroepsopleiding in het kader van de industriële samenwerking, alsmede vergroting van de mogelijkheden voor wetenschappelijk en technisch onderzoek;
-
-versterking van de democratie en betere naleving van de mensenrechten;
-
-samenwerking op cultureel gebied en uitwisseling van jongeren;
-
-samenwerking en technische bijstand, via de bovengenoemde maatregelen, ter bestrijding van illegale immigratie, drugshandel en internationale criminaliteit.
III. Steun voor regionale en grensoverschrijdende samenwerking houdt onder andere in:
-
a)opzetten van structuren voor regionale samenwerking tussen mediterrane partners en uitbouw van die structuren;
-
b)- opzetten van de vereiste infrastructuur voor regionale handel, zoals onder meer vervoer, communicatie en energie;
-
-verbetering van het regelgevingskader en kleinschalige infastructuurprojecten in verband met grensovergangsfaciliteiten;
-
-samenwerking op het niveau van grote geografische eenheden en maatregelen die een aanvulling vormen op maatregelen die op dit gebied worden genomen binnen de Gemeenschap, inclusief de steun voor het koppelen van het vervoer- en energienet van de mediterrane partners aan de transeuropese netwerken;
-
c)andere regionale activiteiten, met inbegrip van die van de Europees-Arabische dialoog;
-
d)uitwisselingen tussen de civiele samenleving van de Unie en die van de mediterrane partners; in dit kader
-
-strekt de gedecentraliseerde samenwerking ertoe te bepalen welke de niet-gouvernementele begunstigden van de communautaire steun zijn;
-
-zal de samenwerking met name betrekking hebben op het in het netwerk opnemen van universiteiten en vorsers, plaatselijke gemeenschappen, verenigingen, vakbonden en niet-gouvernementele organisaties, media, particuliere ondernemers, alsook culturele instellingen in de ruime zin van het woord en de andere in onderdeel IV genoemde organisaties.
In de programma's moet bevordering van informatieverstrekking tussen netwerken en van duurzame banden tussen de partners van de netwerken een belangrijke plaats krijgen.
IV. Ter verbetering van het bestuur wordt steun verleend aan belangrijke instellingen en de voornaamste actoren van de civiele samenleving, zoals plaatselijke autoriteiten, plattelands- en dorpsgroeperingen, op het onderlinge hulpbeginsel gebaseerde verenigingen, vakbonden, media en organisaties ter ondersteuning van het bedrijfsleven; tevens wordt de overheid geholpen bij het vergroten van haar capaciteit om beleid te ontwikkelen en uit te voeren.
-
V.Bij deze maatregelen die krachtens deze verordening worden genomen, wordt de nodige aandacht besteed aan het bevorderen van de rol van de vrouw in het economische en sociale leven. Onderwijs en het scheppen van werkgelegenheid voor vrouwen zijn hierbij van bijzonder belang.
Bij deze maatregelen wordt tevens rekening gehouden met de noodzaak het onderwijs te bevorderen en werkgelegenheid voor jongeren te scheppen teneinde hun opneming in de maatschappij te vergemakkelijken.
VI. De in het kader van deze verordening te financieren maatregelen houden doorgaans in: technische bijstand, opleiding, institutionele versterking, voorlichting, seminars, studies, investeringsprojecten ten behoeve van zeer kleine, kleine en middelgrote ondernemingen en infrastructuur, en maatregelen om de aandacht te vestigen op de communautaire herkomst van de steun. Gedecentraliseerde samenwerking is geboden waar dit doeltreffend kan zijn. Transacties met risicodragend kapitaal en rentesubsidies worden in samenwerking met de Europese Investeringsbank gefinancierd.
VII. Er wordt terdege rekening gehouden met milieu-overwegingen bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten die worden gefinancierd door middel van maatregelen op grond van deze verordening.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.