Verordening 1997/722 - Acties die in het kader van een duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden op het gebied van het milieubeheer worden uitgevoerd

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997R0722

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997R0722

Verordening (EG) nr. 722/97 van de Raad van 22 april 1997 met betrekking tot acties die in het kader van een duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden op het gebied van het milieubeheer worden uitgevoerd

Publicatieblad Nr. L 108 van 25/04/1997 blz. 0001 - 0005

VERORDENING (EG) Nr. 722/97 VAN DE RAAD van 22 april 1997 met betrekking tot acties die in het kader van een duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden op het gebied van het milieubeheer worden uitgevoerd

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 130 S en 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

  • (1) 
    Overwegende dat het nodig is een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen door bij te dragen tot een daadwerkelijke integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces;
  • (2) 
    Overwegende dat de totstandbrenging van aangepaste instrumenten en de uitvoering van experimentele acties de belangrijkste elementen zijn van deze integratie op alle betrokken gebieden;
  • (3) 
    Overwegende dat het Europees Parlement op 14 mei 1992 een resolutie inzake milieu en ontwikkelingssamenwerking heeft aangenomen;
  • (4) 
    Overwegende dat de Gemeenschap en haar lidstaten hun goedkeuring hebben gehecht aan de Verklaring van Rio en het actieprogramma "Agenda 21";
  • (5) 
    Overwegende dat de Gemeenschap en haar lidstaten de Verdragen inzake biologische diversiteit en klimaatsverandering hebben geratificeerd en dat zij die inzake de strijd tegen de woestijnvorming hebben ondertekend en zich er aldus toe verbonden hebben rekening te houden met de gemeenschappelijke, maar verschillende verantwoordelijkheden van de partijen die terzake ontwikkeld zijn en die welke zich op dit gebied aan het ontwikkelen zijn;
  • (6) 
    Overwegende dat de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van 1 februari 1993 een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap betreft inzake het milieu en duurzame ontwikkeling;
  • (7) 
    Overwegende dat, gelet op de beperkte middelen, de in nauwe samenwerking met de lokale deskundigen uitgevoerde voorlichtingsacties en modelprojecten uitzicht bieden op een maximaal multiplicatoreffect;
  • (8) 
    Overwegende dat de interne en externe aspecten van het Gemeenschapsbeleid op milieugebied in dit geheel opgenomen moeten worden teneinde op samenhangende wijze te kunnen reageren op de door de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (Unctad) geformuleerde problemen, in het bijzonder op de problemen betreffende de gevolgen van de algemene veranderingen van het milieu voor de stand van het milieu in de Gemeenschap;
  • (9) 
    Overwegende dat het in het kader van het projectcyclusbeheer nodig is dat elk voorstel voor een project op het gebied van ontwikkelingssamenwerking door middel van passende specifieke procedures op zijn milieumerites wordt geëvalueerd;
  • (10) 
    Overwegende dat in het bijzonder wat betreft de klimaatveranderingen en de instandhouding van de biologische diversiteit en de biologische en genetische rijkdommen (met inbegrip van zeeën, kusten en de bodem), een lokaal effect ontegenzeglijke consequenties heeft voor de gehele planeet en de toekomstige generaties en bijgevolg voor het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van de burgers van de Gemeenschap, met name ten aanzien van de toegang tot de genetische hulpbronnen;
  • (11) 
    Overwegende dat het nuttig zou zijn de bestaande financiële instrumenten waarover de Gemeenschap ter ondersteuning van de milieubescherming en van een duurzame ontwikkeling beschikt, aan te vullen;
  • (12) 
    Overwegende dat maatregelen dienen te worden genomen met het oog op de financiering van de met deze verordening beoogde acties;
  • (13) 
    Overwegende dat uitvoeringsbepalingen, en met name de vorm van de actie, de begunstigden van de hulp en de besluitvormingsprocedures, dienen te worden vastgesteld;
  • (14) 
    Overwegende dat een financieel referentiebedrag, in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, van 6 maart 1995 (4) voor de gehele duur van het programma in deze verordening wordt opgenomen, onverminderd de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit als omschreven in het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De Gemeenschap stelt haar financiële hulp en technische expertise ter beschikking voor acties die in de ontwikkelingslanden worden uitgevoerd en die het de bevolking van deze landen gemakkelijker maken om de milieubescherming en de ideeën van de duurzame ontwikkeling in hun dagelijkse leven te integreren.
  • 2. 
    De steun uit hoofde van deze verordening vormt een aanvulling op en een versterking van de steun uit hoofde van andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking, teneinde ten volle rekening te houden met milieuoverwegingen in de communautaire programma's.

Artikel 2

  • 1. 
    De uit hoofde van deze verordening ten uitvoer te leggen maatregelen hebben vooral betrekking op:
  • de steun aan ontwikkelingslanden bij het uitstippelen en toepassen van nationale strategieën voor duurzame en billijke ontwikkeling, rekening houdend met mondiale milieuaangelegenheden en strategieën die voortkomen uit internationale overeenkomsten;
  • de verbetering van beleid en praktijken inzake beheer en instandhouding van ecosystemen, duurzaam gebruik van hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen en inzake milieuvriendelijk gebruik van niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen;
  • de instandhouding van de biologische diversiteit
  • door de bevordering en de ontwikkeling van methodes die gericht zijn op een duurzaam en billijk gebruik van de bronnen van biologische diversiteit;
  • door de bescherming van de ecosystemen en de habitats die nodig zijn voor de instandhouding van de soortenrijkdom en de verdwijnende soorten;
  • door de identificatie en evaluatie van de bronnen van biologische diversiteit;
  • de instandhouding van gebieden met een hoge milieubelasting en/of transregionale ecosystemen zoals mariene ecosystemen en kustgebieden, stroomgebieden, rivier-/meerbekkens, grondwater, door voorkoming van verontreiniging en door beperking van de verontreinigingsbronnen, en ondersteunende initiatieven voor een duurzaam beheer daarvan;
  • de verbetering van de methoden voor bodembescherming en beheer op het gebied van de landbouw, de veeteelt, de bossen en de strijd tegen woestijnvorming;
  • de verbetering van het milieu en van de ruimtelijke ordening door stadsplanning en de uitvoering van uit technologisch oogpunt aangepaste plannen en proefprojecten met betrekking tot vervoer, afvalstoffen, afvalwater, drinkwatervoorziening en luchtverontreiniging;
  • het gebruik en de overdracht van technologieën die zijn aangepast aan de lokale milieueisen en -behoeften, inzonderheid op het gebied van energie en met name vernieuwbare energiebronnen, rekening houdende met de langetermijneffecten voor het milieu en de aanpassing aan de traditionele levensomstandigheden van elke regio;
  • acties ter voorkoming van voor het klimaat schadelijke emissies;
  • de vergemakkelijking van de aanpassing van de productieprocessen in de ontwikkelingslanden en de bewustmaking van het bedrijfsleven en de sociale partners van de milieueisen die het handelsverkeer kunnen beïnvloeden (bijv. normen, labels, certificering);
  • de bewustmaking van de lokale bevolking, met name door middel van voorlichtingscampagnes, van het begrip duurzame ontwikkeling;
  • initiatieven gericht op de bescherming van ecosystemen en habitats, alsmede op handhaving van de biodiversiteit.
  • 2. 
    De volgende acties komen in aanmerking:
  • modelacties ter plekke die kunnen bijdragen tot een duurzame ontwikkeling, de bescherming van het milieu en een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen;
  • de vaststelling van richtsnoeren en operationele instrumenten voor het bevorderen van een duurzame ontwikkeling en de integratie van het milieuaspect, met name in de vorm van geïntegreerde beheersplannen en -programma's en economische instrumenten;
  • de analyse van de milieueffecten van projecten, programma's, strategieën en beleidsmaatregelen voor duurzame ontwikkeling en de evaluatie van de gevolgen daarvan voor de sociale en economische ontwikkeling;
  • de opstelling van inventarissen, boekhouding en statistieken, teneinde milieugegevens en -indicatoren te verbeteren.
  • 3. 
    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:
  • uit lokale initiatieven resulterende projecten en projecten waarmee door middel van innoverende maatregelen en met weinig kosten naar duurzaam beheer wordt gestreefd,
  • acties voor het ontwikkelen van de institutionele en operationele capaciteit van de ontwikkelingslanden, zowel op nationaal als op regionaal dan wel lokaal niveau, met inbegrip van steun aan de niet-gouvernementele organisaties (NGO),
  • de voorafgaande raadpleging van de lokale bevolking, met inbegrip van de inheemse gemeenschappen, en vervolgens de deelname van deze bevolking aan en haar instemming met de keuze, planning en tenuitvoerlegging van de acties. Daarbij moet met name rekening worden gehouden met de rol en de specifieke situatie van de vrouw,
  • acties met een regionaal karakter of acties die bijdragen tot versterking van de regionale samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Artikel 3

Niet alleen staten en regio's komen in aanmerking om hulp te ontvangen of als samenwerkingspartners op te treden, maar ook gedecentraliseerde overheidsinstanties, regionale organisaties, openbare bureaus, plaatselijke of traditionele gemeenschappen, particuliere industrieën en ondernemers, waaronder ook coöperaties en niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die representatief zijn voor de lokale bevolking.

Artikel 4

  • 1. 
    De middelen die in het kader van de in artikel 2 bedoelde acties kunnen worden ingezet, omvatten met name studies, technische bijstand, onderwijs en opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.
  • 2. 
    De communautaire financiering kan zowel gebruikt worden voor investeringsuitgaven, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor vaste kosten (onder meer administratieve, onderhouds- en werkingskosten) gezien het feit dat met het project, in de mate van het mogelijke, levensvatbaarheid op middellange termijn moet worden nagestreefd.

Met uitzondering van de opleidings-, onderwijs- en onderzoeksprogramma's mogen deze kosten over het algemeen slechts worden gedekt tijdens de aanloopfase, en wel in afnemende mate.

  • 3. 
    Voor elke samenwerkingsactie wordt een financiële bijdrage van de in artikel 3 omschreven partners gevraagd. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden van de betrokken partners en naar gelang van de aard van elke actie.
  • 4. 
    Er kan gezocht worden naar mogelijkheden voor co-financiering met andere geldverschaffers, met name de lidstaten en de betrokken internationale organisaties, zoals de Mondiale Milieufaciliteit (Global Environment Facility - GEF).
  • 5. 
    Het nodige wordt gedaan om het communautaire karakter van de uit hoofde van deze verordening verleende steun tot uitdrukking te brengen.
  • 6. 
    Teneinde de samenhang en het onderling aanvullende karakter als bedoeld in het Verdrag te verwezenlijken en een optimale doeltreffendheid van al deze acties te waarborgen, kan de Commissie alle nodige maatregelen op het gebied van de coördinatie nemen, met name:
  • a) 
    instelling van een systeem van systematische uitwisseling en analyse van gegevens over de gefinancierde acties en over de acties waarvan de financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen;
  • b) 
    coördinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatieuitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het ontvangende land en de vertegenwoordigers van de ontvangende landen.
  • 7. 
    Teneinde op algemeen en nationaal niveau zoveel mogelijk effect te bereiken, kan de Commissie in overleg met de lidstaten elk initiatief nemen dat nodig is om te komen tot een goede coördinatie en nauwe samenwerking met de ontvangende landen en met de geldverschaffers en andere betrokken internationale instellingen, met name die van het stelsel van de Verenigde Naties.

Artikel 5

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 6

Het financiële referentiebedrag voor de tenuitvoerlegging van dit programma voor de periode 1997-1999 bedraagt 45 miljoen ecu.

Jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 7

  • 1. 
    De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van, en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
  • 2. 
    De besluiten betreffende de acties waarvan de financiering krachtens de onderhavige verordening meer dan 2 miljoen ecu per actie bedraagt, worden volgens de procedure van artikel 8 vastgesteld.

De Commissie stelt het in artikel 8 bedoelde comité op beknopte wijze in kennis van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen betreffende projecten en programma's met een waarde van minder dan 2 miljoen ecu. Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk een week voordat het besluit wordt genomen.

  • 3. 
    De Commissie kan zonder het advies van het in artikel 8 bedoelde comité in te winnen, aanvullende vastleggingen goedkeuren die nodig zijn ter dekking van te verwachten of reeds geregistreerde overschrijdingen uit hoofde van deze acties, indien de overschrijding of bijkomende behoefte 20 % of minder van de oorspronkelijke vastlegging in het financieringsbesluit beloopt.
  • 4. 
    Elke krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk krachtens deze verordening gesloten financieringscontract voorziet er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitvoeren op de gebruikelijke wijze, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.
  • 5. 
    Voorzover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ontvangende landen wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.
  • 6. 
    De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de ontvangende landen. Zij kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden.
  • 7. 
    De leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten of de ontvangende landen of andere ontwikkelingslanden. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen de leveringen hun oorsprong in andere landen vinden.
  • 8. 
    Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan:
  • kosteneffectiviteit en duurzame gevolgen bij het opstellen van projecten;
  • de duidelijke omschrijving van en controle op doelstellingen en resultaatindicatoren voor alle projecten.

Artikel 8

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het voor ontwikkeling bevoegde geografisch comité.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 9

Eenmaal per jaar wordt er een gedachtewisseling gehouden op basis van een uiteenzetting van de vertegenwoordiger van de Commissie van de algemene hoofdlijnen voor de in het komende jaar te voeren acties, in het kader van een gezamenlijke vergadering van de in artikel 8, lid 1, bedoelde comités.

Artikel 10

  • 1. 
    Na elk begrotingsjaar dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat een overzicht bevat van de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties en een beoordeling van de uitvoering van deze verordening tijdens het begrotingsjaar.

Het overzicht bevat met name gegevens over zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de gefinancierde projecten, over de resultaten van de uitgevoerde projecten en over de partners waarmee overeenkomsten of uitvoeringscontracten zijn gesloten. Het verslag bevat ook beknopt cijfermateriaal over de externe evaluaties die in voorkomend geval met betrekking tot specifieke acties zijn verricht.

  • 2. 
    De Commissie maakt regelmatig een beoordeling van de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. De Commissie legt het in artikel 8 bedoelde comité samenvattingen van de beoordelingsverslagen voor die eventueel door het comité kunnen worden bestudeerd. De verslagen worden desgevraagd ter beschikking van de lidstaten gesteld.
  • 3. 
    De Commissie brengt de lidstaten uiterlijk één maand na haar besluit op de hoogte van de goedgekeurde acties en projecten, met opgave van de betrokken bedragen, de aard, het ontvangende land en de partners.
  • 4. 
    De financieringsleidraad met de bij de selectie van de projecten te hanteren richtsnoeren en criteria wordt door de bureaus van de Commissie, daaronder begrepen de delegaties van de Commissie in de begunstigde landen, gepubliceerd en meegedeeld aan de belangstellende partijen.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 22 april 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    VAN AARTSEN
  • (1) 
    PB nr. C 20 van 24. 1. 1996, blz. 4.
  • (2) 
    PB nr. C 82 van 19. 3. 1996, blz. 18.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 9 mei 1996 (PB nr. C 152 van 27. 5. 1996, blz. 56) gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 juni 1996 (PB nr. C 264 van 11. 9. 1996, blz. 28) en besluit van het Europees Parlement van 12 november 1996 (PB nr. C 362 van 2. 12. 1996, blz. 33).
  • (4) 
    PB nr. C 102 van 4. 4. 1996, blz. 4.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.