Verordening 1997/1484 - Steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31997R1484

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31997R1484

Verordening (EG) nr. 1484/97 van de Raad van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's

Publicatieblad Nr. L 202 van 30/07/1997 blz. 0001 - 0005

VERORDENING (EG) Nr. 1484/97 VAN DE RAAD van 22 juli 1997 betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 W,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Volgens de procedure en artikel 189 C van het Verdrag (2),

  • (1) 
    Overwegende dat het vermogen van de meeste ontwikkelingslanden om duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren op vele beletselen stuit, waarvan één het hoge bevolkingsaanwascijfer is, en dat er in deze landen nationale demografische programma's zijn goedgekeurd;
  • (2) 
    Overwegende dat op de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling te Caïro in 1994 een actieprogramma is goedgekeurd;
  • (3) 
    Overwegende dat de Raad in de resoluties van 11 november 1986 "Bevolking en ontwikkeling" en van 18 november 1992 "De gezinsplanning in het kader van het bevolkingsbeleid van de ontwikkelingslanden" de noodzaak heeft ingezien om te reageren op de grote behoefte aan gezinsplanningsdiensten en tegelijkertijd de noodzaak heeft onderstreept om de ontwikkelingslanden te helpen met de uitvoering van de algemene demografische programma's, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende factoren die de beheersing van de vruchtbaarheid beïnvloeden;
  • (4) 
    Overwegende dat op de hoorzitting van het Europees Parlement van 25 november 1993 duidelijk naar voren is gekomen dat de relatie tussen demografie en ontwikkeling complex is en dat de bevolkingsaanwas, tot aan een bepaalde drempel weliswaar de economische vooruitgang kan bevorderen, maar dat de in een aantal ontwikkelingslanden waargenomen bevolkingsaanwaspercentages zo hoog zijn dat niet aan de daaruit voortvloeiende behoeften kan worden voldaan en geen vooruitzichten op duurzame ontwikkeling kunnen worden geboden, in het bijzonder op milieugebied;
  • (5) 
    Overwegende dat een gematigder demografische ontwikkeling kan worden bevorderd door
  • een rechtvaardiger inkomensverdeling over de onderscheiden groepen in de samenleving;
  • een economisch beleid dat ertoe leidt dat arme mannen en vrouwen diverse mogelijkheden krijgen om in hun levensonderhoud te voorzien;
  • investeringen in gezondheidsbevorderende infrastructuur, zoals zuiver water, betere riolering en degelijke huisvesting;
  • een volksgezondheidsbeleid dat de armen een betere toegang tot gezondheidsdiensten verschaft;
  • verbeterde toegang voor vrouwen en meisjes tot onderwijs en opleidingen van betere kwaliteit;
  • (6) 
    Overwegende dat een aantal ontwikkelingslanden zich thans in een demografische overgangsfase bevindt, met als indicator een aanzienlijke daling van het vruchtbaarheidscijfer, waaruit een gedragsverandering valt af te leiden, die gunstig is voor de vermindering van de omvang van het gezin; dat andere ontwikkelingslanden nog niet in die fase zitten en derhalve bijzondere hulp zouden moeten krijgen;
  • (7) 
    Overwegende dat op het gebied van reproductieve rechten, de persoonlijke vrijheid van keuze voor mannen, vrouwen en inzonderheid adolescenten een belangrijke factor van vooruitgang en ontwikkeling is; dat daartoe voorlichting en diensten in voldoende mate voor hen beschikbaar dienen te zijn;
  • (8) 
    Overwegende dat de Gemeenschap sinds 1990 heeft bijgedragen aan de financiering van specifieke maatregelen en modelprojecten die aan deze doelstelling beantwoorden, en dat het in overeenstemming met het actieplan van de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling van Caïro, wenselijk is dat de Gemeenschap meer kracht bijzet aan haar streven naar specifieke samenwerking;
  • (9) 
    Overwegende dat de Gemeenschap bevestigt dat ieder individu het recht heeft te bepalen hoeveel kinderen hij wil en met welke tussenpozen, dat zij iedere vorm van schending van de mensenrechten veroordeelt, zoals bijvoorbeeld verplichte abortus, gedwongen sterilisatie, kindermoord of het verstoten, in de steek laten of slecht behandelen van ongewenste kinderen als middel om de bevolkingsaanwas onder controle te houden;
  • (10) 
    Overwegende dat initiatieven ter bevordering van sterilisatie en abortus noch het op onverantwoorde wijze uittesten van anticonceptiemethodes in ontwikkelingslanden in aanmerking komen voor financiële steun uit hoofde van deze verordening;
  • (11) 
    Overwegende dat de Europese Gemeenschap heeft toegezegd om gevolg te geven aan de Conferentie van Caïro, met name in de vorm van meer financiële steun voor de bevolkingsprogramma's in de ontwikkelingslanden;
  • (12) 
    Overwegende dat men zich bij de tenuitvoerlegging van de samenwerking strikt moet houden aan het op de Internationale Conferentie van Caïro genomen besluit om in geen geval toe te laten dat abortus als gezinsplanningsmethode wordt bevorderd;
  • (13) 
    Overwegende dat men de begunstigde landen in staat moet stellen evenwichtige demografische maatregelen in te voeren die verenigbaar zijn met een duurzame ontwikkeling, alsmede strategieën uit te stippelen om vrouwen beslissingsbevoegdheid te geven en de gelijkheid tussen vrouwen en mannen te bevorderen, welke factoren bepalend zijn voor het geven van zeggenschap aan vrouwen bij zwangerschappen en gezinsplanning en hen in staat stellen hun reproductieve gezondheid zelf te beheersen, zulks door middel van acties op sociaal, economisch en cultureel gebied, en met name in sleutelsectoren als volksgezondheid en onderwijs;
  • (14) 
    Overwegende dat deze bevolkingsbeleidsmaatregelen, om werkelijk doeltreffend te kunnen zijn, moeten worden opgenomen in een ruimer kader van maatregelen ter bestrijding van armoede en milieurisico's;
  • (15) 
    Overwegende dat nieuwe acties in die zin slechts doeltreffend zullen zijn indien zij gepaard gaan met een duurzame ontwikkeling, waardoor de ontwikkelingslanden harmonieus en geleidelijk in de wereldeconomie kunnen worden opgenomen;
  • (16) 
    Overwegende dat de niet-gouvernementele organisaties en particuliere bedrijven een fundamentele rol kunnen spelen voor het welslagen van beleidsmaatregelen inzake gezondheidszorg, onderwijs en gezinsplanning, met name bij vrouwen, die een essentiële rol spelen bij ieder op duurzame menselijke ontwikkeling gericht beleid, en adolescenten;
  • (17) 
    Overwegende dat op grond van deze verordening genomen maatregelen door de algemene begroting van de Gemeenschappen moet worden gefinancierd in de vorm van niet-terugvorderbare hulp;
  • (18) 
    Overwegende dat in deze verordening voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 waarbij de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten;
  • (19) 
    Overwegende dat de voorschriften en regels voor het beheer van de samenwerking op dit gebied moeten worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap brengt een samenwerking tot stand om de bevolkingsprogramma's en -maatregelen in de ontwikkelingslanden te ondersteunen.

Artikel 2

Maatregelen op grond van deze verordening zijn in de eerste plaats gericht op landen die het verst verwijderd zijn van de criteria opgesteld door de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling, op de armste en minst ontwikkelde landen en op de meest kansarme bevolkingsgroepen van de ontwikkelingslanden.

Artikel 3

De steun uit hoofde van deze verordening vormt een aanvulling op en een versterking van de steun uit hoofde van andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking op gebied van onderwijs en volksgezondheid, teneinde ten volle rekening te houden met de bevolkingsproblematiek en deze te integreren in de communautaire programma's.

Artikel 4

  • 1. 
    Bij de acties die worden gefinancierd uit hoofde van de in artikel 1 bedoelde samenwerking dient rekening te worden gehouden met de volgende prioritaire doelstellingen:
  • vrouwen, mannen en adolescenten in staat stellen met kennis van zaken een vrije keuze te maken wat betreft het aantal kinderen dat zij wensen en met welke tussenpozen;
  • bijdragen tot het creëren van een sociaal, cultureel, economisch en educatief klimaat dat, met name voor vrouwen en adolescenten, gunstig is om dit recht volledig uit te oefenen, met name door de veroordeling en de uitroeiing van iedere vorm van seksueel geweld, seksuele verminking en mishandeling, die hun waardigheid en hun gezondheid aantasten;
  • helpen bij de ontwikkeling of de hervorming van de gezondheidszorgstelsels voor een betere toegang tot kwalitatief goede dienstverlening op het gebied van reproductieve gezondheidszorg voor vrouwen, mannen en adolescenten, en daardoor de gezondheidsrisico's voor vrouwen en kinderen aanzienlijk verminderen.
  • 2. 
    De communautaire hulp mag worden toegekend voor projecten die activiteiten op de volgende gebieden omvatten:
  • oprichting, ontwikkeling en betere beschikbaarheid van diensten voor reproductieve gezondheidszorg in het kader van maatregelen en programma's die ten uitvoer worden gelegd door regeringen, internationale instellingen, niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en door de particuliere sector, waarbij men vooral groepen tracht te bereiken die bij dit soort zorg zeer gebaat zijn, zoals adolescenten, zwangere vrouwen en, afhankelijk van de lokale omstandigheden, andere groepen;
  • hulp bij het ontwerpen, toepassen of financieren van beleidsmaatregelen die bijdragen tot een betere reproductieve gezondheid van vrouwen en meisjes;
  • verbetering van de dienstverlening op het gebied van reproductieve gezondheidszorg, waaronder veiliger zwangerschappen, perinatale zorg, gezinsplanning, preventie en behandeling van seksueel overdraagbare ziekten - waaronder ook AIDS - ten aanzien van infrastructuur, uitrusting, benodigdheden, opleiding of onderzoek;
  • ondersteuning van voorlichtings-, onderwijs- en bewustmakingscampagnes ter bevordering van een betere reproductieve gezondheid en van een bewustwording van de bevolkingsproblematiek, waaronder de ruimere sociale voordelen van een snellere demografische overgang;
  • het voeren van een gezinsbeleid en het instellen van diensten voor gezinsplanning, waaronder ook het geven van voorlichting over betrouwbare en doelmatige gezinsplanning;
  • ontwikkeling van basisstructuren, het vrijwilligerswerk, de lokale NGO's en de Zuid-Zuidsamenwerking voor de tenuitvoerlegging van programma's en voor de uitwisseling van ervaringen en de ondersteuning van de samenwerkingsnetwerken tussen partners.

Artikel 5

De samenwerkingspartners die in aanmerking komen voor financiële steun uit hoofde van deze verordening zijn regionale en internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties uit de landen zelf en uit de lidstaten, nationale, regionale en plaatselijke overheidsdiensten en instanties, alsook plaatselijke organisaties waaronder vrouwenorganisaties, instellingen en openbare of particuliere bedrijven.

Artikel 6

De samenwerkingsacties worden gevoerd op basis van een dialoog met de betrokken nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten, teneinde te voorkomen dat programma's worden ingesteld die een dwingend karakter hebben, discrimineren of de fundamentele mensenrechten schenden. Er wordt rekening gehouden met de economische, sociale en culturele omstandigheden van de betrokken bevolkingsgroepen, met inachtneming van de universele mensenrechten.

In het bijzonder vrouwen zullen worden betrokken bij de opzet, de planning, de uitvoering en de evaluatie van alle demografische projecten en programma's.

Artikel 7

  • 1. 
    De middelen die in het kader van de acties op grond van artikel 2 kunnen worden ingezet, omvatten met name studies, technische bijstand, opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.
  • 2. 
    De communautaire financiering kan zowel worden gebruikt voor investeringsuitgaven, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor operationele kosten in deviezen of in plaatselijke valuta, al naargelang de behoeften die zich bij de uitvoering van de acties voordoen. De operationele kosten mogen echter, met uitzondering van de opleidingsprogramma's, normaliter alleen gedekt worden tijdens de aanloopfase en wel in afnemende mate.
  • 3. 
    Voor elke samenwerkingsactie is een financiële bijdrage van de in artikel 5 omschreven partners vereist. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden van de betrokken partners en naar gelang van de aard van elke actie.
  • 4. 
    In het bijzonder voor de operationele kosten is een financiële bijdrage van de plaatselijke partners vereist, bij voorrang in het geval van projecten waarmee een permanente activiteit op gang moet worden gebracht, teneinde te garanderen dat deze projecten ook na de stopzetting van de communautaire financiering nog levensvatbaar zijn.
  • 5. 
    Er kan gezocht worden naar mogelijkheden voor cofinanciering met andere geldverschaffers, met name de lidstaten.
  • 6. 
    De Commissie treft alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan de communautaire herkomst van de steun die uit hoofde van deze verordening wordt gegeven.
  • 7. 
    Om de doelstellingen van cohesie en complementariteit, als bedoeld in het Verdrag, te verwezenlijken en om optimale doeltreffendheid van de steun te garanderen, kan de Commissie alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen nemen, met name:
  • a) 
    het instellen van een systeem voor regelmatige informatieuitwisseling en -analyse betreffende de acties waarvan financiering door de Gemeenschap en de lidstaten plaatsvindt of wordt overwogen;
  • b) 
    coördinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatieuitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het ontvangende land.
  • 8. 
    Met het oog op een maximale doeltreffendheid op nationaal en mondiaal niveau kan de Commissie in contact met de lidstaten alle nodige initiatieven nemen om te zorgen voor een goede coördinatie en nauwe samenwerking met de ontvangende landen alsmede met de betrokken geldverschaffers en andere betrokken internationale instanties, met name die van het stelsel van de Verenigde Naties, en meer in het bijzonder het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties.

Artikel 8

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 9

Het financieel referentiebedrag voor de tenuitvoerlegging van dit programma in het tijdvak 1998-2002 beloopt 35 miljoen ecu.

Jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 10

  • 1. 
    De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van, en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (3).
  • 2. 
    Bij de evaluatie van projecten en programma's wordt rekening gehouden met de volgende factoren:
  • doeltreffendheid en levensvatbaarheid van de operaties,
  • culturele, sociale, sekse- en milieuaspecten,
  • de voor de verwezenlijking van de projectdoelstellingen noodzakelijke institutionele ontwikkeling,
  • ervaringen opgedaan met soortgelijke operaties.
  • 3. 
    De besluiten betreffende acties waarvan de financiering uit hoofde van deze verordening de 2 miljoen ecu per actie overschrijdt, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, alsook elke wijziging van deze acties die leidt tot een overschrijding van het oorspronkelijk voor de betrokken actie goedgekeurde bedrag met meer dan 20 %.

De Commissie stelt het in artikel 11 bedoelde comité op beknopte wijze in kennis van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen betreffende projecten en programma's met een waarde van minder dan 2 miljoen ecu. Deze kennisgeving vindt uiterlijk een week voordat het besluit wordt genomen plaats.

  • 4. 
    De Commissie kan zonder het advies van het in artikel 11 bedoelde comité in te winnen aanvullende bedragen goedkeuren die nodig zijn ter dekking van te verwachten of reeds geregistreerde overschrijdingen uit hoofde van deze acties, indien de overschrijding of bijkomende behoefte 20 % of minder van het in het oorspronkelijke financieringsbesluit vastgestelde bedrag beloopt.
  • 5. 
    Elke krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk krachtens deze verordening gesloten financieringscontract voorziet er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles per plaatse kunnen uitvoeren op de gebruikelijk wijze, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het in lid 1 bedoelde Financieel Reglement.
  • 6. 
    Voorzover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ontvangende landen wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.
  • 7. 
    De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de ontvangende landen. Zij kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden.
  • 8. 
    De leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten of de ontvangende landen of andere ontwikkelingslanden. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kunnen de leveringen hun oorsprong in andere landen vinden.
  • 9. 
    Bijzondere aandacht zal worden besteed aan:
  • het streven naar kosteneffectiviteit en blijvende resultaten in het projectontwerp,
  • een duidelijke omschrijving en toetsing van de doelstellingen en de resultaatindicatoren voor alle projecten.

Artikel 11

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het geografische comité dat bevoegd is voor ontwikkeling.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

  • 3. 
    In het kader van een gezamenlijke vergadering van de in lid 1 bedoelde comités wordt eenmaal per jaar een gedachtewisseling gehouden aan de hand van een uiteenzetting van de vertegenwoordiger van de Commissie van de algemene hoofdlijnen voor de in het komende jaar te voeren acties.

Artikel 12

  • 1. 
    Na elk begrotingsjaar dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat een overzicht bevat van de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties en een evaluatie van de uitvoering van deze verordening tijdens het begrotingsjaar.

Het overzicht bevat met name gegevens over de partners waarmee uitvoeringsovereenkomsten of -contracten zijn gesloten.

  • 2. 
    De Commissie maakt regelmatig een evaluatie van de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. De Commissie legt het in artikel 11 bedoelde comité samenvattingen van de evaluatieverslagen voor, die eventueel door dat comité kunnen worden bestudeerd. De verslagen worden desgevraagd ter beschikking van de lidstaten gesteld.
  • 3. 
    De Commissie stelt uiterlijk één maand na haar besluit de lidstaten in kennis van de goedgekeurde acties en projecten en vermeldt daarbij de bedragen, de aard, het ontvangende land en de deelnemende partners.

Artikel 13

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 2002.

  • 2. 
    Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie voor van de in het kader van deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde acties, welke evaluatie vergezeld kan gaan van voorstellen voor de toekomst van de verordening en eventuele voorstellen voor de wijziging of verlenging daarvan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    POOS
  • (1) 
    PB nr. C 310 van 22. 11. 1995, blz. 13, en

PB nr. C 323 van 29. 10. 1996, blz. 7.

  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 24 mei 1996 (PB nr. C 166 van 10. 6. 1996, blz. 252), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 november 1996 (PB nr. C 6 van 9. 1. 1997, blz. 8) en besluit van het Europees Parlement van 13 maart 1997 (PB nr. C 115 van 14. 4. 1997, blz. 133).
  • (3) 
    PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1. Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom, EGKS) nr. 2335/95 (PB nr. L 240 van 7. 10. 1995, blz. 12).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.