Besluit 1998/347 - Maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31998D0347

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31998D0347

98/347/EG: Besluit van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief

Publicatieblad Nr. L 155 van 29/05/1998 blz. 0043 - 0052

BESLUIT VAN DE RAAD van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (98/347/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (4),

  • (1) 
    Overwegende dat de Europese Raad in zijn bijeenkomst te Amsterdam op 16 en 17 juni 1997 in het kader van maatregelen ter vermindering van de werkloosheid de Europese Investeringsbank, hierna "EIB" genoemd, en het Europees Investeringsfonds, hierna "EIF" genoemd, heeft verzocht onder meer een faciliteit te ontwikkelen om risicokapitaal voor hoogtechnologische projecten van kleine en middelgrote ondernemingen, hierna "KMO's" genoemd, te verschaffen en daarmee niet alleen het verband tussen KMO's, innovatie en technologie, en nieuwe werkgelegenheid, maar ook de rol van risicokapitaal ter ondersteuning van de schepping van werkgelegenheid heeft erkend;
  • (2) 
    Overwegende dat de bijzondere Europese Raad inzake werkgelegenheid in zijn bijeenkomst te Luxemburg op 20 en 21 november 1997 zich verheugd toonde over het groei- en werkgelegenheidsinitiatief van het Europees Parlement om voor de werkgelegenheid meer begrotingsmiddelen te reserveren; dat het Parlement in zijn besluit betreffende de begroting voor 1998, in overeenstemming met de Raad, een nieuwe titel B5-5 (Arbeidsmarkt en technologische innovatie) heeft geïntroduceerd ter financiering, met 450 miljoen ECU over een periode van drie jaar (1998-2000), van KMO's en innoverende acties en projecten op de arbeidsmarkt; dat binnen dit bestek in 1998 30 miljoen ECU is uitgetrokken voor innoverende acties en projecten op de arbeidsmarkt; dat de Europese Raad de Commissie heeft verzocht zo spoedig mogelijk voorstellen te doen voor nieuwe financiële instrumenten ter ondersteuning van innoverende en werkgelegenheid scheppende KMO's, als onderdeel van dit initiatief, zodat de Raad spoedig zijn goedkeurig aan deze voorstellen kan hechten; dat deze nieuwe instrumenten de door de EIB gefinancierde en door het EIF beheerde Europese Technologiefaciliteit (ETF) moeten versterken door openstelling van een loket "risicokapitaal", ondersteuning van de oprichting van transnationale gemeenschappelijke ondernemingen ("joint ventures") door KMO's in de Europese Unie en instelling van een bijzonder garantiefonds binnen het EIF ter vergemakkelijking van het nemen van risico's door instellingen die voor het midden- en kleinbedrijf, hierna "MKB" genoemd, financiering bieden;
  • (3) 
    Overwegende dat de EIB en het EIF reeds hebben gereageerd door creëring van de ETF, die voor op technologie gerichte KMO's risicokapitaal zal verstrekken door gevestigde risicokapitaalfondsen als tussenschakel, hierna "intermediairs" genoemd, te gebruiken;
  • (4) 
    Overwegende dat de Raad op 9 december 1996 Besluit 97/15/EG betreffende een derde meerjarenprogramma voor het MKB in de Europese Unie (5) heeft vastgesteld; dat dit programma onder andere ten doel heeft de toegang tot financiering door middel van leningen en risicokapitaal te verbeteren, de ontwikkeling van specifieke financiële instrumenten te vergemakkelijken en de ontwikkeling van kapitaalmarkten voor snelgroeiende KMO's te stimuleren;
  • (5) 
    Overwegende dat de Commissie op 5 november 1997 Besluit 97/761/EG heeft vastgesteld tot goedkeuring van een mechanisme voor de ondersteuning van het MKB bij de oprichting van transnationale "joint ventures" in de Gemeenschap (6), een financieel beperkt initiatief in het kader van het derde meerjarenprogramma voor het MKB;
  • (6) 
    Overwegende dat de Raad op 15 december 1994 Beschikking 94/917/EG (7) houdende aanneming van een specifiek programma voor de verspreiding en exploitatie van de resultaten van de activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie (1994-1998), heeft vastgesteld, waarin in activiteiten ter verbetering van het Europese klimaat voor de financiering van de exploitatie, de aanpassing en de verspreiding van technologie door passende communautaire regelingen is voorzien; dat de Commissie op 25 november 1996 haar goedkeuring heeft gehecht aan een mededeling betreffende het "Eerste actieplan voor innovatie in Europa - innovatie ter bevordering van groei en werkgelegenheid", dat ten doel heeft de financiering van innovatie in Europa te vergemakkelijken, met name door de aanmoediging van investering in risico- en in aandelenkapitaal, vooral waar het gaat om investeringen voor starters en voor snelgroeiende innoverende ondernemingen, die in belangrijke mate aan de schepping van nieuwe arbeidsplaatsen ten grondslag liggen, en door versterking van het optreden van het EIF ten behoeve van innovatie; dat de uitvoering van dit besluit op gepaste wijze met de bovengenoemde activiteiten dient te worden gecoördineerd;
  • (7) 
    Overwegende dat bij het verlenen van financiële bijstand aan KMO's uit hoofde van dit programma in het bijzonder aandacht moet worden geschonken aan kleine ondernemingen met ten hoogste 100 werknemers, overeenkomstig de doelstellingen van dit programma;
  • (8) 
    Overwegende dat het gebrek aan risicokapitaal voor nieuwe ondernemingen en voor KMO's die willen groeien, vooral voor die welke van nieuwe technologie en innoverende ideeën gebruik maken, een bijzondere moeilijkheid vormt; dat dit segment van de risicokapitaalmarkt in Europa onderontwikkeld is en de grootste risico's met zich brengt die potentieel tot grote verliezen kunnen leiden; dat een vastberaden betrokkenheid van de overheidssector de actoren in de privésector steun zal bieden om verdere investeringen te doen in jonge en opkomende KMO's;
  • (9) 
    Overwegende dat KMO's dikwijls moeilijkheden ondervinden om voor de ontwikkeling van transnationale "joint ventures" bankfinanciering te krijgen wegens het grotere risico voor financiële instellingen; dat de ontwikkeling van "joint ventures" door communautaire KMO's het mogelijk maakt de door de interne markt geboden kansen beter te benutten, de investeringen en de handel uit te breiden en de werkgelegenheid en de groei positief te beïnvloeden; dat voorschotten en subsidies het geschiktste middel vormen om de financiële hinderpalen waarop KMO's bij de oprichting van transnationale "joint ventures" stuiten, te overwinnen;
  • (10) 
    Overwegende dat bankleningen voor de KMO's een belangrijke bron van externe financiering vormen; dat het voor KMO's moeilijk is hun schulden te financieren omdat de banken dikwijls zich terughoudend opstellen om aan die ondernemingen leningen te verstrekken; dat KMO's veelal slechts leningen kunnen verkrijgen indien daartegenover uit vaste activa bestaande zekerheid wordt gesteld; dat leninggaranties een kosteneffectief instrument vormen om de toegang tot leningen te vergemakkelijken; dat zowel materiële als immateriële investeringen door de regeling dienen te worden gedekt; dat met een garantie-instrument een belangrijke hefboomwerking kan worden verkregen;
  • (11) 
    Overwegende dat dit besluit de rechtsgrondslag vormt voor specifieke, andere communautaire aanvullende maatregelen die op het niveau van de lidstaten niet beter kunnen worden uitgevoerd en derhalve met het subsidiariteitsbeginsel in overeenstemming zijn; dat het besluit is beperkt tot hetgeen minimaal noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te bereiken, niet verder gaat dan hetgeen hiertoe is vereist en derhalve het evenredigheidsbeginsel eerbiedigt;
  • (12) 
    Overwegende dat de Commissie de toewijzing aan de verschillende regelingen gedurende de periode van drie jaar dient aan te passen teneinde rekening te houden met hun absorptie en doelmatigheid qua kwaliteit van de geboden vooruitzichten, hun gevolgen voor de toegang van KMO's tot financiering en de rechtstreekse en langetermijngevolgen wat het scheppen van duurzame werkgelegenheid betreft;
  • (13) 
    Overwegende dat de definitie van KMO's, welke in Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie (8) is opgenomen, bij de tenuitvoerlegging van dit besluit dient te worden gevolgd;
  • (14) 
    Overwegende dat het EIF in juni 1994 werd opgericht om bij te dragen tot het nastreven van communautaire doelstellingen door de investeringen in trans-Europese netwerken en het MKB te bevorderen; dat de Gemeenschap bij Besluit 94/375/EG van de Raad (9) lid van het EIF is geworden; dat het EIF volgens zijn statuten is gemachtigd leninggaranties toe te kennen en deel te nemen in het kapitaal van ondernemingen;
  • (15) 
    Overwegende dat in de in de artikelen 3 en 5 genoemde samenwerkingsovereenkomsten tussen de Commissie en het EIF rekening zal worden gehouden met de noodzaak om voor brede verspreiding van informatie over de regelingen te zorgen;
  • (16) 
    Overwegende dat het EIF heeft aangegeven bereid te zijn om aan de toepassing van de "ETF-startersregeling" en de "MKB-garantiefaciliteit" in het kader van dit besluit deel te nemen; dat het EIF bij de toepassing van de ETF-startersregeling naar een maximale passende inbreng van privérisicokapitaal moet streven;
  • (17) 
    Overwegende dat de financiële instellingen die als intermediair fungeren, op een open en transparante wijze zullen worden geselecteerd;
  • (18) 
    Overwegende dat de regeling inzake de "Joint European Venture" (JEV) door de Commissie zal worden beheerd overeenkomstig haar Besluit 97/761/EG;
  • (19) 
    Overwegende dat door de EIB en het EIF gefinancierde maatregelen niet onder de bepalingen van het Verdrag betreffende steunmaatregelen van de staten vallen; dat, indien deze maatregelen voor de begunstigde KMO's gevolgen hebben die met die van steunmaatregelen van de staten vergelijkbaar zijn, daarbij de beperkingen in acht moeten worden genomen en aan de voorwaarden moet worden voldaan die voor de verenigbaarheid van vergelijkbare steunmaatregelen van de staten zijn vastgesteld,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel van het programma

Hierbij wordt een programma betreffende financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) vastgesteld, hierna "het programma" genoemd, dat ten doel heeft het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen door de oprichting en groei van innoverende KMO's, als omschreven in Aanbeveling 96/280/EG, te vergemakkelijken en te versterken via ondersteuning van de investeringsactiviteit van die ondernemingen langs de weg van ruimere beschikbaarstelling van financiering. Het programma is gericht op KMO's met groeipotentieel en derhalve mogelijkheden om werkgelegenheid te scheppen.

Artikel 2

Beschrijving van het programma

Het programma bestaat uit drie elkaar aanvullende faciliteiten, namelijk een door het Europees Investeringsfonds (EIF) beheerde regeling voor risicokapitaalverschaffing ("ETF-starters-regeling"), een door de Commissie beheerde regeling voor financiële bijdragen ter ondersteuning van de oprichting van transnationale gemeenschappelijke ondernemingen ("joint ventures") door KMO's in de Gemeenschap ("Joint European Venture" (JEV)) en een door het EIF beheerde garantieregeling (de "MKB-garantiefaciliteit").

Artikel 3

De ETF-startersregeling

  • 1. 
    De Gemeenschap neemt door verstrekking van risicokapitaal deel in KMO's voornamelijk bij de oprichting en in de beginfasen van die ondernemingen, en/of innoverende KMO's, door middel van investeringen in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, in voorkomend geval, in samenwerking met andere in de lidstaten gevestigde deelnemingsmechanismen, met name in kleinere of in recent opgerichte fondsen, in regionaal werkzame fondsen of in fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren, of ook in risicokapitaalfondsen die de exploitatie van O & O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die met onderzoekcentra en wetenschapsparken ("science parks") zijn verbonden, waarbij overlapping met bestaande EIB- en EIF-steun wordt voorkomen en het met deze instrumenten gepaard gaande risico wordt verlaagd.
  • 2. 
    Het EIF selecteert de investeringen in de risicokapitaalfondsen, voert deze uit en beheert deze, zo nodig via nationale regelingen. De nadere voorwaarden voor de toepassing van de ETF-startersregeling, met inbegrip van het volgen ervan en de controle erop, worden in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF geregeld.
  • 3. 
    Voor de samenwerkingsovereenkomst wordt de in bijlage I vervatte indicatieve schets voor de toepassing van de ETF-startersregeling in aanmerking genomen.

Artikel 4

"Joint European Venture" (JEV)

  • 1. 
    De Gemeenschap verstrekt aan KMO's financiële bijdragen voor de oprichting van nieuwe transnationale "joint ventures" in de Gemeenschap. De communautaire bijdrage dient tot dekking van een deel van de uitgaven voor het concipiëren en opzetten van transnationale "joint ventures". De maximumbijdrage per project bedraagt 100 000 ECU en dekt:
  • a) 
    ten hoogste 50 % van de in aanmerking komende uitgaven tot een maximum van 50 000 ECU;
  • b) 
    ten hoogste 10 % van het totale bedrag van de investeringen in vaste activa. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan kleine ondernemingen met ten hoogste 100 werknemers.
  • 2. 
    In aanmerking komende uitgaven in de zin van lid 1, onder a), zijn de essentiële uitgaven in verband met het concipiëren en opzetten van een in bijlage II, punt 6, omschreven transnationale "joint venture" die door Europese KMO's is opgericht.
  • 3. 
    Aanvragen voor bijdragen worden over een net van financiële intermediairs naar de Commissie doorgeleid. Voor de tenuitvoerlegging van de regeling inzake de "Joint European Venture" (JEV) wordt de in bijlage II vervatte indicatieve schets in aanmerking genomen.

Artikel 5

De MKB-garantiefaciliteit

  • 1. 
    De Gemeenschap stelt begrotingsmiddelen ter beschikking tot dekking van de kosten van door het EIF verstrekte garanties en tegengaranties ter bevordering van een toename van leningen aan KMO's door de capaciteit van de in de lidstaten in de overheids- of in de privésector functionerende garantiestelsels te vergroten, onderlinge garantiestelsels inbegrepen; de regeling kan ook worden gebruikt ter ondersteuning van instrumenten voor risicospreiding in het MKB die eventueel door de EIB of door andere geëigende financiële instellingen ter beschikking worden gesteld. Voor geëigende samenwerking met de lidstaten zal worden gezorgd via contacten tussen het EIF en de nationale autoriteiten, voordat de faciliteit wordt toegepast.
  • 2. 
    De begrotingsmiddelen dekken de volledige kosten van de faciliteit, met inbegrip van de door het EIF geleden verliezen op garanties en alle andere in aanmerking komende kosten of uitgaven van de faciliteit. Voor de kosten van de faciliteit voor de Gemeenschapsbegroting wordt een maximum vastgesteld zodat deze in geen geval de toewijzing aan het EIF uit hoofde van deze actie overschrijden; in de Gemeenschapsbegroting wordt geen eventuele verplichting opgenomen.
  • 3. 
    Prioriteit wordt gegeven aan kleine ondernemingen met ten hoogste 100 werknemers. De door het EIF verleende garanties zijn gedeeltelijke garanties; steeds wordt tussen het EIF en de financiële intermediair een regeling inzake risicospreiding getroffen. Waar mogelijk werkt het EIF bij de toepassing van dit instrument met garantieregelingen die er in de eerste plaats op zijn gericht om leningen te helpen financieren die het bankstelsel niet gemakkelijk zonder garantieverklaring zou verstrekken, en om ervoor te zorgen dat een deel van het risico wordt gedragen door degene die de lening verstrekt.
  • 4. 
    De nadere voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de MKB-garantiefaciliteit, met inbegrip van het volgen ervan en de controle erop, worden in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF geregeld.
  • 5. 
    Voor de samenwerkingsovereenkomst wordt de in bijlage III vervatte indicatieve schets in aanmerking genomen.

Artikel 6

Beheerskosten

De beheerskosten die aan het EIF worden betaald, worden overeenkomstig de algemeen aanvaarde marktpraktijk vastgesteld en kunnen van de voor het initiatief bestemde kredieten worden afgeboekt.

Artikel 7

Verslaglegging en evaluatie

  • 1. 
    De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uit over de toepassing van dit besluit en de verschillende regelingen die eronder vallen, met name over de impact van het besluit voor de toegang van KMO's tot financiering, de onmiddellijke gevolgen ervan voor de schepping van werkgelegenheid, de vooruitzichten voor de schepping van werkgelegenheid op lange termijn en de samenhang tussen de aan de onderscheiden regelingen toegewezen middelen en de doelstellingen van het programma.
  • 2. 
    Uiterlijk 48 maanden na de datum van aanneming van dit besluit, geeft de Commissie een evaluatie van het programma, met name van het gebruik dat in totaal ervan is gemaakt, de onmiddellijke gevolgen ervan voor de schepping van werkgelegenheid en de vooruitzichten voor de schepping van werkgelegenheid op lange termijn.

Artikel 8

Slotbepaling

Onverminderd het bepaalde in bijlage I, punt 5, bijlage II, punt 4, en bijlage III, punt 10, eindigt dit programma op 31 december 2000.

Artikel 9

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Het wordt van kracht op de dag van bekendmaking.

Gedaan te Brussel, 19 mei 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • G. 
    BROWN
  • (1) 
    PB C 108 van 7. 4. 1998, blz. 67.
  • (2) 
    PB C 138 van 4. 5. 1998.
  • (3) 
    Advies uitgebracht op 26 maart 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (4) 
    Advies uitgebracht op 17 april 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (5) 
    PB L 6 van 10. 1. 1997, blz. 25.
  • (6) 
    PB L 310 van 13. 11. 1997, blz. 28.
  • (7) 
    PB L 361 van 31. 12. 1994, blz. 101.
  • (8) 
    PB L 107 van 30. 4. 1996, blz. 4.
  • (9) 
    PB L 173 van 7. 7. 1994, blz. 12.

BIJLAGE I

INDICATIEVE SCHETS VOOR DE TOEPASSING VAN DE ETF-STARTERSREGELING

  • 1. 
    Inleiding

De ETF-startersregeling zal door het EIF op trustbasis worden beheerd. Het EIF zal de voor de regeling uitgetrokken communautaire middelen investeren in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen en/of, in voorkomend geval, in samenwerking met andere in de lidstaten gevestigde deelnemingsmechanismen, met name in kleinere of in recent opgerichte fondsen, in regionaal werkzame fondsen of in fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren, of ook in risicokapitaalfondsen die de exploitatie van O & O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken ("science parks") zijn verbonden, die op hun beurt risicokapitaal voor het MKB verschaffen. De ETF-startersregeling zal de door de EIB in samenwerking met het EIF ingestelde Europese Technologiefaciliteit (ETF) versterken door een investeringsbeleid waarmee een hoger risicoprofiel gepaard gaat zowel ten opzichte van de bemiddelende fondsen als ten opzichte van het investeringsbeleid van deze laatste.

  • 2. 
    Intermediairs

Het EIF stelt alles in het werk om overal in de Gemeenschap de investeringen met name te richten op kleinere of recent opgerichte fondsen, op fondsen voor specifieke, al dan niet bijstand genietende regio's of voor specifieke bedrijfstakken of technologieën, of op risicokapitaalfondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken zijn verbonden. De intermediairs zullen volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op eerlijke en doorzichtige wijze worden geselecteerd om concurrentieverstoringen te voorkomen, met inachtneming van het doel via een groot aantal gespecialiseerde fondsen te werken.

  • 3. 
    Maximuminvestering

De maximum totale investering van de ETF-startersregeling in een intermediair risicokapitaalfonds bedraagt 25 % van het totale aandelenkapitaal dat door het betrokken fonds wordt gehouden, of maximaal 50 % in uitzonderlijke gevallen, zoals nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder krachtige katalytische rol voor de ontwikkeling van risicokapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen vervullen. In haar jaarlijks verslag licht de Commissie alle afzonderlijke gevallen toe waarin het EIF een investering van meer dan 25 % van het totale aandelenkapitaal heeft gedaan. Per risicokapitaalfonds mag niet meer dan 10 miljoen ECU worden geïnvesteerd. De intermediaire risicokapitaalfondsen moeten met betrekking tot de diversifiëring van de portefeuille ervan de gevestigde marktpraktijk volgen. Het EIF zal naar een maximale passende inbreng van privérisicokapitaal streven.

  • 4. 
    Investeringen op gelijke voet

De investeringen van de ETF-startersregeling in bemiddelende fondsen zullen op gelijke voet (pari passu) staan met die van de andere investeerders in aandelen.

  • 5. 
    Looptijd van de faciliteit

De ETF-startersregeling wordt opgezet als een langlopende faciliteit in het kader waarvan gewoonlijk posities van vijf tot twaalf jaar in risicokapitaalfondsen zullen worden genomen. Het EIF zal alles in het werk stellen om de aan de faciliteit toegewezen middelen ten laatste gedurende het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de betrokken begrotingsbetalingen worden verricht, volledig vast te leggen. In elk geval zal de looptijd van de investeringen niet langer bedragen dan 16 jaar vanaf de datum van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst.

  • 6. 
    Realisatie van investeringen

Aangezien de meeste van de investeringen in het kader van de ETF-startersregeling in niet-beursgenoteerde, illiquide risicokapitaalfondsen zullen worden gedaan, zal de realisatie van die investeringen gebaseerd zijn op de uitkering van de opbrengsten die de intermediaire fondsen ontvangen uit de verkoop van hun investeringen in KMO's.

  • 7. 
    Herinvestering van opbrengsten uit gerealiseerde investeringen

Opbrengsten uit gerealiseerde investeringen mogen gedurende de eerste vier jaar van de regeling worden geherinvesteerd. De herinvesteringsperiode kan met ten hoogste drie jaar worden verlengd indien de faciliteit 48 maanden na de instelling ervan een gunstige beoordeling krijgt.

  • 8. 
    Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt voor de begrotingsmiddelen die voor de regeling zijn bestemd een afzonderlijke rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend. Deze rekening is rentedragend; ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd. De door het EIF in het kader van de ETF-startersregeling verrichte investeringen en de beheerskosten van het EIF en andere in aanmerking komende uitgaven worden van deze rekening voor gelden van derden afgeschreven en de opbrengsten uit gerealiseerde investeringen worden daarop bijgeschreven. Als de regeling vier jaar loopt of, indien de herinvesteringsperiode wordt verlengd, na afloop van de verlengde herinvesteringsperiode, worden andere saldi op deze trustrekening dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en die nog niet zijn opgenomen/geïnvesteerd en gelden die redelijkerwijs voor de dekking van in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, zoals beheerskosten van het EIF, aan de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

  • 9. 
    Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Gemeenschap in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van de betalingen te verifiëren.

BIJLAGE II

INDICATIEVE SCHETS VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN DE REGELING INZAKE DE "JOINT EUROPEAN VENTURE" (JEV)

  • 1. 
    Inleiding

In het kader van de regeling inzake de "Joint European Venture" (JEV) zullen financiële bijdragen worden verstrekt ter ondersteuning van de oprichting van transnationale gemeenschappelijke ondernemingen ("joint ventures") door KMO's in de Gemeenschap. Deze regeling is gebaseerd op het beperkte initiatief in het kader van het derde meerjarenprogramma voor het MKB, dat bij Besluit 97/761/EG van de Commissie van 5 november 1997 tot goedkeuring van een mechanisme voor de ondersteuning van het MKB bij de oprichting van transnationale "joint ventures" in de Gemeenschap werd vastgesteld.

  • 2. 
    Intermediairs

De regeling zal voor KMO's toegankelijk zijn via intermediairs, die banken of andere voor dit doel geschikte financiële instellingen kunnen zijn. Het net van financiële intermediairs omvat financiële intermediairs die zijn geselecteerd overeenkomstig het in punt 1 genoemde initiatief van 5 november 1997 in aansluiting op een in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt nieuw verzoek om reacties van belangstellenden. De Commissie zal nagaan of de aanvragen in het licht van de doelstellingen van het programma in aanmerking komen.

  • 3. 
    Aanvraagprocedure

Aanvragen om financiële bijdragen uit hoofde van deze regeling moeten door KMO's bij een van de intermediairs worden ingediend. De intermediair wordt belast met de beoordeling van de aanvraag en moet deze in geval van een gunstig advies naar de Commissie doorleiden. De Commissie gaat na of de aanvragen in het licht van de doelstellingen van de regeling, met name het effect op de werkgelegenheid, in aanmerking komen.

  • 4. 
    Betaling van financiële bijdragen

De bijdragen, die in totaal niet meer dan 100 000 ECU mogen bedragen, worden aan de KMO's betaald via de financiële intermediair, die alle betalingen onverwijld en onverkort doorgeeft.

De betalingen uit hoofde van de eerste tranche tot ten hoogste 50 000 ECU dienen tot dekking van 50 % van de in aanmerking komende uitgaven voor het opzetten en voorbereiden van de gemeenschappelijke onderneming en geschieden in twee termijnen. Een terugbetaalbaar voorschot van 50 % (ten hoogste 25 000 ECU) wordt uitgekeerd zodra de aanvraag door de Commissie is goedgekeurd. Een tweede betaling van 50 % (ten hoogste 25 000 ECU) wordt verricht na overlegging van bewijsstukken voor alle verrichte uitgaven en op basis van een gedetailleerd projectbeoordelingsverslag aan de hand waarvan de haalbaarheid van de gemeenschappelijke onderneming en de voorgenomen investering kan worden beoordeeld. Nadat de Commissie de bewijsstukken heeft goedgekeurd, wordt het terugbetaalbare voorschot in een subsidie omgezet.

De betaling uit hoofde van de tweede tranche tot dekking van ten hoogste 10 % van de investering geschiedt nadat ten genoegen van de Commissie de bewijsstukken van de voltooiing van de investering en het begin van de nieuwe activiteit zijn ontvangen.

KMO's die een betaling uit hoofde van de tweede tranche (10 % van de investering) ontvangen, moeten zich ertoe verplichten de Commissie gedurende een periode van vijf jaar informatie te verstrekken over de activiteiten van de opgerichte gemeenschappelijke onderneming en met name over het aantal gecreëerde banen.

  • 5. 
    Externe beheerskosten

Bij het beheer van het programma zal een beroep worden gedaan op gespecialiseerde externe bijstand voor het volgen van projecten. Deze bijstand wordt verleend door externe contractanten die worden geselecteerd naar aanleiding van een verzoek om reacties van belangstellenden. Ten hoogste 5 % van de ter beschikking gestelde begrotingsmiddelen wordt voor de externe beheerskosten van het initiatief gereserveerd.

  • 6. 
    Definitie van een gemeenschappelijke onderneming ("joint venture")

Het begrip "gemeenschappelijke onderneming" wordt ruim geïnterpreteerd, dit wil zeggen: elke tot een nieuwe rechtspersoon leidende vorm van consortium, partnerschap of "gemeenschappelijke onderneming" in enge zin op het gebied van industrie, diensten, handel of ambacht, mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

  • het project creëert nieuwe economische activiteiten waarbij in de Gemeenschap investeringen worden gedaan en werkgelegenheid wordt gecreëerd. Verplaatsing van bestaande economische activiteiten wordt niet in aanmerking genomen; overname van bestaande ondernemingen evenmin;
  • de partners vervullen een actieve rol in de "gemeenschappelijke onderneming" en dragen een passende mate van verantwoordelijkheid. Gemeenschappelijke ondernemingen waarin één van de partners meer dan 75 % bezit, komen niet in aanmerking. Wijzigingen in de deelnemingen in de gemeenschappelijke onderneming binnen drie jaar na de ondertekening van de overeenkomst met de Commissie moeten bij de Commissie worden aangemeld met het oog op een herbeoordeling van haar financiële deelneming;
  • de gemeenschappelijke onderneming moet recent zijn opgericht door ten minste twee KMO's uit twee verschillende lidstaten.
  • 7. 
    In aanmerking komende uitgaven

Voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven in verband met het ontwerpen en opzetten van een gemeenschappelijke onderneming: uitgaven in de voorbereidende fase (marktverkenningen, voorbereiding van het rechtskader, milieu-effectrapportage, technische standaarden, bedrijfsplan, enz.); uitgaven voor externe deskundigen (juristen, adviseurs, accountants): honoraria op basis van werkelijke kosten, reis- en verblijfskosten (volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van de dienstverleningsovereenkomsten van de Commissie); uitgaven voor interne deskundigen (in verband met reizen naar het buitenland): dagvergoeding, reis- en verblijfskosten (volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van de dienstverleningsovereenkomsten van de Commissie).

Voor de subsidie ten belope van 10 % van de verrichte investering wordt als "investering" aangemerkt de aankoop of de productie van materiële of immateriële activa die in de balans van de gemeenschappelijke onderneming als vaste activa worden verantwoord en overeenkomstig algemeen aanvaarde boekhoudkundige normen worden gewaardeerd.

Financieringskosten en uitgaven in verband met het zoeken naar een partner zijn uitgesloten.

Uitgaven uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder b), kunnen alleen worden gehonoreerd indien uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder a), uitgaven zijn gehonoreerd voor omvangrijke voorbereidingen in verband met een transnationale gemeenschappelijke onderneming, waardoor wordt gewaarborgd dat er uitsluitend subsidies worden verstrekt voor projecten met een daadwerkelijk bedrijfsperspectief. De investeringssubsidie wordt slechts goedgekeurd indien op bevredigende wijze is aangetoond dat de investering is voltooid en de nieuwe activiteiten een aanvang hebben genomen.

  • 8. 
    Verplichtingen van de begunstigden

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Gemeenschap of de Commissie in staat te stellen hun taak te vervullen teneinde de regelmatigheid te verifiëren van de verklaringen die de begunstigden hebben afgelegd om hun verzoeken om betalingen te staven, alsmede van de dienovereenkomstig verrichte betalingen.

BIJLAGE III

INDICATIEVE SCHETS VOOR DE TOEPASSING VAN DE MKB-GARANTIEFACILITEIT

  • 1. 
    Inleiding

De MKB-garantiefaciliteit zal door het EIF op trustbasis worden beheerd. Terwijl het EIF tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties zal verstrekken voor in de lidstaten functionerende garantiestelsels, en directe garanties in het geval van de EIB of andere geschikte financiële intermediairs, zullen zijn verliezen uit de relevante garanties met communautaire middelen worden gedekt. Aldus zal de regeling kunnen worden afgestemd op KMO's met groeipotentieel die bijzonder moeilijk financiering kunnen verkrijgen omdat het verstrekken van leningen aan deze ondernemingen als zeer riskant wordt ervaren, zoals in het geval van kleine of recent opgerichte ondernemingen.

  • 2. 
    Intermediairs

Garantiestelsels die in de openbare of de privésector in de lidstaten functioneren, met inbegrip van onderlinge garantiestelsels, de EIB of andere passende financiële instellingen in verband met risicodragende faciliteiten die zij voor KMO's beschikbaar stellen. De intermediairs zullen worden geselecteerd volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op een eerlijke en doorzichtige wijze, met inachtneming van: a) het effect op het volume van de schuldfinanciering ten behoeve van KMO's, en/of b) het effect op de toegang tot schuldfinanciering voor KMO's, en/of c) het effect op de risico's die de betrokken intermediair bij leningen aan KMO's op zich neemt.

  • 3. 
    In aanmerking komende leningen aan KMO's

De financiële criteria voor het in aanmerking komen van leningen aan KMO's voor garanties in het kader van de MKB-garantiefaciliteit worden afzonderlijk voor elke intermediair vastgesteld in het kader van de garantiestelsels die zij reeds toepassen, met het doel zo veel mogelijk KMO's te bereiken. Deze criteria dienen de marktvoorwaarden en -praktijken in het betrokken gebied te weerspiegelen. De garanties en tegengaranties zullen hoofdzakelijk beschikbaar worden gesteld tot dekking van leningen aan KMO's met minder dan 100 werknemers. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan leningen ter financiering van immateriële activa.

  • 4. 
    EIF-garanties

De garanties van het EIF hebben betrekking op afzonderlijke leningen in een specifieke leningenportefeuille, die, indien dat tot de uitbreiding van de leningen aan KMO's leidt, een bestaande, of een binnen een specifieke periode te creëren leningenportefeuille kan zijn. De garanties van het EIF dekken een deel van het aan de onderliggende leningenportefeuille inherente kredietrisico, waarbij het risico wordt gedeeld met de betrokken financiële intermediair.

  • 5. 
    Gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF

De verplichting van het EIF om zijn aandeel in de verliezen op leningen aan de intermediair te betalen, blijft bestaan totdat het gecumuleerde bedrag van de betalingen tot dekking van de verliezen op een specifieke leningenportefeuille, verminderd met het gecumuleerde bedrag van de overeenkomstige alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, een tevoren overeengekomen bedrag bereikt, waarna de garantie van het EIF automatisch wordt geannuleerd.

  • 6. 
    EIF op gelijke voet met de intermediair

De garanties van het EIF staan gewoonlijk op gelijke voet met de garanties of, in voorkomend geval, met de leningen die door de intermediair worden verstrekt.

  • 7. 
    Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt een rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend voor de begrotingsmiddelen voor de regeling. Deze regeling is rentedragend; de ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd.

  • 8. 
    Recht van het EIF om gelden aan de trustrekening te onttrekken

Het EIF heeft het recht de rekening voor gelden van derden (trustrekening) te debiteren voor betalingen om aan zijn verplichtingen voor de gelimiteerde gecumuleerde verliezen uit hoofde van de garantiefaciliteit te voldoen, en, met goedkeuring van de Commissie, voor andere in aanmerking komende kosten, bijvoorbeeld zijn beheerskosten, honoraria van juristen en promotiekosten van de regeling.

  • 9. 
    Alsnog geïnde bedragen die als verliezen waren geboekt, moeten op de trustrekening worden bijgeschreven

Alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk waren geboekt als verliezen op leningen waarvoor betalingen werden verricht uit hoofde van garanties die werden aangesproken, moeten op de rekening voor gelden van derden (trustrekening) worden bijgeschreven.

  • 10. 
    Looptijd van de regeling

Het is de bedoeling dat de afzonderlijke MKB-garanties een looptijd van vijf tot tien jaar zullen hebben. Indien op de trustrekening voldoende middelen voorhanden zijn, zal het EIF nieuwe garantieverplichtingen aangaan tot vier jaar na de goedkeuring van de faciliteit. Bedragen die bij het verstrijken van de uitstaande garanties op de trustrekening staan, worden aan de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

  • 11. 
    Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Gemeenschap in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van de betalingen te verifiëren.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.