Verordening 1999/1259 - Gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999R1259

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999R1259

Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Publicatieblad Nr. L 160 van 26/06/1999 blz. 0113 - 0118

VERORDENING (EG) Nr. 1259/1999 VAN DE RAAD

van 17 mei 1999

tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

Gezien het advies van de Rekenkamer(5),

  • (1) 
    Overwegende dat enige gemeenschappelijke voorwaarden dienen te worden vastgesteld voor de rechtstreekse betalingen op grond van de verschillende inkomenssteunregelingen in het kader van de gemeenschappelijke ordeningen van de landbouwmarkten;
  • (2) 
    Overwegende dat de bevoegde nationale autoriteiten de betalingen waarin de communautaire steunregelingen voorzien, volledig aan de begunstigden dienen uit te keren onder voorbehoud van de verlagingen waarin deze verordening uitdrukkelijk voorziet;
  • (3) 
    Overwegende dat, met het oog op een betere integratie van het milieu in de gemeenschappelijke marktordeningen, de lidstaten passende milieumaatregelen dienen toe te passen ten aanzien van de landbouwgrond en de landbouwproductie waarvoor rechtstreekse betalingen gelden; dat de lidstaten over de gevolgen van de niet-inachtneming van milieueisen moeten beslissen en de mogelijkheid dienen te hebben om bij veronachtzaming van dergelijke milieueisen de uit de steunregelingen voortvloeiende voordelen te verminderen of zelfs in te trekken; dat dergelijke maatregelen door de lidstaten dienen te worden genomen onverminderd de mogelijkheid om steun te verlenen voor verbintenissen die vrijwillig worden aangegaan in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw;
  • (4) 
    Overwegende dat, om de werkgelegenheid in de landbouw stabiel te houden en rekening te houden met de globale welvaart van bedrijven en de communautaire steun aan die bedrijven en zo bij te dragen tot een redelijke levensstandaard voor de landbouwbevolking, met inbegrip van alle in de landbouw werkzame personen, de lidstaten dienen te worden gemachtigd de rechtstreekse betalingen aan landbouwers te verlagen in die gevallen waarin de arbeidsbezetting op hun bedrijf kleiner is dan een nader te bepalen minimum en/of wanneer de globale welvaart van bedrijven en/of de totaalbedragen aan betalingen de door de lidstaten te betalen maxima overschrijden; dat echter, om de productiviteit in de landbouw in stand te houden, een dergelijke verlaging niet meer mag bedragen dan 20 % van het totaalbedrag aan betalingen;
  • (5) 
    Overwegende dat de lidstaten de bepalingen inzake het verlagen van de betalingen moeten vaststellen op basis van objectieve criteria; dat aan de lidstaten de mogelijkheid dient te worden geboden de door verlagingen van de betalingen beschikbaar komende bedragen te gebruiken voor bepaalde extra maatregelen in het kader van de steun voor plattelandsontwikkeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999(6);
  • (6) 
    Overwegende dat de gemeenschappelijke steunregelingen moeten worden aangepast aan de marktontwikkelingen, en wel indien nodig op korte termijn; dat de begunstigden er bijgevolg niet op kunnen vertrouwen dat de steunvoorwaarden ongewijzigd blijven, en voorbereid dienen te zijn op een mogelijke herziening van de regelingen in het licht van de marktontwikkelingen;
  • (7) 
    Overwegende dat de rechtstreekse inkomenssteun waarin de steunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorzien, vooral tot doel hebben de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren; dat dit doel nauw met de instandhouding van plattelandsgebieden samenhangt; dat, om een verkeerde besteding van communautaire middelen te voorkomen, geen steunbetalingen moeten worden toegekend aan landbouwers van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor die steunverlening kunstmatig hebben gecreëerd om een voordeel te verkrijgen dat onverenigbaar is met de doelstellingen van de steunregelingen;
  • (8) 
    Overwegende dat, gezien de belangrijke budgettaire gevolgen van de steun in de vorm van rechtstreekse betalingen en met het oog op een betere beoordeling van het effect ervan, de communautaire regelingen aan een behoorlijke evaluatie dienen te worden onderworpen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte

Deze verordening geldt voor de betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegekend op grond van de steunregelingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die volledig of gedeeltelijk door de afdeling Garantie van het EOGFL worden gefinancierd, met uitzondering van de betalingen waarin Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) voorziet.

Deze steunregelingen zijn opgesomd in de bijlage.

Artikel 2

Volledige uitkering

De betalingen op grond van de steunregelingen moeten volledig aan de begunstigden worden uitgekeerd.

Artikel 3

Eisen inzake milieubescherming

  • 1. 
    Met betrekking tot landbouwactiviteiten die onder de werkingssfeer van deze verordening vallen, nemen de lidstaten de milieumaatregelen die zij passend achten gezien de specifieke situatie wat de gebruikte landbouwgrond of de productie betreft en waarin de mogelijke milieueffecten zijn verdisconteerd. Deze maatregelen kunnen omvatten:
  • steun als tegenprestatie voor verbintenissen in het kader van milieumaatregelen in de landbouw,
  • dwingende algemene milieueisen,
  • specifieke milieueisen om voor rechtstreekse betalingen in aanmerking te komen.
  • 2. 
    De lidstaten stellen sancties vast die passen bij en in verhouding staan tot de ernst van de ecologische gevolgen van het niet naleven van de in de in lid 1 bedoelde milieueisen. Zij kunnen bepalen dat de uit de betrokken steunregelingen voortvloeiende voordelen worden verlaagd of eventueel ingetrokken indien niet aan deze milieueisen wordt voldaan.

Artikel 4

Differentiatie

  • 1. 
    De lidstaten kunnen besluiten de bedragen aan betalingen die, indien dit lid buiten beschouwing wordt gelaten, voor een bepaald kalenderjaar aan de landbouwers zouden worden toegekend, te verlagen voor die landbouwers
  • die gedurende dat kalenderjaar op hun bedrijf gebruik maken van een arbeidsbezetting, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, die kleiner is dan een door de lidstaten te bepalen minimum, en/of
  • wier bedrijf gedurende dat kalenderjaar een globale welvaart heeft die, uitgedrukt als brutostandaardsaldo ten opzichte van de gemiddelde situatie in een bepaalde regio of kleinere geografische eenheid, hoger ligt dan een door de lidstaten te bepalen maximum en/of
  • ten aanzien van wie de totaalbedragen aan betalingen die krachtens de steunregelingen voor een kalenderjaar zijn toegekend de door de lidstaten te bepalen maxima overschrijden.

Onder "arbeidsjaareenheid" wordt verstaan de nationale of regionale gemiddelde jaarlijkse arbeidstijd van gedurende een heel kalenderjaar in voltijd werkzame volwassen landbouwwerknemers.

Onder "brutostandaardsaldo" wordt verstaan het verschil tussen de standaardproductie en het standaardbedrag voor bepaalde specifieke kosten.

  • 2. 
    De uit de toepassing van lid 1 voortvloeiende verlaging van de voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer toe te kennen steun mag niet meer bedragen dan 20 % van het totaalbedrag aan betalingen dat, indien lid 1 buiten beschouwing wordt gelaten, voor het betrokken kalenderjaar aan de landbouwer zou worden toegekend.

Artikel 5

Gemeenschappelijke bepaling

  • 1. 
    De lidstaten passen de in de artikelen 3 en 4 bedoelde maatregelen zo toe dat een gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentiedistorties worden voorkomen.
  • 2. 
    Het verschil tussen de bedragen die, indien de artikelen 3 en 4 buiten beschouwing worden gelaten, voor een kalenderjaar aan de landbouwers in een lidstaat zouden worden betaald, en de na toepassing van die artikelen berekende bedragen, wordt binnen een volgens de procedure van artikel 11 te betalen termijn ter beschikking van de betrokken lidstaat gesteld bij wijze van extra communautaire steun voor maatregelen uit hoofde van de artikelen 10 tot en met 12 (vervroegde uittreding), 13 tot en met 21 (probleemgebieden en gebieden met milieubeperkingen), 22 tot en met 24 (milieumaatregelen in de landbouw) en 31 (bosbouw) van Verordening (EG) nr. 1257/1999.

Artikel 6

Herziening

De steunregelingen worden toegepast onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de marktontwikkelingen te herzien.

Artikel 7

Beperking van de betalingen

Onverminderd de bijzondere bepalingen in individuele steunregelingen, wordt geen steun uitbetaald aan begunstigden van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor die steunverlening kunstmatig hebben gecreëerd om een voordeel te verkrijgen dat onverenigbaar is met de doelstellingen van die steunregeling.

Artikel 8

Evaluatie

Om de effectiviteit van de betalingen in het kader van de steunregelingen te meten, worden deze betalingen geëvalueerd met het doel hun invloed aan de beoogde doelstellingen te toetsen en hun effecten op de desbetreffende markten te analyseren.

Artikel 9

Informatieverstrekking aan de Commissie

De lidstaten verstrekken de Commissie uitvoerige informatie over de voor de uitvoering van deze verordening genomen maatregelen.

Artikel 10

Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

  • a) 
    wordt onder "landbouwer" of "bedrijfshoofd" verstaan: de individuele landbouw-producent, natuurlijke of rechtspersoon dan wel groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Gemeenschap;
  • b) 
    wordt onder "bedrijf" verstaan: het geheel van de productie-eenheden dat door de landbouwer (het bedrijfshoofd) wordt beheerd en zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat;
  • c) 
    zijn in de voor een kalenderjaar toe te kennen betalingen mede begrepen de betalingen die moeten worden toegekend voor andere perioden die in dat kalenderjaar beginnen.

Artikel 11

Uitvoeringsbepalingen

Volgens de procedure van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999, tot instelling van een steunregeling van producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(7), de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(8) of, in voorkomend geval, van de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van landbouwmarkten, worden door de Commissie vastgesteld:

  • in voorkomend geval, de uitvoeringsbepalingen van deze verordening, waaronder met name de maatregelen die nodig zijn om ontduiking van de artikelen 3 en 4 te voorkomen, alsmede de maatregelen betreffende artikel 7, en
  • wanneer nodig, wijzigingen van de bijlage, rekening houdend met de in artikel 1 opgenomen criteria.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 mei 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. FUNKE

  • (1) 
    PB C 170 van 4.6.1998, blz. 93.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 6.5.1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB C 407 van 28.12.1998, blz. 208.
  • (4) 
    PB C 93 van 6.4.1999, blz. 1.
  • (5) 
    PB C 401 van 22.12.1998, blz. 3.
  • (6) 
    Zie blz. 80 van dit Publicatieblad.
  • (7) 
    Zie blz. 1 van dit Publicatieblad.
  • (8) 
    Zie blz. 21 van dit Publicatieblad.

BIJLAGE

LIJST VAN DE STEUNREGELINGEN DIE AAN DE CRITERIA VAN ARTIKEL 1 VOLDOEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.