Verordening 1999/1493 - Gemeenschappelijke wijnmarktordening

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31999R1493

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31999R1493

Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt

Publicatieblad Nr. L 179 van 14/07/1999 blz. 0001 - 0084

VERORDENING (EG) Nr. 1493/1999 VAN DE RAAD

van 17 mei 1999

houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de regio's(4),

  • (1) 
    Overwegende dat de werking en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten met de totstandkoming van een gemeenschappelijk landbouwbeleid gepaard moeten gaan, en dat dit beleid met name een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten dient te omvatten die naar gelang van het product verscheidene vormen kan aannemen;
  • (2) 
    Overwegende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten doel heeft de in artikel 33 van het Verdrag vervatte doeleinden te bereiken en, met name voor de wijnsector, de markten te stabiliseren en voor de betrokken landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te waarborgen; dat deze doelstellingen kunnen worden bereikt door de productie aan de behoeften aan te passen, met name door een op aanpassing van het wijnbouwpotentieel en een op kwaliteit gericht beleid te voeren;
  • (3) 
    Overwegende dat de huidige opzet van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn bij Verordening (EEG) nr. 822/87(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1627/98(6) is vastgesteld; dat de ervaring uitwijst dat het dienstig zou zijn deze te vervangen, teneinde rekening te houden met de huidige situatie in de wijnsector en met name met het feit dat er minder structurele overschotten zijn maar dat de mogelijkheid van een aantal jaren optredende overschotten blijft bestaan, vooral als gevolg van het aan deze sector inherente verschijnsel van intense productieschommelingen dat zich van de ene oogst op de andere voordoet;
  • (4) 
    Overwegende dat de uitvoering van de overeenkomsten van de Uruguayronde in 1995 heeft geleid tot zowel een meer open markt van de Gemeenschap, waarin de traditionele interventiemaatregelen veel van hun doeltreffendheid hebben ingeboet, als minder mogelijkheden voor gesubsidieerde uitvoer, hetgeen de producenten in de Gemeenschap ertoe noopt concurrerender te worden; dat de meeste uitvoer reeds zonder subsidie geschiedt;
  • (5) 
    Overwegende dat het belangrijkste probleem waarmee de wijnsector in bepaalde gebieden van de Gemeenschap thans te kampen heeft, in de beperkte capaciteit van die gebieden is gelegen om zich snel genoeg aan wijzigingen in de concurrentiesituatie, zowel op de communautaire markt als op die van derde landen, aan te passen; dat de huidige gemeenschappelijke marktordening geen oplossing heeft gebracht voor wijnproducerende gebieden waarvan de productie duidelijk geen lonende afzetmarkten kan vinden; dat voor die gebieden die groeimarkten kennen, er onvoldoende flexibiliteit heeft bestaan om ruimte voor groei te bieden;
  • (6) 
    Overwegende dat de Commissie in 1994 een voorstel voor een hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt heeft voorgesteld, dat echter geen goedkeuring heeft verkregen; dat in de marktsituatie sedertdien verandering is opgetreden;
  • (7) 
    Overwegende dat zich daarom een hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt opdringt om de nodige flexibiliteit te scheppen voor een vlotte aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, met de volgende ruime doeleinden: behoud van het verbeterde evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt van de Gemeenschap; de producten de mogelijkheid bieden van groeimarkten te profiteren; de sector in staat stellen zijn concurrentiepositie op langere termijn te verbeteren; afschaffing van interventie als kunstmatige afzetmogelijkheid vooroverschotten; de wijnmarkt ondersteunen en aldus de continuïteit bevorderen van de bevoorrading met destillatieproducten van wijn uit segmenten van de sector drinkalcohol die wijn traditiegetrouw gebruiken; benutting van de mogelijkheden van regionale verscheidenheid; vaststelling van officiële regels voor de potentiële rol van producentenorganisaties en brancheorganisaties;
  • (8) 
    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 822/87 is aangevuld en ten uitvoer gelegd bij de Verordeningen (EEG) nr. 346/79(7); (EEG) nr. 351/79(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1029/91(9); (EEG) nr. 460/79(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3805/85(11); (EEG) nr. 456/80(12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1597/83(13); (EEG) nr. 457/80(14); (EEG) nr. 458/80(15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 596/91(16); (EEG) nr. 1873/84(17), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2612/97(18); (EEG) nr. 895/85(19), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85(20); (EEG) nr. 823/87(21), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1426/96(22); (EEG) nr. 1442/88(23), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 859/1999(24); (EEG) nr. 3877/88(25); (EEG) nr. 4252/88(26), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1629/98(27); (EEG) nr. 2046/89(28), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2468/96(29); (EEG) nr. 2048/89(30); (EEG) nr. 2389/89(31), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2088/97(32); (EEG) nr. 2390/89(33), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2611/97(34); (EEG) nr. 2391/89(35); (EEG) nr. 2392/89(36), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1427/96(37); (EEG) nr. 3677/89(38), laaatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2796/94(39); (EEG) nr. 3895/91(40); (EEG) nr. 2332/92(41), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1629/98 en (EEG) nr. 2333/92(42), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1429/96(43); dat deze verordeningen een aantal malen ingrijpend zijn gewijzigd; dat, aangezien opnieuw wijzigingen dienen te worden aangebracht, deze verordeningen voor de duidelijkheid een algehele omwerking dienen te ondergaan en in één enkele tekst dienen te worden samengebracht;
  • (9) 
    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 822/87 is bepaald dat de Raad de algemene bepalingen voor de toepassing ervan vaststelt; dat hierdoor een ingewikkelde wetgevingsstructuur is ontstaan; dat de vorenvermelde verordeningen zeer veel technische details bevatten die veelvuldige aanpassing vergden; dat daarom in de onderhavige verordening in het algemeen alle nodige raambepalingen voor de toepassing ervan dienen te worden opgenomen; dat de Raad overeenkomstig artikel 211 van het Verdrag alle nodige bevoegdheden voor de tenuitvoerlegging aan de Commissie dient te verlenen;
  • (10) 
    Overwegende dat de bepalingen van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt buitengewoon ingewikkeld zijn; dat in sommige gevallen daarin niet voldoende rekening is gehouden met regionale verscheidenheid; dat de bepalingen derhalve zoveel mogelijk dienen te worden vereenvoudigd en dat, binnen een communautair raam, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het beleid zo na mogelijk bij de producent dienen te geschieden;
  • (11) 
    Overwegende dat, om het verbeterde marktevenwicht te benutten en dit te consolideren en om voor verschillende soorten producten het aanbod beter op de vraag af te stemmen, een raam van maatregelen voor het beheer van het wijnbouwpotentieel dient te worden vastgesteld dat aanplantbeperkingen voor de middellange termijn, premies voor de definitieve stopzetting van wijnbouw en steun voor de herstructurering en omschakkeling van wijngaarden omvat;
  • (12) 
    Overwegende dat structuurmaatregelen die niet rechtstreeks met de wijnproductie verband houden binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen(44) dienen te vallen; dat afzetbevorderende maatregelen een aanzienlijke bijdrage tot de concurrentiekracht van de sector leveren; dat met name de bevordering van de afzet van communautaire wijn op de markten van derde landen dient te worden gestimuleerd; dat evenwel met het oog op de samenhang met het algemene beleid van de Gemeenschap inzake afzetbevordering dergelijke maatregelen betreffende de wijnsector binnen de werkingssfeer van een horizontale regeling dienen te vallen; dat de Commissie daartoe een voorstel voor een verordening heeft ingediend(45);
  • (13) 
    Overwegende dat de verbetering van het marktevenwicht, hoewel betrekkelijk langzaam en met moeite, toch is bereikt; dat is gebleken dat de bestaande aanplantbeperkingen voor dat resultaat een essentiële factor zijn geweest; dat het in het licht van de ervaring niet mogelijk lijkt andere maatregelen toe te passen om het verbeterde marktevenwicht te benutten en te consolideren; dat het daarom in het algemeen belang dienstig voorkomt het gebruik van de eigendom van de wijnproducent op die wijze aan banden te leggen;
  • (14) 
    Overwegende dat bestaande aanplantbeperkingen daarom voor een tot de middellange termijn beperkte periode dienen te worden gehandhaafd totdat het volledige spectrum van structurele maatregelen effect kan sorteren; dat derhalve tot en met 31 juli 2010 elke aanplant van wijnstokken voor de productie van wijn dient te worden verboden, tenzij in deze verordening anders is bepaald;
  • (15) 
    Overwegende dat is gebleken dat de bestaande toelating voor nieuwe aanplant voor het kweken van moederplanten, ruilverkaveling en onteigening, alsmede wijnbouwexperimenten, niet op de markt gebrachte productie en het kweken van entwijnstokken, de wijnmarkt niet ernstig blijkt te hebben verstoord en derhalve dient te worden gehandhaafd, mits de nodige controles worden verricht; dat om soortgelijke redenen ook toestemming moet worden verleend voor de aanplant van wijnstokken waarvan de opbrengst bestemd is voor gebruik door de wijnbouwer en zijn gezin;
  • (16) 
    Overwegende dat de bestaande toelating tot nieuwe aanplant voor de productie van in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn, hierna "v.q.p.r.d." genoemd, en van met een geografische aanduiding omschreven tafelwijn een belangrijk bestanddeel van het kwaliteitsbeleid is gebleken dat is ontworpen om het aanbod beter op de vraag af te stemmen; dat evenwel, wanneer eenmaal een regeling van reserves van aanplantrechten volledig operationeel is, daarmee het vorenvermelde doel moet kunnen worden bereikt; dat de bestaande toelating derhalve, mits de nodige controles worden verricht, voor een overgangsperiode die zich uitstrekt tot en met 31 juli 2003 dient te worden behouden, op welke datum de reserveregeling volledig operationeel behoort te zijn;
  • (17) 
    Overwegende dat de bestaande toelating voor herbeplanting met wijnstokken noodzakelijk is om een normale vernieuwing van uitgeputte wijngaarden mogelijk te maken; dat derhalve de bestaande regeling, mits de nodige controles worden verricht, dient te worden behouden; dat voor meer flexibiliteit van de regeling, mits de nodige controles worden verricht, eveneens de verwerving en het gebruik van herbeplantingsrechten nog vóórdat de daarmee samenhangende rooiing geschiedt, dienen te worden toegestaan; dat in het raam van eerdere communautaire of nationale wetgeving verworven herbeplantingsrechten dienen te worden geëerbiedigd; dat het mogelijk dient te worden om herbeplantingsrechten aan een ander bedrijf over te dragen, mits strenge controles worden verricht en deze overdracht past in het kwaliteitsbeleid, betrekking heeft op entstokken, of gekoppeld is aan de overdracht van een deel van het bedrijf; dat voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening deze overdrachten binnen dezelfde lidstaat moeten plaatsvinden;
  • (18) 
    Overwegende dat om het beheer van het wijnbouwpotentieel te verbeteren en om een efficiënt gebruik van de aanplantrechten te bevorderen en zodoende de gevolgen van de aanplantbeperking te verzachten een regeling van nationale en/of van regionale reserves dient te worden ingevoerd;
  • (19) 
    Overwegende dat de lidstaten bij het beheer van de reserves ruimschoots vrijheid dient te worden gelaten, mits de nodige controles worden verricht, teneinde hen in staat te stellen om het gebruik van de aanplantrechten uit de reserve beter op de plaatselijke behoeften af te stemmen; dat dit ook de mogelijkheid dient te omvatten tot aankoop van aanplantrechten om de reserve te bevoorraden, en tot verkoop van aanplantrechten uit de reserves; dat daartoe de lidstaten de vrijheid dient te worden gelaten het reservesysteem niet toe te passen, mits zij kunnen aantonen dat zij beschikken over een doeltreffend systeem voor het beheer van de aanplantrechten;
  • (20) 
    Overwegende dat de toekenning van specifieke voordelen aan jonge landbouwers niet alleen hun vestiging, maar ook de structurele aanpassing van hun bedrijf na hun eerste vestiging kan vergemakkelijken; dat deze producenten derhalve in aanmerking dienen te komen om rechten uit de reserve om niet te verkrijgen;
  • (21) 
    Overwegende dat, om te waarborgen dat de middelen op de doeltreffendste wijze worden gebruikt en om het aanbod beter op de vraag af te stemmen, de aanplantrechten binnen een redelijke termijn door de houders ervan dienen te worden benut, en anders aan de reserves dienen te worden toegewezen of hertoegewezen; dat aan de reserves overgedragen rechten om dezelfde redenen binnen een redelijke termijn dienen te worden toegewezen;
  • (22) 
    Overwegende dat in het licht van het verbeterde marktevenwicht en van de groeiende wereldmarkt een toename van de aanplantrechten gerechtvaardigd kan zijn; dat deze rechten aan de betrokken lidstaten moeten worden toegekend en een gedeelte terecht moet komen in een communautaire reserve om onder voorwaarden te kunnen worden gebruikt om te voldoen aan meer vraag op de markt; dat van die toename de extra aanplantrechten moeten worden afgetrokken voor v.q.p.r.d. en tafelwijnen met een geografische aanduiding;
  • (23) 
    Overwegende dat niettegenstaande de bestaande aanplantbeperkingen, oppervlakten in strijd daarmee zijn aangeplant; dat de bestaande sancties, die bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de producten van dergelijke oppervlakten de wijnmarkt niet verstoren, moeilijk zijn gebleken om deze ten uitvoer te leggen; dat daarom onwettig beplante oppervlakten dienen te worden gerooid; dat deze maatregel voor elke onwettige aanplant na de bekendmaking van het voorstel voor deze verordening dient te gelden, aangezien de wijnbouwers vanaf dat tijdstip van het voornemen tot invoering van deze maatregel kennis hebben kunnen nemen;
  • (24) 
    Overwegende dat het, onverminderd eventuele bestaande nationale maatregelen, om redenen van rechtszekerheid niet mogelijk is om op communautair niveau voor oppervlakten die in strijd met die beperkingen vóór de bekendmaking van het voorstel voor deze verordening zijn aangeplant, de rooing voor te schrijven; dat daarom, voor een betere beheersing van het wijnbouwpotentieel, de lidstaten gedurende een bepaalde termijn de mogelijkheid dient te worden geboden de status van dergelijke oppervlakten te regulariseren onder voorbehoud van de nodige controles; dat kan worden voorzien in een aparte regularisering voor bepaalde aanplanten, in het bijzonder wanneer een aanplant tot productietoename kan leiden; dat, wanneer dat gevaar bestaat, de betrokken producent aan passende administratieve sancties kan worden onderworpen;
  • (25) 
    Overwegende dat de lidstaten in staat dienen te worden gesteld om met plaatselijke omstandigheden rekening te houden en daarom zo nodig strengere bepalingen voor nieuwe aanplant, herbeplanting en overenting zouden moeten kunnen vaststellen;
  • (26) 
    Overwegende dat er gebieden zijn waar de productie niet op de vraag is afgestemd; dat om een betere afstemming in de sector als geheel te bevorderen, de definitieve stopzetting van de wijnbouw in dergelijke gebieden dient te worden aangemoedigd; dat daartoe een premie dient te worden toegekend; dat hen aan de lidstaten dient te worden overgelaten om deze premieregeling te beheren binnen een communautair raam en mits de nodige controles worden verricht, teneinde de premie beter op de betrokken gebieden te kunnen richten; dat zij daarom met name de betrokken gebieden zouden moeten kunnen aanwijzen en de hoogte van de premies zouden moeten kunnen bepalen aan de hand van objectieve criteria en binnen een algemeen steunplafond;
  • (27) 
    Overwegende dat de productie in die lidstaten waar minder dan 25000 hectoliter wijn per jaar wordt geproduceerd, geen belangrijke invloed op het marktevenwicht heeft, dat deze lidstaten derhalve van de aanplantbeperkingen dienen te worden vrijgesteld, maar daarentegen de premie voor definitieve stopzetting van de wijnbouw voor deze lidstaten niet open dient te staan;
  • (28) 
    Overwegende dat er andere gebieden zijn waar de productie niet op de vraag is afgestemd, maar waar een betere afstemming zou kunnen worden bereikt door herstructurering van wijngaarden door middel van omschakeling op andere rassen, door de aanleg van wijngaarden op andere plaatsen of door verbetering van de wijnbouwtechnieken; dat daarvoor derhalve steun dient te worden verleend, mits de nodige controles worden verricht;
  • (29) 
    Overwegende dat, om te waarborgen dat deze herstructurering en omschakeling ordelijk verlopen, de uitvoering ervan op programma's dient te berusten; dat deze programma's, om te waarborgen dat met regionale verscheidenheid rekening wordt gehouden, op een zich zo dicht mogelijk bij de producent bevindend niveau dienen te worden opgesteld; dat niettemin, om de conformiteit van de programma's met de communautaire regelgeving te waarborgen, de lidstaten in laatste instantie verantwoordelijk moeten blijven voor die programma's;
  • (30) 
    Overwegende dat herstructurering en omschakeling voor de producent in financieel opzicht twee hoofdconsequenties heeft, namelijk inkomstenderving tijdens de omschakelingsperiode en uitvoeringskosten; dat de steun derhalve beide gevolgen dient te dekken; dat voor de herstructurering binnen welbepaalde grenzen ruimte is voor aanvullende nationale maatregelen;
  • (31) 
    Overwegende dat het voor een beter beheer van het wijnbouwpotentieel wenselijk is dat op nationaal en regionaal niveau een inventaris van dit potentieel wordt opgesteld; dat om de lidstaten daartoe aan te moedigen, de mogelijkheid tot regularisatie van onwettig beplante oppervlakten, de toename van aanplantrechten, herstructurerings- en omschakelingssteun voor die lidstaten dienen te worden gereserveerd, die de inventaris hebben opgesteld; dat bij regionale inventarissen regio's die zo'n inventaris hebben opgesteld, niet van de herstructurerings- en omschakelingsmaatregelen mogen worden uitgesloten omdat andere regio's dat niet hebben gedaan; dat de regionale inventarissen wel vóór 31 december 2001 gereed moeten zijn;
  • (32) 
    Overwegende dat de indeling van de wijnstokrassen voor de productie van wijn een taak is die het best zo na mogelijk bij de producent dient te geschieden; dat de lidstaten deze taak derhalve van de Gemeenschap dienen over te nemen;
  • (33) 
    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2392/86 van de Raad van 24 juli 1986 betreffende het communautaire wijnbouwkadaster(46), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1631/98(47), van kracht dient te blijven om de lidstaten waar de samenstelling ervan nog niet is beëindigd, in staat te stellen deze taak te voltooien; dat evenwel in de mogelijkheid dient te worden voorzien om die verordening nadien te wijzigen of in te trekken;
  • (34) 
    Overwegende dat het voor het behoud van marktevenwicht dienstig is in steun voor particuliere opslag van tafelwijn en van bepaalde soorten druivenmost te voorzien; dat de maatregel zo soepel mogelijk dient te worden toegepast en zo nauw mogelijk op de marktontwikkelingen dient aan te sluiten; dat het daartoe met name mogelijk dient te zijn om de toepassing van die maatregel op korte termijn te beëindigen;
  • (35) 
    Overwegende dat, om te voorkomen dat interventie als een kunstmatige afzetmogelijkheid voor productieoverschotten blijft voortbestaan, terwijl alle traditionele afzetmogelijkheden voor drinkalcohol en voor op de wijnstok gebaseerde producten behouden blijven, de distillatieregeling dient te worden gewijzigd; dat daarom de volgende vormen van distillatie dienen te worden gehandhaafd: verplichte distillatie van bijproducten van de wijnbereiding, verplichte distillatie van wijn bereid uit druiven die niet uitsluitend als druiven van wijndruivenproducerende rassen zijn ingedeeld, distillatie ter ondersteuning van de wijnmarkt door het bevorderen van de continuïteit van de bevoorrading met distillatieproducten van wijn uit segmenten van de sector drinkalcohol die deze alcohol van oudsher gebruiken, en een crisisdistillatiemaatregel; dat andere vormen van distillatie dienen te worden afgeschaft; dat deze maatregelen zo soepel mogelijk dienen te zijn om aan de behoeften van de markt en aan specifieke regionale omstandigheden tegemoet te komen;
  • (36) 
    Overwegende dat, gezien de povere kwaliteit van door intense persing verkregen wijn, deze bewerking dient te worden verboden; dat ter voorkoming darvan in de verplichting dient te worden voorzien tot distillatie van druivendraf en van wijnmoer; dat evenwel afwijkingen van deze verplichting mogelijk zijn om rekening te houden met de productieomstandigheden in bepaalde wijnbouwgebieden; dat voorts, gezien het feit dat de productie- en marktstructuren in wijnbouwzone A, in het Duitse gedeelte van wijnbouwzone B of in het met wijnstokken beplante gebied in Oostenrijk zodanig zijn dat de doelstellingen van de maatregel zeker zullen worden gehaald, voor de producenten uit die gebieden de verplichting tot distillatie van de bijproducten van de wijnbereiding moet worden vervangen door de verplichting deze bijproducten onder controle uit de markt te laten nemen;
  • (37) 
    Overwegende dat de productie van wijn uit druiven die niet uitsluitend als druiven van wijndruivenproducerende rassen zijn ingedeeld, vooral op traditionele gebruiken in de sector gedistilleerd en op andere traditionele afzetmogelijkheden dient te worden gericht; dat dient te worden bepaald dat dergelijke wijn die boven de normale, voor deze gebruiksdoeleinden geproduceerde hoeveelheden is geproduceerd, verplicht dient te worden gedistilleerd;
  • (38) 
    Overwegende dat bepaalde segmenten van de sector drinkalcohol een belangrijk traditioneel afzetgebied voor wijn en wijnbouwproducten vormen; dat de Gemeenschap derhalve voor de distillatie van tafelwijn en van wijn die geschikt is om tafelwijn op te leveren, steun dient te verlenen om deze markt te bevoorraden, en wel in de vorm van een primaire steun, uitgekeerd voor de distillatie van deze wijn en een secundaire steun, uitgekeerd voor de opslag van het verkregen distillaat;
  • (39) 
    Overwegende dat om rekening te houden met uitzonderlijke gevallen van verstoring van de markt en met ernstige kwaliteitsproblemen een crisisdistillatiemaatregel dient te worden vastgesteld; dat het niveau en de vorm van de steun door de Commissie dienen te worden vastgesteld om met specifieke situaties rekening te houden zoals het geval dat een aantoonbare verslechtering van de marktprijs voor een wijnsoort is genoteerd; dat de maatregel voor producenten factultatief dient te zijn; dat moet worden bepaald dat wanneer van deze maatregel drie jaar achtereen voor een bepaalde wijnsoort in een bepaald gebied gebruik wordt gemaakt, de Commissie een rapport, eventueel vergezeld van voorstellen, aan het Europees Parlement en de Raad zal voorleggen;
  • (40) 
    Overwegende dat de afzet van de door distillatie verkregen alcohol op een zodanige wijze dient te geschieden dat een grotere doorzichtigheid en een betere controle mogelijk wordt en verstoring van de traditionele markten voor alcohol kan worden vermeden;
  • (41) 
    Overwegende dat thans, wegens de verschillende oenologische procédés die bij deze verordening zijn toegestaan, de verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte niet door alle producenten van de Gemeenschap onder dezelfde economische voorwaarden wordt uitgevoerd; dat, om deze discriminatie op te heffen, het gebruik van wijnstokproducten voor verrijking dient te worden gestimuleerd, waardoor de afzetmogelijkheden voor deze producten worden vergroot en de vorming van wijnoverschotten wordt vermeden; dat daartoe de prijzen van de onderscheiden, voor verrijking dienende producten op elkaar dienen te worden afgestemd; dat dit kan worden bereikt door de instelling van een steunregeling voor uit bepaalde gebieden komende geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost die voor verrijking worden gebruikt;
  • (42) 
    Overwegende dat het, om een stabieler evenwicht tussen productie en gebruik tot stand te brengen, noodzakelijk blijft het gebruik van wijnstokproducten te doen toenemen; dat het verantwoord lijkt reeds in het stadium vóór de productie van tafelwijn in te grijpen en, door het gebruik van most voor bepaalde andere doeleinden dan wijnbereiding door steun verlening aan te moedigen, te waarborgen dat de communautaire wijnproducten hun traditionele afzetmarkten kunnen behouden; dat deze maatregel op een zodanige wijze dient te worden toegepast dat concurrentiedistorsies worden vermeden met inachtneming van traditionele productiemethoden;
  • (43) 
    Overwegende dat producenten die hun verplichtingen uit hoofde van de verplichte distillatiemaatregelen niet zijn nagekomen, van enige andere interventiemaatregel dienen te worden uitgesloten;
  • (44) 
    Overwegende dat ook in de mogelijkheid van maatregelen dient te worden voorzien in het geval van hoge prijzen op de markt van de Gemeenschap;
  • (45) 
    Overwegende dat, gezien de speciale kenmerken van de wijnmarkt, de oprichting van producentenorganisaties waarvan de leden tot inachtneming van bepaalde regels verplicht zijn, met name met betrekking tot het op de markt brengen, tot het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening kan bijdragen; dat de lidstaten dergelijke organisaties kunnen erkennen; dat de aansluiting daarbij vrijwillig dient te zijn; dat zij hun nut dienen te bewijzen aan de hand van de reikwijdte en de doeltreffendheid van de door de organisaties aan haar leden geboden diensten;
  • (46) 
    Overwegende dat om de werking van de markt voor v.q.p.r.d. en tafelwijn met een geografische aanduiding te verbeteren, de lidstaten in staat moeten zijn besluiten van brancheorganisaties te erkennen; dat deze besluiten niet mogen voorzien in bepaalde vormen van onderling afgestemd gedrag; dat de Commissie moet toezien op de verenigbaarheid van deze besluiten met het Gemeenschapsrecht; dat brancheorganisaties bepaalde taken moeten verrichten en daarbij de consumentenbelangen voor ogen moeten houden;
  • (47) 
    Overwegende dat, in verband met de gezondheid en met het oog op een op kwaliteit gericht beleid, op communautair niveau de toegestane oenologische procédés en behandelingen dienen te worden vastgesteld die als enige voor de bereiding van de onder deze verordening begrepen producten mogen worden gebruikt; dat om dezelfde redenen moet worden bepaald dat voor menselijke consumptie bestemde wijn alleen uit druiven van wijndruiven producerende rassen mag worden bereid;
  • (48) 
    Overwegende dat de productieomstandigheden, met name bodem, terrein, klimaat, van wijnbouwzone tot wijnbouwzone in de Gemeenschap aanzienlijk verschillen en dat met die verschillen dan ook rekening moet worden gehouden wanneer het gaat om oenologische procédés en behandelingen; dat terwille van de eenvoud en ter vergemakkelijking van wijzigingen op grond van de opgedane ervaring en de technologische vooruitgang bepaalde technische grenzen en voorwaarden die met deze procédés en behandelingen verband houden, in het kader van uitvoeringsbepalingen moeten worden geregeld; dat niettemin in deze verordening grenzen moeten worden vastgesteld voor het gebruik van zwaveldioxide, sorbinezuur en kaliumsorbaat, in verband met het belang ervan voor de gezondheid;
  • (49) 
    Overwegende dat in toegestane methodes voor de analyse van producten van de wijnsector dient te worden voorzien;
  • (50) 
    Overwegende dat de omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de onder deze verordening begrepen producten voor de verkoopbaarheid van deze producten op de markt belangrijke gevolgen kunnen hebben; dat hiervoor derhalve in deze verordening regels dienen te worden vastgesteld waarbij met de gewettigde belangen van consumenten en producenten rekening wordt gehouden en die tevens de soepele werking van de interne markt en de productie van kwaliteitsproducten bevorderen; dat de grondbeginselen van deze regels moeten voorzien in het verplicht gebruik van bepaalde aanduidingen die het mogelijk maken het product te identificeren en de consument een hoeveelheid belangrijke voorlichting te verstrekken, alsmede in het facultatieve gebruik van een aantal andere aanduidingen op de grondslag van communautaire voorschriften of onder voorbehoud van de bepalingen inzake de preventie van frauduleuze handelingen;
  • (51) 
    Overwegende dat de voorschriften betreffende met name de omschrijving moeten voorzien in bepalingen inzake preventie van frauduleuze handelingen, communautaire sancties bij onjuiste etikettering, gebruik van talen, met name wanneer er verschillende alfabetten in het spel zijn, en het gebruik van merken, met name wanneer die verwarring bij de consument zouden kunnen stichten;
  • (52) 
    Overwegende dat, gezien de verschillen tussen de onder deze verordening vallende producten en hun markten, alsmede de verwachtingen van de consument en de traditionele gebruiken, de voorschriften moeten worden gedifferentieerd naargelang de betrokken producten, in het bijzonder wanneer het om mousserende wijn gaat, en naargelang van hun oorsprong;
  • (53) 
    Overwegende dat de voorschriften ook moeten gelden voor de etikettering van geïmporteerde producten, in het bijzonder om duidelijk te maken waar zij vandaan komen en om elke verwarring met communautaire producten te vermijden;
  • (54) 
    Overwegende dat het recht om geografische aanduidingen en andere traditionele vermeldingen te gebruiken economisch waardevol is; dat dit recht derhalve dient te worden gereglementeerd en in bescherming van deze vermeldingen moet worden voorzien; dat het terwille van een eerlijke concurrentie en om de consument niet te misleiden, nodig kan zijn deze bescherming uit te breiden tot bepaalde, niet onder deze verordening vallende producten, met inbegrip van die welke niet in bijlage I van het Verdrag zijn opgenomen;
  • (55) 
    Overwegende dat het, gezien het consumentenbelang en de wenselijkheid om tot een gelijkwaardige behandeling van v.q.p.r.d. in derde landen te komen, dienstig is te bepalen dat wederkerige regelingen kunnen worden getroffen waarbij rechtstreekse menselijke consumptie ingevoerde wijnen met een geografische aanduiding die in de Gemeenschap op de markt worden afgezet, eveneens voor deze beschermings- en controleregelingen in aanmerking komen;
  • (56) 
    Overwegende dat, om rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit met name de artikelen 23 en 24 van de bij Besluit 94/800/EG(48) goedgekeurde Overeenkomst inzake handelsgerelateerde aspecten van de intellectuele eigendom, die een integrerend bestanddeel uitmaakt van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, dient te worden bepaald dat de betrokken partijen onder bepaalde voorwaarden onwettig gebruik moet voorkomen van geografische aanduidingen die zijn beschermd door een derde land dat lid is van de WTO;
  • (57) 
    Overwegende dat de ontwikkeling van een beleid dat kwaliteitsproductie in de landbouw, en meer in het bijzonder in de wijnbouw aanmoedigt, zeker tot verbetering van de voorwaarden op de markt en daarmee tot een toeneming van de afzetmogelijkheden zal bijdragen; dat de vaststelling van extra gemeenschappelijke regels met betrekking tot de productie van en de controle op v.q.p.r.d. binnen het bestek van dit beleid valt en tot het bereiken van die doelstellingen kan bijdragen;
  • (58) 
    Overwegende dat, teneinde voor v.q.p.r.d. een minimumkwaliteitsnorm te handhaven, een ongebreidelde toeneming van de productie van dergelijke wijnen te vermijden en de bepalingen van de lidstaten te harmoniseren teneinde voorwaarden voor eerlijke mededinging binnen de Gemeenschap te scheppen, communautaire regels voor de productie van en de controle op v.q.p.r.d. dienen te worden vastgesteld waaraan de specifieke bepalingen van de lidstaten dienen te voldoen;
  • (59) 
    Overwegende dat, met inachtneming van traditionele productieomstandigheden, de aard en de draagwijdte van de factoren op basis waarvan elk van de v.q.p.r.d. kan worden onderscheiden, dienen te worden omschreven en opgesomd; dat ten aanzien van de kwaliteitseisen niettemin een gemeenschappelijke harmonisatie-inspanning dient te worden geleverd; dat deze factoren dienen te bestaan uit: de afbakening van het productiegebied, de wijnstokrassen, de teeltmethoden, de wijnbereidingsmethoden, het minimum natuurlijke alcoholgehalte, de opbrengst per hectare alsmede analyse en beoordeling van organoleptische kenmerken; dat voor in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitslikeurwijnen en voor in bepaalde gebieden voorgebrachte mousserende kwaliteitswijnen, wegens de bijzondere aard van deze producten bijzondere bepalingen dienen te worden vastgesteld;
  • (60) 
    Overwegende dat de ervaring heeft uitgewezen dat nauwkeurige regels dienen te worden vastgesteld voor de declassering van v.q.p.r.d. tot tafelwijnen; dat dient te worden bepaald in welke gevallen de producent de keuze heeft om niet te verzoeken dat een product dat in zijn oogst- of productieopgave als een product dat geschikt is om v.q.p.r.d. op te leveren staat vermeld, als v.q.p.r.d. in te delen;
  • (61) 
    Overwegende dat het met het oog op het behoud van de bijzondere kwaliteitskenmerken van v.q.p.r.d., de lidstaten dient te worden toegestaan om overeenkomstig loyale en traditionele gebruiken, voor de productie van en het in het verkeer brengen van v.q.p.r.d. bijkomende of strengere voorschriften toe te passen;
  • (62) 
    Overwegende dat de totstandbrenging van één enkele gemeenschapsmarkt voor wijn gepaard dient te gaan met de invoering van een eenvormige regeling voor het handelsverkeer aan de buitengrenzen van de Gemeenschap; dat een regeling van het handelsverkeer die invoerrechten en uitvoerrestituties omvat, naast de maatregelen voor de interne markt, in beginsel de communautaire markt dient te stabiliseren; dat de regeling van het handelsverkeer dient te berusten op de verbintenissen die tijdens de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde zijn aangegaan;
  • (63) 
    Overwegende dat, om de omvang van de handel in wijn met derde landen te kunnen bewaken, voor bepaalde producten in een stelsel van invoer- en uitvoercertificaten dient te worden voorzien, waarin onder meer het stellen van een zekerheid wordt voorgeschreven om de uitvoering van de transacties waarvoor deze certificaten worden afgegeven, te garanderen;
  • (64) 
    Overwegende dat, om de nadelige uitwerking op de markt van de Gemeenschap van invoer van bepaalde landbouwproducten te voorkomen of tegen te gaan, de invoer van een of meer van die producten aan een aanvullend invoerrecht dient te worden onderworpen, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan;
  • (65) 
    Overwegende dat onder bepaalde voorwaarden aan de Commissie de bevoegdheid dient te worden verleend om uit de overeenkomstig het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere besluiten van de Raad voortvloeiende tariefcontingenten te openen en deze te beheren;
  • (66) 
    Overwegende dat de deelneming van de Gemeenschap aan de internationale handel in wijn dient te worden veiliggesteld door bepalingen waarbij restituties bij uitvoer naar derde landen worden toegekend die op de verschillen tussen prijzen in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt zijn gebaseerd en die binnen de in de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw(49) gestelde grenzen blijven; dat voor deze restituties beperkingen wat hoeveelheid en waarde betreft, dienen te gelden;
  • (67) 
    Overwegende dat er bij de vaststelling van de restituties voor dient te worden gezorgd dat beperkingen in waarde in acht worden genomen en wel door toezicht op de betalingen overeenkomstig de voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw geldende voorschriften; dat het toezicht door middel van verplichte vaststelling vooraf van de restituties kan worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties de mogelijkheid dient te worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor één enkel restitutiebedrag geldt, de vermelde bestemming te wijzigen; dat bij wijziging van bestemming de voor de werkelijke bestemming geldende restitutie dient te worden uitgekeerd, met als maximum echter het bedrag dat voor de vooraf vastgestelde bestemming geldt;
  • (68) 
    Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat de beperkingen in hoeveelheid in acht worden genomen, een betrouwbaar en effectief toezichtsysteem dient te worden ingesteld; dat hiertoe de toekenning van restituties aan een uitvoercertificaat dient te worden gekoppeld; dat restitituties dienen te worden toegekend tot maximaal de hoeveelheden waarvoor dit in het raam van de beperkingen mogelijk is, afhankelijk van de specifieke situatie voor elk betrokken product; dat hierop uitsluitend uitzonderingen voor voedselhulp kunnen worden gemaakt, waarvoor geen enkele beperking geldt; dat het toezicht op de hoeveelheden die gedurende de in de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw bedoelde verkoopseizoenen met restitutie worden uitgevoerd, aan de hand van de voor elk verkoopseizoen afgegeven uitvoercertificaten dient te worden uitgeoefend;
  • (69) 
    Overwegende dat, ter aanvulling van het bovenbeschreven stelsel en voorzover nodig voor de goede werking ervan, in de mogelijkheid dient te worden voorzien om de toepassing van de regeling "actieve veredeling" voor te schrijven of, wanneer de marktsituatie zulks vereist, deze te verbieden;
  • (70) 
    Overwegende dat het stelsel van douanerechten het mogelijk maakt van alle andere beschermende maatregelen aan de buitengrenzen van de Gemeenschap af te zien; dat de voor de interne markt en de douanerechten geldende mechanismen echter in uitzonderlijke omstandigheden kunnen blijken te kort te schieten; dat, om de markt van de Gemeenschap in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die hieruit kunnen voortvloeien, de Gemeenschap in staat dient te worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen; dat deze maatregelen in overeenstemming moeten zijn met de verplichtingen die uit de desbetreffende WTO-Overeenkomsten voortvloeien;
  • (71) 
    Overwegende dat voor producten die uit derde landen worden ingevoerd, voorschriften inzake bepaalde productspecificaties dienen te worden vastgesteld waardoor een zekere mate van evenwicht met de communautaire wijnen kan worden gewaarborgd; dat ingevoerde wijn ook dient te voldoen aan de voorschriften die in het land van oorsprong zijn vastgesteld en in bepaalde gevallen vergezeld dient te gaan van een analyseverslag;
  • (72) 
    Overwegende dat dient te worden bepaald dat alle onder deze verordening vallende producten die zich binnen de Gemeenschap in het verkeer bevinden, van een begeleidend document vergezeld dienen te gaan;
  • (73) 
    Overwegende dat de toekenning van bepaalde steunmaatregelen de eenmaking van de markt in gevaar zou brengen; dat daarom de Verdragsbepalingen die het mogelijk maken steunmaatregelen van de lidstaten te beoordelen en maatregelen die onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt te verbieden, in de wijnsector van toepassing dienen te worden verklaard; dat de bepalingen inzake premies voor de definitieve stopzetting van wijnbouw op zich geen beletsel mogen vormen voor de toekenning van nationale steun voor dezelfde doeleinden;
  • (74) 
    Overwegende dat er, wegens de onvermijdelijke complexiteit van de bepalingen in de wijnsector, in de lidstaten voor het doen naleven van deze bepalingen verantwoordelijke autoriteiten dienen te zijn; dat de Commissie met inschakeling van haar eigen inspecteurs en in samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten op die naleving dient te kunnen toezien en deze dient te kunnen waarborgen;
  • (75) 
    Overwegende dat, naarmate de gemeenschappelijke wijnmarkt zich ontwikkelt, de lidstaten en de Commissie elkaar voor de toepassing van deze verordening de nodige gegevens dienen te verstrekken; dat de producenten van wijndruiven, van most en van wijn een oogstopgave zouden moeten indienen, aangezien daarmee noodzakelijke gegevens worden verschaft; dat de lidstaten van de producenten moeten kunnen verlangen dat zij hun aanvullende gegevens verstrekken; dat het de Commissie dient te worden toegestaan bij de beoordeling van de gegevens een beroep op externe medewerking te doen;
  • (76) 
    Overwegende dat, om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken, in een procedure dient te worden voorzien waarbij in het raam van een comité van beheer een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie tot stand wordt gebracht;
  • (77) 
    Overwegende dat de uitgaven die door de lidstaten worden gedaan als gevolg van de uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichtingen, door de Gemeenschap dienen te worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(50);
  • (78) 
    Overwegende dat bij de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt tezelfdertijd en op passende wijze met de in de artikelen 33 en 131 van het Verdrag vervatte doelstellingen rekening dient te worden gehouden;
  • (79) 
    Overwegende dat bij de toepassing van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn ook rekening dient te worden gehouden met de overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag gesloten overeenkomsten, met name met die welke deel uitmaken van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, en in het bijzonder het deel betreffende technische handelsbelemmeringen ervan(51);
  • (80) 
    Overwegende dat zich bij de overgang van de bij Verordening (EEG) nr. 822/87 en de andere verordeningen in de wijnsector vastgestelde regelingen naar die in de onderhavige verordening moeilijkheden zouden kunnen voordoen waarmee in de onderhavige verordening geen rekening is gehouden; dat met het oog op deze mogelijkheid dient te worden bepaald dat de Commissie de nodige overgangsmaatregelen dient vast te stellen; dat het de Commissie eveneens dient te worden toegestaan om specifieke praktische vraagstukken op te lossen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

WERKINGSSFEER

Artikel 1

  • 1. 
    De gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt omvat voorschriften betreffende het wijnproductiepotentieel, marktmechanismen, producentenorganisaties, brancheorganisaties, oenologische procédés en behandelingen alsmede productspecificaties, de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van producten, in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn (v.q.p.r.d.) en het handelsverkeer met derde landen.
  • 2. 
    Zij geldt voor de volgende producten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 3. 
    De definities van de termen die in deze verordening voor de producten worden gebruikt, staan in bijlage I, de definities van de termen betreffende de alcoholgehalten staan in bijlage II, en de wijnbouwgebieden zijn opgenomen in bijlage III. De bepalingen ter uitvoering van deze bijlagen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.
  • 4. 
    Het verkoopseizoen voor de onder deze verordening vallende producten, hierna "wijnoogstjaar" genoemd, begint elk jaar op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het volgende jaar.

TITEL II

PRODUCTIEPOTENTIEEL

HOOFDSTUK I

AANPLANT VAN WIJNSTOKKEN

Artikel 2

  • 1. 
    De aanplant van wijnstokken die overeenkomstig artikel 19, lid 1, als wijndruivenrassen zijn ingedeeld is tot en met 31 juli 2010 verboden, tenzij de aanplant gebeurt op grond van:
  • a) 
    nieuwe-aanplantrechten, als bedoeld in artikel 3,
  • b) 
    een herbeplantingsrecht, als bedoeld in artikel 4, of
  • c) 
    en uit een reserve toegekend aanplantrecht, als bedoeld in artikel 5 of, indien artikel 5, lid 8, wordt toegepast, in artikel 6, lid 1.

Tot diezelfde datum is ook het overenten van wijndruivenrassen op andere rassen van wijndruivenrassen verboden.

  • 2. 
    Druiven verkregen van oppervlakten:
  • a) 
    waar vóór 1 september 1998 wijnstokken zijn aangeplant, en
  • b) 
    waarvan de productie overeenkomstig artikel 6, lid 3, of artikel 7, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 822/87 uitsluitend voor distillatie in het verkeer mag worden gebracht,

mogen niet worden gebruikt voor de productie van wijn die bestemd is om in de handel te worden gebracht. Uit deze druiven bereide producten mogen uitsluitend voor distillatie in het verkeer worden gebracht. Deze producten mogen evenwel niet worden gebruikt voor de bereiding van alcohol met een effectief alcoholvolumegehalte van 80 % vol of minder.

  • 3. 
    Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 16 de inventaris van het wijnproductiepotentieel heeft opgesteld, kan hij afwijken van lid 2. Zo'n afwijking moet worden verleend vóór 31 juli 2002 en moet voor de betrokken oppervlakten de machtiging inhouden om wijn bestemd om in de handel te worden gebracht, te produceren.

De afwijking wordt verleend:

  • a) 
    wanneer de betrokken wijnproducent eerder andere wijnstokken heeft gerooid op een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is, behalve wanneer voor de betrokken oppervlakte op grond van de communautaire of nationale wetgeving een rooipremie is ontvangen; en/of
  • b) 
    door het gebruik van herbeplantingsrechten toe te staan, wanneer een wijnproducent deze rechten heeft verkregen binnen een na de beplanting van de betrokken oppervlakte vast te stellen periode; de lidstaten kunnen daartoe ook de nieuw gecreëerde aanplantrechten bedoeld in artikel 6, lid 1, gebruiken; en/of
  • c) 
    indien de lidstaat ten genoegen van de Commissie kan bewijzen dat hij beschikt over niet opgeëiste herbeplantingsrechten die nog geldig zouden zijn indien daarvoor een verzoek was ingediend, mogen die rechten worden gebruikt en toegewezen aan producenten voor een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is; en/of
  • d) 
    indien de betrokken wijnproducent zich ertoe heeft verbonden binnen een periode van drie jaar een oppervlakte te rooien die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is, indien die oppervlakte is opgenomen in het wijnbouwkadaster van die lidstaat.
  • 4. 
    Indien lid 3, onder a) of onder c), wordt toegepast, legt de lidstaat de betrokken producenten een passende administratieve sanctie op.
  • 5. 
    Lid 3, onder c), mag alleen worden toegepast voor een oppervlakte van ten hoogste 1,2 % van de met wijnstokken beplante oppervlakte.
  • 6. 
    Wanneer lid 3, onder b), wordt toegepast:
  • a) 
    kunnen de rechten, wanneer de producent deze uit een reserve verkrijgt, alleen op grond van artikel 5, lid 3, onder b), worden verkregen en betaalt de producent 150 % van de normaliter door de lidstaat op grond van die bepaling aangerekende prijs, of
  • b) 
    moeten herbeplantingsrechten, wanneer de producent die koopt, gelden voor de betrokken oppervlakte, vermeerderd met 50 %, welke 50 % extra overeenkomstig artikel 5 in de reserve of reserves wordt geplaatst dan wel, indien artikel 5, lid 8, wordt toegepast, aan de nieuw gecreëerde aanplantrechten bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt toegevoegd.
  • 7. 
    Wijnstokken die overeenkomstig artikel 19, lid 1, als wijndruivenrassen zijn ingedeeld en
  • a) 
    die zijn aangeplant met ingang van 1 september 1998 en waarvan de productie overeenkomstig artikel 6, lid 3, of artikel 7, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 822/87 uitsluitend voor distillatie in het verkeer mocht worden gebracht, of
  • b) 
    in strijd met lid 1, zijn aangeplant,

worden gerooid. De voor het rooien gedane uitgaven worden gedragen door de betrokken producent. De lidstaten treffen de maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van dit lid.

Artikel 3

  • 1. 
    De lidstaten kunnen producenten nieuwe-aanplantrechten toekennen voor oppervlakten:
  • a) 
    die in het kader van ruilverkavelingen of onteigeningen ten algemenen nutte waartoe krachtens de nationale wetgeving is besloten, voor nieuwe aanplant zijn bestemd;
  • b) 
    die voor wijnbouwexperimenten zijn bestemd;
  • c) 
    die voor het kweken van entstokken zijn bestemd.

De lidstaten kunnen eveneens nieuwe-aanplantrechten toekennen voor oppervlakten waarvan de wijnbouwproducten uitsluitend bestemd zijn voor consumptie door het gezin van de wijnbouwer.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen ook tot uiterlijk 31 juli 2003 nieuwe-aanplantrechten toekennen voor oppervlakten die bestemd zijn voor de productie van v.q.p.r.d. of van met een geografische aanduiding omschreven tafelwijn, wanneer is erkend dat de productie van de betrokken wijn vanwege de kwaliteit van die wijn ver bij de vraag achterblijft.
  • 3. 
    Nieuwe-aanplantrechten moeten worden gebruikt door de producent aan wie zij zijn toegekend en voor de oppervlakten en de doeleinden waarvoor zij zijn toegekend.
  • 4. 
    Nieuwe-aanplantrechten moeten worden gebruikt vóór het einde van het tweede wijnoogstjaar volgend op het wijnoogstjaar waarin zij zijn toegekend. Andere dan in lid 1 bedoelde nieuwe-aanplantrechten die in die periode niet zijn gebruikt, worden overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), aan een reserve toegewezen.
  • 5. 
    Andere dan in lid 1 bedoelde nieuwe-aanplantrechten mogen aan de producenten slechts worden toegekend binnen de in artikel 6, lid 1, bepaalde hoeveelheden. Daarbij geldt het volgende:
  • a) 
    voordat de in artikel 6 bedoelde nieuw gecreëerde aanplantrechten aan één of meer reserves worden toegewezen, verzekeren de lidstaten zich ervan dat het toekennen van de nieuwe-aanplantrechten de omvang van de in artikel 6, lid 1, bedoelde nieuw gecreëerde aanplantrechten niet verminderd tot een waarde kleiner dan nul; en
  • b) 
    zodra een lidstaat de in artikel 6 bedoelde nieuw gecreëerde aanplantrechten aan één of meer reserves heeft toegewezen, brengt toekenning naderhand van een nieuwe-aanplantrecht met zich dat een aanplantrecht dat overeenkomt met een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, daaraan gelijk is, en dat aan de, aan het betrokken gebied gerelateerde reserve(s) is toegewezen, komt te vervallen. Indien in de betrokken reserve(s) niet meer voldoende aanplantrechten beschikbaar zijn, mogen er geen nieuwe-aanplantrechten worden toegekend.

Artikel 4

  • 1. 
    Herbeplantingsrechten:
  • a) 
    zijn rechten die overeenkomstig lid 2 worden toegekend, of
  • b) 
    zijn soortgelijke rechten die op grond van eerdere communautaire of nationale wetgeving zijn verworven.
  • 2. 
    De lidstaten kennen herbeplantingsrechten toe aan producenten die een met wijnstokken beplante oppervlakte gerooid hebben. De lidstaten kunnen herbeplantingsrechten toekennen aan producenten die de verplichting aangaan een met wijnstokken beplante oppervlakte te rooien voor het eind van het derde jaar volgend op dat waarin de oppervlakte is aangeplant. De herbeplantingsrechten gelden voor een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, gelijkwaardig is aan die waarvan de wijnstokken zijn of zullen worden gerooid.
  • 3. 
    Herbeplantingsrechten moeten worden gebruikt op het bedrijf waaraan zij zijn toegekend. De lidstaten mogen voorts bepalen dat herbeplantingsrechten slechts mogen worden gebruikt op het gerooide oppervlak.
  • 4. 
    In afwijking van lid 3 mogen herbeplantingsrechten geheel of gedeeltelijk aan een ander bedrijf worden overgedragen:
  • a) 
    wanneer een deel van het betrokken bedrijf aan dat andere bedrijf wordt overgedragen. In dit geval mag het recht worden gebruikt op een oppervlakte van laatstgenoemd bedrijf die niet groter is dan de overgedragen oppervlakte; of
  • b) 
    wanneer oppervlakten van dat andere bedrijf zijn bestemd voor
  • i) 
    de productie van v.q.p.r.d. of van met een geografische aanduiding omschreven tafelwijnen, of
  • ii) 
    voor de teelt van moederplanten.

De rechten mogen slechts worden gebruikt voor de oppervlakten en de doeleinden waarvoor zij zijn toegekend.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toepassing van deze afwijkingen niet leidt tot een stijging van het totale productiepotentieel op hun grondgebied in het bijzonder wanneer overdrachten gebeuren van niet-bevloeide naar bevloeide oppervlakten.

  • 5. 
    Op grond van deze verordening verworven herbeplantingsrechten moeten worden gebruikt vóór het einde van het vijfde wijnoogstjaar volgend op het wijnoogstjaar waarin het rooien is geschied. In afwijking hiervan mag deze periode door de lidstaten tot acht jaar worden verlengd. In die periode niet gebruikte herbeplantingsrechten worden overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder a), aan een reserve toegewezen.

Artikel 5

  • 1. 
    Om het beheer van het productiepotentieel op nationaal en/of regionaal niveau te verbeteren, vormen de lidstaten een nationale reserve of, in voorkomend geval, regionale reserves van aanplantrechten.
  • 2. 
    Aan de reserve, respectievelijk reserves worden toegewezen:
  • a) 
    uit de reserves toegekende nieuwe-aanplantrechten, herbeplantingsrechten en aanplantrechten die niet binnen de in artikel 3, lid 4, in artikel 4, lid 5, en in lid 6 van dit artikel vastgestelde termijn worden gebruikt;
  • b) 
    herbeplantingsrechten die door producenten die deze rechten hadden, aan de reserve worden overgedragen, in voorkomend geval tegen een vergoeding uit nationale middelen, waarvan het bedrag en eventueel andere daarmee verband houdende bijzonderheden door de lidstaten worden vastgesteld met inachtneming van de wettige belangen van de partijen;
  • c) 
    nieuw gecreëerde aanplantrechten, als bedoeld in artikel 6.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen aan de reserve toegewezen rechten toekennen:
  • a) 
    om niet, aan producenten die jonger dan 40 jaar zijn, de nodige vakbekwaamheid en -kennis hebben en voor het eerst als bedrijfshoofd een wijnbouwbedrijf opstarten, of
  • b) 
    tegen betaling van een vergoeding aan een nationaal fonds en, in voorkomend geval, aan regionale fondsen, aan producenten die voornemens zijn de rechten te gebruiken voor de aanplant van wijngaarden waarvan de afzet van de productie ervan gegarandeerd is. De lidstaten stellen de criteria vast voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding, welke kan variëren naar gelang van het toekomstige eindproduct van de betrokken wijngaarden.
  • 4. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de plaats waar de uit een reserve toegekende aanplantrechten worden gebruikt, de gebruikte wijnstokrassen en de toegepaste teelttechnieken garanderen dat de productie voortaan aan de vraag op de markt beantwoordt en dat de opbrengsten kenmerkend zijn voor het gemiddelde in het gebied waar die rechten worden gebruikt, in het bijzonder wanneer de aanplantrechten uit niet-bevloeide oppervlakten op bevloeide oppervlakten worden gebruikt.
  • 5. 
    Aan een reserve toegewezen aanplantrechten mogen tot uiterlijk het einde van het vijfde wijnoogstjaar volgend op het wijnoogstjaar waarin zij daaraan zijn toegewezen, uit die reserve worden toegekend. Niet binnen deze termijn toegekende aanplantrechten vervallen.
  • 6. 
    Uit een reserve toegekende aanplantrechten moeten worden gebruikt vóór het einde van het tweede wijnoogstjaar volgend op het wijnoogstjaar waarin zij zijn toegekend. Uit een reserve toegekende aanplantrechten die niet binnen deze termijn worden gebruikt, worden opnieuw aan een reserve toegewezen overeenkomstig lid 2, onder a).
  • 7. 
    Een lidstat die regionale reserves vormt, kan regels stellen voor de overdracht van aanplantrechten tussen regionale reserves. Indien in een lidstaat zowel een nationale reserve als regionale reserves bestaan, mogen onderlinge overdrachten ook worden toegestaan.

Op dergelijke overdrachten kan een verminderingscoëfficiënt worden toegepast.

  • 8. 
    In afwijking van de leden 1 tot en met 7 mag de bevoegde autoriteit van een lidstaat verkiezen het reservesysteem niet toe te passen, mits de lidstaat kan aantonen dat er een doeltreffend systeem voor het beheer van aanplantrechten op zijn gehele grondgebied bestaat. Dat systeem mag indien nodig afwijken van de desbetreffende bepalingen van dit hoofdstuk. Indien een lidstaat zo'n systeem heeft, worden de in de eerste zin van artikel 4, lid 5, bedoelde herbeplantingsrechten met vijf wijnoogstjaren verlengd. De tweede zin van artikel 4, lid 5, blijft van toepassing.

Artikel 6

  • 1. 
    De nieuw gecreëerde aanplantrechten, met inbegrip van de door de lidstaat krachtens artikel 3, lid 2, verleende nieuwe-aanplantrechten, worden als volgt toegewezen:(in hectaren)
  • a) 
    Duitsland: 1534

Griekenland: 1098

Spanje: 17355

Frankrijk: 13565

Italië: 12933

Luxemburg: 18

Oostenrijk: 737

Portugal: 3760

  • b) 
    communautaire reserve: 17000.
  • 2. 
    De nieuw gecreëerde aanplantrechten mogen slechts aan een reserve worden toegewezen dan wel overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), worden gebruikt wanneer de lidstaat overeenkomstig artikel 16 de inventaris van het productiepotentieel heeft opgesteld.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelden nieuw gecreëerde aanplantrechten mogen slechts eenmaal aan de reserve(s) worden toegewezen; dit geldt ook voor het gebruik van deze rechten overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b).

Artikel 7

  • 1. 
    Voor dit hoofdstuk gelden de volgende definities:
  • a) 
    "rooien": de volledige verwijdering van alle wijnstokken op een met wijnstokken beplant perceel;
  • b) 
    "aanplant": de definitieve aanplant van jonge wijnstokken of delen daarvan, al dan niet geënt, met het oog op de productie van druiven, of het kweken van entstokken;
  • c) 
    "aanplantrecht": het recht om wijnstokken aan te planten krachtens een nieuwe-aanplantrecht, een herbeplantingsrecht, een aanplantrecht uit een reserve of een nieuw gecreëerd aanplantrecht overeenkomstig de voorwaarden van respectievelijk de artikelen 3, 4, 5 en 6;
  • d) 
    "herbeplantingsrecht": het recht om wijnstokken aan te planten op een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, overeenkomt met de gerooide of te rooien oppervlakte overeenkomstig de voorwaarden van artikel 4 en artikel 5, lid 8;
  • e) 
    "overenten": het enten van een wijnstok die voordien reeds werd geënt.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Die bepalingen kunnen met name betrekking hebben op:

  • bepalingen inzake de distillatie van de producten afkomstig van de in artikel 2, lid 7, bedoelde rassen;
  • bepalingen om excessieve administratieve rompslomp bij de toepassing van dit hoofdstuk te vermijden;
  • de in artikel 3, lid 2, bedoelde erkenning;
  • het in artikel 4, lid 2, bedoelde naast elkaar bestaan van wijnstokken;
  • de toepassing van de in artikel 5, lid 7, bedoelde verminderingscoëfficiënt;
  • de werking van de in artikel 6, lid 1, bedoelde communautaire reserve. De bepalingen kunnen voor de periode tot en met 31 december 2003 met name voorzien in de toewijzing van nieuw gecreëerde aanplantrechten uit de communautaire reserve aan lidstaten voor gebruik in regio's waarvoor kan worden aangetoond dat er extra behoeften zijn waarin kan worden voorzien door de toewijzing van die nieuw gecreëerde aanplantrechten;
  • bepalingen om te waarborgen dat de overeenkomstig artikel 3, lid 1, toegekende nieuwe-aanplantrechten het in artikel 2, lid 1, vastgelegde verbod op nieuwe aanplant niet ondermijnen.
  • 3. 
    Voor 31 december 2003, en vervolgens om de drie jaar, brengt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de werking van dit hoofdstuk. Het verslag kan, in voorkomend geval, vergezeld gaan van voorstellen voor het verlenen van aanvullende nieuw gecreëerde aanplantrechten.

HOOFDSTUK II

PREMIES VOOR DEFINITIEVE STOPZETTING

Artikel 8

  • 1. 
    Voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw op een bepaalde oppervlakte kan een premie worden toegekend.

De premie mag overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk worden toegekend aan bedrijfsproducenten die op wijnbouwoppervlakten wijndruiven telen. De betrokken oppervlakte mag niet minder dan tien are beslaan.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen bepalen voor welke oppervlakten de premie mag worden toegekend. Zij kunnen aan deze bepaling ook voorwaarden verbinden, met name om in de betrokken gebieden een evenwicht tussen productie en natuurlijk milieu te waarborgen.
  • 3. 
    De toekenning van de premie brengt voor de producent het verlies mee van het herbeplantingsrecht voor de oppervlakte waarvoor de premie wordt toegekend.
  • 4. 
    De lidstaten stellen het bedrag van de premie per hectare vast rekening houdende met:
  • a) 
    de landbouwopbrengst of de productiecapaciteit van het bedrijf,
  • b) 
    de productiemethode,
  • c) 
    de betrokken oppervlakte in vergelijking tot de totale bedrijfsoppervlakte,
  • d) 
    het geproduceerde type wijn, en
  • e) 
    het bestaan van gecombineerde teelten.
  • 5. 
    Het premieniveau mag nader vast te stellen maxima niet overtreffen.

Artikel 9

De volgende oppervlakten komen niet in aanmerking voor de premie:

  • a) 
    bebouwde wijnbouwoppervlakten waarvoor in een nader te bepalen periode van ten hoogste tien wijnoogstjaren inbreuken op communautaire of nationale aanplantbepalingen zijn vastgesteld;
  • b) 
    wijnbouwoppervlakten die niet meer worden onderhouden;
  • c) 
    wijnbouwoppervlakten die in een nader te bepalen periode van ten hoogste tien wijnoogstjaren zijn beplant;
  • d) 
    wijnbouwoppervlakten waarvoor voor de herstructurering en omschakeling ervan in een nader te bepalen periode van ten hoogste tien wijnoogstjaren financiering is verkregen.

Artikel 10

De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name het volgende inhouden:

  • a) 
    de tijdstippen voor de indiening van de aanvragen en voor de uitvoering van het rooien,
  • b) 
    de voorwaarden voor de toekening van uitkeringen,
  • c) 
    de in artikel 8, lid 5, bedoelde maxima,
  • d) 
    milieuoverwegingen, en
  • e) 
    de vaststelling van de in artikel 9 bedoelde periodes.

HOOFDSTUK III

HERSTRUCTURERING EN OMSCHAKELING

Artikel 11

  • 1. 
    Er wordt een regeling ingesteld voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden.
  • 2. 
    Doelstelling van de regeling is het aanpassen van de productie aan de vraag op de markt.
  • 3. 
    De regeling omvat een of meer van de volgende acties:
  • a) 
    omschakeling op andere rassen, onder meer door overenting;
  • b) 
    heraanleg van wijngaarden;
  • c) 
    verbetering van wijnbouwtechnieken in verband met het doel van de regeling.

Gewone vernieuwing van wijngaarden die het einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt, is niet onder de regeling begrepen.

  • 4. 
    Toegang tot de regeling staat slechts open in die gebieden van een lidstaat waarvoor deze lidstaat overeenkomstig artikel 16 de inventaris van het productiepotentieel heeft opgesteld.

Artikel 12

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de herstructurerings- en omschakelingsplannen en, in voorkomend geval, voor de goedkeuring ervan. Deze plannen moeten voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbepalingen ervan.

Artikel 13

  • 1. 
    Herstructurerings- en omschakelingssteun wordt slechts toegekend voor plannen die zijn opgesteld en, zo nodig, goedgekeurd door de lidstaat. De steun vindt plaats in de volgende vormen:
  • a) 
    een vergoeding van de producenten voor het verlies aan inkomsten ingevolge de uitvoering van het plan en
  • b) 
    een bijdrage in de herstructurerings- en omschakelingskosten.
  • 2. 
    De vergoeding van de producenten voor het inkomstenverlies kan een van de volgende vormen krijgen:
  • a) 
    toestemming om, ongeacht de bepalingen van deze titel, hoofdstuk I, gedurende een bepaalde periode van niet meer dan drie jaar zowel oude als nieuwe wijnstokken naast elkaar te laten bestaan, of
  • b) 
    een door de Gemeenschap gefinancierde financiële vergoeding.
  • 3. 
    De deelname van de Gemeenschap in de herstructurerings- en omschakelingskosten bedraagt ten hoogste 50 % van die kosten. In regio's die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen met betrekking tot de structuurfondsen(52) als doelstelling 1-regio's worden aangemerkt, mag de communautaire deelname ten hoogste 75 % bedragen. Onverminderd artikel 14, lid 4, mogen de lidstaten in geen geval deelnemen in de kosten.

Artikel 14

  • 1. 
    De Commissie kent de lidstaten jaarlijks een eerste toewijzing tot aan de hand van objectieve criteria waarbij met specifieke situaties en behoeften en met de in het licht van het doel van de regeling te leveren inspanningen rekening wordt gehouden.
  • 2. 
    De eerste toewijzing wordt aangepast aan de werkelijke uitgaven en aan de hand van door de lidstaten ingediende herziene uitgavenramingen, waarbij met het doel van de regeling en met de beschikbare middelen rekening wordt gehouden.
  • 3. 
    Bij de toewijzing van de financiële middelen aan de lidstaten wordt terdege rekening gehouden met het aandeel van de betrokken lidstaat in het wijnbouwoppervlak in de Gemeenschap.
  • 4. 
    Wanneer een financiële toewijzing voor een bepaald aantal hectare aan een lidstaat is verleend, mag die lidstaat die financiële toewijzing gebruiken voor een groter aantal hectares dan waarvoor zij is verleend. In dit verband mag de lidstaat nationale middelen gebruiken om het verlaagde bedrag per hectare te verhogen tot het niveau van het oorspronkelijke maximum per hectare van de communautaire toewijzing.

Artikel 15

De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name voorzien in:

  • a) 
    een minimumoppervlakte voor de betrokken wijngaarden,
  • b) 
    bepalingen inzake het gebruik van uit de uitvoering van planen voortvloeiende herbeplantingsrechten,
  • c) 
    bepalingen om te voorkomen dat de toepassing van dit hoofdstuk tot een toename van het productiepotentieel leidt, en
  • d) 
    maximumsteunbedragen per hectare.

HOOFDSTUK IV

INFORMATIE EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 16

  • 1. 
    In de inventaris van het productiepotentieel worden de volgende gegevens opgenomen:
  • a) 
    de oppervlakten op het grondgebied van de betrokken lidstaat beplant met wijnstokken van rassen die overeenkomstig artikel 19, lid 1, als voor wijnbereiding bestemde rassen zijn ingedeeld;
  • b) 
    de betrokken rassen;
  • c) 
    het totaal van de bestaande aanplantrechten; en
  • d) 
    alle ter uitvoering van deze titel vastgestelde nationale of regionale bepalingen.
  • 2. 
    Een lidstaat mag bepalen dat de inventaris op regionale basis kan worden opgesteld. In dit geval moeten evenwel alle regionale inventarissen uiterlijk op 31 december 2001 zijn opgesteld. Overeenkomstig de bepalingen van de verordening vormt het feit dat een regio geen inventaris heeft opgesteld, geen beletsel voor de toepassing van deze titel op andere regio's van die lidstaat.

Artikel 17

  • 1. 
    De Commissie kan evaluaties verrichten met betrekking tot:
  • a) 
    de producten van de wijnsector,
  • b) 
    het industriële gebruik van die producten,
  • c) 
    de consumptietrends van wijn en andere producten van de wijnsector die zonder verdere bewerking kunnen worden geconsumeerd,
  • d) 
    alle overige aspecten waarvan de kennis nodig is voor het beheer van de markt of voor een regeling om het aanbod aan te passen.
  • 2. 
    Om deze evaluaties te maken kan de Commissie een beroep doen op externe medewerking.
  • 3. 
    De Commissie financiert een onafhankelijke studie van het gebruik van interspecifieke rassen. Op basis van die studie legt zij voor 31 december 2003 een verslag voor aan de Raad en het Europees Parlement, in voorkomend geval met voorstellen.

Artikel 18

  • 1. 
    Producenten van voor wijnbereiding bestemte druiven en producenten van most en wijn doen jaarlijks opgave van de hoeveelheden die de jongste oogst heeft opgeleverd. De lidstaten kunnen ook de handelaren in voor wijnbereiding bestemde druiven ertoe verplichten elk jaar opgave te doen van de hoeveelheden die van de jongste oogst in de handel zijn gebracht.
  • 2. 
    Producenten van druivenmost en wijn en handelaren, niet zijnde kleinhandelaren, doen jaarlijks opgave van hun voorraden druivenmost en wijn, ongeacht of deze van de oogst van het jaar dan wel van vorige jaren zijn. Uit derde landen ingevoerde druivenmost en wijn worden afzonderlijk vermeld.

Artikel 19

  • 1. 
    De lidstaten stellen een indeling van de voor wijnbereiding bestemde wijnstokrassen op. De in de indeling opgenomen rassen moeten tot de soort Vitis vinifera behoren of uit een kruising van deze soort met andere soorten van het geslacht Vitis zijn verkregen. De volgende rassen mogen niet in de indeling worden opgenomen:
  • Noah,
  • Othello,
  • Isabelle,
  • Jacquez,
  • Clinton,
  • Herbémont.
  • 2. 
    In hun indeling geven de lidstaten de wijnstokrassen aan die voor de bereiding van elke van de op hun grondgebied geproduceerde v.q.p.r.d. geschikt zijn. Deze rassen moeten tot de soort Vitis vinifera behoren.
  • 3. 
    Alleen wijnstokrassen die in de indeling zijn opgenomen mogen in de Gemeenschap worden aangeplant, heraangeplant of geënt met het oog op de wijnbereiding. Deze beperking is niet van toepassing op wijnstokken die voor onderzoek en wetenschappelijke proeven worden gebruikt.
  • 4. 
    Oppervlakten die zijn beplant met voor wijnbereiding bestemde wijnstokrassen welke niet in de indeling zijn opgenomen, moeten worden gerooid, tenzij de productie uitsluitend voor consumptie door het gezin van de wijnbouwer is bestemd. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om toe te zien op de naleving van deze uitzondering.
  • 5. 
    Wanneer rassen uit de indeling worden geschrapt, moeten de wijnstokken van de betrokken rassen binnen vijftien jaar na die schrapping worden gerooid.

Artikel 20

Met betrekking tot het communautaire wijnbouwkadaster geldt de regeling van Verordening (EEG) nr. 2392/86.

Artikel 21

De hoofdstukken I en II van deze titel zijn niet van toepassing in lidstaten waar de wijnproductie per wijnoogstjaar niet meer dan 25000 hectoliter bedraagt. Deze productie wordt berekend op basis van de gemiddelde productie in de voorafgaande vijf wijnoogstjaren.

Artikel 22

De lidstaten kunnen voor nieuwe aanplant van of herbeplanting met wijnstokken dan wel voor het overenten beperkender nationale bepalingen vaststellen. Zij kunnen bepalen dat de in deze titel bedoelde aanvragen of gegevens met andere, voor het toezicht op de ontwikkeling van het productiepotentieel benodigde gegevens worden aangevuld.

Artikel 23

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Zij kunnen met name betrekking hebben op:

  • a) 
    de vorm en de gedetailleerdheid van de gegevens die voor de in artikel 16 bedoelde inventaris worden vereist, en
  • b) 
    het beheer van de indeling van de in artikel 19 bedoelde wijnstokrassen,
  • c) 
    de bestemming van de producten afkomstig van variëteiten die niet in die indeling voorkomen.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 75 kunnen bepalingen worden vastgesteld inzake een begeleidend document voor vegetatief teeltmateriaal voor de wijnstok en nadere bepalingen voor de toepassing ervan, met name inzake controle.
  • 3. 
    Verordening (EEG) nr. 2392/86 kan worden gewijzigd of ingetrokken volgens de procedure van artikel 75.
  • 4. 
    Volgens de procedure van artikel 75 wordt geconstateerd of een lidstaat de in artikel 16 bedoelde inventaris heeft opgesteld en wordt, in voorkomend geval, deze constatering ingetrokken, met name wanneer de lidstaat de nodige bijwerking van de inventaris niet heeft verricht.

TITEL III

MARKTMECHANISMEN

HOOFDSTUK I

STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG

Artikel 24

  • 1. 
    Voor de producenten wordt een steunregeling ingesteld voor de particuliere opslag van:
  • a) 
    tafelwijn,
  • b) 
    druivenmost, geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost.
  • 2. 
    De steun wordt slechts toegekend indien tussen 16 december en 15 februari daaropvolgend onder nader te bepalen voorwaarden met de interventiebureaus een langlopend opslagcontract is gesloten.
  • 3. 
    Langlopende opslagcontracten worden gesloten voor een periode die afloopt:
  • a) 
    voor tafelwijnen, op zijn vroegst op 1 september na de datum waarop het contract is gesloten, en voor druivenmost, geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, op zijn vroegst op 1 augustus na de datum waarop het contract is gesloten, en
  • b) 
    uiterlijk op 30 november na de datum waarop het contract is gesloten.

Artikel 25

  • 1. 
    Het sluiten van de opslagcontracten is aan voorwaarden onderworpen, met name ten aanzien van de kwaliteit van de betrokken producten.
  • 2. 
    Voor tafelwijnen wordt in de opslagcontracten bepaald dat voor de opgeslagen hoeveelheid of voor een gedeelte daarvan de uitkering van de steun wordt beëindigd en de desbetreffende verplichting van de producenten vervalt, wanneer de marktprijzen voor de betrokken soort tafelwijn tot boven een vast te stellen niveau stijgen.
  • 3. 
    Het bedrag van de steun voor particuliere opslag mag slechts de technische opslagkosten en de rente dekken, welke beide forfaitair worden bepaald.
  • 4. 
    Het steunbedrag voor geconcentreerde druivenmost mag worden aangepast aan de hand van een met de concentratiegraad overeenkomende coëfficiënt.

Artikel 26

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name het volgende inhouden:

  • de vaststelling van het prijsniveau, de forfaitaire bedragen en de coëfficiënt, bedoeld in artikel 25;
  • de bepaling dat langlopende opslagcontracten voor tafelwijn slechts voor bepaalde tafelwijnen kunnen worden gesloten;
  • de bepaling dat druivenmost waarvoor een langlopend opslagcontract is gesloten, tijdens de geldigheidsduur van het contract geheel of gedeeltelijk tot geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag worden verwerkt;
  • voorschriften voor de toepassing van de in artikel 25, lid 2, bedoelde bepaling betreffende de beëindiging van de steunuitkering;
  • de bepaling dat voor druivenmost en geconcentreerde druivenmost bestemd voor de bereiding van druivensap, geen langlopende opslagcontracten mogen worden gesloten, en
  • de daadwerkelijke looptijd van de contracten.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 75 kan worden bepaald dat:
  • de steunregeling voor particuliere opslag niet wordt toegepast indien uit de marktsituatie blijkt dat toepassing van de regeling niet gerechtvaardigd is, en
  • de mogelijkheid om nog langlopende opslagcontracten te sluiten, te allen tijde kan worden beëindigd indien dit op grond van de marktsituatie gerechtvaardigd is, met name gelet op de hoeveelheden waarvoor reeds contracten zijn gesloten.

HOOFDSTUK II

DISTILLATIE

Artikel 27

  • 1. 
    Intense persing van al dan niet gekneusde druiven en persing van wijnmoer is verboden. Het opnieuw vergisten van druivendraf voor andere doeleinden dan distillatie is eveneens verboden.
  • 2. 
    Filtrering en centrifugering van wijnmoer worden niet als persing beschouwd wanneer:
  • a) 
    de verkregen producten van gezonde handelskwaliteit zijn en
  • b) 
    de wijnmoer niet tot een droog product wordt gereduceerd.
  • 3. 
    Met uitzondering van de in lid 7 bedoelde personen en groepen is iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep personen, die wijn heeft bereid, verplicht alle bij deze wijnbereiding verkregen bijproducten voor distillatie te leveren.
  • 4. 
    De hoeveelheid alcohol in de bijproducten moet ten opzichte van het alcoholvolume in de voortgebrachte wijn tenminste gelijk zijn aan 10 %, wanneer de wijn rechtstreeks uit druiven is bereid. Behoudens afwijkingen voor technisch gerechtvaardigde gevallen, moet zij ten minste gelijk zijn aan 5 % wanneer de wijn uit druivenmost, uit gedeeltelijk gegiste druivenmost of uit jonge, nog gistende wijn is bereid. Indien het relevante percentage niet wordt bereikt, dient degene voor wie de verplichting geldt, een zodanige hoeveelheid wijn van eigen productie te leveren dat daarmee die percentages in acht worden genomen.

Van lid 3 en de eerste alinea van dit lid kan worden afgeweken voor nader te bepalen categorieën producenten, voor bepaalde productiegebieden en voor wijn die overeenkomstig artikel 28 gedistilleerd moet worden.

  • 5. 
    Aan de in lid 3 bedoelde leveringsverplichting mag worden voldaan door levering van wijn aan een azijnfabrikant.
  • 6. 
    Met uitzondering van de in lid 7 bedoelde personen en groepen is iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep personen die bijproducten houdt die van enige andere verwerking van druiven dan wijnbereiding zijn verkregen, verplicht die producten voor distillatie te leveren.
  • 7. 
    Iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep personen die druiven verwerkt welke zijn geoogst in wijnbouwzone A of het Duitse deel van wijnbouwzone B dan wel op met wijnstokken beplante oppervlakten in Oostenrijk, is verplicht alle bij deze verwerking verkregen bijproducten onder toezicht en onder nader te bepalen voorwaarden uit de markt te nemen.
  • 8. 
    Wie onderworpen is aan de in lid 3 of in lid 6 bedoelde verplichtingen, kan zich van die verplichtingen kwijten door de bijproducten van de wijnbereiding onder toezicht en onder nader te bepalen voorwaarden uit de markt te nemen.
  • 9. 
    De aankoopprijs van druivendraf, wijnmoer en wijn die op grond van dit artikel voor distillatie worden geleverd, bedraagt 0,995 EUR per % vol/hectoliter.
  • 10. 
    De door de distilleerder betaalde prijs mag niet lager zijn dan de aankoopprijs.
  • 11. 
    De distilleerder kan:
  • a) 
    hetzij steun krijgen voor het te distilleren product, mits het distillatieproduct een alcoholgehalte van ten minste 52 % vol heeft,
  • b) 
    hetzij het distillatieproduct aan een interventiebureau leveren, mits dit product een alcoholgehalte van ten minste 92 % vol heeft.

Indien de wijn vóór de levering aan de distilleerder tot distillatiewijn is verwerkt, wordt de onder a) bedoelde steun betaald aan de producent van de distillatiewijn en mag het distillatieproduct niet aan het interventiebureau worden geleverd.

  • 12. 
    Er kan worden besloten dat de levering van de alcohol aan het interventiebureau mag worden vervangen door levering aan een marktdeelnemer die in het kader van een met het oog op de afzet van distillatieproducten georganiseerde verkoop een offerte heeft ingediend en in het kader van de in artikel 31, lid 1, bedoelde procedure is geselecteerd.
  • 13. 
    De leden 1 tot en met 12 gelden niet voor druivensap en geconcentreerd druivensap noch voor druivenmost of geconcentreerde druivenmost die voor de bereiding van druivensap bestemd is.

Artikel 28

  • 1. 
    Boven de normale hoeveelheid geproduceerde wijn uit druiven van een ras dat voor dezelfde administratieve eenheid niet alleen als wijndruivenras is ingedeeld maar tevens als een ras dat voor een ander doel kan worden gebruikt, moet, als deze wijn niet in de loop van het betrokken wijnoogstjaar wordt uitgevoerd, uiterlijk op een nader te bepalen datum worden gedistilleerd. Behoudens afwijking, mag deze wijn niet in het verkeer komen dan uitsluitend met bestemming distilleerderij.
  • 2. 
    De hoeveelheid normaal geproduceerde wijn wordt berekend uit:
  • a) 
    de in een nader te bepalen referentieperiode geproduceerde hoeveelheden, en
  • b) 
    de voor traditioneel gebruik dienende hoeveelheden wijn.
  • 3. 
    De aankoopprijs van de op grond van dit artikel voor distillatie geleverde wijn bedraagt 1,34 EUR per % vol/hectoliter; hij kan tijdens een bepaald wijnoogstjaar variëren, mits het gemiddelde voor dat wijnoogstjaar 1,34 EUR per % vol/hectoliter blijft.
  • 4. 
    De door de distilleerder betaalde prijs mag niet lager zijn dan de aankoopprijs.
  • 5. 
    De distilleerder kan:
  • a) 
    hetzij steun krijgen voor het te distilleren product, mits het distillatieproduct een alcoholgehalte van ten minstse 52 % vol heeft,
  • b) 
    hetzij het distillatieproduct aan een interventiebureau leveren, mits dit product een alcoholgehalte van ten minste 92 % vol heeft.

Indien de wijn vóór de levering aan de distilleerder tot distillatiewijn is verwerkt, word de onder a) bedoelde steun betaald aan de producent van de distillatiewijn en mag het distillatieproduct niet aan het interventiebureau worden geleverd.

  • 6. 
    Er kan worden besloten dat de levering van de alcohol aan het interventiebureau mag worden vervangen door levering aan een marktdeelnemer die in het kader van een met het oog op de afzet van distillatieproducten georganiseerde verkoop een offerte heeft ingediend en in het kader van de in artikel 31, lid 1, bedoelde procedure is geselecteerd.
  • 7. 
    Dit artikel is van toepassing niettegenstaande artikel 1, lid 2.

Artikel 29

  • 1. 
    De Gemeenschap kan voor de distillatie van tafelwijn en van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, steun verlenen teneinde de wijnmarkt te ondersteunen en bijgevolg de continuïteit te bevorderen van de bevoorrading met distillatieproducten van wijn van de segmenten van de drinkalcoholsector waar deze alcohol van oudsher wordt gebruikt.
  • 2. 
    De steun wordt verleend in de vorm van een aan de distilleerders uitgekeerde primaire en een bijkomende steun.
  • 3. 
    De primaire steun wordt uitgekeerd op basis van de hoeveelheid tafelwijn en wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, die wordt gedistilleerd.
  • 4. 
    De primaire steun wordt toegepast op basis van een systeem van contracten tussen distilleerders en wijnproducenten. Er wordt een minimumprijs vastgesteld die de distilleerders aan de wijnproducenten moeten betalen en die tijdens een bepaald wijnoogstjaar kan variëren, mits het gemiddelde voor dat wijnoogstjaar ten minste 2,488 EUR per % vol/hectoliter blijft.
  • 5. 
    Voor het niveau van de primaire steun wordt rekening gehouden met:
  • a) 
    de noodzaak dat de gemiddelde minimumprijs die de distilleerders in een bepaald wijnjaar aan de wijnproducenten moeten betalen, het in lid 4 genoemde niveau bedraagt;
  • b) 
    de noodzaak om de traditionele afzet in de drinkalcoholsector in stand te houden tegen concurrerende prijzen.
  • 6. 
    De bijkomende steun heeft de vorm van een uitkering voor de redelijke kosten voor opslag van het verkregen product. Deze steun is bedoeld om de werking van de primaire steunregeling te vergemakkelijken.

Artikel 30

  • 1. 
    Er kan een crisisdistillatiemaatregelen worden getroffen indien er zich als gevolg van ernstige overschotten en/of kwaliteitsproblemen een uitzonderlijk geval van marktverstoring voordoet.
  • 2. 
    De maatregel heeft tot doel:
  • a) 
    specifieke overschotsegmenten weg te werken en
  • b) 
    van de ene oogst tot de andere continuïteit in de voorziening te waarborgen.
  • 3. 
    Voor producenten is deelneming aan de maatregel vrijwillig.
  • 4. 
    De maatregel mag tot bepaalde wijncategorieën of tot bepaalde productiegebieden worden beperkt. De maatregel mag alleen op v.q.p.r.d. worden toegepast indien de betrokken lidstaat daarom verzoekt.
  • 5. 
    Een criterium voor de invoering van de maatregel kan zijn een aantoonbare verslechtering, in de loop der tijd, van de marktprijs voor een wijncategorie of voor wijn uit bepaalde productiegebieden.
  • 6. 
    Indien de Gemeenschap deze maatregel gedurende drie opeenvolgende jaren toepast voor een bepaald soort wijn (in een bepaald gebied) brengt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de aanhoudende crisis, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

Artikel 31

  • 1. 
    De door het interventiebureau overgenomen alcohol wordt afgezet door middel van een openbare veiling of door verkoop bij inschrijving. Bij het afzetten van deze alcohol vermijden de autoriteiten, voorzover mogelijk, dat de afzetgebieden voor alcohol die van oudsher van het bestaan van deze afzet afhankelijk zijn, worden aangetast. Deze alcohol mag niet in de sector voedingsmiddelenalcohol worden afgezet.
  • 2. 
    Evenwel kan worden besloten dat, indien de voorziening van het deel van de sector waar het gebruik van wijnalcohol verplicht is, niet door de toepassing van de artikelen 27, 28 en 29 wordt gewaarborgd, de alcohol dan in die sector mag worden afgezet.

Artikel 32

  • 1. 
    Voor wijnen die zijn verkregen door producenten die door toevoeging van sacharose of van most waarvoor de in artikel 34 bedoelde steun is toegekend, het alcoholgehalte hebben verhoogd, wordt de voor elke distillatie vastgestelde aankoopprijs, met uitzondering van die bedoeld in artikel 27, binnen elk wijnbouwgebied verlaagd met eenzelfde forfaitair bedrag, berekend op basis van het niveau van de in artikel 34 bedoelde steun en met de verhoging van het alcoholgehalte voor het betrokken wijnbouwgebied.
  • 2. 
    Op verzoek van de betrokken producent wordt de verlaging slechts toegepast binnen de grenzen van de hoeveelheden waarvan het alcoholgehalte is verhoogd als bedoeld in lid 1.

Artikel 33

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name betrekking hebben op de volgende punten:

  • a) 
    de in dit hoofdstuk bedoelde afwijkingen;
  • b) 
    wat de artikelen 27 en 28 betreft, de voorwaarden waaronder distillatie dient te gebeuren, de raming van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn, de voorwaarden waarop producten aan het interventiebureau mogen worden geleverd en de aankoopprijzen van de distillatieproducten die door de interventiebureaus kunnen worden overgenomen, respectievelijk de criteria voor de berekening van die prijzen;
  • c) 
    de minimumnormen waaraan druivendraf en wijnmoer moeten voldoen;
  • d) 
    de voorwaarden waaronder het in artikel 27, lid 7, bedoelde onder toezicht uit de markt nemen mag geschieden;
  • e) 
    de normaal geproduceerde hoeveelheden wijn, als bedoeld in artikel 28, lid 2;
  • f) 
    de bijzonderheden van het mechanisme voor de toepassing van de in artikel 30 bedoelde maatregel, met inbegrip van de producten welke door die maatregel worden bestreken, en de afzet van de distillatieproducten, in het bijzonder om te voorkomen dat de markt van alcohol en gedistilleerde dranken in enig opzicht wordt verstoord;
  • g) 
    de bepaling dat de in artikel 28, lid 3, genoemde aankoopprijs kan variëren; en
  • h) 
    de vastsstelling van de in artikel 29, lid 4, genoemde minimumprijs.
  • 2. 
    Het bedrag van de in de artikelen 27 en 28 bedoelde steun om de verkregen producten af te zetten, dat van de in artikel 29 bedoelde steun, de regels die de omstandigheden bepalen welke tot toepassing van de in artikel 30 bedoelde maatregel leiden en het niveau alsmede de vorm van de financiële steun van de Gemeenschap voor die maatregel, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

HOOFDSTUK III

STEUN VOOR BEPAALDE VORMEN VAN GEBRUIK

Artikel 34

  • 1. 
    Steun wordt verleend voor het gebruik van:
  • a) 
    geconcentreerde druivenmost; en
  • b) 
    gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,

die in de Gemeenschap zijn geproduceerd, wanneer deze worden gebruikt voor verhoging van het alcoholgehalte van wijnbouwproducten waarvoor een dergelijke verhoging volgens deze verordening is toegestaan.

  • 2. 
    De steun mag voor producten uit C III-wijnbouwzones worden gereserveerd, indien zonder deze maatregel de traditionele handelsstromen voor most en wijnen voor versnijding niet kunnen worden gewaarborgd.
  • 3. 
    Het steunbedrag wordt vastgesteld in euro per procent potentieel alcoholvolumegehalte en per hectoliter geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost met inachtneming van het verschil tussen de kosten van verrijking door middel van deze producten en door middel van sacharose.

Artikel 35

  • 1. 
    Steun wordt verleend voor het gebruik van:
  • a) 
    druivenmost en geconcentreerde druivenmost die met het oog op de vervaardiging van druivensap of van andere eetbare producten uit druivensap, in de Gemeenschap zijn geproduceerd;
  • b) 
    druivenmost en geconcentreerde druivenmost die in de C III-wijnbouwzones zijn geproduceerd met het oog op de vervaardiging, in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland, van producten van GN-code 2206 00, waarvoor het gebruik van een samengestelde benaming waarin het woord "wijn" voorkomt, door deze lidstaten mag worden toegestaan, overeenkomstig bijlage VII, punt C 2;
  • c) 
    in de Gemeenschap geproduceerde geconcentreerde druivenmost als hoofdbestanddeel van een productenpakket dat in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland in de handel wordt gebracht met duidelijke instructies voor de consument om daarmee een wijnimitatiedrank ("home-made wine") te maken.
  • 2. 
    In afwijking van de in lid 1, onder b), bedoelde geografische beperking met betrekking tot de in dat punt bedoelde productie van druivenmost en geconcentreerde druivenmost, kan, wanneer deze beperking tot concurrentiedistorsie leidt, worden besloten deze steun ook toe te kennen voor druivenmost en geconcentreerde druivenmost die in andere gebieden van de Gemeenschap dan de C III-wijnzones zijn geproduceerd.
  • 3. 
    De steun wordt uitsluitend verleend voor het gebruik van producten van wijnstokrassen die uitsluitend als wijndruivenrassen of als rassen voor wijndruiven en voor ander gebruik zijn ingedeeld en mag eveneens worden verleend voor druiven van oorsprong uit de Gemeenschap die van dezelfde rassen voortkomen.
  • 4. 
    De steunbedragen worden zodanig vastgesteld dat de kosten van voorziening met druivenmost en geconcentreerde druivenmost van oorsprong uit de Gemeenschap het mogelijk maken de traditionele afzetmogelijkheden voor deze producten in stand te houden.
  • 5. 
    Een nog te bepalen van de in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt gereserveerd voor het voeren van campagnes ter stimulering van het druivensapverbruik. Met het oog op die campagnes mag het steunbedrag op een hoger niveau worden vastgesteld dan het uit de toepassing van lid 4 voortvloeiende niveau.

Artikel 36

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name betrekking hebben op de volgende punten:

  • a) 
    de voorwaarden voor de toekenning van de in artikel 34, lid 1, bedoelde steun;
  • b) 
    de maatregelen die nodig zijn om toezicht uit te oefenen op het gebruik van de in artikel 35, lid 1, bedoelde producten;
  • c) 
    het bedrag van de in de artikelen 34 en 35 bedoelde steun dat wordt vastgesteld vóór het begin van elk wijnoogstjaar;
  • d) 
    het in artikel 35, lid 2, eerste alinea, bedoelde besluit.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 37

Producenten die aan de in de artikelen 27 en 28 bedoelde verplichtingen zijn onderworpen, komen voor interventiemaatregelen uit hoofde van deze titel in aanmerking mits zij gedurende een te bepalen referentieperiode aan de genoemde verplichtingen hebben voldaan. Deze periode en de nadere bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 38

  • 1. 
    Wanneer op de wijnmarkt van de Gemeenschap buitengewoon hoge prijzen worden geconstateerd en de mogelijkheid bestaat dat deze toestand voortduurt waarbij deze markt wordt verstoord, kan de Commissie de nodige maatregelen treffen.
  • 2. 
    Voorzover zulks nodig is om de markt voor tafelwijnen te ondersteunen, kunnen voor de in artikel 1, lid 2, onder b), genoemde producten, andere dan tafelwijn, volgens de procedure van artikel 75 interventiemaatregelen worden getroffen.

TITEL IV

PRODUCENTENORGANISATIES EN BRANCHEORGANISATIES

HOOFDSTUK I

PRODUCENTENORGANISATIES

Artikel 39

  • 1. 
    Onder "producentenorganisatie" die uit hoofde van deze verordening is erkend, wordt verstaan, een rechtspersoon:
  • a) 
    die op initiatief van producenten van onder deze verordening begrepen producten is opgericht;
  • b) 
    die met name tot doel heeft:
  • i) 
    ervoor te zorgen dat de productie wordt gepland en wordt afgestemd op de vraag, met name wat kwaliteit en hoeveelheden betreft,
  • ii) 
    de concentratie van het aanbod en de afzet op de markt van de door de leden geproduceerde producten te bevorderen,
  • iii) 
    de productiekosten te drukken en de producentenprijzen te stabiliseren,
  • iv) 
    de toepassing van uit milieuoogpunt deugdelijke teeltpraktijken, productietechnieken en afvalbeheersystemen te bevorderen om met name de kwaliteit van water, bodem en landschap te beschermen en de biodiversiteit te behouden en/of te bevorderen.
  • 2. 
    Producentenorganisaties die uit hoofde van deze verordening zijn erkend, moeten passende sancties kunnen nemen tegen leden die de statutaire verplichtingen schenden.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen als producentenorganisatie in de zin van deze verordening alle groepen producenten erkennen die een verzoek om die erkenning indienen, mits:
  • a) 
    zij aan de in de leden 1 en 2 vervatte eisen voldoen en een daartoe strekkend bewijs leveren, waaronder het bewijs dat zij een minimumaantal leden hebben en over een minimumvolume verkoopbare productie beschikken;
  • b) 
    zij voldoende garantie bieden aangaande het verrichten, de duur en de doeltreffendheid van hun activiteiten;
  • c) 
    zij daadwerkelijk hun leden in staat stellen om de nodige technische bijstand te verkrijgen om uit milieuoogpunt deugdelijke teeltpraktijken toe te passen.

Artikel 40

  • 1. 
    De lidstaten:
  • a) 
    nemen, binnen drie maanden na de indiening van een met alle nodige bewijsstukken gestaafd erkenningsverzoek, een besluit tot erkenning van een producentenorganisatie;
  • b) 
    verrichten met geregelde tussenpozen controles op de inachtneming van de erkenningsvoorwaarden door de producentenorganisaties, stellen bij niet-inachtneming de aan die organisaties op te leggen sancties vast en besluiten zo nodig hun erkenning in te trekken;
  • c) 
    delen binnen twee maanden elk besluit tot verlening of intrekking van de erkenning aan de Commissie mee.
  • 2. 
    De Commissie vergewist zich, door middel van controles, van de naleving van artikel 39 en van lid 1, onder b), van dit artikel en verzoekt naar aanleiding van dergelijke controles de lidstaten in voorkomend geval de verleende erkenning in te trekken.

HOOFDSTUK II

BRANCHEORGANISATIES

Artikel 41

  • 1. 
    Ter verbetering van de marktwerking voor v.q.p.r.d. en tafelwijnen met geografische aanduiding, kunnen de producerende lidstaten met name bij de uitvoering van besluiten van de brancheorganisaties, regels inzake de afzet vaststellen ter regulering van het aanbod op het ogenblik dat het product voor het eerst op de markt wordt gebracht, mits die regels betrekking hebben op de opslag en/of de gefaseerde vrijgave van de producten, met uitzondering van alle andere afgesproken praktijken zoals:
  • prijsstellingen, zelfs als het richtsnoeren of aanbevelingen betreft;
  • blokkering van een buitensporig groot gedeelte van de normaliter beschikbare jaarlijkse oogst en, in het algemeen, elke ongewone vermindering van het aanbod;
  • weigering de nationale en/of communautaire bewijsstukken af te geven die nodig zijn om wijnbouwproducten in het verkeer en op de markt te brengen, wanneer het op de markt brengen in overeenstemming is met de hierboven bedoelde regels.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde regels worden in extenso aan de bedrijven meegedeeld door middel van bekendmaking in een officiële publicatie van de betrokken lidstaat.
  • 3. 
    Jaarlijks leggen de lidstaten die van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruik hebben gemaakt, aan de Commissie een verslag voor over de desbetreffende besluiten die zij in het voorafgaande jaar hebben genomen. De Commissie onderzoekt of die besluiten in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, inzonderheid met de regels inzake vrij verkeer (artikelen 28-31 van het Verdrag) en mededinging (artikelen 81-86 van het Verdrag) en met het beginsel van non-discriminatie (artikel 34, lid 3, van het Verdrag).
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde organisaties oefenen met name, rekening houdend met de belangen van de consument, in een of meer regio's van de Gemeenschap verscheidene van de hiernavolgende werkzaamheden uit:
  • i) 
    verbetering van de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt;
  • ii) 
    bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop producten op de markt worden gebracht, in het bijzonder door onderzoek en marktstudies;
  • iii) 
    opstelling van standaardcontracten die verenigbaar zijn met de Gemeenschapswetgeving;
  • iv) 
    betere benutting van het productiepotentieel;
  • v) 
    verschaffing van gegevens en verrichten van onderzoek om de productie te richten op producten die beter op de eisen van de markt en op de smaak en de verwachtingen van de consument zijn afgestemd, met name wat de kwaliteit van de producten en de bescherming van het milieu betreft;
  • vi) 
    zoeken van methoden die minder gewasbeschermings- en andere productiemiddelen vergen en die de kwaliteit van het product en het behoud van bodem en water waarborgen;
  • vii) 
    ontwikkeling van methoden en instrumenten om in alle stadia van productie, wijnbereiding en afzet de kwaliteit van het product te verbeteren;
  • viii) 
    ontwikkeling van het potentieel van en de bescherming van biologische landbouw, alsmede van oorsprongsbenamingen, kwaliteitslabels en geografische aanduidingen; en
  • ix) 
    bevordering, met name van geïntegreerde productie of van andere uit milieuoogpunt deugdelijke productiemethoden.

TITEL V

OENOLOGISCHE PROCÉDÉS EN BEHANDELINGEN, OMSCHRIJVING, AANDUIDING, AANBIEDINGSVORM EN BESCHERMING

HOOFDSTUK I

OENOLOGISCHE PROCÉDÉS EN BEHANDELINGEN

Artikel 42

  • 1. 
    Voor de bereiding van de onder deze verordening begrepen producten, behalve druivensap en geconcentreerd druivensap alsmede druivenmost en geconcentreerde druivenmost bestemd voor de vervaardiging van druivensap, worden toegestane communautaire oenologische procédés en behandelingen vastgesteld.
  • 2. 
    Toegestane oenologische procédés en behandelingen mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen.
  • 3. 
    Van de toegestane oenologische procédés en behandelingen is de toevoeging van water uitgesloten, tenzij in gevallen waarin het een specifieke technische noodzaak is, en eveneens de toevoeging van alcohol, behalve voor druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol wordt gestuit, van likeurwijn, mousserende wijn, distillatiewijn en, onder nog vast te stellen voorwaarden, parelwijn.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen met betrekking tot de oenologische procédés en behandelingen en de productspecificaties strengere voorwaarden stellen om het behoud van de wezenlijke kenmerken van v.q.p.r.d., van op hun grondgebied geproduceerde en met een geografische aanduiding omschreven tafelwijnen, van mousserende wijnen en van likeurwijnen te waarborgen. Zij delen deze voorwaarden aan de Commissie mee, die deze ter kennis van de andere lidstaten brengt.
  • 5. 
    Tenzij anders is besloten, mogen slechts druiven van rassen die in de overeenkomstig artikel 19 opgestelde indeling als wijndruivenras zijn ingedeeld, of daaruit verkregen producten, in de Gemeenschap worden gebruikt voor de bereiding van:
  • a) 
    druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit;
  • b) 
    geconcentreerde druivenmost;
  • c) 
    gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;
  • d) 
    wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt;
  • e) 
    tafelwijn;
  • f) 
    v.q.p.r.d.;
  • g) 
    likeurwijn;
  • h) 
    gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven;
  • i) 
    wijn van overrijpe druiven.
  • 6. 
    Het versnijden van wijn die tot witte tafelwijn kan worden verwerkt of van witte tafelwijn met wijn die tot rode tafelwijn kan worden verwerkt of met rode tafelwijn, mag geen tafelwijn opleveren.

Deze bepaling belet echter in sommige nader te bepalen gevallen een dergelijke, als in de eerste alinea bedoelde, versnijding niet, mits het verkregen product de kenmerken van rode tafelwijn heeft.

In afwijking van de eerste alinea is een dergelijke versnijding tot en met 31 juli 2005 in gebieden waar dit van oudsher tot de praktijk behoorde, toegestaan overeenkomstig nog vast te stellen nadere bepalingen.

Artikel 43

  • 1. 
    De toegestane oenologische procédés en behandelingen zijn uiteengezet in de bijlagen IV en V.
  • 2. 
    Meer bepaald zijn:
  • de toegestane oenologische procédés en behandelingen met betrekking tot verrijking, aanzuring, ontzuringen verzoeting alsmede de voorschriften inzake het zwaveldioxidegehalte en het maximumgehalte aan vluchtige zuren vastgesteld in bijlage V, punten A tot en met G;
  • de toegestane oenologische procédés en behandelingen alsmede de voorschriften betreffende de bereiding van mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn vastgesteld in bijlage V, punten H en I;
  • de toegestane oenologische procédés en behandelingen alsmede de voorschriften betreffende de likeurwijnbereiding vastgesteld in bijlage V, punt J.

Artikel 44

  • 1. 
    Van de onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 begrepen producten mogen slechts likeurwijnen, mousserende wijnen, mousserende wijnen waaraan koolzuur is toegevoegd, parelwijnen, parelwijnen waaraan koolzuur is toegevoegd, v.q.p.r.d. en, in voorkomend geval, in afwijking van artikel 45, legaal ingevoerde wijnen en tafelwijnen, voor rechtstreekse menselijke consumptie in de Gemeenschap worden aangeboden, respectievelijk afgeleverd.
  • 2. 
    Met uitzondering van wijn in flessen waarvoor bewijs bestaat dat deze vóór 1 september 1971 is gebotteld, mag andere wijn dan v.q.p.r.d., die verkregen is van de in artikel 42, lid 5, bedoelde wijnstokrassen, maar niet beantwoordt aan de in bijlage I, punten 12 tot en met 18, vermelde definities, slechts voor consumptie door de individuele wijnproducent en diens gezin, voor de vervaardiging van wijnazijn of voor distillatie worden gebruikt.
  • 3. 
    In jaren waarin de weersomstandigheden ongunstig zijn geweest, kan worden besloten dat producten uit de wijnbouwzones A en B die niet het voor de betrokken wijnbouwzone vastgestelde minimum aan natuurlijk alcoholvolumegehalte bezitten, in de Gemeenschap voor de productie van mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuur is toegevoegd, mogen worden gebruikt, mits deze wijnen een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 8,5 % vol hebben, of voor de productie van parelwijn waaraan koolzuur is toegevoegd. In dat geval gelden ten aanzien van de verrijking de grenzen bedoeld in bijlage V, D, punt 5.
  • 4. 
    Onverminderd eventuele strengere bepalingen die de lidstaten voor de bereiding, op hun grondgebied, van niet onder de GN-codes 2204 10, 2204 21 en 2204 29 begrepen producten toepassen, mag druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, slechts voor de bereiding van die producten worden gebruikt.
  • 5. 
    Druivensap en geconcentreerd druivensap van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn. Het gebruik van deze producten wordt gecontroleerd. Het is verboden deze producten op het grondgebied van de Gemeenschap tot alcoholische vergisting te brengen.
  • 6. 
    De leden 4 en 5 zijn niet van toepassing op producten die zijn bestemd voor de productie, in het Verenigd Koninkrijk en in Ierland, van onder GN-code 2206 00 begrepen producten, waarvoor de lidstaten het gebruik van een samengestelde benaming waarin het woordt "wijn" voorkomt, mogen toestaan, overeenkomstig bijlage VII, punt C 2.
  • 7. 
    Wijn die kan worden verwerkt tot tafelwijn, die niet het minimale effectieve alcoholvolumegehalte voor tafelwijnen bereikt, mag niet in het verkeer worden gebracht behoudens voor de productie van mousserende wijn, voor azijnbereiding, voor distillatie of voor ander industrieel gebruik. Verrijking van die wijn en versnijding ervan met tafelwijn teneinde het effectieve alcoholvolumegehalte ervan tot het voor tafelwijn voorgeschreven peil te verhogen, mag slechts in de bedrijfsruimte van de wijnbereider of voor diens rekening geschieden.
  • 8. 
    Met uitzondering van alcohol, eau-de-vie en piquette, mogen wijn noch andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde dranken uit wijnmoer of druivendraf worden bereid.
  • 9. 
    Piquette, voorzover de vervaardiging ervan door de betrokken lidstaat wordt toegestaan, mag slechts voor distillatie of voor consumptie door de individuele wijnboer en diens gezin worden gebruikt.
  • 10. 
    Distillatiewijn mag alleen voor distillatie worden gebruikt.
  • 11. 
    Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven mag slechts op de markt worden gebracht voor de vervaardiging van likeurwijnen in die wijnbouwgebieden waar dit gebruik op 1 januari 1985 van oudsher bestond, alsmede van wijn op basis van overrijpe druiven.
  • 12. 
    Druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit, druivensap en geconcentreerd druivensap, van oorsprong uit derde landen, mogen op het grondgebied van de Gemeenschap niet worden verwerkt tot noch worden toegevoegd aan wijn.
  • 13. 
    De in lid 12 genoemde producten mogen op het grondgebied van de Gemeenschap niet tot alcoholische vergisting worden gebracht. Deze bepaling is niet van toepassing op producten bestemd voor de productie in het Verenigd Koninkrijk en Ierland van producten van GN-code 2206 00 waarvoor de lidstaten overeenkomstig bijlage VII, punt C 2, het gebruik kunnen toestaan van een samengestelde benaming waarin het woord "wijn" voorkomt.
  • 14. 
    Het versnijden van wijn van oorsprong uit een derde land met een communautaire wijn en het versnijden, op het grondgebied van de Gemeenschap, van wijnen van oorsprong uit derde landen, is verboden.
  • 15. 
    De Raad kan van lid 12, lid 13, eerste zin, en lid 14 afwijken overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Gemeenschap.

Artikel 45

  • 1. 
    Behoudens afwijkende bepalingen mogen de volgende producten niet voor rechtstreekse menselijke consumptie worden aangeboden of worden afgezet:
  • a) 
    onder de GN-codes 2204 10, 2204 21, 2204 29 en 2204 30 10 begrepen producten, ongeacht of deze al dan niet zijn ingevoerd, waarop oenologische procédés zijn toegepast die niet bij communautaire of, waar zulks is toegelaten, bij nationale voorschriften zijn toegestaan;
  • b) 
    producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), b) en c), wanneer zij niet van gezonde handelskwaliteit zijn;
  • c) 
    producten als bedoeld in artikel 1, lid 2, die niet aan de definities in bijlage I beantwoorden.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde afwijkende bepalingen voor ingevoerde producten worden aangenomen volgens de procedure van artikel 133 van het Verdrag.

Artikel 46

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen IV en V worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen betreffen met name:

  • a) 
    wat bijlage V, punt A, betreft, de overgangsmaatregelen voor wijnen die vóór 1 september 1986 zijn geproduceerd en de wijzigingen van de lijsten van wijnen in punt 2;
  • b) 
    wat de bijlagen IV en V betreft, de maxima en bepaalde voorwaarden voor het gebruik van de in die bijlagen bepaalde oenologische procédés en behandelingen, met uitzondering van in die bijlagen neergelegde berperkingen en voorwaarden;
  • c) 
    de besluiten, uitzonderingen, afwijkingen, voorwaarden en lijsten bedoeld in dit hoofdstuk en in bijlage V;
  • d) 
    de toepassing van bijlage V, punten C tot en met G, op producten die zijn geoogst in regio's van de Gemeenschap welke niet in de in bijlage III vermelde wijnbouwzones zijn genoemd; en
  • e) 
    wat bijlage V, punt J, betreft, de in punt 2, onder b), en in punt 6 bedoelde lijsten, de in punt 4, onder b), bedoelde afwijkingen en de in punt 6 daarvan bedoelde aangifte- en registratieprocedure.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 75 worden de volgende bepalingen vastgesteld:
  • a) 
    de regels voor de vergelijking van bepaalde in derde landen toegepaste oenologische procédés en behandelingen, en die welke zijn vermeld in artikel 43, lid 1, en bijlage IV;
  • b) 
    de bepalingen inzake vermenging en versnijding van most en wijn;
  • c) 
    de specificaties met betrekkig tot de zuiverheid en de identiteit van de bij de oenologische procédés te gebruiken stoffen;
  • d) 
    administratieve voorschriften voor de uitvoering van de toegestane oenologische procédés en behandelingen; daarin kan worden bepaald dat sommige oenologische procédés en behandelingen slechts mogen worden toegepast onder toezicht van een door de lidstaat erkende persoon die voldoende deskundig is om de kwaliteit, de hygiëne en de gezondheid van het product te garanderen;
  • e) 
    de voorwaarden voor het voorhanden hebben, het in het verkeer brengen en het gebruik van de producten als bedoeld in artikel 45, of lijsten van producten waarvoor de in dat artikel bepaalde eisen niet in acht behoeven te worden genomen, en de vaststelling van criteria om in individuele gevallen hardheid te voorkomen, de voorwaarden waarop de lidstaten het voorhanden hebben, in het verkeer brengen en gebruik van producten toestaan die niet aan de bepalingen van deze verordening, andere dan die bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a), of niet aan de krachtens deze verordening vastgestelde bepalingen voldoen; en
  • f) 
    de voorwaarden voor het experimenteel gebruik van anders niet-toegestane oenologische procédédes en behandelingen.
  • 3. 
    De analysemethoden waarmee de samenstelling van de onder deze verordening begrepen producten wordt bepaald en de voorschriften aan de hand waarvan kan worden bepaald of deze producten behandelingen hebben ondergaan die met de toegestane oenologische procédés strijdig zijn, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Volgens dezelfde procedure worden, zo nodig, maximumwaarden vastgesteld voor stoffen waarvan de aanwezigheid aangeeft dat bepaalde oenologische procédés zijn gebruikt evenals tabellen aan de hand waarvan de analytische gegevens kunnen worden vergeleken.

Wanneer evenwel voor de opsporing en de quantificering van stoffen waarnaar in het betrokken product wordt gezocht, niet in communautaire analysemethoden of in voorschriften als bedoeld in de eerste alinea is voorzien:

  • a) 
    worden de analysemethoden gebruikt die door de algemene vergadering van het "Office international de la vigne et du vin" (OIV) zijn erkend en door het OIV zijn gepubliceerd; of
  • b) 
    wordt, wanneer geen van de onder a) bedoelde analysemethoden passend is, een analysemethode gebruikt die voldoet aan de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) aanbevolen normen; of
  • c) 
    wordt, wanneer een van de onder a) of b) bedoelde methoden ontbreekt, gelet op de nauwkeurigheid, de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid ervan, een van de volgende methoden toegepast:
  • i) 
    een door de betrokken lidstaat toegestane analysemethode, of
  • ii) 
    indien nodig, een andere geschikte analysemethode.

Automatische analysemethodes die in plaats van een communautaire analysemethode worden gebruikt, worden geacht gelijkwaardig te zijn aan de in de eerste alinea bedoelde communautaire analysemethodes, mits volgens de procedure van artikel 75 wordt vastgesteld dat de verkregen resultaten, wat de nauwkeurigheid, de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid ervan betreft, ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke met de overeenkomstige communautaire methode worden verkregen.

HOOFDSTUK II

OMSCHRIJVING, AANDUIDING, AANBIEDINGSVORM EN BESCHERMING VAN BEPAALDE PRODUCTEN

Artikel 47

  • 1. 
    De voorschriften voor de omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van bepaalde onder deze verordening vallende producten, alsmede voor de bescherming van bepaalde aanduidingen, staan in dit hoofdstuk en in de bijlagen VII en VIII. Bij deze voorschriften wordt met name rekening gehouden met de volgende doelstellingen:
  • a) 
    de bescherming van de wettige consumentenbelangen;
  • b) 
    de bescherming van de wettige producentenbelangen;
  • c) 
    de soepele werking van de interne markt;
  • d) 
    de bevordering van de productie van kwaliteitsproducten.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde voorschriften bevatten met name bepalingen die:
  • a) 
    het gebruik van bepaalde aanduidingen verplicht stellen;
  • b) 
    het gebruik, onder voorwaarden, van bepaalde aanduidingen toestaan;
  • c) 
    het gebruik van andere aanduidingen toestaan, eventuele nuttige informatie voor de consumenten daaronder begrepen;
  • d) 
    de bescherming van en de controle op het gebruik van bepaalde aanduidingen regelen;
  • e) 
    het gebruik van geografische en traditionele aanduidingen regelen;
  • f) 
    de etikettering regelen van producten die zijn ingevoerd of, wanneer dat volgens deze verordening is toegestaan, die uit ingevoerde producten zijn bereid, om ervoor te zorgen dat consumenten zich bewust zijn van de aard van het betrokken product en dat dit product niet geëtiketteerd wordt als product uit de Gemeenschap of als product uit een lidstaat.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn van toepassing op de omschrijving van de in die voorschriften vermelde producten:
  • a) 
    op de etitkettering;
  • b) 
    in registers en op begeleidende documenten en andere in de communautaire regelgeving voorgeschreven documenten, hierna "officiële documenten" te noemen, met uitzondering van douanedocumenten;
  • c) 
    op handelsdocumenten, met name op facturen en leveringsnota's; en
  • d) 
    in de reclame, voorzover daartoe in deze verordening bijzondere bepalingen zijn opgenomen.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn van toepassing op de aanbiedingsvorm van de aldaar vermelde producten wat betreft:
  • a) 
    de recipiënten, met inbegrip van de sluiting;
  • b) 
    de etikettering;
  • c) 
    de verpakking.
  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde voorschriften zijn van toepassing op producten die worden gehouden met het oog op de verkoop en op in het verkeer gebrachte producten.

Artikel 48

De omschrijving en de aanbiedingsvorm van de producten waarop deze verordening betrekking heeft, alsmede alle vormen van reclame voor deze producten mogen niet onjuist zijn noch aanleiding kunnen geven tot verwarring of tot misleiding van de personen voor wie zij bestemd zijn, met name ten aanzien van:

  • de in artikel 47 genoemde vermeldingen. Dit geldt ook wanneer deze vermeldingen in vertaling of met een aanduiding van de feitelijke herkomst of met toevoegingen als "soort", "type", "wijze", "procédé", "limitatie", "merk" of dergelijke worden gebruikt;
  • de eigenschappen van de producten, met name aard, samenstelling, alcoholvolumegehalte, kleur, oorsprong of herkomst, kwaliteit, druivenras, oogstjaar of nominaal volume van de recipiënten;
  • de identiteit en de hoedanigheid van de natuurlijke of rechtspersonen of groep personen die deelnemen of deelgenomen hebben aan de bereiding of het in de handel brengen van het product, met name van de bottelaar.

Artikel 49

  • 1. 
    Producten waarvan de omschrijving of de aanbiedingsvorm niet beantwoordt aan deze verordening of aan de uitvoeringsbepalingen daarvan, mogen niet met het oog op verkoop in de Gemeenschap in voorraad worden gehouden, och aldaar in het verkeer worden gebracht, noch worden uitgevoerd.

Voor producten die bestemd zijn voor de uitvoer, mogen evenwel afwijkingen van deze verordening:

  • worden toegestaan door de lidstaten, wanneer de wetgeving van het derde land van invoer daartoe noopt;
  • bij uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld in gevallen die niet onder het bepaalde in het eerste streepje vallen.
  • 2. 
    De lidstaat op het grondgebied waarvan zich het product bevindt waarvan de omschrijving of de aanbiedingsvorm niet aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoet, neemt de nodige maatregelen om op begane inbreuken, naar gelang van de ernst ervan, een sanctie te stellen.

De lidstaat kan evenwel machtiging verlenen om het betrokken product met het oog op verkoop in de Gemeenschap in voorraad te houden of op de markt te brengen of uit te voeren, op voorwaarde dat de omschrijving of de aanbiedingsvorm van dit product met de in lid 1 genoemde voorschriften in overeenstemming wordt gebracht.

Artikel 50

  • 1. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de belanghebbende partijen in staat te stellen om, overeenkomstig de bepalingen in de artikelen 23 en 24 van de Overeenkomst inzake handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom, te voorkomen dat in de Gemeenschap een geografische aanduiding voor de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde producten wordt gebruikt voor producten die niet van oorsprong zijn uit de plaats die met de betrokken geografische aanduiding wordt aangegeven, zelfs indien de werkelijke oorsprong van de goederen wordt vermeld of de geografische aanduiding in een vertaling wordt gebruikt of vergezeld gaat van uitdrukkingen als "soort", "type", "stijl", "imitatie" en dergelijke.
  • 2. 
    Voor de doeleinden van dit artikel wordt verstaan onder "geografische aanduiding", een aanduiding die aangeeft dat het product van oorsprong is uit het grondgebied van een derde land dat lid is van de Wereldhandelsorganisatie, of van een regio of plaats binnen dat grondgebied, wanneer een bepaalde kwaliteit, faam of enig ander kenmerk van het product hoofdzakelijk aan die geografische plaats van oorsprong kan worden toegeschreven.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn van toepassing ongeacht andere specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving tot vaststelling van voorschriften inzake de aanduiding en de aanbiedingsvorm van de onder deze verordening begrepen producten.

Artikel 51

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze titel wordt onder "naam van een kleinere geografische eenheid dan de lidstaat" verstaan, de naam:
  • van een buurtschap of veld van een groep buurtschappen of velden;
  • van een gemeente of een gedeelte van een gemeente;
  • van een wijndeelgebied of een gedeelte daarvan;
  • van een ander gebied dan een bepaald gebied.
  • 2. 
    Het gebruik van een geografische aanduiding ter omschrijving van tafelwijnen verkregen door een versnijding van wijnen van druiven uit verschillende productiegebieden, is toegestaan indien ten minste 85 % van de door versnijding verkregen tafelwijn afkomstig is uit het productiegebied waarvan het de naam draagt.

Voor de omschrijving van witte tafelwijn is het gebruik van een geografische aanduiding die verband houdt met een productiegebied gelegen binnen wijnbouwzone A of B slechts toegestaan indien de in de versnijding begrepen producten uit de betreffende wijnbouwzone afkomstig zijn of indien de wijn het resultaat is van een versnijding van tafelwijn uit wijnbouwzone A met tafelwijn uit wijnbouwzone B.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen het gebruik van een geografische aanduiding voor een tafelwijn onder andere afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de wijn volledig verkregen is uit bepaalde met naam vermelde rassen en dat de wijn uitsluitend afkomstig is van het nauwkeurig afgebakende grondgebied waarvan het de naam draagt.

Artikel 52

  • 1. 
    Indien een lidstaat de naam van een bepaald gebied verleent aan een v.q.p.r.d. en, in voorkomend geval, aan een wijn die bestemd is om tot v.q.p.r.d. te worden verwerkt, mag deze naam niet worden gebruikt voor de omschrijving van producten uit de wijnbouwsector die niet afkomstig zijn uit dat gebied en/of waaraan deze naam niet is verleend overeenkomstig de toepasselijke communautaire en nationale voorschriften. Dit geldt ook indien een lidstaat de naam van een gemeente, van een gedeelte van een gemeente of van een buurtschap of veld uitsluitend heeft verleend aan een v.q.p.r.d. en, in voorkomend geval, aan een wijn die bestemd is om tot zo'n v.q.p.r.d. te worden verwerkt.

Onverminderd de communautaire bepalingen betreffende meer in het bijzonder bepaalde typen v.q.p.r.d., kunnen de lidstaten, onder door hen vast te stellen productievoorwaarden, toestaan dat de naam van een bepaald gebied wordt gecombineerd met een mededeling omtrent de wijze van bereiding of het type product, dan wel met de naam van een wijnstokras of het synoniem daarvoor.

In afwijking van de eerste alinea kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, tot en met 31 augustus 2001 besluiten toe te staan dat bepaalde geografische namen die van oudsher worden gebruikt voor de omschrijving van een tafelwijn en die de naam zijn geworden van een bepaald gebied, verder mogen worden gebruikt voor de omschrijving van tafelwijn. Dit mag ten hoogste voor drie wijnoogstjaren gelden.

  • 2. 
    De volgende namen en vermeldingen:
  • de naam van een wijnstokras;
  • een traditionele specifieke vermelding bedoeld in bijlage VII, punt A 2, onder c), tweede streepje, vierde dubbele streepje, of in bijlage VIII, punt D 2, onder c), tweede streepje;

of

  • een aanvullende traditionele vermelding bedoeld in bijlage VII, punt B 1, onder b), vijfde streepje, voorzover die door een lidstaat is verleend voor de omschrijving van een wijn uit hoofde van de communautaire bepalingen,

mogen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van, alsmede voor de reclame voor een andere drank dan wijn of druivenmost slechts worden gebruikt mits elk gevaar voor verwarring over de aard, de oorsprong of de herkomst en de samenstelling van die drank is uitgesloten.

  • 3. 
    Het gebruik van een naam of vermelding bedoeld in punt 2 of van een van de aanduidingen "Hock", "Claret", "Liebfrauenmilch" en "Liebfraumilch", ook indien vergezeld van een aanduiding als "soort", "type", "wijze", "imitatie" of een andere soortgelijke uitdrukking is verboden voor de omschrijving en aanbiedingsvorm van:
  • een product van GN-code 2206, behalve indien het betrokken product daadwerkelijk afkomstig is van de aldus aangeduide plaats;
  • een product dat in de handel is gebracht met duidelijke instructies om bij de consument een drank te verkrijgen die wijn nabootst; de naam van een wijnstokras mag wel worden gebruikt indien het betrokken product daadwerkelijk van dit ras afkomstig is, behalve indien de naam leidt tot verwarring met de naam van een bepaald gebied of van een geografische eenheid die wordt gebruikt voor de omschrijving van een v.q.p.r.d.
  • 4. 
    Namen:
  • van een bepaald gebied:
  • van een geografische eenheid kleiner dan het bepaalde gebied, voorzover deze naam door een lidstaat is verleend voor de omschrijving van een wijn uit hoofde van de communautaire bepalingen,

mogen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van en de reclame voor een andere drank dan wijn of druivenmost alleen worden gebruikt, mits:

  • a) 
    voor de producten van de GN-codes 2009, 2202, 2205, 2206, 2207, 2208 en 2209 en voor producten verkregen uit een wijnbouwgrondstof voornoemde namen en vermeldingen in de lidstaat van oorsprong van het product zijn erkend en deze erkenning verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht;
  • b) 
    voor andere dranken dan bedoeld onder a) elk gevaar voor verwarring over de aard, de oorsprong of de herkomst en de samenstelling van deze drank is uitgesloten.

Zelfs indien de onder a) bedoelde erkenning niet is verleend, mogen deze namen evenwel nog worden gebruikt tot en met 31 december 2000, mits het bepaalde onder b) wordt nageleefd.

Artikel 53

  • 1. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen VII en VIII worden vastgesteld volgende de procedure van artikel 75. Die bepalingen betreffen met name de in die bijlagen bedoelde afwijkingen, voorwaarden en toestemmingen.
  • 2. 
    De volgende bepalingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75:
  • a) 
    de in bijlage VII, inleiding, of bijlage VIII, punt A 2, bedoelde aanduidingen, tekens en andere merken;
  • b) 
    de in bijlage VII, punt A 2, onder c), tweede streepje, vierde dubbele streepje, of bijlage VIII, punt D 2, onder c), tweede streepje, bedoelde lijst van specifieke traditionele aanduidingen, tekens en andere merken;
  • c) 
    de voorwaarden voor het gebruik van in bijlage VII, punt A 2, bedoelde geografische aanduidingen;
  • d) 
    de in bijlage VII, punt A 4, bedoelde aanduidingen;
  • e) 
    de voorwaarden waaronder de in bijlage VII, punt B 1, bedoelde aanduidingen gebruikt mogen worden, alsmede het gebruikskader van de in bijlage VII, punt B 3, bedoelde aanduidingen;
  • f) 
    de in bijlage VII, punt B 2, bedoelde aanduidingen en de voorwaarden waaronder zij worden gebruikt;
  • g) 
    de mate waarin en de voorwaarden waaronder de bepalingen van bijlage VII worden toegepast op de onder deze verordening vallende producten anders dan bedoeld in bijlage VII, punt A 1, of bijlage VIII, met name in de Gemeenschap geproduceerde druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, geconcentreerde druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn van overrijpe druiven, geproduceerd in de Gemeenschap;
  • h) 
    de voorwaarden voor de opslag en het vervoer van producten in recipiënten alsmede het gebruik en de markering daarvan, mede voor recipiënten voor het bereiden en de opslag van mousserende wijn;
  • i) 
    in voorkomend geval, het verlenen van de in bijlage VIII, punt E 1, tweede streepje, bedoelde namen van geografische eenheden;
  • j) 
    de in registers en op officiële en handelsdocumenten aan te brengen verplichte en facultatieve aanduidingen;
  • k) 
    de in bijlage VIII, punt G 2, respectievelijk G 5, bedoelde voorwaarden;
  • l) 
    de in bijlage VIII, punt I 6, bedoelde voorwaarden en afwijkingen.

TITEL VI

IN BEPAALDE GEBIEDEN VOORTGEBRACHTE KWALITEITSWIJN

Artikel 54

  • 1. 
    Onder "in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn" (v.q.p.r.d.) wordt verstaan, wijn die voldoet aan de bepalingen van deze titel en de communataire en nationale bepalingen die te dien aanzien zijn aangenomen.
  • 2. 
    V.q.p.r.d. omvatten de volgende categorieën:
  • a) 
    "in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitslikeurwijn", hierna "v.l.q.p.r.d." genoemd, die beantwoordt aan de definitie van likeurwijn;
  • b) 
    "in bepaalde gebieden voortgebrachte mousserende kwaliteitswijn", hierna "v.m.q.p.r.d." genoemd, die beantwoordt aan de definitie van mousserende wijn, met inbegrijp van aromatische v.m.q.p.r.d.;
  • c) 
    "in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitsparelwijn", hierna "v.p.q.p.r.d." genoemd, die beantwoordt aan de definitie van parelwijn; en
  • d) 
    andere v.q.p.r.d. dan die vermeld onder a), b) en c).
  • 3. 
    De producten die geschikt zijn om een v.q.p.r.d. op te leveren, zijn:
  • a) 
    druiven;
  • b) 
    druivenmost;
  • c) 
    gedeeltelijk gegiste druivenmost;
  • d) 
    jonge, nog gistende wijnen;
  • e) 
    wijn.
  • 4. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie de lijst van door hen erkende v.p.q.r.d., met opgave, voor elk van deze v.q.p.r.d., van de nationale bepalingen die voor de productie en de bereiding van deze v.p.q.r.d. gelden.
  • 5. 
    De Commissie maakt de lijst bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 55

  • 1. 
    Onverminderd op grond van artikel 57, lid 1, vastgestelde nationale voorschriften berusten de bepalingen betreffende de productie van v.q.p.r.d., rekening houdend met de traditionele productieomstandigheden voorzover deze aan het op kwaliteitsverbetering gerichte beleid en aan de goede werking van de interne markt geen afbreuk doen, op de volgende factoren:
  • a) 
    de begrenzing van het productiegebied;
  • b) 
    het wijnstokrassenbestand;
  • c) 
    de teeltmethoden;
  • d) 
    de wijnbereidingsmethoden;
  • e) 
    het minimale natuurlijke alcoholvolumegehalte;
  • f) 
    de opbrengst per hectare;
  • g) 
    de analyse en de beoordeling van de organoleptische kenmerken.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen zijn in de punten A tot en met J van bijlage VI opgenomen.
  • 3. 
    De bepalingen in bijlage VI, punt K, zijn uitsluitend van toepassing op v.m.q.p.r.d. De bepalingen in bijlage VI, punt L, zijn uitsluitend van toepassing op v.l.q.p.r.d.

Artikel 56

  • 1. 
    De lidstaten stellen de regels vast op grond waarvan in het productiestadium:
  • a) 
    de producent:
  • i) 
    kan afzien van het verzoek om indeling als v.q.p.r.d. van een product dat in zijn oogst- of productieaangifte wordt aangemerkt als een product dat geschikt is om v.q.p.r.d. op te leveren, of
  • ii) 
    een v.q.p.r.d. kan declasseren, onder meer tot tafelwijn;
  • b) 
    de door de lidstaten aan te wijzen bevoegde instantie een v.q.p.r.d. kan declasseren.
  • 2. 
    Declassering van een v.q.p.r.d. in het afzetstadium gebeurt:
  • a) 
    door de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de wijn zich bevindt:
  • i) 
    wanneer de wijn van oorsprong is uit die lidstaat, of
  • ii) 
    wanneer het nader te bepalen kleine hoeveelheden betreft;
  • b) 
    door de bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong van de wijn, in andere gevallen dan deze bedoeld onder a).
  • 3. 
    Tot declassering als bedoeld in lid 2 wordt met name besloten wanneer de bevoegde instantie heeft vastgesteld dat:
  • a) 
    de wijn tijdens de opslag of het vervoer een verandering heeft ondergaan waardoor de kenmerken van de betrokken v.q.p.r.d. zijn verzwakt of gewijzigd;
  • b) 
    de wijn niet-toegestane behandelingen heeft ondergaan of niet wettig als v.q.p.r.d. is aangeduid.

Artikel 57

  • 1. 
    De producerende lidstaten kunnen, rekening houdende met eerlijke en vaste handelspraktijken, onverminderd de in artikel 55 genoemde factoren, alle aanvullende productievoorwaarden en kenmerken bepalen waaraan v.q.p.r.d. moeten voldoen.
  • 2. 
    Onverminderd de andere bepalingen van deze verordening kunnen zij, rekening houdende met eerlijke en vaste handelspraktijken, aanvullende of strengere kenmerken of voorwaarden voor de productie, de bereiding en het verkeer van de op hun grondgebied voorgebrachte v.q.p.r.d. vaststellen.

Artikel 58

De uitvoeringsbepalingen van deze titel en van bijlage VI worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name betrekking hebben op:

  • a) 
    de in deze titel en in bijlage VI bedoelde besluiten, uitzonderingen, afwijkingen en lijsten;
  • b) 
    de bepaling van de gebieden in de onmiddellijke nabijheid van een bepaald gebied, daarbij met name rekening houdende met de geografische situatie en de administratieve structuren;
  • c) 
    het gebruik dat van gedeclasseerde v.q.p.r.d. moet worden gemaakt en de voorwaarden voor dat gebruik;
  • d) 
    passende bepalingen betreffende de systematische en algemene toepassing van organoleptische onderzoeken, het gebruik van wijnen die niet aan de eisen van het onderzoek en de voorwaarden voor dat gebruik voldoen;
  • e) 
    de bepaling van de in artikel 56, lid 2, onder a), ii), bedoelde kleine hoeveelheden.

TITEL VII

HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

Artikel 59

  • 1. 
    Voor de invoer in de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), genoemde producten moet een invoercertificaat worden overgelegd. Voor de invoer van de overige in artikel 1, lid 2, genoemde producten en voor de uitvoer van de in artikel 1, lid 2, genoemde producten kan de overlegging van een invoer-, respectievelijk uitvoercertificaat verplicht worden gesteld.
  • 2. 
    De certificaten worden, onverminderd de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 62 en 63, door de lidstaten aan elke, daarom verzoekende belanghebbende, ongeacht diens plaats van vestiging in de Gemeenschap, afgegeven.

De certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid die moet waarborgen dat de verbintenis om tijdens de geldigheidsduur van het certificaat in, respectievelijk uit te voeren, wordt nagekomen en die, behoudens gevallen van overmacht, geheel of gedeeltelijk wordt verbeurd wanneer niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt in-, respectievelijk uitgevoerd.

  • 3. 
    Volgens de procedure van artikel 75 worden vastgesteld:
  • a) 
    de lijst van producten waarvoor invoer- of uitvoercertificaten worden geëist;
  • b) 
    de geldigheidsduur van de certificaten en andere uitvoeringsbepalingen van dit artikel.

Artikel 60

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1, lid 2, genoemde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.
  • 2. 
    Voor druivensap en druivenmost van GN-codes 2009 60 en 2204 30, waarvoor de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk is van de invoerprijs van het ingevoerde product, wordt de echtheid van deze prijs geverifieerd, hetzij door controle van elke partij, hetzij aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer, die door de Commissie wordt berekend op basis van de prijsnoteringen voor dezelfde producten in de landen van oorsprong.

Wanneer de opgegeven invoerprijs van de betrokken partij hoger is dan de forfaitaire waarde bij invoer, verhoogd met een overeenkomstig lid 3 vastgestelde marge die de forfaitaire waarde met niet meer dan 10 % mag overschrijden, moet een zekerheid worden gesteld die gelijk is aan de op basis van de forfaitaire waarde bij invoer vastgestelde invoerrechten.

Wanneer in het in de tweede alinea bedoelde geval de invoerprijs van de betrokken partij niet wordt opgegeven, is de toepassing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief afhankelijk van de forfaitaire waarde bij invoer of van de toepassing, onder overeenkomstig lid 3 te bepalen voorwaarden, van de desbetreffende bepalingen van de douanewetgeving.

  • 3. 
    Indien de in artikel 44, lid 15, bedoelde afwijkingen worden toegepast voor ingevoerde most, wordt voor druivenmost van GN-codes 2009 60 en 2204 30 op het ogenblik van de vrijgave voor het vrije verkeer door de importeurs een zekerheid gesteld bij de aangewezen douaneautoriteiten. De zekerheid is gelijk aan een nader te bepalen bedrag. De zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de importeur ten genoegen van de douaneautoriteiten van de lidstaat van vrijgave voor het vrije verkeer bewijst dat de most tot druivensap is verwerkt, in andere producten buiten de wijnsector is gebruikt, of, indien hij tot wijn is verwerkt, naar behoren is geëtiketteerd.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75. Deze bepalingen betreffen met name de vaststelling van de criteria om te bepalen welke controleregeling van toepassing is en welke factoren voor de berekening van de forfaitaire waarden bij invoer in aanmerking moeten worden genomen, alsook de grootte van de in lid 3 bedoelde zekerheid en de regels voor het vrijgeven van de zekerheid.

Artikel 61

  • 1. 
    Om schade voor de markt in de Gemeenschap door de invoer van bepaalde in artikel 1, lid 2, bedoelde producten te voorkomen of tegen te gaan, wordt invoer van een of meer van die producten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht aan de betaling van een aanvullend invoerrecht onderworpen, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde is gesloten, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
  • 2. 
    De prijzen waarbeneden een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn de door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie doorgegeven prijzen.

De hoeveelheden die voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht moeten worden overschreden, worden vastgesteld met name op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde schade zich heeft voorgedaan of zich dreigt voor te doen.

  • 3. 
    De invoerprijzen die voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht in aanmerking dienen te worden genomen, worden vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor dat product.

  • 4. 
    De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast volgens de procedure van artikel 75. Deze bepalingen betreffen met name:
  • a) 
    de producten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw;
  • b) 
    de overige criteria die noodzakelijk zijn voor de toepassing van lid 1 overeenkomstig artikel 5 van genoemde overeenkomst.

Artikel 62

  • 1. 
    Tariefcontingenten voor de onder deze verordening begrepen producten, die uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit enig ander besluit van de Raad voortvloeien, worden door de Commissie geopend en beheerd overeenkomstig nadere bepalingen die worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.
  • 2. 
    De contingenten worden beheer volgens een van de onderstaande methoden of volgens een combinatie ervan:
  • a) 
    op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen worden ingediend (het beginsel "wie het eerst komt, het eerst maalt");
  • b) 
    evenredige verdeling op basis van de bij de indiening van de aanvragen verlangde hoeveelheden (de methode "gelijktijdig onderzoek");
  • c) 
    rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de methode "traditionele invoerder/nieuwkomers").

Nog andere passende methoden kunnen worden vastgesteld. Deze moeten elke vorm van discriminatie van de betrokken marktdeelnemers vermijden.

  • 3. 
    Bij de vastgestelde beheersmethode wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de voorzieningsbehoeften van de markt van de Gemeenschap en met de noodzaak het evenwicht op deze markt te vrijwaren, waarbij tegelijkertijd kan worden uitgegaan van de methoden die in het verleden zijn gehanteerd voor contingenten die overeenkomen met die welke in lid 1 zijn bedoeld, onverminderd de rechten die uit in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten overeenkomsten voortvloeien.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde nadere bepalingen voorzien in contingenten op jaarbasis, waar nodig op passende wijze over het jaar gespreid, alsmede in de vaststelling van de toe te passen beheersmethode en hebben in voorkomend geval betrekking op:
  • a) 
    de waarborgen ten aanzien van de aard, de herkomst en de oorsprong van het product;
  • b) 
    de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde waarborgen kunnen worden gecontroleerd; en
  • c) 
    de voorwaarden voor de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Artikel 63

  • 1. 
    Voorzover nodig om de uitvoer mogelijk te maken van:
  • a) 
    de in artikel 1, lid 2, onder a), b) en c), bedoelde producten;
  • b) 
    suikers van GN-code 1701, glucose en glucosestroop van de GN-codes 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 90 50, ook in de vorm van producten van de GN-codes 1702 30 51 en 1702 30 59, verwerkt in producten van de GN-codes 2009 60 11, 2009 60 71, 2009 60 79 en 2204 30 99,

op basis van de prijzen van deze producten in de internationale handel en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag zijn gesloten, mag het verschil tussen deze prijzen en de prijzen in de Gemeenschap door een restitutie bij uitvoer worden overbrugd.

  • 2. 
    Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie mogen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:
  • a) 
    die voor de aard van het product en de betrokken marktsituatie het passendst is, zodat, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen grote en kleine marktdeelnemers;
  • b) 
    die, gezien de beheerseisen, voor marktdeelnemers administratief het minst belastend is;
  • c) 
    waarmee discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.
  • 3. 
    Restituties zijn voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kunnen naar bestemming worden gedifferentieerd, indien dit wegens de wereldhandelssituatie of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is.

De in lid 1, onder a), bedoelde restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75. Dit geschiedt periodiek.

De periodiek vastgestelde restituties kunnen, zo nodig, door de Commissie op verzoek van een lidstaat of uit eigen beweging tussentijds worden gewijzigd.

De bepalingen van artikel 64 betreffende de daarin bedoelde producten zijn aanvullend van toepassing.

  • 4. 
    Restituties worden uitsluitend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat toegekend.
  • 5. 
    Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 genoemde producten is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, in geval van een gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op dezelfde dag geldt:
  • a) 
    voor de op het certificaat aangegeven bestemming of, in voorkomend geval;
  • b) 
    voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat voor de op het certificaat vermelde bestemming geldt.

Passende maatregelen mogen worden getroffen om te voorkomen dat van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet, misbruik wordt gemaakt.

  • 6. 
    Voor de in artikel 1 bedoelde producten waarvoor in het kader van voedselhulpacties restituties worden uitgekeerd, kan volgens de procedure van artikel 75 van het bepaalde in de leden 4 en 5 worden afgeweken.
  • 7. 
    De inachtneming van de volumelimieten die voortvloeien uit de overeenkomsten die in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag zijn gesloten, wordt gewaarborgd aan de hand van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken producten.

Wat de naleving betreft van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten overeenkomsten, heeft het verstrijken van een referentieperiode geen gevolgen voor de geldigheid van de uitvoercertificaten.

  • 8. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met inbegrip van bepalingen betreffende de herverdeling van niet-toegewezen of niet-benutte hoeveelheden die voor uitvoer in aanmerking komen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 64

  • 1. 
    Dit artikel is van toepassing op de in artikel 63, lid 1, bedoelde restituties.
  • 2. 
    Het restitutiebedrag voor de in artikel 63, lid 1, onder b), bedoelde producten is:
  • a) 
    voor ruwe suiker en witte suiker, het bedrag van de uitvoerrestitutie voor deze producten in ongewijzigde staat, dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker(53), en de uitvoeringsbepalingen daarvan;
  • b) 
    voor glucose en glucosestroop, het bedrag van de uitvoerrestitutie voor deze producten in ongewijzigde staat dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(54), en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

Om voor de restitutie in aanmerking te komen, moeten de verwerkte producten bij uitvoer vergezeld gaan van een verklaring van de aanvrager waarin de bij de vervaardiging gebruikte hoeveelheden ruwe suiker, witte suiker, glucose en glucosestroop worden aangegeven.

De juistheid van deze verklaring wordt gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

  • 3. 
    Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:
  • a) 
    de bestaande situatie en de vooruitzichten:
  • i) 
    op de markt van de Gemeenschap, met betrekking tot de prijzen van de in artikel 63, lid 1, genoemde producten en de beschikbare hoeveelheden,
  • ii) 
    in de internationale handel, met betrekking tot de prijzen voor die producten;
  • b) 
    de afzetkosten en de gunstigste kosten voor het vervoer van de markten van de Gemeenschap naar de havens of andere uitvoerplaatsen van de Gemeenschap, alsmede de kosten van het vervoer naar het land van bestemming;
  • c) 
    de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, die erin bestaan een evenwichtige situatie op de markt en een natuurlijke ontwikkeling van prijzen en handelsverkeer te waarborgen;
  • d) 
    de limieten die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300 van het Verdrag;
  • e) 
    de noodzaak om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;
  • f) 
    het economische aspect van de beoogde uitvoer.
  • 4. 
    De in artikel 63, lid 1, bedoelde prijzen op de markt van de Gemeenschap worden bepaald rekening houdend met de toegepaste prijzen die het gunstigst blijken te zijn voor de uitvoer.

Bij de vaststelling van de in artikel 63, lid 1, bedoelde prijzen in de internationale handel wordt rekening gehouden met:

  • a) 
    de op de markten van de derde landen genoteerde prijzen;
  • b) 
    de gunstigste prijzen in derde landen van bestemming bij invoer uit derde landen;
  • c) 
    de in de uitvoerende derde landen geconstateerde producentenprijzen, in voorkomend geval rekening houdend met door deze landen toegekende subsidies;
  • d) 
    de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap.
  • 5. 
    Onverminderd artikel 63, lid 3, derde alinea, worden de regelmaat waarmee de lijst wordt vastgesteld van producten waarvoor daadwerkelijk een restitutie wordt toegekend, alsmede het bedrag van die restitutie vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.
  • 6. 
    De restitutie wordt betaald wanneer is aangetoond dat de producten:
  • a) 
    van oorsprong uit de Gemeenschap zijn;
  • b) 
    uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd; en
  • c) 
    in geval van een gedifferentieerde restitutie, de op het certificaat opgegeven bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt, onverminderd artikel 63, lid 5, onder b). Van deze regel kan evenwel volgens de procedure van artikel 75 worden afgeweken, mits er voorwaarden worden vastgesteld die gelijkwaardige waarborgen bieden.

Aanvullende bepalingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

  • 7. 
    Onverminderd lid 6, onder a), wordt bij het ontbreken van een volgens de procedure van artikel 75 verleende afwijking, voor uit derde landen ingevoerde producten die naar derde landen worden wederuitgevoerd, geen uitvoerrestitutie verleend.

Artikel 65

  • 1. 
    Voorzover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, in bijzondere gevallen de in artikel 1 genoemde producten geheel of gedeeltelijk van de regeling actieve veredeling uitsluiten.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 worden, indien de in dat lid bedoelde situatie zich als uitzonderlijk dringend laat aanzien en indien de markt van de Gemeenschap door de regeling actieve veredeling, respectievelijk passieve veredeling wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, door de Commissie op verzoek van een lidstaat of uit eigen beweging de nodige maatregelen vastgesteld; deze maatregelen worden meegedeeld aan de Raad en aan de lidstaten, hebben een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden en zijn onmiddellijk van toepassing. Wanneer de Commissie een verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij binnen een week na ontvangst van het verzoek daaromtrent een besluit.
  • 3. 
    Iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen een week na de dag van de mededeling ervan, aan de Raad voorleggen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 66

  • 1. 
    De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening begrepen producten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, wordt in het gemeenschappelijk douanetarief overgenomen.
  • 2. 
    Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een bepaling daarvan worden vastgesteld, is het volgende verboden:
  • a) 
    de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht;
  • b) 
    de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 67

  • 1. 
    Invoer van de onder deze verordening begrepen producten waaraan alcohol is toegevoegd, is verboden, tenzij het producten betreft die overeenstemmen met producten van oorsprong uit de Gemeenschap, waarvoor deze toevoeging is toegestaan.
  • 2. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met name de voorwaarden inzake de overeenstemming van producten, alsmede afwijkingen van lid 1, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 68

  • 1. 
    De in artikel 1, lid 2, onder a) en b), bedoelde producten mogen slechts worden ingevoerd wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • a) 
    wat alle producten betreft, deze moeten:
  • i) 
    voldoen aan de in het derde land van oorsprong van die producten voor de productie, het in het verkeer brengen en, in voorkomend geval, de levering voor rechtstreekse menselijke consumptie geldende bepalingen; het bewijs dat aan deze voorwaarde is voldaan, wordt geleverd door overlegging van een certificaat dat is afgegeven door een instantie van het der land van oorsprong die op een vast te stellen lijst voorkomt,
  • ii) 
    vergezeld gaan van een analyseverslag dat is opgesteld door een door het derde land van oorsprong aangewezen instantie of dienst, wanneer zij voor rechtstreekse menselijke consumptie worden bestemd;
  • b) 
    wat voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde wijnen, andere dan likeurwijnen en mousserende wijnen, betreft, deze moeten:
  • i) 
    een effectief alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol en een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15 % vol hebben,
  • ii) 
    een totaal zuurgehalte, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van ten minste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalenten per liter hebben.
  • 2. 
    Volgens de procedure van artikel 75 kan worden bepaald:
  • a) 
    welke kenmerken likeurwijn en mousserende wijn moeten hebben en welke afwijkingen er ten opzichte van lid 1, onder b), gelden;
  • b) 
    dat bepaalde, in lid 1 bedoelde producten die in beperkte hoeveelheden worden vervoerd en in kleine recipiënten zijn verpakt, van de overlegging van het certificaat en het analyseverslag als bedoeld in lid 1, onder a), worden vrijgesteld;
  • c) 
    dat voor bepaalde wijnen die van een certificaat inzake de oorsprongsaanduiding of van een certificaat van oorsprong vergezeld gaan, de in het certificaat of in het analyseverslag als bedoeld in lid 1, onder a), te verstrekken gegevens geheel of gedeeltelijk mogen worden weggelaten.
  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 69

  • 1. 
    Indien de markt van de Gemeenschap voor een of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde producten als gevolg van in- of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan waardoor de doeleinden van artikel 33 van het Verdrag in gevaar kunnen worden gebracht, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast, totdat de verstoring is opgeheven of het gevaar daarvoor is geweken.

Bij de beoordeling van de vraag of de situatie de toepassing van deze maatregelen rechtvaardigt, wordt met name rekening gehouden:

  • a) 
    met de hoeveelheden waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven of aangevraagd en met de situatie op de wijnmarkt in de Gemeenschap;
  • b) 
    in voorkomend geval, met de omvang van de interventie.

De Raad stelt, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie de algemene regels voor de toepassing van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de lidstaten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

  • 2. 
    Wanneer de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, neemt de Commissie op verzoek van een lidstaat of uit eigen beweging een besluit over de noodzakelijke maatregelen, die aan de lidstaten worden meegedeeld en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer de Commissie een verzoek van een lidstaat ontvangt, neemt zij binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek daaromtrent een besluit.
  • 3. 
    Iedere lidstaat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen na de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.
  • 4. 
    De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300, lid 2, van het Verdrag.

TITEL VIII

ALGEMENE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 70

  • 1. 
    De onder deze verordening begrepen producten mogen binnen de Gemeenschap slechts met een officieel gecontroleerd begeleidend document in het verkeer worden gebracht.
  • 2. 
    Natuurlijke personen, rechtspersonen of verenigingen van personen die voor de uitoefening van hun beroep houder van dergelijke producten zijn, met name producenten, bottelaars, verwerkers alsmede nader te bepalen handelaren, zijn verplicht registers van de in- en uitslag van de betrokken producten bij te houden.
  • 3. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met name betreffende de aard en het model van het in lid 1 bedoelde document, alsmede de afwijkingen van dit artikel, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 71

  • 1. 
    Behoudens andersluidende bepalingen van deze verordening zijn op de productie van en de handel in de onder deze verordening begrepen producten de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing.
  • 2. 
    Titel II, hoofdstuk II, vormt geen beletsel voor het verlenen van nationale steun ter verwezenlijking van de doelstellingen die overeenkomen met die welke met dat hoofdstuk worden nagestreefd. Voor deze steun geldt niettemin het bepaalde in lid 1.

Artikel 72

  • 1. 
    De lidstaten wijzen een of meer instanties aan die erop moeten toezien dat de communautaire bepalingen in de wijnsector worden nageleefd. Tevens wijzen zij de laboratoria aan die in de wijnsector officiële analyses mogen verrichten.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie naam en adres van deze instanties en laboratoria mee. De Commissie verstrekt deze gegevens aan de andere lidstaaten.
  • 3. 
    De Commissie stelt een korps samen van specifieke functionarissen die tot taak hebben bij de controles ter plaatse met de bevoegde instanties van de lidstaten samen te werken om te zorgen voor een uniforme toepassing van de voorschriften voor de wijnsector.
  • 4. 
    De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Deze bepalingen kunnen met name voorschriften inhouden:

  • a) 
    om de uniforme toepassing van de communautaire voorschriften in de wijnsector, met name inzake controles, te waarborgen;
  • b) 
    inzake de betrekkingen tussen de aangewezen instanties;
  • c) 
    betreffende specifieke financiële bepalingen voor de verbetering van controles;
  • d) 
    betreffende administratieve sancties; en
  • e) 
    betreffende de bevoegdheden en verplichtingen van de aangewezen inspecteurs.

Artikel 73

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de voor de uitvoering van deze verordening benodigde gegevens. Nadere bepalingen met betrekking tot deze mededeling van gegevens, waaronder de aard en het formaat van de toe te zenden gegevens en de termijnen voor de mededeling en voor de verspreiding ervan, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

Artikel 74

Er wordt een Comité van beheer voor wijn ingesteld, hierna "het comité" genoemd dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

Artikel 75

  • 1. 
    In de gevallen waarin de in dit artikel omschreven procedure wordt gevolgd, legt de voorzitter de betrokken aangelegenheid aan het comité voor, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten worden gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast, die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij besloten heeft, tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen één maand met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 76

Het comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde wordt gesteld.

Artikel 77

  • 1. 
    Deze verordening dient zodanig te worden toegepast dat tevens op passende wijze rekening wordt gehouden met de in de artikelen 33 en 131 van het Verdrag vervatte doeleinden.
  • 2. 
    Deze verordening dient te worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 78

  • 1. 
    Verordening (EG) nr. 1258/1999 en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen zijn van toepassing op de onder deze verordening begrepen producten.
  • 2. 
    De in titel II, hoofdstuk II, bedoelde premie, de in titel II, hoofdstuk III, bedoelde steun, de in titel III, hoofdstuk I, bedoelde steun, de in titel III, hoofdstuk II, bedoelde aankoop en steun, de in titel III, hoofdstuk III, bedoelde steun en de in titel VII bedoelde restituties worden beschouwd als interventie ter regulering van de landbouwmarkten in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999.
  • 3. 
    Onverminderd eventuele restrictieve bepalingen mogen de communautaire steun die uit hoofde van titel III kan worden verleend en de restituties die uit hoofde van titel VII kunnen worden toegekend, uitsluitend worden toegekend voor producten die in de Gemeenschap uit aldaar geoogste producten worden bereid.

Artikel 79

Ter voorkoming van overschotten van tafelwijn en wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, kunnen de lidstaten een maximale opbrengst vaststellen, uitgedrukt in hectoliters per hectare, bij overschrijding waarvan de producent niet langer in aanmerking komt voor steun uit hoofde van deze verordening.

Artikel 80

Volgens de procedure van artikel 75 worden maatregelen vastgesteld:

  • a) 
    ter vergemakkelijking van de overgang van de regelingen waarin de in artikel 81 genoemde verordeningen voorzien naar de bij de onderhavige verordening vastgestelde regelingen; en
  • b) 
    zo nodig ter oplossing van specifieke praktische problemen. Wanneer de noodzak van dergelijke maatregelen naar behoren is aangetoond, kan daarbij van bepaalde voorschriften van deze verordening worden afgeweken.

Artikel 81

De Verordeningen (EEG) nr. 346/79, (EEG) nr. 351/79, (EEG) nr. 460/79, (EEG) nr. 456/80, (EEG) nr. 457/80, (EEG) nr. 458/80, (EEG) nr. 1873/84, (EEG) nr. 895/85, (EEG) nr. 822/87, (EEG) nr. 823/87, (EEG) nr. 1442/88, (EEG) nr. 3877/88, (EEG) nr. 4252/88, (EEG) nr. 2046/89, (EEG) nr. 2048/89, (EEG) nr. 2389/89, (EEG) nr. 2390/89, (EEG) nr. 2391/89, (EEG) nr. 2392/89, (EEG) nr. 3677/89, (EEG) nr. 3895/91, (EEG) nr. 2332/92 en (EEG) nr. 2333/92 worden ingetrokken.

Artikel 82

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 mei 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. FUNKE

  • (1) 
    PB C 271 van 31.8.1998, blz. 21.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 6 mei 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB C 101 van 12.4.1999, blz. 60.
  • (4) 
    PB C 93 van 6.4.1999, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 84 van 27.3.1987, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 210 van 28.7.1998, blz. 8.
  • (7) 
    PB L 54 van 5.3.1979, blz. 72.
  • (8) 
    PB L 54 van 5.3.1979, blz. 90.
  • (9) 
    PB L 106 van 26.4.1991, blz. 6.
  • (10) 
    PB L 58 van 9.3.1979, blz. 1.
  • (11) 
    PB L 367 van 31.12.1985, blz. 39.
  • (12) 
    PB L 57 van 29.2.1980, blz. 16.
  • (13) 
    PB L 163 van 22.6.1983, blz. 52.
  • (14) 
    PB L 57 van 29.2.1980, blz. 23.
  • (15) 
    PB L 57 van 29.2.1980, blz. 27.
  • (16) 
    PB L 67 van 14.3.1991, blz. 16.
  • (17) 
    PB L 176 van 3.7.1984, blz. 6.
  • (18) 
    PB L 353 van 24.12.1997, blz. 2.
  • (19) 
    PB L 97 van 4.4.1987, blz. 2.
  • (20) 
    PB L 362 van 31.12.1985, blz. 8.
  • (21) 
    PB L 84 van 27.3.1987, blz. 59.
  • (22) 
    PB L 184 van 24.7.1996, blz. 1.
  • (23) 
    PB L 132 van 28.5.1988, blz. 3.
  • (24) 
    PB L 108 van 27.4.1999, blz. 9.
  • (25) 
    PB L 346 van 15.12.1988, blz. 7.
  • (26) 
    PB L 373 van 31.12.1988, blz. 59.
  • (27) 
    PB L 210 van 28.7.1998, blz. 11.
  • (28) 
    PB L 202 van 14.7.1989, blz. 14.
  • (29) 
    PB L 335 van 24.12.1996, blz. 7.
  • (30) 
    PB L 202 van 14.7.1989, blz. 32.
  • (31) 
    PB L 232 van 9.8.1989, blz. 1.
  • (32) 
    PB L 292 van 25.10.1997, blz. 3.
  • (33) 
    PB L 232 van 9.8.1989, blz. 7.
  • (34) 
    PB L 353 van 24.12.1997, blz. 1.
  • (35) 
    PB L 232 van 9.8.1989, blz. 10.
  • (36) 
    PB L 232 van 9.8.1989, blz. 13.
  • (37) 
    PB L 184 van 24.7.1996, blz. 3.
  • (38) 
    PB L 360 van 9.12.1989, blz. 1.
  • (39) 
    PB L 297 van 18.11.1994, blz. 1.
  • (40) 
    PB L 368 van 31.12.1991, blz. 1.
  • (41) 
    PB L 231 van 13.8.1992, blz. 1.
  • (42) 
    PB L 231 van 13.8.1992, blz. 9.
  • (43) 
    PB L 184 van 24.7.1996, blz. 9.
  • (44) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
  • (45) 
    PB C 32 van 6.2.1999, blz. 12.
  • (46) 
    PB L 208 van 31.7.1986, blz. 1.
  • (47) 
    PB L 210 van 28.7.1998, blz. 14.
  • (48) 
    PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.
  • (49) 
    PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.
  • (50) 
    PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
  • (51) 
    PB L 336 van 23.12.1994, blz. 86.
  • (52) 
    PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.
  • (53) 
    PB L 177 van 1.7.1981, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1148/98 (PB L 159 van 3.6.1998, blz. 38).
  • (54) 
    PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1253/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 18).

BIJLAGE I

DEFINITIES VAN PRODUCTEN

De onderstaande definities gelden voor:

  • producten die in de Gemeenschap worden verkregen uit aldaar geoogste druiven, met inbegrip van de in punt 15, zesde streepje, van deze bijlage bedoelde wijnen, en
  • andere dan de in de punten 3, 4, 5, 6, 7, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 24 bedoelde producten wanneer deze
  • afkomstig zijn uit derde landen, of
  • in de Gemeenschap worden bereid uit buiten de Gemeenschap geoogste druiven, voorzover de bereiding ervan overeenkomstig deze verordening is toegestaan.

De definities van de wijnbouwproducten waarop deze bijlage niet van toepassing is, worden, indien nodig, overeenkomstig deze verordening vastgesteld volgens de procedure van artikel 75.

  • 1. 
    Druiven: vruchten van de wijnstok, gebruikt bij de wijnbereiding, rijp of zelfs licht ingedroogd, die met bij de wijnbereiding gebruikelijke middelen kunnen worden gekneusd of geperst en spontane alcoholische gisting kunnen doen ontstaan.
  • 2. 
    Druivenmost: de vloeistof die op natuurlijke wijze of via natuurkundige procédés uit druiven wordt verkregen. Druivenmost mag een effectief alcohol-volumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.
  • 3. 
    Gedeeltelijk gegiste druivenmost: het product dat wordt verkregen door vergisting van druivenmost en dat een effectief alcohol-volumegehalte van meer dan 1 % vol en minder dan drievijfde van het totale alcohol-volumegehalte heeft; bepaalde v.q.p.r.d. met een effectief alcohol-volumegehalte van minder dan drievijfde van het totale alcohol-volumegehalte doch niet minder dan 4,5 % vol, worden evenwel niet als gedeeltelijk gegiste druivenmost beschouwd.
  • 4. 
    Gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven: het product dat ontstaat door de gedeeltelijke vergisting van druivenmost verkregen uit ingedroogde druiven, waarvan het totale gehalte aan suiker vóór de gisting ten minste 272 gram per liter bedraagt en waarvan het natuurlijke en effectieve alcohol-volumegehalte niet lager mag liggen dan 8 % vol. Bepaalde wijnen die aan deze eisen voldoen, worden echter niet beschouwd als gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven.
  • 5. 
    Druivenmost waarvan de gisting door de toevoeging van alcohol is gestuit: het product:
  • dat een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 12 % vol en minder dan 15 % vol heeft, en
  • dat wordt verkregen door de toevoeging, aan niet-gegiste druivenmost die een natuurlijk alcohol-volumegehalte van ten minste 8,5 % vol heeft en die uitsluitend van in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen afkomstig is, van
  • hetzij neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van krenten en rozijnen, met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 95 % vol,
  • hetzij een niet-gerectificeerd product verkregen door de distillatie van wijn en met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 80 % vol.
  • 6. 
    Geconcentreerde druivenmost: niet-gekarameliseerde druivenmost die
  • wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procédé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten,
  • uitsluitend afkomstig is van de in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen,
  • wordt verkregen uit druivenmost met ten minste het minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte dat is vastgesteld voor de wijnbouwzone waar de druiven zijn geoogst.

Geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcohol-volumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

  • 7. 
    Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost: de niet-gekarameliseerde vloeistof die:
  • wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivenmost door middel van elk ander toegestaan procédé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen methode een waarde van niet minder dan 61,7 % wordt gemeten,
  • een toegestane behandeling voor ontzuring en eliminatie van andere bestanddelen dan suiker heeft ondergaan,
  • de volgende kenmerken vertoont:
  • pH niet hoger dan 5 bij 25 °Brix,
  • optische dichtheid, bij 424 nms en een dikte van 1 cm, niet hoger dan 0,100 op geconcentreerde druivenmost bij 25 °Brix,
  • sacharosegehalte niet vast te stellen bij een nader te bepalen analysemethode,
  • Folin-Ciocalteau-index niet hoger dan 6 bij 25 °Brix,
  • getitreerde zuurgraad niet hoger dan 15 milli-equivalent per kilogram suiker totaal,
  • gehalte aan zwaveldioxide niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal,
  • gehalte aan kationen totaal niet hoger dan 8 milli-equivalent per kilogram suiker totaal,
  • conductiviteit bij 25 °Brix en 20 °C niet hoger dan 120 micro-Siemens/cm,
  • gehalte aan hydroxymethylfurfural niet hoger dan 25 mg per kilogram suiker totaal,
  • aanwezigheid van meso-inositol,
  • uitlsuitend afkomstig is van in artikel 42, lid 5, genoemde druivenrassen,
  • wordt verkregen uit druivenmost met ten minste het minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte dat is vastgesteld voor de wijnbouwzone waar de druiven zijn geoogst.

Gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag een effectief alcoholgehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

  • 8. 
    Druivensap: het niet-gegiste doch voor gisting vatbare vloeibare product dat wordt verkregen door middel van passende behandelingen om als zodanig te worden geconsumeerd; het wordt verkregen
  • a) 
    uit druiven of uit druivenmost, of
  • b) 
    door reconstitutie:
  • uit geconcentreerd druivenmost, of
  • uit geconcentreerd druivensap.

Druivensap mag een effectief alcohol-volumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

  • 9. 
    Geconcentreerd druivensap: niet-gekarameliseerd druivensap, dat wordt verkregen door gedeeltelijke dehydratatie van druivensap door middel van elk ander toegestaan procédé dan de rechtstreekse werking van vuur, en op zodanige wijze dat bij een temperatuur van 20 °C met een refractometer volgens een nader te bepalen methode een waarde van niet minder dan 50,9 % wordt gemeten.

Geconcentreerd druivensap mag een effectief alcohol-volumegehalte hebben van ten hoogste 1 % vol.

  • 10. 
    Wijn: het product dat uitsluitend wordt verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van al dan niet gekneusde druiven of van druivenmost.
  • 11. 
    Jonge, nog gistende wijn: wijn waarvan de alcoholische gisting nog niet is geëindigd en die nog niet is ontdaan van de wijnmoer.
  • 12. 
    Wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt: wijn die
  • uitsluitend afkomstig is van in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen,
  • is geproduceerd in de Gemeenschap,
  • ten minste het minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte heeft dat is vastgesteld voor de wijnbouwzone waar hij is geproduceerd.
  • 13. 
    Tafelwijn: wijn, andere dan v.q.p.r.d., die:
  • uitsluitend afkomstig is van in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen,
  • is geproduceerd in de Gemeenschap,
  • na de eventuele behandelingen bedoeld in punt D van bijlage V, een effectief alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 8,5 % vol, mits deze wijn uitsluitend afkomstig is van druiven die in de wijnbouwzones A en B zijn geoogst, en van ten minste 9 % vol voor de overige wijnbouwzones, alsmede een totaal alcohol-volumegehalte van niet meer dan 15 % vol,
  • behoudens eventuele nader te bepalen uitzonderingen, een totaal gehalte aan zuren heeft van ten minste 3,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 46,6 milli-equivalent per liter.

Voor de op sommige nader te bepalen wijngaardoppervlakten voortgebrachte wijnen welke zonder verrijking zijn verkregen, kan evenwel de bovengrens van het totale alcohol-volumegehalte op 20 % vol worden gebracht.

Retsina-tafelwijn is tafelwijn uitsluitend voortgebracht op het geografisch grondgebied van Griekenland uit druivenmost die met hars van de Aleppopijnboom is behandeld. Het gebruik van hars van de Alppopijnboom is alleen toegestaan om retsina-tafelwijn overeenkomstig de Griekse voorschriften te verkrijgen.

  • 14. 
    Likeurwijn: het product dat
  • A. 
    - een effectief alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 15 % vol en ten hoogste 22 % vol,
  • een totaal alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 17,5 % vol, met uitzondering van sommige, in een nog vast te stellen lijst opgenomen, in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitslikeurwijnen (v.l.q.p.r.d.);
  • B. 
    wordt verkregen:
  • a) 
    uit:
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost, of
  • wijn, of
  • een mengsel van bovengenoemde producten, of
  • voor sommige nog te bepalen v.l.q.p.r.d., druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn,

waarbij alle bovengenoemde producten, voor likeurwijn en v.l.q.p.r.d.:

  • afkomstig moeten zijn van druivenrassen die onder artikel 42, lid 5, vallen, en
  • met uitzondering van sommige, in een nog vast te stellen lijst opgenomen v.l.q.p.r.d., een oorspronkelijk natuurlijk alcohol-volumegehalte van ten minste 12 % vol moeten hebben;
  • b) 
    en door toevoeging van:
  • i) 
    een van de volgende producten, of een mengsel daarvan:
  • neutrale alcohol uit wijnbouwproducten, met inbegrip van alcohol verkregen door de distillatie van rozijnen of krenten, met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 90 % vol;
  • distillaat van wijn of van rozijnen of krenten met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol;
  • ii) 
    alsmede, eventueel, een of meer van de volgende producten:
  • geconcentreerde druivenmost,
  • een mengsel van een van de in punt i) genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder a), eerste en vierde streepje;
  • iii) 
    voor bepaalde, in een nog vast te stellen lijst opgenomen v.l.q.p.r.d.:
  • hetzij een van de onder punt i) genoemde producten of een mengsel daarvan;
  • hetzij een of meer van de volgende producten:
  • alcohol van wijn of van rozijnen of krenten, met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 95 % vol en ten hoogste 96 % vol,
  • eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol,
  • eau-de-vie van rozijnen of krenten, met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol doch minder dan 94,5 % vol;
  • alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,
  • geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, uitgezonderd deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,
  • geconcentreerde druivenmost,
  • een mengsel van een van de in het tweede streepje genoemde producten met druivenmost als bedoeld onder a), eerste en vierde streepje.
  • 15. 
    Mousserende wijn: het product dat, behoudens het bepaalde in artikel 44, lid 3, wordt verkregen door eerste of tweede alcoholische vergisting
  • van druiven,
  • van druivenmost,
  • van wijn,

die tot tafelwijn kunnen worden verwerkt,

  • van tafelwijn,
  • van v.q.p.r.d.,
  • van in een nog vast te stellen lijst opgenomen ingevoerde wijn, afkomstig van druivenrassen en wijnbouwgebieden met eigenschappen waardoor deze wijn kan worden onderscheiden van in de Gemeenschap geproduceerde wijn,

dat wordt gekenmerkt door het feit dat bij het openen van de recipiënten uitsluitend door de vergisting ontstaan koolzuurgas vrijkomt en dat, bewaard in gesloten recipiënten bij 20 °C, een overdruk heeft die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing en ten minste 3 bar bedraagt.

  • 16. 
    Mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd: het product dat
  • wordt verkregen uit tafelwijn,
  • bij het openen van de recipiënten, koolzuurgas laat ontsnappen dat geheel of gedeeltelijk is toegevoegd,
  • bewaard in gesloten recipiënten bij 20 °C, een overdruk heeft die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing en ten minste 3 bar bedraagt.
  • 17. 
    Parelwijn: het product dat
  • wordt verkregen uit tafelwijn, uit v.q.p.r.d. of uit producten die tot tafelwijn of v.q.p.r.d. kunnen worden verwerkt, voorzover deze wijnen of producten een totaal alcohol-volumegehalte hebben van ten minste 9 % vol,
  • een effectief alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 7 % vol,
  • bewaard in gesloten recipiënten bij 20 °C, een overdruk heeft die is teweeggebracht door endogeen koolzuurgas in oplossing van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar,
  • wordt aangeboden in recipiënten van 60 liter of minder.
  • 18. 
    Parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd: het product dat
  • wordt verkregen uit tafelwijn, uit v.q.p.r.d. of uit producten die tot tafelwijn of v.q.p.r.d. kunnen worden verwerkt,
  • een effectief alcoholgehalte heeft van ten minste 7 % vol en een totaal alcoholgehalte van ten minste 9 % vol,
  • bewaard in gesloten recipiënten bij 20 °C, een overdruk heeft die is teweeggebracht door geheel of gedeeltelijk toegevoegd koolzuurgas in oplossing van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar,
  • wordt aangeboden in recipiënten van 60 liter of minder.
  • 19. 
    Wijnazijn: azijn die
  • uitsluitend wordt verkregen azijnzure vergisting van wijn, en
  • een totaal gehalte aan zuren heeft van ten minste 60 gram per liter, uitgedrukt in azijnzuur.
  • 20. 
    Wijnmoer: het bezinksel dat zich in recipiënten met wijn vormt na de gisting, bij de opslag of na toegestane behandeling, alsmede het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van dit product.

Als wijnmoer worden eveneens beschouwd:

  • het bezinksel dat zich bij de opslag of na toegestane behandeling in recipiënten met druivenmost vormt,
  • het residu dat wordt verkregen bij het filtreren of centrifugeren van dit product.
  • 21. 
    Druivendraf: de na het persen van druiven overblijvende substantie, al dan niet gegist.
  • 22. 
    Piquette: het product dat wordt verkregen
  • door vergisting van onbehandelde druivendraf, gemacereerd in water, of
  • door uitloging, met water, van gegiste druivendraf.
  • 23. 
    Versterkte wijn: het product dat:
  • een effectief alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 18 % vol en ten hoogste 24 % vol,
  • uitsluitend wordt verkregen door aan wijn die geen suikeresidu bevat, een niet-gerectificeerd product toe te voegen dat wordt verkregen door distillatie van wijn en dat een maximum effectief alcohol-volumegehalte heeft van 85 % vol, en
  • een gehalte aan vluchtige zuren heeft van ten hoogste 1,50 gram per liter, uitgedrukt in azijnzuur.
  • 24. 
    Wijn van overrijpe druiven: het product dat
  • in de Gemeenschap is geproduceerd, zonder verrijking, uit in de Gemeenschap geoogste druiven van de in artikel 42, lid 5, bedoelde en in een nog vast te stellen lijst opgenomen druivenrassen,
  • een natuurlijk alcohol-volumegehalte heeft van meer dan 15 % vol,
  • een totaal alcohol-volumegehalte heeft van ten minste 16 % vol en een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 12 % vol.

De lidstaten kunnen voor dit product een rijpingsperiode voorschrijven.

BIJLAGE II

ALCOHOLGEHALTEN

  • 1. 
    Effectief alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C, in 100 volume-eenheden van het betrokken product.
  • 2. 
    Potentieel alcohol-volumegehalte: het aantal volume-eenheden zuivere alcohol bij een temperatuur van 20 °C dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 volume-eenheden van het betrokken product bij die temperatuur.
  • 3. 
    Totaal alcohol-volumegehalte: de som van het effectieve en het potentiële alcohol-volumegehalte.
  • 4. 
    Natuurlijk alcohol-volumegehalte: het totale alcohol-volumegehalte van het betrokken product, vóór verrijking.
  • 5. 
    Effectief alcohol-massagehalte: het aantal kilogram zuivere alcohol in 100 kilogram van het product.
  • 6. 
    Potentieel alcohol-massagehalte: het aantal kilogram zuivere alcohol dat kan ontstaan door totale vergisting van de suikers in 100 kilogram van het product.
  • 7. 
    Totaal alcohol-massagehalte: de som van het effectieve en het potentiële alcohol-massagehalte.

BIJLAGE III

WIJNBOUWZONES

  • 1. 
    Wijnbouwzone A omvat:
  • a) 
    in Duitsland: de andere met wijnstokken beplante oppervlakten dan die van wijnbouwzone B;
  • b) 
    in Luxemburg: het Luxemburgse wijnbouwgebied
  • c) 
    in België, Nederland, Denemarken, Ierland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk: het wijnbouwareaal van deze landen.
  • 2. 
    Wijnbouwzone B omvat:
  • a) 
    in Duitsland: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Baden;
  • b) 
    in Frankrijk: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de niet in deze bijlage genoemde departementen alsmede in de volgende departementen:
  • Alsace: Bas-Rhin, Haut-Rhin,
  • Lorraine: Meurthe-et-Moselle, Meuse, Moselle, Vosges,
  • Champagne: Aisne, Aube, Marne, Haute-Marne, Seine-et-Marne,
  • Jura: Ain, Doubs, Jura, Haute-Saône,
  • Savoie: Savoie, Haute-Savoie, Isère (de gemeente Chapareillan),
  • Val de Loire: Cher, Deux-Sèvres, Indre, Indre-et-Loire, Loir-et-Cher, Loire-Atlantique, Loiret, Maine-et-Loire, Sarthe, Vendée, Vienne, alsmede in het departement Nièvre de met wijnstokken beplante oppervlakten in het arrondissement Cosne-sur-Loire.
  • c) 
    in Oostenrijk: het Oostenrijkse wijnbouwareaal.
  • 3. 
    Wijnbouwzone C I a) omvat de met wijnstokken beplante oppervlakten:
  • a) 
    in Frankrijk:
  • in de departementen: Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Hautes-Alpes, Alpes-Maritimes, Ariège, Aveyron, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Corrèze, Côte-d'Or, Dordogne, Haute-Garonne, Gers, Gironde, Isère (met uitzondering van de gemeente Chapareillan), Landes, Loire, Haute-Loire, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Nièvre (met uitzondering van het arrondissement Cosne-sur-Loire), Puy-de-Dôme, Pyrénées Atlantiques, Hautes-Pyrénées, Rhône, Saône-et-Loire, Tarn, Tarn-et-Garonne, Haute-Vienne en Yonne;
  • in het departement Drôme, de arrondissementen Valence en Die (met uitzondering van de kantons Dieulefit, Loriol, Marsanne en Montélimar);
  • in het departement Ardèche: het gehele arrondissement Tournon en de kantons Antraigues, Buzet, Coucouron, Montpezat-sous-Bauzon, Privas, Sainte-Étienne-de-Lugdarès, Saint-Pierreville, Valgorge en La Voulte-sur-Rhône;
  • b) 
    in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de provincies Asturias, Cantabria, Guipúzcoa, La Coruña en Vizcaya;
  • c) 
    in Portugal, de met wijnstokken beplante oppervlakten in dat deel van de noordelijke regio dat overeenstemt met het bepaalde wijnproductiegebied van "Vinho Verde", alsmede de "concelhos" Bombarral, Lourinhã, Mafra en Torres Vedras (met uitzondering van de "freguesias" Carvoeira en Dois Portos), die behoren tot de wijnstreek Estremadura.
  • 4. 
    Wijnbouwzone C I b) omvat in Italië de met wijnstokken beplante oppervlakten in de regio Valle d'Aosta en de provincies Sondrio, Bolzano, Trento en Belluno.
  • 5. 
    Wijnbouwzone C II omvat:
  • a) 
    in Frankrijk, de met wijnstokken beplante oppervlakten:
  • in de departementen: Aude, Bouches-du-Rhône, Gard, Hérault, Pyrénées-Orientales (met uitzondering van de kantons Olette en Arles-sur-Tech), Vaucluse,
  • in het gedeelte van het departement Var dat ten zuiden wordt begrensd door de noordelijke grens van de gemeenten Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la-Tour en Sainte-Maxime,
  • in het arrondissement Nyons en in de kantons Dieulefit, Lorriol, Marsanne en Montélimar in het departement Drôme,
  • in het departement Ardèche in de niet in punt 3, onder a), genoemde administratieve eenheden;
  • b) 
    in Italië: de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's: Abruzzo, Campania, Emilia-Romagna, Friuli-Venezia Giulia, Lazio, Liguria, Lombardia met uitzondering van de provincie Sondrio, Marche, Molise, Piemonte, Toscana, Umbria, Veneto met uitzondering van de provincie Belluno, met inbegrip van de eilanden welke tot deze regio's behoren, zoals het eiland Elba en de overige eilanden van de Arcipelago Toscano, de eilanden van de Arcipelago Ponziano en de eilanden Capri en Ischia;
  • c) 
    in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten in
  • de volgende provincies:
  • Lugo, Orense, Pontevedra,
  • Ávila (met uitzondering van de gemeenten die overeenstemmen met de "comarca vitiviniola" Cebreros), Burgos, León, Palencia, Salamanca, Segovia, Soria, Valladolid, Zamora,
  • La Rioja,
  • Álava,
  • Navarra,
  • Huesca,
  • Barcelona, Gerona, Lérida;
  • het gedeelte van de provincie Zaragoza ten noorden van de rivier de Ebro,
  • de gemeenten van de provincie Tarragona begrepen in de benaming van oorsprong Penedés,
  • de bestuurlijke "comarca" Conca de Barberá van de provincie Tarragona.
  • 6. 
    Wijnbouwzone C III a) omvat in Griekenland de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende "nomoi": Florina, Emathia, Kilkis, Grevena, Larissa, Ioannina, Lefkada, Achaia, Messenia, Arkadia, Korinthe, Heraklion, Chania, Rethymno, Samos, Lassithi, alsmede op het eiland Thira (Santorini).
  • 7. 
    Wijnbouwzone C III b) omvat:
  • a) 
    in Frankrijk de met wijnstokken beplante oppervlakten:
  • in de departementen van Corsica,
  • in het gedeelte van het departement Var dat gelegen is tussen de zee en de lijn die wordt gevormd door de gemeenten (die zelf erin zijn begrepen) Evenos, Le Beausset, Solliès-Toucas, Cuers, Puget-Ville, Collobrières, La Garde-Freinet, Plan-de-la Tour en Sainte-Maxime,
  • de kantons Olette en Arles-sur-Tech in het departement Pyrénées-Orientales;
  • b) 
    in Italië de met wijnstokken beplante oppervlakten in de volgende regio's: Calabrië, Basilicata, Apulië, Sardinië, Sicilië, met inbegrip van de eilanden welke tot deze regio's behoren, zoals het eiland Pantelleria, de Eolische, Egadische en Pelagische eilanden;
  • c) 
    in Griekenland: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 6 zijn opgenomen;
  • d) 
    in Spanje: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in punt 3, onder b), of punt 5, onder c), zijn opgenomen en
  • e) 
    in Portugal: de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet tot zone C I a) behoren.
  • 8. 
    De grenzen van de in deze bijlage vermelde administratieve eenheden zijn die welke zijn vastgesteld in de op 15 december 1981 geldende nationale bepalingen en, wat Spanje en Portugal betreft, de respectievelijk op 1 maart 1986 en op 1 maart 1998 geldende bepalingen.

BIJLAGE IV

LIJST VAN TOEGESTANE OENOLOGISCHE PROCÉDÉS EN BEHANDELINGEN

  • 1. 
    Oenologische procédés en behandelingen die mogen worden toegepast voor druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven, geconcentreerde druivenmost, alsmede voor jonge, nog gistende wijn:
  • a) 
    beluchting of toevoeging van zuurstof;
  • b) 
    warmtebehandeling;
  • c) 
    centrifugeren en filtratie, met of zonder inerte filtratietoeslagstof, op voorwaarde dat hierdoor geen ongewenste residuen in het aldus behandelde product achterblijven;
  • d) 
    gebruik van kooldioxide, ook koolzuurgas genoemd, van argon of van stikstof, afzonderlijk dan wel onderling vermengd, om een inerte atmosfeer te scheppen en het product onder afsluiting van lucht te behandelen;
  • e) 
    gebruik van wijnbereidingsfermenten;
  • f) 
    het gebruik van een of meer van onderstaande procédés, ter bevordering van de ontwikkeling van fermenten:
  • toevoeging van diammoniumfosfaat of van ammoniumsulfaat, tot een bepaald maximum;
  • toevoeging van ammoniumsulfiet of van ammoiniumbisulfiet, tot een bepaald maximum;
  • toevoeging van thiaminedichloorhydraat, tot een bepaald maximum;
  • g) 
    gebruik van zwaveldioxide, ook zwaveligzuuranhydride genoemd, van kaliumbisulfiet of van kaliummetabisulfiet, ook genoemd kaliumdisulfiet of kaliumpyrosulfiet;
  • h) 
    verwijdering van zwaveldioxide door natuurkundige procédés;
  • i) 
    behandeling van witte wijn most en van jonge nog gistende witte met kool voor oenologisch gebruik, tot een bepaald maximum;
  • j) 
    klaring door middel van een of meer van de volgende stoffen voor oenologisch gebruik:
  • voedselgelatine,
  • vislijm,
  • caseïne en kaliumcaseïnaten,
  • ovoalbumine en/of lactoalbumine,
  • bentoniet,
  • siliciumdioxide en de vorm van een gel of van een colloïdale oplossing,
  • kaolien,
  • tannine,
  • pectolytische enzymen,
  • enzymatische bereiding van betaglucanase, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • k) 
    gebruik van sorbinezuur of van kaliumsorbaat;
  • l) 
    gebruik van wijnsteenzuur voor de aanzuring onder de voorwaarden van bijlage V, E en G;
  • m) 
    gebruik van een of meer van de volgende stoffen voor ontzuring onder de voorwaarden van bijlage V, E en G;
  • neutraal kaliumtartraat,
  • kaliumbicarbonaat,
  • calciumcarbonaat dat eventueel kleine hoeveelheden dubbel calciumzout van L (+)-wijnsteenzuur en L (-)-appelzuur bevat;
  • calciumtartraat,
  • wijnsteenzuur, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • homogene bereiding van wijnsteenzuur en calciumcarbonaat in gelijke hoeveelheden, fijn verpulverd;
  • n) 
    gebruik van hars van Aleppo-pijnbomen, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • o) 
    het gebruik van bereidingen van gistschillen, tot een bepaald maximum;
  • p) 
    het gebruik van polyvinylpolypyrrolidon, tot een bepaald maximum en onder nader te bepalen voorwaarden;
  • q) 
    het gebruik van melkzuurbacteriën in wijnsuspensie, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • r) 
    toevoeging van lysozyme, tot een bepaald maximum en onder nader te bepalen voorwaarden.
  • 2. 
    Oenologische proceédés en behandelingen die mogen worden aangewend voor druivenmost die bestemd is voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivenmost:
  • a) 
    beluchting;
  • b) 
    warmtebehandeling;
  • c) 
    centrifugeren en filtratie, met of zonder inerte filtratietoeslag, op voorwaarde dat hierdoor geen ongewenste residuen in het aldus behandelde product achterblijven;
  • d) 
    gebruik van zwaveldioxide, ook zwaveligzuuranhydride genoemd, van kaliumbisulfiet of van kaliummetabisulfiet, ook genoemd kaliumdisulfiet of kaliumpyrosulfiet;
  • e) 
    verwijdering van zwaveldioxide door natuurkundige procédés;
  • f) 
    behandeling met kool voor oenologisch gebruik;
  • g) 
    gebruik van calciumcarbonaat dat eventueel kleine hoeveelheden dubbel calciumzout van L (+)-wijnsteenzuur en L(-)-appelzuur bevat;
  • h) 
    gebruik van ionenuitwisselende harsen, onder nader te bepalen voorwaarden.
  • 3. 
    Oenologische procédés en behandelingen die mogen worden toegepast voor gedeeltelijk gegiste druivenmost voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, tafelwijn, mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, parelwijn, parelwijn waaran koolzuurgas is toegevoegd, likeurwijn en v.q.p.r.d.:
  • a) 
    het gebruik in droge wijn en in hoeveelheden van niet meer dan 5 % van verse, gezonde en niet verdunde moer die fermenten bevat welke afkomstig zijn van de recente bereiding van droge wijn;
  • b) 
    beluchting of wassing door middel van argon of stikstof;
  • c) 
    warmtebehandeling;
  • d) 
    centrifugeren en filtratie met of zonder toeslagstoffen voor inerte filtratie, op voorwaarde dat hierdoor geen ongewenste residuen in het aldus behandelde product achterblijven;
  • e) 
    gebruik van kooldioxide, ook koolzuurgas genoemd, van argon of van stikstof, afzonderlijk dan wel onderling vermengd, uitsluitend om een inerte atmosfeer te scheppen en het product onder afsluiting van lucht te behandelen;
  • f) 
    toevoeging van kooldioxide, tot een bepaald maximum;
  • g) 
    gebruik, onder de in deze verordening gestelde voorwaarden, van zwaveldioxide, ook zwaveligzuuranhydride genoemd, van kaliumbisulfiet of van kaliummetabisulfiet, ook genoemd kaliumdisulfiet of kaliumpyrosulfiet;
  • h) 
    toevoeging van sorbinezuur of van kaliumsorbaat, mits het uiteindelijke gehalte aan sorbinezuur van het behandelde product dat voor rechtstreekse menselijke consumptie op de markt wordt gebracht, niet meer bedraagt dan 200 mg/l;
  • i) 
    toevoeging van L-ascorbinezuur, tot een bepaald maximum;
  • j) 
    toevoeging van citroenzuur ter stabilisatie van de wijn, tot een bepaald maximum;
  • k) 
    gebruik van wijnsteenzuur voor aanzuring, onder de voorwaarden van bijlage V, E en G;
  • l) 
    gebruik van een of meer van de volgende stoffen voor ontzuring onder de voorwaarden van bijlage V, E en G:
  • neutraal kaliumtartraat,
  • kaliumbicarbonaat,
  • calciumcarbonaat dat eventueel kleine hoeveelheden dubbel calciumzout van L (+)-wijnsteenzuur en L (-)-appelzuur bevat;
  • calciumtartraat;
  • wijnsteenzuur, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • homogene bereiding van wijnsteenzuur en calciumcarbonaat in gelijke delen, fijn verpulverd;
  • m) 
    klaring door middel van een of meer van de volgende stoffen voor oenologisch gebruik:
  • voedselgelatine,
  • vislijm,
  • caseïne en kaliumcaseïnaten,
  • ovoalbumine en/of lactoalbumine,
  • bentoniet,
  • siliciumdioxide in de vorm van een gel of van een colloïdale oplossing,
  • kaolien,
  • enzymatische bereiding van betaglucanase, onder nader te bepalen voorwaarden;
  • n) 
    toevoeging van tannine;
  • o) 
    behandeling van witte wijn met kool voor oenologisch gebruik, tot een bepaald maximum;
  • p) 
    behandeling, onder nader te bepalen voorwaarden:
  • van gedeeltelijk gegiste druivenmost die zonder behandeling voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd is, van witte wijn en roséwijn met kaliumferrocyanide,
  • van rode wijn met kaliumferrocyanide of met calciumfitaat;
  • q) 
    toevoeging van metawijnsteenzuur, tot een bepaald maximum;
  • r) 
    gebruik van Arabische gom;
  • s) 
    gebruik, onder nader te bepalen voorwaarden, van DL-wijnsteenzuur, ook wel racemisch zuur genoemd, of een neutraal kaliumzout, om het teveel aan calcium te doen neerslaan;
  • t) 
    gebruik voor de bereiding van mousserende wijn die wordt verkregen door gisting op fles en waarvan de moer door degorgering wordt afgescheiden:
  • van calciumalginaat,

of

  • van kaliumalginaat;

t bis) gebruik van wijnbereidingsfermenten, droog of in wijnsuspensie, voor de bereiding van mousserende wijn;

t ter) toevoeging, voor de bereiding van mousserende wijn, van thiamine en ammoniumzouten en thiamine aan de basiswijn, ter bevordering van de ontwikkeling van fermenten, onder de volgende voorwaaden:

  • voor voedingszouten, diammoniumfosfaat of ammoniumsulfaat, tot een bepaald maximum,
  • voor groeifactoren, thiamine in de vorm van thiaminechloorhydraat, tot een bepaald maximum;
  • u) 
    het gebruik van schijven van zuivere paraffine, gedrenkt in allylisothiocyanaat voor het tot stand brengen van een steriele atmosfeer, uitsluitend in de lidstaten, waar dat tot de tradities behoort en zolang het niet door de nationale wetgeving wordt verboden, mits het gebruik wordt beperkt tot recipiënten van meer dan 20 liter en er in de wijn geen spoor van allylisothiocyanaat aanwezig is;
  • v) 
    toevoeging om het neerslaan van wijnsteen te bevorderen:
  • van kaliumbitartraat,
  • van calciumtartraat, tot een bepaald maximum en onder bepaalde voorwaarden;
  • w) 
    het gebruik van kopersulfaat om een smaak- of geurgebruik van de wijn weg te nemen, tot een bepaald maximum;
  • x) 
    het gebruik van een bereiding van gistschillen, tot een bepaald maximum;
  • y) 
    het gebruik van polyvinylpolypyrrolidon, tot een bepaald maximum en onder nader te bepalen voorwaarden.
  • z) 
    het gebruik van melkzuurbacteriën in wijnsuspensie, onder nader te bepalen voorwaarden;

z bis) toevoeging van karamel, in de zin van Richtlijn 94/36/EG(1), om de kleur van likeurwijnen en v.l.q.p.r.d. te intensiveren.

z ter) toevoeging van lypozyme tot een bepaald maximum en onder nader te bepalen gebruiksvoorwaarden:

  • 4. 
    Oenologische procédés en behandelingen die mogen worden toegepast voor de producten die worden bedoeld in de inleidende zin van punt 3, uitsluitend onder nader te bepalen gebruiksvoorwaarden:
  • a) 
    toevoer van zuurstof,
  • b) 
    behandeling door elektrodialyse om de wijnsteen in wijn te stabiliseren;
  • c) 
    het gebruik van een urease om het ureumgehalte van de wijn te verlagen.
  • (1) 
    PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13.

BIJLAGE V

MAXIMA EN VOORWAARDEN VOOR BEPAALDE OENOLOGISCHE PROCÉDÉS

  • A. 
    Zwaveldioxidegehalte
  • 1. 
    Het totale zwaveldioxidegehalte van wijn, andere dan mousserende wijn en likeurwijn, wanneer deze voor rechtstreekse menselijke consumptie op de markt wordt gebracht, mag niet meer bedragen dan:
  • a) 
    160 milligram per liter voor rode wijn, en
  • b) 
    210 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn.
  • 2. 
    In afwijking van punt 1, onder a) en b), wordt het maximumgehalte aan zwaveldioxide, voor wijnen met een gehalte aan suikerresiduen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 5 gram per liter, verhoogd tot:
  • a) 
    210 milligram per liter voor rode wijn en 260 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn;
  • b) 
    300 milligram per liter voor:
  • wijn die overeenkomstig de communautaire bepalingen recht heeft op de vermelding "Spätlese";
  • witte v.q.p.r.d. die recht heeft op één van de volgende gecontroleerde benamingen van oorsprong: Bordeaux supérieur, Graves de Vayres, Côtes de Bordeaux, Saint-Macaire, Premières Côtes de Bordeaux, Sainte-Foy Bordeaux, Côtes de Bergerac (al dan niet gevolgd door de benaming Côtes de Saussignac), Haut-Montravel, Côtes de Montravel, Rosette;
  • witte v.q.p.r.d. die recht heeft op één van de volgende benamingen van oorsprong: Allela, La Mancha, Navarra, Penedés, Rioja, Rueda, Tarragona, Valencia;
  • witte v.q.p.r.d. van oorsprong uit het Verenigd Koninkrijk die overeenkomstig de Britse wetgeving is omschreven en wordt aangeboden met de term "botrytis" of andere gelijkwaardige termen zoals "noble harvest", "noble late harvested" of "special late harvested";
  • c) 
    350 milligram per liter voor wijn die overeenkomstig de communautaire bepalingen recht heeft op de vermelding "Auslese" en voor witte wijn waarop overeenkomstig de Roemeense wetgeving de aanduiding "vin supérieur met benaming van oorsprong" van toepassing is, en die recht heeft op één van de volgende namen: Murfaltar, Cotnari, Tirnave, Pietroasele, Valea Calugareasca;
  • d) 
    400 milligram per liter voor wijn die overeenkomstig de communautaire bepalingen recht heeft op de vermeldingen "Beerenauslese", "Ausbruch", "Ausbruchwein", "Trockenbeerenauslese" en "Eiswein" alsook voor witte v.q.p.r.d. die recht heeft op één van de volgende gecontroleerde benamingen van oorsprong: Sauternes, Barsac, Cadillac, Cérons, Loupiac, Sainte-Croix-du-Mont, Monbazillac, Bonnezeaux, Quarts de Chaume, Coteaux du Layon, Coteaux de l'Aubance, Graves supérieures, Jurançon.
  • 3. 
    Indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk hebben gemaakt, kan worden besloten dat de betrokken lidstaten in bepaalde wijnbouwzones van de Gemeenschap kunnen toestaan dat het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide van minder dan 300 milligram per liter als bedoeld in dit deel, voor de op hun grondgebied voortgebrachte wijnen met maximaal 40 milligram per liter wordt verhoogd.
  • 4. 
    De lidstaten mogen strengere bepalingen toepassen op wijnen die op hun grondgebied worden voortgebracht.
  • B. 
    Gehalte aan vluchtige zuren
  • 1. 
    Het gehalte aan vluchtige zuren mag niet hoger zijn dan:
  • a) 
    18 milli-equivalenten per liter voor gedeeltelijk gegiste druivenmost,
  • b) 
    18 milli-equivalenten per liter voor witte wijn en roséwijn en, uiterlijk tot en met 31 december 1989, voor op het Spaanse grondgebied verkregen producten door witte wijn te versnijden met rode wijn,
  • c) 
    20 milli-equivalenten per liter voor rode wijn.
  • 2. 
    De in punt 1 bedoelde gehalten gelden:
  • voor producten die afkomstig zijn uit in de Gemeenschap geoogste druiven; in het productiestadium en in alle stadia van het in de handel brengen,
  • voor gedeeltelijk gegiste druivenmost en wijn van oorsprong uit derde landen: in alle stadia vanaf de binnenkomst op het geografische grondgebied van de Gemeenschap.
  • 3. 
    In afwijkingen van het bepaalde in punt 1 kan worden voorzien voor:
  • a) 
    sommige v.q.p.r.d. en sommige tafelwijnen die worden aangeduid met een geografische benaming en die:
  • een rijpingsperiode van ten minste twee jaar hebben doorgemaakt of
  • volgens bijzondere methoden zijn bereid;
  • b) 
    wijn met een totaal alcohol-volumegehalte van ten minste 13 % vol.
  • C. 
    Grenswaarden voor verrijking
  • 1. 
    Wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Gemeenschap noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het natuurlijke alcohol-volumgehalte van druiven, van druivenmost, van gedeeltelijk gegiste druivenmost, van jonge, nog gistende wijn, voorzover deze producten afkomstig zijn van in artikel 42, lid 5, bedoelde druivenrassen, alsmede van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt en van tafelwijn.
  • 2. 
    Het natuurlijke alcohol-volumegehalte van de in punt 1 bedoelde producten mag slechts worden verhoogd indien hun minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte de volgende waarde bereikt:
  • a) 
    in wijnbouwzone A: 5 % vol,
  • b) 
    in wijnbouwzone B: 6 % vol,
  • c) 
    in wijnbouwzone C I a): 7,5 % vol,
  • d) 
    in wijnbouwzone C I b): 8 % vol,
  • e) 
    in wijnbouwzone C II: 8,5 % vol,
  • f) 
    in de wijnbouwzones C III: 9 % vol.
  • 3. 
    De verhoging van het natuurlijke alcohol-volumegehalte geschiedt volgens de onder D genoemde oenologische procédés en mag de volgende maxima niet overschrijden:
  • a) 
    in wijnbouwzone A: 3,5 % vol,
  • b) 
    in wijnbouwzone B: 2,5 % vol,
  • c) 
    in de wijnbouwzones C: 2 % vol.
  • 4. 
    In jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen de in punt 3 bepaalde maxima voor de verhoging van het alcohol-volumegehalte worden opgetrokken tot:
  • a) 
    in wijnbouwzone A: 4,5 % vol,
  • b) 
    in wijnbouwzone B: 3,5 % vol.
  • D. 
    Verrijkingsprocédés
  • 1. 
    Verhoging van het in deel C bedoelde natuurlijke alcohol-volumegehalte mag slechts als volgt geschieden:
  • a) 
    voor druiven, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn: door toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
  • b) 
    voor druivenmost: door toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of door gedeeltelijke concentratie, met inbegrip van omgekeerde osmose,
  • c) 
    voor wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, en tafelwijn: door gedeeltelijke concentratie door afkoeling.
  • 2. 
    Gebruikmaking van één van de in punt 1 bedoelde bewerkingen sluit gebruikmaking van de overige uit.
  • 3. 
    De in punt 1, onder a) en b), bedoelde toevoeging van sacharose mag slechts geschieden door toevoeging van droge suiker en uitsluitend in wijngebieden waar dat volgens de traditie of bij uitzondering geschiedt overeenkomstig de op 8 mei 1970 bestaande wetgeving.
  • 4. 
    Toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost mag niet leiden tot een toeneming van het oorspronkelijke volume gekneusde druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn met meer dan onderscheidenlijk 11 % in wijnbouwzone A, 8 % in wijnbouwzone B en 6,5 % in de wijnbouwzones C.
  • 5. 
    Bij toepassing van punt C 4 worden de maxima van de verhoging van het alcoholvolume opgetrokken tot onderscheidenlijk 15 % voor wijnbouwzone A en 11 % voor wijnbouwzone B.
  • 6. 
    Concentratie mag niet tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke volume van de hoeveelheid druivenmost, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt of tafelwijn, welke deze bewerking hebben ondergaan, met meer dan 20 % afneemt, en in geen geval dat het natuurlijke alcohol-volumegehalte van genoemde producten met meer dan 2 % vol wordt verhoogd.
  • 7. 
    In geen geval mogen bedoelde bewerkingen tot gevolg hebben dat het totale alcohol-volumegehalte van druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, of tafelwijn, welke deze bewerking hebben ondergaan, meer gaat bedragen dan 11,5 % vol in wijnbouwzone A, 12 % vol in wijnbouwzone B, 12,5 % vol in de wijnbouwzones C I a) en C I b), 13 % vol in wijnbouwzone C II, en 13,5 % vol in de wijnbouwzones C III.
  • 8. 
    Voor rode wijn mag evenwel het totale alcohol-volumegehalte van de in punt 7 genoemde producten in wijnbouwzone A tot 12 % vol en in wijnbouwzone B tot 12,5 % vol worden verhoogd.
  • 9. 
    Wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt en tafelwijn mogen niet worden geconcentreerd, wanneer de producten waaruit zij zijn verkregen één van de in punt 1, onder a) en b), bedoelde bewerkingen hebben ondergaan.
  • E. 
    Aanzuring en ontzuring
  • 1. 
    Druiven, druivenmost, gedeeltelijke gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn mogen:
  • a) 
    in de wijnbouwzones A, B, C I a) en CI b) gedeeltelijk worden ontzuurd;
  • b) 
    in de wijnbouwzones C II en C III a), onverminderd het bepaalde in punt 7, worden aangezuurd en ontzuurd;
  • c) 
    in wijnbouwzone C III b) worden aangezuurd.
  • 2. 
    Aanzuring van de in punt 1 genoemde producten, behalve wijn, mag slechts plaatshebben tot een maximum van 1,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 20 milli-equivalent per liter.
  • 3. 
    Aanzuring van wijn mag slechts plaatshebben tot een maximum van 2,50 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 33,3 milli-equivalent per liter.
  • 4. 
    Ontzuring van wijn mag slechts plaatshebben tot een maximum van 1 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 13,3 milli-equivalent per liter.
  • 5. 
    Voorts mag voor concentratie bestemde druivenmost gedeeltelijk worden ontzuurd.
  • 6. 
    In jaren waarin zich uitzonderlijke weersomstandigheden hebben voorgedaan, mogen de lidstaten toestemming verlenen tot aanzuring van de in punt 1 genoemde producten in de wijnbouwzones C I a) en C I b) onder de in de punten 2 en 3 genoemde voorwaarden voor de zones C II, C III a) en C III b).
  • 7. 
    Aanzuring en verrijking van een zelfde product sluiten elkaar uit, behoudens van geval tot geval te bepalen afwijkingen. Aanzuring en ontzuring van een zelfde product sluiten elkaar eveneens uit.
  • F. 
    Verzoeting
  • 1. 
    Verzoeting van tafelwijn is:
  • a) 
    wanneer de voor de bereiding hiervan gebruikte druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge nog gistende wijn, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, of de tafelwijn zelf, reeds één van de in punt D 1 bedoelde bewerkingen hebben ondergaan, slechts geoorloofd met gebruikmaking van druivenmost waarvan het totale alcohol-volumegehalte ten hoogstse gelijk is aan dat van de betrokken tafelwijn;
  • b) 
    wanneer de onder a) bedoelde producten geen van de in punt D 1 bedoelde bewerkingen hebben ondergaan, slechts geoorloofd met gebruikmaking van geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of druivenmost, mits het totale alcohol-volumegehalte van de betrokken tafelwijn met niet meer dan 2 % vol wordt verhoogd.
  • 2. 
    Verzoeten van ingevoerde wijn die bestemd is voor rechtstreekse menselijke consumptie en die wordt aangeduid met een geografische benaming, is op het grondgebied van de Gemeenschap verboden.
  • 3. 
    Voor verzoeten van ingevoerde wijn, andere dan bedoeld in punt 2, gelden nader te bepalen regels.
  • G. 
    Bewerkingen
  • 1. 
    Elk van de in de punten D en E genoemde bewerkingen, met uitzondering van aanzuring en ontzuring van wijn, is slechts toegestaan indien zij in de wijnbouwzone waar de gebruikte druiven zijn geoogst, onder nog te bepalen voorwaarden wordt uitgevoerd bij de verwerking van druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge, nog gistende wijn, tot wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, tot tafelwijn of tot een andere voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde drank genoemd in artikel 1, lid 2, niet zijnde mousserende wijn of mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd.
  • 2. 
    Hetzelfde geldt voor concentratie, aanzuring en ontzuring van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt.
  • 3. 
    Concentratie van tafelwijn moet plaatsvinden in de wijnbouwzone waar de gebruikte druiven zijn geoogst.
  • 4. 
    Aanzuring en ontzuring van wijn mogen alleen plaatsvinden in wijnbereidende ondernemingen in de wijnbouwzone waar de voor de bereiding van de desbetreffende wijn gebruikte druiven zijn geoogst.
  • 5. 
    Elk van de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde bewerkingen moet bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, welke natuurlijke of rechtspersonen, of groepen personen, met name producenten, bottelaars, verwerkers en nader aan te duiden handelaars, voor de uitoefening van hun beroep, terzelfder tijd en op een zelfde plaats als druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of onverpakte wijn onder zich hebben. De melding van deze hoeveelheden mag evenwel worden vervangen door opneming ervan in een voorraadregister.
  • 6. 
    Elk van de in punt E genoemde bewerkingen moet worden ingeschreven in het document dat de aldus behandelde producten in het verkeer begeleidt.
  • 7. 
    Deze bewerkingen mogen, behoudens afwijkingen op grond van uitzonderlijke weersomstandigheden, slechts worden uitgevoerd:
  • a) 
    vóór 1 januari in de wijnbouwzones C,
  • b) 
    vóór 16 maart in de wijnbouwzones A en B,

zulks uitsluitend voor producten die afkomstig zijn van de oogst die onmiddellijk vóór deze data heeft plaatsgevonden.

  • 8. 
    Concentratie door afkoeling, alsmede aanzuring en ontzuring van wijn zijn evenwel het hele jaar toegestaan.
  • H. 
    Mousserende wijn
  • 1. 
    In dit punt, alsmede in punt I van deze bijlage en punt K van bijlage VI, wordt verstaan onder:
  • a) 
    "cuvée":
  • de druivenmost,
  • de wijn, of
  • het resultaat van de vermenging van druivenmost of van wijnen met verschillende eigenschappen,

die bestemd zijn om een bepaalde soort mousserende wijnen te verkrijgen;

  • b) 
    "liqueur de tirage":

het product dat bestemd is om aan de cuvée te worden toegevoegd teneinde de koolzuurontwikkeling op te wekken;

  • c) 
    "dosagelikeur":

het product dat bestemd is om aan mousserende wijn te worden toegevoegd teneinde daaraan bijzondere smaakkenmerken te geven.

  • 2. 
    De dosagelikeur mag slechts zijn samengesteld uit:
  • sacharose,
  • druivenmost,
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost,
  • geconcentreerde druivenmost,
  • gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
  • wijn, of
  • een mengsel hiervan,

eventueel met toevoeging van wijndistillaat.

  • 3. 
    Onverminderd de verrijking die krachtens deze verordening voor de bestanddelen van de cuvée is toegestaan, is iedere verrijking van de cuvée verboden.
  • 4. 
    De lidstaten mogen evenwel voor regio's en rassen waarvoor dit vanuit technisch oogpunt gerechtvaardigd is, toestaan dat de cuvée onder nader te bepalen voorwaarden wordt verrijkt op de plaats waar de mousserende wijn wordt bereid. Deze verrijking kan geschieden door toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost. De verrijking kan geschieden door toevoeging van sacharose of geconcentreede druivenmost, wanneer deze methode in de betrokken lidstaat tot de traditie behoort of bij uitzondering wordt gebruikt, overeenkomstig de op 24 november 1974 bestaande reglementering. De lidstaat mag het gebruik van geconcentreerde druivenmost evenwel uitsluiten.
  • 5. 
    Toevoeging van liqueur de tirage en toevoeging van dosagelikeur worden niet beschouwd als verrijking noch als verzoeting. De toevoeging van liqueur de tirage mag niet tot gevolg hebben dat het totale alcohol-volumegehalte van de cuvée met meer dan 1,5 % vol wordt verhoogd. Deze verhoging wordt gemeten door berekening van het verschil tussen het totale alcohol-volumegehalte van de cuvée en het totale alcohol-volumegehalte van de mousserende wijn vóór toevoeging van de dosagelikeur.
  • 6. 
    Het toevoegen van dosagelikeur geschiedt zodanig dat het effectief alcohol-volumegehalte van de mousserende wijn met niet meer dan 0,5 % vol wordt verhoogd.
  • 7. 
    Verzoeting van de cuvée en van de bestanddelen daarvan is verboden.
  • 8. 
    Afgezien van eventuele, overeenkomstig andere bepalingen van deze bijlage toegepaste aanzuring of ontzuring van de bestanddelen van de cuvée, mag de cuvée worden aangezuurd of ontzuurd. Aanzuring en ontzuring van de cuvée sluiten elkaar wederkerig uit. Aanzuring van wijn mag slechts plaatshebben tot een maximum van 1,5 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 20 milli-equivalent per liter.
  • 9. 
    In jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk zijn geweest kan het maximum van 1,50 gram per liter, ofwel 20 milli-equivalent per liter, worden verhoogd tot 2,50 gram per liter, ofwel 34 milli-equivalent per liter, mits het natuurlijke zuurgehalte der producten niet minder bedraagt den 3 gram per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 40 milli-equivalent per liter.
  • 10. 
    Het koolzuur dat mousserende wijn bevat, mag alleen afkomstig zijn van de alcoholische vergisting van de cuvée waaruit de betrokken wijn is bereid.

Genoemde vergisting mag, behalve wanneer het gisting betreft die is bedoeld om druiven of druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost direct om te zetten in mousserende wijn, alleen het gevolg zijn van de toevoeging van liqueur de tirage. Zij mag slechts plaatsvinden in flessen of in hermetisch gesloten kuipen.

Het gebruik van koolzuur bij toepassing van het procédé van overheveling door tegendruk is toegestaan onder controle en mits de koolzuurdruk in de mousserende wijnen hierdoor niet wordt verhoogd.

  • 11. 
    Voor andere mousserende wijn dan mousserende kwaliteitswijn en v.m.q.p.r.d.:
  • a) 
    bedraagt het totale alcohol-volumegehalte van de cuvées die bestemd zijn voor de bereiding van mousserende wijn ten minste 8,5 % vol;
  • b) 
    mag de liqueur de tirage die bestemd is voor de bereiding van mousserende wijn slechts zijn samengesteld uit:
  • druivenmost,
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost,
  • geconcentreerde druivenmost,
  • gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
  • sacharose en wijn;
  • c) 
    onverminderd artikel 44, lid 3, bedraagt het effectieve alcohol-volumegehalte van mousserende wijn, met inbegrip van de alcohol die in de eventueel toegevoegde dosagelikeur is vervat, ten minste 9,5 % vol;
  • d) 
    onverminderd bepalingen van meer beperkende aard die de lidstaten voor de op hun grondgebied voortgebrachte mousserende wijn mogen toepassen, mag het totale zwaveldioxidegehalte van mousserende wijn, behoudens toe te stane afwijkingen, niet meer dan 235 mg/l bedragen;
  • e) 
    wanneer de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Gemeenschap noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten toestaan dat het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide voor de in lid 1 bedoelde op hun grondgebied voortgebrachte wijnen met maximaal 40 mg/l wordt verhoogd, mits de wijnen waarvoor deze toestemming werd verleend niet uit de betrokken lidstaten worden verzonden.
  • I. 
    Mousserende kwaliteitswijn
  • 1. 
    Het totale alcohol-volumegehalte van cuvées die voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn zijn bestemd, bedraagt ten minste 9 % vol.
  • 2. 
    De liqueur de tirage voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn mag slechts zijn samengesteld uit:
  • a) 
    sacharose,
  • b) 
    geconcentreerde druivenmost,
  • c) 
    gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
  • d) 
    druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost waaruit wijn kan worden verkregen die tot tafelwijn kan worden verwerkt,
  • e) 
    wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt,
  • f) 
    tafelwijn,

of

  • g) 
    v.q.p.r.d.
  • 3. 
    Aromatische mousserende kwaliteitswijn:
  • a) 
    Behoudens toegestane afwijkingen mag deze wijn alleen worden verkregen wanneer voor de cuvée uitsluitend druivenmost of gedeeltelijk gegist druivenmost wordt gebruikt van druivenrassen die op een vast te stellen lijst voorkomen.

Aromatische mousserende kwaliteitswijn mag evenwel worden bereid door voor de samenstelling van de cuvée wijnen te gebruiken die zijn verkregen uit het druivenras "Prosecco", geoogst in de regio's Trentino-Alto Adige, Veneto en Friuli-Venezia Giulia.

  • b) 
    Het gistingsproces mag, vóór en na de bereiding van de cuvée, om de cuvée mousserend te maken, alleen middels koeling of andere natuurkundige procédés worden gestuurd.
  • c) 
    De toevoeging van een dosagelikeur is verboden.
  • d) 
    In afwijking van punt K 4 van bijlage VI, mag het effectieve alcohol-volumegehalte van aromatische mousserende kwaliteitswijn niet lager zijn dan 6 % vol.
  • e) 
    Het totale alcohol-volumegehalte van aromatische mousserende kwaliteitswijn moet ten minste 10 % vol bedragen.
  • f) 
    In afwijking van punt K 6, eerste alinea, van bijlage VI, moeten aromatische mousserende kwaliteitswijnen, wanneer zij in gesloten recipiënten bij 20 °C worden bewaard, een overdruk hebben van ten minste 3 bar.
  • g) 
    In afwijking van punt K 8 van bijlage VI mag de duur van het bereidingsproces van aromatische mousserende kwaliteitswijnen niet korter zijn dan een maand.
  • 4. 
    De producerende lidstaten kunnen aanvullende of strengere kenmerken en voorwaarden vaststellen voor de productie en het verkeer van de in deze titel bedoelde en op hun grondgebied voortgebrachte mousserende kwaliteitswijnen.
  • 5. 
    Voorts zijn op de bereiding van mousserende kwaliteitswijnen de voorschriften van toepassing van:
  • de punten 1 tot en met 10 van punt H;
  • de punten 4 en 6 tot en met 9 van bijlage VI, punt K, onverminderd bovenstaande punt I, punten 3 d), f) en g).
  • J. 
    Likeurwijn:
  • 1. 
    Voor de bereiding van likeurwijn worden de volgende producten gebruikt:
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost, of
  • wijn, of
  • een mengsel van de in de vorige streepjes genoemde producten, of
  • druivenmost, of het mengsel van dit product met wijn, voor bepaalde v.l.q.p.r.d. die op een nog vast te stellen lijst voorkomen.
  • 2. 
    Voorts worden toegevoegd:
  • a) 
    voor andere dan de onder b) bedoelde likeurwijn en v.l.q.p.r.d.:
  • i) 
    een van de volgende producten, of een mengsel daarvan:
  • neutrale alcohol verkregen door distillatie van wijnbouwproducten, met inbegrip van rozijnen en krenten, met een alcohol-volumegehalte van ten minste 96 % vol, die voldoet aan de bij de communautaire bepalingen vastgestelde kenmerken;
  • distillaat van wijn of van rozijnen en krenten met een alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol en ten hoogste 86 % vol, dat voldoet aan de nog vast te stellen kenmerken;
  • ii) 
    alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
  • geconcentreerde druivenmost,
  • een mengsel van een van de onder i) genoemde producten met een druivenmost als bedoeld in punt 1, eerste of vierde streepje;
  • b) 
    voor bepaalde, in een vast te stellen lijst opgenomen v.l.q.p.r.d.:
  • i) 
    hetzij een van de onder a), punt i), genoemde producten of een mengsel daarvan;
  • ii) 
    hetzij een of meer van de volgende producten:
  • alcohol van wijn of an rozijnen of krenten, met een alcohol-volumegehalte van ten minste 95 % vol, doch niet meer dan 96 % vol, die voldoet aan de kenmerken die zijn vastgesteld bij de communautaire bepalingen of, zo deze ontbreken, bij de toepasselijke nationale bepalingen;
  • eau-de-vie van wijn of van druivendraf, met een alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol, doch niet meer dan 86 % vol, die voldoet aan de kenmerken die zijn vastgesteld bij de communautaire bepalingen of, zo deze ontbreken, bij de toepasselijke nationale bepalingen;
  • eau-de-vie van rozijnen of krenten, met een alcohol-volumegehalte van ten minste 52 % vol, doch niet meer dan 94,5 % vol, die voldoet aan de kenmerken die zijn vastgesteld bij de communautaire bepalingen of, zo deze ontbreken, bij de toepasselijke nationale bepalingen;
  • iii) 
    alsmede, in voorkomend geval, een of meer van de volgende producten:
  • gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven,
  • geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, uitgezonderd deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost,
  • geconcentreerde druivenmost,
  • een mengsel van een van de onder ii) genoemde producten met een druivenmost als bedoeld in punt 1, eerste of vierde streepje.
  • 3. 
    De in punt 1 genoemde producten die voor de bereiding van likeurwijn en v.l.q.p.r.d. worden gebruikt, mogen in voorkomend geval alleen zijn onderworpen aan de in deze verordening genoemde oenologische procédés en behandelingen.
  • 4. 
    Niettemin:
  • a) 
    mag de verhoging van het natuurlijke alcohol-volumegehalte slechts het gevolg zijn van het gebruik van de in punt 2 genoemde producten;
  • b) 
    kunnen voor bepaalde producten afwijkingen worden vastgesteld om de betrokken lidstaat te machtigen het gebruik van calciumsulfaat toe te staan wanneer dit procédé vanouds wordt toegepast, op voorwaarde dat het sulfaatgehalte van het aldus behandelde product niet meer bedraagt dan 2,5 g/l, uitgedrukt in kaliumsulfaat. Deze producten mogen voorts met behulp van wijnsteenzuur tot ten hoogste 1,5 g/l extra aangezuurd worden.
  • 5. 
    Onverminderd de meer beperkende bepalingen die de lidstaten voor de op hun grondgebied voortgebrachte likeurwijn en v.l.q.p.r.d. kunnen vaststellen, mogen op deze producten de in deze verordening bedoelde oenologische procédés en behandelingen worden toegepast.
  • 6. 
    Voorts worden toegestaan:
  • a) 
    verzoeting, onder voorbehoud van een aangifte- en registratieverplichting wanneer de gebruikte producten niet zijn verrijkt door middel van geconcentreerde druivenmost, door toevoeging van:
  • geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, op voorwaarde dat het totale alcohol-volumegehalte van de betrokken wijn met niet meer dan 3 % vol wordt verhoogd,
  • geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven, voor producten in een vast te stellen lijst, op voorwaarde dat het totale alcohol-volumegehalte van de betrokken wijn met niet meer dan 8 % vol wordt verhoogd,
  • geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, voor wijnen in een vast te stellen lijst, op voorwaarde dat het totale alcohol-volumegehalte van de betrokken wijn met niet meer dan 8 % vol wordt verhoogd;
  • b) 
    toevoeging van alcohol, distillaat of eau-de-vie, als bedoeld in de punten 1 en 2, ter compensatie van het verlies door verdamping bij rijpen;
  • c) 
    het rijpen in recipiënten bij een temperatuur van niet hoger dan 50 °C voor vast te stellen producten.
  • 7. 
    Onverminderd de strengere bepalingen die de lidstaten mogen vaststellen voor likeurwijn en v.l.q.p.r.d. die op hun grondgebied wordt bereid, mag het totale zwaveldioxidegehalte van likeurwijn of van een v.l.q.p.r.d. wanneer deze voor rechtstreekse menselijke consumptie in de handel wordt gebracht, niet hoger zijn dan:
  • a) 
    150 mg/l wanneer het restsuikergehalte minder bedraagt dan 5 g/l;
  • b) 
    200 mg/l wanneer het restsuikergehalte meer bedraagt dan 5 g/l.
  • 8. 
    De druivenrassen waaruit de voor de bereiding van likeurwijn en v.l.q.p.r.d. gebruikte producten, genoemd in punt 1, zijn verkregen, moeten behoren tot de in artikel 42, lid 5, bedoelde rassen.
  • 9. 
    Het natuurlijke alcohol-volumegehalte van de in punt 1 genoemde producten die voor de bereiding van andere likeurwijn dan een v.l.q.p.r.d. worden gebruikt, mag niet lager zijn dan 12 % vol.

BIJLAGE VI

IN BEPAALDE GEBIEDEN VOORTGEBRACHTE KWALITEITSWIJNEN (V.Q.P.R.D.)

  • A. 
    Bepaald gebied
  • 1. 
    Onder "bepaald gebied" wordt verstaan, een wijngebied of een geheel van wijngebieden waar wijnen met bijzondere kwalitatieve kenmerken worden geproduceerd en waarvan de naam wordt gebruikt om de v.q.p.r.d. aan te duiden.
  • 2. 
    Elk bepaald gebied wordt nauwkeurig afgebakend, voorzover mogelijk op grondslag van het perceel of de wijngaard. Bij deze afbakening, die door elk de betrokken lidstaten wordt verricht, wordt rekening gehouden met de factoren die bijdragen tot de kwaliteit van de in het betrokken gebied geproduceerde wijnen en met name met de gesteldheid van de bodem en de ondergrond, het klimaat, alsmede de ligging van de percelen of wijngaarden.
  • 3. 
    Een bepaald gebied wordt aangeduid met zijn geografische naam.

De benamingen:

  • "Muscadet"
  • "Blanquette"
  • "Vinho verde"
  • "Cava", voor wat betreft bepaalde v.m.q.p.r.d..
  • "Manzanilla"

worden evenwel erkend als naam van de onderscheiden bepaalde gebieden die door de betrokken lidstaten vóór 1 maart 1986 zijn afgebakend en gereglementeerd.

Wat stille wijn betreft, mag de aanduiding "Κάβα" en/of "Cava" worden gebruikt voor de omschrijving van Griekse tafelwijn als informatie over de rijping in deze wijn.

  • 4. 
    De geografische naam voor een bepaald gebied moet voldoende nauwkeuring zijn en kennelijk verbonden zijn met het productiegebied om, gelet op bestaande situaties verwarring te vermijden.
  • B. 
    Druivenrassen
  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een lijst op van de in artikel 19 bedoelde druivenrassen die geschikt zijn voor de bereiding van de onderscheiden, op zijn grondgebied voortgebrachte v.q.p.r.d. Deze rassen mogen uitsluitend van de soort Vitis vinifera zijn.
  • 2. 
    Niet in de in punt 1 bedoelde lijst voorkomende druivenrassen worden verwijderd uit de percelen of wijngaarden die bestemd zijn om v.q.p.r.d. voort te brengen.
  • 3. 
    In afwijking van het bepaalde in punt 2 kan echter de aanwezigheid van een druivenras dat niet in de lijst voorkomt, door de lidstaten worden toegestaan voor een tijdvak van drie jaar vanaf de datum waarop de afbakening van het bepaalde gebied, die na 31 december 1979 heeft plaatsgevonden, van kracht wordt, mits dit druivenras tot de soort Vitis vinifera behoort en niet meer dan 20 % uitmaakt van het wijnstokkenbestand op het betrokken perceel of de betrokken wijngaard.
  • 4. 
    Uiterlijk bij het verstrijken van het in punt 3 bedoelde tijdvak mag ieder perceel of iedere wijngaard, bestemd om v.q.p.r.d. voort te brengen, slechts druivenrassen bevatten die voorkomen in de in punt 1 vermelde lijst. Wordt deze bepaling niet nageleefd, dan verliezen alle wijnen die zijn verkregen uit druiven die op het betrokken perceel of de betrokken wijngaard zijn geoogst, hun aanspraak op de aanduiding v.q.p.r.d.
  • C. 
    Teeltwijze
  • 1. 
    De teeltwijze die nodig is om een optimale kwaliteit v.q.p.r.d. te waarborgen wordt geregeld in passende bepalingen die door elk der betrokken lidstaten worden vastgesteld.
  • 2. 
    In een bepaald wijngebied mag slechts bevloeiing plaatsvinden, voorzover de betrokken lidstaat daarvoor toestemming heeft verleend. Deze toestemming mag slechts worden verleend indien de milieu omstandigheden zulks rechtvaardigen.
  • D. 
    Verwerkingsgebieden
  • 1. 
    Een v.q.p.r.d. mag uitsluitend worden verkregen of bereid:
  • a) 
    uit in het bepaalde gebied geoogste druiven van rassen die in de in punt B.1. bedoelde lijst voorkomen;
  • b) 
    door verwerking van de onder a) bedoelde druiven tot most, en van de aldus verkregen most tot wijn alsmede door bereiding uit deze producten van wijn of mousserende wijn, binnen het bepaalde gebied waar de gebruikte druiven zijn geoogst.
  • 2. 
    In afwijking van punt 1, onder a), mag, wanneer het om een traditionele methode gaat die door de specifieke bepalingen van de producerende lidstaat wordt geregeld, deze lidstaat bij uitdrukkelijke vergunningen en op voorwaarde dat passende controle plaatsvindt tot en met uiterlijk 31 augustus 2003 toestaan dat v.m.q.p.r.d. wordt verkregen door de grondstof voor deze wijn te corrigeren door toevoeging van een of meer wijnbouw-producten die niet afkomstig zijn uit het bepaalde gebied waarvan deze wijn de naam draagt, op voorwaarde dat:
  • de voor toevoeging gebruikte wijnbouwproducten niet binnen dat bepaalde gebied met dezelfde kenmerken worden geproduceerd als de producten van buiten dat gebied;
  • deze correctie strookt met de oenologische procédés en de definities van de desbetreffende communautaire bepalingen;
  • het totale volume van de toegevoegde wijnbouwproducten die niet afkomstig zijn uit het bepaalde gebied niet meer bedragen dan 10 % van het totale volume van de gebruikte producten, afkomstig van het bepaalde gebied. De Commissie kan de lidstaat evenwel volgens de procedure van artikel 75 machtigen om, in uitzonderlijke gevallen, een toevoegingspercentages van meer dan 10 doch niet meer dan 15 toe te staan.

De in de eerste alinea bedoelde afwijking geldt op voorwaarde dat de bepalingen van de producerende lidstaat in kwestie reeds vóór 31 december 1995 een dergelijke bepaling bevatten.

De lidstaten stellen een lijst op van de in dit lid bedoelde v.m.q.p.r.d. en zenden deze toe aan de Commissie die de lijst in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, bekend maakt.

  • 3. 
    In afwijking van punt 1, onder b), mogen andere dan mousserende v.q.p.r.d. worden verkregen of bereid in een in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken bepaalde gebied gelegen gebied indien de betrokken lidstaat bij uitdrukkelijke toestemming en onder bepaalde voorwaarden hierin heeft voorzien.

Bovendien mogen de lidstaten door middel van individuele vergunningen en op voorwaarde dat er een passende controle plaatsvindt, toestaan dat een v.q.p.r.d. wordt verkregen door verwerking van druiven tot most en van deze most tot wijn, alsmede door bereiding van deze wijn, zelfs buiten een gebied in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken bepaalde gebied, wanneer het om een traditionele methode gaat, indien deze methode:

  • in gebruik was vóór 1 % september 1970, of voor de lidstaten die na dat tijdstip tot de Gemeenschap zijn toegetreden, vóór de datum waarop hun toetreding inging,
  • sinds die data zonder onderbreking in gebruik is geweest, en
  • betrekking heeft op hoeveelheden die sindsdien bij de betrokken verwerker niet méér zijn gestegen dan met de algemene marktontwikkeling overeenstemt.
  • 4. 
    In afwijking van punt 1, onder b), mag een v.m.q.p.r.d. worden bereid in een in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken bepaald gebied gelegen gebied indien de betrokken lidstaat bij uitdrukkelijke toestemming en onder bepaalde voorwaarden hierin heeft voorzien.

Bovendien mogen de lidstaten door middel van individuele vergunningen, of door middel van uitdrukkelijke vergunningen met een geldigheidsduur van minder dan vijf jaar, en op voorwaarde dat er een passende controle plaatsvindt, toestaan dat een v.m.q.p.r.d. zelfs buiten een gebied in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken bepaalde gebied wordt bereid, wanneer het om een traditionele methode gaat die in gebruik was vóór 24 november 1974 of, voor de lidstaten die na dat tijdstip tot de Gemeenschap zijn toegetreden, vóór de datum waarop hun toetreding inging.

  • 5. 
    Iedere natuurlijke of rechtspersoon of groep personen die zowel beschikt over druiven of druivenmost die aan de eisen voor het verkrijgen van v.q.p.r.d. voldoen, als over andere producten die aan deze eisen niet voldoen, dient voor afzonderlijke bereiding en opslag daarvan zorg te dragen; indien zulks niet geschiedt, kan de wijn niet als v.q.p.r.d. worden aangemerkt.
  • 6. 
    Het bepaalde in dit punt D is, met uitzondering van punt 5, niet van toepassing op v.l.q.p.r.d.
  • E. 
    Minimaal natuurlijk alcohol-volumgehalte
  • 1. 
    Elke lidstaat stelt voor elke op zijn grondgebied verkregen v.q.p.r.d. het minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte vast. Bij de vaststelling van dit natuurlijke alcohol-volumegehalte wordt onder meer rekening gehouden met de alcoholgehalten die gedurende de tien voorafgaande jaren zijn waargenomen, waarbij alleen kwalitatief bevredigende oogsten van de voor het bepaalde gebied meest representatieve gronden in aanmerking worden genomen.
  • 2. 
    Voor dezelfde v.q.p.r.d. mag het in punt 1 bedoelde minimale natuurlijke alcohol-volumegehalte worden vastgesteld op verschillende niveaus naar gelang van:
  • a) 
    het deel van het gebied, de gemeente of het deel van de gemeente,
  • b) 
    het (de) druivenras(sen),

waaruit de verwerkte druiven afkomstig zijn.

  • 3. 
    Behoudens afwijkingen en met uitzondering van v.m.p.q.r.d. en v.l.q.p.r.d., mogen de in punt 1 bedoelde alcohol-volumegehalten niet lager zijn dan:
  • a) 
    6,5 % vol in wijnbouwzone A, met uitzondering, van de bepaalde gebieden Mosel-Saar-Ruwer, Ahr, Mittelrhein, Sachsen, Saale-Unstrut, Moselle luxembourgeoise, England en Wales, waarvoor dit alcoholgehalte op 6 % vol wordt vastgesteld,
  • b) 
    7,5 % vol in zone B,
  • c) 
    8,5 % vol in zone C I a),
  • d) 
    9 % vol in zone C I b),
  • e) 
    9,5 % vol in zone C II,
  • f) 
    10 % vol in de zones C III.
  • F. 
    Wijnbereidingsmethoden
  • 1. 
    De speciale wijnbereidingsmethoden voor het verkrijgen van v.q.p.r.d. worden door de lidstaten voor elk van deze wijnen vastgesteld.
  • 2. 
    Wanneer de weersomstandigheden zulks in een van de in punt E bedoelde wijnbouwzones noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten een verhoging toestaan van het (effectieve of potentiële) natuurlijke alcohol-volumegehalte van druiven, van druivenmost, van gedeeltelijk gegiste druivenmost, van jonge nog gistende wijn en van wijn die tot v.q.p.r.d. kan worden verwerkt, met uitzondering van producten die bestemd zijn om te worden verwerkt tot v.l.q.p.r.d. Deze verhoging mag de in bijlage V, punt C 3, vastgestelde maxima niet overschrijden.
  • 3. 
    In jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kan worden besloten dat het alcoholgehalte als bedoeld in punt 2 tot de in bijlage V, punt C 4, vastgestelde maxima mag worden verhoogd. Deze toestemming laat de mogelijkheid onverlet om, overeenkomstig laatstgenoemde bepaling, een soortgelijke toestemming voor tafelwijn te verlenen.
  • 4. 
    De verhoging van het natuurlijke alcohol-volumegehalte mag slechts geschieden volgens de methoden en onder de voorwaarden die in bijlage V, punt D, met uitzondering van punt 7 daarvan, zijn vermeld. De lidstaten mogen het gebruik van geconcentreerde druivenmost echter uitsluiten.
  • 5. 
    Het totale alcohol-volumegehalte van v.q.p.r.d. mag niet lager zijn dan 9 % vol. Voor sommige in een vast te stellen lijst voorkomende witte v.q.p.r.d. die in het geheel geen verrijking hebben ondergaan, bedraagt het minimale totale alcohol-volumegehalte echter 8,5 % vol. Het bepaalde in dit punt is niet van toepassing op v.m.q.p.r.d. en v.l.q.p.r.d.
  • G. 
    Aanzuring, ontzuring en verzoeting
  • 1. 
    De voorwaarden en de grenzen voor het aanzuren en het ontzuren van druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn die tot v.q.p.r.d. kan worden verwerkt, alsmede de procedure voor het verlenen van toestemming en ontheffing, zijn in punt E van bijlage V genoemd.
  • 2. 
    Het verzoeten van v.q.p.r.d. mag door een lidstaat slechts worden toegestaan indien deze bewerking plaatsvindt:
  • a) 
    met inachtneming van de in punt F van bijlage V bedoelde voorschriften en grenswaarden,
  • b) 
    binnen het bepaalde gebied waaruit de betrokken v.q.p.r.d. afkomstig is of in een gebied in de onmiddellijke nabijheid van dit gebied, behoudens nader te bepalen uitzonderingen,
  • c) 
    met gebruikmaking van een of meer van onderstaande producten:
  • druivenmost,
  • geconcentreerde druivenmost,
  • gerectificeerde geconcentreerde druivenmost.
  • 3. 
    De in punt 2, onder c), bedoelde druivenmost en geconcentreerde druivenmost moeten afkomstig zijn uit hetzelfde bepaalde gebied als de wijn voor het verzoeten waarvan zij worden gebruikt.
  • 4. 
    Het bepaalde in dit punt is niet van toepassing op v.m.q.p.r.d. en v.l.q.p.r.d.
  • H. 
    Verrijkings-, aanzurings- en ontzuringsbewerkingen
  • 1. 
    Elk van de in punt F en punt G 1 bedoelde verrijkings-, aanzurings- en ontzuringsbewerkingen is slechts toegestaan wanneer zij onder de in bijlage V, punt G, gestelde voorwaarden wordt uitgevoerd.
  • 2. 
    Behoudens het bepaalde in punt D 4 mag een dergelijke bewerking slechts geschieden in het bepaalde gebied waar de gebruikte druiven zijn geoogst.
  • I. 
    Opbrengsten per hectare
  • 1. 
    Voor elke v.q.p.r.d. wordt door de betrokken lidstaat een opbrengst per hectare vastgesteld, die in hoeveelheden druiven, druivenmost of wijn wordt uitgedrukt.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van deze opbrengst wordt in het bijzonder rekening gehouden met de opbrengsten van de tien voorafgaande jaren, waarbij alleen kwalitatief bevredigende oogsten van de voor het bepaalde gebied meest representatieve gronden in aanmerking worden genomen.
  • 3. 
    Voor een zelfde v.q.p.r.d. kan een verschillende opbrengst per hectare worden vastgesteld naar gelang van:
  • a) 
    het deel van het gebied, de gemeente of het deel van de gemeente,
  • b) 
    het (de) druivenras(sen),

waaruit de verwerkte druiven afkomstig zijn.

  • 4. 
    Deze opbrengst kan door de betrokken lidstaat worden gecorrigeerd.
  • 5. 
    Overschrijding van de in lid 1 bedoelde opbrengst heeft ten gevolge dat voor de gehele oogst het gebruik van de benaming waarop aanspraak wordt gemaakt, wordt verboden, behoudens algemene of bijzondere afwijkingen die de lidstaten bepalen volgens voorwaarden die zij in voorkomend geval naar gelang van de productiegebieden vaststellen; deze voorwaarden hebben met name betrekking op de bestemming van de wijnen of van de betrokken producten.
  • J. 
    Analytisch en organoleptisch onderzoek
  • 1. 
    De producenten moeten wijn waarvoor zij aanspraak maken op de aanduiding "v.q.p.r.d.", aan een analytisch en aan een organoleptisch onderzoek laten onderwerpen:
  • a) 
    het analytische onderzoek moet ten minste betrekking hebben op de waarden van de kenmerkende factoren van de betrokken v.q.p.r.d. temidden van die welke in punt 3 worden opgesomd. De producerende lidstaat stelt voor elke v.q.p.r.d. de limietwaarden van deze factoren vast;
  • b) 
    het organoleptische onderzoek heeft betrekking op kleur, klaarheid, reuk en smaak.
  • 2. 
    De in punt 1 bedoelde onderzoeken kunnen steekproefsgewijs worden uitgevoerd door de daartoe door elke lidstaat aangewezen bevoegde instantie, totdat passende bepalingen voor een systematische en algemene toepassing ervan zijn vastgesteld.
  • 3. 
    De in punt 1, onder a), bedoelde kenmerkende factoren zijn de volgende:
  • A. 
    Bepaald door middel van een onderzoek van het gedrag van de wijn
  • 1. 
    gedrag bij contact met de lucht
  • 2. 
    gedrag bij lage temperatuur
  • B. 
    Bepaald door middel van een microbiologisch onderzoek
  • 3. 
    gedrag in de broedstoof
  • 4. 
    uiterlijk van de wijn en van het depot
  • C. 
    Bepaald door middel van een fysische en chemische analyse
  • 5. 
    dichtheid
  • 6. 
    alcoholgehalte
  • 7. 
    totale droge stof (densimetrisch bepaald)
  • 8. 
    reductiesuikers
  • 9. 
    sacharose
  • 10. 
    as
  • 11. 
    alkaliteit van de as
  • 12. 
    totaal gehalte aan zuren
  • 13. 
    gehalte aan vluchtige zuren
  • 14. 
    gehalte aan gebonden zuren
  • 15. 
    pH
  • 16. 
    vrij zwaveldioxide
  • 17. 
    totaal zwaveldioxide
  • D. 
    Vastgesteld op grond van een aanvullende analyse
  • 18. 
    koolzuur (parelwijn en mousserende wijn, overdruk in bar bij 20 °C)
  • K. 
    In bepaalde gebieden voortgebrachte mousserende kwaliteitswijnen (v.m.q.p.r.d)
  • 1. 
    Het totale alcohol-volumegehalte van cuvées die voor de bereiding van v.m.q.p.r.d zijn bestemd, bedraagt ten minste:
  • 9,5 % vol in de wijnbouwzones C III,
  • 9 % vol in de andere wijnbouwzones.
  • 2. 
    Cuvées die zijn bestemd voor de bereiding van bepaalde, op een vast te stellen lijst voorkomende v.m.q.p.r.d. en die op basis van één enkele druivensoort worden bereid, mogen echter een totaal alcohol-volumegehalte van niet minder dan 8,5 % vol hebben.
  • 3. 
    De in punt 2 bedoelde v.m.q.p.r.d. worden opgenomen in een vast te stellen lijst.
  • 4. 
    Het effectieve alcohol-volumegehalte van v.m.q.p.r.d., met inbegrip van de alcohol in de eventueel toegevoegde dosagelikeur, moet ten minste 10 % vol bedragen.
  • 5. 
    De liqueur de tirage voor de bereiding van v.m.q.p.r.d. mag slechts zijn samengesteld uit:
  • a) 
    sacharose,
  • b) 
    geconcentreerde druivenmost,
  • c) 
    gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
  • d) 
    druivenmost,
  • e) 
    gedeeltelijk gegiste druivenmost,
  • f) 
    wijn,
  • g) 
    v.q.p.r.d.,

die geschikt is voor de bereiding van dezelfde v.m.q.p.r.d. als die waaraan de liqueur de tirage wordt toegevoegd.

  • 6. 
    In afwijking van punt 15 van bijlage I moet v.m.q.p.r.d. wanneer hij in gesloten recipiënten bij 20 °C wordt bewaard, een overdruk hebben van ten minste 3,5 bar.

Voor v.m.q.p.r.d. in recipiënten van minder dan 25 centiliter behoeft de overdruk slechts 3 bar te bedragen.

  • 7. 
    Onverminderd de bepalingen van meer beperkende aard die de lidstaten mogen toepassen voor de op hun grondgebied voortgebrachte v.m.q.p.r.d., mag het totale zwaveldioxydegehalte van deze mousserende wijnen niet meer bedragen van 185 mg/l. Indien de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones in de Gemeenschap noodzakelijk hebben gemaakt, kunnen de betrokken lidstaten toestaan dat het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide voor op hun grondgebied voortgebrachte v.m.q.p.r.d. met maximaal 40 mg/l wordt verhoogd, mits de wijnen waarvoor deze toestemming werd verleend niet uit de betrokken lidstaten worden verzonden.
  • 8. 
    De duur van het bereidingsproces van v.m.q.p.r.d met inbegrip van de rijping in het productiebedrijf en gerekend vanaf de gisting die bestemd is om de wijn mousserend te maken, mag niet korter zijn dan:
  • a) 
    zes maanden, wanneer de gisting om de wijn mousserend te maken, in gesloten kuipen plaatsvindt,
  • b) 
    negen maanden, wanneer de gisting om de wijn mousserend te maken, op fles plaatsvindt.
  • 9. 
    De duur van de gisting die bestemd is om de cuvée mousserend te maken en de duur van de aanwezigheid van de cuvée op de wijnmoer bedragen ten minste:
  • 90 dagen,
  • 30 dagen, wanneer de gisting plaatsvindt in recipiënten die van agitatoren zijn voorzien.
  • 10. 
    Aromatische v.m.q.p.r.d.:
  • a) 
    Behoudens afwijkingen mag aromatische v.m.q.p.r.d. alleen worden verkregen door voor de samenstelling van de cuvée uitsluitend druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost te gebruiken van druivenrassen die voorkomen in een vast te stellen lijst, mits deze rassen als geschikt zijn erkend voor de productie van v.m.q.p.r.d. in het bepaalde gebied waarvan deze v.m.q.p.r.d. de naam dragen.
  • b) 
    Het gistingsproces mag, vóór en na de bereiding van de cuvée, om de cuvée mousserend te maken, alleen middels koeling of andere natuurkundige procédés worden gestuurd.
  • c) 
    De toevoeging van een dosagelikeur is verboden.
  • d) 
    In afwijking van punt 4 mag het effectieve alcohol-volumegehalte van aromatische v.m.q.p.r.d. niet lager zijn dan 6 % vol.
  • e) 
    Het totale alcohol-volumegehalte van aromatische v.m.q.p.r.d. moet ten minste 10 % vol zijn.
  • f) 
    In afwijking van punt 6, eerste alinea, moeten aromatische v.m.q.p.r.d., wanneer zij in gesloten recipiënten bij 20 °C worden bewaard, een overdruk hebben van ten minste 3 bar.
  • g) 
    In afwijking van punt 8 mag de duur van het bereidingsproces van aromatische v.m.q.p.r.d. niet korter zijn dan een maand.
  • 11. 
    De voorschriften van bijlage V, punten H 1 tot en met H 10, zijn ook van toepassing op v.m.q.p.r.d.
  • L. 
    In bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitslikeurwijn v.l.q.p.r.d. (andere voorschriften dan die van bijlage V, punt H, welke specifiek betrekking hebben op v.l.q.p.r.d.)
  • 1. 
    Behoudens vast te stellen afwijkingen, moeten de producten bedoeld in bijlage V, punt J 1, en de geconcentreerde druivenmost en de gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven, bedoeld in bijlage V, punt J 2, die worden gebruikt voor de bereiding van een v.l.q.p.r.d., afkomstig zijn van het bepaalde gebied waarvan de betrokken v.l.q.p.r.d. de naam draagt.

Voor de v.l.q.p.r.d. Málaga en Jerez-Xérès-Sherry mogen echter de geconcentreerde druivenmost en, krachtens artikel 44, lid 11, de gedeeltelijk gegiste most van ingedroogde druiven, bedoeld in bijlage V, punt J.2, verkregen uit het druivenras Pedro Ximénez, afkomstig zijn uit het bepaalde gebied Montilla-Moriles.

  • 2. 
    Behoudens vast te stellen afwijkingen, mogen de in bijlage V, punt J 3 tot en met 6, bedoelde behandelingen voor de bereiding van v.l.q.p.r.d. uitsluitend plaatsvinden in het in punt 1 bedoelde bepaalde gebied.

Voor de v.l.q.p.r.d. waarvoor de benaming Porto is gereserveerd voor het product bereid uit druiven verkregen in het bepaalde gebied genaamd Douro, mogen de aanvullende bereidings- en rijpingsprocessen echter plaatsvinden hetzij in voornoemd bepaald gebied, hetzij in Vila Nova de Gaia-Porto.

  • 3. 
    Onverminderd de meer beperkende bepalingen die de lidstaten voor de op hun grondgebied voortgebrachte v.l.q.p.r.d. kunnen toepassen:
  • a) 
    mag het natuurlijke alcohol-volumegehalte van de in bijlage V, punt J 1, bedoelde producten die worden gebruikt voor de bereiding van een v.l.q.p.r.d., niet lager zijn dan 12 % vol. Sommige in een nog vast te stellen lijst opgenomen v.l.q.p.r.d. mogen evenwel worden bereid uit:
  • i) 
    druivenmost met een natuurlijk alcohol-volumegehalte van ten minste 10 % vol in het geval van v.l.q.p.r.d. die worden verkregen door toevoeging van eau-de-vie van wijn of druivendraf met een gecontroleerde benaming van oorsprong en eventueel afkomstig van hetzelfde bedrijf, of
  • ii) 
    gistende druivenmost of, in het geval als bedoeld in het tweede streepje hieronder, wijn met een oorspronkelijk natuurlijk alcohol-volumegehalte van ten minste:
  • 11 % vol voor v.l.q.p.r.d. verkregen door toevoeging van neutrale alcohol of wijndistillaaat met een effectief alcohol-volumegehalte van ten minste 70 % vol of uit wijnbouwproducten gewonnen alcohol,
  • 10,5 % vol voor in een vast te stellen lijst opgenomen wijnen bereid uit most van witte druiven,
  • 9 % vol voor v.l.q.p.r.d. die op traditionele en gebruikelijke wijze worden geproduceerd, overeenkomstig uitdrukkelijk in de nationale wetgeving opgenomen bepalingen;
  • b) 
    mag het effectieve alcohol-volumegehalte van een v.l.q.p.r.d. niet lager dan 15 % vol en niet hoger dan 22 % vol zijn;
  • c) 
    mag het totale alcohol-volumegehalte van een v.l.q.p.r.d. niet lager zijn dan 17,5 % vol.
  • 4. 
    Het totale alcohol-volumegehalte mag evenwel lager zijn dan 17,5 % vol, doch niet lager dan 15 % vol, voor sommige op een vast te stellen lijst opgenomen v.l.q.p.r.d. indien nationale bepalingen die daarop vóór 1 januari 1985 van toepassing waren, zulks uitdrukkelijk toestaan.
  • 5. 
    De traditionele specifieke vermeldingen "οίνος γλυκύς φυσικός", "vino dulce natural", "vino dolce naturale", "vinho doce natural" zijn voorbehouden aan v.l.q.p.r.d.:
  • verkregen uit oogsten die voor ten minste 85 % bestaan uit wijnstokrassen die voorkomen op een nog vast te stellen lijst,
  • afkomstig van most met een oorspronkelijk natuurlijk suikergehalte van ten minste 212 g/l,
  • verkregen, met uitzondering van elke andere verrijking, door toevoeging van alcohol, distillaat of eau-de-vie, bedoeld in bijlage V, punt J, 2.
  • 6. 
    Voorzover traditionele productiegebruiken zulks vergen, kunnen de lidstaten voor op hun grondgebied geproduceerde v.l.q.p.r.d. bepalen dat de traditionele specifieke vermelding "vin doux naturel" uitsluitend wordt gebruikt voor v.l.q.p.r.d. die:
  • rechtstreeks tot wijn zijn verwerkt door de oogstende producent, mits zij uitsluitend afkomstig zijn van hun oogsten Muscats, Grenache, Maccabéo of Malvoisie; niettemin zijn oogsten toegestaan die zijn verkregen op gemengde percelen die tot maximaal 10 % zijn beplant met andere wijnstokrassen dan de vier hierboven genoemde,
  • zijn verkregen binnen de grens van een rendement per hectare van 40 hl druivenmost bedoeld in bijlage V, punt J, 1, eerste en vierde streepje, met dien verstande dat bij elke overschrijding van dit rendement de volledige oogst de benaming "vin doux naturel" verliest,
  • afkomstig zijn uit voornoemde druivenmost met een oorspronkelijk natuurlijk suikergehalte van ten minste 252 g/l,
  • zijn verkregen, met uitzondering van elke andere verrijking, door toevoeging van wijnbouwalcohol dat, uitgedrukt in zuivere alcohol, overeenkomt met ten minste 5 % van het volume van de gebruikte voornoemde druivenmost en ten hoogste de laagste van de volgende twee verhoudingen:
  • 10 % van het volume van de gebruikte voornoemde druivenmost, of
  • 40 % van het totale alcohol-volumegehalte van het eindproduct, vertegenwooordigd door de som van het effectieve alcohol-volumegehalte en het equivalent van het potentiële alcoholgehalte, berekend op basis van 1 % vol zuiver alcohol per 17,5 gram restsuiker per liter.
  • 7. 
    De in punt 5 en punt 6 bedoelde vermeldingen mogen niet worden vertaald. Niettemin:
  • mogen zij vergezeld gaan van een verklaring in een voor de eindverbruiker begrijpelijke taal,
  • mag voor in Griekenland overeenkomstig punt 6 verkregen producten die op het grondgebied van die lidstaat in het verkeer zijn, de vermelding "vin doux naturel" vergezeld gaan van de vermelding "οίνος γλυκύς φυσικός".
  • 8. 
    De traditionele specifieke vermelding "vino generoso" mag alleen worden gebruikt voor droge, onder voile bereide v.l.q.p.r.d. die:
  • is verkregen uit witte druiven van de wijnstokrassen Palomino de Jerez, Palomino fino, Pedro Ximénez, Verdejo, Zalema en Garrido Fino,
  • ten verbruik wordt aangeboden na een gemiddelde rijpingsperiode van twee jaar in eiken vaten.

Onder bereiding onder voile wordt verstaan het biologische procédé dat optreedt bij de spontane ontwikkeling van een voile van typische gisten op het vrije oppervlak van de wijn na totale alcoholgisting van de most, en dat aan het product specifieke analytische en organoleptische kenmerken verleent.

  • 9. 
    De in punt 8 bedoelde vermelding mag niet worden vertaald. Zij mag evenwel vergezeld gaan van een verklaring in een voor de eindverbruiker begrijpelijke taal.
  • 10. 
    De traditionele specifieke vermelding "vinho generoso" mag alleen worden gebruikt voor de v.l.q.p.r.d. "Porto", "Madeira", "Moscatel de Setúbal" en "Carcavelos", in combinatie met de respectieve benaming van oorsprong.
  • 11. 
    De tradtionele specifieke vermelding "vino generoso de licor" mag alleen worden gebruikt voor v.l.q.p.r.d. die:
  • is verkregen uit de in punt 8 bedoelde "vino generoso", of uit wijn onder voile die een "vino generoso" kan opleveren en waaraan gedeeltelijke gegiste druivenmost van ingedroogde druiven of geconcentreerde druivenmost is toegevoegd,
  • ten verbruik wordt aangeboden na een gemiddelde rijpingsperiode van twee jaar in eiken vaten.
  • 12. 
    De in punt 11 bedoelde vermelding mag niet worden vertaald. Zij mag evenwel vergezeld gaan van een verklaring in een voor de eindverbruiker begrijpelijke taal.

BIJLAGE VII

OMSCHRIJVING, AANDUIDING, AANBIEDINGSVORM EN BESCHERMING VAN BEPAALDE PRODUCTEN NIET ZIJNDE MOUSSERENDE WIJN

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • "etikettering": alle omschrijvingen en andere vermeldingen, tekens, afbeeldingen of merken die kenmerkend zijn voor het product en die voorkomen op dezelfde recipiënt, met inbegrip van de sluiting, of op het aan de recipiënt vastgemaakte label. Bepaalde nader te bepalen vermeldingen, tekens en andere merken behoren niet tot de etikettering;
  • "verpakking": beschermende omhulsels, zoals papier, allerhande omhulsels, dozen en kisten die worden gebruikt voor het vervoer van een of meer recipiënten en/of de aanbiedingsvorm van producten met het oog op verkoop aan de eindverbruiker.
  • A. 
    Verplichte aanduidingen
  • 1. 
    De omschrijving op het etiket van
  • a) 
    tafelwijnen, tafelwijnen met een geografische aanduiding en v.q.p.r.d.;
  • b) 
    wijnen van oorsprong uit derde landen, andere dan bedoeld in punt c);
  • c) 
    likeurwijnen, parelwijnen en parelwijnen waaraan koolzuurgas is toegevoegd, als bedoeld in bijlage I van deze verordening, alsmede van deze wijnen van oorsprong uit derde landen,

bevat verplicht de volgende aanduidingen:

  • de verkoopbenaming van het product,
  • het nominaal volume,
  • het effectief alcohol-volumegehalte,
  • het partijnummer, overeenkomstig Richtlijn 89/396/EEG(1).
  • 2. 
    De verkoopbenaming bevat de volgende gegevens:
  • a) 
    voor tafelwijnen, de vermelding "tafelwijn", alsmede
  • in geval van verzending naar een andere lidstaat of in geval van uitvoer: de vermelding van de lidstaat indien de druiven in die staat zijn geproduceerd en tot wijn verwerkt;
  • de vermelding "melange van wijn uit verscheidene landen van de Europese Gemeenschap" voor wijnen die verkregen worden door het mengen van producten uit verschillende lidstaten;
  • de vermelding "wijn verkegen in ... uit druiven geoogst in ...", aangevuld met de aanduiding van de betrokken lidstaten, voor wijnen die in een bepaalde lidstaat met druiven uit een andere lidsaat worden gemaakt;
  • de vermelding "Retsina" of "vino tinto de mezcla" voor bepaalde tafelwijnen;
  • b) 
    voor tafelwijnen met een geografische aanduiding:
  • de vermelding "tafelwijn";
  • de naam van de geografische eenheid;
  • onder nader te bepalen voorwaarden een van de volgende vermeldingen: "Landwein", "vin de pays", "indicazione geografica tipica", "ονομασία κατά παράδοση", "οίνος τοπικός", "vino de la tierra", "vinho regional" of "regional wine". Wanneer één van deze vermeldingen wordt gebruikt, is de aanduiding "tafelwijn" niet verplicht;
  • c) 
    voor v.q.p.r.d.:
  • de naam van het bepaalde gebied;
  • behoudens nog vast te stellen afwijkingen:
  • de vermelding "in een bepaald gebied voorgebrachte kwaliteitswijn" of "v.q.p.r.d.", of
  • de vermelding "in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitslikeurwijn" of "v.l.q.p.r.d.", of
  • de vermelding "in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitsparelwijn" of "v.p.q.p.r.d.", of
  • een specifieke traditionele aanduiding die op een nog vast te stellen lijst staat, of verscheidene van die aanduidingen wanneer de wetgeving van de betrokken lidstaat daarin voorziet;
  • d) 
    voor ingevoerde wijnen de vermelding "wijn", verplicht aangevuld met de naam van het land van oorsprong, en, wanneer zij zijn omschreven middels een geografische aanduiding, de naam van de betreffende geografische eenheid;
  • e) 
    voor likeurwijnen de vermelding "likeurwijn";
  • f) 
    voor parelwijnen de vermelding "parelwijn";
  • g) 
    voor parelwijnen waaraan koolzuurgas is toegevoegd: de vermelding "parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd";
  • h) 
    voor de onder e), f) en g), bedoelde wijnen van oorsprong uit derde landen: nog vast te stellen vermeldingen.
  • 3. 
    De omschrijving op het etiket van:
  • a) 
    tafelwijnen, tafelwijnen met een geografische aanduiding van v.q.p.r.d.;
  • b) 
    wijnen van oorsprong uit derde landen,

bevat verplicht, behalve de in de punten 1 en 2 bedoelde aanduidingen, de volgende aanduidingen:

  • de naam of de firmanaam, alsmede de gemeente en lidstaat van de bottelaar of, voor recipiënten met een nominaal volume van meer dan 60 liter: de naam van de verzender;
  • voor ingevoerde wijnen: de naam van de importeur of, indien het bottelen in de Gemeenschap heeft plaatsgevonden, de naam van de bottelaar.
  • 4. 
    De omschrijving op het etiket van likeurwijnen, parelwijnen en parelwijnen waaraan koolzuurgas is toegevoegd, alsmede van deze wijnen van oorsprong uit derde landen, wordt aangevuld met nog vast te stellen aanduidingen overeenkomend met die bedoeld in punt 2 en punt 3.
  • B. 
    Facultatieve aanduidingen
  • 1. 
    De omschrijving op het etiket van in de Gemeenschap verkregen producten kan, onder nader te bepalen voorwaarden, worden aangevuld met de volgende aanduidingen:
  • a) 
    voor tafelwijnen, tafelwijnen met geografische aanduiding en v.q.p.r.d.:
  • de naam, het adres en de hoedanigheid van een persoon of de personen die bij de afzet van het product betrokken was of waren;
  • het soort product;
  • een specifieke kleur, overeenkomstig de regelgeving van de producerende lidstaat;
  • b) 
    voor tafelwijnen met geografische aanduiding en v.q.p.r.d.:
  • het oogstjaar;
  • de naam van een of meer druivenrassen;
  • een onderscheiding, medaille of concours;
  • aanduidingen betreffende de manier waarop het product is verkregen of bereid;
  • aanvullende traditionele aanduidingen, overeenkomstig de regelgeving van de producerende lidstaat;
  • de naam van een bedrijf;
  • de vermelding dat de wijn is gebotteld:
  • op het wijngoed,
  • door een groep wijnbouwbedrijven of
  • op een bedrijf gelegen in het productiegebied of, voor v.q.p.r.d., in de onmiddellijke nabijheid daarvan;
  • c) 
    voor v.q.p.r.d.:
  • de naam van een kleinere geografische eenheid dan het bepaalde gebied, overeenkomstig de regelgeving van de producerende lidstaat;
  • de naam van een grotere geografische eenheid dan het bepaalde gebied, om de oorsprong van een v.q.p.r.d. duidelijker aan te geven;
  • de vermelding dat de wijn is gebotteld in het bepaalde gebied, voorzover die vermelding van oudsher in dat gebied wordt gebruikt.
  • 2. 
    Voor likeurwijnen, parelwijnen en parelwijnen waaraan koolzuurgas is toegevoegd, alsmede voor wijnen van oorsprong uit derde landen, moeten facultatieve aanduidingen worden vastgesteld die overeenkomen met die bedoeld in punt 1.

Dit punt doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om voorschriften vast te stellen voor de omschrijving van deze producten tot het tijdstip waarop de desbetreffende communautaire voorschriften van toepassing worden.

  • 3. 
    Voor de in punt A.1 genoemde producten mag de omschrijving op het etiket worden aangevuld met andere aanduidingen.
  • 4. 
    Producerende lidstaten kunnen voor de op hun grondgebied verkregen wijnen bepaalde in de punten 1 en 2 bedoelde aanduidingen verplicht stellen, verbieden of beperken.
  • C. 
    Gebruik van bepaalde specifieke termen
  • 1. 
    De benaming:
  • a) 
    "wijn" mag alleen worden gebruikt voor producten die aan de definitie in bijlage I, punt 10, voldoen;
  • b) 
    "tafelwijn" mag alleen worden gebruikt voor producten die aan de definitie in bijlage I, punt 13, voldoen.
  • 2. 
    Onverminderd de bepalingen tot harmonisatie van de wetgevingen, is punt 1, onder a), evenwel niet van invloed op de mogelijkheid die de lidstaten hebben om toe te staan dat:
  • het woord "wijn", vergezeld van de naam van een vrucht, in samengestelde benamingen wordt gebruikt om producten, verkregen door vergisting van andere vruchten dan druiven, te omschrijven;
  • andere samengestelte benamingen waarin het woordt "wijn" voorkomt, worden gebruikt.
  • 3. 
    De omschrijving:
  • a) 
    "likeurwijn" mag alleen worden gebruikt voor producten die aan de definitie in bijlage I, punt 14, voldoen, of, in voorkomend geval, aan een overeenkomstig het inleidend gedeelte van deze bijlage vast te stellen definitie;
  • b) 
    "in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitslikeurwijn" of "v.l.q.p.r.d." mag alleen worden gebruikt voor producenten die aan de definitie in bijlage I, punt 14, en aan de specifieke bepalingen van deze verordening voldoen;
  • c) 
    "parelwijn" mag alleen worden gebruikt voor producten die voldoen aan de definitie van bijlage I, punt 17, of, in voorkomend geval, aan een overeenkomstig het inleidend gedeelte van deze bijlage vast te stellen definitie;
  • d) 
    "in een bepaald gebied geproduceerde kwaliteitsparelwijn" of "v.p.q.p.r.d." mag alleen worden gebruikt voor producten die voldoen aan de definitie van bijlage I, punt 17, en aan de specifieke bepalingen van deze verordening;
  • e) 
    "parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd" mag alleen worden gebruikt voor producten die voldoen aan de definitie van bijlage I, punt 18, of, in voorkomend geval, aan een overeenkomstig het inleidend gedeelte van deze bijlage vast te stellen definitie.
  • 4. 
    Indien de in punt 2 bedoelde samengestelde benamingen worden gebruikt, moet elke verwarring met de in punt 1 bedoelde producten uitgesloten worden.
  • D. 
    Talen die op het etiket gebruikt mogen worden
  • 1. 
    De aanduidingen op het etiket moeten worden vermeld in een of meer officiële talen van de Gemeenschap, zodat de eindverbruiker elke aanduiding gemakkelijk kan begrijpen.

Niettemin worden

  • de naam van het bepaalde gebied,
  • de naam van een andere geografische eenheid,
  • traditionele specifieke vermeldingen en aanvullende traditionele specifieke vermeldingen,
  • de naam van de wijnbouwbedrijven of van hun verenigingen, alsmede vermeldingen omtrent het bottelen,

uitsluitend vermeld in een van de officiële talen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de bereiding heeft plaatsgevonden.

Voor in Griekenland bereide producten mogen de in de tweede alinea bedoelde aanduidingen worden herhaald in een of meer andere officiële talen van de Gemeenschap.

De in de tweede alinea, eerste en tweede streepje, bedoelde vermeldingen mogen uitsluitend in een andere officiële taal van de Gemeenschap worden gesteld wanneer deze in het betrokken gedeelte van het grondgebied van de lidstaat van oorsprong waarin het vermelde bepaalde gebied is gelegen is, met de officiële taal is gelijkgesteld, indien deze taal in de betrokken lidstaat vanouds gebruikt wordt.

Voor producten die op hun grondgebied zijn verkregen en in het verkeer worden gebracht, mogen de lidstaten toestaan dat de in de tweede alinea bedoelde aanduidingen bovendien in een andere dan een officiële taal van de Gemeenschap worden vermeld, wanneer deze taal in de betrokken lidstaat of op een deel van zijn grondgebied vanouds gebruikt wordt.

Bovendien mogen de producerende lidstaten voor hun producten toestaan dat de in de tweede alinea bedoelde vermeldingen in een andere taal worden gesteld, wanneer die taal vanouds voor die vermeldingen gebruikt wordt.

  • 2. 
    Er kunnen andere afwijkingen van punt 1 worden vastgesteld.
  • E. 
    Codes
  • 1. 
    Op een nader te bepalen wijze wordt een code gebruikt om op de etiketten:
  • van een onder punt A 1 vallend, maar niet in het volgende streepje bedoeld, product gegevens te verstrekken die volledig of voor een deel betrekking hebben op de naam van een bepaald gebied, met uitzondering van die welke voor de betroffene v.q.p.r.d. mag worden gebruikt. De lidstaten mogen evenwel voor hun grondgebied andere passende maatregelen treffen om verwarring met dit bepaalde gebied te voorkomen;
  • van de in punt A 2, onder a), tweede en derde streepje, bedoelde tafelwijnen, de hoofdzetel van de bottelaar of van de verzender en, in voorkomend geval, de plaats van botteling of verzending te vermelden.

Op nog te bepalen wijze mag een code worden gebruikt op de etikettering van de in deze bijlage bedoelde producten voor de in punt A 3 bedoelde aanduidingen, voorzover de lidstaat op het grondgebied waarvan deze producten zijn gebotteld, dat heeft toegestaan. Als een code wordt gebruikt, geldt als voorwaarde dat de naam of de firmanaam van een persoon of een groep personen, die niet de bottelaar zijn doch wel optreden in het handelscircuit, alsmede de gemeente of het gedeelte van de gemeente waar deze persoon of groep personen zijn of haar hoofdkantoor heeft, voluit op de etikettering wordt vermeld.

  • F. 
    Merken
  • 1. 
    Wanneer de omschrijving, de aanbiedingsvorm en de reclame met betrekking tot de producten waarop deze verordening betrekking heeft, met merken zijn aangevuld, mogen deze merken geen woorden, delen van woorden, tekens of afbeeldingen bevatten:
  • a) 
    die aanleiding kunnen geven tot verwarring of tot misleiding van de personen voor wie zij bestemd zijn, in de zin van artikel 48, of
  • b) 
    die
  • door de personen voor wie zij bestemd zijn, kunnen worden verward met de volledige omschrijving of met een gedeelte van de omschrijving van een tafelwijn, een likeurwijn, een parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, een v.q.p.r.d. of een ingevoerde wijn waarvan de omschrijving bij communautaire bepalingen is geregeld, dan wel met de omschrijving van een ander onder deze bijlage vallend product of
  • gelijk zijn aan de omschrijving van een dergelijke product, zonder dat de voor de bereiding van bovengenoemde eindproducten gebruikte producten aanspraak kunnen maken op een dergelijke omschriving of aanbiedingsvorm.

Bovendien mogen voor de omschrijving van een tafelwijn, een likeurwijn, een parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, een v.q.p.r.d. of een ingevoerde wijn op de etikettering geen merken worden gebruikt waarin woorden, delen van woorden, tekens of afbeeldingen voorkomen die:

  • a) 
    voor
  • tafelwijn, likeurwijn, parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd: de naam van een v.q.p.r.d. bevatten,
  • v.q.p.r.d.: de naam van een tafelwijn bevatten,
  • ingevoerde wijn: de naam van een tafelwijn of van een v.q.p.r.d. bevatten;
  • b) 
    voor tafelwijn die is omschreven door middel van een geografische aanduiding, v.q.p.r.d. of ingevoerde wijn: onjuiste aanduidingen bevatten, met name ten aanzien van de geografische oorsprong, het druivenras, het oogstjaar of een vermelding betreffende een hogere kwaliteit;
  • c) 
    voor andere dan onder b) bedoelde tafelwijn, likeurwijn, parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd: aanduidingen inhouden betreffende een geografische oorsprong, een druivenras, een oogstjaar of een vermelding betreffende een hogere kwaliteit;
  • d) 
    voor ingevoerde wijn: aanleiding kunnen geven tot verwarring met een afbeelding die kenmerkend is voor een tafelwijn, een likeurwijn, een parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, een v.q.p.r.d. of een ingevoerde wijn, die omschreven wordt met een geografische aanduiding.
  • 2. 
    In afwijking van punt 1, eerste alinea, onder b), mag de houder van een geregistreerd merk voor wijn of druivenmost dat gelijk is aan:
  • de naam van een kleinere geografische eenheid dan een bepaald gebied, die wordt gebruikt voor de omschrijving van een v.q.p.r.d., of
  • de naam van een geografische eenheid die wordt gebruikt voor een omschrijving van tafelwijn met een geografische aanduiding, of
  • de naam van een ingevoerde wijn die omschreven wordt met een geografische aanduiding,

ook indien hij krachtens punt 1, eerste alinea, geen aanspraak op deze naam kan maken, dit merk tot en met 31 december 2002 blijven gebruiken, op voorwaarde dat het betrokken merk:

  • a) 
    uiterlijk op 31 december 1985 door de bevoegde autoriteit van een lidstaat werd geregistreerd overeenkomstig het op het tijdstip van registratie geldende recht, en
  • b) 
    daadwerkelijk zonder onderbreking is gebruikt vanaf de registratie tot en met 31 december 1986 of, indien deze registratie vóór 1 januari 1984 heeft plaatsgevonden, tenminste sedert deze laatste datum.

Bovendien mag de houder van een bekend, voor wijn of druivenmost geregistreerd merk dat termen bevat die gelijk zijn aan de naam van een bepaald gebied of aan de naam van een kleinere geografische eenheid dan een bepaald gebied, zelfs indien hij krachtens punt 1 geen aanspraak op deze naam kan maken, dit merk blijven gebruiken wanneer het overeenstemt met de identiteit van de oorspronkelijke houder of van de oorspronkelijke naamgever, op voorwaarde dat de registratie van het merk heeft plaatsgehad ten minste 25 jaar vóór de officiële erkenning van de betrokken geografische benaming door de producerende lidstaat overeenkomstig de desbetreffende communautaire bepalingen voor wat betreft v.q.p.r.d., en het merk daadwerkelijk zonder onderbreking is gebruikt.

Merken die aan de voorwaarden van de eerste en de tweede alinea voldoen, mogen geen beletsel vormen voor het gebruik van de namen van de geografische eenheden die zijn gebruikt voor de omschrijving van een v.q.p.r.d. of een tafelwijn.

  • 3. 
    De Raad spreekt zich op voorstel van de Commissie vóór 31 december 2002 met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit over een eventuele verlenging van de in punt 1, eerste alinea, genoemde termijn.
  • 4. 
    De lidstaten delen de Commissie de in punt 2 bedoelde merken mede naar gelang deze hun ter kennis worden gebracht.

De Commissie geeft daarvan kennis aan de bevoegde instanties van de lidstaten die zijn belast met de controle op de naleving van de communautaire bepalingen in de wijnbouwsector.

  • G. 
    In het verkeer brengen, controle en bescherming
  • 1. 
    Vanaf het ogenblik waarop het product in het verkeer wordt gebracht in een recipiënt met een nominaal volume van 60 liter of minder, moet die recipiënt geëtiketteerd zijn. Die etikettering moet voldoen aan de voorschriften van deze verordening; zulks geldt ook voor recipiënten met een nominaal volume van meer dan 60 liter, indien zij geëtiketteerd zijn.
  • 2. 
    Er kunnen afwijkingen van punt 1 worden vastgesteld.
  • 3. 
    Iedere lidstaat ziet toe op de controle en de bescherming van v.q.p.r.d. en tafelwijnen met een geografische aanduiding die overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.
  • 4. 
    Voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde ingevoerde wijnen met een geografische aanduiding kunnen in de Gemeenschap in de handel worden gebracht indien voor de in punt 3 bedoelde controle- en beschermingsregeling een wederkerige behandeling bestaat.

De toepassing van bovenstaande alinea geschiedt door middel van met de betrokken derde landen gesloten overeenkomsten waarover volgens de procedure van artikel 133 van het Verdrag onderhandeld is en die op grond van die procedure gesloten zijn.

  • (1) 
    PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21.

BIJLAGE VIII

OMSCHRIJVING, AANDUIDING, AANBIEDINGSVORM EN BESCHERMING VAN MOUSSERENDE WIJNEN

  • A. 
    Definities
  • 1. 
    In deze bijlage worden de algemene voorschriften vastgesteld voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van:
  • a) 
    mousserende wijn omschreven in bijlage I, punt 15, bereid in de Gemeenschap;
  • b) 
    mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, omschreven in bijlage I, punt 16, van oorsprong uit de Gemeenschap;
  • c) 
    mousserende wijn omschreven overeenkomstig deze verordening, volgens de procedure van artikel 75, van oorsprong uit derde landen;
  • d) 
    mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, omschreven overeenkomstig deze verordening, volgens de procedure van artikel 75, van oorsprong uit derde landen.

De in de eerste alinea, onder a), genoemde mousserende wijn omvat:

  • mousserende wijn bedoeld in bijlage V, punt H,
  • mousserende kwaliteitswijn bedoeld in bijlage V, punt I, en
  • v.m.q.p.r.d. bedoeld in bijlage VI, punt K.
  • 2. 
    In deze bijlage wordt verstaan onder:
  • "etikettering": het geheel van vermeldingen, tekens, afbeeldingen of merken of andere omschrijvingen, die het product kenmerken en die voorkomen op dezelfde recipiënt, met inbegrip van de sluiting, alsmede op de aan de recipiënt hangende label en op de bekleding rond de hals van de fles. Bepaalde nog vast te stellen aanduidingen, tekens en merken behoren niet tot de etikettering;
  • "verpakking": de beschermende omhulsels, zoals papier, alle soorten strohulzen, dozen en kisten die voor het vervoer van een of meer recipiënten en/of voor aanbieding met het oog op de verkoop aan de eindverbruiker worden gebruikt;
  • "bereider": van een in punt 1 genoemd product: de natuurlijke of rechtspersoon of de groepering van deze personen, die de wijn heeft bereid of voor zijn of haar rekening heeft laten bereiden;
  • "bereiding": de verwerking van verse druiven, druivenmost en wijn tot een product genoemd in punt 1.
  • B. 
    Verplichte aanduidingen
  • 1. 
    Voor de in punt A 1, genoemde producten bevat de omschrijving op de etikettering de volgende aanduidingen:
  • a) 
    de verkoopbenaming, overeenkomstig punt D 2,
  • b) 
    het nominale volume van het product,
  • c) 
    het soort product, overeenkomstig punt D 3, en
  • d) 
    het effectieve alcohol-volumegehalte, overeenkomstig nader vast te stellen uitvoeringsbepalingen.
  • 2. 
    Voor de in punt A 1, onder a) en b), genoemde producten bevat de omschrijving op de etikettering, naast de in punt 1 genoemde aanduidingen:
  • de naam of de firmanaam van de bereider of van een in de Gemeenschap gevestigde verkoper en
  • de naam van de gemeente of het deel van een gemeente en van de lidstaat waar genoemde persoon zijn hoofdkantoor heeft, overeenkomstig punt D 4 en 5.

Producerende lidstaten mogen eisen dat de naam of de firmanaam van de bereider voluit wordt vermeld.

Indien op het etiket de naam of de firmanaam van de bereider voorkomt en wanneer de bereiding heeft plaatsgevonden in een andere dan de in de eerste alinea, tweede streepje, bedoelde gemeente, deel van een gemeente of lidstaat, worden de daar genoemde aanduidingen aangevuld met de naam van de gemeente of het deel van de gemeente waar de bereiding heeft plaatsgevonden, en, indien de bereiding in een andere lidstaat heeft plaatsgevonden, met de vermelding van de lidstaat.

  • 3. 
    Voor de in punt A 1, onder c) en d), genoemde producten bevat de omschrijving op de etikettering, naast de in punt 1 genoemde aanduidingen:
  • a) 
    de naam of de firmanaam van de importeur, alsmede de naam van de gemeente en van de lidstaat waar deze zijn hoofdkantoor heeft;
  • b) 
    de naam of de firmanaam van de bereider, alsmede de naam van de gemeente en van het derde land waar deze zijn hoofdkantoor heeft, overeenkomstig punt D 4 en 5.
  • 4. 
    De omschrijving op de etikettering bevat aanvullende aanduidingen in de onderstaande gevallen:
  • voor producten die zijn bereid uit wijn van oorsprong uit derde landen, zoals bedoeld in bijlage I, punt 15, zesde streepje, wordt in de omschrijving op de etikettering vermeld dat het product is bereid uit ingevoerde wijn en wordt het derde land aangegeven waaruit de voor de samenstelling van de cuvée gebruikte wijn van oorsprong is;
  • voor v.m.q.p.r.d. wordt op de etikettering de naam vermeld van het bepaalde gebied waar de voor de bereiding van het product gebruikte druiven zijn geoogst;
  • voor aromatische mousserende kwaliteitswijn bedoeld in bijlage VI, punt K 10, bevat de omschrijving op de etikettering hetzij de naam van het wijnstokras waaruit de wijn is verkregen, hetzij de vermelding "op basis van aromatische wijnstokrassen".
  • C. 
    Facultatieve aanduidingen
  • 1. 
    Voor de in punt A 1, genoemde producten mag de omschrijving op de etikettering worden aangevuld met andere aanduidingen op voorwaarden dat:
  • deze aanduidingen geen verwarring kunnen doen ontstaan bij degenen voor wie deze informatie is bestemd, met name wat de in punt B genoemde verplichte aanduidingen en de in punt E genoemde facultatieve aanduidingen betreft, en
  • in voorkomend geval, dat punt E in acht wordt genomen.
  • 2. 
    Voor het toezicht en de controle in de sector mousserende wijn kunnen de terzake bevoegde instanties met inachtneming van de door elke lidstaat vastgestelde algemene procedurevoorschriften, eisen dat de bereider of verkoper, bedoeld in punt B 2, eerste alinea, eerste streepje, het bewijs levert van de juistheid van de voor de omschrijving gebruikte vermeldingen betreffende de aard, de identiteit, de kwaliteit, de samenstelling, de oorsprong of de herkomst van het betrokken product of van de bij de bereiding ervan gebruikte producten.

Wanneer het verzoek daartoe uitgaat:

  • van de bevoegde instantie van de lidstaat waar de bereider of verkoper is gevestigd, wordt door deze instantie het bewijs rechtstreeks aan de bereider of verkoper gevraagd;
  • van de bevoegde instantie van een andere lidstaat, verstrekt deze aan de bevoegde instantie van het land van vestiging van de bereider of verkoper, in het kader van hun rechtstreekse samenwerking, alle gegevens die voor laatstgenoemde nodig zijn om het betrokken bewijs te kunnen eisen; de verzoekende instantie wordt in kennis gesteld van het gevolg dat aan haar verzoek is gegeven.

Indien de bevoegde instanties constateren dat een dergelijke bewijs niet wordt geleverd, worden deze vermeldingen geacht niet in overeenstemming te zijn met deze verordening.

  • D. 
    Eisen in verband met de verplichte aanduidingen
  • 1. 
    De in punt B genoemde aanduidingen:
  • worden in hetzelfde gezichtsveld op de recipiënt aangebracht en
  • worden aangebracht in duidelijk leesbare, onuitwisbare en voldoende grote letters opdat zij goed uitkomen tegen de achtergrond waarop zij zijn gedrukt en duidelijk kunnen worden onderscheiden van de andere aanduidingen en tekeningen.

De verplichte aanduidingen betreffende de importeur mogen zich evenwel bevinden buiten het gezichtsveld waarin de andere verplichte aanduidingen worden aangebracht.

  • 2. 
    De in punt B 1, onder a), bedoelde verkoopbenaming wordt aangeduid met een van de volgende vermeldingen:
  • a) 
    voor mousserende wijn bedoeld in bijlage V, punt H: "mousserende wijn";
  • b) 
    voor mousserende kwaliteitswijn bedoeld in bijlage V, punt I, andere dan die bedoeld in punt d) van dit punt: "mousserende kwaliteitswijn" of "Sekt";
  • c) 
    voor v.m.q.p.r.d. bedoeld in bijlage VI, punt K:
  • "in een bepaald gebied voortgebrachte mousserende kwaliteitswijn" of "v.m.q.p.r.d." of "Sekt bestimmter Anbaugebiete" of "Sekt b.A.", of
  • een bijzondere traditionele vermelding die door de lidstaat waar de bereiding heeft plaatsgevonden en die voorkomt op een nog vast te stellen lijst, wordt gekozen uit die welke worden genoemd in bijlage VII, punt A 2, onder c), tweede streepje, vierde dubbele streepje, of
  • een van de namen van de bepaalde gebieden van v.m.q.p.r.d. vastgesteld op grond van de afwijking bedoeld in bijlage VII, punt A 2, onder c), tweede streepje,
  • of twee van deze vermeldingen tegelijk.

De lidstaten mogen evenwel voor bepaalde op hun grondgebied geproduceerde v.m.q.p.r.d. voorschrijven dat bepaalde in de eerste alinea bedoelde aanduidingen apart of gezamenlijk moeten worden gebruikt;

  • d) 
    voor aromatische mousserende kwaliteitswijn bedoeld in bijlage V, punt I 3: "aromatische mousserende kwaliteitswijn";
  • e) 
    voor mousserende wijn van oorsprong uit een derde land:
  • "mousserende wijn"

of

  • "mousserende kwaliteitswijn" of "Sekt", wanneer de voorwaarden waaronder deze wijn moet worden bereid, als gelijkwaardig met de in bijlage V, punt I, vastgestelde voorwaarden zijn erkend.

Voor deze mousserende wijnen wordt aan de verkoopbenaming een verwijzing toegevoegd naar het derde land waar de gebruikte druiven zijn geoogst en tot wijn en vervolgens tot mousserende wijn zijn verwerkt. Wanneer de voor de bereiding van mousserende wijn gebruikte producten zijn verkregen in een ander land dan dat waar de bereiding heeft plaatsgevonden, moet de krachtens punt B 3, te vermelden aanduiding van het land van bereiding duidelijk uit de aanduidingen op de etikettering blijken;

  • f) 
    voor mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, van oorsprong uit de Gemeenschap of uit een derde land: "mousserende wijn met toegevoegd koolzuurgas". Wanneer het in de taal waarin deze vermelding is gesteld, niet duidelijk is dat koolzuurgas is toegevoegd, wordt de etikettering aangevuld met de woorden "verkregen door toevoeging van koolzuurgas", overeenkomstig nader vast te stellen bepalingen.
  • 3. 
    De in punt B 1, onder c), bedoelde aanduiding van het soort product op grond van het restsuikergehalte geschiedt door middel van een van de volgende vermeldingen die begrijpelijk zijn in de lidstaat of het derde land van bestemming waar het product voor rechtstreekse menselijke consumptie wordt aangeboden:
  • "brut nature", "Natur herb", "bruto natural", "pas dosé", "dosage zéro" of "dosaggio zero": indien het restsuikergehalte lager is dan 3 gram per liter; deze aanduidingen mogen slechts worden gebruikt voor producten die na het mousserend worden geen extra suiker hebben gekregen;
  • "extra brut", "extra herb", of "extra bruto": indien het restsuikergehalte ligt tussen 0 en 6 gram per liter;
  • "brut" of "herb" of "bruto": indien het restsuikergehalte lager is dan 15 gram per liter;
  • "extra dry", "extra trocken" of "extra secco": indien het restsuikergehalte ligt tussen 12 en 20 gram per liter;
  • "sec", "trocken", "secco" of "asciutto", "dry", "tør", "ξηρός", "seco", "torr" of "kuiva": indien het restsuikergehalte ligt tussen 17 en 35 gram per liter;
  • "demi-sec", "halbtrocken", "abboccato", "medium dry", "halvtør", "ημίξηρος", "semi seco", "meio seco", "halvtorr", of "puolikuiva": indien het restsuikergehalte ligt tussen 35 en 50 gram per liter;
  • "doux", "mild", "dolce", "sweet", "sød", "γλυκύς", "dulce", "doce", "söt", of "makea": indien het restsuikergehalte meer dan 50 gram per liter bedraagt.

Indien het restsuikergehalte zodanig is dat twee van de in de vorige alinea genoemde aanduidingen kunnen worden gebruikt, mag de bereider of de importeur slechts één van deze aanduidingen gebruiken, naar keuze.

In afwijking van punt B 1, onder c), kan voor aromatische mousserende kwaliteitswijnen en aromatische v.m.q.p.r.d. bedoeld in bijlage V, punt I 3, onderscheidenlijk bijlage VI, punt K 10, de aanduiding van de soort product bedoeld in de eerste alinea, worden vervangen door de aanduiding van het door analyse bepaalde restsuikergehalte in gram per liter.

Voor vermelding van het type van het product, dat wordt bepaald door het restsuikergehalte, mogen alleen de in de eerste en derde alinea bedoelde aanduidingen op de etikettering worden gebruikt.

  • 4. 
    De naam of de firmanaam van de bereider, alsmede de naam van de gemeente of het deel van een gemeente en van de lidstaat waar deze zijn zetel heeft, worden vermeld:
  • voluit dan wel,
  • voor in de Gemeenschap bereide producten, door middel van een code, voorzover voluit de naam of de firmanaam is vermeld van de bij het verhandelen van het product betrokken persoon of groepering van personen, andere dan de bereider, alsmede de naam van de gemeente of het deel van een gemeente en van de lidstaat waar deze persoon of deze groepering zijn of haar hoofdkantoor heeft.
  • 5. 
    Wanneer de naam van een gemeente of deel van een gemeente op het etiket wordt vermeld om aan te geven waar de bereider of een andere bij het verhandelen van het product betrokken persoon zijn hoofdkantoor heeft, of waar het product wordt bereid, en deze aanduiding de naam van een bepaalde gebied in de zin van bijlage VI, punt A, bevat die niet die naam is de mag worden gebruikt voor de omschrijving van het betrokken product, wordt deze naam vermeld door middel van een code.

De lidstaten kunnen evenwel voor de omschrijving van op hun grondgebied bereide producten, met name voor de afmetingen van de letters van deze aanduiding, andere passende maatregelen voorschrijven, om verwarring omtrent de geografische oorsprong van de wijn te vermijden.

  • 6. 
    De voor de aanduiding van de bereidingswijze te gebruiken vermeldingen kunnen worden voorgeschreven in de uitvoeringsbepalingen.
  • E. 
    Gebruik van bepaalde specifieke vermeldingen
  • 1. 
    De naam van een andere geografische eenheid dan een bepaald gebied en kleiner dan een lidstaat of een derde land, mag alleen worden gebruikt ter aanvulling van de omschrijving van:
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn waarvoor de naam van een dergelijke geografische eenheid is toegewezen bij de uitvoeringsbepalingen, of
  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften zijn erkend als gelijkwaardig met die van bijlage V, punt I, voor mousserende kwaliteitswijn die de naam van een geografische eenheid draagt.

Deze aanduiding mag alleen worden gebruikt indien:

  • a) 
    zij voldoet aan de voorschriften van de lidstaat of van het derde land waar de mousserende wijn is bereid;
  • b) 
    de betrokken geografische eenheid nauwkeurig is afgebakend;
  • c) 
    alle druiven waaruit het product is verkregen, afkomstig zijn uit deze geografische eenheid, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur;
  • d) 
    voor een v.m.q.p.r.d., deze geografische eenheid ligt in het bepaalde gebied waarvan deze wijn de naam draagt;
  • e) 
    voor mousserende kwaliteitswijn, de naam van deze geografische eenheid niet is voorzien voor de omschrijving van een v.m.q.p.r.d.

In afwijking van de tweede alinea, onder c), kunnen de lidstaten toestaan dat ter aanvulling van de omschrijving van v.m.q.p.r.d. de naam wordt vermeld van een geografische eenheid die kleiner is dan een bepaald gebied, wanneer het product voor ten minste 85 % verkregen is uit in deze geografische eenheid geoogste druiven.

  • 2. 
    De naam van een wijnstokras mag alleen worden gebruikt ter aanvulling van de omschrijving van een product bedoeld in punt A 1:
  • onder a),

of

  • onder c), waarvoor de bereidingsvoorschriften zijn erkend als gelijkwaardig met die van bijlage V, punt I, of bijlage VI, punt K.

De naam van een wijnstokras of een synoniem van deze naam mag alleen worden vermeld indien:

  • a) 
    de teelt van dit ras en het gebruik van de daarvan afkomstige producten voldoen aan de communautaire bepalingen of aan de bepalingen van het derde land waar de gebruikte druiven zijn geoogst;
  • b) 
    dit ras voorkomt op een lijst die moet worden vastgesteld door de lidstaat waar de voor de samenstelling van de cuvée gebruikte producten zijn verkregen; voor v.m.q.p.r.d. wordt deze lijst vastgesteld overeenkomstig bijlage VI, punt B 1, of punt K 10, onder a);
  • c) 
    de naam van dit ras geen aanleiding kan geven tot verwarring met de naam van een bepaald gebied of een geografische eenheid die wordt gebruikt voor de omschrijving van een andere in de Gemeenschap voortgebrachte of ingevoerde wijn;
  • d) 
    de naam van dit wijnstokras niet in dezelfde uitdrukking wordt herhaald, behalve wanneer er meerdere rassen met die naam bestaan en die naam voorkomt op een door de producerende lidstaten vast te stellen lijst. Deze lijst wordt meegedeeld aan de Commissie die de andere lidstaten daarvan in kennis stelt;
  • e) 
    het product volledig is verkregen uit druiven die afkomstig zijn van het betrokken ras, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur en indien dit ras bepalend is voor het karakter van het betrokken product;
  • f) 
    de duur van het bereidingsprocédé, met inbegrip van de rijping in de productieonderneming, te rekenen vanaf de gisting die de cuveé mousserend moet maken, niet minder dan 90 dagen is geweest, en op voorwaarde dat de duur van de gisting die de cuvée mousserend moet maken en de duur van de aanwezigheid van de cuveé op de wijnmoer:
  • ten minste 60 dagen heeft bedragen,
  • ten minste 30 dagen heeft bedragen, indien de gisting heeft plaatsgevonden in recipiënten voorzien van agitatoren.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op mousserende wijn van het aromatische type, bedoeld in bijlage V, punt I 3, of in bijlage VI, punt K 10.

In afwijking van de tweede alinea, kunnen de producerende lidstaten:

  • de vermelding toestaan van de naam van één wijnstokras indien het product voor ten minste 85 % is verkregen uit druiven die afkomstig zijn van het betrokken ras, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur en indien dit ras bepalend is voor het karakter van het betrokken product,
  • de vermelding toestaan van de namen van twee wijnstokrassen indien alle druiven waaruit het product is verkregen, afkomstig zijn van beide betrokken rassen, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur, en indien het mengsel van deze beide rassen bepalend is voor het karakter van het betrokken product,
  • de vermelding beperken tot bepaalde namen van wijnstokrassen bedoeld in de tweede alinea.
  • 3. 
    De vermelding "gisting op fles" mag alleen worden gebruikt voor de omschrijving van:
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn

of

  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften als gelijkwaardig zijn erkend met die van bijlage V, punt I of van bijlage VI.

De in de eerste alinea genoemde vermelding mag alleen worden gebruikt indien

  • a) 
    het bewerkte product mousserend is gemaakt door een tweede alcoholische vergisting op fles;
  • b) 
    het bereidingsproces, met inbegrip van de rijping in het productiebedrijf, gerekend vanaf de gisting die is bestemd om de cuvée mousserend te maken, ten minste negen maanden heeft geduurd;
  • c) 
    de gisting die is bestemd om de cuvée mousserend te maken, en de aanwezigheid van de cuvée op de wijnmoer ten minste 60 dagen hebben geduurd;
  • d) 
    het bewerkte product van de wijnmoer is gescheiden door filtreren bij het oversteken of door degorgering.
  • 4. 
    De vermeldingen "gisting op de fles volgens de traditionele methode" of "traditionele methode" of "klassieke methode" of "traditionele klassieke methode" en de aanduidingen die voortkomen uit de vertaling van deze bewoordingen, mogen alleen worden gebruikt voor de omschrijving van:
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn

of

  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften als gelijkwaardig zijn erkend met die van bijlage V, punt I of van bijlage VI.

Het gebruik van een van de in de eerste alinea genoemde vermeldingen is alleen toegestaan indien het bewerkte product:

  • a) 
    mousserend is gemaakt door een tweede alcoholische vergisting op fles,
  • b) 
    zonder onderbreking gedurende ten minste negen maanden vanaf de samenstelling van de cuvée in dezelfde onderneming op de wijnmoer is gebleven,
  • c) 
    van de wijnmoer is gescheiden door degorgering.
  • 5. 
    De aanduiding van een bereidingsmethode die de naam van een bepaald gebied of van een andere geografische eenheid dan wel een van deze namen afgeleide bewoordingen bevat, mag alleen worden gebruikt voor de omschrijving van:
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn

of

  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften als gelijkwaardig zijn erkend met die van bijlage V, punt I of van bijlage VI.

Deze aanduiding is alleen toegestaan voor de omschrijving van een product dat recht heeft op een in de eerste alinea bedoelde geografische aanduiding.

  • 6. 
    Wat v.m.q.p.r.d. die aan de voorwaarden van punt 4, tweede alinea, voldoet betreft, zijn de volgende vermeldingen gereserveerd:
  • a) 
    "Winzersekt" voor in Duitsland bereide v.m.q.p.r.d. en "Hauersekt" voor in Oostenrijk bereide v.m.q.p.r.d., die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  • zij moeten zijn verkregen uit druiven die zijn geoogst in hetzelfde wijnbouwbedrijf, met inbegrip van groeperingen van wijnbouwers, waar de bereider in de zin van punt D 4, de voor de bereiding van v.m.q.p.r.d. bestemde druiven tot wijn verwerkt,
  • zij moeten door de in het eerste streepje bedoelde bereider in de handel worden gebracht en worden aangeboden met etiketten die gegevens bevatten over het wijnbouwbedrijf, het wijnstokras en de jaargang.

In de toepassingsbepalingen kunnen aanvullende voorwaarden worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van de benaming "Winzersekt" en het gebruik van gelijkwaardige benamingen in andere talen van de Gemeenschap. Volgens dezelfde procedure kan een lidstaat worden gemachtigd bijzondere, met name meer restrictieve, regels vast te stellen.

De in de voorgaande alinea's bedoelde benamingen mogen alleen in de oorspronkelijke taal worden gebruikt;

  • b) 
    "crémant" mag alleen worden gebruikt voor v.m.q.p.r.d.:
  • waaraan deze vermelding door de lidstaat waar de bereiding heeft plaatsgevonden, in combinatie met de naam van het bepaalde gebied is toegekend,
  • die afkomstig is van most verkregen uit de persing van - voor witte v.m.q.p.r.d. ongekneusde - druiven, tot een maximum van 100 liter per 150 kg geoogste druiven,
  • met een maximaal gehalte aan zwaveldioxide van 150 mg per liter,
  • met een restsuikergehalte van minder dan 50 g/l,

en

  • die is verkregen met inachtneming van de eventuele aanvullende bijzondere voorschriften die voor de bereiding en de aanbiedingsvorm van v.m.q.p.r.d. zijn vastgesteld door de lidstaat van bereiding.

In afwijking van het eerste streepje mogen de producenten van v.m.q.p.r.d. waaraan de betrokken lidstaat de vermelding "crémant" overeenkomstig deze bepaling niet toekent, die vermelding toch gebruiken, mits zij dat traditiegetrouw gedurende ten minste tien jaar vóór 1 juli 1996 ook al deden.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de gevallen waarin van deze afwijking gebruik is gemaakt.

  • 7. 
    Het oogstjaar mag alleen worden vermeld ter aanvulling van de omschrijving van
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn

of

  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften al gelijkwaardig zijn erkend met die van bijlage V, punt I, of van bijlage VI.

De vermelding van het oogstjaar is alleen toegestaan indien het product voor ten minste 85 % is verkregen uit druiven die in de loop van het betrokken jaar zijn geoogst, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur.

De lidstaten kunnen evenwel voor op hun grondgebied bereide v.m.q.p.r.d. voorschrijven dat het oogstjaar slechts mag worden vermeld indien het product volledig is bereid uit druiven die in de loop van het betrokken jaar zijn geoogst, met uitzondering van de producten die aanwezig zijn in de liqueur de tirage of in de dosagelikeur.

  • 8. 
    Een aanduiding betreffende een hogere kwaliteit is toegestaan voor:
  • v.m.q.p.r.d.,
  • mousserende kwaliteitswijn

of

  • mousserende wijn van oorsprong uit een derde land, waarvoor de bereidingsvoorschriften als gelijkwaarding zijn erkend met die van bijlage V, punt I, of bijlage VI, punt K.
  • 9. 
    De naam van een lidstaat of een derde land of het daarvan afgeleide adjectief, gecombineerd met de in punt D 2, genoemde verkoopbenaming, mag slechts worden vermeld wanneer dit product uitsluitend verkregen is uit druiven die zijn geoogst en tot wijn zijn bereid op het grondgebied van de lidstaat of het derde land waar het product is bereid.
  • 10. 
    De omschrijving van een product bedoeld in punt A 1, mag alleen worden aangevuld met een aanduiding of een teken dat verwijst naar een na deelneming aan een wedstrijd verkregen medaille of prijs of naar enige andere onderscheiding, indien deze zijn verleend door een officiële of officieel te dien einde erkende instantie, voor een bepaalde hoeveelheid van het betrokken product.
  • 11. 
    De vermeldingen "Premium" of "Réserve" mogen alleen worden gebruikt ter aanvulling van:
  • de vermelding "mousserende kwaliteitswijn"

of

  • de in punt D 2, onder c), opgesomde vermeldingen.
  • 12. 
    Indien nodig kunnen de uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:
  • a) 
    de voorwaarden voor het gebruik:
  • van de in punt 8 bedoelde aanduiding,
  • van andere aanduidingen betreffende de bereidingswijze dan bedoeld in de punten 3 tot en met 6,
  • van aanduidingen betreffende bijzondere kenmerken van de wijnstokrassen waaruit het product in kwestie is verkregen;
  • b) 
    een lijst van de in punt a) genoemde aanduidingen.
  • F. 
    Talen die voor de etikettering mogen worden gebruikt

De aanduidingen bedoeld:

  • in punt B moeten worden vermeld in een of meer officiële talen van de Gemeenschap, zodat de eindverbruiker elke aanduiding gemakkelijk kan begrijpen;
  • in punt C moeten worden vermeld in een of meer officiële talen van de Gemeenschap.

De lidstaten mogen voor de producten die op hun grondgebied in het verkeer worden gebracht, toestaan dat deze aanduidingen ook in een andere dan een officiële taal van de Gemeenschap worden vermeld, wanneer zulks vanouds gebruikelijk is in de betrokken lidstaat of op een deel van zijn grondgebied.

Evenwel:

  • a) 
    wordt de aanduiding van
  • voor v.m.q.p.r.d., de naam van het bepaalde gebied bedoeld in punt B 4, tweede streepje,
  • voor v.m.q.p.r.d. of mousserende kwaliteitswijn, de naam van een andere geografische eenheid bedoeld in punt E 1,

uitsluitend vermeld in de officiële taal van de lidstaat op wiens grondgebied de bereiding heeft plaatsgevonden; wanneer zij in Griekenland zijn bereid, mogen voor deze producten de aanduidingen worden herhaald in een of meer andere officiële talen van de Gemeenschap;

  • b) 
    is voor producten van oorsprong uit derde landen:
  • het gebruik van een officiële taal van het derde land waar de bereiding heeft plaatsgevonden, toegestaan op voorwaarde dat de in punt B 1, genoemde aanduidingen ook in een officiële taal van de Gemeenschap worden vermeld,
  • kan voor deze producten de vertaling in een officiële taal van de Gemeenschap van bepaalde aanduidingen bedoeld in punt C worden geregeld door uitvoeringsbepalingen;
  • c) 
    mogen voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap en bestemd voor de uitvoer, de in punt B 1, bedoelde aanduidingen die zijn gesteld in een officiële taal van de Gemeenschap, worden herhaald in een andere taal.
  • G. 
    Aanbiedingsvorm
  • 1. 
    De in punt A 1, genoemde producten mogen slechts met het oog op de verkoop in voorraad worden gehouden of in het verkeer worden gebracht in glazen flessen die:
  • a) 
    gesloten zijn met:
  • een paddestoelvormige stop van kurk of van een ander materiaal dat met levensmiddelen in contact mag komen, die met een korfsluiting aan de fles is bevestigd en in voorkomend geval is bedekt met een capsule en bekleed met een folie die de stop geheel en de hals van de fles geheel of gedeeltelijk omsluit, dan wel met
  • een andere passende sluiting wanneer het flessen met een nominale inhoud van 0,20 liter of minder betreft, en
  • b) 
    voorzien zijn van een etikettering die aan deze verordening voldoet.

De in de eerste alinea, onder a), eerste en tweede streepje, bedoelde sluiting mag niet bekleed zijn met een capsule of folie vervaardigd op basis van lood.

Voor de in punt A 1, bedoelde producten die worden bereid door een tweede gisting op fles zoals bedoeld in punt E 3 en 4, kunnen evenwel uitzonderingen voor mousserende wijn waarvan de bereiding nog niet is voltooid, in flessen die gesloten zijn met een voorlopige stop en die niet geëtiketteerd zijn:

  • a) 
    worden vastgesteld door de producerende lidstaat, op voorwaarde dat deze wijnen:
  • zijn bestemd om een v.m.q.p.r.d. te worden,
  • zich alleen in het verkeer bevinden tussen bereiders binnen het betrokken bepaalde gebied,
  • vergezeld gaan van een geleidedocument

en

  • worden onderworpen aan specifieke controles;
  • b) 
    tot en met 31 december 2001 worden toegepast voor bereiders van mousserende kwaliteitswijnen die daar van de betrokken lidstaat uitdrukkelijk een vergunning voor hebben gekregen en die de door die lidstaat bepaalde voorschriften naleven, met name op het gebied van de controle.

Vóór 30 juni 2000 brengen de betrokken lidstaten aan de Commissie verslag uit over de toepassing van deze uitzondering. De Commissie dient in voorkomend geval de nodige voorstellen in om de uitzondering te laten voortbestaan.

  • 2. 
    Het bottelen in flessen van het type "mousserende wijn" of een soortgelijk type, die voorzien zijn van een sluiting als bedoeld in punt 1, onder a), met het oog op de verkoop, het in het verkeer brengen of de uitvoer, is alleen toegestaan voor:
  • de in punt A 1, bedoelde producten,
  • dranken waarvoor deze aanbiedingsvorm vanouds gebruikelijk is en die:
  • voldoen aan de in de punten 17 en 18 van bijlage I opgenomen definities van parelwijn en van parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd,

of

  • zijn verkregen door alcoholische gisting van vruchten of andere landbouwproducten, met name de producten bedoeld in bijlage VII, punt C 2, en de producten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1601/91(1),

of

  • een effectief alcoholvolumegehalte hebben dat niet hoger is dan 1,2 % vol;
  • producten welke ondanks het gebruik van deze verpakking niet tot verwarring kunnen leiden of de consument niet kunnen misleiden omtrent de ware aard van het product.
  • 3. 
    Voorzover de wijze van etikettering niet in deze bijlage is geregeld, kan dat gebeuren door middel van uitvoeringsbepalingen, met name met betrekking tot:
  • a) 
    het aanbrengen van de etiketten op de recipiënten;
  • b) 
    de minimumafmetingen van de etiketten;
  • c) 
    de verdeling over de etiketten van de aanduidingselementen;
  • d) 
    de afmetingen van de letters op de etiketten;
  • e) 
    het gebruik van tekens, afbeeldingen of merken.
  • 4. 
    Onverminderd punt 5 moeten, wanneer op de verpakking van een in punt A 1 bedoeld product één of meer aanduidingen betreffende het verpakte product zijn aangebracht, die aanduidingen voldoen aan deze verordening.
  • 5. 
    Wanneer de recipiënten die een in punt A 1 bedoeld product bevatten, met het oog op verkoop aan de eindverbruiker worden aangeboden in een verpakking, moet die verpakking voorzien zijn van een etikettering die voldoet aan deze verordening.

Er worden voorschriften vastgesteld om te strenge eisen te vermijden voor specifieke verpakkingen die kleine hoeveelheden producten bedoeld in punt A 1 apart of samen met andere producten bevatten.

  • H. 
    Merken
  • 1. 
    Wanneer de omschrijving en aanbiedingsvorm van en de reclame voor de in punt A 1 bedoelde producten worden aangevuld met merken, mogen die geen woorden, woordgedeelten, tekens of afbeeldingen bevatten die:
  • a) 
    verwarring of misleiding kunnen veroorzaken van de personen voor wie zij bestemd zijn in de zin van artikel 48

of

  • b) 
    verward kunnen worden met de omschrijving of een deel daarvan van een tafelwijn, van een v.q.p.r.d., met inbegrip van een v.m.q.p.r.d. of van een ingevoerde wijn waarvan de omschrijving onder communautaire voorschriften valt, of met de omschrijving van een ander in punt A 1 bedoeld product, of die gelijk zijn aan de omschrijving van zo'n product zonder dat de voor de samenstelling van de cuvée van de betreffende mousserende wijn gebruikte producten aanspraak maken op deze omschrijving of aanbiedingsvorm.
  • 2. 
    In afwijking van punt 1, onder b), kan de houder van een bekend en geregistreerd merk voor een in punt A 1 bedoeld product dat woorden bevat die gelijk zijn aan de naam van een bepaald gebied of aan de naam van een geografische eenheid kleiner dan een bepaald gebied, ook al heeft hij niet het recht op die naam uit hoofde van punt 1, dit merk blijven gebruiken, wanneer het overeenstemt met de identiteit van zijn oorspronkelijke houder of naamgever, mits de registratie van het merk ten minste 25 jaar vóór de officiële erkenning van de betreffende geografische naam overeenkomstig artikel 54, lid 4, is verricht door de producerende lidstaten voor wat betreft v.q.p.r.d., en het merk daadwerkelijk zonder onderbreking is gebruikt.

Merken die aan de in de eerste alinea gestelde eisen voldoen, mogen niet worden gebruikt om zich te verzetten tegen het gebruik van de namen van geografische eenheden die worden gebruikt voor de omschrijving van een v.q.p.r.d.

  • I. 
    Algemene bepalingen
  • 1. 
    Onverminderd punt F 1 staat iedere lidstaat de omschrijving en aanbiedingsvorm toe van in punt A 1 bedoelde producten van oorsprong uit andere lidstaten die op zijn grondgebied in het verkeer worden gebracht, indien die voldoen aan de communautaire voorschriften en uit hoofde van deze verordening zijn toegelaten in de lidstaat waar het product is bereid.
  • 2. 
    De omschrijving en aanbiedingsvorm van en de reclame voor andere dan in punt A 1 bedoelde producten mogen niet stellen, impliceren of suggereren dat het betrokken product een mousserende wijn is.
  • 3. 
    De in punt D 2 bedoelde verkoopbenamingen mogen alleen worden gebruikt voor de in punt A 1 bedoelde producten.

De lidstaten mogen evenwel toestaan dat de aanduiding "mousserende wijn" in de vorm van een samengestelde benaming wordt gebruikt voor de omschrijving van een drank van GN code 2206 00 91, verkregen door alcoholvergisting van een vrucht of van een andere landbouwgrondstof, wanneer deze benamingen van oudsher worden gebruikt overeenkomstig de op 29 november 1985 bestaande wetgeving.

  • 4. 
    De in punt 3, tweede alinea bedoelde samengestelde benamingen worden op de etikettering aangebracht in letters van hetzelfde type, dezelfde kleur en van een zodanige grootte dat zij duidelijk van andere vermeldingen zijn te onderscheiden.
  • 5. 
    V.m.q.p.r.d. mogen alleen in het verkeer worden gebracht als de naam van het bepaalde gebied waarop zij recht hebben, op de kurk is vermeld en als de flessen bij het vertrek van de plaats van bereiding al van een etiket waren voorzien.

Wat de etikettering betreft, zijn uitzonderingen evenwel mogelijk, mits een adequate controle verzekerd is.

  • 6. 
    Voor de toepassing van punt 5 worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld; dat geldt ook voor de afwijkingen met betrekking tot de in punt 5, eerste alinea, bedoelde vermelding op de kurk, wanneer bij controle door de bevoegde instantie een mousserende wijn niet als v.m.q.p.r.d. wordt erkend.
  • (1) 
    PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.