Besluit 2000/125 - Sluiting van de overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen ("parallelle overeenkomst") - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
2000/125/EG: Besluit van de Raad van 31 januari 2000 betreffende de sluiting van de overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen ("parallelle overeenkomst")
Publicatieblad Nr. L 035 van 10/02/2000 blz. 0012 - 0013
BESLUIT VAN DE RAAD
van 31 januari 2000
betreffende de sluiting van de overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen ("parallelle overeenkomst")
(2000/125/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder de artikelen 95 en 133, juncto artikel 300, lid 2, eerste zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien de instemming van het Europees Parlement(2),
-
(1)Overwegende dat de Raad bij besluit van 3 november 1997 de Commissie heeft gemachtigd onderhandelingen te voeren in het kader van de VN/ECE over eeen overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen ("parallele overeenkomst");
-
(2)Overwegende dat het resultaat van die onderhandelingen was dat de parallele overeenkomst op 25 juni 1998 werd opengesteld voor ondertekening; dat de Gemeenschap de overeenkomst heeft ondertekend op 18 oktober 1999;
-
(3)Overwegende dat er reeds internationale harmonisatie in de automobielsector plaatsvindt in het kader van de herziene overeenkomst van 1958 betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen, en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("de overeenkomst van 1958"), waarbij de Gemeenschap op 24 maart 1998 partij is geworden;
-
(4)Overwegende dat sluiting van de parallelle overeenkomst een doel is van de overeenkomstig artikel 133 van het Verdrag gevoerde handelspolitiek, die opheffing beoogt van bestaande technische handelsbelemmeringen tussen de overeenkomstsluitende partijen in de sector motorvoertuigen en het onststaan van nieuwe handelsbelemmeringen wil voorkomen; dat de betrokkenheid van de Gemeenschap zal zorgen voor samenhang tussen de harmonisatiewerkzaamheden krachtens de overeenkomst van 1958 en die van de parallele overeenkomst, waardoor de toegang tot de markten van derde landen gemakkelijker zal worden;
-
(5)Overwegende dat met de sluiting van de overeenkomst door de Gemeenschap een specifiek institutioneel kader tot stand komt door de instelling van procedures van samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen; dat de instemming van het Europees Parlement derhalve vereist is;
-
(6)Overwegende dat passende praktische regelingen dienen te worden getroffen met betrekking tot de betrokkenheid van de Gemeenschap bij de parallelle overeenkomst;
-
(7)Overwegende dat de Commissie aan alle in de parallelle overeenkomst vastgelegde eisen inzake kennisgeving moet voldoen; dat de parallelle overeenkomst parallel met de overeenkomst van 1958 moet werken; dat beide overeenkomsten zullen functioneren in het kader van de VN/ECE, met gebruikmaking van dezelfde in dat kader ingestelde werkgroepen en faciliteiten;
-
(8)Overwegende dat de parallelle overeenkomst een kader schept voor het met eenparigheid van stemmen vastleggen van mondiale technische reglementen in het wereldregister; dat vanwege de parallelle werking van beide overeenkomsten in principe krachtens beide overeenkomsten in de comités wordt gestemd over de door de werkgroepen opgestelde technische ontwerp-reglementen; dat in het kader van de overeenkomst van 1958 een besluitvormingsprocedure is ingesteld; dat over de stem van de Gemeenschap in het kader van de parallelle overeenkomst volgens dezelfde procedure en bij dezelfde gelegenheid beslist kan worden als over haar stem in het kader van de overeenkomst van 1958;
-
(9)Overwegende dat het, in gevallen waarin alleen krachtens de parallelle overeenkomst over een voorschrift wordt gestemd, mogelijk is de bepaling van de stem van de Gemeenschap te delegeren aan de Commissie, die wordt bijgestaan door het regelgevend comité, omdat het vastgestelde mondiaal reglement in een later stadium voor aanneming moet worden onderworpen aan de procedure van de artikelen 95 en 251 van het Verdrag;
-
(10)Overwegende dat de stem van de Gemeenschap met betrekking tot een voorgestelde wijziging van de parallelle overeenkomst dient te worden bepaald volgens de procedure die bij de de goedkeuring van die overeenkomst is gevolgd; dat ten aanzien van het maken van bezwaar tegen een wijziging van de parallelle overeenkomst, nadat met eenparigheid van stemmen vóór de wijziging is gestemd, rekening houdende met de in de overeenkomst vastgelegde termijnen, de Commissie het standpunt van de Gemeenschap volgens een minder complexe procedure mag bepalen;
-
(11)Overwegende dat de parallelle overeenkomst moet worden goedgekeurd,
BESLUIT:
Artikel 1
De overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen, hierna de "parallelle overeenkomst" genoemd, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd, voorzover zij daartoe bevoegd is.
De tekst van de parallelle overeenkomst staat in bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is tot nederlegging van het instrument van bekrachtiging overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de parallelle overeenkomst en tot het afleggen van de in bijlage II bij dit besluit opgenomen verklaring.
Artikel 3
De Commissie verricht de in de overeenkomst vastgelegde kennisgevingen, met name de kennisgevingen ingevolge de artikelen 7, 9, 12 en 15.
Artikel 4
De praktische regelingen voor de deelneming door de Gemeenschap en de lidstaten aan de parallelle overeenkomst staan in bijlage III.
Artikel 5
-
1.De Gemeenschap stemt voor de vaststelling van een ontwerp van een mondiaal technisch reglement of een ontwerp-wijziging van een dergelijk reglement,
-
-indien het besluit van de Gemeenschap om vóór het parallelle ontwerp van technisch reglement te stemmen genomen is volgens één van de twee procedures van artikel 4, lid 2, van Besluit 97/836/EG van de Raad(3),
-
-indien de vaststelling van een mondiaal technisch reglement of een wijziging van zulk een reglement niet parallel met de vaststelling van een reglement of een wijziging van zulk een reglement krachtens de overeenkomst van 1958 plaatsvindt, en het ontwerp is goedgekeurd volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG(4).
-
2.Wanneer er geen goedkeuring overeenkomstig lid 2 wordt gegeven, stemt de Gemeenschap tegen de vastlegging van een mondiaal technisch reglement in het wereldregister.
-
3.Het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de opname en de herbevestiging van opname in het compendium van mogelijke technische reglementen en met betrekking tot de regeling van geschillen tussen overeenkomstsluitende partijen wordt voorzover van toepassing, vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.
Artikel 6
-
1.De Gemeenschap stemt voor een voorgestelde wijziging van de parallelle overeenkomst, wanneer de voorgestelde wijziging is goedgekeurd volgens de voor goedkeuring van de overeenkomst gevolgde procedure. Indien die procedure niet tijdig, voordat de stemming plaatsvindt, is afgerond, stemt de Commissie namens de Gemeenschap tegen de wijziging.
-
2.Het besluit om bezwaar te maken tegen een wijziging van de parallelle overeenkomst wordt genomen volgens de procedure van artikel 5, lid 1, tweede streepje.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2000.
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.PINA MOURA
-
(1)PB C 87 van 29.3.1999, blz. 1.
-
(2)Instemming betuigd op 15 december 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(3)PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.
-
(4)PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.