Richtlijn 2000/17 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van btw - overgangsbepalingen voor Oostenrijk en Portugal - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
|
Richtlijn 2000/17/EG van de Raad van 30 maart 2000 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - overgangsbepalingen voor de Republiek Oostenrijk en de Republiek Portugal
Publicatieblad Nr. L 084 van 05/04/2000 blz. 0024 - 0025
Richtlijn 2000/17/EG van de Raad
van 30 maart 2000
tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde - overgangsbepalingen voor de Republiek Oostenrijk en de Republiek Portugal
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Op grond van punt 2, onder e), van bijlage XV - deel IX "Belastingen" van de Toetredingsakte van 1994 werd aan de Republiek Oostenrijk toestemming verleend om af te wijken van artikel 28, lid 2, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(3), hierna "zesde BTW-richtlijn" te noemen en om tot en met 31 december 1998 een verlaagd tarief toe te passen op de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 10 %.
-
(2)Sedert 1 januari 1999 moet de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik in Oostenrijk op grond van artikel 13, titel B, onder b), van de zesde BTW-richtlijn zijn vrijgesteld van BTW, zonder recht op aftrek van de voorbelasting; uit hoofde van artikel 13, titel C, onder a), van die richtlijn kan Oostenrijk evenwel aan de belastingplichtigen het recht toekennen om voor de belasting te kiezen. In dat geval moet het normale BTW-tarief worden toegepast, alsook de normale regels voor het recht op aftrek.
-
(3)De Republiek Oostenrijk is van oordeel dat de maatregel onmisbaar blijft, met name omdat de overgangsregeling voor de BTW nog steeds van toepassing is en de toestand sedert de onderhandelingen over de Toetredingsakte van 1994 niet echt is gewijzigd.
-
(4)De Republiek Oostenrijk wijst er bovendien op dat afschaffing van het verlaagd tarief van 10 % voor de eindgebruiker onvermijdelijk tot een stijging van de huurprijzen voor onroerend goed zou leiden.
-
(5)De Republiek Portugal paste op 1 januari 1991 een verlaagd tarief van 8 % toe voor restauratie. Uit hoofde van artikel 28, lid 2, onder d), van de zesde BTW-richtlijn, mocht de Republiek Portugal dit tarief blijven toepassen. Na een algemene aanpassing van de tarieven, en om politieke en budgettaire redenen, is met ingang van 1992 op deze diensten het normale tarief toegepast.
-
(6)De Republiek Portugal wenst opnieuw een verlaagd tarief voor deze diensten in te voeren, omdat de handhaving van het normale tarief negatieve gevolgen zou hebben gehad, met name op het vlak van de werkgelegenheid en de toename van het zwartwerk. De toepassing van het normale tarief zou bovendien de prijzen van de restauratie voor de eindverbruiker hebben doen stijgen.
-
(7)Aangezien de afwijkingen in kwestie betrekking hebben op dienstverrichtingen binnen een lidstaat kan het gevaar voor concurrentievervalsing als onbestaand worden beschouwd.
-
(8)Onder deze omstandigheden kan zowel voor de Republiek Oostenrijk als voor de Republiek Portugal de terugkeer naar de vorige situatie worden overwogen, voorzover de toepassing van de afwijkingen beperkt blijft tot de in artikel 28 terdecies van de zesde BTW-richtlijn vastgestelde overgangsperiode. De Republiek Oostenrijk moet echter de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het verlaagd tarief geen negatieve gevolgen heeft voor de eigen middelen van de Europese Gemeenschappen uit de BTW, waarvoor de berekeningsgrondslag opnieuw moet worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89(4),
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN AANGENOMEN:
Artikel 1
Aan artikel 28, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG, worden de volgende punten toegevoegd:
"j) de Republiek Oostenrijk mag een van de twee verlaagde tarieven als bedoeld in artikel 12, lid 3, onder a), derde alinea, toepassen op de verhuring van onroerend goed voor residentieel gebruik, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 10 %;
-
k)de Republiek Portugal mag een van de twee verlaagde tarieven als bedoeld in artikel 12, lid 3, onder a), derde alinea, toepassen voor restauratie, op voorwaarde dat dit tarief niet lager ligt dan 12 %.".
Artikel 2
-
1.De in artikel 1 genoemde lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
-
2.De in artikel 1 genoemde lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 1999 tot het einde van de in artikel 28 terdecies van de zesde BTW-richtlijn bedoelde overgangsperiode.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 maart 2000.
Voor de Raad
De voorzitter
-
J.Sócrates
-
(1)Advies uitgebracht op 15 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
-
(2)PB C 75 van 15.3.2000, blz. 21.
-
(3)PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/85/EG (PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34).
-
(4)PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.