Verordening 2000/99 - Bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000R0099

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000R0099

Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad van 29 december 1999 betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië

Publicatieblad Nr. L 012 van 18/01/2000 blz. 0001 - 0009

VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 99/2000 VAN DE RAAD

van 29 december 1999

betreffende bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 308,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Gemeenschap heeft, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Dublin en Rome in 1990, een programma voor technische bijstand aan de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken bij de hervorming en het herstel van haar economie opgesteld.
  • (2) 
    Bij Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie(2) zijn de voorwaarden voor deze technische bijstand vastgesteld en is bepaald dat deze maatregel wordt uitgevoerd van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999.
  • (3) 
    Deze bijstand heeft reeds een aanzienlijke invloed gehad op de hervormingen in de in bijlage I genoemde partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië ("de partnerstaten").
  • (4) 
    Er wordt in deze verordening voor de gehele looptijd ervan een financieel referentiebedrag opgenomen in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(3), waarbij de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten.
  • (5) 
    Deze bijstand kan slechts volledig doeltreffend zijn indien vorderingen worden gemaakt met de verwezenlijking van een vrije en open democratische samenleving waarin de mensenrechten, de rechten van minderheden en de rechten van de inheemse bevolking worden gerespecteerd, en een marktgericht economisch stelsel.
  • (6) 
    Verdere bijstand is noodzakelijk ter bevordering van de nucleaire veiligheid in de partnerstaten.
  • (7) 
    Het voortzetten van de bijstand zal bijdragen tot de verwezenlijking van de gezamenlijke doelstellingen, met name in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en de overeenkomsten inzake economische samenwerking die met de partnerstaten zijn gesloten.
  • (8) 
    In voorkomend geval zal in de bijstandsverlening uit hoofde van deze verordening naar behoren rekening worden gehouden met de door de Europese Raad aangenomen gemeenschappelijke strategieën.
  • (9) 
    Het is dienstig prioriteiten op te stellen voor deze bijstand, die mede worden bepaald door de gemeenschappelijke belangen van de Gemeenschap en de partnerstaten.
  • (10) 
    Bij de bijstand dienen de uiteenlopende behoeften en prioriteiten van de belangrijkste gebieden waarop deze verordening van toepassing is in aanmerking te worden genomen.
  • (11) 
    De ervaring heeft uitgewezen dat de bijstand van de Gemeenschap doeltreffender is wanneer hij wordt geconcentreerd op een beperkt aantal gebieden binnen elk partnerland.
  • (12) 
    De ontwikkeling van economische banden en handelsstromen tussen de partnerstaten onderling die bijdragen tot hervorming en herstructurering van de economie dient te worden gestimuleerd.
  • (13) 
    Regionale en subregionale samenwerking moet worden bevorderd, in het bijzonder in relatie tot de Noordelijke Dimensie en in het Zwarte-Zeegebied.
  • (14) 
    Grensoverschrijdende samenwerking moet worden bevorderd, met name aan de grenzen tussen de partnerstaten en de Unie, tussen de partnerstaten en de Midden- en Oost-Europese landen en tussen de partnerstaten onderling.
  • (15) 
    De nu ingezette economische hervorming en herstructurering en het doelmatig beheer van dit programma vereisen een meerjarige benadering.
  • (16) 
    Om de duurzaamheid van de hervormingen op de lange termijn te waarborgen moet voldoende aandacht worden geschonken aan de sociale aspecten van de hervormingen en de ontwikkeling van de civiele samenleving.
  • (17) 
    Integratie van de milieuaspecten in het programma is van centraal belang voor de duurzaamheid op de lange termijn van de economische hervormingen en ontwikkeling.
  • (18) 
    De ontwikkeling van menselijke hulpbronnen, onderwijs en opleiding daaronder begrepen, is van belang voor de hervormingen en herstructurering.
  • (19) 
    De kwaliteit van de bijstand dient te worden verhoogd door een deel van de projecten op basis van concurrentie te selecteren.
  • (20) 
    Teneinde op passende wijze te kunnen voorzien in de meest acute behoeften van de partnerstaten in het huidige stadium van hun economische hervorming, moet worden toegestaan dat een bepaald gedeelte van de financiële toewijzing wordt aangewend voor economisch verantwoorde investeringsfinanciering, met name ten aanzien van grensoverschrijdende samenwerking, stimulering van het midden- en kleinbedrijf, milieu-infrastructuur en netwerken die voor de Gemeenschap van strategische belang zijn.
  • (21) 
    De bijstand van de Gemeenschap kan in bepaalde gevallen effectiever, efficiënter en zichbaarder zijn indien hij gedecentraliseerd wordt opgezet.
  • (22) 
    Werkelijke concurrentie tussen bedrijven, organisaties en instellingen die aan de door het programma gefinancierde activiteiten wensen deel te nemen, dient te worden gewaarborgd.
  • (23) 
    De bijstand van de Gemeenschap zal des te effectiever zijn indien de inzet van de partnerstaten is gewaarborgd.
  • (24) 
    Het is wenselijk dat de Commissie bij de uitvoering van de bijstandsmaatregelen van de Gemeenschap wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten.
  • (25) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4).
  • (26) 
    De procedures voor inschrijving en gunning van opdrachten moeten in overeenstemming zijn met het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen ("het Financieel Reglement").
  • (27) 
    De bepalingen betreffende inschrijving en gunning van opdrachten alsmede de beginselen voor de gunning van opdrachten worden toegepast totdat er wetgeving tot wijziging van titel IX van het Financieel Reglement in werking treedt om een grondslag te bieden voor uitvoeringsbepalingen die van toepassing zijn op alle buitenlandse bijstandsprogramma's van de Gemeenschap.
  • (28) 
    Behalve natuurlijke personen en rechtspersonen van de lidstaten en de partnerstaten moeten ook natuurlijke personen en rechtspersonen van landen waarop het Phare-programma van toepassing is en, indien een specifieke deskundigheid is vereist, van Middellandse-Zeelanden, aan inschrijvingen kunnen deelnemen.
  • (29) 
    Er moeten jaarlijks voortgangsverslagen over de uitvoering van de bijstandsprogramma's worden opgesteld.
  • (30) 
    De Verdragen voorzien voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308 van het EG-Verdrag en artikel 203 van het EGA-Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2006 voert de Gemeenschap, overeenkomstig de criteria van deze verordening, een programma uit ter bevordering van de overgang naar een markteconomie en ter versterking van de democratie en de rechtsstaat in de in bijlage I genoemde partnerstaten (hierna "partnerstaten" te noemen).

Artikel 2

  • 1. 
    Het programma is gebaseerd op de beginselen en doelstellingen die zijn neergelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en de overeenkomsten inzake handel en economische samenwerking, in het kader waarvan de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en de partnerstaten samenwerken ter ondersteuning van initiatieven van gemeenschappelijk belang.
  • 2. 
    In het programma wordt gestreefd naar een maximaal effect door concentratie op een beperkt aantal initiatieven van betekenis, zonder kleinschalige projecten uit te sluiten wanneer die geschikt zijn. De hierna genoemde indicatieve programma's en actieprogramma's hebben daarom betrekking op ten hoogste drie van de in bijlage II opgesomde in aanmerking komende intersectorale samenwerkingsgebieden. Waar van toepassing wordt behalve aan deze drie gebieden tevens ondersteuning geboden voor nucleaire veiligheid. In het programma wordt rekening gehouden met de uiteenlopende behoeften en prioriteiten van de voornaamste regio's waarop deze verordening van toepassing is, met name de noodzaak van bevordering van de democratie en de rechtsstaat.
  • 3. 
    Bijzondere aandacht wordt geschonken aan:
  • de noodzaak van beperking van milieurisico's en verontreiniging, waaronder grensoverschrijdende verontreiniging,
  • bevordering van een duurzaam gebruik van de natuurlijke rijkdommen, waaronder de energiebronnen, alsmede
  • de sociale aspecten van de overgang.
  • 4. 
    Het programma stimuleert de interstatelijke, interregionale en grensoverschrijdende samenwerking tussen de partnerstaten onderling, tussen de partnerstaten en de Unie en tussen de partnerstaten en de Midden- en Oost-Europese landen.

De interstatelijke en interregionale samenwerking is in de eerste plaats bedoeld om de partnerstaten te helpen bij de bepaling en uitvoering van maatregelen die beter op meerlandenbasis dan op nationaal niveau kunnen worden ondernomen, zoals het stimuleren van netwerken, samenwerking op milieugebied en maatregelen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

De grensoverschrijdende samenwerking is in de eerste plaats bedoeld om:

  • a) 
    grensregio's te helpen hun specifieke ontwikkelingsproblemen op te lossen,
  • b) 
    de koppeling van netwerken aan beide zijden van de grens, bijvoorbeeld grensovergangsfaciliteiten, te bevorderen,
  • c) 
    het overgangsproces in de partnerstaten te versnellen door middel van samenwerking met grensregio's in de Europese Unie of in de Midden- en Oost-Europese landen, en
  • d) 
    grensoverschrijdende milieurisico's en verontreiniging te verminderen.
  • 5. 
    Wat nucleaire veiligheid betreft concentreert het programma zich op drie prioriteiten:
  • a) 
    ondersteuning van de bevordering van een effectieve nucleaire veiligheidscultuur in overeenstemming met de beginselen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid, met name door permanente steun voor regulerende lichamen en, wat de kerninstallaties betreft, door bijstand ter plaatse, waaronder verstrekking van uitrusting, waar die bijstand het meest noodzakelijk is;
  • b) 
    ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van strategieën voor gebruikte splijtstoffen, ontmanteling, en beheer van nucleaire afvalstoffen, waaronder in Noordwest-Rusland in het kader van een ruimere internationale samenwerking;
  • c) 
    bijdragen tot relevante, door de Europese Unie gesteunde internationale initiatieven, zoals het initiatief van G7/EU inzake de sluiting van Tsjernobyl.

Het programma ondersteunt tevens de toepassing van doeltreffende veiligheidscontrolemaatregelen voor kernmateriaal.

  • 6. 
    In het programma wordt rekening gehouden met:
  • de evoluerende en uiteenlopende behoeften en prioriteiten van de partnerstaten, individueel en als regio's, en onder meer met het kader van de uitbreiding;
  • de absorptiecapaciteit van de partnerstaten;
  • de vorderingen met de democratische en marktgerichte hervormingen in de partnerstaten.

Bij de uitvoering van de maatregelen wordt rekening gehouden met:

  • de noodzaak van duurzame economische ontwikkeling,
  • de sociale gevolgen van de hervormingsmaatregelen,
  • de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen,
  • het duurzame gebruik van natuurlijke rijkdommen en de eerbiediging van het milieu.

TITEL I

INDICATIEVE PROGRAMMA'S EN ACTIEPROGRAMMA'S

Artikel 3

  • 1. 
    De bijstand wordt uitgevoerd in het kader van nationale programma's, meerlandenprogramma's en andere programma's.
  • 2. 
    De nationale programma's en meerlandenprogramma's omvatten indicatieve programma's en actieprogramma's.
  • 3. 
    Volgens de procedure van artikel 13, lid 2, worden indicatieve programma's met een looptijd van drie tot vier jaar opgesteld. In deze programma's worden de belangrijkste doelstellingen en richtsnoeren van de communautaire bijstand op de in bijlage II opgesomde samenwerkingsgebieden omschreven; en voorts, voorzover mogelijk, indicatieve financiële ramingen opgenomen. Voor de indicatieve programma's worden vastgesteld, bespreekt de Commissie met het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité de in overleg met de partnerstaten te bepalen prioriteiten.
  • 4. 
    Ieder jaar of om de twee jaar worden op basis van de in lid 3 bedoelde indicatieve programma's actieprogramma's vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 13, lid 2. Deze actieprogramma's bevatten een lijst van de binnen de in bijlage II opgesomde samenwerkingsgebieden te financieren projecten. De inhoud van de programma's wordt voldoende gedetailleerd beschreven, zodat het in artikel 13 bedoelde comité advies kan uitbrengen.
  • 5. 
    Ten behoeve van in de nationale actieprogramma's opgenomen maatregelen wordt door de Commissie en iedere partnerstaat een financieringsmemorandum gesloten. Ten behoeve van dit memorandum wordt tussen de Gemeenschap en de partnerstaat een dialoog gevoerd waarin hun gemeenschappelijke belangen besproken worden, met name in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.
  • 6. 
    Indien de omstandigheden zulks vereisen, kunnen de indicatieve programma's en actieprogramma's gedurende de toepassingsperiode volgens de procedure als bedoeld in artikel 13, lid 2, worden gewijzigd.

Artikel 4

  • 1. 
    In aanvulling op de nationale actieprogramma's wordt een stimuleringsregeling vastgesteld die bij de toewijzing van middelen een vorm van concurrentie invoert ter bevordering van de kwaliteit. Om de gewenste concentratie te bereiken, dienen de in het kader van de regeling te financieren projecten betrekking te hebben op de intersectorale samenwerkingsgebieden die in de in artikel 3 bedoelde nationale indicatieve programma's zijn vastgesteld.
  • 2. 
    De stimuleringsregeling wordt geleidelijk ingevoerd en houdt rekening met de bestuurlijke capaciteit van de verschillende partnerstaten. In het eerste jaar van het programma blijft de regeling beperkt tot ten hoogste 10 % van de totale programmabegroting. In de volgende jaren kan dit aandeel jaarlijks met maximaal 5 % worden verhoogd.
  • 3. 
    Gezien de ervaring van de voorgaande jaren, ook wat de geografische spreiding betreft, wordt er speciaal naar gestreefd deelneming van alle partnerstaten aan de regeling te bevorderen, in het bijzonder die welke de grootste moeilijkheden ondervinden om in het kader van de regeling resultaat te boeken.
  • 4. 
    Het jaarlijkse programma voor de stimuleringsregeling, met inbegrip van de criteria voor de selectie van de projecten en de omvang van het programma, wordt volgens de procedure van artikel 13, lid 2, vastgesteld.

TITEL II

TE ONDERSTEUNEN MAATREGELEN

Artikel 5

  • 1. 
    In het kader van de in titel I bedoelde programma' s, die vooral uit technische bijstand bestaan, wordt steun verleend voor:
  • overdracht van deskundigheid en technische vakkennis, waaronder opleiding;
  • industriële samenwerking en partnerschap met het oog op institutionele ontwikkeling, gebaseerd op samenwerking tussen openbare en particuliere organisaties in de Europese Unie en de partnerstaten;
  • de dekking van redelijke kosten voor leveranties die voor de uitvoering van de bijstand nodig zijn, per geval te beoordelen. In bijzondere gevallen, zoals bij programma's voor nucleaire veiligheid, justitie en binnenlandse zaken en grensoverschrijdende samenwerking, kan een belangrijk onderdeel leveranties worden opgenomen;
  • investeringen en met investeringen verband houdende activiteiten. Technische bijstand ter stimulering en ondersteuning van investeringen kan deel uitmaken van de bijstand. Ook de in bijlage III bedoelde financiering van investeringen is mogelijk, met name op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking, stimulering van het midden- en kleinbedrijf, milieu-infrastructuur en netwerken.
  • 2. 
    Onder de bijstand vallen ook kosten van voorbereiding, uitvoering, audit, controle en evaluatie van het programma, alsmede kosten in verband met voorlichting.
  • 3. 
    De maatregelen kunnen zo nodig gedecentraliseerd worden uitgevoerd. De uiteindelijke begunstigden van de communautaire bijstand worden nauw betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de projecten. Waar mogelijk worden de projecten op regionaal en plaatselijk niveau uitgewerkt en voorbereid.
  • 4. 
    De projecten worden, indien wenselijk, gefaseerd uitgevoerd en wel zo dat de continuïteit van de activiteiten niet verstoord wordt. Steun voor volgende fasen wordt uitsluitend verleend als de eerdere fasen met succes zijn uitgevoerd.
  • 5. 
    Deelneming van plaatselijke deskundigen aan de uitvoering van projecten wordt aangemoedigd.

TITEL III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 6

  • 1. 
    Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma over de periode 2000-2006 bedraagt 3138 miljoen EUR.

De kredieten worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten goedgekeurd.

  • 2. 
    Ten hoogste 20 % van de jaarbegroting kan worden toegewezen voor de in bijlage III bedoelde financiering van investeringen. Ten hoogste 20 % van de jaarbegroting kan worden toegewezen voor de in artikel 4 bedoelde stimuleringsregeling.

Artikel 7

  • 1. 
    In deze verordening bedoelde maatregelen die gefinancierd worden uit de algemene begroting van de Europese Unie worden beheerd door de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement.
  • 2. 
    De Commissie houdt zich aan de beginselen van goed financieel beheer, met name de in het Financieel Reglement genoemde "zuinigheid en kosteneffectiviteit".

Artikel 8

  • 1. 
    De bijstand van de Gemeenschap wordt over het algemeen verleend in de vorm van giften, die eventueel middelen kunnen genereren welke gebruikt kunnen worden voor de financiering van andere samenwerkingsprojecten of -maatregelen.
  • 2. 
    In de financieringsbesluiten en alle daaruit voortvloeiende contracten wordt uitdrukkelijk voorzien in controle en financieel toezicht door de Commissie en de Rekenkamer, zo nodig ter plaatse uit te oefenen.

Artikel 9

  • 1. 
    De projectkosten in plaatselijke valuta worden door de Gemeenschap slechts gedragen voorzover dat strikt noodzakelijk is.
  • 2. 
    Cofinanciering van projecten door de partnerstaten wordt actief aangemoedigd.
  • 3. 
    Belastingen, rechten, heffingen en de aankoop van onroerende goederen zijn van communautaire financiering uitgesloten.

Artikel 10

De hierna volgende regels voor aanbestedingen en gunning van opdrachten en de in bijlage IV opgenomen beginselen voor de gunning van opdrachten zijn van toepassing tot de wetgeving houdende wijziging van titel IX van het Financieel Reglement in werking treedt, ten einde in een grondslag te voorzien voor uitvoeringsbepalingen die op alle communautaire programma's voor externe bijstand van toepassing zijn.

Artikel 11

  • 1. 
    De Commissie voert de werkzaamheden uit overeenkomstig de in artikel 3, lid 4, genoemde actieprogramma's en titel IX van het Financieel Reglement alsmede artikel 12 van deze verordening.
  • 2. 
    De Commissie verstrekt de partnerstaten een reeks voorschriften inzake projectomschrijving.
  • 3. 
    Contracten voor leveringen en werkzaamheden worden gesloten via openbare aanbesteding, behalve in de gevallen, bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement.
  • 4. 
    Alle natuurlijke personen en rechtspersonen in de lidstaten, de partnerstaten, en door het Phare-programma begunstigde landen kunnen onder gelijke voorwaarden deelnemen aan aanbestedingen en contracten. De Commissie kan voor ieder afzonderlijk geval toestemming geven voor deelname door natuurlijke personen en rechtspersonen van Middellandse-Zeelanden met traditionele economische, commerciële of geografische banden, indien de betreffende programma' s of projecten specifieke vormen van expertise vereisen die vooral in die landen beschikbaar zijn.
  • 5. 
    In geval van cofinanciering kan de Commissie per geval toestemming verlenen voor deelname van derde landen aan aanbestedingen en contracten. In dat geval is deelneming van ondernemingen uit derde landen alleen aanvaardbaar indien wederkerigheid gewaarborgd is.

Artikel 12

Bij openbare aanbestedingen voor de plaatsing van opdrachten voor leveringen overeenkomstig artikel 114 van het Financieel Reglement geldt voor de ontvangst van de aanbiedingen een termijn van ten minste 52 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aankondiging naar het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Contracten inzake diensten tot en met 200000 EUR worden in de regel gesloten via niet-openbare aanbesteding en onderhandse overeenkomst.

TITEL IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 13

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het "Comité voor bijstand aan de nieuwe onafhankelijke staten en Mongolië" (hierna te noemen "het comité").
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op drie maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 14

Samen met de lidstaten streeft de Commissie, op basis van regelmatige onderlinge uitwisseling van informatie, onder meer ook ter plaatse, naar doeltreffende coördinatie van de door de Gemeenschap en afzonderlijke lidstaten verleende bijstand, teneinde de coherentie en complementariteit van de samenwerkingsprogramma's te versterken.

Er vindt geregeld coördinatie plaats tussen de Commissie en de lidstaten, ook ter plaatse in hun contacten met de partnerstaten, zowel in de fase van uitwerking van de programma's, als in die van de uitvoering ervan.

Bij de uitvoering van programma's voor grensoverschrijdende samenwerking waarbij lidstaten, Phare-landen en partnerstaten betrokken zijn, streeft de Commissie naar effectieve coördinatie en samenhang met uit de structuurfondsen gefinancierde programma's, communautaire programma's voor externe bijstand en bilaterale bijstandsinitiatieven.

Bovendien ziet de Commissie toe op coördinatie en samenwerking met de internationale financiële instellingen en andere donoren.

In het kader van de op grond van deze verordening verleende bijstand stimuleert de Commissie cofinanciering met openbare en particuliere organisaties in de lidstaten.

Artikel 15

  • 1. 
    Elk jaar dient de Commissie een rapport in over de voortgang van het bijstandsprogramma. Dit rapport bevat ook een evaluatie van de reeds verleende bijstand en de doeltreffendheid van het programma alsmede informatie over het resultaat van de tijdens dat jaar uitgevoerde controles. Het rapport wordt toegezonden aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
  • 2. 
    Aan de hand van die rapporten kan de Commissie bij de Raad voorstellen tot wijziging van deze verordening indienen.
  • 3. 
    Voorts verstrekt de Commissie statistische gegevens over het resultaat van de aanbestedingen aan de in lid 1 bedoelde instanties. Vorm en inhoud van die statistische gegevens worden met het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité besproken.

Artikel 16

Wanneer een wezenlijke factor voor de voortzetting van de samenwerking via deze bijstand ontbreekt, met name in geval van schending van de democratische beginselen of de mensenrechten, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen passende maatregelen treffen in verband met de bijstand aan een partnerland.

Dezelfde procedure kan in laatste instantie worden toegepast in geval van ernstige schendingen van de verplichtingen van de partnerstaten zoals die zijn neergelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 december 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    HEMILÄ
  • (1) 
    PB C 37 van 11.2.1999, blz. 8.
  • (2) 
    PB L 165 van 4.7.1996, blz. 1.
  • (3) 
    PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE I

PARTNERSTATEN BEDOELD IN ARTIKEL 1

Armenië

Azerbeidzjan

Wit-Rusland

Georgië

Kazachstan

Kirgizstan

Moldavië

Mongolië

Russische Federatie

Tadzjikistan

Turkmenistan

Oekraïne

Oezbekistan

BIJLAGE II

SAMENWERKINGSGEBIEDEN, BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 2, EN ARTIKEL 3, LID 3 EN LID 4

  • 1. 
    Steun voor institutionele wettelijke en bestuurlijke hervorming:
  • ontwikkeling van de rechtsstaat,
  • steun voor effectieve beleidsvorming,
  • hervorming van het openbaar bestuur op landelijk, regionaal en plaatselijk niveau,
  • steun voor uitvoerende en wetgevende lichamen (landelijk, regionaal en plaatselijk),
  • steun voor justitie en binnenlandse zaken,
  • versterking van het juridische en regelgevingskader,
  • steun voor de nakoming van internationale verplichtingen,
  • steun voor de civiele samenleving,
  • steun voor onderwijs en opleiding.
  • 2. 
    Steun voor de particuliere sector en bijstand voor economische ontwikkeling:
  • stimulering van het midden- en kleinbedrijf,
  • ontwikkeling van het bankwezen en financiële dienstverlening,
  • bevordering van het particulier ondernemerschap en van joint ventures,
  • industriële samenwerking, onder meer op het gebied van onderzoek,
  • privatisering,
  • herstructurering van ondernemingen,
  • bevordering van een marktgericht kader voor handel en investeringen.
  • 3. 
    Steun voor het aanpakken van de sociale gevolgen van het overgangsproces:
  • hervorming van de stelsels voor gezondheidszorg, pensioenen, sociale bescherming en verzekering,
  • bijstand ter leniging van de sociale gevolgen van de herstructurering van het bedrijfsleven,
  • bijstand voor sociaal herstel,
  • ontwikkeling van dienstverlening voor werkzoekenden, onder meer herscholing.
  • 4. 
    Ontwikkeling van infrastructuurnetwerken:
  • vervoersnetwerken,
  • telecommunicatienetwerken,
  • energiepijpleidingen en transmissienetwerken,
  • grensovergangen.
  • 5. 
    Bevordering van milieubescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen:
  • ontwikkeling van duurzaam energiebeleid en duurzaam energiegebruik,
  • bevordering van de harmonisatie van milieunormen met die van de Europese Unie,
  • verbetering van energietechnologieën bij aanbod en eindgebruik,
  • bevordering van het duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen, wat mede energiebesparing, efficiënt energiegebruik en verbetering van de milieuinfrastructuur inhoudt.
  • 6. 
    Ontwikkeling van de plattelandseconomie:
  • juridisch en regelgevingskader voor onder meer grondprivatisering,
  • verbetering van de toegang tot financiering; stimulering van opleiding,
  • verbetering van de distributie en de markttoegang.

Waar van toepassing wordt ondersteuning geboden voor nucleaire veiligheid overeenkomstig de prioriteiten in artikel 2, lid 5.

BIJLAGE III

FINANCIERING VAN INVESTERINGEN

De financiering van investeringen is alleen mogelijk wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • er is sprake van een multiplicatoreffect, d.w.z. dat de bijstand van de Gemeenschap wordt aangevuld met investeringen uit andere bronnen;
  • de bijstand van de Gemeenschap stimuleert investeringen die anders niet zouden zijn gedaan;
  • het betreft een terrein dat voor de Gemeenschap van belang is.

De financiering van investeringen kan de vorm aannemen van medefinanciering met andere bronnen van financiering van investeringen of, bij wijze van uitzondering, alleen investeren.

Prioritaire sectoren voor de financiering van investeringen zijn onder meer: grensoverschrijdende samenwerking met inbegrip van grensinfrastructuur, stimulering van het midden- en kleinbedrijf, milieu-infrastructuur en netwerken. De rechtstreekse financiering van aandelen en belangen in afzonderlijke bedrijven is uitgesloten.

BIJLAGE IV

BEGINSELEN VOOR DE GUNNING VAN OPDRACHTEN VIA AANBESTEDINGSPROCEDURES, IN HET BIJZONDER ONDERHANDSE AANBESTEDINGEN

  • 1. 
    Alle nodige informatie wordt met de "Aankondiging voor de inschrijvers" verspreid onder alle inschrijvers die vermeld staan op de beperkte lijst of die om die informatie verzoeken naar aanleiding van de publicatie van een aankondiging van een openbare aanbesteding. Deze informatie omvat met name de criteria voor de beoordeling. De technische beoordeling van de inschrijving kan gesprekken omvatten met de in de aanbesteding voorgestelde personen.
  • 2. 
    Alle beoordelingscomités staan onder voorzitterschap van de Commissie, die voor het begin van de aanbestedingsprocedures een voldoende aantal onafhankelijke beoordelaars benoemt. Eén beoordelaar moet afkomstig zijn uit de ontvangende instelling in de ontvangende landen. Alle beoordelaars moeten een verklaring van onpartijdigheid ondertekenen.
  • 3. 
    De aanbieding wordt beoordeeld op basis van een afweging van de technische kwaliteit tegen de prijs. In elke aankondiging wordt vermeld hoe deze criteria meewegen. De technische beoordeling geschiedt aan de hand van de volgende criteria: organisatie, tijdschema, methodes en werkplan voor de dienstverlening, kwalificaties, ervaring, vaardigheden van het personeel voor de dienstverlening en de betrokkenheid van plaatselijke bedrijven of deskundigen, hun integratie in het project en hun bijdrage aan het duurzame karakter van de resultaten van de projecten. Specifieke Tacis-ervaring van de aanbieder wordt bij de beoordeling van de aanbieding niet in aanmerking genomen.
  • 4. 
    Afgewezen inschrijvers ontvangen per brief bericht, waarbij de redenen van hun afwijzing vermeld worden, alsmede de naam van de inschrijver aan wie de opdracht gegund is.
  • 5. 
    Elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de voorbereiding van een project is uitgesloten van deelname aan de uitvoering van het project. Indien een deelnemende aanbieder een dergelijk persoon in enige hoedanigheid in dienst neemt binnen een periode die afloopt zes maanden na de beëindiging van diens betrokkenheid bij het inschrijvingsproces, kan de aanbieder uitgesloten worden van deelname aan het project. Elke aanbieder die op de beperkte lijst vermeld staat, wordt uitgesloten van de beoordeling van de aanbieding.
  • 6. 
    De Commissie zorgt ervoor dat alle commercieel gevoelige informatie betreffende een voorgestelde aanbieding vertrouwelijk blijft.
  • 7. 
    Indien een bedrijf, organisatie of instelling belangrijke redenen heeft om te verzoeken om herziening van een aanbesteding, bestaat altijd de mogelijkheid zich tot de Commissie te wenden. In dat geval dient een met redenen omkleed antwoord op het verzoek te worden gegeven.
  • 8. 
    Bij de gunning van opdrachten via onderhandse aanbestedingen zoals bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement worden alle schriftelijke blijken van belangstelling door de Commissie geregistreerd; de Commissie gebruikt deze registratie voor het opstellen van de beperkte lijst.

Daarnaast mag bij het opstellen van de beperkte lijst andere informatie in aanmerking worden genomen, met name uit het centraal administratieregister van Tacis. Dit register wordt voor alle belangstellende bedrijven, organisaties en instellingen voor registratie opengesteld.

  • 9. 
    Bij het opstellen van de beperkte lijst laat de Commissie zich leiden door de kwalificatie, de belangstelling en de beschikbaarheid van de bedrijven, organisaties en instellingen. Hoe groot het aantal bedrijven, organisaties en instellingen op een beperkte lijst is, hangt af van de omvang en de complexiteit van het project; wel dient een zo groot mogelijke keuze te worden geboden.

Bedrijven, organisaties en instellingen die schriftelijk blijk hebben gegeven van hun belangstelling voor een project krijgen te horen of zij al dan niet op de beperkte lijst zijn opgenomen.

  • 10. 
    Elk jaar verschaft de Commissie het comité als bedoeld in artikel 13, lid 1, een lijst van de geselecteerde bedrijven, organisaties en instellingen.
  • 11. 
    In het geval van zeer complexe projecten kan de Commissie de bedrijven, organisaties en instellingen die op een beperkte lijst zijn geplaatst, voorstellen onderling consortia te vormen. Zo'n voorstel, alsook de volledige beperkte lijst, wordt aan alle daarin vermelde bedrijven, organisaties en instellingen toegezonden.
  • 12. 
    Bij een niet-openbare aanbesteding dient er een periode van ten minste 60 kalenderdagen te liggen tussen het uitbrengen van het definitieve advies van het comité als bedoeld in artikel 13, lid 1, en het begin van de aanbesteding. In spoedgevallen kan deze periode echter door de Commissie worden bekort, mits het genoemde comité een uitvoerige toelichting ontvangt.

Een aankondiging van een niet-openbare aanbesteding dient te voorzien in een termijn van 60 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de schriftelijke aankondiging. In dringende gevallen kan deze termijn worden bekort, maar hij mag nooit korter duren dan 40 kalenderdagen. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn door de Commissie worden verlengd, mits het comité als bedoeld in artikel 13, lid 1, een uitvoerige toelichting ontvangt. Alle termijnwijzigingen worden naar behoren meegedeeld aan de betrokken bedrijven, organisaties of instellingen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.