Richtlijn 2001/86 - Aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001L0086

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001L0086

Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers

Publicatieblad Nr. L 294 van 10/11/2001 blz. 0022 - 0032

Richtlijn 2001/86/EG van de Raad

van 8 oktober 2001

tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 308,

Gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het Verdrag is bij Verordening (EG) nr. 2157/2001(4) een statuut van de Europese vennootschap (SE) ingevoerd.
  • (2) 
    Voornoemde verordening strekt ertoe een uniform wettelijk kader te creëren waarbinnen vennootschappen uit verschillende lidstaten hun werkzaamheden op Gemeenschapsniveau kunnen uittekenen en uitvoeren.
  • (3) 
    Om de sociale doelstellingen van de Gemeenschap te bevorderen, moeten er bijzondere voorschriften worden ingevoerd, met name inzake de rol van de werknemers, om ervoor te zorgen dat de oprichting van een SE niet gepaard gaat met intrekking of inperking van bestaande praktijken aangaande de rol van de werknemers in de vennootschappen die aan de oprichting van een SE deelnemen; dit doel moet worden nagestreefd door de vaststelling van een geheel van regels op dit gebied, ter aanvulling van de bepalingen van de verordening.
  • (4) 
    Omdat de hierboven beschreven doelstellingen van de voorgenomen maatregel onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, aangezien het doel is een geheel van voor de SE geldende regels betreffende de rol van de werknemers vast te stellen, en derhalve gezien de reikwijdte en de weerslag van de voorgenomen maatregel beter op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
  • (5) 
    Vanwege de zeer uiteenlopende regels en praktijken die in de lidstaten bestaan met betrekking tot de wijze waarop de vertegenwoordigers van de werknemers betrokken zijn bij de besluitvorming in vennootschappen, is het niet raadzaam te voorzien in slechts één model voor de rol van de werknemers in de SE.
  • (6) 
    Niettemin moet worden gezorgd voor procedures voor transnationale informatie en raadpleging telkens wanneer een SE wordt opgericht.
  • (7) 
    Indien er in een of meer van de vennootschappen die een SE oprichten, medezeggenschapsrechten bestaan, dienen deze rechten gevrijwaard te blijven door ze op de SE over te dragen zodra die opgericht is, tenzij de partijen anders besluiten.
  • (8) 
    De voor alle SE's geldende concrete procedures voor transnationale informatie en raadpleging, en in voorkomend geval medezeggenschap, van de werknemers moeten in eerste instantie gestalte krijgen door middel van een overeenkomst tussen de betrokken partijen of, bij gebreke van een overeenkomst, door toepassing van een geheel van aanvullende regels.
  • (9) 
    De lidstaten moeten de keuze hebben de referentievoorschriften voor medezeggenschap niet toe te passen in geval van fusie, gezien de verscheidenheid aan nationale systemen inzake de rol van de werknemers. Voorzover er op het niveau van de deelnemende vennootschappen medezeggenschapssystemen en -praktijken bestaan, moeten deze veiliggesteld worden door een aanpassing van de regels betreffende de inschrijving.
  • (10) 
    De stemregels in de bijzondere onderhandelingsgroep die de werknemers bij onderhandelingen vertegenwoordigt, in het bijzonder bij het sluiten van overeenkomsten die een geringere mate van medezeggenschap behelzen dan in een of meer van de deelnemende vennootschappen bestond, moeten in verhouding staan tot het risico dat bestaande medezeggenschapssystemen en -praktijken worden ingetrokken of ingeperkt. Dit risico is groter in geval van oprichting van een SE via omzetting of fusie dan via oprichting van een holdingmaatschappij of een gemeenschappelijke dochteronderneming.
  • (11) 
    Indien de onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de werknemers en de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen geen overeenkomst opleveren, moet ervoor worden gezorgd dat er bepaalde referentievoorschriften op de SE van toepassing zijn, zodra die is opgericht. Die referentievoorschriften moeten borg staan voor effectieve praktijken van transnationale informatie en raadpleging van de werknemers, alsmede voor medezeggenschap van de werknemers in de daarvoor in aanmerking komende organen van de SE indien er vóór de oprichting van de SE medezeggenschap in de deelnemende vennootschappen bestond.
  • (12) 
    Er moet voor worden gezorgd dat de werknemersvertegenwoordigers die in het kader van de richtlijn handelen, bij de uitoefening van hun functie een soortgelijke bescherming en soortgelijke waarborgen genieten als werknemersvertegenwoordigers genieten bij of krachtens de nationale wetgeving en/of de praktijken in het land waar zij hun dienstbetrekking hebben. Zij mogen geen discriminatie ondervinden ten gevolge van het rechtmatig uitoefenen van hun activiteiten en moeten voldoende bescherming tegen ontslag en andere tuchtmaatregelen genieten.
  • (13) 
    Het vertrouwelijke karakter van gevoelige informatie dient gevrijwaard te blijven, ook nadat het mandaat van de werknemersvertegenwoordigers is verstreken en er moet voor worden gezorgd dat het bevoegde orgaan van de SE mag weigeren inlichtingen bekend te maken indien zulks het functioneren van de SE ernstig zou belemmeren.
  • (14) 
    Een SE en haar dochterondernemingen en vestigingen zijn weliswaar onderworpen aan Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers(5), maar de bepalingen van die richtlijn en de ter uitvoering van die richtlijn in de nationale wetgeving vastgestelde voorschriften dienen niet voor SE's en hun dochterondernemingen en vestigingen te gelden, tenzij de bijzondere onderhandelingsgroep besluit geen onderhandelingen te beginnen of reeds begonnen onderhandelingen af te breken.
  • (15) 
    De voorschriften van deze richtlijn mogen geen gevolgen hebben voor andere bestaande inspraakrechten en hoeven niet noodzakelijkerwijs gevolgen te hebben voor andere bestaande vertegenwoordigingsstructuren die ingevoerd zijn bij het Gemeenschapsrecht en nationale wettelijke voorschriften en praktijken.
  • (16) 
    De lidstaten dienen passende maatregelen te nemen bij niet-naleving van de in deze richtlijn omschreven verplichtingen.
  • (17) 
    De Gemeenschap kan aan het Verdrag geen andere voor de vaststelling van de richtlijn vereiste bevoegdheden ontlenen dan die van artikel 308.
  • (18) 
    Het veiligstellen van de verworven rechten van werknemers betreffende hun rol in de besluitvorming van ondernemingen is een grondbeginsel en een van de doelstellingen van deze richtlijn; de vóór de oprichting van SE's bestaande rechten van de werknemers vormen mede het uitgangspunt voor de bepaling van de wijze waarop gestalte zal worden gegeven aan hun inspraakrechten in de SE ("voor en na"-beginsel). Deze benadering dient bijgevolg niet alleen van toepassing te zijn op een nieuw op te richten SE, maar ook bij structurele veranderingen in een reeds opgerichte SE en op de vennootschappen die door de gevolgen van de structurele veranderingen worden getroffen.
  • (19) 
    De lidstaten moeten kunnen bepalen dat vakbondsvertegenwoordigers lid van een bijzondere onderhandelingsgroep kunnen zijn, ongeacht de vraag of zij werknemers zijn van een vennootschap die deelneemt aan de oprichting van een SE. De lidstaten moeten er in deze context met name voor kunnen zorgen dat dit recht bestaat in gevallen waarin vakbondsvertegenwoordigers overeenkomstig de nationale wetgeving het recht hebben lid te zijn van en hun stem uit te brengen in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van een vennootschap.
  • (20) 
    De rol van de werknemers en de arbeidsbetrekkingen op andere gebieden zijn in verschillende lidstaten gebaseerd op zowel de nationale wetgeving als de gebruiken, waaronder in deze context ook collectieve overeenkomsten op diverse nationale, sectorale en/of bedrijfsniveaus dienen te worden verstaan,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

AFDELING I

ALGEMEEN

Artikel 1

Doel

  • 1. 
    Deze richtlijn regelt de rol van de werknemers ten aanzien van de zaken van een Europese naamloze vennootschap (Societas Europaea, hierna afgekort SE te noemen), als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2157/2001.
  • 2. 
    Daartoe worden in elke SE, overeenkomstig de onderhandelingsprocedure van de artikelen 3 tot en met 6 of, onder de omstandigheden als omschreven in artikel 7, overeenkomstig de bijlage regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers vastgesteld.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    "SE": een vennootschap, opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001;
  • b) 
    "deelnemende vennootschappen": de vennootschappen die rechtstreeks deelnemen aan de oprichting van een SE;
  • c) 
    "dochteronderneming van een vennootschap": een onderneming waarop die vennootschap een overheersende invloed uitoefent zoals omschreven in artikel 3, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn 94/45/EG;
  • d) 
    "betrokken dochteronderneming of vestiging": een dochteronderneming of vestiging van een deelnemende vennootschap die volgens het voorstel tot oprichting van een SE bij die oprichting een dochteronderneming of vestiging van de SE wordt;
  • e) 
    "werknemersvertegenwoordigers": de vertegenwoordigers van de werknemers volgens de nationale wetgeving en/of praktijk;
  • f) 
    "vertegenwoordigingsorgaan": het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt, ingesteld bij de in artikel 4 bedoelde overeenkomsten of overeenkomstig de voorschriften van de bijlage, ten behoeve van de informatie en raadpleging van de werknemers van de SE en haar dochterondernemingen en vestigingen in de Gemeenschap en, in voorkomend geval, de uitoefening van medezeggenschapsrechten in verband met de SE;
  • g) 
    "bijzondere onderhandelingsgroep": de overeenkomstig artikel 3 ingestelde groep die tot doel heeft met het bevoegde orgaan van de deelnemende vennootschappen te onderhandelen over de vaststelling van regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE;
  • h) 
    "rol van de werknemers": elke procedure, met inbegrip van informatie, raadpleging en medezeggenschap, die de werknemersvertegenwoordigers in staat stelt invloed uit te oefenen op binnen de vennootschap te nemen besluiten;
  • i) 
    "informatie": het verstrekken, door het bevoegde orgaan van de SE, aan het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of aan de werknemersvertegenwoordigers, van inlichtingen over aangelegenheden die betrekking hebben op de SE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lidstaat of over aangelegenheden die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één enkele lidstaat te buiten gaan, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers het mogelijke effect ervan grondig kunnen beoordelen en, in voorkomend geval, raadplegingen met het bevoegde orgaan van de SE kunnen voorbereiden;
  • j) 
    "raadpleging": de instelling van dialoog en de uitwisseling van standpunten tussen het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of de werknemersvertegenwoordigers en het bevoegde orgaan van de SE, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers, op basis van de verstrekte informatie, een mening over de door het bevoegde orgaan beoogde maatregelen kenbaar kunnen maken waarmee rekening kan worden gehouden in het besluitvormingsproces binnen de SE;
  • k) 
    "medezeggenschap": de invloed van het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of van de werknemersvertegenwoordigers op de gang van zaken bij een vennootschap via:
  • het recht om een aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de vennootschap te kiezen of te benoemen, of
  • het recht om met betrekking tot de benoeming van een aantal of alle leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de vennootschap aanbevelingen te doen of bezwaar te maken.

AFDELING II

ONDERHANDELINGSPROCEDURE

Artikel 3

Instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep

  • 1. 
    Wanneer de leidinggevende of de bestuursorganen van de deelnemende vennootschappen een voorstel tot oprichting van een SE opstellen, doen zij zo spoedig mogelijk na de openbaarmaking van het fusievoorstel of het voorstel tot oprichting van een holdingmaatschappij, dan wel na overeenstemming te hebben bereikt over een voorstel tot oprichting van een dochteronderneming of tot omzetting in een SE, het nodige - waaronder het verstrekken van informatie over de identiteit van de deelnemende vennootschappen, de betrokken dochterondernemingen en vestigingen, en het aantal werknemers - om met de vertegenwoordigers van de werknemers van de vennootschappen in onderhandeling te treden over regelingen inzake de rol van de werknemers in de SE.
  • 2. 
    Daartoe wordt er een bijzondere onderhandelingsgroep, die representatief is voor de werknemers van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen, samengesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:
  • a) 
    bij de verkiezing of aanwijzing van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep wordt ervoor gezorgd
  • i) 
    dat deze leden gekozen of aangewezen worden in verhouding tot het aantal werknemers dat in de onderscheiden lidstaten in dienst is van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen, door per lidstaat een zetel toe te wijzen voor elke 10 %, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat in dienst zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat bij de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen in alle lidstaten tezamen in dienst is;
  • ii) 
    dat, indien een SE via fusie wordt opgericht, er van elke lidstaat zoveel extra leden zijn als nodig is om ervoor te zorgen dat de bijzondere onderhandelingsgroep ten minste één lid telt ter vertegenwoordiging van elke deelnemende vennootschap die in die lidstaat is ingeschreven en daar werknemers in dienst heeft en die ingevolge de inschrijving van de SE zal ophouden als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan, voorzover
  • het aantal van die extra leden ten hoogste 20 % van het aantal krachtens punt i) aangewezen leden bedraagt;
  • de samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep niet leidt tot een dubbele vertegenwoordiging van de betrokken werknemers.

Indien het aantal dergelijke vennootschappen groter is dan het aantal op grond van de eerste alinea beschikbare extra zetels, worden deze extra zetels aan de vennootschappen in verschillende lidstaten toegekend in dalende volgorde van het aantal werknemers in die vennootschappen.

  • b) 
    De lidstaten bepalen de wijze van verkiezing of aanwijzing van de op hun grondgebied te kiezen of aan te wijzen leden van de bijzondere onderhandelingsgroep. Zij zorgen er in de mate van het mogelijke voor dat elke deelnemende vennootschap met werknemers op hun grondgebied door ten minste één lid in die groep vertegenwoordigd is. Het totale aantal leden mag daardoor niet toenemen.

De lidstaten kunnen bepalen dat zich onder die leden vakbondsvertegenwoordigers kunnen bevinden, die al dan niet werknemers van een deelnemende vennootschap of een betrokken dochteronderneming of vestiging zijn.

Onverminderd de nationale wetgeving en/of praktijk inzake drempels voor de instelling van een vertegenwoordigingsorgaan, bepalen de lidstaten dat de werknemers van ondernemingen of vestigingen waar, om redenen buiten de wil van de werknemers om, geen werknemersvertegenwoordigers zijn, het recht hebben om zelf leden van de bijzondere onderhandelingsgroep te verkiezen of aan te wijzen.

  • 3. 
    De bijzondere onderhandelingsgroep en de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen stellen in een schriftelijke overeenkomst regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE vast.

Daartoe stellen de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen de bijzondere onderhandelingsgroep in kennis van het oprichtingsvoorstel en van het verloop van de oprichting van de SE, totdat de SE wordt ingeschreven.

  • 4. 
    Behoudens lid 6 besluit de bijzondere onderhandelingsgroep met de volstrekte meerderheid van haar leden, mits deze meerderheid tevens de volstrekte meerderheid van de werknemers vertegenwoordigt. Elk lid beschikt over één stem. Indien het onderhandelingsresultaat evenwel zou uitmonden in een inperking van de medezeggenschapsrechten, zijn voor een besluit tot goedkeuring van de desbetreffende overeenkomst de stemmen vereist van twee derde van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, die ten minste twee derde van de werknemers vertegenwoordigen, waaronder de stemmen van leden die de werknemers in ten minste twee lidstaten vertegenwoordigen,
  • in het geval van een SE opgericht door fusie, indien de medezeggenschap ten minste 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestrijkt of
  • in het geval van een SE opgericht door oprichting van een holdingmaatschappij of een dochteronderneming indien de medezeggenschap ten minste 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestrijkt.

Onder inperking van de medezeggenschapsrechten wordt verstaan een gedeelte leden van het bestuursorgaan of het toezichthoudend orgaan van de SE in de zin van artikel 2, punt k), eerste of tweede streepje, dat geringer is dan het hoogste gedeelte dat in de deelnemende vennootschappen van toepassing was.

  • 5. 
    In het kader van de onderhandelingen kan de bijzondere onderhandelingsgroep op haar verzoek in haar werk worden bijgestaan door deskundigen van haar keuze, bijvoorbeeld vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties op communautair niveau. Die deskundigen kunnen op verzoek van de bijzondere onderhandelingsgroep op onderhandelingsvergaderingen aanwezig zijn als adviseur, eventueel om samenhang en consistentie op Gemeenschapsniveau te bevorderen. De bijzondere onderhandelingsgroep kan besluiten de vertegenwoordigers van passende externe organisaties, waaronder vakbondsorganisaties, in kennis te stellen van het openen van onderhandelingen.
  • 6. 
    De bijzondere onderhandelingsgroep kan met de hieronder genoemde meerderheid besluiten om af te zien van het openen van onderhandelingen of om de reeds geopende onderhandelingen te beëindigen en zich te verlaten op de regels inzake informatie en raadpleging van werknemers die gelden in de lidstaten waar de SE werknemers heeft. Een dergelijk besluit beëindigt de procedure tot sluiting van de in artikel 4 bedoelde overeenkomst. Wanneer een dergelijk besluit is genomen, is geen enkele bepaling van de bijlage van toepassing.

Voor een besluit om van onderhandelingen af te zien of onderhandelingen te beëindigen, zijn de stemmen nodig van twee derde van de leden die ten minste twee derde van de werknemers vertegenwoordigen, waaronder de stemmen van leden die werknemers vertegenwoordigen die in ten minste twee lidstaten in dienst zijn.

In het geval van een SE, opgericht door omzetting, is dit lid niet van toepassing indien er in de om te zetten vennootschap medezeggenschap bestaat.

De bijzondere onderhandelingsgroep wordt, op schriftelijk verzoek van ten minste 10 % van de werknemers van de SE en haar dochterondernemingen en vestigingen, of van hun vertegenwoordigers, ten vroegste twee jaar na bovengenoemd besluit opnieuw bijeengeroepen, tenzij de partijen overeenkomen de onderhandelingen vroeger te heropenen. Indien de bijzondere onderhandelingsgroep besluit de onderhandelingen met de leiding te heropenen, maar die onderhandelingen niet tot een akkoord leiden, is geen enkele bepaling van de bijlage van toepassing.

  • 7. 
    Alle uitgaven in verband met het functioneren van de bijzondere onderhandelingsgroep, en met onderhandelingen in het algemeen, worden gedragen door de deelnemende vennootschappen teneinde de bijzondere onderhandelingsgroep in staat te stellen haar taak naar behoren uit te voeren.

In overeenstemming met dit beginsel kunnen de lidstaten budgettaire voorschriften betreffende de werking van de bijzondere onderhandelingsgroep vaststellen. Zij kunnen meer bepaald de financiering tot het vergoeden van slechts één deskundige beperken.

Artikel 4

Inhoud van de overeenkomst

  • 1. 
    De bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen en de bijzondere onderhandelingsgroep dienen in een geest van samenwerking te onderhandelen met het oog op een overeenkomst over de regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE.
  • 2. 
    Onverminderd de autonomie van de partijen en behoudens lid 4, wordt in de in lid 1 bedoelde overeenkomst tussen de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen en de bijzondere onderhandelingsgroep het volgende bepaald:
  • a) 
    de werkingssfeer van de overeenkomst;
  • b) 
    de samenstelling en het aantal leden van en de zetelverdeling in het vertegenwoordigingsorgaan dat als gesprekspartner van het bevoegde orgaan van de SE fungeert in het kader van regelingen ter informatie en raadpleging van de werknemers van de SE en haar dochterondernemingen en vestigingen;
  • c) 
    de bevoegdheden en de procedure voor de informatie en raadpleging van het vertegenwoordigingsorgaan;
  • d) 
    de frequentie van de vergaderingen van het vertegenwoordigingsorgaan;
  • e) 
    de aan het vertegenwoordigingsorgaan toe te wijzen financiële en materiële middelen;
  • f) 
    ingeval de partijen tijdens de onderhandelingen besluiten om in plaats van een vertegenwoordigingsorgaan een of meer informatie- en raadplegingsprocedures in te stellen, de wijze waarop die procedures toepassing vinden;
  • g) 
    ingeval de partijen tijdens de onderhandelingen besluiten medezeggenschapsregelingen vast te stellen, de inhoud daarvan, onder meer (in voorkomend geval) het aantal van de leden in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SE die de werknemers gerechtigd zijn te kiezen of te benoemen, of met betrekking tot wier benoeming de werknemers aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, de procedures voor het kiezen of benoemen van die leden of het met betrekking tot hun benoeming aanbevelingen doen of bezwaar maken door de werknemers en de rechten van die leden;
  • h) 
    de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, de looptijd, de gevallen waarin opnieuw over de overeenkomst moet worden onderhandeld en de procedure voor hernieuwde onderhandelingen.
  • 3. 
    De overeenkomst valt, behoudens andersluidende bepalingen in de overeenkomst, niet onder de referentievoorschriften van de bijlage.
  • 4. 
    Onverminderd artikel 13, lid 3, onder a), moet de overeenkomst in het geval van een SE opgericht door omzetting ten minste in dezelfde mate voorzien in elk aspect van de rol van de werknemers als bij de in een SE om te zetten vennootschap het geval is.

Artikel 5

Duur van de onderhandelingen

  • 1. 
    De onderhandelingen vangen aan zodra de bijzondere onderhandelingsgroep is ingesteld en kunnen worden voortgezet gedurende een periode van zes maanden.
  • 2. 
    De partijen kunnen in gezamenlijk overleg besluiten de in lid 1 bedoelde onderhandelingsperiode te verlengen tot ten hoogste één jaar, te rekenen vanaf de instelling van de bijzondere onderhandelingsgroep.

Artikel 6

Wetgeving die op de onderhandelingsprocedure van toepassing is

Behoudens andersluidende bepalingen in deze richtlijn is de wetgeving die van toepassing is op de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde onderhandelingsprocedure de wetgeving van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel zal hebben.

Artikel 7

Referentievoorschriften

  • 1. 
    Om het in artikel 1 omschreven doel te bereiken stellen de lidstaten, onverminderd lid 3, referentievoorschriften betreffende de rol van de werknemers vast die voldoen aan het bepaalde in de bijlage.

De referentievoorschriften van de wetgeving van de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel zal hebben, zijn van toepassing vanaf de datum van inschrijving van de SE:

  • a) 
    indien de partijen dit overeenkomen, dan wel
  • b) 
    indien er binnen de in artikel 5 bedoelde termijn geen overeenkomst is gesloten en
  • het bevoegde orgaan van elk van de deelnemende vennootschappen besluit ermee in te stemmen dat de referentievoorschriften met betrekking tot de SE worden toegepast en daardoor de inschrijving van de SE voort te zetten en
  • de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 3, lid 6, bedoelde besluit heeft genomen.
  • 2. 
    Bovendien zijn referentievoorschriften die overeenkomstig deel 3 van de bijlage bij de wetgeving van de lidstaat van inschrijving zijn vastgesteld slechts van toepassing:
  • a) 
    in het geval van een SE opgericht door omzetting, indien de regels van een lidstaat betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het bestuursorgaan of het toezichthoudend orgaan op een in een SE omgezette vennootschap van toepassing waren;
  • b) 
    in het geval van een SE opgericht door fusie:
  • indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken, of
  • indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit;
  • c) 
    in het geval van een SE opgericht door oprichting van een holdingmaatschappij of een dochteronderneming:
  • indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken, of
  • indien er vóór de inschrijving van de SE in een of meer van de deelnemende vennootschappen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende vennootschappen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit.

Indien er in de diverse deelnemende vennootschappen meer dan één vorm van medezeggenschap bestond, besluit de bijzondere onderhandelingsgroep welke van die vormen in de SE moet worden ingevoerd. De lidstaten kunnen regels vaststellen die bij gebreke van een besluit voor een op hun grondgebied ingeschreven SE van toepassing zijn. De bijzondere onderhandelingsgroep licht de bevoegde organen van de deelnemende vennootschappen in over de uit hoofde van dit lid genomen besluiten.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat de in deel 3 van de bijlage bedoelde referentievoorschriften niet van toepassing zijn in het in lid 2, onder b), bedoelde geval van een SE opgericht door fusie.

AFDELING III

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 8

Geheime en vertrouwelijke informatie

  • 1. 
    De lidstaten bepalen dat de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en van het vertegenwoordigingsorgaan, alsmede de deskundigen die hen bijstaan, de informatie die hun als vertrouwelijk is verstrekt, niet aan derden bekend mogen maken.

Hetzelfde geldt ten aanzien van de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een informatie- en raadplegingsprocedure.

Deze verplichting blijft ook gelden na het verstrijken van hun mandaat, ongeacht waar zij zich bevinden.

  • 2. 
    Iedere lidstaat bepaalt dat, in specifieke gevallen en onder de bij of krachtens de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden en beperkingen, het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de op zijn grondgebied gevestigde SE of van een deelnemende vennootschap niet verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen van een zodanige aard dat, volgens objectieve criteria, de bekendmaking ervan de SE (of, in voorkomend geval, de deelnemende vennootschap) of haar dochterondernemingen en vestigingen ernstig in hun functioneren zou belemmeren, dan wel hen zou schaden.

Een lidstaat kan deze ontheffing onderwerpen aan de voorafgaande toestemming van een administratieve of rechterlijke instantie.

  • 3. 
    Iedere lidstaat kan voorzien in bijzondere bepalingen voor SE's op zijn grondgebied die rechtstreeks en hoofdzakelijk een met informatieverstrekking en meningsuiting verband houdende ideologische doelstelling nastreven, op voorwaarde dat dergelijke bijzondere bepalingen reeds in de nationale wetgeving zijn opgenomen op het tijdstip van aanneming van deze richtlijn.
  • 4. 
    Wanneer de lidstaten de leden 1, 2 en 3 toepassen, voorzien zij in administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures, die de werknemersvertegenwoordigers kunnen instellen als het toezichthoudend of het bestuursorgaan van een SE of van een deelnemende vennootschap vertrouwelijkheid eist of informatie niet verstrekt.

Deze procedures kunnen regelingen omvatten die bedoeld zijn om de vertrouwelijkheid van de betreffende informatie te garanderen.

Artikel 9

Werking van het vertegenwoordigingsorgaan en procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers

Het bevoegde orgaan van de SE en het vertegenwoordigingsorgaan werken samen in een geest van samenwerking en met inachtneming van hun wederzijdse rechten en verplichtingen.

Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SE en de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers.

Artikel 10

Bescherming van de werknemersvertegenwoordigers

De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, de leden van het vertegenwoordigingsorgaan, de werknemersvertegenwoordigers die functies uitoefenen in het kader van de informatie- en raadplegingsprocedure en de werknemersvertegenwoordigers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van een SE die werknemer zijn van de SE, van haar dochterondernemingen of vestigingen of van een deelnemende vennootschap genieten bij de uitoefening van hun functie eenzelfde bescherming en vergelijkbare waarborgen als werknemersvertegenwoordigers genieten bij of krachtens de nationale wetgeving en/of de praktijk in het land waar zij hun dienstbetrekking hebben.

Dit geldt in het bijzonder voor het deelnemen aan de vergaderingen van de bijzondere onderhandelingsgroep of van het vertegenwoordigingsorgaan of aan andere vergaderingen in het kader van de in artikel 4, lid 2, onder f), bedoelde overeenkomst of aan vergaderingen van het bestuursorgaan of van het toezichthoudend orgaan en de betaling van het salaris van de leden die werknemer zijn van een deelnemende vennootschap of van de SE of van haar dochterondernemingen of vestigingen, zolang zij van het werk afwezig moeten zijn om hun functie uit te oefenen.

Artikel 11

Misbruik van procedures

De lidstaten nemen maatregelen met inachtneming van het Gemeenschapsrecht om te voorkomen dat de oprichtingsprocedure van een SE wordt misbruikt om aan werknemers rechten met betrekking tot de rol van de werknemers te ontnemen of te ontzeggen.

Artikel 12

Naleving van de richtlijn

  • 1. 
    Elke lidstaat ziet erop toe dat de leiding van vestigingen van een SE alsmede de toezichthoudende of bestuursorganen van de dochterondernemingen en van de deelnemende vennootschappen die op zijn grondgebied gevestigd zijn, en de werknemersvertegenwoordigers of, in voorkomend geval, de werknemers zelf de in deze richtlijn omschreven verplichtingen naleven, ongeacht of de SE haar statutaire zetel al dan niet op zijn grondgebied heeft.
  • 2. 
    De lidstaten treffen passende maatregelen ingeval deze richtlijn niet wordt nageleefd; in het bijzonder zien zij erop toe dat er administratieve of gerechtelijke procedures bestaan om de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen te bewerkstelligen.

Artikel 13

Verband van deze richtlijn met andere bepalingen

  • 1. 
    Wanneer een SE een onderneming met een communautaire dimensie is dan wel een zeggenschap uitoefenende onderneming van een concern met een communautaire dimensie in de zin van Richtlijn 94/45/EG of van Richtlijn 97/74/EG(6) betreffende de uitbreiding van eerstgenoemde richtlijn tot het Verenigd Koninkrijk, zijn de bepalingen van die richtlijnen en de bepalingen ter omzetting van die richtlijnen in het nationale recht van de lidstaten niet van toepassing op die ondernemingen of concerns, noch op hun dochterondernemingen.

Indien de bijzondere onderhandelingsgroep evenwel overeenkomstig artikel 3, lid 6, besluit van onderhandelingen af te zien of reeds geopende onderhandelingen te beëindigen, zijn Richtlijn 94/45/EG of Richtlijn 97/74/EG en de bepalingen ter omzetting van die richtlijnen in het nationale recht van de lidstaten van toepassing.

  • 2. 
    De overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk geldende bepalingen inzake werknemersmedezeggenschap in de vennootschapsorganen die niet tot uitvoering van deze richtlijn strekken, zijn niet van toepassing op vennootschappen die zijn opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 en die onder deze richtlijn vallen.
  • 3. 
    Deze richtlijn laat onverlet:
  • a) 
    de bestaande rechten met betrekking tot de rol van de werknemers, overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk, die de werknemers van de SE en van haar dochterondernemingen en vestigingen genieten, behoudens medezeggenschap in de organen van de SE;
  • b) 
    de overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk geldende bepalingen inzake medezeggenschap in de vennootschapsorganen die op de dochterondernemingen van de SE van toepassing zijn.
  • 4. 
    Met het oog op de bescherming van de in lid 3 bedoelde rechten kunnen de lidstaten het nodige doen om ervoor te zorgen dat de structuren van de werknemersvertegenwoordiging in deelnemende vennootschappen die na de inschrijving van de SE zullen ophouden als afzonderlijke rechtspersoon te bestaan, behouden blijven.

Artikel 14

Slotbepalingen

  • 1. 
    De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op 8 oktober 2004 aan deze richtlijn te voldoen, of dragen er uiterlijk op die datum zorg voor dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige bepalingen in werking doen treden, waarbij de lidstaten alle nodige maatregelen dienen te treffen opdat de sociale partners te allen tijde voor de op grond van deze richtlijn vereiste resultaten kunnen instaan. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
  • 2. 
    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 15

Heronderzoek door de Commissie

Uiterlijk op 8 oktober 2007 onderwerpt de Commissie, in overleg met de lidstaten en de sociale partners op communautair niveau, de wijze van toepassing van de richtlijn aan een nieuw onderzoek teneinde zo nodig aan de Raad de passende wijzigingen voor te stellen.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 17

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 8 oktober 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    Onkelinx
  • (1) 
    PB C 138 van 29.5.1991, blz. 8.
  • (2) 
    PB C 342 van 20.12.1993, blz. 15.
  • (3) 
    PB C 124 van 21.5.1990, blz. 34.
  • (4) 
    Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
  • (5) 
    PB L 254 van 30.9.1994, blz. 64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/74/EG (PB L 10 van 16.1.1998, blz. 22).
  • (6) 
    PB L 10 van 16.1.1998, blz. 22.

BIJLAGE

REFERENTIEVOORSCHRIFTEN

(bedoeld in artikel 7)

Deel 1: Samenstelling van het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt

Om het in artikel 1 omschreven doel te bereiken, wordt in de in artikel 7 vermelde gevallen een vertegenwoordigingsorgaan ingesteld overeenkomstig de volgende regels.

  • a) 
    Het vertegenwoordigingsorgaan bestaat uit werknemers van de SE en van haar dochterondernemingen en vestigingen die door de werknemersvertegenwoordigers of, bij ontbreken daarvan, door alle werknemers uit hun midden worden gekozen of aangewezen.
  • b) 
    De leden van het vertegenwoordigingsorgaan worden overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijk gekozen of aangewezen.

De lidstaten stellen regels vast om ervoor te zorgen dat het aantal leden van, en de verdeling van de zetels in het vertegenwoordigingsorgaan worden aangepast om rekening te houden met veranderingen die zich in de SE en haar dochterondernemingen en vestigingen voordoen.

  • c) 
    Indien de omvang zulks rechtvaardigt, kiest het vertegenwoordigingsorgaan uit zijn midden een beperkt comité met ten hoogste drie leden.
  • d) 
    Het vertegenwoordigingsorgaan stelt zijn reglement van orde vast.
  • e) 
    De leden van het vertegenwoordigingsorgaan worden gekozen of aangewezen in verhouding tot het aantal werknemers dat in de onderscheiden lidstaten in dienst is van de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen, door per lidstaat een zetel toe te wijzen voor elke 10 %, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat in dienst zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat bij de deelnemende vennootschappen en de betrokken dochterondernemingen en vestigingen in alle lidstaten tezamen in dienst is.
  • f) 
    Het bevoegde orgaan van de SE wordt in kennis gesteld van de samenstelling van het vertegenwoordigingsorgaan.
  • g) 
    Vier jaar nadat het vertegenwoordigingsorgaan is ingesteld, onderzoekt het of het wenselijk is onderhandelingen te openen teneinde de in de artikelen 4 en 7 bedoelde overeenkomst te sluiten dan wel de overeenkomstig deze bijlage vastgestelde referentievoorschriften te blijven toepassen.

Artikel 3, leden 4 tot en met 7, en de artikelen 4 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer is besloten om overeenkomstig artikel 4 over een overeenkomst te onderhandelen. In dat geval wordt de uitdrukking "de bijzondere onderhandelingsgroep" vervangen door "het vertegenwoordigingsorgaan". Wanneer er bij het verstrijken van de onderhandelingstermijn geen overeenkomst is gesloten, blijven de in eerste instantie in overeenstemming met de referentievoorschriften vastgestelde regelingen van toepassing.

Deel 2: Referentievoorschriften voor informatie en raadpleging

Voor de bevoegdheden van het vertegenwoordigingsorgaan in een SE gelden de volgende regels.

  • a) 
    De bevoegdheid van het vertegenwoordigingsorgaan is beperkt tot aangelegenheden die betrekking hebben op de SE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lidstaat of die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in een enkele lidstaat te buiten gaan.
  • b) 
    Onverminderd de vergaderingen overeenkomstig het bepaalde onder c), heeft het vertegenwoordigingsorgaan het recht geïnformeerd en geraadpleegd te worden en te dien einde ten minste eenmaal per jaar te vergaderen met het bevoegde orgaan van de SE op basis van door het bevoegde orgaan op gezette tijden opgestelde verslagen over de gang van zaken bij de SE en de desbetreffende vooruitzichten. De plaatselijke leiding wordt daarvan in kennis gesteld.

Het bevoegde orgaan van de SE verstrekt het vertegenwoordigingsorgaan de agenda van de vergaderingen van het bestuursorgaan of, in voorkomend geval, van het leidinggevend en het toezichthoudend orgaan, met afschriften van alle documenten welke aan de algemene vergadering van haar aandeelhouders worden voorgelegd.

De vergadering heeft met name betrekking op de structuur, de economische en financiële situatie, de waarschijnlijke ontwikkeling van het bedrijf en van de productie en de omzet, de situatie en waarschijnlijke ontwikkeling van de werkgelegenheid, investeringen, ingrijpende wijzigingen in de organisatie, de invoering van nieuwe werkmethodes of productieprocessen, verplaatsingen van de productie, fusies, afslankingen of sluitingen van ondernemingen, vestigingen of belangrijke delen daarvan, en collectieve ontslagen.

  • c) 
    Wanneer buitengewone omstandigheden aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van de werknemers, met name in het geval van verhuizingen, verplaatsingen, sluiting van vestigingen of ondernemingen of collectieve ontslagen, heeft het vertegenwoordigingsorgaan het recht geïnformeerd te worden. Het vertegenwoordigingsorgaan of, indien het daar met name om spoedeisende redenen toe besluit, het beperkte comité, heeft het recht op eigen verzoek het bevoegde orgaan van de SE, of een passender niveau van de leiding met eigen beslissingsbevoegdheden binnen de SE, te ontmoeten om geïnformeerd en geraadpleegd te worden over maatregelen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van de werknemers.

Indien het bevoegde orgaan besluit om het advies van het vertegenwoordigingsorgaan niet te volgen, heeft het vertegenwoordigingsorgaan recht op een tweede vergadering met het bevoegde orgaan van de SE om te trachten tot overeenstemming te komen.

Wordt met het beperkte comité een vergadering georganiseerd, dan zijn de leden van het vertegenwoordigingsorgaan die werknemers vertegenwoordigen op wie de maatregelen in kwestie rechtstreeks betrekking hebben, eveneens gerechtigd daaraan deel te nemen.

Voornoemde vergaderingen laten de rechten van het bevoegde orgaan onverlet.

  • d) 
    De lidstaten kunnen regels vaststellen inzake het voorzitterschap van informatie- en raadplegingsvergaderingen.

Voorafgaand aan elke vergadering met het bevoegde orgaan van de SE heeft het vertegenwoordigingsorgaan of het beperkte comité, zo nodig uitgebreid overeenkomstig het bepaalde onder c), derde alinea, het recht te vergaderen zonder dat daarbij vertegenwoordigers van het bevoegde orgaan aanwezig zijn.

  • e) 
    Onverminderd artikel 8 stellen de leden van het vertegenwoordigingsorgaan de vertegenwoordigers van de werknemers van de SE en van haar dochterondernemingen en vestigingen op de hoogte van de inhoud en het resultaat van de informatie- en raadplegingsprocedures.
  • f) 
    Het vertegenwoordigingsorgaan of het beperkte comité kan zich laten bijstaan door deskundigen van zijn keuze.
  • g) 
    Voorzover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is, zijn de leden van het vertegenwoordigingsorgaan gerechtigd om, zonder salarisderving, afwezig te zijn voor opleidingsdoeleinden.
  • h) 
    De kosten van het vertegenwoordigingsorgaan worden gedragen door de SE, die de leden van het orgaan de financiële en materiële middelen verschaft die nodig zijn om hun opdracht naar behoren te vervullen.

Tenzij anders overeengekomen, komen met name de kosten in verband met de organisatie van de vergaderingen en de vertolking alsmede de reis- en verblijfkosten van de leden van het vertegenwoordigingsorgaan en van het beperkte comité ten laste van de SE.

Met inachtneming van deze beginselen kunnen de lidstaten budgettaire voorschriften betreffende de werking van het vertegenwoordigingsorgaan vaststellen. Zij kunnen meer bepaald de kostenvergoeding beperken tot slechts één deskundige.

Deel 3: Referentievoorschriften voor medezeggenschap

Voor de medezeggenschap van de werknemers in de SE gelden de volgende voorschriften.

  • a) 
    Indien in het geval van een SE opgericht door omzetting de regels van een lidstaat betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan vóór de inschrijving van toepassing waren, blijven alle elementen van de werknemersmedezeggenschap op de SE van toepassing. Daartoe is punt b) van overeenkomstige toepassing.
  • b) 
    In de andere gevallen van oprichting van een SE hebben de werknemers van de SE en van haar dochterondernemingen en vestigingen en/of hun vertegenwoordigingsorgaan het recht om leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de vennootschap te kiezen of te benoemen, of om met betrekking tot die benoeming aanbevelingen te doen of bezwaar te maken, voor een aantal dat gelijk is aan het hoogste van de aantallen dat vóór de inschrijving van de SE in de betrokken deelnemende vennootschappen van toepassing was.

Indien er vóór de inschrijving van de SE voor geen van de deelnemende vennootschappen medezeggenschapsregels golden, hoeft de SE geen voorschriften voor medezeggenschap van de werknemers in te voeren.

Het vertegenwoordigingsorgaan besluit over de verdeling van de zetels in het toezichthoudend of het bestuursorgaan onder de leden die de werknemers van de onderscheiden lidstaten vertegenwoordigen, of over de wijze waarop de werknemers van de SE met betrekking tot de benoeming van de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, naar verhouding van het aantal werknemers dat in elke lidstaat in dienst van de SE is. Indien die verhoudingsgewijze verdeling meebrengt dat de werknemers van een of meer lidstaten niet vertegenwoordigd worden, benoemt het vertegenwoordigingsorgaan een lid dat afkomstig is uit een van die lidstaten, met name uit de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft indien zulks nodig is. Elke lidstaat kan bepalen hoe de aan hem toegewezen zetels in het toezichthoudend of het bestuursorgaan worden verdeeld.

Elk lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan dat door het vertegenwoordigingsorgaan dan wel, naar gelang van het geval, door de werknemers is gekozen, benoemd of aanbevolen, is van rechtswege lid met dezelfde rechten en plichten als de leden die de aandeelhouders vertegenwoordigen, inclusief het stemrecht.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.