Verordening 2001/973 - Technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32001R0973

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32001R0973

Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden

Publicatieblad Nr. L 137 van 19/05/2001 blz. 0001 - 0009

Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad

van 14 mei 2001

tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Gemeenschap heeft bij Besluit 98/392/EG(3) het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee goedgekeurd, dat bepaalde principes en regels voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee bevat. De Gemeenschap neemt in het kader van haar ruimere internationale verplichtingen deel aan de inspanningen die worden geleverd in internationale wateren om de visbestanden in stand te houden.
  • (2) 
    De Gemeenschap is sinds 14 november 1997, ingevolge Besluit 86/237/EEG(4), verdragsluitende partij bij het Internationaal Verdrag voor de Instandhouding van Atlantische Tonijnen, hierna het ICCAT-Verdrag genoemd.
  • (3) 
    Bij het ICCAT-Verdrag is een kader vastgesteld voor de regionale samenwerking op het gebied van de instandhouding en het beheer van de bestanden van tonijnachtigen en aanverwante soorten in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën, via de oprichting van een Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan, hierna "de ICCAT" genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen voor de instandhouding en het beheer in het verdragsgebied, die voor de verdragsluitende partijen verbindend worden.
  • (4) 
    De ICCAT heeft een aantal technische maatregelen aanbevolen voor bepaalde bestanden van over grote afstanden trekkende vissen in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met name voor de toegestane maten en gewichten van de vissen die mogen worden gevangen, de beperkingen op de vangsten in bepaalde zones of in bepaalde periodes of met bepaalde vistuigen, en de beperkingen van de capaciteit. Deze aanbevelingen zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus ten uitvoer worden gelegd.
  • (5) 
    Sommige technische maatregelen die door de ICCAT zijn aangenomen zijn omgezet in Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee(5) en in Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(6). Duidelijkheidshalve moeten deze maatregelen worden samengebracht in de onderhavige verordening en moeten de betrokken artikelen derhalve worden geschrapt in de vorenvermelde verordeningen.
  • (6) 
    Om rekening te houden met de visserijtradities in bepaalde zones, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld voor de vangst en de bewaring aan boord van sommige soorten tonijnachtigen.
  • (7) 
    De Gemeenschap heeft bij Besluit 95/399/EG(7) de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan goedgekeurd. Bij deze overeenkomst wordt een adequaat kader voor het versterken van de internationale samenwerking met het oog op de instandhouding en het verantwoorde gebruik van tonijn en verwante vissoorten in de Indische Oceaan ingesteld, via de oprichting van de Commissie voor de Tonijnvisserij in de Indische Oceaan, hierna "de IOTC" genoemd, en de vaststelling van aanbevelingen op het gebied van de instandhouding en het beheer in het bevoegdheidsgebied van de IOTC, die voor de overeenkomstsluitende partijen bindend worden.
  • (8) 
    De IOTC heeft een aanbeveling aangenomen die voorziet in technische maatregelen voor bepaalde bestanden van over grote afstanden trekkende vissoorten in de Indische Oceaan. Deze aanbeveling is voor de Gemeenschap bindend en moet dus door haar ten uitvoer worden gelegd.
  • (9) 
    De Gemeenschap heeft bij Besluit 1999/337/EG(8) de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen ondertekend en heeft bij Besluit 1999/386/EG(9) besloten deze overeenkomst, in afwachting van de goedkeuring ervan, voorlopig toe te passen. De Gemeenschap moet derhalve de bepalingen van deze overeenkomst toepassen.
  • (10) 
    Een van de doelstellingen van deze overeenkomst is de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens in het oostelijk deel van de Stille Oceaan tot vrijwel nul te reduceren via het vaststellen van jaarlijkse limieten, en de duurzaamheid van de tonijnbestanden in het overeenkomstgebied op lange termijn te waarborgen.
  • (11) 
    Sommige bepalingen van deze overeenkomst zijn omgezet in Verordening (EG) nr. 850/98. Het is wenselijk ze in de onderhavige verordening op te nemen.
  • (12) 
    De Gemeenschap heeft visserijbelangen in het oostelijk deel van de Stille Oceaan en heeft de procedure voor toetreding tot de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn, hierna "de IATTC" genoemd, ingeleid. In afwachting van de toetreding en overeenkomstig de verplichting om met de andere bij het beheer en de instandhouding van de visbestanden in dit gebied betrokken partijen samen te werken, welke verplichting voortvloeit uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee, moeten de door de IATTC aangenomen technische maatregelen worden toegepast. Deze maatregelen moeten dus in Gemeenschapsrecht worden omgezet.
  • (13) 
    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen zijn vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld die gelden voor de vaartuigen die de vlag van de lidstaten voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd, hierna "communautaire vissersvaartuigen" genoemd, en die betrekking hebben op de vangst en de aanvoer van vissen van over grote afstanden trekkende soorten als bedoeld in bijlage I.

TITEL I

DEFINITIES

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening gelden voor de zeewateren de volgende definities:

  • a) 
    Gebied 1

Alle wateren van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën die zijn gelegen binnen het ICCAT-Verdragsgebied als omschreven in artikel 1 van het ICCAT-Verdrag.

  • b) 
    Gebied 2

Alle wateren van de Indische Oceaan die zijn gelegen binnen het IOTC-Verdragsgebied als omschreven in artikel 2 van het IOTC-Verdrag.

  • c) 
    Gebied 3

Alle wateren van het oostelijk deel van de Stille Oceaan die zijn gelegen binnen het gebied als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen.

TITEL II

TECHNISCHE MAATREGELEN VAN TOEPASSING IN GEBIED 1

Hoofdstuk 1

Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

Artikel 3

  • 1. 
    In de periode van 1 november tot en met 31 januari is het communautaire visservaartuigen in het in lid 2 bedoelde gebied verboden:
  • drijvende voorwerpen te water te laten,
  • onder kunstmatige voorwerpen te vissen,
  • onder natuurlijke voorwerpen te vissen,
  • met hulpvaartuigen te vissen,
  • kunstmatige drijvende voorwerpen, al dan niet met boeien, in zee te gooien,
  • boeien te plaatsen op in zee gevonden drijvende voorwerpen,
  • drijvende voorwerpen uit het water te halen en te wachten tot de daaronder verscholen vissen zich onder het schip verzamelen,
  • drijvende voorwerpen naar buiten het gebied te trekken.
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde gebied is:
  • ten zuiden begrensd door de breedtegraad 4°ZB,
  • ten noorden begrensd door de breedtegraad 5°NB,
  • ten westen begrensd door de lengtegraad 20°WL,
  • ten oosten begrensd door de Afrikaanse kust.
  • 3. 
    Het is verboden in het gebied en tijdens de periode als bedoeld in de leden 1 en 2 een visserijactiviteit te beginnen of voort te zetten indien er geen waarnemer aan boord is.
  • 4. 
    De lidstaten treffen vóór 31 december 2002 de nodige maatregelen om waarnemers te benoemen en om ervoor te zorgen dat deze aan boord worden genomen op alle vaartuigen die hun vlag voeren of die op hun grondgebied zijn geregistreerd en die op het punt staan in het in lid 2 bedoelde gebied visserijactiviteiten te gaan uitoefenen.
  • 5. 
    Onverminderd lid 4, treffen de lidstaten de nodige maatregelen om te garanderen dat de naar behoren benoemde waarnemers aan boord blijven van de vissersvaartuigen waaraan ze zijn toegewezen, totdat ze door andere waarnemers worden afgelost.
  • 6. 
    De kapitein van een communautair vaartuig dat in de in lid 1 bedoelde periode en het in lid 2 bedoelde gebied vist, neemt de waarnemer aan boord en helpt hem bij de uitoefening van zijn taak tijdens zijn verblijf aan boord.

De kapitein van een vaartuig dat is aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, neemt alle redelijke voorzorgen om het aan boord komen en het van boord gaan van deze waarnemer te vergemakkelijken. Tijdens zijn verblijf aan boord beschikt de waarnemer over een passende verblijf- en werkplaats.

  • 7. 
    De praktische uitvoering van de leden 4, 5 en 6 staat omschreven in bijlage II.
  • 8. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 1 mei van elk jaar bij de Commissie een algemeen verslag in waarin de inhoud en de conclusies van de verslagen van de waarnemers die op de vaartuigen die hun vlag voeren zijn ingezet, worden geëvalueerd.
  • 9. 
    De in lid 1 bedoelde periode, het in lid 2 bedoelde gebied en de in bijlage II vastgestelde bepalingen betreffende de indienstneming van de waarnemers kunnen door de Commissie worden gewijzigd overeenkomstig de, voor de Gemeenschap verplicht geworden, aanbevelingen van de ICCAT en volgens de procedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 4

  • 1. 
    Het is verboden hoeveelheden gestreepte tonijn, grootoogtonijn en geelvintonijn die met ringzegens zijn gevangen in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal vallen in ICES-deelgebied X ten noorden van de breedtegraad 36°30' NB of in de CECAF-gebieden ten noorden van de breedtegraad 31°NB en ten oosten van de lengtegraad 17°30' WL aan boord te houden of in de genoemde gebieden met de genoemde vistuigen op deze soorten te vissen;
  • 2. 
    Het is verboden met drijfnetten in de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Spanje of van Portugal vallen in ICES-deelgebieden VIII, IX of X of in de CECAF-gebieden, rond de Canarische eilanden en Madeira, gevangen tonijn aan boord te houden, of in de genoemde gebieden met de genoemde vistuigen op deze soorten te vissen.

Artikel 5

  • 1. 
    Het is verboden met ringzegens te vissen op blauwvintonijn
  • van 1 tot en met 31 mei in de gehele Middellandse Zee en van 16 juli tot en met 15 augustus in de Middellandse Zee, met uitzondering van de Adriatische Zee voor vaartuigen die uitsluitend of voornamelijk in de Adriatische Zee vissen,
  • van 16 juli tot en met 15 augustus in de gehele Middellandse Zee en van 1 tot en met 31 mei in de Adriatische Zee voor de vaartuigen die uitsluitend of voornamelijk in de Middellandse Zee, met uitzondering van de Adriatische Zee, vissen.

De lidstaten zien erop toe dat de bovenvermelde regels worden toegepast ten aanzien van alle vaartuigen die hun vlag voeren of die op hun grondgebied zijn geregistreerd.

Voor deze verordening wordt de zuidelijke grens van de Adriatische Zee gevormd door een lijn die de Grieks-Albanese grens verbindt met Capo Santa Maria di Leuca.

  • 2. 
    Het is verboden in de periode van 1 tot en met 30 juni bij de visserij op blauwvintonijn in de Middellandse Zee gebruik te maken van vliegtuigen of helikopters.
  • 3. 
    Het is verboden in de Middellandse Zee met de drijvende beug op blauwvintonijn te vissen met vaartuigen van meer dan 24 meter in de periode van 1 juni tot en met 31 juli van elk jaar. Voor de bepaling van de lengte van het vaartuig moet worden uitgegaan van de definitie die is vastgesteld door de ICCAT en die is opgenomen in bijlage III.
  • 4. 
    De definitie van de in dit artikel genoemde periodes en gebieden en de lengte van de vaartuigen als bepaald in bijlage III kunnen door de Commissie volgens de procedure van artikel 19, lid 2, worden gewijzigd overeenkomstig de voor de Gemeenschap verplicht geworden aanbevelingen van de ICCAT.

Hoofdstuk 2

Minimummaten

Artikel 6

  • 1. 
    Een over grote afstanden trekkende vissoort wordt geacht ondermaats te zijn indien de afmetingen ervan kleiner zijn dan de in bijlage IV voor de betrokken soorten vastgestelde minimummaten.
  • 2. 
    De in bijlage IV bepaalde minimummaten kunnen door de Commissie volgens de procedure van artikel 19, lid 2, worden gewijzigd overeenkomstig de voor de Gemeenschap verplicht geworden aanbevelingen van de ICCAT.

Artikel 7

  • 1. 
    Het is verboden ondermaatse vissen van over grote afstanden trekkende soorten aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, ten toon te stellen met het oog op de verkoop, te koop aan te bieden, te verkopen en te verhandelen. Deze vissen moeten onmiddellijk weer overboord worden gezet.

De vorige alinea is echter niet van toepassing bij vangsten aan vissen van de in bijlage IV genoemde soorten, op voorwaarde dat ze in aantal niet meer dan 15 % van de aanlandingen uitmaken. Voor blauwvintonijn geldt die tolerantiewaarde niet voor exemplaren van minder dan 3,2 kg.

  • 2. 
    Het is verboden in de Gemeenschap ondermaatse vissen van over grote afstanden trekkende soorten in het vrije verkeer te brengen of te verhandelen.

Artikel 8

De afmeting van een vis van een over een grote afstanden trekkende soort wordt bepaald zoals aangegeven in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 850/98.

Hoofdstuk 3

Beperking van het aantal vaartuigen

Artikel 9

  • 1. 
    De Raad stelt volgens de procedure van artikel 8, lid 4, onder i), van Verordening (EEG) nr. 3760/92(11), het aantal en de totale capaciteit, uitgedrukt in brutoregisterton (BRT), vast van de communautaire vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 24 meter die op grootoogtonijn als doelsoort vissen. Voor deze vaststelling wordt uitgegaan van het gemiddeld aantal en de capaciteit, uitgedrukt in BRT, van de communautaire vissersvaartuigen die in de periode 1991/1992 in dat gebied op grootoogtonijn als doelsoort hebben gevist.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 31 januari van elk jaar de lijst mee van alle vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, die voornemens zijn in de loop van het jaar in gebied 1 op grootoogtonijn als doelsoort te gaan vissen.
  • 3. 
    In de lijsten wordt het intern nummer van het communautair gegevensbestand vermeld dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2090/98 van de Commissie(12) aan het vaartuig is toegekend.
  • 4. 
    Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig de leden 2 en 3 verstrekte gegevens kan de Raad, volgens de procedure van artikel 8, lid 4, onder ii), van Verordening (EG) nr. 3760/92, het aantal en de capaciteit, uitgedrukt in BRT en bepaald overeenkomstig artikel 1, over de lidstaten verdelen.
  • 5. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie vóór 15 augustus van elk jaar de lijst mee van de vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 meter die zijn vlag voeren en die op grootoogtonijn als doelsoort vissen. De Commissie deelt deze gegevens vóór 31 augustus van elk jaar mee aan het secretariaat van de ICCAT.
  • 6. 
    De in lid 5 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
  • naam van het vaartuig, registratienummer,
  • de vorige vlaggenstaat (in voorkomend geval),
  • de internationale radioroepnaam (in voorkomend geval),
  • vaartuigtype, lengte en BRT,
  • naam en adres van de reder(s).

Artikel 10

  • 1. 
    De Raad stelt volgens de procedure van artikel 8, lid 4, onder i), van Verordening (EEG) nr. 3760/92, het aantal communautaire vissersvaartuigen vast die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen. Het aantal vaartuigen wordt vastgesteld op basis van de communautaire vissersvaartuigen die in de periode 1993-1995 op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort hebben gevist.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 31 januari van elk jaar de lijst mee van alle vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, die voornemens zijn in de loop van het jaar in gebied 1 op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort te gaan vissen.
  • 3. 
    In de lijsten wordt het intern nummer van het communautair gegevensbestand vermeld dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2090/98 aan het vaartuig is toegekend.
  • 4. 
    Op basis van de door de lidstaten overeenkomstig de leden 2 en 3 verstrekte gegevens kan de Commissie, volgens de procedure van artikel 8, lid 4, onder ii), van Verordening (EG) nr. 3760/92, het aantal vaartuigen, bepaald overeenkomstig lid 1, over de lidstaten verdelen.
  • 5. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie vóór 15 mei van elk jaar de lijst mee van de vaartuigen die zijn vlag voeren en die deelnemen aan de gerichte visserij op Noord-Atlantische witte tonijn. In deze lijst worden tot en met 31 december 2001 de vissersvaartuigen die een experimentele visserij als alternatief voor het gebruik van drijfnetten beoefenen, niet opgenomen. De Commissie deelt deze gegevens vóór 30 mei van elk jaar mee aan het secretariaat van de ICCAT.

Hoofdstuk 4

Overige maatregelen

Artikel 11

De lidstaten kunnen het gebruik van sneuen in monofilamentdraad op de wartels aanmoedigen, teneinde het gemakkelijker te maken om levende blauwe en witte marlijn vrijwillig overboord te zetten.

Artikel 12

In afwijking van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 850/98 is het gebruik van elektrische stroom of harpoenkanonnen voor de vangst van tonijn en reuzenhaai (Cetorhinus maximus) in het Skagerrak en het Kattegat toegestaan.

TITEL III

TECHNISCHE MAATREGELEN VAN TOEPASSING IN GEBIED 2

Artikel 13

  • 1. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie vóór 15 juni van elk jaar de lijst mee van de vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 meter die zijn vlag voeren en die in het voorgaande jaar in gebied 2 op grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn hebben gevist. De Commissie deelt deze gegevens vóór 30 juni van elk jaar mee aan het secretariaat van de IOTC.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde lijst moet de volgende gegevens bevatten:
  • naam van het vaartuig - registratienummer,
  • de vorige vlaggenstaat (in voorkomend geval),
  • de internationale radioroepnaam (in voorkomend geval),
  • vaartuigtype, lengte en BRT,
  • naam en adres van de reder, gezagvoerder of bevrachter.

TITEL IV

TECHNISCHE MAATREGELEN VAN TOEPASSING IN GEBIED 3

Artikel 14

  • 1. 
    Alleen communautaire vissersvaartuigen die vissen overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en die beschikken over een DSL mogen scholen of groepen dolfijnen met ringzegens insluiten bij het vissen op geelvintonijn in gebied 3.
  • 2. 
    Onder "DSL" wordt verstaan de dolfijnsterftelimiet als bepaald in het artikel van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen.

Artikel 15

  • 1. 
    De lidstaten delen de Commissie vóór 15 september van elk jaar de volgende gegevens mee:
  • de lijst van de vaartuigen die hun vlag voeren en waarvan het laadvermogen groter is dan 363 metrieke ton (400 ton netto) en die een DSL hebben gevraagd voor het gehele volgende jaar;
  • een lijst van de vaartuigen die hun vlaggen voeren die in de loop van het volgende jaar misschien in het gebied zullen gaan vissen;
  • een lijst van de vaartuigen die hun vlag voeren die een DSL hebben gevraagd voor de eerste of de tweede helft van het volgende jaar;
  • voor elk vaartuig dat een DSL aanvraagt, een certificaat waaruit blijkt dat het vaartuig beschikte over alle voor de bescherming van dolfijnen vereiste vistuigen en apparatuur en dat de kapitein een erkende opleiding heeft gevolgd in de techniek van het opnieuw overboord zetten en het redden van dolfijnen.
  • 2. 
    De lidstaten verifiëren of de aanvragen van DSL's voldoen aan de voorwaarden die zijn bepaald in de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en in de door de IATTC aangenomen instandhoudingsmaatregelen.
  • 3. 
    De Commissie onderzoekt de lijsten en de overeenstemming ervan met de bepalingen van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en van de door de IATTC aangenomen instandhoudingsmaatregelen en deelt ze mee aan de directeur van de IATTC.

Indien bij het onderzoek van een aanvraag door de Commissie blijkt dat deze aanvraag niet voldoet aan de in dit lid bepaalde voorwaarden, deelt de Commissie de betrokken lidstaat onmiddellijk mee dat zij de aanvraag of een deel ervan niet aan de directeur van de IATTC kan doorzenden, en deelt zij hem de redenen hiervoor mee.

  • 4. 
    De Commissie deelt elke lidstaat de totale DSL mee die over de vaartuigen die zijn vlag voeren moet worden verdeeld.
  • 5. 
    De lidstaten delen vóór 15 januari van elk jaar aan de Commissie de verdeling van de DSL's over de vaartuigen die hun vlag voeren, mee.
  • 6. 
    De Commissie deelt vóór 1 februari van elk jaar aan de directeur van de IATTC de lijst en de verdeling van de DSL's over de communautaire vissersvaartuigen mee.

Artikel 16

  • 1. 
    Het gebruik van hulpvaartuigen ter ondersteuning van vaartuigen die vissen met behulp van visaggregerende voorzieningen is verboden.
  • 2. 
    Er mag geen vis op zee worden overgeladen.

TITEL V

ALGEMENE TOEPASSINGSBEPALING

Artikel 17

  • 1. 
    Het is verboden scholen of groepen zeezoogdieren met ringzegens in te sluiten, behalve voor de in artikel 14 bedoelde vaartuigen.
  • 2. 
    Lid 1 is van toepassing in alle wateren op alle vaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat of zijn geregistreerd in een lidstaat.

TITEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

De maatregelen die vereist zijn uit hoofde van artikel 3, lid 9, artikel 5, lid 4 en artikel 6, lid 2, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2.

Artikel 19

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 ingestelde comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

  • 3. 
    Het comité neemt zijn reglement van orde aan.

Artikel 20

  • 1. 
    De artikelen 24, 33 en 41 van Verordening (EG) nr. 850/98 en de vermeldingen betreffende blauwvintonijn en zwaardvis in bijlage XII worden geschrapt.
  • 2. 
    De artikelen 3 bis en 5 bis van Verordening (EG) nr. 1626/94 en de vermeldingen betreffende blauwvintonijn en zwaardvis in bijlage IV, alsmede bijlage V, worden geschrapt.
  • 3. 
    De verwijzingen naar voornoemde verordeningen en voornoemde artikelen en bijlagen worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage V opgenomen concordantietabel.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    Rekke
  • (1) 
    PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 78.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 28 februari 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1.
  • (4) 
    PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33.
  • (5) 
    PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1.
  • (6) 
    PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 812/2000 (PB L 100 van 20.4.2000, blz. 3).
  • (7) 
    PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24.
  • (8) 
    PB L 132 van 27.5.1999, blz. 1.
  • (9) 
    PB L 147 van 12.6.1999, blz. 23.
  • (10) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (11) 
    PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1).
  • (12) 
    PB L 266 van 1.10.1998, blz. 27.

BIJLAGE I

Lijst van de in deze verordening bedoelde soorten

  • Witte tonijn: Thunnus alalunga
  • Blauwvintonijn: Thunnus thynnus
  • Grootoogtonijn: Thunnus obesus
  • Gestreepte tonijn: Katsuwonus pelamis
  • Boniet: Sarda sarda
  • Geelvintonijn: Thunnus albacares
  • Zwartvintonijn: Thunnus atlanticus
  • Dwergtonijnen: Euthynnus spp.
  • Zuidelijke blauwvintonijn: Thunnus maccoyii
  • Kogeltonijn: Auxis spp.
  • Braam: Bramidae
  • Marlijn: Tetrapturus spp.; Makaira spp.
  • Zeilvissen: Istiophorus spp.
  • Zwaardvissen: Xiphias gladius
  • Makreelgeep: Scomberesox spp.; Cololabis spp.
  • Goudmakreel; dolfijnvis: Coryphaena hippurus; Coryphaena equiselis
  • Haaien: Hexanchus griseus; Cetorhinus maximus; Alopiidae; Rhincodon typus; Carcharhinidae; Sphyrnidae; Isuridae; Lamnidae
  • Walvisachtigen (walvissen en bruinvissen): Physeteridae; Belaenopteridae; Balenidae; Eschrichtiidae; Monodontidae; Ziphiidae; Delphinidae.

BIJLAGE II

In artikel 3, lid 7, bedoelde bepalingen

  • 1. 
    AANSTELLING VAN WAARNEMERS
  • a) 
    Om te voldoen aan de verplichting inzake waarnemers, benoemen de lidstaten, onverminderd artikel 3, lid 4, naar behoren geschoold personeel met voldoende ervaring. Het personeel moet de volgende bekwaamheden bezitten om zijn taken uit te voeren:
  • voldoende ervaring om de vissoorten en de vistuigen te kunnen identificeren,
  • vertrouwd zijn met navigatie op zee,
  • voldoende kennis hebben van de instandhoudingsmaatregelen van de ICCAT,
  • in staat zijn om, indien nodig, elementaire wetenschappelijke taken, zoals het nemen van monsters, goed uit te voeren en waarnemingen te doen en deze correct te noteren,
  • een goede kennis te bezitten van de taal van de vlaggenstaat van het waargenomen vaartuig.
  • b) 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat de waarnemers op het overeengekomen tijdstip en op de overeengekomen plaats aan boord van de vissersvaartuigen kunnen gaan en om hun vertrek aan het einde van de waarnemingsperiode te vergemakkelijken.
  • 2. 
    TAKEN VAN DE WAARNEMERS

De waarnemers hebben als voornaamste taak toe te zien op de naleving van het in artikel 1 bepaalde verbod. De aangewezen waarnemers:

  • a) 
    constateren de visserijactiviteiten van de betrokken vaartuigen en noteren ze in een rapport;
  • b) 
    dienen binnen 20 dagen na het einde van de waarnemingsperiode bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten een rapport in; in dat rapport moeten de voornaamste vaststellingen van de waarnemer worden beschreven en moeten de verzamelde biologische gegevens worden vermeld.
  • 3. 
    BETREKKINGEN MET DE KAPITEINS VAN DE VISSERSVAARTUIGEN
  • a) 
    De kapitein wordt tijdig in kennis gesteld van de datum en de plaats waar hij de waarnemer aan boord moet nemen en van de vermoedelijke duur van de waarnemingsperiode.
  • b) 
    De kapitein van het vaartuig kan vragen dat hem een exemplaar van het rapport van de waarnemer wordt verstrekt.

BIJLAGE III

Scheepslengte (artikel 5, lid 4)

Definitie van scheepslengte volgens de ICCAT:

  • voor vissersvaartuigen die na 18 juli 1982 zijn gebouwd: 96 % van de lengte over alles op de waterlijn op 85 % van de kleinste holte naar de mal gemeten van de bovenzijde van de kiel, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is. Bij schepen welke met stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig aan de ontwerp-lastlijn worden genomen;
  • voor vissersvaartuigen die vóór 18 juli 1982 zijn gebouwd: de registratielengte zoals die voorkomt in de nationale registers of in enig ander officieel document waarin het vaartuig is opgetekend.

BIJLAGE IV

MINIMUMMAAT

(artikel 6, lid 1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

CONCORDANTIETABEL

(artikel 20, lid 3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.