Besluit 2002/78 - Sluiting van een kaderovereenkomst met Cyprus inzake de algemene beginselen voor de deelname van Cyprus aan gemeenschappelijke programma's

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32002D0078

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002D0078

2002/78/EG: Besluit van de Raad van 17 december 2001 betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cyprus inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Cyprus aan communautaire programma's

Publicatieblad Nr. L 034 van 05/02/2002 blz. 0017 - 0018

Besluit van de Raad

van 17 december 2001

betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cyprus inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Cyprus aan communautaire programma's

(2002/78/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name de artikelen 13, 61, 95, 129 en 137, artikel 149, lid 4, artikel 150, lid 4, artikel 151, lid 5, artikel 152, lid 4, artikel 153, lid 4, artikel 156, artikel 157, artikel 166, artikel 175, lid 1, en artikel 308, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, artikel 300, lid 3, tweede alinea, en artikel 300, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien de instemming van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Europese Raad van Luxemburg van december 1997 stelde vast dat de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie ten goede moet komen aan beide gemeenschappen en moet bijdragen tot rust onder de burgerbevolking en tot verzoening.
  • (2) 
    De Europese Raad was van oordeel dat deelname aan communautaire programma's, waarover per geval zou moeten worden beslist, een goede methode is om de versterkte pretoetredingsstrategie voor de kandidaat-lidstaten te intensiveren. De Europese Raad van Luxemburg stelde ook een specifieke pretoetredingsstrategie voor Cyprus vast, die ook deelname aan bepaalde communautaire programma's en instanties omvatte. Na de Europese Raad van Helsinki van december 1999 en met name die van Nice van december 2000, werd deze aanpak per geval losgelaten, en vond een verschuiving plaats in de richting van een ambitieuzer aanpak die vrijwel alle communautaire programma's omvat.
  • (3) 
    Overeenkomstig de richtsnoeren die de Raad op 5 juni 2001 heeft vastgesteld, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met Cyprus onderhandeld over een kaderovereenkomst inzake de algemene beginselen voor de deelname van Cyprus aan communautaire programma's.
  • (4) 
    Ten aanzien van enkele van de programma's waarop de overeenkomst betrekking heeft, voorziet het verdrag niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.
  • (5) 
    De specifieke voorwaarden voor de deelname van Cyprus aan de communautaire programma's, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage, worden door de Commissie namens de Gemeenschap vastgesteld. De Commissie wordt daartoe bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.
  • (6) 
    Cyprus kan verzoeken om financiële bijstand ten behoeve van de deelname aan communautaire programma's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad van 13 maart 2000 betreffende de uitvoering van acties in het kader van de pretoetredingsstrategie voor de Republiek Cyprus en de Republiek Malta(3).
  • (7) 
    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EG-Verdrag neemt Denemarken niet deel aan het deel van dit besluit dat is aangenomen overeenkomstig titel IV van het EG-Verdrag. Dit deel van dit besluit van de Raad is niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.
  • (8) 
    Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn voornemens deel te nemen aan de aanneming van de verordening van de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ter vergemakkelijking van de totstandbrenging van een Europese justitiële ruimte in burgerlijke zaken. Wanneer deze verordening is aangenomen is zij bindend voor en van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Wat betreft alle toekomstige communautaire maatregelen overeenkomstig titel IV van het EG-Verdrag die strekken tot uitvoering of aanneming van enig toekomstig communautair programma is uitsluitend het deel betreffende titel IV van het EG-Verdrag van dit besluit van de Raad bindend voor en van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, indien die maatregelen op grond van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EG-Verdrag bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
  • (9) 
    De overeenkomst dient door de Commissie periodiek te worden geëvalueerd.
  • (10) 
    De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Cyprus inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Cyprus aan communautaire programma's wordt goedgekeurd namens de Gemeenschap.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

  • 1. 
    De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de specifieke voorwaarden voor de deelname van Cyprus aan elk afzonderlijk programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie wordt daarin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.
  • 2. 
    Indien Cyprus verzoekt om externe bijstand, zijn de procedures van Verordening (EG) nr. 555/2000 of van eventuele toekomstige soortgelijke verordeningen waarin in externe communautaire bijstand voor Cyprus mocht worden voorzien, van toepassing.

Artikel 3

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en brengt zij daarover verslag uit aan de Raad. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is of bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 5

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving(4).

Gedaan te Brussel, 17 december 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    Neyts-Uyttebroeck
  • (1) 
    PB C 304 E van 30.10.2001, blz. 335.
  • (2) 
    Advies van 11 december 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3.
  • (4) 
    De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.