Besluit 2002/179 - Sluiting van een kaderovereenkomst met Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van Turkije aan gemeenschappelijke programma's

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32002D0179

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002D0179

2002/179/EG: Besluit van de Raad van 17 december 2001 betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's

Publicatieblad Nr. L 061 van 02/03/2002 blz. 0027 - 0028

Besluit van de Raad

van 17 december 2001

betreffende de sluiting van een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's

(2002/179/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name de artikelen 13, 61, 95, 129 en 137, artikel 149, lid 4, artikel 150, lid 4, artikel 151, lid 5, artikel 152, lid 4, artikel 153, lid 4, artikel 156, artikel 157, artikel 166, artikel 175, lid 1, en artikel 308, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, artikel 300, lid 3, tweede alinea, en artikel 300, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien de instemming van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De resolutie van de Associatieraad EG-Turkije van 6 maart 1995 verwelkomde initiatieven op een aantal terreinen om de samenwerking tussen de EU en Turkije te verbreden, onder meer door deelname aan bepaalde communautaire programma's.
  • (2) 
    De Europese Raad van Luxemburg van december 1997 was van oordeel dat deelname aan communautaire programma's, waarover per geval zou moeten worden beslist, een goede methode is om de versterkte pretoetredingsstrategie voor de kandidaat-lidstaten te intensiveren. Tegelijkertijd werd een Europese strategie voor Turkije ingesteld, die voor het land in deze zelfde mogelijkheid voorzag. Na de Europese Raad van Helsinki van december 1999 en met name die van Nice van december 2000, werd deze aanpak per geval losgelaten, en vond een verschuiving plaats in de richting van een ambitieuzer aanpak die vrijwel alle communautaire programma's omvat.
  • (3) 
    De Europese Raad van Helsinki verklaarde dat Turkije als kandidaat-lidstaat tot de Unie kan toetreden op basis van dezelfde criteria als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten gelden; voortbouwend op de bestaande Europese strategie, zal Turkije, evenals andere kandidaat-lidstaten, in aanmerking komen voor een pretoetredingsstrategie om zijn hervormingen te stimuleren en te ondersteunen; Turkije zal ook in de gelegenheid zijn om deel te nemen aan communautaire programma's en organen en aan vergaderingen van de kandidaat-lidstaten met de Unie in het kader van het toetredingsproces.
  • (4) 
    Overeenkomstig de richtsnoeren die de Raad op 5 juni 2001 heeft vastgesteld, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met Turkije onderhandeld over een kaderovereenkomst inzake de algemene beginselen voor de deelname van Turkije aan communautaire programma's.
  • (5) 
    Ten aanzien van enkele van de programma's waarop de overeenkomst betrekking heeft, voorziet het verdrag niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.
  • (6) 
    De specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan de communautaire programma's, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage, worden door de Commissie namens de Gemeenschap vastgesteld. De Commissie wordt daartoe bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.
  • (7) 
    Turkije kan verzoeken om financiële bijstand ten behoeve van de deelname aan communautaire programma's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (Meda)(3), Verordening (EG) nr. 764/2000 van de Raad van 10 april 2000 betreffende de uitvoering van maatregelen ter verdieping van de douane-unie EG-Turkije(4) en Verordening (EG) nr. 257/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 januari 2001 betreffende maatregelen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van Turkije(5).
  • (8) 
    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EG-Verdrag neemt Denemarken niet deel aan het deel van dit besluit dat is aangenomen overeenkomstig Titel IV van het EG-Verdrag. Dit deel van dit besluit van de Raad is niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.
  • (9) 
    Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn voornemens deel te nemen aan de aanneming van de Verordening van de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ter vergemakkelijking van de totstandbrenging van een Europese justitiële ruimte in burgerlijke zaken. Wanneer deze verordening is aangenomen is zij bindend voor en van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Wat betreft alle toekomstige communautaire maatregelen overeenkomstig Titel IV van het EG-Verdrag die strekken tot uitvoering of aanneming van enig toekomstig communautair programma is uitsluitend het deel betreffende Titel IV van het EG-Verdrag van dit besluit van de Raad bindend voor en van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, indien die maatregelen op grond van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het EG-Verdrag bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
  • (10) 
    De overeenkomst dient door de Commissie periodiek te worden geëvalueerd.
  • (11) 
    De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's wordt goedgekeurd namens de Gemeenschap.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

  • 1. 
    De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap de specifieke voorwaarden voor de deelname van Turkije aan elk afzonderlijk programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie wordt daarin bijgestaan door een door de Raad aangewezen speciaal comité.
  • 2. 
    Indien Turkije verzoekt om externe bijstand, zijn de procedures van Verordening (EG) nr. 1488/96, Verordening (EG) nr. 764/2000, Verordening (EG) nr. 257/2001 en van eventuele toekomstige soortgelijke verordeningen waarin in externe communautaire bijstand voor Turkije mocht worden voorzien, van toepassing.

Artikel 3

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, en vervolgens iedere drie jaar, evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en brengt zij daarover verslag uit aan de Raad. Dit verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is of bevoegd zijn de overeenkomst te ondertekenen en daardoor de Gemeenschap te binden.

Artikel 5

De voorzitter van de Raad verricht namens de Gemeenschap de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving(6).

Gedaan te Brussel, 17 december 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    Neyts-Uyttebroeck
  • (1) 
    PB C 304 E van 30.10.2001, blz. 342.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 11 december 2001 (Nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1).
  • (4) 
    PB L 94 van 14.4.2000, blz. 6.
  • (5) 
    PB L 39 van 9.2.2001, blz. 1.
  • (6) 
    De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.