Verordening 2002/154 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 2358/71 houdende een gemeenschappelijke marktordening in de sector zaaizaad en tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004, van de in de sector zaaizaad toegekende steunbedragen

1.

Wettekst

29.1.2002   

NL

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

L 25/18

 

VERORDENING (EG) Nr. 154/2002 VAN DE RAAD

van 21 januari 2002

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2358/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector zaaizaad en tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004, van de in de sector zaaizaad toegekende steunbedragen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie, (1)

Gezien het advies van het Europees Parlement, (2)

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, (3)

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2358/71 van de Raad (4) is bepaald dat het steunbedrag moet worden vastgesteld met inachtneming onder meer van de noodzaak om het evenwicht tussen de in de Gemeenschap benodigde omvang van de productie en de afzetmogelijkheden voor deze productie te verzekeren. Sinds de oogst van het verkoopseizoen 1994/1995 zijn zowel de productie als de uitvoer van zaaizaad voortdurend toegenomen, en de zaaizaadvoorraden in de Gemeenschap hebben een zodanig peil bereikt dat het marktevenwicht voor zaaizaad erdoor zou kunnen worden verstoord.

 

(2)

Het lijkt dan ook gerechtvaardigd een regeling in te voeren voor de stabilisatie van de productie van zaaizaad van andere soorten dan rijst, waarvoor reeds een dergelijke regeling bestaat. In het kader van het stabilisatiemechanisme voor zaaizaad van andere soorten dan rijst moet op basis van een representatief gemiddelde van de tijdens een recente referentieperiode geoogste hoeveelheden, alsmede van een marge om rekening te houden met de cyclische schommelingen waaraan de productie van zaaizaad onderhevig is, een maximumhoeveelheid worden vastgesteld waarvoor steun kan worden toegekend. Tevens moeten door het garanderen van een minimumhoeveelheid aan alle lidstaten waar weinig of geen zaaizaad wordt geproduceerd, de voorwaarden worden gecreëerd waaronder kleine, levensvatbare productie-entiteiten zich kunnen ontwikkelen of handhaven.

 

(3)

In de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2358/71 is voor de Lolium perenne L.-rassen onderscheid gemaakt tussen zeer standvastige, late of halflate rassen, nieuwe rassen en andere, en weinig standvastige, halflate, halfvroege of vroege rassen. Daar de prijzen van deze rassen op de markten buiten de Gemeenschap dit onderscheid niet langer rechtvaardigen, is het dienstig de onderverdeling van zaaizaad van Lolium perenne L. in drie rassengroepen af te schaffen en slechts één steunbedrag vast te stellen.

 

(4)

Op grond van de marktsituatie in de Gemeenschap en de te verwachten ontwikkeling daarvan kan de producenten voor de in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2358/71 vermelde zaadsoorten die in de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004 in de handel zullen worden gebracht, geen billijk inkomen worden gewaarborgd. Het is dienstig steun te verlenen voor de productie van dit zaaizaad.

 

(5)

In artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2358/71 is bepaald dat bij de vaststelling van het steunbedrag enerzijds rekening moet worden gehouden met het vereiste evenwicht tussen de in de Gemeenschap benodigde omvang van de productie en de afzetmogelijkheden voor deze productie, en anderzijds met de prijzen van deze producten op de markten buiten de Gemeenschap.

 

(6)

Op grond van deze criteria moeten de steunbedragen voor de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004 worden vastgesteld op het in de bijlage aangegeven peil.

 

(7)

De maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2358/71 wordt als volgt gewijzigd:

 

1.

artikel 3, lid 4 bis, wordt vervangen door:

„4 bis.   De maximumhoeveelheid zaaizaad die in de Gemeenschap voor steun in aanmerking komt, wordt vastgesteld volgens de in lid 5 bedoelde procedure. Deze hoeveelheid wordt onderverdeeld naar producerende lidstaat.

De maximumhoeveelheid zaaizaad van andere soorten dan rijst waarvoor steun toegekend wordt, is gelijk aan de som van de voor elke lidstaat geldende hoeveelheden, vastgesteld op basis van het afgetopte gemiddelde van de geoogste hoeveelheden waarmee voor de verkoopseizoenen van 1996-1997 tot en met 2000-2001 rekening is gehouden, verhoogd met 5 %.

Wanneer de met toepassing van de tweede alinea vastgestelde hoeveelheid voor een lidstaat niet meer dan 800 ton bedraagt, wordt aan die lidstaat een extra hoeveelheid van 300 ton toegekend.

Wanneer de totale hoeveelheid zaadgoed, uitgezonderd rijst, waarvoor in de producerende lidstaten steunaanvragen zijn ingediend, de maximumhoeveelheid voor de Gemeenschap overschrijdt, wordt de steun voor elke betrokken lidstaat naar gelang van de overschrijding van de vastgestelde nationale hoeveelheid voor het volgend verkoopseizoen verlaagd, met inachtneming van de niet door de lidstaten gebruikte hoeveelheden. De Commissie stelt in dat geval het verlagingspercentage voor elke producerende lidstaat vast.”

;

 

2.

artikel 10 wordt geschrapt;

 

3.

artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van beheer voor zaaizaad (hierna „het comité”).
  • 2. 
    Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op één maand.

  • 3. 
    Het comité neemt zijn reglement van orde aan.”

.

Artikel 2

De bedragen van de in de sector zaaizaad toegekende steun, als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2358/71, voor de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004 worden vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2002.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ARIAS CAÑETE
 

  • (2) 
    Advies uitgebracht op 11 december 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

BIJLAGE

VERKOOPSEIZOENEN 2002/03 EN 2003/04

In de Gemeenschap toe te passen steunbedragen

 

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Steunbedrag

1.   

CERES

CERES

1001 90 10

Triticum spelta L.

14,37

14,37

1006 10 10

Oryza sativa L.

   

— Langkorrelige rassen waarbij de lengte van de korrel groter is dan 6,0 millimeter en de verhouding tussen de lengte en de breedte van de korrel ten minste gelijk is aan 3

17,27

17,27

— Andere rassen waarbij de lengte van de korrel groter dan wel kleiner is dan of gelijk is aan 6,0 millimeter en de verhouding tussen de lengte en de breedte van de korrel kleiner is dan 3

14,85

14,85

2.   

OLEAGINEAE

OLEAGINEAE

ex 1204 00 10

Linum usitatissimum L. (vezelvlas)

28,38

28,38

ex 1204 00 10

Linum usitatissimum L. (olievlas)

22,46

22,46

ex 1207 99 10

Cannabis sativa L. (rassen met een tetrahydrocannabinolgehalte van ten hoogste 0,2 %

20,53

20,53

3.   

GRAMINEAE

GRAMINEAE

ex 1209 29 10

Agrostis canina L.

75,95

75,95

ex 1209 29 10

Agrostis gigantea Roth.

75,95

75,95

ex 1209 29 10

Agrostis stolonifera L.

75,95

75,95

ex 1209 29 10

Agrostis capillaris L.

75,95

75,95

ex 1209 29 80

Arrhenatherum elatius (L.) P. Beauv. ex J.S. en K.B. Presl.

67,14

67,14

ex 1209 29 10

Dactylis glomerata L.

52,77

52,77

ex 1209 23 80

Festuca arundinacea Schreb.

58,93

58,93

ex 1209 23 80

Festuca ovina L.

43,59

43,59

1209 23 11

Festuca pratensis Huds.

43,59

43,59

1209 23 15

Festuca rubra L.

36,83

36,83

ex 1209 29 80

Festulolium

32,36

32,36

1209 25 10

Lolium multiflorum Lam.

21,13

21,13

1209 25 90

Lolium perenne L.

30,99

30,99

ex 1209 29 80

Lolium x boucheanum Kunth

21,13

21,13

ex 1209 29 80

Phleum Bertolinii (DC)

50,96

50,96

1209 26 00

Phleum pratense L.

83,56

83,56

ex 1209 29 80

Poa nemoralis L.

38,88

38,88

1209 24 00

Poa pratensis L.

38,52

38,52

ex 1209 29 10

Poa palustris en Poa trivialis L.

38,88

38,88

4.   

LEGUMINOSAE

LEGUMINOSAE

ex 1209 29 80

Hedysarum coronarium L.

36,47

36,47

ex 1209 29 80

Medicago lupulina L.

31,88

31,88

ex 1209 21 00

Medicago sativa L. (ecotypes)

22,10

22,10

ex 1209 21 00

Medicago sativa L. (variëteiten)

36,59

36,59

ex 1209 29 80

Onobrichis viciifolia Scop.

20,04

20,04

ex 0713 10 10

Pisum sativum L. (partim) (voedererwten)

0

0

ex 1209 22 80

Trifolium alexandrinum L.

45,76

45,76

ex 1209 22 80

Trifolium hybridum L.

45,89

45,89

ex 1209 22 80

Trifolium incarnatum L.

45,76

45,76

1209 22 10

Trifolium pratense L.

53,49

53,49

ex 1209 22 80

Trifolium repens L.

75,11

75,11

ex 1209 22 80

Trifolium repens L. var. giganteum

70,76

70,76

ex 1209 22 80

Trifolium resupinatum L.

45,76

45,76

ex 0713 50 10

Vicia faba L. (partim) (paarden- en druivenbonen)

0

0

ex 1209 29 10

Vicia sativa L.

30,67

30,67

ex 1209 29 10

Vicia villosa Roth.

24,03

24,03

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.