Verordening 2002/2341 - Vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32002R2341

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32002R2341

Verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Publicatieblad Nr. L 356 van 31/12/2002 blz. 0012 - 0120

Verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad

van 20 december 2002

tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur(1), inzonderheid op artikel 8, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende bepaalde instandhoudings- en controlemaatregelen voor de visserij in de Antarctische wateren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2113/96(2), inzonderheid op artikel 21,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad, op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, de instandhoudingsmaatregelen vaststellen die nodig zijn voor een rationele en verantwoorde exploitatie van de visbestanden op duurzame basis.
  • (2) 
    Op grond van artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92 moet de Raad, overeenkomstig artikel 4 van die verordening, de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 8, lid 4, onder ii) en onder vi), van genoemde verordening.
  • (3) 
    Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.
  • (4) 
    De beginselen en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld, zodat de lidstaten ten aanzien van de vaartuigen die onder hun vlag varen de beheersmaatregelen kunnen vaststellen.
  • (5) 
    Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota(3), moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, bij de verordening vastgestelde maatregelen worden toegepast.
  • (6) 
    De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met het Koninkrijk Noorwegen(4), de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van de Faeröer(5), respectievelijk van Groenland(6), de Republiek IJsland(7), de Republiek Letland(8), de Republiek Litouwen(9) en de Republiek Estland(10).
  • (7) 
    Overeenkomstig artikel 124 van de Toetredingsakte van 1994 wordt het beheer van de visserijovereenkomsten tussen het Koninkrijk Zweden en de Republiek Finland en derde landen waargenomen door de Gemeenschap. Uit hoofde van die overeenkomsten heeft de Gemeenschap overleg gepleegd met de Republiek Polen.
  • (8) 
    De Gemeenschap is verdragssluitende partij bij diverse regionale visserijorganisaties, die voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen hebben aanbevolen; die aanbevelingen moeten door de Gemeenschap dan ook worden uitgevoerd.
  • (9) 
    De vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt in overeenstemming met de relevante Gemeenschapswetgeving, inzonderheid met Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee(12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten(13), Verordening (EG) nr. 66/98, Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund(14) en Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen(15).
  • (10) 
    Om de Commissie de gelegenheid te geven nadere bepalingen vast te stellen voor de toepassing van artikel 28 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93, worden sommige bepalingen slechts voor een bepaalde toepassingsperiode vastgesteld.
  • (11) 
    De TAC's voor bestanden waarvoor herstelplannen voor 2003 zijn vastgesteld, moeten beantwoorden aan de in een verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde bestanden van kabeljauw en heek bepaalde herstelstrategieën. In afwachting van de aanneming van die verordening is het noodzakelijk om tijdelijk sommige technische maatregelen te blijven toepassen om geslachtsrijpe kabeljauw tijdens de paaitijd 2002 in de Ierse Zee (ICES-sector VII a) te beschermen zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 254/2002 van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VII a)(16).
  • (12) 
    In deze verordening is het noodzakelijk om de visserij-inspanning voor kabeljauw in de Noordzee, het Skagerrak, het Kattegat en ten westen van Schotland te beperken.
  • (13) 
    Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij in het jaar 2003 ten uitvoer worden gelegd.
  • (14) 
    Om te voldoen aan de door de Gemeenschap als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) aangegane internationale verplichtingen en overeenkomstig de verplichting de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, zijn de relevante toepassingsdata die welke overeenkomen met het begin van de onderscheiden TAC-toepassingsperioden zoals vermeld in bijlage IG.
  • (15) 
    De ICCAT heeft bovendien in haar jaarlijkse vergadering tabellen vastgesteld waarin de onderbenutting en overbenutting van vangstmogelijkheden door verdragsluitende partijen bij de ICCAT zijn aangegeven. In het kader hiervan heeft de ICCAT een besluit genomen blijkens hetwelk de Europese Gemeenschap in 2001 haar quota van bepaalde bestanden heeft onderbenut.
  • (16) 
    Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de onderbenutting over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat daarin, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.
  • (17) 
    Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, is het belangrijk dat de visserijactiviteiten op 1 januari 2003 kunnen doorgaan. Gezien de urgentie dient een uitzondering te worden toegestaan op de periode van zes weken als vermeld in punt I, 3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

  • 1. 
    In deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden voor het jaar 2003 de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen bijzondere voorschriften vastgesteld die
  • a) 
    voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een lidstaat, hierna "vaartuigen van de Gemeenschap" of "EG-vaartuigen" te noemen, gelden in zones met vangstbeperkingen, en
  • b) 
    voor vaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land, hierna "vaartuigen van derde landen" te noemen, gelden in wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten, hierna "Gemeenschapswateren of EG-wateren" te noemen.

Voor bepaalde Antarctische bestanden worden echter vangstmogelijkheden vastgesteld voor de in bijlage IG vermelde periode.

  • 2. 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "vangstmogelijkheden" verstaan:
  • a) 
    "TAC's" of het aantal vaartuigen waarvoor visvergunningen zijn toegekend en/of de geldigheidsduur daarvan,
  • b) 
    delen van de TAC's die aan de Gemeenschap zijn toegekend,
  • c) 
    aan de Gemeenschap in de wateren van derde landen toegewezen quota,
  • d) 
    een verdeling van de onder b) en c) bedoelde vangstmogelijkheden van de Gemeenschap over de lidstaten in de vorm van quota,
  • e) 
    aan derde landen in Gemeenschapswateren toegewezen quota.

Artikel 2

  • 1. 
    De afbakening van de zones van ICES(17), CECAF(18) (Centraal-Oostelijke Atlantische Oceaan of FAO-gebied 34), NAFO(19) en CCAMLR(20) is die van respectievelijk Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen(21), Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noordatlantische Oceaan(22), Verordening (EG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen(23) en Verordening (EG) nr. 66/98 van de Raad.
  • 2. 
    In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a) 
    "internationale wateren": wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;
  • b) 
    "het gereglementeerde gebied van de NAFO": het deel van het onder het NAFO-verdrag vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;
  • c) 
    het "Skagerrak": het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;
  • d) 
    "het Kattegat": het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;
  • e) 
    "de Noordzee": ICES-deelgebied IV en het gedeelte van ICES-sector IIIa dat geen deel uitmaakt van het Skagerrak zoals omschreven onder c);
  • f) 
    "Management Unit 3": de ICES-deelsectoren 30 en 31 en het gedeelte van deelsector 29 benoorden 59°30' NB.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 3

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap in Gemeenschapswateren of in bepaalde wateren buiten de Gemeenschap worden vastgesteld zoals aangegeven in de bijlagen I en II.
  • 2. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 7 en 13 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland, Estland, Letland, Litouwen, Noorwegen en de visserijzone rond Jan Mayen, Polen en de Russische Federatie.

3.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Die bijdrage dient te worden gestort op de rekeningen die door de autoriteiten van de betrokken landen worden aangewezen.

Artikel 4

De vangstmogelijkheden worden over de lidstaten verdeeld onverminderd:

  • a) 
    het ruilen van quota op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3760/92,
  • b) 
    nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,
  • c) 
    het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,
  • d) 
    het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,
  • e) 
    verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

Artikel 5

Flexibiliteit

De bestanden waarvoor een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde of een analytische TAC geldt, de bestanden waarop flexibiliteit volgens de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing is en de bestanden waarop de in artikel 5, lid 2, van de voornoemde verordening bedoelde kortingen van toepassing zijn, worden voor 2003 vastgesteld zoals bepaald in bijlage III.

Artikel 6

Aanvoervoorwaarden voor vangsten en bijvangsten

  • 1. 
    Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:
  • i) 
    die vis gevangen is met vaartuigen van een lidstaat die of een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of
  • ii) 
    het Gemeenschapsaandeel in de TAC, wanneer het niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, niet is opgebruikt, of
  • iii) 
    de vangsten die uit verschillende soorten bestaan, uitgezonderd haring- en makreelvangsten, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98 met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm zijn gedaan en noch aan boord, noch bij aanvoer zijn gesorteerd, of
  • iv) 
    wat haring betreft, de vangsten voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie(24), of
  • v) 
    het aandeel van makreel in de gemengde vangsten van makreel en horsmakreel of sardines niet meer dan 10 % van het totale gewicht aan makreel, horsmakreel en sardines aan boord bedraagt, en de vangsten niet gesorteerd zijn, of
  • vi) 
    het gaat om vangsten voor wetenschappelijk onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 850/98.

Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van vangsten bedoeld onder iii), iv), v) en vi).

  • 2. 
    Ongeacht het bepaalde in lid 1 is het, wanneer een van de in bijlage II vastgestelde vangstmogelijkheden is opgebruikt, voor vissersvaartuigen die vissen in de zone waarvoor de betreffende vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.
  • 3. 
    Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 850/98.

Artikel 7

Toegangsbeperkingen

  • 1. 
    Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 mijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.
  • 2. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende met rechte lijnen met elkaar verbonden coördinaten valt:

Zuidwestelijk Gebied

  • 1. 
    63°12'NB en 23°05'WL via 62°00'NB en 26°00'WL
  • 2. 
    62°58'NB en 22°25'WL
  • 3. 
    63°06'NB en 21°30'WL
  • 4. 
    63°03'NB en 21°00'WL en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid;

Zuidoostelijk Gebied

  • 1. 
    63°14'NB en 10°40'WL
  • 2. 
    63°14'NB en 11°23'WL
  • 3. 
    63°35'NB en 12°21'WL
  • 4. 
    64°00'NB en 12°30'WL
  • 5. 
    63°53'NB en 13°30'WL
  • 6. 
    63°36'NB en 14°30'WL
  • 7. 
    63°10'NB en 17°00'W en vervolgens 180°00' rechtwijzend zuid.

Artikel 8

Bijzondere voorschriften voor Noordzeeharing

De in bijlage IV vastgestelde maatregelen gelden voor de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat.

Artikel 9

Overige technische en controlemaatregelen

De in bijlage V vastgestelde technische maatregelen gelden in het jaar 2003 naast die van de Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 1626/94 en (EG) nr. 973/2001.

Artikel 10

Inspanningsbeperkingen en daarbij behorende voorschriften voor het beheer van kabeljauwbestanden

De inspanningsbeperkingen en daarbij behorende voorschriften voor het beheer van kabeljauwbestanden van bijlage XVII zijn van toepassing op het beheer van kabeljauwbestanden in het Kattegat, het Skagerrak, de Noordzee en ten westen van Schotland.

HOOFDSTUK III

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 11

Vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Estland, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen, de Russische Federatie, Suriname, Trinidad en Tobago en Venezuela, alsook vaartuigen die in de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 12 en 14 vastgestelde voorschriften, in de Gemeenschapswateren vissen.

Artikel 12

Onverminderd de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen toegangsbeperkingen, mogen vaartuigen die de vlag voeren van:

  • i) 
    Noorwegen of die geregistreerd zijn op de Faeröer, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Noordzee, het Kattegat, de Oostzee en de Atlantische Oceaan benoorden 43°00' noorderbreedte; vaartuigen die de vlag voeren van Noorwegen mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden;
  • ii) 
    Estland, Letland en Litouwen, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;
  • iii) 
    Polen en de Russische Federatie, slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Zweden in de Oostzee bezuiden 59°30' noorderbreedte;
  • iv) 
    Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan, Zuid-Korea en Venezuela slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse department Guyana.

HOOFDSTUK IV

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 13

  • 1. 
    Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mag in de wateren van derde landen slechts worden gevist op grond van een vergunning die door de autoriteiten van het betrokken derde land is uitgereikt. Deze bepaling geldt bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee evenwel niet voor:
  • a) 
    vaartuigen van 200 GT of minder,
  • b) 
    vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn,
  • c) 
    vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.
  • 2. 
    Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen waarop de aanvragen betrekking hebben, door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.
  • 3. 
    De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften welke van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.
  • 4. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen, mogen een andere tak van gerichte visserij uitoefenen mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren kennis geven van deze wijziging.

HOOFDSTUK V

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 14

  • 1. 
    Onverminderd artikel 28ter van Verordening (EG) nr. 2847/93 hoeven Noorse vaartuigen van minder dan 200 GT niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.
  • 2. 
    Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie voor vergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:
  • a) 
    naam van het vaartuig;
  • b) 
    registratienummer;
  • c) 
    op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;
  • d) 
    haven van registratie;
  • e) 
    naam en adres van de eigenaar of huurder;
  • f) 
    brutotonnage (GT) en lengte over alles;
  • g) 
    motorvermogen;
  • h) 
    oproepnummer en radiofrequentie;
  • i) 
    vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;
  • j) 
    gebied waarin gevist zal worden;
  • k) 
    vissoorten waarop gevist zal worden;
  • l) 
    periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.
  • 3. 
    De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, hoeven de vergunning niet aan boord te hebben.
  • 4. 
    Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaar van het betrokken vaartuig zich ertoe verbindt om een waarnemer aan boord van zijn vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.
  • 5. 
    Het aantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage VI, deel II, is aangegeven.
  • 6. 
    Vaartuigen van derde landen die op 31 december 2002 mogen vissen, mogen hun activiteiten in het begin van het jaar 2003 voortzetten totdat de lijsten van vaartuigen met vergunning aan de Commissie zijn voorgelegd en door haar zijn goedgekeurd.
  • 7. 
    Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden ingetrokken met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke intrekkingen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.
  • 8. 
    Vergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.
  • 9. 
    Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.
  • 10. 
    Voor vaartuigen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen vergunningen en speciale visdocumenten afgegeven.
  • 11. 
    De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vaartuigen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften met ingang van de volgende maand niet meer in de Gemeenschapswateren mogen vissen.

Artikel 15

  • 1. 
    Vaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met inbegrip van de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98, (EG) nr. 850/98, nr. 1434/98 en Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen(25).
  • 2. 
    Kapiteins van vaartuigen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen voor de juistheid waarvan alleen de kapitein verantwoordelijk is en waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Voor deze aangifte wordt een formulier gebruikt van het model in bijlage VI, deel III.

De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in lid 3 genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde beambte ondertekend.

De Franse autoriteiten zenden de Commissie vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de vorige maand.

  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde vaartuigen dienen een logboek bij te houden waarin de in bijlage VII, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.

Vaartuigen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten echter een logboek bijhouden van het model in bijlage VII, deel II. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift daarvan aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.

  • 4. 
    Vaartuigen van derde landen, met uitzondering van die van Noorwegen die vissen in ICES-sector IIIa, dienen de Commissie de in bijlage VIII bepaalde gegevens mee te delen overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

Als de Commissie gedurende 1 maand geen mededeling ontvangt over een vaartuig met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de vergunning van dat vaartuig ingetrokken.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN DIE ONDER REGIONALE VISSERIJORGANISATIES VALLEN

Artikel 16

NAFO-gebied - Communautaire visserijactiviteit

  • 1. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 20 januari 2003 de lijst mee van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die voornemens zijn te vissen in het gereglementeerde gebied van de NAFO. Daarna verstrekken zij dergelijke lijsten ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten. Zij verstrekken voor die vaartuigen de volgende gegevens:
  • a) 
    naam van het vaartuig;
  • b) 
    het officiële door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig gegeven registratienummer;
  • c) 
    de thuishaven van het vaartuig;
  • d) 
    de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;
  • e) 
    een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;
  • f) 
    de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden gevist;
  • g) 
    de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.
  • 2. 
    Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (gecharterd vaartuig), verstrekken de lidstaten de volgende gegevens:
  • a) 
    de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;
  • b) 
    de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat is toegestaan in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;
  • c) 
    de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;
  • d) 
    naam van het vaartuig;
  • e) 
    het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer;
  • f) 
    de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;
  • g) 
    de naam van de eigenaar of de huurder van het vaartuig;
  • h) 
    een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;
  • i) 
    de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden gevist;
  • j) 
    de deelgebieden waar het vaartuig zal vissen.

Artikel 17

Visserij op zwarte heilbot

De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen voor de visserij op zwarte heilbot in het gereglementeerde gebied van de NAFO uiterlijk op 20 januari 2003, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In de visplannen wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen op voornoemde soort zal worden gevist. Voorts wordt daarin de totale, te leveren visserij-inspanning opgegeven samen met het betrokken aan de meldende lidstaat toegewezen vangstquotum.

De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2003 een verslag over de uitvoering van hun visplannen toekomen met onder meer een opgave van het aantal vaartuigen dat effectief aan de visserij heeft deelgenomen en het totale aantal visdagen.

Artikel 18

Technische maatregelen in het gereglementeerde gebied van de NAFO

  • 1. 
    Maaswijdte van de netten

Bij de gerichte visserij op de in bijlage IX vermelde soorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte verhoogd tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.

Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.

  • 2. 
    Voorzieningen aan netten

Het is verboden andere dan de in dit lid vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.

Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage X vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

Vaartuigen die op Noorse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven.

  • 3. 
    Bijvangsten

De kapiteins van vissersvaartuigen mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst van een trek uitmaakt.

Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten waarvoor de Gemeenschap geen quota heeft vastgesteld voor een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO en die in dit deel worden gevangen bij gerichte visserij op een soort, mogen voor elk van de soorten aan boord van het vaartuig niet meer bedragen dan 2500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage I E vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1250 kg of 5 %.

Als de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de hierboven vastgestelde limieten, moet het vissersvaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde limieten, moet het vissersvaartuig weer onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan.

Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) en waarvan de bijvangst van de vissoorten vermeld in bijlage I E in een trek meer dan 5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onmiddellijk van visgebied veranderen (ten minste 5 zeemijl verder varen), teneinde verdere bijvangst van die vissoorten te vermijden.

Vangsten van garnaal worden niet gebruikt bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvis.

  • 4. 
    Minimummaat van de vissen

Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage XI vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk in zee worden teruggezet. Als de op bepaalde plaatsen gevangen hoeveelheid ondermaatse vis meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het visservaartuig ten minste vijf zeemijl verder varen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor in bijlage XI een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage XII vastgestelde grootte, wordt die verwerkte vis geacht afkomstig te zijn van ondermaatse vis.

Artikel 19

Controlemaatregelen

  • 1. 
    Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XIII opgesomde gegevens noteren.
  • 2. 
    Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage IX genoemde soorten mogen geen netten aan boord zijn waarvan de maaswijdte kleiner is dan in artikel 18, lid 1, is bepaald. Vaartuigen waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen echter dergelijke netten aan boord hebben op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Dit houdt in dat:
  • a) 
    de netten moeten zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen en,
  • b) 
    indien deze zich op of boven het dek bevinden, goed aan een deel van de bovenbouw moeten zijn vastgesjord.
  • 3. 
    Door kapiteins van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap wordt over de vangst van de in bijlage I E genoemde soorten:
  • a) 
    een productielogboek bijgehouden waarin zij, per soort en per verwerkt product, de cumulatieve productie vermelden, of
  • b) 
    een plattegrond bijgehouden van de opslag van de verwerkte producten, waarop per soort wordt aangegeven waar de producten zich in het ruim bevinden.

Kapiteins moeten de nodige assistentie verlenen voor controle van de in het logboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

  • 4. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij de kapiteins daarvoor vooraf de toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun vaartuig de vlag voert of waar hun vaartuig is geregisteerd.
  • 5. 
    De lidstaten melden de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noorse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap.

Artikel 20

Visserij op roodbaars

  • 1. 
    De kapiteins van vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap, die in sector 3M op roodbaars vissen, delen de bevoegde instanties van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, om de andere maandag mee welke hoeveelheden roodbaars in sector 3M zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12.00 uur 's nachts is geëindigd.
  • 2. 
    De lidstaten melden de Commissie om de twee weken op dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om 12 uur 's nachts is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sector IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap.

Artikel 21

Wetenschappelijke en statistische gegevens

  • 1. 
    De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die in sector 3 LNO van het gereglementeerde gebied van de NAFO op zandschar vissen:
  • a) 
    uitgaande van de relevante gegevens in het logboek als bedoeld in artikel 19, lid 1, per maand samengestelde statistieken over de nominale vangst en de over boord gezette vangst, die worden gespecificeerd voor gebiedseenheden met een breedte van niet meer dan één breedtegraad en een lengte van niet meer dan één lengtegraad;
  • b) 
    een op grond van monsters vastgesteld maandelijks overzicht van de lengtesamenstelling van zowel de nominale vangst als de over boord gezette vangst, gespecificeerd voor de gebiedseenheden als vastgesteld onder a).
  • 2. 
    De lidstaten verstrekken voor hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen die vissen op roodbaars en platvis in de omgeving van Flemish Cap in het gereglementeerde gebied van de NAFO:
  • a) 
    uitgaande van de relevante gegevens in het logboek als bedoeld in artikel 19, lid 1, naast de normale meldingen, per maand samengestelde statistieken over de hoeveelheden kabeljauw die in bovengenoemd gebied bij het vissen op roodbaars en platvis over boord zijn gezet;
  • b) 
    op grond van monsters vastgestelde maandelijkse overzichten over de lengtesamenstelling van de kabeljauw die in bovengenoemd gebied is gevangen respectievelijk bij het vissen op roodbaars en het vissen op platvis, waarbij verder voor ieder monster wordt vermeld op welke diepte de kabeljauw is gevangen.
  • 3. 
    De monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst worden uit alle delen van de vangst van iedere betrokken soort genomen, met dien verstande dat minstens één statistisch significant monster wordt genomen uit de eerste trek van elke dag. De maat van de vis wordt gemeten van de punt van de snuit tot het uiteinde van de staartvin.

Monsters ter bepaling van de lengtesamenstelling van de vangst die zijn genomen op de wijze die is beschreven in de eerste alinea, worden beschouwd als zijnde representatief voor de volledige vangst van de betrokken soorten.

Artikel 22

CCAMLR-gebied

Gerichte visserij op de in bijlage XIV vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2847/93 worden door de lidstaten de gegevens met betrekking tot het aanlanden van hoeveelheden gevangen vis toegezonden aan de Commissie in elektronische vorm met gebruikmaking van de in bijlage XVI vermelde codes voor de bestanden.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2003, is artikel 22 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2002.

Voor de Raad

De voorzitster

  • M. 
    Fischer Boel
  • (1) 
    PB L 389 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98 (PB L 164 van 9.6.1998, blz. 1).
  • (2) 
    PB L 6 van 10.1.1998, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2742/1999 (PB L 341 van 31.12.1999, blz. 1).
  • (3) 
    PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
  • (4) 
    PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.
  • (5) 
    PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.
  • (6) 
    PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.
  • (7) 
    PB L 161 van 2.7.1993, blz. 1.
  • (8) 
    PB L 332 van 20.12.1996, blz. 1.
  • (9) 
    PB L 332 van 20.12.1996, blz. 6.
  • (10) 
    PB L 332 van 20.12.1996, blz. 16.
  • (11) 
    PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 1965/2001 van de Commissie (PB L 268 van 9.10.2001, blz. 23).
  • (12) 
    PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2001 (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1).
  • (13) 
    PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.
  • (14) 
    PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1520/98 (PB L 201 van 17.7.1998, blz. 1).
  • (15) 
    PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2001 (PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1).
  • (16) 
    PB L 41 van 13.2.2002, blz. 1.
  • (17) 
    Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.
  • (18) 
    Comité voor de Visserij in het zuidoosten van de Atlantische Oceaan.
  • (19) 
    Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.
  • (20) 
    Verdrag voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische Wateren.
  • (21) 
    PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1637/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 20).
  • (22) 
    PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1638/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 29).
  • (23) 
    PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1636/2001 van de Commissie (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 1).
  • (24) 
    PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.
  • (25) 
    PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE GEMEENSCHAPSWATEREN

Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van de verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name de artikelen 14 en 15.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I A

OOSTZEE

Alle TAC's in dit gebied, behalve die voor schol, zijn vastgesteld in de IBSFC.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IB

SKAGERRAK EN KATTEGAT EN DE NOORDZEE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I C

NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

(ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE ID

WESTELIJKE GEMEENSCHAPSWATEREN

ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX, X, CECAF (EG-wateren), en Frans-Guyana

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bij opgave van quota specifiëren lidstaten hoeveelheden genomen in VIIa.

Aan land brengen van schelvis uit VIIa verboden boven een totaal vangst van 585 ton.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijzondere voorwaarden:

Alle delen van de bovengenoemde quota mogen worden gevangen in ICES-sector Vb (EG-wateren), deelgebieden VI, VII, XII en XIV.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I E

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

NAFO-gebied

Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I F

OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN

Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IG

ANTARCTISCH GEBIED

CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2003 VAN HARING DIE ONGESORTEERD VOOR ANDERE DOELEINDEN DAN MENSELIJKE CONSUMPTIE MAG WORDEN AANGEVOERD (IN TON LEVEND GEWICHT)

Alle vangstbeperkingen die in deze bijlage zijn vastgesteld, worden voor de toepassing van artikel 7 van deze verordening als quota beschouwd en daarom gelden daarvoor de bepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2847/93, en met name in de artikelen 14 en 15 daarvan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

BESTANDEN WAARVOOR DE DIVERSE MAATREGELEN VAN VERORDENING (EG) Nr. 847/96 GELDEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR NOORDZEEHARING

De lidstaten stellen bijzondere maatregelen vast met betrekking tot de vangst, het sorteren en het aanvoeren van haring uit de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat om ervoor te zorgen dat de vangstbeperkingen, in het bijzonder die van bijlage II, worden nageleefd. Deze maatregelen omvatten met name:

  • bijzondere controle- en inspectieprogramma's;
  • programma's voor de visserij-inspanning, met inbegrip van lijsten van vaartuigen met vergunning en, als dat nodig wordt geoordeeld omdat een quotum voor meer dan 70 % is opgevist, beperkingen ten aanzien van de activiteit van vaartuigen met een vergunning;
  • controle op het overladen en op praktijken die leiden tot het weer overboord zetten van vis (teruggooi);
  • zo mogelijk, een tijdelijk visverbod voor wateren waarvan bekend is dat er een hoge bijvangst is van haring, en met name jonge haring.
  • 1. 
    Lidstaten waar ongesorteerde vangsten worden aangevoerd die ook uit haring bestaan, zorgen ervoor dat er adequate bemonsteringsprogramma's bestaan voor een effectief toezicht op alle aanvoer van bijvangst van haring. Het wordt verboden ongesorteerde vangsten die ook uit haring bestaan, aan te landen in havens zonder een dergelijk bemonsteringsprogramma.
  • 2. 
    Inspecteurs van de Commissie voeren, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93, en telkens wanneer de Commissie dat voor het bepaalde in de leden 1 en 2 noodzakelijk acht, onafhankelijke inspecties uit om de toepassing, door de bevoegde autoriteiten, van de bemonsteringsprogramma's en de in lid 1 omschreven maatregelen te verifiëren.
  • 3. 
    De Commissie verbiedt de aanvoer van haring als wordt aangenomen dat de uitvoering van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen niet voldoende waarborgen biedt dat bij alle visserijactiviteiten een strikte beheersing van de visserijsterfte bij haring wordt bereikt.
  • 4. 
    Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones III a, IV en VII d door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van 32 mm of meer bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.
  • 5. 
    Alle aanvoer van haring gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId door vaartuigen die aan boord alleen sleepnetten hebben met een minimummaaswijdte van minder dan 32 mm bij het vissen in de betrokken zones, wordt afgeboekt op het betrokken quotum dat is vastgesteld in bijlage II bij deze verordening. Haring die is aangeland door vaartuigen die vissen zoals hierboven aangegeven, mag niet te koop aangeboden worden voor menselijke consumptie.

BIJLAGE V

TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

  • 1. 
    Type vistuig dat mag worden gebruikt bij de kabeljauwvisserij in de Oostzee

1.1. Sleepnetten

1.1.1. Zonder ontsnappingspanelen

In afwijking van de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 88/98 bepaalde minimummaaswijdte voor trawlnetten, Deense zegennetten en soortgelijke netten, is de minimummaaswijdte tot en met 31 augustus 2003 130 mm. Vanaf 1 september 2003 zal de minimummaaswijdte op 140 mm worden gebracht, en deze maaswijdte zal gelden voor de gehele kuil en ten minste de laatste acht meter van het net, gemeten vanaf de pooklijn, terwijl de mazen zijn gestrekt in de lengterichting. De maximale twijndikte bedraagt 6 mm indien enkel getwijnd garen wordt gebruikt en 4 mm indien dubbel getwijnd garen wordt gebruikt. Deze maaswijdte en twijndikte geldt voor alle netkuilen of -tunnels die zich aan boord van een vissersvaartuig bevinden en bevestigd zijn of geschikt zijn om te worden bevestigd aan eender welk sleepnet.

1.1.2. Met ontsnappingspanelen

In afwijking van de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 88/98 inzake speciale voorzieningen voor selectiviteit, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

1.2. Kieuwnetten

In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 88/98 is de minimummaaswijdte voor kieuwnetten 110 mm.

Voor vaartuigen met een lengte over alles tot en met 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 12 km.

Voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter bedraagt de lengte van de netten maximaal 24 km.

De uitzettijd van de netten bedraagt ten hoogste 48 uur, ingaand bij de eerste tewaterlating en eindigend wanneer de netten volledig weer zijn ingehaald.

  • 2. 
    Bijvangst van kabeljauw in de Oostzee

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 88/98 mag geen ondermaatse kabeljauw aan boord worden gehouden. In afwijking evenwel van het bepaalde in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 88/98, mag de bijvangst van kabeljauw bij de visserij op haring en sprot met netten met een maaswijdte van 32mm of kleiner niet meer bedragen dan 3 gewichtspercenten van het totale gewicht van de vangsten. Van de toegestane bijvangst van kabeljauw aan boord mag niet meer dan 5 % ondermaats zijn.

Bij de visserij op andere soorten dan haring en sprot met trawlnetten en Deense zegennetten met een kleinere maaswijdte dan die welke zijn vermeld in punt 1.1.1 en zonder ontsnappingspaneel als bedoeld in punt 1.1.2, mogen de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 10 % bedragen.

  • 3. 
    Minimummaat voor kabeljauw

In afwijking van de voorschriften inzake de minimummaat voor kabeljauw, als bepaald in bijlage III van Verordening (EG) nr. 88/98, bedraagt de minimummaat 38 cm.

  • 4. 
    Verbod om in de zomer in de Oostzee op kabeljauw te vissen

In de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2003 is het verboden om in de Oostzee, de Belten en de Øresund op kabeljauw te vissen.

  • 5. 
    Sluiting van de Bornholm Deep

In de periode van 15 mei tot en met 31 augustus 2003 geldt een volledig visverbod voor het gebied binnen de volgende coördinaten:

  • 55° 30' NB, 15° 30' OL,
  • 55° 30' NB, 16° 10' OL,
  • 55° 15' NB, 16° 10' OL,
  • 55° 15' NB, 15° 30' OL.
  • 6. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

In afwijking van het bepaalde in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 850/98 zijn de volgende voorschriften van toepassing in 2003:

  • a) 
    Voor het vissen op garnaal (Pandalus borealis) geldt een maaswijdte van 35 mm.
  • b) 
    Voor het vissen op zilvervis (Argentina spp.) geldt een maaswijdte van 30 mm.
  • c) 
    Bij het vissen op wijting met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 30 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, schar, zwarte koolvis en kreeft.
  • d) 
    Bij het vissen op langoustine met een maaswijdte van 70 tot 89 mm mag de bijvangst niet meer dan 60 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, koolvis en kreeft.
  • e) 
    Bij het vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) met netten met een maaswijdte van 35 tot 69 mm mag de bijvangst niet meer dan 50 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.
  • f) 
    Bij het vissen op alle andere dan onder c), d), en e), genoemde soorten met een maaswijdte van minder dan 90 mm mag de bijvangst niet meer dan 10 % bedragen voor de volgende soorten: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoestine en kreeft.
  • 7. 
    Schelvisbox

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 8. 
    Haringvissers in gebied IIa (EG-wateren)

Vissen met gesleept tuig met een maaswijdte van minder dan 54 mm of met ringzegens in gebied IIa (EG-wateren) is alleen toegestaan van 1 maart tot en met 15 mei.

  • 9. 
    Technische maatregelen in de Middellandse Zee

De visserijactiviteiten die momenteel zijn toegestaan op grond van de afwijking en waarin is voorzien bij artikel 3, lid 1 en lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, mogen voorlopig in 2003 worden voortgezet.

  • 10. 
    Sluiting van een gebied voor zandspiering

Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografisch gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en de lijn die de volgende coördinaten verbindt:

  • de oostkust van Engeland op 55°30' NB,
  • 55°30' NB, 1°00' WL,
  • 58°00' NB en 1°00' WL,
  • 58°00' NB en 2°00' WL,
  • de oostkust van Schotland op 2°00' WL,
  • de oostkust van Schotland op 2°00' WL.

Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

  • 11. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

De in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn tijdelijk van toepassing in 2003.

Aanhangsel 1 van bijlage V

Omschrijving van het ontsnappingspaneel in het bovenste deel van de kuil ("BACOMA")

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 120 mm binnendiameter (geopend) in de kuil, met mazen van 105 mm of groter, van trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten.

Het ontsnappingspaneel is een rechthoekig stuk net in de kuil. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Afmetingen van kuil, tunnel en achtereind van de trawl

De kuil bestaat uit twee gelijke netdelen, aan de zijkanten met een naadlijn aan elkaar vastgemaakt.

Het is verboden netten aan boord te hebben met meer dan 100 open ruitvormige mazen in de omtrek van de kuil, met uitsluiting van de aanslag en de naadlijn.

Het aantal open ruitvormige mazen, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend, op elk punt waar ook in de omtrek van de tunnel mag niet kleiner noch groter zijn dan het maximumaantal mazen in de omtrek aan de voorkant van de kuil in enge zin en aan het achtereind van de trechter, de mazen in de naadlijnen niet meegerekend (zie figuur 1).

Plaats van bevestiging van de panelen

Het ontsnappingspaneel wordt aangebracht in het bovenste deel van de kuil. Het paneel eindigt niet meer dan 4 mazen van de pooklijn, de rij handgebreide mazen waardoorheen de pooklijn is bevestigd meegerekend (zie figuur 2).

Grootte van de panelen

De breedte van het paneel, uitgedrukt in aantal benen, moet gelijk zijn aan het aantal open ruitvormige mazen in het bovenste netdeel gedeeld door twee. In gevallen waarin zulks noodzakelijk is, zal worden toegestaan dat in het bovenste netdeel maximaal 20 % van het aantal open ruitvormige mazen - gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel - worden behouden (zie figuur 3).

De lengte van het paneel bedraagt minimaal 3,5 meter.

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 120 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen of netmateriaal met dezelfde bewezen selectieve eigenschappen (stijfheid, sterkte en stabiliteit). Het garen moet een diameter van ten minste 4,9 mm hebben.

Overige voorschriften

In de figuren 4a tot en met c wordt gespecificeerd hoe het paneel moet worden aangebracht. De verdeelstrop moet ten minste 4 meter lang zijn.

Figuur 1

>PIC FILE= "L_2002356NL.008701.TIF">

Op basis van vorm en functie kunnen bij trawlnetten drie secties worden onderscheiden. De tunnel is cilindervormig en vervaardigd uit één of twee netten van 49,5 mazen diep, hetgeen overeenkomt met een lengte in gestrekte toestand van 6 tot 12 meter. De kuil is eveneens cilindervormig en vaak vervaardigd van dubbelgetwijnd garen voor een betere slijtagebestendigheid. De kuil heeft vaak een diepte van 49,5 mazen, oftewel circa 6 meter, maar kan bij kleinere vaartuigen korter (2 tot 4 meter) zijn. Het deel onder de verdeelstrop wordt de zak genoemd.

Figuur 2

>PIC FILE= "L_2002356NL.008702.TIF">

Tussen het ontsnappingspaneel en de pooklijn zitten vier mazen: 3,5 ruitvormige mazen van de bovenkant van de kuil en één rij van een halve handgebreide maas waardoorheen de pooklijn is bevestigd.

Figuur 3

>PIC FILE= "L_2002356NL.008801.TIF">

Aan de bovenkant mogen twintig procent ruitvormige mazen - in de dwarsrichting van het net van de ene naadlijn tot de andere - worden behouden. Bijvoorbeeld (zoals op figuur 3) bij een net van 30 open mazen breed, is dat 6 ruitvormige mazen. De verdeling is dan drie mazen aan weerszijden van het ontsnappingspaneel. Het ontsnappingspaneel is dan 12 benen breed (30 -6 = 24 ruitvormige mazen, gedeeld door 2).

Figuur 4a

>PIC FILE= "L_2002356NL.008901.TIF">

Opbouw onderpaneel van 49,5 mazen diep

Figuur 4b

>PIC FILE= "L_2002356NL.009001.TIF">

Opbouw toppaneel, afmetingen en positie van ontsnappingspaneel, in netten met een ontsnappingspaneel dat van naadlijn tot naadlijn loopt

Figuur 4c

>PIC FILE= "L_2002356NL.009101.TIF">

Opbouw toppaneel in netten met 20 % ruitvormige mazen, gelijk verdeeld aan weerszijden van het ontsnappingspaneel

BIJLAGE VI

DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor Gemeenschapsvaartuigen in wateren van derde landen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor Gemeenschapsvaartuigen in wateren van derde landen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL III

AANGIFTE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 14, LID 2

>PIC FILE= "L_2002356NL.009501.TIF">

BIJLAGE VII

DEEL I

IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek

1.1. gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

1.2. datum en tijdstip van de trek;

1.3. geografische positie tijdens de trek;

1.4. gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

2.1. de vermelding "ontvangen van" of "overgeladen op";

2.2. de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

2.3. naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond.

2.4. overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap

3.1. naam van de haven;

3.2. aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen

4.1. datum en tijdstip van het bericht;

4.2. taard van het bericht: IN, OUT, ICES, WKL of 2 WKL;

4.3. bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

MODEL LOGBOEKFORMULIER

>PIC FILE= "L_2002356NL.009701.TIF">

BIJLAGE VIII

INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

  • 1. 
    De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

1.1. Telkens wanneer het vaartuig de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap binnenvaart waarvoor communautaire visserijvoorschriften gelden:

  • a) 
    de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
  • b) 
    de hoeveelheden in het ruim (in kilogram levend gewicht), per vissoort;
  • c) 
    datum en ICES-sector waar de kapitein zal beginnen te vissen.

Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de hierboven bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is één mededeling bij het eerste binnenvaren voldoende.

1.2. Telkens wanneer het vaartuig de in punt 1.1 bedoelde zone verlaat:

  • a) 
    de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
  • b) 
    de hoeveelheden in het ruim (in kg levend gewicht), per vissoort;
  • c) 
    de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
  • d) 
    de ICES-sector waarin de vangsten zijn gedaan;
  • e) 
    de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die op en/of vanuit andere vaartuigen zijn overgeladen sinds het vaartuig de zone is binnengevaren, onder vermelding van het vaartuig waarop de hoeveelheden zijn overgeladen;
  • f) 
    de hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, die in een haven van de Gemeenschap zijn aangevoerd sinds het vaartuig de zone is binnengevaren.

Wanneer het vaartuig om visserijtechnische redenen de in punt 1.1 bedoelde zone op een bepaalde dag meer dan eenmaal moet binnenvaren, is een mededeling bij het laatste buitenvaren voldoende.

1.3. Wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren:

  • a) 
    de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
  • b) 
    de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
  • c) 
    de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

1.4. Telkens wanneer het vaartuig van de ene naar de andere ICES-sector vaart:

  • a) 
    de in punt 1.5 bedoelde gegevens;
  • b) 
    de na het vorige bericht gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);
  • c) 
    de ICES-sector waar de vangsten zijn gedaan.

1.5. a) Naam, roepnaam, op het vaartuig aangebrachte identificatienummers en -letters van het vaartuig, en de naam van de kapitein;

  • b) 
    nummer van de eventuele vergunning van het vaartuig;
  • c) 
    volgnummer van het bericht voor de betrokken reis;
  • d) 
    aanduiding van de aard van het bericht;
  • e) 
    datum, tijdstip en geografische positie van het vaartuig.

2.1. De in punt 1 bedoelde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel (telex 24189 FISEU-B) worden meegedeeld via een van de in punt 3 vermelde radiostations en in de in punt 4 aangegeven vorm.

2.2. Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

3.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 4. 
    Vorm van de berichten

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten onderstaande elementen bevatten en in onderstaande volgorde worden verstrekt:

  • naam van het vaartuig;
  • roepnaam van het vaartuig;
  • op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;
  • volgnummer van het bericht voor de betrokken visreis;
  • aanduiding van de aard van het bericht aan de hand van de volgende code:
  • bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "IN",
  • bericht bij het binnenvaren in een van de zones bedoeld in punt 1.1: "OUT",
  • bericht bij het varen van de ene naar de andere ICES-sector: "ICES",
  • wekelijks bericht: "WKL",
  • bericht om de drie dagen: "2 WKL";
  • datum, tijdstip en geografische positie;
  • ICES-sector/deelgebied waar naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;
  • datum waarop naar verwachting met de visserijactiviteit zal worden begonnen;
  • het gewicht (in kg levend gewicht) van de vangsten, per vissoort, die zich in de ruimen bevinden, met gebruikmaking van de in punt 5 opgenomen code;
  • de sedert het vorige bericht gevangen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort, met gebruikmaking van de in punt 5 vermelde code;
  • ICES-sector/deelgebied waar de vangsten zijn gedaan;
  • de sedert het vorige bericht op en/of vanuit andere vaartuigen overgeladen hoeveelheden (in kg levend gewicht), per vissoort;
  • naam en roepnaam van het vaartuig waarop en/of waaruit deze hoeveelheden zijn overgeladen;
  • gewicht (in kg levend gewicht) van de hoeveelheden, per vissoort, die sinds het vorige bericht zijn aangevoerd in een haven van de Gemeenschap;
  • naam van de kapitein.

5.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IX

LIJST VAN SOORTEN VOOR HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE X

TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

Een rechthoekig stuk want dat aan de bovenzijde van de kuil is vastgemaakt om beschadiging te verminderen of te voorkomen en dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • a) 
    het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die zijn voorgeschreven voor het net;
  • b) 
    het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant zijn bevestigd aan de kuil en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vöör de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vöör de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vöör de pooklijn;
  • c) 
    het aantal mazen in de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als het aantal mazen in de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

Stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van het net waaraan zij zijn vastgemaakt, op voorwaarde dat:

  • i) 
    elk stuk want:
  • a) 
    slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;
  • b) 
    ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt);
  • c) 
    niet langer is dan tien mazen;

(ii) de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

Een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want precies samenvalt met vier mazen van de kuil.

BIJLAGE XI

MINIMUMMATEN BIJ AANVOER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XII

MINIMUMMATEN BIJ AANVOER VAN VERWERKTE VIS

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XIII

IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

STANDAARDAFKORTINGEN VAN DE BELANGRIJKSTE SOORTEN IN HET NAFO-GEBIED

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

STANDAARDAFKORTINGEN VOOR VISTUIG

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XIV

VISSERIJVERBOD VOOR HET CCAMLR-GEBIED

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XV

MAXIMALE BIJVANGSTEN VOOR NIEUWE EN VERKENNENDE VISSERIJTAKKEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2002/2003

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Regels voor de maximale vangsten van bijvangstsoorten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XVI

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • (1) 
    EG-wateren.
  • (2) 
    Niet-EG-wateren.

BIJLAGE XVII

VISSERIJ-INSPANNING EN AANVULLENDE VOORWAARDEN OP HET GEBIED VAN CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT IN DE CONTEXT VAN HET HERSTEL VAN DE KABELJAUW- EN HEEKBESTANDEN

VISSERIJ-INSPANNING

  • 1. 
    Van 1 februari 2003 tot en met 31 december 2003 zijn de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk of groter dan 10 meter.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende omschrijvingen van geografische gebieden:
  • a) 
    Het deel van ICES-sector IIIa dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar de vuurtoren van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gnibens, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen.
  • b) 
    Het deel van ICES-sector IIIa dat geen deel uitmaakt van het onder a) omschreven gebied, en ICES-deelgebied IV met uitzondering van de volgende ICES-statistische rechthoeken:

52E6, 52E7, 52E8, 52E9, 52F0, 52F1, 52F2

51E6, 51E7, 51E8, 51E9, 51F0, 51F1, 51F2

50E6, 50E7(1), 50E8(2), 50F2(3)

49E6(4), 49E7(5), 49F3, 48F3

47F3(6)

6F3, 46F4, 46F5

45F3, 45F4, 45F5, 45F6

44F5, 44F6.

  • c) 
    ICES-sector VIa met uitzondering van het gebied ten westen van de rechte lijnen die de volgende geografische coördinaten verbinden:

60°00'N, 04°00'W

59°45'N, 05°00'W

59°30'N, 06°00'W

59°00'N, 07°00'W

58°30'N, 08°00'W

58°00'N, 08°00'W

58°00'N, 08°30'W

56°00'N, 08°30'W

56°00'N, 09°00'W

55°00'N, 09°00'W

55°00'N, 10°00'W

54°30'N, 10°00'W.

  • 3. 
    In deze bijlage wordt onder een dag verstaan de periode van 24 uur die aanvangt om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24:00 uur op dezelfde kalenderdag.
  • 4. 
    Deze bijlage heeft betrekking op de volgende typen vistuig:
  • a) 
    bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minstens 100 mm, met uitzondering van boomkorren;
  • b) 
    boomkorren met een maaswijdte van minstens 80 mm;
  • c) 
    staande demersale netten met inbegrip van kieuwnetten, schakels en warnetten;
  • d) 
    demersale beuglijnen;
  • e) 
    bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 70 mm en 90 mm, met uitzondering van boomkorren;
  • f) 
    bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte tussen 16 mm en 31 mm, met uitzondering van boomkorren.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren of in de Gemeenschap zijn geregistreerd binnen elk van de in punt 2 omschreven gebieden, bij hun visserijactiviteiten met de in punt 4 bedoelde typen vistuig die typen vistuig niet meer dan het in punt 6 bepaalde aantal dagen van elke kalendermaand gebruiken.
  • 6. 
    a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • b) 
    De Commissie kan de lidstaten bijkomende dagen toekennen om de vaartijd tussen thuishavens en visgronden of de aanpassing aan het nieuw ingestelde inspanningsbeheerschema te compenseren.
  • c) 
    De Commissie kan de lidstaten een bijkomend aantal dagen toekennen waarop een vaartuig het in punt 4 vermelde vistuig mag gebruiken, op basis van de behaalde resultaten of de verwachte resultaten van de oplegprogramma's in 2002 en 2003 voor vaartuigen die onder de bepalingen van deze bijlage vallen.
  • d) 
    Lidstaten die van de toekenning krachtens punt 6 b profiteren, brengen voor het einde van respectievelijk de maanden maart, mei, juli, september en november verslag uit aan de Commissie over de bij het uitvoeren van hun oplegprogramma's gemaakte vordering. Op basis van deze verslagen kan de Commissie het aantal in punt 6 b vastgestelde dagen wijzigen.
  • 7. 
    Een vaartuig dat één van de in punt 4 vermelde typen vistuig gebruikt, mag niet tegelijkertijd een ander van de in punt 4 vermelde typen vistuig gebruiken.
  • 8. 
    Een vaartuig dat één of meer van de bovengenoemde typen vistuig binnen één of meer van de voornoemde gebieden heeft gebruikt, mag diezelfde typen niet gebruiken in een ander gebied tijdens meer dagen dan het in punt 6 vermelde aantal min het totale aantal dagen waarop het vistuig is gebruikt in één of meer van de voornoemde gebieden gedurende een maand of overeenkomstig punt 11 bepaalde alternatieve periode waarbij het totaal aantal dagen waarop dat vistuig reeds in één of meer van de voornoemde gebieden is gebruikt van die maand of alternatieve periode wordt afgetrokken.
  • 9. 
    Gedurende een overeenkomstig punt 11 bepaalde periode van één of twee maanden kan een vaartuig slechts twee van de in punt 4 vermelde typen vistuig gebruiken. Deze typen vistuig mogen slechts op verschillende dagen worden gebruikt en het totaal aantal dagen waarover dat vaartuig beschikt mag niet groter zijn dan de helft van de som van de aan elk type vistuig toegekende dagen.
  • 10. 
    a) Een lidstaat kan toestaan dat zijn vissersvaartuigen maximaal 20 % van de dagen waarvoor hij in aanmerking komt van de ene maand naar de andere of van de ene overeenkomstig punt 11 bepaalde alternatieve periode naar de andere overhevelen.
  • b) 
    Een lidstaat kan toestaan dat dagen waarvoor hij gedurende een welbepaalde maand of overeenkomstig punt 11 bepaalde alternatieve periode in aanmerking komt, tussen zijn vissersvaartuigen worden overgeheveld, alleen wanneer het geïnstalleerde motorvermogen van het ontvangende vaartuig kleiner of gelijk is aan dat van het vaartuig dat de dagen afstaat.
  • 11. 
    Een lidstaat kan toestaan dat zijn vaartuigen de dagen waarop vistuig wordt gebruikt samenvoegen
  • a) 
    binnen een periode van niet meer dan twee opeenvolgende maanden en
  • b) 
    binnen een periode van niet meer dan vier opeenvolgende maanden wanneer besloten is dat vaartuigen van die lidstaat niet uitvaren gedurende een gedeelte van die periode om vangst van paaivis te vermijden.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

  • 12. 
    Het bepaalde in titel IIA van Verordening (EEG) nr. 2847/93 is van toepassing op de vaartuigen die de in punt 4 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 2 genoemde gebieden.
  • 13. 
    De kapitein van een vissersvaartuig, of zijn vertegenwoordiger, die meer dan 1 ton kabeljauw in een lidstaat wenst aan te voeren, stelt de bevoegde autoriteiten van die lidstaat ten minste vier uur voor de aanvoer in kennis van de volgende elementen:
  • de plaats van aanvoer,
  • de geschatte aankomsttijd op die plaats,
  • de hoeveelheden kabeljauw die aan boord worden gehouden,
  • de aan te voeren hoeveelheden kabeljauw.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat waar meer dan 1 ton kabeljauw zal worden aangevoerd, kunnen bepalen dat het lossen pas kan beginnen wanneer die autoriteiten daarmee hebben ingestemd.

  • 14. 
    Wanneer meer dan 2 ton kabeljauw zal worden aangevoerd door een vissersvaartuig, zorgt de kapitein van het vaartuig ervoor dat de aanvoer slechts plaatsvindt in daartoe aangewezen havens.
  • 15. 
    Elke lidstaat wijst de havens aan waar de aanvoer van meer dan 2 ton kabeljauw dient plaats te vinden.
  • 16. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie binnen vijftien dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de lijst toe van aangewezen havens, en vervolgens binnen de 30 dagen alle desbetreffende inspectie- en toezichtprocedures, met inbegrip van de voorwaarden voor de registratie en de opgave van de aangevoerde hoeveelheden heek of kabeljauw. De Commissie zendt deze informatie toe aan alle lidstaten.
  • 17. 
    Het is verboden hoeveelheden kabeljauw gemengd met andere soorten mariene organismen in bakken of containers aan boord van een vissersvaartuig te houden.
  • 18. 
    De kapitein van een vissersvaartuig verleent de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand voor de controle van de in het logboek vermelde hoeveelheden en de vangsten van kabeljauw die aan boord worden gehouden voor inspectiedoeleinden.
  • 19. 
    De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen bepalen dat een hoeveelheid kabeljauw die is gevangen in één van de in punt 2 nader omschreven gebieden en in die lidstaat voor het eerst wordt aangevoerd, wordt gewogen alvorens zij vanuit de haven van eerste aanvoer wordt vervoerd.
  • 20. 
    In afwijking van de in artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde voorwaarden dienen alle hoeveelheden kabeljauw die zijn gevangen in één van de in punt 2 bedoelde gebieden en die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van aanlanding of invoer, vergezeld te gaan van een kopie van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, punt b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad is niet van toepassing.
  • (1) 
    Ten noorden van een rechte lijn tussen 60°00'N, 04°03'W en 61°00'N, 01°43'W
  • (2) 
    Ten noorden van een rechte lijn tussen 60°00'N, 04°03'W en 61°00'N, 01°43'W
  • (3) 
    Ten noorden van een rechte lijn tussen 61°00'N, 02°00'O en 60°30'N 03°00'O
  • (4) 
    Ten noorden van een rechte lijn tussen 60°00'N, 04°03'W en 61°00'N, 01°43'W
  • (5) 
    Ten noorden van een rechte lijn tussen 60°00'N, 04°03'W en 61°00'N, 01°43'W
  • (6) 
    Ten oosten van een rechte lijn tussen 59°30'N, 03°00'O en 59°00'N, 03°30'O

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.