Richtlijn 2003/53 - Zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003L0053

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003L0053

Richtlijn 2003/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 houdende zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 178 van 17/07/2003 blz. 0024 - 0027

Richtlijn 2003/53/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 18 juni 2003

houdende zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen(4) is onderzoek gedaan naar de milieurisico's van nonylfenol (NF) en nonylfenolethoxylaat (NFE). Uit dit onderzoek blijkt dat deze risico's moeten worden beperkt, wat het Wetenschappelijk Comité inzake toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM) in zijn advies van 6 en 7 maart 2001 heeft bevestigd.
  • (2) 
    In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid(5) is NF aangemerkt als "prioritaire gevaarlijke stof". Overeenkomstig artikel 16, lid 6, van die richtlijn inzake water dient de Commissie voorstellen in te dienen voor de controle op de stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen van dergelijke stoffen.
  • (3) 
    De Commissie heeft in Aanbeveling 2001/838/EG van 7 november 2001 inzake de resultaten van de risicobeoordeling en inzake de strategieën voor de beperking van de risico's voor de stoffen: acrylaldehyd; dimethylsulfaat; nonylfenol; fenol, 4-nonyl-, vertakt; tert-butylmethylether(6), goedgekeurd in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93, een strategie ter beperking van de risico's van NF en NFE, en met name een beperking van het in de handel brengen en het gebruik daarvan, voorgesteld.
  • (4) 
    Teneinde het milieu te beschermen wordt de Commissie verzocht een wijziging te overwegen op Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, en met name van de grond, bij het gebruik van waterzuiveringsslib in de landbouw(7) met het oog op de vaststelling van een grenswaarde voor de concentratie van NF en NFE in op landbouwgrond uit te rijden zuiveringsslib.
  • (5) 
    Om het milieu nog meer te beschermen moeten het in de handel brengen en het gebruik van NF en NFE dus worden beperkt ten aanzien van specifieke toepassingen die resulteren in lozingen, emissies en verliezen naar het milieu. De beperking op co-formulanten in gewasbeschermingsproducten en biociden mag evenwel niet ten koste gaan van de geldigheid van bestaande, nationale machtigingen van gewasbeschermingsproducten of biociden die NFE als co-formulant bevatten en die vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn zijn verleend, zulks tot de machtigingen verstrijken.
  • (6) 
    Wetenschappelijk onderzoek heeft ook aangetoond dat chroom(VI) houdende cementpreparaten bij de mens in bepaalde omstandigheden, na rechtstreeks en langdurig huidcontact, allergische reacties kunnen veroorzaken. Bij elk gebruik van cement met uitzondering van gecontroleerde, gesloten en volledig automatische processen doet zich het risico van rechtstreeks en langdurig huidcontact voor.
  • (7) 
    Het WCTEM heeft de negatieve gevolgen voor de gezondheid van chroom(VI) in cement bevestigd.
  • (8) 
    Individuele beschermingsmaatregelen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende om huidcontact met cement te voorkomen. Uitgaande van de hiërarchie van beschermingsvoorschriften in Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(8), dient de werkgever er prioritair voor te zorgen dat de blootstelling tot een minimum wordt beperkt wanneer vervanging niet mogelijk is, en mag hij alleen individuele beschermingsmaatregelen treffen als de blootstelling niet met andere middelen kan worden voorkomen.
  • (9) 
    Ter bescherming van de menselijke gezondheid blijken het in de handel brengen en het gebruik van cement dus te moeten worden beperkt. Met name moeten het in de handel brengen en het gebruik van cement of cementpreparaten met meer dan 2 ppm chroom(VI) worden beperkt voor arbeid waarbij een kans op huidcontact bestaat. Bij gecontroleerde, gesloten en volledig automatische processen is dit niet het geval, en deze moeten daarom worden vrijgesteld. Reductoren moeten in het vroegst mogelijke stadium, d.w.z. wanneer de cement wordt geproduceerd, worden gebruikt.
  • (10) 
    Om de menselijke gezondheid nog meer te beschermen, wordt de Commissie verzocht zich te beraden over een wijziging van bijlage I van Richtlijn 98/24/EG, teneinde een bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan stof vast te stellen.
  • (11) 
    Het gebruik van chroom(VI) is reeds verboden bij Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken(9) en bij Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende de beperking van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur(10). Andere toepassingen van chroom(VI) worden onderzocht in het kader van een risicoanalyse, en de Commissie wordt verzocht zo spoedig mogelijk met voorstellen voor passende wetgeving te komen om op eventueel vastgestelde risico's te reageren.
  • (12) 
    Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten(11) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.
  • (13) 
    Deze richtlijn heeft als doel geharmoniseerde voorschriften voor NF, NFE en cement in te voeren en zo, overeenkomstig artikel 95 van het Verdrag, de interne markt in stand te houden en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau voor gezondheid en milieu te waarborgen.
  • (14) 
    De vaststelling van een geharmoniseerde testmethode is wenselijk voor de toepassing van deze richtlijn ten aanzien van het gehalte van chroom(VI) in cement, maar mag niet leiden tot vertraging van de inwerkingtreding van deze richtlijn. Derhalve dient de Commissie een dergelijke methode vast te stellen overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 76/769/EEG. De testmethode dient bij voorkeur op Europees niveau te worden ontwikkeld, indien mogelijk door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN).
  • (15) 
    Deze richtlijn heeft geen gevolgen voor de communautaire wetgeving ter vaststelling van de minimumeisen voor de bescherming van werknemers, zoals Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(12), en daarop gebaseerde bijzondere richtlijnen, met name Richtlijn 90/394/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)(13) en Richtlijn 98/24/EG,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.
  • 2. 
    Deze richtlijn laat de geldigheid van vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn verleende nationale machtigingen voor gewasbeschermingsproducten of biociden die NFE als co-formulant bevatten onverlet.

Artikel 2

De Commissie neemt een geharmoniseerde testmethode voor de toepassing van punt 47, cement, van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG aan overeenkomstig de in artikel 2 van die richtlijn omschreven procedure.

Artikel 3

De lidstaten dienen voor 17 juli 2004 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 17 januari 2005.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • P. 
    Cox

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    Drys
  • (1) 
    Voorstel van 16 augustus 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (2) 
    PB C 133 van 6.6.2003, blz. 13.
  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 27 maart 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 mei 2003.
  • (4) 
    PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.
  • (5) 
    PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Besluit nr. 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).
  • (6) 
    PB L 319 van 4.12.2001, blz. 30.
  • (7) 
    PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
  • (8) 
    PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.
  • (9) 
    PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).
  • (10) 
    PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.
  • (11) 
    PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 26).
  • (12) 
    PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.
  • (13) 
    PB L 196 van 26.7.1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/38/EG (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 66).

BIJLAGE

De volgende rubrieken 46 en 47 worden in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG opgenomen:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.