Verordening 2003/415 - Afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32003R0415

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32003R0415

Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden

Publicatieblad Nr. L 064 van 07/03/2003 blz. 0001 - 0008

Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad

van 27 februari 2003

betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), ii),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk Spanje(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De voorschriften voor de afgifte aan de grens van visa aan transiterende zeelieden behoeven verduidelijking en bijwerking, met name om het mogelijk te maken dat aan de grens collectieve transitvisa worden afgegeven aan zeelieden van dezelfde nationaliteit die in een groep reizen, voorzover de duur van de doorreis beperkt is.
  • (2) 
    Derhalve is het noodzakelijk de voorschriften in het besluit van het Uitvoerend Comité van Schengen van 19 december 1996 inzake visumafgifte aan transiterende zeelieden (SCH/Com-ex(96) 27)(3) te vervangen door de voorschriften in deze verordening. Duidelijkheidshalve dienen deze voorschriften te worden verenigd met de algemene voorschriften die zijn vervat in het besluit van het Uitvoerend Comité van Schengen van 26 april 1994 betreffende visumafgifte aan de grens (SCH/Com-ex(94) 2)(4), dat overeenkomt met bijlage 14 van het Gemeenschappelijk Handboek(5). Dat besluit en die bijlage moeten dus worden ingetrokken. Het Gemeenschappelijk Handboek en de gemeenschappelijke instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten(6) dienen eveneens te worden gewijzigd teneinde rekening te houden met deze verordening.
  • (3) 
    Wanneer de lidstaten een besluit nemen inzake het model van het in bijlage I genoemde aparte blad waarop de collectieve doorreisvisa moeten worden aangebracht, dienen zij rekening te houden met het uniform model beschreven in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend(7).
  • (4) 
    De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(8).
  • (5) 
    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien er met deze verordening wordt beoogd voort te bouwen op het Schengenacquis krachtens de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft aangenomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
  • (6) 
    Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(9), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst(10).
  • (7) 
    Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(11); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.
  • (8) 
    Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(12); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.
  • (9) 
    Deze verordening is een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    In afwijking van de algemene regel dat visa worden afgegeven door de diplomatieke en consulaire autoriteiten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 1, van de op 19 juni 1990 ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985, hierna de "Schengenovereenkomst" genoemd(13), kan aan een onderdaan van een derde land die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten over een visum dient te beschikken bij wijze van uitzondering aan de grens een visum worden afgegeven, indien de betrokkene:
  • a) 
    voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), c), d) en e), van de Schengenovereenkomst;
  • b) 
    niet de gelegenheid heeft gehad om op voorhand een visum aan te vragen;
  • c) 
    indien zulks vereist is, een bewijsstuk overlegt ter staving van het bestaan van de onvoorziene en dringende redenen voor zijn binnenkomst; en
  • d) 
    zijn terugkeer naar het land van herkomst of zijn doorreis naar een derde land is gewaarborgd.
  • 2. 
    Aan de grens kunnen, indien aan de voorwaarden in lid 1 is voldaan, afhankelijk van het geval een doorreisvisum (type B), dan wel een reisvisum (type C) in de zin van artikel 11, lid 1, van de Schengenovereenkomst worden afgegeven dat:
  • a) 
    geldig is in alle lidstaten die de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van de Schengenovereenkomst toepassen; of
  • b) 
    een territoriaal beperkte geldigheid heeft in de zin van artikel 10, lid 3, van de Schengenovereenkomst.

In beide gevallen mag het visum niet voor meer dan één binnenkomst geldig zijn. De geldigheidsduur van een dergelijk reisvisum mag niet meer dan 15 dagen bedragen. De geldigheidsduur van een dergelijk doorreisvisum mag niet meer dan vijf dagen bedragen.

  • 3. 
    Een onderdaan van een derde land die aan de grens een doorreisvisum aanvraagt, dient in het bezit te zijn van de visa die hij nodig heeft om zijn reis voort te zetten naar doorreislanden buiten de Europese Unie die de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van de Schengenovereenkomst toepassen en voor het land van bestemming. Het doorreisvisum moet rechtstreekse doorreis over het grondgebied van de betrokken lidstaat of lidstaten mogelijk maken.
  • 4. 
    In principe wordt er aan de grens geen visum afgegeven aan onderdanen van derde landen die behoren tot een categorie van personen waarvoor raadpleging van één of meer centrale autoriteiten van de andere lidstaten is voorgeschreven.

Bij wijze van uitzondering kan echter aan de grens aan deze personen een visum worden afgegeven overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de Schengenovereenkomst.

Artikel 2

  • 1. 
    Aan een zeeman die over een visum dient te beschikken voor overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten kan een doorreisvisum worden afgegeven aan de grens indien hij:
  • a) 
    voldoet aan de voorwaarden in artikel 1, leden 1 en 3, en
  • b) 
    de desbetreffende grens overschrijdt teneinde in te schepen in, opnieuw in te schepen in of van boord te gaan van een schip waarop hij als zeeman zal werken dan wel gewerkt heeft.

Het doorreisvisum wordt afgegeven overeenkomstig artikel 1, lid 2, en dient bovendien te vermelden dat de houder zeeman is.

  • 2. 
    Aan zeelieden van dezelfde nationaliteit die in een groep van ten minste vijf en ten hoogste 50 personen reizen, kan aan de grens een collectief doorreisvisum worden afgegeven indien elk van de zeelieden van die groep voldoet aan de vereisten in lid 1.
  • 3. 
    Wanneer de bevoegde nationale instanties aan de grens een visum afgeven aan een of meer transiterende zeelieden, dienen zij de werkinstructies in bijlage I te volgen.
  • 4. 
    Wanneer de bevoegde nationale instanties van de lidstaten deze werkinstructies uitvoeren, wisselen zij de noodzakelijke informatie over de betrokken zeeman of zeelieden uit met behulp van het naar behoren ingevulde formulier voor transiterende zeelieden dat is weergegeven in bijlage II.
  • 5. 
    Bijlage I en bijlage II worden gewijzigd overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.
  • 6. 
    Dit artikel is van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 4.

Artikel 3

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95(14) ingestelde comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

  • 3. 
    Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 4

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten tot het erkennen van staten en territoriale eenheden, alsmede van de paspoorten, identiteitsbewijzen en reisdocumenten die door de autoriteiten daarvan zijn afgegeven.

Artikel 5

  • 1. 
    De volgende teksten worden ingetrokken:
  • a) 
    Besluit (SCH/Com-ex(94) 2) van het Uitvoerend Comité van Schengen van 26 april 1994, en
  • b) 
    Besluit (SCH/Com-ex(96) 27) van het Uitvoerend Comité van Schengen van 19 december 1996.
  • 2. 
    Punt 5 en punt 5.1 van deel II van het Gemeenschappelijk Handboek worden vervangen door de volgende tekst:

"De voorschriften inzake de afgifte van visa aan de grens zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden(15) (zie bijlage 14).".

  • 3. 
    De eerste zin van bijlage 14 wordt vervangen door de volgende tekst:

"De voorschriften inzake de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden, zijn opgenomen in of aangenomen op grond van Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad.".

De resterende tekst van bijlage 14 vervalt.

  • 4. 
    Onderstaande zin wordt toegevoegd aan punt 2.1.4 van deel I van de Gemeenschappelijke Visuminstructies:

"In afwijking van het bovenstaande kunnen aan zeelieden collectieve doorreisvisa worden afgegeven overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden(16).".

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    Chrisochoïdis
  • (1) 
    PB C 139 van 12.6.2002, blz. 6.
  • (2) 
    Advies uitgebracht op 11 februari 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
  • (3) 
    PB L 239 van 22.9.2000, blz. 182.
  • (4) 
    PB L 239 van 22.9.2000, blz. 163.
  • (5) 
    PB C 313 van 16.12.2002, blz. 97.
  • (6) 
    PB C 313 van 16.12.2002, blz. 1.
  • (7) 
    PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4.
  • (8) 
    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
  • (9) 
    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
  • (10) 
    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
  • (11) 
    PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
  • (12) 
    PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
  • (13) 
    PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
  • (14) 
    PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 334/2002 (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 7).
  • (15) 
    PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1.
  • (16) 
    PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1.

BIJLAGE I

WERKINSTRUCTIES VOOR VISUMAFGIFTE AAN DE GRENS AAN TRANSITERENDE VISUMPLICHTIGE ZEELIEDEN

Deze werkinstructies hebben tot doel te voorzien in een regeling voor de informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die het Schengenacquis toepassen ten aanzien van transiterende visumplichtige zeelieden. Voorzover op basis van de uitgewisselde informatie wordt overgegaan tot afgifte van een visum aan de grens, ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij de lidstaat die het visum verstrekt.

Ten behoeve van deze werkinstructies wordt verstaan onder:

"Schengenhaven": een haven die een buitengrens vormt van een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast;

"Schengenluchthaven": een luchthaven die een buitengrens vormt van een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast; en

"Schengengrondgebied": het grondgebied van de lidstaten waarin het Schengenacquis volledig wordt toegepast.

  • I. 
    Aanmonsteren op een schip dat in een Schengenhaven ligt of verwacht wordt
  • a) 
    Inreis Schengengrondgebied via een luchthaven die gelegen is in een andere lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast
  • De rederij of de scheepsagent dient de bevoegde autoriteiten in de Schengenhaven waar het schip ligt of verwacht wordt, op de hoogte te stellen van de inreis van visumplichtige zeelieden via een Schengenluchthaven. De rederij of de scheepsagent dient ten behoeve van deze zeelieden een garantverklaring te ondertekenen.
  • De bedoelde autoriteiten dienen zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens te toetsen en na te gaan of aan de overige voorwaarden voor inreis in het Schengengrondgebied wordt voldaan. In het kader van dit onderzoek dient ook de reisroute binnen het Schengengrondgebied te worden getoetst, bijvoorbeeld aan de hand van de vliegtickets.
  • De bevoegde autoriteiten van de Schengenhaven dienen, door middel van een volledig ingevuld formulier voor transiterende visumplichtige zeelieden (zoals weergegeven in bijlage II), de bevoegde autoriteiten van de Schengenluchthaven van inreis per fax, elektronische post of andere middelen op de hoogte te brengen van de resultaten van de toetsing en daarbij aan te geven of op basis hiervan in principe tot afgifte van een visum aan de grens kan worden overgegaan.
  • De bevoegde autoriteiten van de Schengenluchthaven van in- of uitreis kunnen bij positief resultaat van de toetsing der beschikbare gegevens en als gebleken is dat de uitkomst hiervan overeenstemt met hetgeen de zeeman verklaart of kan aantonen met documenten, overgaan tot afgifte aan de grens van een doorreisvisum met een geldigheidsduur van maximaal vijf dagen. In dit geval moet het bovenbedoelde reisdocument van de zeeman bovendien van een Schengen-in- of -uitreisstempel worden voorzien en aan de desbetreffende zeeman worden overhandigd.
  • b) 
    Inreis Schengengrondgebied via een land- of zeegrens die gelegen is in een andere lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast
  • Dezelfde procedure als hierboven is uiteengezet voor inreis via een Schengenluchthaven wordt gehanteerd, met dit verschil dat de bevoegde autoriteiten van de doorlaatpost langs welke de betrokken zeeman het Schengengrondgebied inreist, dienen te worden ingelicht.

II. Afmonsteren van een schip dat een Schengenhaven is binnengevaren

  • a) 
    Uitreis Schengengrondgebied via een luchthaven die gelegen is in een andere lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast
  • De rederij of de scheepsagent dient de bevoegde autoriteiten van de bedoelde Schengenhaven op de hoogte te stellen van de inreis van visumplichtige zeelieden die afmonsteren en via een Schengenluchthaven het Schengengrondgebied zullen verlaten. De rederij of de scheepsagent dient ten behoeve van deze zeelieden een garantverklaring te ondertekenen.
  • De bevoegde autoriteiten dienen zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens te toetsen en na te gaan of aan de overige voorwaarden voor inreis in het Schengengrondgebied wordt voldaan. In het kader van dit onderzoek dient ook de reisroute binnen het Schengengrondgebied te worden getoetst, bijvoorbeeld aan de hand van de vliegtickets.
  • Indien de toetsing van de beschikbare gegevens tot een positief resultaat leidt, kunnen de bevoegde autoriteiten overgaan tot afgifte van een doorreisvisum met een maximale geldigheidsduur van vijf dagen.
  • b) 
    Uitreis Schengengrondgebied via een land- of zeegrens die gelegen is in een andere lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast
  • Dezelfde procedure als hierboven is uiteengezet voor de uitreis via een Schengenluchthaven wordt gevolgd.

III. Overmonsteren van een schip dat een Schengenhaven is binnengevaren naar een schip dat een haven die gelegen is in een andere lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast, verlaat

  • De rederij of de scheepsagent dient de autoriteiten van de bedoelde Schengenhaven op de hoogte te brengen van de inreis van visumplichtige zeelieden die afmonsteren en via een in een andere Schengenlidstaat gelegen haven het Schengengrondgebied zullen verlaten. De rederij of de scheepsagent dient ten behoeve van deze zeelieden een garantverklaring te ondertekenen.
  • De bevoegde autoriteiten dienen zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens te toetsen en na te gaan of aan de overige voorwaarden voor inreis in het Schengengrondgebied wordt voldaan. In het kader van het onderzoek dient er contact te worden opgenomen met de bevoegde autoriteiten van de Schengenhaven van waaruit de zeelieden per schip het Schengengrondgebied zullen verlaten. Hierbij dient gecontroleerd te worden of het schip waarop aangemonsterd wordt daar ligt of verwacht wordt. In het kader van dit onderzoek dient ook de reisroute binnen het Schengengrondgebied te worden getoetst.
  • Indien de toetsing van de beschikbare gegevens tot een positief resultaat leidt, kunnen de bevoegde autoriteiten overgaan tot afgifte van een doorreisvisum met een maximale geldigheidsduur van vijf dagen.

IV. Afgifte aan de grens van collectieve visa aan transiterende zeelieden

  • Aan zeelieden van dezelfde nationaliteit die in een groep van ten minste vijf en ten hoogste 50 personen reizen, kan aan de grens een collectief doorreisvisum worden afgegeven dat op een apart blad dient te worden aangebracht.
  • Op dat aparte blad dienen de persoonsgegevens van alle zeelieden waarvoor het visum geldt (voornamen en naam, geboortedatum, nationaliteit en nummer van het reisdocument) doorlopend te worden genummerd. De gegevens met betrekking tot de eerste en de laatste zeeman worden tweemaal vermeld, teneinde vervalsingen en toevoegingen te voorkomen.
  • Voor de afgifte van dit visum gelden de in deze werkinstructies opgenomen procedures die voor de afgifte van individuele visa aan zeelieden worden gevolgd.

BIJLAGE II

>PIC FILE= "L_2003064NL.000602.TIF">

PUNTSGEWIJZE BESPREKING VAN HET FORMULIER

De eerste vier punten hebben betrekking op de identiteit van de zeeman.

  • 1. 
    A. Naam(1)
  • B. 
    Voornamen
  • C. 
    Nationaliteit
  • D. 
    Rang/graad
  • 2. 
    A. Geboorteplaats
  • B. 
    Geboortedatum
  • 3. 
    A. Nummer paspoort
  • B. 
    Datum van afgifte
  • C. 
    Geldigheidsduur
  • 4. 
    A. Nummer zeemansboekje
  • B. 
    Datum van afgifte
  • C. 
    Geldigheidsduur

De punten 3 en 4 werden duidelijkheidshalve gesplitst, aangezien naar gelang van de nationaliteit van de zeeman en de lidstaat van binnenkomst, ofwel een paspoort ofwel een zeemansboekje voor identificatiedoeleinden kan worden gebruikt.

De volgende vier punten hebben betrekking op het scheepsagentschap en het schip.

  • 5. 
    Naam van het scheepsagentschap (persoon of maatschappij die de reder ter plaatse vertegenwoordigt in alle aangelegenheden die te maken hebben met diens verantwoordelijkheid voor de uitrusting van het schip)
  • 6. 
    A. Naam van het schip
  • B. 
    Vlag (waaronder het koopvaardijschip vaart)
  • 7. 
    A. Datum van aankomst van het schip
  • B. 
    Herkomst (-haven) van het schip

Punt A betreft de datum van aankomst van het schip in de haven waar de zeeman zal aanmonsteren.

  • 8. 
    A. Datum van vertrek van het schip
  • B. 
    Bestemming van het schip (volgende haven)

De punten 7.A en 8.A geven een aanwijzing van de tijdsspanne waarbinnen de zeeman kan reizen om aan te monsteren. Er zij gememoreerd dat de vaarschema's sterk onderhevig zijn aan storingen, externe en onverwachte factoren zoals storm, averij e.d.

De volgende vier punten geven informatie over de reiswijze en -motieven van de zeeman.

  • 9. 
    De "eindbestemming" is het uiteindelijke reisdoel van de zeeman. Dit is ofwel de haven waar hij aanmonstert, ofwel het land waar hij naartoe gaat in geval van afmonstering.
  • 10. 
    Reden van de aanvraag
  • a) 
    Bij aanmonstering is de eindbestemming de haven waar de zeeman aanmonstert.
  • b) 
    Bij overmonstering naar een ander schip gelegen binnen het Schengengrondgebied, is dit eveneens de haven waar de zeeman op zijn schip aanmonstert. Een overmonstering naar een ander schip gelegen buiten het Schengengrondgebied is te beschouwen als een afmonstering.
  • c) 
    Afmonstering kan om diverse redenen plaatsvinden: beëindiging contract, arbeidsongeval, dringende familieredenen, enz.
  • 11. 
    Vervoermiddel

Opgave van de wijze waarop de transiterende visumplichtige zeeman zich zal verplaatsen op het Schengengrondgebied om naar zijn eindbestemming te reizen. In het formulier zijn drie mogelijkheden opgenomen:

  • a) 
    auto (of autobus);
  • b) 
    trein;
  • c) 
    vliegtuig.
  • 12. 
    Datum van aankomst (op het Schengengrondgebied)

Deze is vooral toepasselijk voor zeelieden die in de eerste Schengenluchthaven/doorlaatpost (dit hoeft uiteraard niet altijd een luchthaven te zijn) aan de buitengrens het Schengengrondgebied willen binnenkomen.

Datum van doorreis

Dit is de datum waarop de zeeman afmonstert in een haven op het Schengengrondgebied en naar een andere haven gaat die eveneens op het Schengengrondgebied is gelegen.

Datum van vertrek

Dit is de datum waarop de zeeman afmonstert in een haven op het Schengengrondgebied om op een ander schip aan te monsteren dat niet in een haven op het Schengengrondgebied is gelegen, of de datum waarop de zeeman afmonstert in een haven op het Schengengrondgebied om zich naar zijn woonplaats (buiten het Schengengrondgebied) te begeven.

Daar drie vervoersmiddelen zijn opgenomen, dient daarover ook de beschikbare informatie te worden verstrekt:

  • a) 
    auto, autobus: nummerplaat
  • b) 
    trein: naam, nummer,...
  • c) 
    vluchtgegevens: datum, uur en vluchtnummer.
  • 13. 
    Ondertekende tenlasteneming door de scheepsagent of de reder voor verblijfs- en eventuele repatriëringskosten.

Indien de zeelieden in een groep reizen, dient iedere zeeman de onder de punten 1.A t/m 4.C bedoelde gegevens in te vullen.

  • (1) 
    Gelieve de op het paspoort vermelde naam of namen te vermelden.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.