Besluit 2004/191 - Criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32004D0191

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32004D0191

2004/191/EG: Beschikking van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen

Publicatieblad Nr. L 060 van 27/02/2004 blz. 0055 - 0057

Beschikking van de Raad

van 23 februari 2004

tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen

(2004/191/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    De Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft zijn streven bevestigd om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. Met het oog hierop dient een gemeenschappelijk Europees beleid inzake asiel en migratie tegelijkertijd gericht te zijn op een eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen en een betere beheersing van de migratiestromen. Deze doelstellingen zijn bevestigd door de Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001 en door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002. In het bijzonder werd de noodzaak beklemtoond van de bestrijding van illegale immigratie, met inbegrip van passende maatregelen om de terugkeer van illegale immigranten te bevorderen.
  • (2) 
    De toepassing van Richtlijn 2001/40/EG(1) kan leiden tot verstoringen van het financiële evenwicht wanneer verwijderingsbesluiten, ondanks de inspanningen van de uitvoerende lidstaat, niet op kosten van de betrokken onderdaan van een derde land of van een derde partij kunnen worden uitgevoerd. Derhalve moeten passende criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de bilaterale compensatie tussen lidstaten worden vastgesteld.
  • (3) 
    Deze beschikking moet tevens de basis vormen voor de vaststelling van de criteria en praktische regelingen die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van artikel 24 van de Schengenovereenkomst.
  • (4) 
    Aangezien het doel van het overwogen optreden, namelijk de verdeling van de financiële lasten van de samenwerking tussen de lidstaten bij de verwijdering van onderdanen van derde landen in geval van onderlinge erkenning van verwijderingsbesluiten, niet voldoende door de lidstaten wordt verwezenlijkt en derhalve, vanwege de gevolgen van het overwogen optreden, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat eveneens in dat artikel is neergelegd, gaat deze beschikking niet verder dan hetgeen nodig is om het genoemde doel te bereiken.
  • (5) 
    Deze beschikking neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Deze beschikking beoogt in het bijzonder de volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid bij verwijdering en uitzetting te waarborgen, zoals geformuleerd in de artikelen 1, 18 en 19 van het Handvest.
  • (6) 
    Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze beschikking. Deze beschikking is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze beschikking voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, voorzover zij van toepassing is op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de uit hoofde van de bepalingen van het Schengenacquis op het grondgebied van een lidstaat geldende voorwaarden voor een kort verblijf, besluit Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze beschikking heeft vastgesteld, of het deze beschikking al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
  • (7) 
    Ten aanzien van IJsland en Noorwegen houdt deze beschikking een ontwikkeling in van het Schengenacquis in de zin van de tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst(2) inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, voorzover deze beschikking van toepassing is op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de uit hoofde van de bepalingen van het Schengenacquis op het grondgebied van een lidstaat geldende voorwaarden voor een kort verblijf, welke bepalingen vallen onder artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG(3) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van voornoemde overeenkomst.
  • (8) 
    Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft het Verenigd Koninkrijk laten weten dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze beschikking. Voorzover deze beschikking ook uitvoering geeft aan artikel 24 van de Schengenovereenkomst, overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2001/40/EG, is zij niet van invloed op het Verenigd Koninkrijk.
  • (9) 
    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling en toepassing van deze beschikking. Deze beschikking is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.
  • (10) 
    Deze beschikking vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of op een andere wijze daaraan gerelateerd rechtsbesluit zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Akte van Toetreding van 2003,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze beschikking stelt passende criteria en uitvoeringsvoorschriften vast voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG kunnen voortvloeien, wanneer de verwijdering niet op kosten van de onderdaan of onderdanen van het betrokken derde land kan geschieden.

Artikel 2

  • 1. 
    De uitvaardigende lidstaat compenseert de uitvoerende lidstaat voor de verstoringen van het financiële evenwicht die uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG kunnen voortvloeien, wanneer de verwijdering niet op kosten van de onderdaan of onderdanen van het betrokken derde land kan geschieden.

De uitvoerende lidstaat verstrekt de uitvaardigende lidstaat algemene informatie over de indicatieve kosten van de uitzettingsoperaties.

  • 2. 
    De terugbetaling geschiedt op verzoek van de uitvoerende lidstaat op basis van de minimale werkelijke kosten, overeenkomstig de onderstaande beginselen:
  • a) 
    Vervoerkosten; daartoe behoren de werkelijke kosten voor vliegtickets tot het bedrag van het officiële IATA-tarief voor de betrokken vlucht op het ogenblik van de uitvoering. De werkelijke kosten voor vervoer over land of over zee met een motorvoertuig, per trein of per boot kunnen worden teruggevorderd op basis van de prijs van een trein- of bootticket, tweede klasse, voor de betrokken afstand op het ogenblik van de uitvoering.
  • b) 
    Administratieve kosten; de werkelijke kosten voor visavergoedingen en de vergoedingen voor de afgifte van vertrekdocumenten (laissez-passer).
  • c) 
    Voor de begeleiders bestemde dagvergoedingen voor dienstreizen; deze moeten worden vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving en/of praktijk.
  • d) 
    Verblijfkosten voor de begeleiders; daartoe behoren de werkelijke kosten voor het verblijf van deze personen in een transitzone van een derde land, alsook voor hun strikt noodzakelijke korte verblijf voor de uitvoering van hun missie in het land van herkomst. Voor de terugbetaling bedraagt het aantal begeleiders per gerepatrieerde niet meer dan twee, tenzij op basis van de beoordeling door de uitvoerende lidstaat en met instemming van de uitvaardigende staat meer begeleiders vereist zijn.
  • e) 
    Verblijfkosten voor de gerepatrieerde; daartoe behoren de werkelijke kosten voor het verblijf van de gerepatrieerde in een geschikt centrum overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving en/of praktijk van de uitvoerende lidstaat. Een verblijf van maximaal drie maanden wordt terugbetaald. Wanneer wordt verwacht dat het verblijf van de gerepatrieerde langer dan drie maanden zal duren, bereiken de uitvoerende lidstaat en de uitvaardigende lidstaat overeenstemming over de extra kosten.
  • f) 
    Medische kosten; daartoe behoren de werkelijke kosten voor het in noodgevallen verstrekken van een medische behandeling aan de gerepatrieerde en de begeleiders, met inbegrip van noodzakelijke uitgaven voor ziekenhuisopname.

Waar nodig pleegt de uitvoerende lidstaat overleg met de uitvaardigende lidstaat en bereiken zij overeenstemming over de kosten die de in dit lid beschreven kosten overschrijden, dan wel over extra kosten.

Artikel 3

  • 1. 
    Terugbetalingsaanvragen worden schriftelijk ingediend en gaan vergezeld van bewijsstukken van de terugbetaalbare kosten.
  • 2. 
    Terugbetalingsaanvragen kunnen alleen worden ingediend voor verwijderingsbesluiten die na het van kracht worden van deze beschikking zijn genomen.

De terugbetaling kan niet worden gevorderd voor de uitvoering van verwijderingsbesluiten die meer dan vier jaar vóór de uitvoering ervan zijn genomen.

  • 3. 
    Terugbetalingsaanvragen die meer dan één jaar na de uitvoering worden ingediend, kunnen worden afgewezen.
  • 4. 
    Elke lidstaat richt een nationaal contactpunt op voor de uitvoering van deze beschikking en geeft de nuttige gegevens door aan de andere lidstaten.

Elke terugbetalingsaanvraag wordt door het nationale contactpunt van de uitvoerende lidstaat toegezonden aan het nationale contactpunt van de uitvaardigende lidstaat, dat het nationale contactpunt van de uitvoerende lidstaat laat weten de aanvraag te hebben ontvangen.

  • 5. 
    Binnen een termijn van maximaal drie maanden laat het nationale contactpunt van de uitvaardigende lidstaat het nationale contactpunt van de uitvoerende lidstaat weten of de aanvraag wordt aanvaard dan wel wordt geweigerd. Dit wordt schriftelijk meegedeeld, met opgave van redenen in geval van een weigering.
  • 6. 
    Betalingen worden verricht binnen een termijn van maximaal drie maanden nadat het nationale contactpunt van de uitvaardigende lidstaat de betaling heeft aanvaard.
  • 7. 
    De nationale contactpunten van de uitvoerende lidstaat en van de uitvaardigende lidstaat worden in kennis gesteld van betalingen en van weigeringen tot terugbetaling.

Artikel 4

  • 1. 
    Teneinde toezicht te houden op de vlotte uitvoering van deze beschikking en van Richtlijn 2001/40/EG, verstrekt elk nationaal contactpunt op gezette tijden informatie over, met name, het totale aantal op grond van Richtlijn 2001/40/EG genomen uitvoeringsmaatregelen die in overeenstemming met deze beschikking werden terugbetaald, en het totale aantal weigeringen tot terugbetaling, samen met de redenen voor dergelijke weigeringen.
  • 2. 
    Dergelijke informatie mag tevens aanbevelingen omvatten ter verbetering van de criteria en praktische regelingen van deze beschikking.

Artikel 5

Deze beschikking wordt van kracht op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

  • B. 
    Cowen
  • (1) 
    PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34.
  • (2) 
    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
  • (3) 
    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.