Besluit 2004/848 - Gemeenschappelijk actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn - Hoofdinhoud
30.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 157/ 18
BESLUIT Nr. 848/2004/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 29 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 13, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comite 1 Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag 2,
PB C 80 van 30.3.2004, blz. 115.
Advies van het Europees Parlement van 20 november 2003 (nog niet in hetPB bekendgemaakt), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 februari 2004 (PB C 95 E van 20.4.2004, blz. 1), standpunt van het Europees Parlement van 30 maart 2004(nog niet in het PB bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 20 april 2004.
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)Het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen is, krachtens artikel 2 en artikel 3, lid 2 van het Verdrag een basisbeginsel van het Gemeenschapsrecht dat in de jurisprudence van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen nader is uitgewerkt. Volgens het Verdrag is de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen een bijzondere "taak" en een doelstelling van de Gemeenschap. De Gemeenschap is verplicht om deze gelijkheid in het kader van al haar acties actief te bevorderen.
-
(2)Krachtens artikel 13, lid 1 van het Verdrag kan de Raad alle passende maatregelen nemen om elke vorm van discriminate, ook op grond van geslacht, te bestrijden. Artikel 13, lid 2 van het Verdrag bepaalt dat wanneer de Raad communautaire stimuleringsmaatregelen -harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitgezonderd - vaststelt ter ondersteuning van de maatregelen die de lidstaten nemen om bij te dragen tot de verwezenlijking van deze doelstelling, dit een besluit vormt overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag.
-
(3)Artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verbiedt elke vorm van discriminatie op grond van geslacht en artikel 23 waarborgt het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen op alle gebieden.
-
(4)De ervaring op communautair niveau leert dat voor de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de praktijk een combinatie van maatregelen, en vooral juridische instrumenten en concrete acties, nodig is die elkaar wederzijds versterken.
-
(5)Het witboek van de Commissie inzake Europees bestuur pleit ervoor de burgers inspraak te geven in de vorming en de uitvoering van het beleid, het maatschappelijk middenveld en de organisaties waaruit het is samengesteld bij het beleid te betrekken en op een meer efficiente en transparante manier met de belanghebbende partijen te overleggen.
-
(6)De vierde wereldvrouwenconferentie in Peking op 15 September 1995 heeft een verklaring en een "Platform for Action" goedgekeurd waarin de regeringen, de internationale gemeen-schap en het maatschappelijk middenveld worden opgeroepen strategische maatregelen te nemen om vrouwendiscriminatie en obstakels voor de gelijkheid van mannen en vrouwen uit de weg te ruimen.
-
(7)De Raad heeft bij Beschikking 2001/51/EG 1 een communautair actieprogramma in verband met de communautaire kaderstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen vastgesteld. Het programma zou moeten worden aangevuld met ondersteunende maatregelen op de betrokken gebieden.
-
(8)Doel van de begrotingsonderdelen A-3037 (nr. ABB 040501) en A-3046 (nr. ABB 040503) van de algemene begroting van de Europese Unie in het begrotingsjaar 2003 (en in de voorgaande begrotingsjaren) was steun te verlenen aan de Europese Vrouwenlobby en vrouwenorganisaties die zich voor de gelijkheid van mannen en vrouwen inzetten.
-
(9)Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 2 ("het financieel reglement") bepaalt dat hetvoor de bestaande steunmaatregelen nodig is een basisbesluit aan te nemen dat strookt met de bepalingen van het reglement.
-
(10)De activiteiten van bepaalde organisaties helpen de gelijkheid van mannen vrouwen te bevorderen, met name wanneer het gaat om communautaire acties die specifiek op vrouwen gericht zijn.
PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22. PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
-
(11)Vooral de Europese Vrouwenlobby, waarvan de meeste vrouwenorganisaties in de vijftien lidstaten deel uitmaken en die meer dan drieduizend leden telt, speelt een essentiele rol bij de promotie, het monitoren en het verbreiden van kennis inzake communautaire maatregelen die, met het oog op het bereiken van de gelijkheid van mannen en vrouwen, op vrouwen gericht zijn. De activiteiten van de Europese Vrouwenlobby zijn van algemeen Europees belang.
-
(12)Bijgevolg zou een gestructureerd programma moeten worden vastgesteld om financiele steun te verlenen aan dergelijke organisaties in de vorm van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven voor activiteiten met doelstellingen van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen, of met een doelstelling die deel uitmaakt van het beleid van de Europese Unie op dit gebied, en in de vorm van bepaalde subsidies voor acties.
-
(13)Dit programma bestrijkt een groot geografisch gebied doordat het nieuwe toetredingsverdrag op 16 april 2003 werd ondertekend en doordat in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst) op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen een ruimere samenwerking is opgenomen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), anderzijds. In de EER-overeenkomst zijn de procedures vastgesteld, op grond waarvan tot de EER behorende EVA-landen aan communautaire programma's op dit gebied kunnen deelnemen. Ook Roemenie en Bulgarije zouden, overeenkomstig de voorwaarden van hun Europa-Overeenkomsten, de aanvullende protocollen ervan en de besluiten van de respectieve associatieraden, aan het programma moeten kunnen deelnemen, evenals Turkije, overeenkomstig de voorwaarden van de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije van 17 december 2001 inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's 1.
PB L 61 van 2.3.2002, blz. 29.
-
(14)Het is zaak bij het vaststellen van de procedures voor het verlenen van steun rekening te houden met de bijzondere aard van de organisaties die op Europees niveau op het gebied van de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn.
-
(15)Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma een financieel kader vast dat gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van
6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotings-discipline en de verbetering van de begrotingsprocedure 1.
-
(16)De Gemeenschappelijke verklaring van 24 november 2003 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de basisbesluiten voor subsidies voorziet in de mogelijkheid bij wijze van uitzondering overgangsbepalingen voor het tijdvak van subsidising in dit programma op te nemen,
BESLUITEN:
Artikel 1
Doelstelling van het programma
-
1.Bij dit besluit wordt een communautair actieprogramma vastgesteld (hierna: "het programma" te noemen) om organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn, te stimuleren.
PB C 172 van 18.6.1999, blz.1. Akkoord gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).
-
2.De algemene doelstelling van het programma bestaat erin steun te verlenen aan de activiteiten van deze organisaties, waarvan het lopende werkprogramma of een specifieke actie een algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen dient, of een doelstelling nastreeft die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past.
-
3.Het programma loopt van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005.
Artikel 2
Toegang tot het programma
-
1.Om voor een subsidie in aanmerking te komen moet een organisatie die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief is, voldoen aan de bepalingen van de bijlage en:
-
a)bijdragen tot de ontwikkeling en de uitvoering van communautaire acties ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen;
-
b)stroken met de beginselen en de wettelijke bepalingen die ten grondslag liggen aan de communautaire actie op het beleidsgebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen;
-
c)een potentiele transnationale uitstraling hebben.
-
2.De betrokken organisatie moet sinds ten minste een jaar tevoren overeenkomstig de wet zijn opgericht, en alleen of in verschillende gecoordineerde verbanden optreden.
Artikel 3
Deelname van landen buiten de Gemeenschap
Behalve voor de organisaties in de lidstaten staat het programma open voor organisaties die op
Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn, en die
gevestigd zijn in:
-
a)de toetredende staten die op 16 april 2003 het toetredingsverdrag hebben ondertekend;
-
b)de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden van de EER-Overeenkomst;
-
c)Roemenie en Bulgarije, waarbij de deelnemingsvoorwaarden worden bepaald overeenkomstig de Europa-Overeenkomsten, de aanvullende protocollen ervan en de besluiten van de respectieve associatieraden;
-
d)Turkije, waarbij de deelnemingsvoorwaarden worden bepaald overeenkomstig de kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Republiek Turkije aan communautaire programma's.
Artikel 4
Selectie van begunstigden
-
1.De in punt 2.1. van de bijlage vermelde begunstigden ontvangen rechtstreeks subsidies voor huishoudelijke uitgaven.
-
2.Bij het verlenen van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven uit hoofde van het lopende werkprogramma of het verlenen van een subsidie voor een gerichte actie aan een organisatie die een doel van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen nastreeft dat in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past, moeten de in de bijlage gepreciseerde algemene criteria in acht worden genomen. De organisaties waaraan subsidies uit hoofde van de punten 2.2 en 2.3 van de bijlage worden verleend, worden op basis van een oproep tot het indienen van voorstellen geselecteerd.
Artikel 5
Verlenen van een subsidie
-
1.Subsidies voor huishoudelijke uitgaven uit hoofde van de punten 2.1 en 2.2. van de bijlage aan organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn, financieren ten hoogste 80% van alle subsidiabele kosten van de organisatie tijdens het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt verleend.
-
2.Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het financieel reglement, en gezien de aard van de onder dit besluit vallende organisaties, wordt bij de toekenning van de subsidies uit hoofde van het programma van het degressiviteitsbeginsel afgeweken.
Artikel 6 Financiering
-
1.Het financiele kader voor de uitvoering van het programma voor de periode 2004-2005 wordt vastgesteld op 2,2 miljoen EUR.
-
2.De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiele vooruitzichten.
Artikel 7
Overgangsbepalingen
Voor de in 2004 toegekende subsidies kan het tijdvak voor subsidiering op 1 januari 2004 van start
gaan mits de desbetreffende uitgaven noch voor de datum van indiening van de subsidieaanvraag,
noch voor het begin van het boekjaar van de begunstigde gedaan zijn.
In 2004 kan worden afgeweken van de verplichting dat de ondertekening van de subsidie-
overeenkomst uiterlijk binnen de eerste vier maanden na het begin van het boekjaar van de
begunstigde moet plaatsvinden als bedoeld in artikel 112, lid 2 van het Financieel Reglement voor
begunstigden wier boekjaar voor 1 maart van het lopende jaar begint. In dit geval dient de subsidie-
overeenkomst uiterlijk op 30 juni 2004 worden te ondertekend.
Artikel 8
Monitoring en evaluatie
De Commissie dient uiterlijk 31 december 2006 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. Het verslag is gebaseerd op de door de begunstigden behaalde resultaten en evalueert met name hun effectiviteit bij de verwezenlijking van de in artikel 1 en de bijlage vastgestelde doelstellingen.
Artikel 9 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2004.
Gedaan te Straatsburg, 29.4.2004
Voor de Raad De voorzitter M. McDOWELL
Voor het Europees Parlement
De voorzitter P. COX
BIJLAGE
-
1.Gesteunde activiteiten
De algemene doelstelling (zie artikel 1) bestaat erin de communautaire actie op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen te versterken en de doeltreffendheid van deze actie te vergroten door financiele steun te verlenen aan organisaties, waaronder de Europese Vrouwenlobby, die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn.
1.1. De organisaties die op het gebied van de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn, zullen onder andere de volgende activiteiten die een bijdrage kunnen leveren tot de versterking en de vergroting van de doeltreffendheid van de communautaire actie ontplooien:
-
-de vertegenwoordiging van belanghebbende partijen op communautair vlak;
-
-voorlichtingsactiviteiten (met name studies, campagnes, seminars) ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen;
-
-de verspreiding van informatie over de communautaire actie ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen;
-
-acties ter bevordering van onder andere het combineren van beroeps- en gezinsleven, de participate van vrouwen aan de besluitvorming en de bestrijding van aan het geslacht gerelateerd geweld, stereotypen in verband met het geslacht en discriminatie op het werk;
acties ter bevordering van de samenwerking met vrouwenorganisaties in derde landen en om mensen bewuster te maken van de situatie van vrouwen in de wereld.
1.2. De Europese Vrouwenlobby zal onder andere de volgende activiteiten ontplooien ter
vervulling van haar taken op het gebied van de vertegenwoordiging en coordinatie van niet-gouvernementele vrouwenorganisaties en het doorgeven van informatie over vrouwen aan de Europese instellingen en niet-gouvernementele organisaties:
-
-follow-up van de uitvoering van het “Beijing Platform for Action” (Verenigde Naties);
-
-ijveren voor een betere Europese wetgeving inzake gelijkheid van mannen en vrouwen en voor integratie van vrouwen op alle beleidsgebieden;
-
-deelname aan vergaderingen en conferenties over gelijkheid van mannen en vrouwen;
-
-actie om ervoor te zorgen dat de standpunten en belangen van vrouwen in het nationale en Europese beleid worden gei'ntegreerd, met name vrouwen stimuleren om aan de besluitvorming deel te nemen;
-
-meer aandacht vestigen, in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie, op de gelijkheid van mannen en vrouwen, en samenwerking te ontwikkelenmet de vrouwenorganisaties in de nieuwe lidstaten.
-
2.Uitvoering van de te steunen activiteiten
De activiteiten van organisaties die uit hoofde van het programma in aanmerking komen voor communautaire subsidising, vallen onder een van de volgende onderdelen:
2.1. Deel 1: lopende activiteiten van de Europese Vrouwenlobby - waarvan de leden onder meer vrouwenorganisaties in de lidstaten van de Europese Unie zijn - waarbij de volgende beginselen in acht worden genomen:
-
-de onafhankelijkheid van de Europese Vrouwenlobby bij de selectie van haar leden;
-
-een ruime autonomie voor de Europese Vrouwenlobby bij haar activiteiten met inachtneming van punt 1.2. van de bijlage.
2.2. Deel 2: lopende activiteiten van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen nastreeft, of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past.
Overeenkomstig artikel 2 betreft dit non-profitorganisaties waarvan de activiteiten uitsluitend op de gelijkheid van mannen en vrouwen gericht zijn, of organisaties die een ruimere doelstelling nastreven maar waarvan een deel van de activiteiten uitsluitend op de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen gericht is.
Er kan een jaarlijkse subsidie voor huishoudelijke uitgaven worden toegekend om de uitvoering van het lopende werkprogramma van een dergelijke organisatie te ondersteunen.
2.3. Deel 3: specifieke acties van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen nastreeft, of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past.
-
3.Selectie van begunstigden
3.1. De Europese Vrouwenlobby kan rechtstreeks uit hoofde van deel 1 van het programma een subsidie voor huishoudelijke uitgaven ontvangen, na goedkeuring van een passend werkplan en een begroting.
3.2. Organisaties die een subsidie voor huishoudelijke uitgaven ontvangen uit hoofde van deel 2 van het programma, worden op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd.
3.3. Organisaties die een subsidie voor een specifieke actie ontvangen uit hoofde van deel 3 van het programma, worden op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd.
-
4.CONTROLES EN AUDITS
4.1. De begunstigde van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven houdt alle bewijsstukken van uitgaven tijdens het jaar waarvoor de subsidie is verleend (met inbegrip van het gecontroleerde financiele overzicht), gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een subsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden van de organisatie ter beschikking van de Commissie worden gesteld.
4.2. De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie aan een audit te onder-werpen via haar eigen personeel of via een bevoegde externe instantie naar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, en gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het saldo van de subsidie is betaald. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.
4.3. Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, evenals tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot een goed einde te brengen.
4.4. De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met name het recht van toegang.
4.5. Om de financiele belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen is de Commissie krachtens Verordening (Euratom, EG)
nr. 2185/96 van de Raad 1 gemachtigd ter plaatse controles en verificaties in het kader van het programma uit te voeren. Eventueel voert het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoek uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad 2.
PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2. PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
2
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.