Besluit 2005/75 - Toetreding van de EG tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan

1.

Wettekst

4.2.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/1

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2004

inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan

(2005/75/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Gemeenschap is bevoegd om maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden vast te stellen en om met andere landen of internationale organisaties overeenkomsten te sluiten.

 

(2)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, op grond waarvan de leden van de internationale gemeenschap verplicht zijn samen te werken om de levende rijkdommen van de zee in stand te houden en te beheren.

 

(3)

De Gemeenschap heeft de overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (2) (hierna „de VN-overeenkomst inzake visbestanden van 1995” genoemd), ondertekend.

 

(4)

Het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan is bij de zevende zitting van de „Multilateral High Level Conference” in Honolulu, op 5 september 2000, geopend voor ondertekening.

 

(5)

Op grond van artikel 35 van het verdrag kan de Gemeenschap tot dit verdrag toetreden.

 

(6)

Het verdrag heeft tot doel door een efficiënt beheer de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan te garanderen, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 en de VN-overeenkomst inzake visbestanden van 1995.

 

(7)

In het verdragsgebied wordt gevist door vissers van de Gemeenschap. Het is dus in het belang van de Gemeenschap om volwaardig lid te worden van de regionale visserijorganisatie die op grond van het internationale zeerecht bij het verdrag wordt opgericht. Derhalve moet de Gemeenschap toetreden tot het verdrag,

BESLUIT:

Artikel 1

De toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan wordt hierbij goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is overeenkomstig artikel 35 van het verdrag de akte van toetreding bij de regering van Nieuw-Zeeland te deponeren.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    WALSH
 

  • (1) 
    Instemming gegeven op 1 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

VERTALING

BIJLAGE (1)

TEKST VAN HET VERDRAG INZAKE DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE VISBESTANDEN IN HET WESTELIJKE EN CENTRALE DEEL VAN DE STILLE OCEAAN

  • 1. 
    VERDRAG INZAKE DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE VISBESTANDEN IN DE WESTELIJKE EN CENTRALE STILLE OCEAAN

DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

VASTBESLOTEN om de instandhouding op lange termijn en een duurzaam gebruik, met name voor menselijke consumptie, van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de westelijke en centrale Stille Oceaan veilig te stellen voor de huidige en toekomstige generaties,

VERWIJZENDE NAAR de relevante bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden,

ERKENNENDE dat, overeenkomstig het verdrag van 1982 en de overeenkomst, kuststaten en staten die in de regio vissen, dienen samen te werken om de betrokken bestanden te behouden en een optimaal gebruik van alle over grote afstanden trekkende visbestanden te bevorderen,

ZICH ERVAN BEWUST dat voor doeltreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen vereist is dat de preventieve benadering wordt toegepast en de beste beschikbare wetenschappelijke informatie wordt benut,

ZICH BEWUST VAN de noodzaak om negatieve effecten op het mariene milieu te voorkomen, de biodiversiteit te beschermen, de mariene ecosystemen ongeschonden te behouden en het gevaar van effecten op lange termijn of onomkeerbare effecten als gevolg van de visserij zoveel mogelijk te beperken;

ERKENNENDE dat de kleine insulaire staten, gebieden en bezittingen in de regio die ontwikkelingslanden zijn, ecologisch en geografisch kwetsbaar zijn en economisch en sociaal afhankelijk zijn van de over grote afstanden trekkende visbestanden en dat speciale bijstand nodig is, zowel financieel, wetenschappelijk als technisch, om hen in staat te stellen daadwerkelijk mee te werken aan de instandhouding, het beheer en het duurzame gebruik van de over grote afstanden trekkende visbestanden,

ERKENNENDE, voorts, dat de kleinere eilanden die ontwikkelingslanden zijn, bijzondere behoeften hebben die speciale aandacht en consideratie behoeven bij de verstrekking van financiële, wetenschappelijke en technologische bijstand,

ERKENNENDE dat compatibele, doeltreffende en bindende instandhoudings- en beheersmaatregelen uitsluitend door samenwerking tussen kuststaten en staten die in de regio vissen kunnen worden bewerkstelligd,

ERVAN OVERTUIGD dat doeltreffende instandhouding en beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de westelijke en centrale Stille Oceaan als geheel het best kunnen worden bewerkstelligd door de instelling van een regionale commissie,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

1.1.   DEEL I

 

1.1.1.

ALGEMENE BEPALINGEN

1.2.   Artikel 1

 

1.2.1.

Begrippen

In dit verdrag wordt verstaan onder

 

a)

„zeerechtverdrag van 1982”: het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

 

b)

„overeenkomst”: de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden;

 

c)

„Commissie”: de Commissie voor de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de westelijke en centrale Stille Oceaan die overeenkomstig dit verdrag is ingesteld;

 

d)

„vissen”:

 

i)

zoeken naar, vangen van, meenemen van of vissen op vis;

 

ii)

een poging doen vis te zoeken, te vangen, mee te nemen of erop te vissen;

 

iii)

andere activiteiten ontplooien waarvan op redelijke gronden vermoed kan worden dat zij bedoeld zijn voor het traceren, vangen, meenemen of vissen op vis, ongeacht de doelstelling daarvan;

 

iv)

plaatsen, zoeken of terugwinnen van visverzamelinrichtingen of bijbehorende elektronische apparatuur, zoals radiobakens;

 

v)

alle handelingen op zee die dienen ter ondersteuning of voorbereiding van de activiteiten onder i) tot en met iv), met inbegrip van overlading;

 

vi)

gebruik van enig ander vaartuig, voertuig, vliegtuig of hovercraft voor de activiteiten onder i) tot en met v), behalve in noodsituaties waarin de gezondheid en de veiligheid van de bemanning of de veiligheid van een schip in het geding is;

 

e)

„vissersvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om te vissen of bedoeld is om te vissen, met inbegrip van ondersteunende vaartuigen, vervoersvaartuigen en andere vaartuigen die rechtstreeks betrokken zijn bij de visserij;

 

f)

„de over grote afstanden trekkende visbestanden”: alle visbestanden van de soorten in bijlage I van het zeerechtverdrag van 1982 die in de verdragszone voorkomen, en andere vissoorten die de Commissie bepaalt;

 

g)

„regionale organisatie voor economische integratie”: een regionale organisatie voor economische integratie waaraan de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen op het terrein van dit verdrag, met inbegrip van de bevoegdheid om op dit terrein voor de lidstaten bindende besluiten te nemen;

 

h)

„overlading”: het overladen, op zee of in een haven, van alle of een deel van de vis aan boord van een vissersvaartuig naar een ander vissersvaartuig.

1.3.   Artikel 2

 

1.3.1.

Doel

Het doel van dit verdrag is om, in overeenstemming met het zeerechtverdrag van 1982 en de overeenkomst, door middel van doeltreffend beheer, instandhouding op lange termijn en duurzaam gebruik van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de westelijke en centrale Stille Oceaan te waarborgen.

1.4.   Artikel 3

 

1.4.1.

Toepassingsgebied

 

1.

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 omvat het gebied dat onder de bevoegdheid van de Commissie valt (hierna, „de verdragszone” genoemd) alle wateren van de Stille Oceaan, in het zuiden en het oosten begrensd door de volgende lijn:

Vanaf de zuidkust van Australië in zuidelijke richting langs de meridiaan van 141° oosterlengte tot het snijpunt met de breedtegraad van 55° zuiderbreedte; vandaar in oostelijke richting langs de breedtegraad van 55° zuiderbreedte tot het snijpunt met de meridiaan van 150° oosterlengte; vandaar in zuidelijke richting langs de meridiaan van 150° oosterlengte tot het snijpunt met de breedtegraad van 60° zuiderbreedte; vandaar in oostelijke richting langs de breedtegraad van 60° zuiderbreedte tot het snijpunt met de meridiaan van 130° westerlengte; vandaar in noordelijke richting langs de meridiaan van 130° westerlengte tot het snijpunt met de breedtegraad van 4° zuiderbreedte; vandaar in westelijke richting langs de breedtegraad van 4° zuiderbreedte tot het snijpunt met de meridiaan van 150° westerlengte; vandaar in noordelijke richting langs de meridiaan van 150° westerlengte.

 

2.

Niets in dit verdrag wordt opgevat als erkenning van de claims of standpunten van een lid van de Commissie inzake de juridische status en omvang van de wateren en zones waarop een lid aanspraak maakt.

 

3.

Dit verdrag is van toepassing op alle over grote afstanden trekkende visbestanden binnen de verdragszone, uitgezonderd makreelgepen (scomberesocidae). Instandhoudings- en beheersmaatregelen uit hoofde van dit verdrag worden toegepast op alle visbestanden of op bepaalde, door de Commissie aangewezen gebieden binnen de verdragszone.

1.5.   Artikel 4

 

1.5.1.

Verhouding tussen dit verdrag en het zeerechtverdrag van 1982

Dit verdrag verandert niets in de rechten, de jurisdictie en de plichten van de staten op grond van het zeerechtverdrag van 1982 en de overeenkomst. Dit verdrag wordt uitgelegd en toegepast in samenhang met het zeerechtverdrag van 1982 en de overeenkomst, op een wijze die coherent is met dat verdrag en die overeenkomst.

1.6.   DEEL II

 

1.6.1.

INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN DE OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE VISBESTANDEN

1.7.   Artikel 5

 

1.7.1.

Beginselen en maatregelen voor instandhouding en beheer

Met het oog op de instandhouding en het beheer van het geheel van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone dienen de leden van de Commissie, bij het uitvoeren van de in het zeerechtverdrag van 1982, de overeenkomst en dit verdrag neergelegde plicht tot samenwerking:

 

a)

maatregelen te nemen voor de instandhouding op lange termijn van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone, en voor een optimaal gebruik van deze bestanden;

 

b)

die maatregelen te baseren op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en ze af te stemmen op behoud van de visbestanden of op herstel daarvan tot een niveau waarbij de maximale duurzame opbrengst wordt verkregen, daarbij rekening houdende met relevante milieutechnische en economische factoren, waaronder de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden in de verdragszone, met name kleine eilanden, en met de visserijpatronen, de onderlinge afhankelijkheid van de visbestanden en algemeen aanbevolen internationale minimumnormen die in subregionaal, regionaal of mondiaal verband zijn vastgesteld;

 

c)

de preventieve aanpak toe te passen overeenkomstig dit verdrag en alle relevante internationaal overeengekomen standaarden en aanbevolen praktijken en procedures;

 

d)

te evalueren welke effecten de visserij, andere menselijke activiteiten en milieufactoren hebben op de bestanden die het doel zijn van de visserij, soorten die niet het doel zijn van visserij en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die afhankelijk zijn van of verwant zijn met genoemde doelbestanden;

 

e)

maatregelen te nemen om afval, teruggooi, vangsten door verloren gegaan of opgegeven vistuig, vervuiling door vissersvaartuigen, vangst van niet-doelsoorten, zowel vis als andere soorten (hierna „niet-doelsoorten” genoemd), en de effecten van een en ander op verwante of afhankelijke soorten, in het bijzonder bedreigde soorten, tot een minimum te beperken en de ontwikkeling en het gebruik te bevorderen van vistuig en vismethoden die selectief, milieuveilig en rendabel zijn;

 

f)

de biodiversiteit in het mariene milieu te beschermen;

 

g)

maatregelen te nemen om overbevissing en overcapaciteit te voorkomen of daaraan een einde te maken en ervoor te zorgen dat de visserijinspanning niet groter is dan een niveau dat verenigbaar is met een duurzaam gebruik van de visbestanden;

 

h)

rekening te houden met de belangen van de ambachtelijke en zelfvoorzieningsvissers;

 

i)

tijdig volledige en nauwkeurige gegevens over de visserijactiviteiten te verzamelen, waaronder gegevens met betrekking tot de positie van de vaartuigen, de vangst van doelsoorten en niet-doelsoorten en de visserijinspanning, en die gegevens, alsmede de informatie uit nationale en internationale onderzoekprogramma's, met anderen te delen, en

 

j)

de instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen en te handhaven met behulp van doeltreffende monitoring-, controle- en toezichtregelingen.

1.8.   Artikel 6

 

1.8.1.

Preventieve aanpak

 

1.

Bij de toepassing van de preventieve aanpak dienen de leden van de Commissie:

 

a)

de in bijlage II van de overeenkomst, die een integrerend onderdeel van dit verdrag uitmaakt, vastgestelde richtlijnen toe te passen, aan de hand van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie bestandspecifieke referentiewaarden vast te stellen en maatregelen vast te stellen voor het geval dat die waarden worden overschreden;

 

b)

onder andere rekening te houden met onzekerheden over de grootte en de productiviteit van de bestanden, de referentiewaarden, de situatie van een bestand ten opzichte van die referentiewaarden, het niveau en de spreiding van de visserijmortaliteit en het effect van de visserijactiviteit op niet-doelsoorten en verwante of afhankelijke soorten, en voorts met de toestand van de oceaan en het milieu, met de sociaal-economische situatie, alsmede met de voorspellingen dienaangaande, en

 

c)

programma's voor gegevensverzameling en onderzoek op te zetten om te evalueren welk effect de visserij heeft op niet-doelsoorten en verwante of afhankelijke soorten, alsmede op hun milieu, en zo nodig plannen vast te stellen voor het behoud van dergelijke soorten en voor de bescherming van ernstig bedreigde habitats.

 

2.

De leden van de Commissie zijn extra voorzichtig wanneer de informatie twijfelachtig, onbetrouwbaar of niet adequaat is. Het ontbreken van adequate wetenschappelijke gegevens is geen reden om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten.

 

3.

De leden van de Commissie nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de referentiewaarden, wanneer ze bijna zijn bereikt, niet worden overschreden. Wanneer dat toch het geval is, nemen de leden van de Commissie onverwijld de in lid 1, letter a), bedoelde maatregelen voor het herstel van de visbestanden.

 

4.

Indien de situatie van bestanden van doelsoorten of niet-doelsoorten of verwante of afhankelijke soorten reden geeft tot bezorgdheid, zorgen de leden van de Commissie voor verscherpte monitoring van dergelijke bestanden en soorten met het oog op evaluatie van de situatie ervan, alsmede van de doeltreffendheid van de instandhoudings- en beheersmaatregelen. Laatstbedoelde maatregelen worden regelmatig aangepast in het licht van nieuwe informatie.

 

5.

Voor nieuwe visserijtakken of voor verkennende visserij stellen de leden van de Commissie zo spoedig mogelijk preventieve instandhoudings- en beheersmaatregelen vast, waaronder vangst- en visserijinspanningsbeperkingen. Dergelijke beperkingen blijven van kracht totdat er voldoende gegevens zijn voor evaluatie van het effect van de visserij op de duurzaamheid op lange termijn van de betrokken bestanden; vervolgens worden instandhoudings- en beheersmaatregelen toegepast die op grond van die evaluatie zijn vastgesteld. Deze maatregelen voorzien zo nodig in een geleidelijke ontwikkeling van de visserij.

 

6.

Bij een natuurverschijnsel met aanzienlijke negatieve effecten op de situatie van de over grote afstanden trekkende visbestanden nemen de leden van de Commissie op korte termijn instandhoudings- en beheersmaatregelen om ervoor te zorgen dat die negatieve effecten niet door de visserij worden verergerd. Dergelijke noodmaatregelen worden door de leden van de Commissie ook vastgesteld wanneer de visserij een ernstige bedreiging vormt voor de duurzaamheid van genoemde visbestanden. Noodmaatregelen zijn tijdelijk en worden gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens.

1.9.   Artikel 7

 

1.9.1.

Tenuitvoerlegging van beginselen in gebieden onder nationale jurisdictie

 

1.

De in artikel 5 genoemde beginselen en maatregelen voor instandhouding en beheer worden door de kuststaten toegepast in gebieden onder nationale jurisdictie binnen de verdragszone wanneer de kuststaat zijn soevereine rechten inzake exploratie, exploitatie, instandhouding en beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden uitoefent.

 

2.

De leden van de Commissie houden rekening met de capaciteit van de kuststaten in de verdragszone die een ontwikkelingsland zijn, met name als het gaat om kleine eilanden, om het bepaalde in de artikelen 5 en 6 toe te passen in de gebieden onder hun nationale jurisdictie, en met hun behoefte aan bijstand zoals bepaald in dit verdrag.

1.10.   Artikel 8

 

1.10.1.

Compatibiliteit van instandhoudings- en beheersmaatregelen

 

1.

Met het oog op de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden als geheel zijn de instandhoudings- en beheersmaatregelen die worden vastgesteld voor de volle zee, compatibel met de maatregelen die worden aangenomen voor gebieden onder nationale jurisdictie. Daarom hebben de leden van de Commissie de plicht om samen te werken en ten aanzien van deze visbestanden compatibele maatregelen vast te stellen.

 

2.

Bij de vaststelling van compatibele maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden dient de Commissie:

 

a)

rekening te houden met de biologische eenheid die de visbestanden vormen en met andere biologische kenmerken ervan en met de verbanden tussen de verspreiding van de visbestanden, de beoefende takken van visserij en de geografische bijzonderheden van de betrokken regio, met inbegrip van de mate waarin de visbestanden voorkomen en worden bevist in gebieden onder nationale jurisdictie;

 

b)

rekening te houden met:

 

i)

de instandhoudings- en beheersmaatregelen die door de kuststaten overeenkomstig artikel 61 van het zeerechtverdrag van 1982 zijn vastgesteld en worden toegepast voor dezelfde visbestanden in de gebieden onder nationale jurisdictie, en ervoor te zorgen dat maatregelen die worden vastgesteld met betrekking tot die visbestanden voor de verdragszone als geheel, de doeltreffendheid van de maatregelen van de kuststaten niet aantasten;

 

ii)

maatregelen die eerder door de relevante kuststaten en op de volle zee vissende staten overeenkomstig het zeerechtverdrag van 1982 en de overeenkomst met het oog op dezelfde visbestanden voor de volle zee binnen de verdragszone zijn vastgesteld en worden toegepast;

 

c)

rekening te houden met maatregelen die eerder in het kader van organisaties en akkoorden voor visserijbeheer in subregionaal of regionaal verband overeenkomstig het zeerechtverdrag van 1982 en de overeenkomst met betrekking tot dezelfde visbestanden zijn vastgesteld en worden toegepast;

 

d)

rekening te houden met de mate waarin de kuststaten, respectievelijk de staten die op de volle zee vissen, afhankelijk zijn van de betrokken visbestanden, en

 

e)

ervoor te zorgen dat die maatregelen niet schadelijk zijn voor de flora en fauna van de zee als geheel.

 

3.

De kuststaat zorgt ervoor dat maatregelen die hij vaststelt en toepast met betrekking tot de over grote afstanden trekkende visbestanden in gebieden onder zijn nationale jurisdictie, de doeltreffendheid van de maatregelen van de Commissie uit hoofde van dit verdrag met betrekking tot dezelfde visbestanden niet aantasten.

 

4.

In geval van gebieden van de volle zee in de verdragszone die geheel worden omgeven door de exclusieve economische zones van leden van de Commissie, schenkt de Commissie, bij de toepassing van dit artikel, bijzondere aandacht aan het waarborgen van compatibiliteit tussen instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de betrokken gebieden van de volle zee en de maatregelen die de omringende kuststaten overeenkomstig artikel 61 van het zeerechtverdrag van 1982 voor dezelfde visbestanden in het gebied onder hun nationale jurisdictie hebben vastgesteld.

1.11.   DEEL III

 

1.11.1.

COMMISSIE VOOR DE INSTANDHOUDING EN HET BEHEER VAN DE OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE VISBESTANDEN IN DE WESTELIJKE EN CENTRALE STILLE OCEAAN

1.12.   EERSTE AFDELING

Algemene bepalingen

1.13.   Artikel 9

 

1.13.1.

Instelling van de Commissie

 

1.

Er wordt een Commissie ingesteld voor de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de westelijke en centrale Stille Oceaan, die handelt overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag.

 

2.

Een in de overeenkomst genoemd lichaam dat ermee heeft ingestemd te worden gebonden door het regime van dit verdrag overeenkomstig de bepalingen in bijlage I, kan deelnemen aan de werkzaamheden van de Commissie, met inbegrip van de besluitvorming, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage I.

 

3.

De Commissie komt jaarlijks bijeen of zoveel vaker als zij nodig acht om haar functies uit hoofde van dit verdrag uit te oefenen.

 

4.

De Commissie kiest uit de verdragsluitende partijen een voorzitter en een vice-voorzitter van verschillende nationaliteit. Zij worden gekozen voor een periode van twee jaar en zijn herbenoembaar. De voorzitter en de vice-voorzitter blijven in functie totdat hun opvolger is gekozen.

 

5.

Het beginsel van efficiënte besteding van middelen is van toepassing op de frequentie, de duur en het rooster van de vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen. De Commissie kan, zo nodig, overeenkomsten aangaan met relevante instellingen die de noodzakelijke deskundige diensten leveren ten behoeve van de efficiënte werking van de Commissie en die haar in staat stellen haar taken uit hoofde van dit verdrag doeltreffend uit te voeren.

 

6.

De Commissie bezit internationale rechtspersoonlijkheid en de rechtsbevoegdheid die nodig is voor de uitoefening van haar functies en de verwezenlijking van haar doelstellingen. De voorrechten en immuniteiten die de Commissie en haar personeel genieten op het grondgebied van een verdragsluitende partij worden vastgelegd bij overeenkomst tussen de Commissie en het betrokken lid.

 

7.

De verdragsluitende partijen stellen de standplaats van de Commissie vast en benoemen haar uitvoerend directeur.

 

8.

De Commissie stelt bij consensus het huishoudelijk reglement vast voor haar vergaderingen, met inbegrip van de vergaderingen van haar hulporganen, en voor de efficiënte uitoefening van haar functies. Zij kan dit huishoudelijk reglement zo nodig wijzigen.

1.14.   Artikel 10

 

1.14.1.

Functies van de Commissie

 

1.

Onverminderd de soevereine rechten van de kuststaten inzake exploratie, exploitatie, instandhouding en beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de gebieden onder hun nationale jurisdictie zijn de functies van de Commissie:

 

a)

vaststellen van de totale toegelaten vangst of het totale niveau van visserijinspanningen in de verdragszone voor de over grote afstanden trekkende visbestanden die de Commissie bepaalt, en vaststellen van de andere instandhoudings- en beheersmaatregelen en aanbevelingen die nodig zijn om de duurzaamheid op lange termijn van die visbestanden te waarborgen;

 

b)

bevorderen van samenwerking en coördinatie tussen de leden van de Commissie om ervoor te zorgen dat instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de over grote afstanden trekkende visbestanden in gebieden onder nationale jurisdictie compatibel zijn met maatregelen voor dezelfde visbestanden op de volle zee;

 

c)

zo nodig instandhoudings- en beheersmaatregelen en aanbevelingen vaststellen om de bestanden van niet-doelsoorten of soorten die afhankelijk zijn van of verwant zijn met de doelbestanden, boven een niveau te houden of te brengen waaronder de reproductie ernstig in gevaar kan komen;

 

d)

normen vaststellen voor het verzamelen, verifiëren, tijdig uitwisselen en rapporteren van gegevens over de visserij op de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone, in overeenstemming met bijlage I van de overeenkomst, die integrerend deel van dit verdrag uitmaakt;

 

e)

nauwkeurige en volledige statistieken samenstellen en publiceren, waar nodig met behoud van vertrouwelijkheid, om ervoor te zorgen dat de beste wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn;

 

f)

wetenschappelijke adviezen verzamelen en evalueren, de situatie van de visbestanden bespreken, daarmee verband houdend onderzoek bevorderen en de resultaten daarvan publiceren;

 

g)

zo nodig criteria ontwikkelen voor de toewijzing van de totale toegelaten vangst of het totale niveau van visserijinspanningen voor de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone;

 

h)

algemeen aanbevolen internationale minimumnormen voor verantwoorde visserij aannemen;

 

i)

adequate samenwerkingsvormen vaststellen voor doeltreffende monitoring, controle, toezicht en handhaving, met inbegrip van een systeem voor de monitoring van de positie van vaartuigen;

 

j)

verzamelen en evalueren van economische en andere met de visserij verband houdende gegevens en informatie die van belang zijn voor de werkzaamheden van de Commissie;

 

k)

tot overeenstemming komen over de wijze waarop rekening wordt gehouden met de visserijbelangen van nieuwe leden van de Commissie;

 

l)

vaststellen van haar huishoudelijk reglement, financieel reglement en andere interne administratieve voorschriften die noodzakelijk zijn om haar taken uit te voeren;

 

m)

de ontwerpbegroting van de Commissie behandelen en goedkeuren;

 

n)

de vreedzame beslechting van geschillen bevorderen, en

 

o)

vraagstukken of aangelegenheden bespreken die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen, en maatregelen of aanbevelingen vaststellen die noodzakelijk zijn om de doelstelling van dit verdrag te verwezenlijken.

 

2.

Bij de tenuitvoerlegging van lid 1 kan de Commissie maatregelen vaststellen over onder andere:

 

a)

de hoeveelheid vis van een bepaalde soort of bepaald bestand die mag worden gevangen;

 

b)

het niveau van de visserijinspanningen;

 

c)

beperkingen van de visserijcapaciteit, met inbegrip van maatregelen over het aantal, het type en de afmetingen van vissersvaartuigen;

 

d)

de gebieden en de perioden waarin gevist mag worden;

 

e)

de afmetingen van soorten die gevangen mogen worden;

 

f)

vistuig en -technologie die mag worden gebruikt, en

 

g)

bepaalde subregio's of regio's.

 

3.

Bij het ontwikkelen van criteria voor de toewijzing van de totale toegelaten vangst of het totale niveau van visserijinspanningen houdt de Commissie onder andere rekening met:

 

a)

de situatie van de visbestanden en het bestaande niveau van visserijinspanning;

 

b)

de belangen, het visserijpatroon en de vismethoden, in heden en verleden, van de partijen en het aandeel van de vangst dat voor binnenlandse consumptie wordt gebruikt;

 

c)

de historische vangst in een gebied;

 

d)

de behoeften van de kleine insulaire staten, gebieden en bezittingen in de verdragszone die ontwikkelingslanden zijn en waarvan de economie, voedselvoorziening en bestaansmiddelen voor het grootste deel afhankelijk zijn van de exploitatie van de flora en fauna van de zee;

 

e)

de bijdrage van partijen aan de instandhouding en het beheer van de visbestanden, met inbegrip van het verstrekken van nauwkeurige gegevens, en hun bijdrage aan het wetenschappelijk onderzoek in de verdragszone;

 

f)

naleving door de partijen van instandhoudings- en beheersmaatregelen;

 

g)

de behoeften van de gemeenschappen in de kustgebieden die in hoofdzaak afhankelijk zijn van de visserij op de betrokken visbestanden;

 

h)

de bijzondere situatie van een staat die wordt omgeven door de exclusieve economische zones van andere staten en waarvan de eigen exclusieve economische zone van beperkte omvang is;

 

i)

de geografische situatie van een klein eiland dat een ontwikkelingsland is en bestaat uit verspreid liggende eilandengroepen met een duidelijke eigen economische en culturele identiteit, maar die door de volle zee van elkaar worden gescheiden;

 

j)

de visserijbelangen en -aspiraties van kuststaten, met name kleine eilanden die ontwikkelingslanden zijn, en gebieden en bezittingen, indien de betrokken visbestanden ook voorkomen in de gebieden onder de nationale jurisdictie van die staten.

 

4.

De Commissie kan besluiten nemen over de toewijzing van de totale toegestane vangst of het totale niveau van visserijinspanningen. Dergelijke besluiten, met inbegrip van besluiten inzake de uitsluiting van bepaalde categorieën vaartuigen, worden bij consensus genomen.

 

5.

De Commissie houdt rekening met de verslagen en aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité en het Technisch en Handhavingscomité in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden.

 

6.

De Commissie stelt de leden onverwijld in kennis van haar maatregelen en aanbevelingen en geeft passende bekendheid aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen die zij vaststelt.

1.15.   Artikel 11

 

1.15.1.

Hulporganen van de Commissie

 

1.

Er wordt een Wetenschappelijk Comité en een Technisch en Handhavingscomité ingesteld om adviezen te verstrekken en aanbevelingen te doen aan de Commissie in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden. Deze comités zijn hulporganen van de Commissie.

 

2.

Elk lid van de Commissie heeft het recht voor elk comité één vertegenwoordiger te benoemen, die kan worden bijgestaan door andere deskundigen en adviseurs. Deze vertegenwoordigers hebben passende kwalificaties of relevante ervaring op het gebied waarop het comité bevoegd is.

 

3.

De comités komen zo vaak bijeen als nodig is voor een efficiënte uitoefening van hun functies, maar in elk geval voorafgaand aan de jaarlijkse vergadering van de Commissie, en zij brengen aan deze jaarlijkse vergadering verslag uit van hun beraadslagingen.

 

4.

De comités stellen alles in het werk om een consensus te bereiken over hun verslagen. Als alle mogelijkheden om tot consensus te komen zijn benut, worden de meerderheids- en minderheidsstandpunten in het verslag opgenomen. Tevens kunnen de afwijkende standpunten van de vertegenwoordigers van de leden inzake een deel van of het gehele verslag worden opgenomen.

 

5.

Bij de uitoefening van hun functies kunnen de comités zo nodig overleg plegen met andere organisaties op het gebied van visserijbeheer en met technische of wetenschappelijke organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de betreffende aangelegenheid, en zo nodig deskundigen op ad-hocbasis raadplegen.

 

6.

De Commissie kan die andere hulporganen instellen die zij nodig acht voor de uitoefening van haar functies, met inbegrip van werkgroepen ten behoeve van de bestudering van technische problemen in verband met bepaalde soorten of bestanden, en van verslaglegging daarover aan de Commissie.

 

7.

De Commissie stelt een comité in om aanbevelingen te doen inzake de tenuitvoerlegging van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen voor het gebied ten noorden van de breedtegraad van 20° noorderbreedte en inzake de vaststelling van dergelijke maatregelen voor bestanden die hoofdzakelijk in dit gebied voorkomen. Het comité omvat de leden die binnen dit gebied gelegen zijn en de leden die in het gebied vissen. De leden van de Commissie die in het comité niet vertegenwoordigd zijn kunnen een vertegenwoordiger afvaardigen die de beraadslagingen van het comité in de hoedanigheid van waarnemer kan bijwonen. Buitengewone kosten gemaakt ten behoeve van de werkzaamheden van het comité worden gedragen door de leden van het comité. Het comité stelt bij consensus aanbevelingen aan de Commissie vast. Bij de vaststelling van maatregelen voor bepaalde bestanden en soorten in dit gebied baseert de Commissie haar besluit op de aanbevelingen van het comité. Dergelijke aanbevelingen zijn in overeenstemming met het algemene beleid en de maatregelen van de Commissie ten aanzien van de betreffende bestanden of soorten en met de beginselen en maatregelen voor instandhouding en beheer die in dit verdrag zijn uiteengezet. Indien de Commissie, overeenkomstig het huishoudelijk reglement voor de besluitvorming over inhoudelijke kwesties, de aanbeveling van het comité over een aangelegenheid niet aanvaardt, verwijst zij de zaak terug naar het comité voor nadere bestudering. Het comité heroverweegt de zaak in het licht van het standpunt van de Commissie.

1.16.   TWEEDE AFDELING

Wetenschappelijke gegevens en advies

1.17.   Artikel 12

 

1.17.1.

Functies van het Wetenschappelijk Comité

 

1.

Het Wetenschappelijk Comité is ingesteld om te waarborgen dat de Commissie bij haar overwegingen over de beste beschikbare wetenschappelijke informatie kan beschikken.

 

2.

Het comité heeft tot taak:

 

a)

de Commissie een onderzoeksplan voor te leggen, houdende specifieke vraagstukken en punten die door de wetenschappelijke deskundigen of door andere organisaties of personen, al naar gelang van het geval, moeten worden bestudeerd, en voorts vast te stellen aan welke gegevens behoefte is en de werkzaamheden te coördineren die aan deze behoeften tegemoetkomen;

 

b)

de evaluaties, analyses, ander werk en aanbevelingen die de wetenschappelijke deskundigen voor de Commissie hebben opgesteld te bespreken voordat deze aanbevelingen door de Commissie worden behandeld en zo nodig informatie, advies en opmerkingen toe te voegen;

 

c)

samenwerking bij wetenschappelijk onderzoek aan te moedigen en te bevorderen, rekening houdende met de bepalingen van artikel 246 van het zeerechtverdrag van 1982, met het doel de informatie te verbeteren inzake de over grote afstanden trekkende visbestanden, niet-doelsoorten en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren als of die verwant zijn met of afhankelijk zijn van de doelbestanden in de verdragszone;

 

d)

de resultaten van onderzoek en analyses van doelbestanden of niet-doelsoorten of soorten die verwant zijn met of afhankelijk zijn van doelsoorten in de verdragszone te bespreken;

 

e)

verslag uit te brengen aan de Commissie van zijn bevindingen of conclusies over de situatie van doelbestanden of niet-doelsoorten of soorten die verwant zijn met of afhankelijk zijn van doelsoorten in de verdragszone;

 

f)

de Commissie in overleg met het Technisch en Handhavingscomité aanbevelingen te doen over de prioriteiten en doelstellingen van het regionale waarnemerprogramma en de resultaten van dat programma te evalueren;

 

g)

op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief verslagen en aanbevelingen voor de Commissie op te stellen over thema's betreffende de instandhouding en het beheer van en onderzoek naar doelbestanden of niet-doelsoorten of soorten die verwant zijn met of afhankelijk zijn van doelsoorten in de verdragszone, en

 

h)

de andere functies en taken uit te oefenen die de Commissie hem opdraagt of toewijst.

 

3.

Het comité oefent zijn taken uit in overeenstemming met de richtsnoeren en richtlijnen die de Commissie vaststelt.

 

4.

De vertegenwoordigers van het oceaanvisserijprogramma van de Pacific Community en de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, of hun opvolgerorganisaties, worden uitgenodigd deel te nemen aan de werkzaamheden van het comité. Het comité kan daarnaast andere organisaties of personen met wetenschappelijke expertise op terreinen die verband houden met de werkzaamheden van de Commissie, uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

1.18.   Artikel 13

 

1.18.1.

Wetenschappelijke diensten

 

1.

De Commissie kan, rekening houdende met de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité, wetenschappelijke deskundigen in de arm nemen om informatie en advies te verstrekken inzake de visbestanden die onder dit verdrag vallen, en verwante aangelegenheden die relevant kunnen zijn voor de instandhouding en het beheer van deze bestanden. De Commissie kan voor dit doel administratieve en financiële overeenkomsten aangaan om gebruik te maken van wetenschappelijke diensten. Met het oog hierop en om haar functies efficiënt uit te oefenen maakt de Commissie zoveel mogelijk gebruik van de diensten van bestaande regionale organisaties en pleegt zij zo nodig overleg met andere organisaties voor het beheer van visbestanden of met technische of wetenschappelijke organisaties met expertise op terreinen die verband houden met de werkzaamheden van de Commissie.

 

2.

De wetenschappelijke deskundigen kunnen, op verzoek van de Commissie:

 

a)

wetenschappelijk onderzoek doen en analyses verrichten ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Commissie;

 

b)

referentiewaarden ontwikkelen en aanbevelen bij de Commissie en het Wetenschappelijk Comité voor de voornaamste soorten die van belang zijn voor de Commissie;

 

c)

de situatie van de bestanden evalueren tegen de achtergrond van de door de Commissie vastgestelde referentiewaarden;

 

d)

de Commissie en het Wetenschappelijk Comité verslagen leveren over hun wetenschappelijke werkzaamheden, adviezen verstrekken en aanbevelingen doen om de Commissie bij te staan bij het vaststellen van instandhoudings- en beheersmaatregelen en andere relevante aangelegenheden, en

 

e)

andere functies en taken uitoefenen die noodzakelijk zijn.

 

3.

Bij de uitvoering van hun werkzaamheden kunnen de wetenschappelijke deskundigen:

 

a)

gegevens over de visserij verzamelen, compileren en verspreiden volgens overeengekomen beginselen en procedures vastgesteld door de Commissie, met inbegrip van de procedures en het beleid inzake vertrouwelijkheid, openbaarmaking en publicatie van gegevens;

 

b)

evaluaties opstellen van de over grote afstanden trekkende visbestanden, niet-doelsoorten en soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren als of die verwant zijn met of afhankelijk zijn van deze visbestanden, in de verdragszone;

 

c)

evalueren welke effecten de visserij, andere menselijke activiteiten en milieufactoren hebben op de doelbestanden en op de soorten die tot hetzelfde ecosysteem behoren of die verwant zijn met of afhankelijk zijn van genoemde doelbestanden;

 

d)

evalueren wat de potentiële effecten van voorgestelde wijzigingen in de methoden of niveaus van visserij en van voorgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn, en

 

e)

andere wetenschappelijke thema's bestuderen die door de Commissie naar hen worden verwezen.

 

4.

De Commissie kan passende regelingen treffen voor periodieke evaluatie door andere wetenschappers van wetenschappelijke informatie en advies die door de wetenschappelijke deskundigen aan haar is verstrekt.

 

5.

De verslagen en aanbevelingen van de wetenschappelijke deskundigen worden verstrekt aan het Wetenschappelijk Comité en aan de Commissie.

1.19.   DERDE AFDELING

Het Technisch en Handhavingscomité

1.20.   Artikel 14

 

1.20.1.

Functies van het Technisch en Handhavingscomité

 

1.

Het Technisch en Handhavingscomité heeft tot taak:

 

a)

de Commissie informatie, technisch advies en aanbevelingen te verstrekken over de tenuitvoerlegging en naleving van instandhoudings- en beheersmaatregelen;

 

b)

de naleving van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te bewaken en te evalueren en de Commissie de nodige aanbevelingen te doen, en

 

c)

de tenuitvoerlegging van de door de Commissie vastgestelde coöperatieve maatregelen voor monitoring, controle, toezicht en handhaving te evalueren en de Commissie de nodige aanbevelingen te doen.

 

2.

Bij de uitoefening van zijn functies zal het comité:

 

a)

een forum bieden voor de uitwisseling van informatie over de middelen waarmee de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen op de volle zee en aanvullende maatregelen in wateren onder nationale jurisdictie worden toegepast;

 

b)

verslagen in ontvangst nemen van de leden van de Commissie inzake maatregelen die zijn genomen om schendingen van de bepalingen van dit verdrag en van uit hoofde van het verdrag genomen maatregelen te bewaken, te onderzoeken en te bestraffen;

 

c)

de Commissie, in overleg met het Wetenschappelijk Comité, aanbevelingen doen over de prioriteiten en doelstellingen van het regionale waarnemerprogramma, wanneer het is ingesteld, en de resultaten van dat programma evalueren;

 

d)

de andere aangelegenheden behandelen en bestuderen die door de Commissie naar hem worden verwezen, met inbegrip van de ontwikkeling en evaluatie van maatregelen voor de controle en validatie van visserijgegevens;

 

e)

de Commissie aanbevelingen doen over technische aangelegenheden zoals vissersvaartuigen en vistuigkentekens;

 

f)

in overleg met het Wetenschappelijk Comité aanbevelingen doen aan de Commissie over vistuig en vismethoden die kunnen worden gebruikt;

 

g)

verslag uitbrengen aan de Commissie over zijn bevindingen of conclusies inzake de mate van naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen, en

 

h)

aanbevelingen doen aan de Commissie inzake monitoring, controle, toezicht en handhaving.

 

3.

Het comité kan, na goedkeuring van de Commissie, de hulporganen instellen die voor de uitoefening van zijn functies noodzakelijk zijn.

 

4.

Het comité oefent zijn functies uit in overeenstemming met de richtsnoeren en richtlijnen die de Commissie aanneemt.

1.21.   VIERDE DEEL

Het secretariaat

1.22.   Artikel 15

 

1.22.1.

Het secretariaat

 

1.

De Commissie kan een permanent secretariaat instellen, bestaande uit een uitvoerend directeur en de andere personeelsleden die de Commissie nodig acht.

 

2.

De uitvoerend directeur wordt benoemd voor een termijn van vier jaar. Zijn termijn kan eenmaal met vier jaar worden verlengd.

 

3.

De uitvoerend directeur is de hoogste ambtenaar van de Commissie en treedt in die hoedanigheid op in alle bijeenkomsten van de Commissie en van haar hulporganen. Hij oefent daarnaast de andere bestuurlijke functies uit die door de Commissie aan de uitvoerend directeur worden toevertrouwd.

 

4.

Het secretariaat heeft onder andere tot taak:

 

a)

de officiële mededelingen van de Commissie in ontvangst te nemen en door te geven;

 

b)

de gegevens die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit verdrag te verzamelen en te verspreiden;

 

c)

administratieve en andere verslagen voor de Commissie, het Wetenschappelijk Comité en het Technisch en Handhavingscomité op te stellen;

 

d)

overeengekomen regelingen voor monitoring, controle en toezicht uit te voeren en wetenschappelijk advies te verstrekken;

 

e)

de besluiten te publiceren en de werkzaamheden van de Commissie en haar hulporganen te bevorderen, en

 

f)

financiën en personeelszaken te beheren en andere administratieve taken uit te voeren.

 

5.

Om de kosten voor de leden van de Commissie zo laag mogelijk te houden, wordt het uit hoofde van dit verdrag in te stellen secretariaat efficiënt gevoerd. Bij de instelling en de functionering van het secretariaat wordt, indien mogelijk, rekening gehouden met de capaciteit van bestaande regionale instellingen om bepaalde technische secretariële taken uit te voeren.

1.23.   Artikel 16

 

1.23.1.

Personeel van de Commissie

 

1.

Het personeel van de Commissie bestaat uit de gekwalificeerde wetenschappelijke, technische en andere functionarissen die nodig zijn om de functies van de Commissie uit te oefenen. Het personeel wordt door de uitvoerend directeur aangesteld.

 

2.

Het belangrijkste criterium bij de werving en aanstelling van de personeelsleden is dat wordt voldaan aan de hoogste eisen van doelmatigheid, bekwaamheid en integriteit. Onverminderd deze overweging wordt rekening gehouden met het belang van een redelijke verdeling van de functies onder de leden van de Commissie teneinde een secretariaat met een brede basis te waarborgen.

1.24.   VIJFDE AFDELING

Financiën van de Commissie

1.25.   Artikel 17

 

1.25.1.

Middelen van de Commissie

 

1.

De middelen van de Commissie omvatten:

 

a)

de bijdragen vastgesteld overeenkomstig artikel 18, lid 2;

 

b)

vrijwillige bijdragen;

 

c)

het in artikel 30, lid 3, bedoelde fonds, en

 

d)

eventuele andere middelen die de Commissie ontvangt.

 

2.

De Commissie stelt bij consensus een financieel reglement vast ten behoeve van het bestuur van de Commissie en de uitoefening van haar functies en wijzigt dit zo nodig.

1.26.   Artikel 18

 

1.26.1.

Begroting van de Commissie

 

1.

De uitvoerend directeur stelt de ontwerpbegroting van de Commissie op en dient deze in bij de Commissie. De ontwerpbegroting geeft aan welk deel van de administratieve uitgaven van de Commissie gefinancierd dient te worden uit de in artikel 17, lid 1, letter a), bedoelde bijdragen en welk deel gefinancierd dient te worden uit middelen ontvangen uit hoofde van artikel 17, lid 1, letters b), c) en d). De Commissie stelt de begroting bij consensus vast. Indien de Commissie er niet in slaagt een besluit te nemen inzake de begroting, wordt de hoogte van de administratieve begroting van de Commissie vastgesteld overeenkomstig de begroting van het voorafgaande jaar, teneinde de administratieve uitgaven van de Commissie voor het volgende jaar te bekostigen totdat een nieuwe begroting bij consensus kan worden vastgesteld.

 

2.

De bijdragen voor de begroting worden vastgesteld overeenkomstig een schema dat de Commissie bij consensus vaststelt en zo nodig wijzigt. Bij de vaststelling van het schema wordt er zorgvuldig op toegezien dat de bijdrage van elk lid bestaat uit een gelijke basisbijdrage, een bijdrage gebaseerd op de nationale welvaart die de staat van ontwikkeling van het betreffende lid en zijn betalingsvermogen weerspiegelt, en een variabele bijdrage. De variabele bijdrage wordt onder andere gebaseerd op de totale vangst, binnen de exclusieve economische zone en in gebieden buiten de nationale jurisdictie in de verdragszone, van de door de Commissie aangewezen soorten, met dien verstande dat een kortingsfactor wordt toegepast op de vangst binnen de exclusieve economische zone van een lid van de Commissie, hetzij een staat die hetzij een gebied dat een ontwikkelingsland is, door vaartuigen die onder de vlag van dat lid varen. Het door de Commissie vastgestelde schema wordt uiteengezet in het financieel reglement van de Commissie.

 

3.

Een lid dat zijn financiële bijdragen aan de Commissie niet op tijd heeft betaald, neemt geen deel aan de besluitvorming door de Commissie indien het achterstallige bedrag gelijk is aan of hoger is dan het bedrag dat over de twee volle voorafgaande jaren verschuldigd is. Over dergelijke onbetaalde bijdragen is de interest verschuldigd die door de Commissie in haar financieel reglement wordt vastgesteld. Niettemin kan de Commissie deze interest kwijtschelden en zulk een lid toestaan zijn stem uit te brengen indien zij ervan overtuigd is dat het uitblijven van de betaling te wijten is aan omstandigheden buiten de macht van het lid.

1.27.   Artikel 19

 

1.27.1.

Jaarlijkse controle

De registers, boeken en rekeningen van de Commissie, met inbegrip van de jaarlijkse financiële balans, worden jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke controleur die door de Commissie wordt benoemd.

1.28.   ZESDE AFDELING

Besluitvorming

1.29.   Artikel 20

 

1.29.1.

Besluitvorming

 

1.

Als regel worden de besluiten in de Commissie bij consensus genomen. In dit artikel wordt onder „consensus” verstaan: de afwezigheid van formele bezwaren op het moment dat het besluit wordt genomen.

 

2.

Behalve waar dit verdrag uitdrukkelijk bepaalt dat een besluit bij consensus wordt genomen, worden besluiten over procedurekwesties waarover gestemd wordt, nadat alle mogelijkheden om tot consensus te komen zijn benut, genomen met een meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Besluiten over inhoudelijke kwesties worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van driekwart van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen, mits het voorstel wordt gesteund door ten minste driekwart van de aanwezige leden van de Visserijorganisatie van het forum voor de zuidelijke Stille Oceaan die hun stem uitbrengen en driekwart van de aanwezige niet-leden van de Visserijorganisatie van het forum voor de zuidelijke Stille Oceaan die hun stem uitbrengen. In geen geval wordt een voorstel verworpen bij gebrek aan een of twee stemmen in een van beide instanties. Indien de vraag rijst of een kwestie inhoudelijk is of niet, wordt deze behandeld als een inhoudelijke kwestie, tenzij de Commissie bij consensus of bij de voor inhoudelijke kwesties vereiste meerderheid iets anders bepaalt.

 

3.

Indien de voorzitter van oordeel is dat alle mogelijkheden om tot consensus te komen zijn benut, stelt de voorzitter een tijdstip tijdens die zitting van de Commissie vast waarop wordt gestemd. Op verzoek van een vertegenwoordiger kan de Commissie, met een meerderheid van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen, het besluit uitstellen tot een door de Commissie te bepalen later tijdstip tijdens dezelfde zitting. Op dat moment stemt de Commissie over de uitgestelde kwestie. Dit voorschrift kan slechts eenmaal op dezelfde kwestie worden toegepast.

 

4.

Waar dit verdrag uitdrukkelijk bepaalt dat een besluit over een voorstel bij consensus wordt genomen en de voorzitter vaststelt dat tegen een dergelijk voorstel bezwaren bestaan, kan de Commissie een bemiddelaar benoemen teneinde de standpunten met elkaar in overeenstemming te brengen en consensus te bereiken.

 

5.

Behoudens het bepaalde in lid 6 en lid 7 wordt een besluit van de Commissie bindend 60 dagen na de datum van vaststelling.

 

6.

Een lid dat tegen een besluit heeft gestemd of bij de vergadering tijdens welke het besluit is genomen niet aanwezig was, kan, binnen 30 dagen na de vaststelling van het besluit door de Commissie, een verzoek indienen tot herziening van het besluit door een herzieningsforum dat overeenkomstig de procedures in bijlage II van dit verdrag wordt ingesteld, op de gronden dat:

 

a)

het besluit niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit verdrag, de overeenkomst of het zeerechtverdrag van 1982, of

 

b)

het besluit ongeoorloofd onderscheid maakt, naar de vorm of in feite, ten nadele van het betrokken lid.

 

7.

In afwachting van het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum en van de door de Commissie vereiste maatregelen hoeft het betreffende besluit door de leden van de Commissie niet ten uitvoer te worden gelegd.

 

8.

Indien het herzieningsforum tot de conclusie komt dat het besluit van de Commissie niet gewijzigd of herroepen behoeft te worden, wordt het besluit 30 dagen na de datum van bekendmaking van het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum door de uitvoerend directeur bindend.

 

9.

Indien het herzieningsforum de Commissie aanbeveelt om het besluit te wijzigen of te herroepen, wijzigt de Commissie het besluit tijdens de volgende jaarlijkse vergadering overeenkomstig het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum of beslist zij het besluit te herroepen, met dien verstande dat de Commissie, indien een meerderheid van de leden daartoe schriftelijk een verzoek indient, binnen 60 dagen na de bekendmaking van het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum in speciale zitting bijeen wordt geroepen.

1.30.   ZEVENDE AFDELING

Doorzichtigheid en samenwerking met andere organisaties

1.31.   Artikel 21

 

1.31.1.

Doorzichtigheid

De Commissie bevordert doorzichtigheid in haar besluitvormingsprocedures en andere werkzaamheden. Vertegenwoordigers van intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties die zich bezighouden met aangelegenheden die relevant zijn voor de tenuitvoerlegging van dit verdrag krijgen de gelegenheid om als waarnemer of in een andere hoedanigheid, al naar gelang van het geval, aan vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen deel te nemen. Het huishoudelijk reglement van de Commissie voorziet in een dergelijke deelname. Deze procedures mogen op dit punt niet nodeloos restrictief zijn. Deze intergouvernementele organisaties en niet-gouvernementele organisaties krijgen tijdig toegang tot de daarvoor relevante informatie, een en ander onverminderd de regels en procedures die de Commissie vaststelt.

1.32.   Artikel 22

 

1.32.1.

Samenwerking met andere organisaties

 

1.

De Commissie werkt voor zaken van gemeenschappelijk belang samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en met andere gespecialiseerde organisaties en lichamen van de Verenigde Naties, al naar gelang van het geval.

 

2.

De Commissie stelt passende regelingen in voor de raadpleging van en samenwerking met andere relevante intergouvernementele organisaties, met name organisaties met verwante doelstellingen die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van dit verdrag, zoals de Commissie voor de instandhouding van antarctische mariene flora en fauna, de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn, de Commissie voor de tonijn in de Indische Oceaan en de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn.

 

3.

Waar de verdragszone overlapt met een gebied dat door een andere visserijbeheerorganisatie wordt gereguleerd, werkt de Commissie samen met deze organisatie teneinde dubbele maatregelen voor soorten in het gebied dat door beide organisaties wordt gereguleerd, te voorkomen.

 

4.

De Commissie werkt samen met de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn om te waarborgen dat de in artikel 2 van dit verdrag genoemde doelstelling wordt verwezenlijkt. Te dien einde neemt de Commissie het initiatief tot overleg met de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn met het oog op overeenstemming over een samenhangende reeks instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van maatregelen inzake monitoring, controle en toezicht, voor visbestanden die in de verdragszone van beide organisaties voorkomen.

 

5.

De Commissie kan samenwerkingsovereenkomsten aangaan met de in dit artikel bedoelde organisaties en met andere organisaties, al naar gelang van het geval, zoals de Pacific Community en de Visserijorganisatie van het forum voor de zuidelijke Stille Oceaan, met het oog op het verkrijgen van de beste beschikbare wetenschappelijke en andere informatie over visserij, om te bevorderen dat de doelstelling van dit verdrag wordt verwezenlijkt en verdubbeling van werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken.

 

6.

Een organisatie waarmee de Commissie een regeling of overeenkomst uit hoofde van lid 1, 2 of 5 heeft gesloten, kan vertegenwoordigers benoemen die de vergaderingen van de Commissie in de hoedanigheid van waarnemer kunnen bijwonen, in overeenstemming met het huishoudelijk reglement van de Commissie. Er worden procedures vastgesteld voor het raadplegen van dergelijke organisaties in gevallen die daarvoor in aanmerking komen.

1.33.   DEEL IV

 

1.33.1.

PLICHTEN VAN LEDEN VAN DE COMMISSIE

1.34.   Artikel 23

 

1.34.1.

Plichten van leden van de Commissie

 

1.

Alle leden van de Commissie leggen de bepalingen van dit verdrag en alle instandhoudings- en beheersmaatregelen en andere maatregelen of aangelegenheden waarover uit hoofde van dit verdrag van tijd tot tijd overeenstemming wordt bereikt, onverwijld ten uitvoer en werken mee aan de bevordering van de doelstelling van dit verdrag.

 

2.

De leden van de Commissie:

 

a)

verstrekken de Commissie jaarlijks statistische, biologische en andere gegevens en informatie overeenkomstig bijlage I van de overeenkomst en, daarnaast, de gegevens en informatie die de Commissie noodzakelijk acht;

 

b)

verstrekken de Commissie op de door haar voorgeschreven wijze en intervallen informatie over hun visserijactiviteiten in de verdragszone, met inbegrip van visserijgebieden en vissersvaartuigen, teneinde de samenstelling van betrouwbare statistieken over de vangst en de visserijinspanningen te vergemakkelijken, en

 

c)

verstrekken de Commissie op de door haar voorgeschreven intervallen informatie over de stappen die zij hebben genomen om de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen ten uitvoer te leggen.

 

3.

De leden van de Commissie stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen voor de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in gebieden onder hun nationale jurisdictie in de verdragszone. De Commissie doet deze informatie periodiek aan alle leden toekomen.

 

4.

De leden van de Commissie stellen de Commissie in kennis van de maatregelen die zij hebben genomen om de activiteiten van vissersvaartuigen die onder hun vlag varen, in de verdragszone te reguleren. De Commissie doet deze informatie periodiek aan alle leden toekomen.

 

5.

De leden van de Commissie nemen, voorzover mogelijk, maatregelen om te waarborgen dat hun onderdanen en de vissersvaartuigen die eigendom zijn of worden beheerst door hun onderdanen die in de verdragszone actief zijn, de bepalingen van dit verdrag naleven. Te dien einde kunnen de leden van de Commissie overeenkomsten aangaan met staten waarvan dergelijke vaartuigen de vlag voeren, om de handhaving van deze maatregelen te vergemakkelijken. De leden van de Commissie onderzoeken, voorzover mogelijk, op verzoek van een ander lid en wanneer hun de relevante gegevens worden verstrekt, vermeende schendingen van de bepalingen van dit verdrag of van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door hun onderdanen of vissersvaartuigen die eigendom zijn van of beheerst worden door hun onderdanen. Het lid dat het verzoek indient, en de Commissie ontvangen zo snel als haalbaar is, maar in elk geval binnen twee maanden na indiening van het verzoek, een verslag over de voortgang van het onderzoek, waarin opgenomen details over genomen of voorgestelde maatregelen inzake de vermeende schending. Wanneer het onderzoek is afgerond, wordt een verslag verstrekt met de conclusies ervan.

1.35.   DEEL V

 

1.35.1.

PLICHTEN VAN DE VLAGSTAAT

1.36.   Artikel 24

 

1.36.1.

Plichten van de vlagstaat

 

1.

De leden van de Commissie nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat:

 

a)

vissersvaartuigen die hun vlag voeren de bepalingen van dit verdrag en de uit hoofde daarvan vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen naleven en dat de vaartuigen geen activiteiten ontplooien waardoor de doeltreffendheid van deze maatregelen wordt aangetast, en

 

b)

vissersvaartuigen die hun vlag voeren niet zonder toestemming vissen in gebieden onder de nationale jurisdictie van een verdragsluitende partij.

 

2.

De leden van de Commissie staan niet toe dat een vissersvaartuig dat het recht heeft hun vlag te voeren, wordt gebruikt om te vissen op de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone buiten de nationale jurisdicties, tenzij het daarvoor toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit of autoriteiten van het betreffende lid. De leden van de Commissie geven alleen toestemming om vaartuigen die hun vlag voeren, te gebruiken voor visserij in de verdragszone buiten de nationale jurisdicties als zij daadwerkelijk in staat zijn om hun op grond van het zeerechtverdrag van 1982, de overeenkomst en dit verdrag geldende verantwoordelijkheden met betrekking tot die vaartuigen uit te oefenen.

 

3.

De toestemming van de leden van de Commissie is gebonden aan de voorwaarde dat het betreffende vissersvaartuig:

 

a)

uitsluitend in gebieden onder de nationale jurisdictie van andere staten vist indien het over de door deze andere staat vereiste licentie, vergunning of toestemming beschikt, en

 

b)

op de volle zee in de verdragszone wordt ingezet overeenkomstig de vereisten van bijlage III, die ook als algemene verplichting worden opgelegd aan alle vaartuigen die uit hoofde van dit verdrag vissen.

 

4.

De leden van de Commissie houden ten behoeve van de doeltreffende tenuitvoerlegging van dit verdrag een register bij van vissersvaartuigen die gerechtigd zijn hun vlag te voeren en toestemming hebben om te vissen in de verdragszone buiten de nationale jurisdictie, en waarborgen dat al deze vissersvaartuigen in dat register worden opgenomen.

 

5.

De leden van de Commissie verstrekken de Commissie jaarlijks, in overeenstemming met de procedures die de Commissie vaststelt, de in bijlage IV van dit verdrag bedoelde informatie over elk vissersvaartuig in het register dat uit hoofde van lid 4 wordt bijgehouden, en stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen van deze informatie.

 

6.

Daarnaast stellen de leden van de Commissie de Commissie onverwijld in kennis van:

 

a)

aanvullingen op het register;

 

b)

schrappingen uit het register als gevolg van:

 

i)

vrijwillige afstand of niet-verlenging van de visvergunning door de eigenaar of operator van het vissersvaartuig;

 

ii)

intrekking van de visvergunning van het vissersvaartuig onder lid 2;

 

iii)

het feit dat het vissersvaartuig niet langer gerechtigd is hun vlag te voeren;

 

iv)

slopen, uit de vaart nemen of verloren gaan van het betreffende vissersvaartuig, en

 

v)

een andere reden,

onder vermelding van de toepasselijke reden.

 

7.

De Commissie houdt een eigen register bij van de in lid 4 bedoelde vissersvaartuigen, gebaseerd op de informatie die haar uit hoofde van lid 5 en lid 6 wordt verstrekt. De Commissie doet periodiek de gegevens in dat register toekomen aan al haar leden en, op verzoek, aan elk lid afzonderlijk.

 

8.

De leden van de Commissie verplichten hun vissersvaartuigen die vissen op de over grote afstanden trekkende visbestanden op de volle zee in de verdragszone, om, wanneer zij zich in deze gebieden bevinden, een satellietpositiebepalingszender die vrijwel in real time werkt aan boord te hebben. De standaarden, specificaties en procedures voor het gebruik van dergelijke zenders worden vastgesteld door de Commissie, die een vaartuigmonitoringsysteem beheert voor alle vaartuigen die vissen op de over grote afstanden trekkende visbestanden op de volle zee in de verdragszone. Bij het vaststellen van deze standaarden, specificaties en procedures houdt de Commissie rekening met de kenmerken van traditionele vissersvaartuigen uit ontwikkelingslanden. De Commissie ontvangt, rechtstreeks, en tegelijk met de vlagstaten indien de vlagstaat dit verlangt, of via een andere organisatie die de Commissie aanwijst, informatie van het vaartuigmonitoringsysteem, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde procedures. De door de Commissie vastgestelde procedures omvatten passende maatregelen om de vertrouwelijkheid van de door middel van het vaartuigmonitoringsysteem verkregen informatie te beschermen. De leden van de Commissie kunnen verzoeken dat de wateren onder hun nationale jurisdictie worden opgenomen in het gebied dat door het vaartuigmonitoringsysteem wordt bestreken.

 

9.

De leden van de Commissie verplichten hun vissersvaartuigen die actief zijn in delen van de verdragszone die onder nationale jurisdictie van een ander lid vallen, een satellietpositiebepalingszender die vrijwel in real time werkt aan boord te hebben, overeenkomstig de standaarden, specificaties en procedures die door de kuststaat worden vastgesteld.

 

10.

De leden van de Commissie werken samen om te waarborgen dat de nationale vaartuigmonitoringsystemen compatibel zijn met het systeem voor de volle zee.

1.37.   DEEL VI

 

1.37.1.

NALEVING EN HANDHAVING

1.38.   Artikel 25

 

1.38.1.

Naleving en handhaving

 

1.

De leden van de Commissie handhaven de bepalingen van dit verdrag en de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen.

 

2.

De leden van de Commissie stellen, op verzoek van een ander lid, en wanneer hun de relevante gegevens worden verstrekt, een grondig onderzoek in naar een vermeende schending van de bepalingen van dit verdrag of van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen die hun vlag voeren. Het lid dat het verzoek indient, en de Commissie ontvangen zo snel als haalbaar is, maar in elk geval binnen twee maanden na indiening van het verzoek, een verslag over de voortgang van het onderzoek, waarin opgenomen details over genomen of voorgestelde maatregelen inzake de vermeende schending. Wanneer het onderzoek is afgerond, wordt een verslag verstrekt met de conclusies ervan.

 

3.

De leden van de Commissie geven, wanneer zij ervan overtuigd zijn dat voldoende bewijsmateriaal voorhanden is met betrekking tot een vermeende schending door een vissersvaartuig dat hun vlag voert, de zaak door aan hun autoriteiten teneinde onverwijld te komen tot een gerechtelijke actie overeenkomstig hun wetten, en leggen het vaartuig zo nodig aan de ketting.

 

4.

De leden van de Commissie zorgen ervoor dat, wanneer overeenkomstig hun wetten is vastgesteld dat een vissersvaartuig dat hun vlag voert, betrokken is geweest bij een ernstige schending van de bepalingen van dit verdrag of van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, het betrokken vaartuig de visserij in de verdragszone stopzet en niet hervat voordat alle door de vlagstaat voor die schending opgelegde sancties zijn uitgevoerd. Indien het betreffende vaartuig zonder toestemming in gebieden onder de nationale jurisdictie van een kuststaat die partij is bij dit verdrag heeft gevist, zorgt de vlagstaat er, overeenkomstig zijn wetten, voor dat het vaartuig onverwijld de sancties uitvoert die door deze kuststaat, overeenkomstig zijn nationale wet- en regelgeving, aan het vaartuig worden opgelegd, of legt het passende sancties overeenkomstig lid 7 op. In dit artikel wordt onder een „ernstige schending” verstaan: alle in artikel 21, lid 11, onder a) tot en met h), van de overeenkomst genoemde schendingen en de andere schendingen die door de Commissie worden vastgesteld.

 

5.

De leden van de Commissie treffen, voorzover volgens hun nationale wet- en regelgeving toegestaan, regelingen om bewijsmateriaal met betrekking tot vermeende schendingen beschikbaar te stellen aan de vervolgende autoriteiten van andere leden.

 

6.

Wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat een vissersvaartuig op de volle zee zonder toestemming in een gebied onder de nationale jurisdictie van een lid van de Commissie heeft gevist, wordt zulks, op verzoek van het betrokken lid, door de vlagstaat van dat vaartuig onmiddellijk grondig onderzocht. De vlagstaat werkt in dergelijke gevallen met het betreffende lid samen om te komen tot adequate handhavingsmaatregelen en kan de betrokken autoriteiten van het lid toestaan het vaartuig op de volle zee aan te houden en te inspecteren. Dit lid laat het bepaalde in artikel 111 van het zeerechtverdrag van 1982 onverlet.

 

7.

Alle onderzoeken en gerechtelijke acties worden prompt uitgevoerd. Sancties op schendingen zijn voldoende streng om ervoor te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd en om de betrokkenen te weerhouden van schendingen, waar dan ook, en brengen voorts mee dat de winst van de onwettige activiteiten wordt ontnomen. De maatregelen ten aanzien van kapiteins en andere officieren van vissersvaartuigen omvatten bepalingen op grond waarvan onder andere vergunningen om op dergelijke vaartuigen in die functies te werken, kunnen worden geweigerd, ingetrokken of geschorst.

 

8.

Elk lid legt de Commissie jaarlijks een overzicht voor van de nalevingsmaatregelen die het overeenkomstig dit artikel heeft genomen, met inbegrip van de opgelegde sancties voor schendingen.

 

9.

De bepalingen van dit artikel gelden onverminderd:

 

a)

de rechten van de leden van de Commissie uit hoofde van hun nationale wet- en regelgeving inzake de visserij, met inbegrip van het recht om het betreffende vaartuig passende sancties op te leggen voor schendingen in gebieden onder nationale jurisdictie overeenkomstig dergelijke nationale wetten en voorschriften, en

 

b)

de rechten van de leden van de Commissie uit hoofde van bepalingen inzake naleving en handhaving in relevante bilaterale of multilaterale visserijovereenkomsten die in strijd zijn met de bepalingen van dit verdrag, de overeenkomst of het zeerechtverdrag van 1982.

 

10.

Wanneer de leden van de Commissie op redelijke gronden aannemen dat een vissersvaartuig dat de vlag van een andere staat voert, activiteiten heeft ontplooid waardoor de doeltreffendheid van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de verdragszone wordt aangetast, brengen zij zulks onder de aandacht van de betreffende vlagstaat en, in voorkomende gevallen, van de Commissie. Voorzover volgens nationale wet- en regelgeving toegestaan, verstrekken zij de vlagstaat alle bewijsstukken. In voorkomende gevallen kunnen zij de Commissie een samenvatting van die bewijsstukken verstrekken. De Commissie maakt dergelijke informatie niet openbaar totdat de vlagstaat de gelegenheid heeft gehad, binnen een redelijke termijn, opmerkingen te maken inzake de vermeende schending en de overgelegde bewijsstukken of daartegen bezwaar te maken, al naar gelang van het geval.

 

11.

De leden van de Commissie kunnen, overeenkomstig de overeenkomst en het internationale recht, waaronder de daartoe door de Commissie vastgestelde procedures, maatregelen nemen om vaartuigen waarvan de activiteiten de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten of op enige andere wijze een schending daarvan inhouden, ervan te weerhouden in de verdragszone te vissen, totdat de vlagstaat passende maatregelen heeft genomen.

 

12.

De Commissie ontwikkelt zo nodig procedures waardoor het mogelijk wordt niet-discriminerende handelsmaatregelen te treffen die in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen van de leden van de Commissie, met betrekking tot de soorten die door de Commissie worden gereguleerd, tegen een staat of lichaam waarvan de vissersvaartuigen de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten.

1.39.   Artikel 26

 

1.39.1.

Aanhouding en inspectie

 

1.

De Commissie stelt, met het oog op het toezicht op de naleving van instandhoudings- en beheersmaatregelen, procedures vast voor aanhouding en inspectie van vissersvaartuigen op de volle zee in de verdragszone. Alle vaartuigen voor de aanhouding en inspectie van vissersvaartuigen op de volle zee in de verdragszone worden duidelijk geïdentificeerd als overheidsvaartuigen met toestemming om vaartuigen op de volle zee overeenkomstig dit verdrag aan te houden en te inspecteren.

 

2.

Indien de Commissie er binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag niet in slaagt tot overeenstemming te komen over dergelijke procedures of over een alternatief mechanisme waarmee de leden van de Commissie feitelijk voldoen aan hun plichten uit hoofde van de overeenkomst en dit verdrag om te zorgen dat de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen worden nageleefd, worden artikel 21 en artikel 22 van de overeenkomst toegepast, behoudens lid 3, als waren zij deel van dit verdrag, en gelden voor de aanhouding en de inspectie van de vissersvaartuigen in de verdragszone, alsmede voor eventuele volgende handhavingsmaatregelen, de procedures in deze artikelen en de aanvullende praktische procedures die de Commissie noodzakelijk acht voor de tenuitvoerlegging van artikel 21 en artikel 22 van deze overeenkomst.

 

3.

De leden van de Commissie zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren, accepteren dat naar behoren gemachtigde inspecteurs overeenkomstig deze procedures aan boord gaan. Deze naar behoren gemachtigde inspecteurs nemen de procedures voor aanhouding en inspectie in acht.

1.40.   Artikel 27

 

1.40.1.

Maatregelen van een havenstaat

 

1.

Een havenstaat heeft het recht en de plicht om, overeenkomstig het internationale recht, maatregelen te nemen om de doeltreffendheid te bevorderen van instandhoudings- en beheersmaatregelen die in subregionaal, regionaal of mondiaal verband zijn vastgesteld. Daarbij maakt de havenstaat noch naar de vorm, noch in feite onderscheid tussen de vissersvaartuigen van verschillende staten.

 

2.

Wanneer een vissersvaartuig van een lid van de Commissie vrijwillig aanlegt in een haven of offshoreterminal van een ander lid, kan de havenstaat onder andere documenten, vistuig en vangst aan boord van deze vissersvaartuigen inspecteren.

 

3.

De leden van de Commissie kunnen regelgeving vaststellen op grond waarvan de bevoegde nationale autoriteiten aanvoer en overlading mogen verbieden, wanneer vaststaat dat de vangst is behaald op een wijze die de doeltreffendheid van door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantast.

 

4.

Dit artikel laat de overeenkomstig het internationale recht geldende soevereiniteit van de verdragsluitende partijen over de havens op hun grondgebied onverlet.

1.41.   DEEL VII

 

1.41.1.

REGIONAAL WAARNEMERPROGRAMMA EN REGULERING VAN OVERLADING

1.42.   Artikel 28

 

1.42.1.

Regionaal waarnemerprogramma

 

1.

De Commissie ontwikkelt een regionaal waarnemerprogramma om geverifieerde vangstgegevens, andere wetenschappelijke gegevens en aanvullende informatie over de visserij in de verdragszone te verzamelen en de tenuitvoerlegging van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen te bewaken.

 

2.

Het waarnemerprogramma wordt gecoördineerd door het secretariaat van de Commissie en wordt flexibel opgezet, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de visserij en andere relevante factoren. In dit verband kan de Commissie overeenkomsten afsluiten voor de uitvoering van het regionale waarnemerprogramma.

 

3.

Het regionale waarnemerprogramma wordt uitgevoerd door onafhankelijke en onpartijdige waarnemers die door het secretariaat van de Commissie gemachtigd zijn. Het programma moet, voorzover mogelijk, worden gecoördineerd met andere regionale, subregionale en nationale waarnemerprogramma's.

 

4.

De leden van de Commissie zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren in de verdragszone, met uitzondering van vaartuigen die uitsluitend actief zijn in de wateren onder de nationale jurisdictie van de vlagstaat, bereid zijn een waarnemer uit het regionale waarnemerprogramma aan boord te laten gaan, indien dat door de Commissie wordt vereist.

 

5.

De bepalingen in lid 4 zijn van toepassing op vaartuigen die uitsluitend vissen op de volle zee in de verdragszone, op vaartuigen die vissen op de volle zee en in wateren onder de jurisdictie van één of meer kuststaten, en op vaartuigen die vissen in wateren onder de jurisdictie van twee of meer kuststaten. Wanneer een vaartuig tijdens dezelfde visreis zowel in de wateren onder de nationale jurisdictie van zijn vlagstaat als in de aangrenzende wateren van de volle zee actief is, onderneemt een waarnemer uit hoofde van het regionale waarnemerprogramma geen van de activiteiten in lid 6, letter e), wanneer het vaartuig zich in de wateren onder de nationale jurisdictie van de eigen vlagstaat bevindt, tenzij de vlagstaat van het vaartuig iets anders overeenkomt.

 

6.

Het regionale waarnemerprogramma functioneert in overeenstemming met de volgende richtsnoeren en onder de voorwaarden die in artikel 3 van bijlage III van dit verdrag zijn uiteengezet:

 

a)

het programma biedt voldoende dekking om te waarborgen dat de Commissie passende gegevens en informatie ontvangt over vangstniveaus en verwante aangelegenheden in de verdragszone, rekening houdende met de kenmerken van de visserij;

 

b)

de leden van de Commissie zijn gerechtigd hun onderdanen als waarnemers in het programma op te doen nemen;

 

c)

waarnemers worden opgeleid en gecertificeerd in overeenstemming met eenvormige beginselen die door de Commissie worden goedgekeurd;

 

d)

waarnemers mengen zich niet nodeloos in de wettige activiteiten van het vaartuig en houden, bij de uitoefening van hun taken, naar behoren rekening met de operationele vereisten van het vaartuig. Zij overleggen hiertoe regelmatig met de kapitein;

 

e)

de activiteiten van waarnemers omvatten het verzamelen van vangstgegevens en andere wetenschappelijke gegevens, monitoring van de tenuitvoerlegging van door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen en verslag uitbrengen over hun bevindingen overeenkomstig door de Commissie te ontwikkelen procedures;

 

f)

het programma gaat efficiënt met zijn middelen om, vermijdt het dupliceren van werkzaamheden van bestaande regionale, subregionale en nationale waarnemerprogramma's en streeft ernaar de werkzaamheden van vissersvaartuigen in de verdragszone zo min mogelijk te verstoren;

 

g)

de plaatsing van waarnemers wordt vooraf aangekondigd.

 

7.

De Commissie ontwikkelt nadere procedures en richtsnoeren voor de werkwijze van het regionale waarnemerprogramma, onder andere voor:

 

a)

het waarborgen van de beveiliging van niet-geaggregeerde gegevens en andere informatie die de Commissie vertrouwelijk acht;

 

b)

de verspreiding van de door de waarnemers verzamelde gegevens en informatie onder de leden van de Commissie;

 

c)

het aan boord gaan van waarnemers, waarin de rechten en verantwoordelijkheden van de kapitein van het vaartuig en de bemanning wanneer een waarnemer aan boord is, duidelijk worden omschreven, evenals de rechten en verantwoordelijkheden van waarnemers bij de uitoefening van hun taken.

 

8.

De Commissie stelt vast hoe de kosten van het waarnemerprogramma worden gedragen.

1.43.   Artikel 29

 

1.43.1.

Overlading

 

1.

Ter ondersteuning van de inspanningen om nauwkeurige verslaglegging inzake vangsten te verzekeren, moedigen de leden van de Commissie hun vissersvaartuigen aan om, voorzover mogelijk, in een haven te overladen. Een lid kan één of meer van zijn havens aanwijzen als overlaadhavens in de zin van dit verdrag en de Commissie doet periodiek een lijst van deze aangewezen havens aan haar leden toekomen.

 

2.

Overlading in een haven of binnen de wateren onder de nationale jurisdictie van een lid van de Commissie vindt plaats in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht.

 

3.

De Commissie ontwikkelt procedures om gegevens over de overgeladen hoeveelheid en soorten vis in de verdragszone, zowel in de haven als op zee, te verkrijgen en te verifiëren, en procedures om vast te stellen wanneer overlading in de zin van dit verdrag is afgerond.

 

4.

Overlading op zee in een deel van de verdragszone buiten de nationale jurisdictie vindt uitsluitend plaats overeenkomstig de in artikel 4 van bijlage III van dit verdrag vastgestelde voorwaarden en de door de Commissie uit hoofde van lid 3 van dat artikel vastgestelde procedures. Bij deze procedures wordt rekening gehouden met de kenmerken van de betrokken visserijtak.

 

5.

Niettegenstaande het bepaalde in lid 4 en onder voorbehoud van specifieke uitzonderingsbepalingen die de Commissie met het oog op bestaande praktijken vaststelt, is overlading op zee door vaartuigen met ringzegens die actief zijn in de verdragszone, verboden.

1.44.   DEEL VIII

 

1.44.1.

BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN VAN ONTWIKKELINGSLANDEN

1.45.   Artikel 30

 

1.45.1.

Erkenning van de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden

 

1.

De Commissie houdt ten volle rekening met de bijzondere omstandigheden van de ontwikkelingslanden die partij zijn bij dit verdrag, met name de kleine insulaire staten, gebieden en bezittingen, wat betreft de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone en de ontwikkeling van de visserij op die bestanden.

 

2.

Bij de handhaving van hun verplichting tot samenwerking bij de vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de over grote afstanden trekkende visbestanden houdt de Commissie rekening met de bijzondere omstandigheden van de ontwikkelingslanden die partij zijn bij dit verdrag, met name de kleine insulaire staten, gebieden en bezittingen, en met name met:

 

a)

de kwetsbaarheid van de ontwikkelingslanden, met name kleine eilanden, die afhankelijk zijn van de exploitatie van de flora en fauna van de zee, ook voor de voedselvoorziening van hun bevolking of een deel daarvan,

 

b)

de noodzaak om negatieve effecten te voorkomen voor zelfvoorzieningsvissers, kleinschalige en ambachtelijke vissers en anderen die in de visserijsector werkzaam zijn, en de inheemse bevolking in de ontwikkelingslanden die partij zijn bij dit verdrag, en om al deze betrokkenen in die landen toegang tot de visserij te waarborgen, een en ander met name voor kleine insulaire staten, gebieden en bezittingen die partij zijn bij dit verdrag, en

 

c)

de noodzaak ervoor te zorgen dat deze maatregelen er niet toe leiden dat de instandhoudingsmaatregelen, direct of indirect, onevenredig ten laste komen van de staten, gebieden en bezittingen die ontwikkelingslanden zijn en partij bij dit verdrag.

 

3.

De Commissie richt een fonds op om de daadwerkelijke deelname te vergemakkelijken van ontwikkelingslanden die partij zijn bij dit verdrag, met name kleine eilanden, en, in voorkomende gevallen, gebieden en bezittingen, aan de werkzaamheden van de Commissie, met inbegrip van haar vergaderingen en die van haar hulporganen. Het financieel reglement van de Commissie bevat richtsnoeren voor het beheer van het fonds en criteria aan de hand waarvan wordt vastgesteld welke landen voor bijstand in aanmerking komen.

 

4.

Samenwerking met staten, gebieden en bezittingen die ontwikkelingslanden zijn, voor de in dit artikel aangegeven doelstellingen, kan financiële bijstand omvatten, bijstand voor scholing van de beroepsbevolking, technische bijstand, overdracht van technologie, onder andere via joint ventures, en adviezen. De bijstand wordt onder andere gericht op:

 

a)

verbetering van de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden via het verzamelen, rapporteren, verifiëren, uitwisselen en analyseren van gegevens over de visserij en daarmee verband houdende informatie;

 

b)

evaluatie van de visbestanden en wetenschappelijk onderzoek, en

 

c)

monitoring, controle, toezicht, naleving en handhaving, met inbegrip van opleiding en van vergroting van de plaatselijke mogelijkheden, ontwikkeling en financiering van nationale en regionale waarnemerprogramma's, en toegang tot technologie en apparatuur.

1.46.   DEEL IX

 

1.46.1.

VREEDZAME BESLECHTING VAN GESCHILLEN

1.47.   Artikel 31

 

1.47.1.

Procedures voor geschillenbeslechting

De in deel VIII van de overeenkomst vastgestelde bepalingen voor geschillenbeslechting zijn mutatis mutandis van toepassing op geschillen tussen de leden van de Commissie, ongeacht of die leden ook partij zijn bij de overeenkomst.

1.48.   DEEL X

 

1.48.1.

STATEN DIE GEEN PARTIJ ZIJN BIJ DIT VERDRAG

1.49.   Artikel 32

 

1.49.1.

Staten die geen partij zijn bij dit verdrag

 

1.

De leden van de Commissie nemen maatregelen in overeenstemming met dit verdrag, de overeenkomst en het internationale recht om vaartuigen die de vlag voeren van staten die geen partij zijn, te weerhouden van de activiteiten die de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen aantasten.

 

2.

De leden van de Commissie wisselen informatie uit over de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen die de vlag voeren van staten die geen partij zijn bij dit verdrag, maar vissen in de verdragszone.

 

3.

De Commissie wijst een staat die geen partij is bij dit verdrag, op activiteiten van zijn onderdanen of van vaartuigen die zijn vlag voeren die, naar de mening van de Commissie, de tenuitvoerlegging van de doelstelling van dit verdrag beïnvloeden.

 

4.

De leden van de Commissie vragen, individueel of gezamenlijk, de staten die geen partij zijn bij dit verdrag en waarvan vissersvaartuigen in de verdragszone vissen, om hun volledige medewerking bij de tenuitvoerlegging van de door de Commissie vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen, teneinde te verzekeren dat die maatregelen op alle visserijactiviteiten in de verdragszone worden toegepast. Bedoelde samenwerkende staten die geen partij zijn bij dit verdrag, delen in de visserij in verhouding tot hun inzet voor de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen — en hun naleving ervan in het verleden — met betrekking tot de betrokken visbestanden.

 

5.

Staten die geen partij zijn bij dit verdrag, kunnen, op hun verzoek en onder voorbehoud van de instemming van de leden van de Commissie en het huishoudelijk reglement met betrekking tot de toekenning van de status van waarnemer, worden uitgenodigd de vergaderingen van de Commissie in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.

1.50.   DEEL XI

 

1.50.1.

GOEDE TROUW EN MISBRUIK VAN RECHT

1.51.   Artikel 33

 

1.51.1.

Goede trouw en misbruik van recht

De partijen bij dit verdrag komen de verplichtingen die zij op zich hebben genomen, te goeder trouw na en oefenen de rechten die in dit verdrag worden erkend, uit op een wijze die geen misbruik van recht vormt.

1.52.   DEEL XII

 

1.52.1.

SLOTBEPALINGEN

1.53.   Artikel 34

 

1.53.1.

Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring

 

1.

Dit verdrag staat open voor ondertekening door Australië, Canada, China, Cookeilanden, Federale Staten van Micronesia, Fiji, Republiek der Filipijnen, Frankrijk, Indonesië, Japan, Republiek Kiribati, Republiek Korea, Republiek der Marshalleilanden, Republiek Nauru, Nieuw-Zeeland, Niue, Republiek Palau, Onafhankelijke Staat Papoea-Nieuw-Guinea, Salomonseilanden, Onafhankelijke Staat Samoa, Koninkrijk Tonga, Tuvalu, Republiek Vanuatu, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met betrekking tot de Pitcairneilanden en de Verenigde Staten van Amerika en blijft, gedurende twaalf maanden vanaf 5 september 2000, openstaan voor ondertekening.

 

2.

Dit verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de ondertekenaars.

 

3.

Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de depositaris.

 

4.

Elke verdragsluitende partij is lid van de bij dit verdrag ingestelde Commissie.

1.54.   Artikel 35

 

1.54.1.

Toetreding

 

1.

Dit verdrag staat open voor toetreding door de in artikel 34, lid 1, bedoelde staten en door de in artikel 305, lid 1, letters c), d) en e), van het zeerechtverdrag van 1982 bedoelde lichamen die zijn gelegen in de verdragszone.

 

2.

Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen de verdragsluitende partijen bij consensus andere staten en regionale organisaties voor economische integratie waarvan de onderdanen en vissersvaartuigen wensen te vissen op de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone, uitnodigen toe te treden tot dit verdrag.

 

3.

Akten van toetreding worden nedergelegd bij de depositaris.

1.55.   Artikel 36

 

1.55.1.

Inwerkingtreding

 

1.

Dit verdrag treedt in werking 30 dagen na de datum van nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door:

 

a)

drie staten gelegen ten noorden van de breedtegraad van 20° noorderbreedte, en

 

b)

zeven staten gelegen ten zuiden van de breedtegraad van 20° noorderbreedte.

 

2.

Indien dit verdrag binnen drie jaar na de vaststelling niet door drie van de in lid 1, letter a), van dit verdrag bedoelde staten is bekrachtigd, treedt het verdrag in werking zes maanden na de nederlegging van de dertiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of overeenkomstig het bepaalde in lid 1, indien dit laatste eerder is.

 

3.

Voor elke in artikel 305, lid 1, letters c), d) en e), van het zeerechtverdrag van 1982 bedoelde staat of lichaam gelegen in de verdragszone, of regionale organisatie voor economische integratie, die of dat het verdrag na de inwerkingtreding ervan bekrachtigt, formeel bevestigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, treedt het verdrag in werking op de dertigste dag volgende op de dag van nederlegging van de akte van bekrachtiging, formele bevestiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

1.56.   Artikel 37

 

1.56.1.

Voorbehouden en excepties

Ten aanzien van dit verdrag kunnen geen voorbehouden of excepties worden gemaakt.

1.57.   Artikel 38

 

1.57.1.

Verklaringen

Artikel 37 staat er niet aan in de weg dat een in artikel 305, lid 1, letters c), d) en e), van het zeerechtverdrag van 1982 bedoelde staat die of lichaam dat gelegen is in de verdragszone, of een regionale organisatie voor economische integratie, bij de ondertekening of bekrachtiging van of de toetreding tot dit verdrag verklaringen aflegt, in welke bewoordingen of onder welke naam dan ook, onder andere met het oog op harmonisatie van zijn wet- en regelgeving met de bepalingen van dit verdrag, mits dergelijke verklaringen niet strekken tot uitsluiting of wijziging van de juridische werking van de bepalingen van dit verdrag voor die staat, dat lichaam of die regionale organisatie voor economische integratie.

1.58.   Artikel 39

 

1.58.1.

Verhouding tot andere overeenkomsten

Dit verdrag verandert voor de verdragsluitende partijen en de in artikel 9, lid 2, bedoelde lichamen niets aan de rechten en verplichtingen op grond van andere overeenkomsten welke verenigbaar zijn met dit verdrag en geen afbreuk doen aan de rechten en verplichtingen van andere verdragsluitende partijen uit hoofde van dit verdrag.

1.59.   Artikel 40

 

1.59.1.

Wijziging

 

1.

Elk lid van de Commissie kan voorstellen tot wijziging van dit verdrag ter overweging door de Commissie indienen. Een dergelijk voorstel wordt ten minste 60 dagen vóór de vergadering van de Commissie waarop het behandeld wordt, ingediend door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur brengt die kennisgeving onverwijld over aan alle leden van de Commissie.

 

2.

Wijzigingsvoorstellen op dit verdrag worden behandeld tijdens de jaarlijkse vergadering van de Commissie, tenzij een meerderheid van de leden verzoekt een speciale vergadering bijeen te roepen om het wijzigingsvoorstel te behandelen. Een speciale vergadering wordt ten minste 60 dagen vóór de beoogde datum bijeengeroepen. Wijzigingen van dit verdrag worden bij consensus aangenomen. De tekst van een wijzigingsvoorstel dat door de Commissie is aangenomen, wordt onverwijld door de uitvoerend directeur aan alle leden van de Commissie overgebracht.

 

3.

Wijzigingen op dit verdrag treden voor de verdragsluitende partijen die ze bekrachtigen of ertoe toetreden, in werking op de dertigste dag na de nederlegging van akten van bekrachtiging of toetreding van een meerderheid van de verdragsluitende partijen. Voor elke verdragsluitende partij die een wijziging bekrachtigt of ertoe toetreedt nadat het vereiste aantal akten van bekrachtiging of toetreding is nedergelegd, treedt de wijziging in werking op de dertigste dag na de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of toetreding.

1.60.   Artikel 41

 

1.60.1.

Bijlagen

 

1.

De bijlagen vormen een integrerend deel van dit verdrag en een verwijzing naar dit verdrag of naar een van de delen ervan houdt, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, tevens een verwijzing in naar de betrokken bijlagen.

 

2.

De bijlagen bij dit verdrag kunnen van tijd tot tijd worden herzien. Elk lid van de Commissie kan herzieningen van een bijlage voorstellen. Ongeacht het bepaalde in artikel 40 wordt een herziening van een bijlage die in een vergadering van de Commissie bij consensus is aangenomen, in het verdrag opgenomen en treedt zij in werking op de datum van vaststelling of op de datum die in die herziening is bepaald.

1.61.   Artikel 42

 

1.61.1.

Opzegging

 

1.

Een verdragsluitende partij kan dit verdrag door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris opzeggen en daarbij de redenen aangeven. Als geen redenen worden aangegeven, verandert dat niets aan de geldigheid van de opzegging. De opzegging wordt een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving van kracht, tenzij een latere datum wordt aangegeven.

 

2.

Opzegging van dit verdrag door een verdragsluitende partij verandert niets aan de financiële verplichtingen die het betreffende lid tot het moment dat de opzegging van kracht wordt, op zich heeft genomen.

 

3.

Opzegging van dit verdrag door een verdragsluitende partij verandert niets aan de plicht van een lid om de in dit verdrag neergelegde verplichtingen na te komen die, onafhankelijk van dit verdrag, uit hoofde van het internationale recht voor haar zouden gelden.

1.62.   Artikel 43

 

1.62.1.

Deelname door gebieden

 

1.

De Commissie en haar hulporganen staan open voor deelname van de volgende gebieden, mits zij gemachtigd zijn door de verdragsluitende partij die verantwoordelijk is voor hun externe betrekkingen:

 
 

Amerikaans-Samoa

 
 

Frans-Polynesië

 
 

Guam

 
 

Nieuw-Caledonië

 
 

Noordelijke Marianen

 
 

Tokelau-eilanden

 
 

Wallis en Futuna.

 

2.

De aard en omvang van deze deelname wordt door de verdragsluitende partijen in een afzonderlijk huishoudelijk reglement van de Commissie geregeld, rekening houdende met het internationale recht, de verdeling van bevoegdheden op terreinen die onder dit verdrag vallen en de evolutie in de capaciteiten van het betreffende gebied om rechten en verantwoordelijkheden uit hoofde van dit verdrag uit te oefenen.

 

3.

Onverminderd het bepaalde in lid 2 hebben alle deelnemers het recht als volwaardig lid deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie, met inbegrip van het recht om de vergaderingen van de Commissie en haar hulporganen bij te wonen en daarin het woord te voeren. Bij de uitoefening van haar functies en bij de besluitvorming houdt de Commissie rekening met de belangen van alle deelnemers.

1.63.   Artikel 44

 

1.63.1.

Depositaris

De regering van Nieuw-Zeeland is de depositaris van dit verdrag en van de wijzigingen en herzieningen ervan. De depositaris registreert dit verdrag overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, hun handtekening onder dit verdrag hebben gesteld.

Gedaan te Honolulu, de vijfde september tweeduizend, in één exemplaar.

1.64.   BIJLAGE I

LICHAMEN DIE VISSERIJACTIVITEITEN ONTPLOOIEN

 

1.

Na de inwerkingtreding van dit verdrag kunnen lichamen waarvan vaartuigen vissen op de over grote afstanden trekkende visbestanden in de verdragszone, door middel van een akte gericht aan de depositaris ermee instemmen te worden gebonden door het in dit verdrag neergelegde regime. Deze instemming wordt van kracht 30 dagen na de datum van indiening van de akte. Een dergelijk lichaam dat visserijactiviteiten ontplooit kan, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris, zijn instemming opzeggen. De opzegging wordt een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving van kracht, tenzij een latere datum wordt aangegeven.

 

2.

Een dergelijk lichaam dat visserijactiviteiten ontplooit neemt deel aan de werkzaamheden van de Commissie, met inbegrip van de besluitvorming, en komt de verplichtingen uit hoofde van dit verdrag na. Verwijzingen naar dit verdrag door de Commissie of leden van de Commissie hebben betrekking op zowel lichamen die visserijactiviteiten ontplooien als verdragsluitende partijen.

 

3.

Indien een geschil over de interpretatie of de toepassing van dit verdrag waar een lichaam dat visserijactiviteiten ontplooit bij betrokken is, niet door overeenstemming tussen de partijen bij het geschil kan worden beslecht, wordt het geschil, op verzoek van een van de partijen, door definitieve en bindende arbitrage overeenkomstig de relevante voorschriften van het Permanente Hof van Arbitrage beslecht.

 

4.

De bepalingen van deze bijlage inzake de deelname van lichamen die visserijactiviteiten ontplooien zijn uitsluitend bedoeld voor dit verdrag.

1.65.   BIJLAGE II

HERZIENINGSFORUM

 

1.

Overeenkomstig artikel 20, lid 6, wordt een verzoek om herziening van een besluit van de Commissie binnen 30 dagen na de vaststelling van het besluit door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de uitvoerend directeur ingediend. Een dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van een verklaring van de motieven op grond waarvan om herziening wordt verzocht. De uitvoerend directeur doet afschriften van de kennisgeving en de begeleidende verklaring aan alle leden van de Commissie toekomen.

 

2.

Het herzieningsforum is als volgt samengesteld:

 

a)

Het herzieningsforum bestaat uit drie deskundigen op het vlak van de visserij, benoemd overeenkomstig deze bijlage uit de lijst die door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties uit hoofde van bijlage VIII, artikel 2, van het zeerechtverdrag van 1982 wordt opgesteld en bijgehouden, of een vergelijkbare lijst die door de uitvoerend directeur wordt bijgehouden.

 

b)

Het lid van de Commissie dat het verzoek om herziening heeft ingediend (hierna „de indiener” genoemd), benoemt één lid, al dan niet een onderdaan. De benoeming wordt opgenomen in de in punt 1 bedoelde schriftelijke kennisgeving.

 

c)

Indien meer dan één lid van de Commissie een verzoek tot herziening van hetzelfde besluit indient, benoemen zij gezamenlijk, binnen 20 dagen na ontvangst van de eerste kennisgeving, één lid van het forum, ongeacht de motieven op grond waarvan de indieners het verzoek om herziening hebben ingediend. Indien de betrokken leden er niet in slagen tot overeenstemming te komen, wordt het lid, op verzoek van een van de leden, benoemd overeenkomstig letter f).

 

d)

De voorzitter van de Commissie benoemt, binnen 20 dagen na ontvangst van de in punt 1 bedoelde kennisgeving, één lid.

 

e)

Het derde lid wordt in onderlinge overeenstemming tussen het lid of de leden van de Commissie die om herziening heeft of hebben verzocht en de voorzitter van de Commissie benoemd. Zij kiezen uit de drie leden de voorzitter van het herzieningsforum. Indien het lid of de leden die om herziening heeft of hebben verzocht en de voorzitter van de Commissie binnen 20 dagen na ontvangst van de in punt 1 bedoelde kennisgeving geen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van één of meer leden van het forum dat of die gezamenlijk moet of moeten worden benoemd, of over de benoeming van de voorzitter van het herzieningsforum, worden die resterende leden of die voorzitter op verzoek van een van de partijen benoemd overeenkomstig letter f). Een dergelijk verzoek wordt binnen tien dagen na het verstrijken van de voornoemde periode van 20 dagen ingediend.

 

f)

Tenzij partijen ermee instemmen dat een lid uit hoofde van de letters c), d) en e) wordt benoemd door een door partijen gekozen persoon of derde staat, benoemt de president van het Internationaal Hof voor het recht van de zee de ontbrekende leden van het forum.

 

g)

Een vacature wordt vervuld op de wijze zoals voorgeschreven voor de aanvankelijke benoeming.

 

3.

Binnen 30 dagen na de instelling van het herzieningsforum wordt op een door het forum vast te stellen plaats en datum een hoorzitting gehouden.

 

4.

Het herzieningsforum stelt zijn eigen procedureregels vast, waarin bepaald wordt dat de hoorzitting vlot wordt afgewikkeld en dat de indiener of indieners de gelegenheid krijgt of krijgen te worden gehoord en zijn of hun zaak te bepleiten.

 

5.

De uitvoerend directeur handelt namens de Commissie en verstrekt het herzieningsforum voldoende gegevens, zodat het zich een beeld kan vormen van de motieven op grond waarvan het besluit is genomen.

 

6.

De leden van de Commissie kunnen bij het herzieningsforum een memorandum indienen over de te behandelen zaak. Het forum biedt het betreffende lid de gelegenheid te worden gehoord.

 

7.

Tenzij het herzieningsforum gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak iets anders beslist, worden de kosten van het herzieningsforum, met inbegrip van de bezoldiging van zijn leden, als volgt gedragen:

 

a)

70 % wordt gedragen door de indiener of, indien er meer dan één indiener is, in gelijke delen gedragen door de indieners, en

 

b)

30 % wordt gedekt door de jaarlijkse begroting van de Commissie.

 

8.

Beslissingen van het herzieningsforum worden genomen met een meerderheid van stemmen van de leden.

 

9.

Indien de indiener of, indien er meer dan één indiener is, een van hen niet voor het herzieningsforum verschijnt, kan het herzieningsforum de procedure voortzetten en zijn oordeel en aanbevelingen doen. Niet verschijnen van een indiener vormt geen beletsel voor de voortgang van de herzieningsprocedure.

 

10.

Het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum hebben uitsluitend betrekking op het voorwerp van het verzoek en zijn met redenen omkleed. De namen van de leden die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, en de datum van het oordeel worden vermeld. Elk lid van het forum kan een afzonderlijk of afwijkend oordeel aan de einduitspraak hechten. Het besluit van het herzieningsforum vormt echter geen vervanging van dat van de Commissie. Het herzieningsforum stelt de indiener of indieners en de uitvoerend directeur binnen 30 dagen na afloop van de hoorzitting in kennis van zijn oordeel en aanbevelingen, met inbegrip van zijn motivering. De uitvoerend directeur doet afschriften van het oordeel en de aanbevelingen van het herzieningsforum en zijn motivering toekomen aan alle leden van de Commissie.

1.66.   BIJLAGE III

VOORWAARDEN VOOR VISSERIJ

1.67.   Artikel 1

 

1.67.1.

Inleiding

De operator van een vissersvaartuig dat toestemming heeft om te worden gebruikt voor visserij in de verdragszone, leeft de volgende voorwaarden te allen tijde wanneer het vaartuig zich in de verdragszone bevindt, na. Deze voorwaarden zijn van toepassing naast de voorwaarden die van toepassing zijn op het vaartuig in gebieden onder de nationale jurisdictie van een lid van de Commissie uit hoofde van een vergunning die door dat lid is verstrekt of uit hoofde van een bilaterale of multilaterale visserijovereenkomst. In deze bijlage wordt onder „operator” verstaan: degene die de leiding of zeggenschap heeft over een vissersvaartuig of dat vaartuig bestuurt, met inbegrip van de eigenaar, kapitein of bevrachter.

1.68.   Artikel 2

 

1.68.1.

Naleving van nationaal recht

De operator van het vaartuig leeft het toepasselijke nationale recht van de kuststaten die partij zijn bij dit verdrag, na, wanneer hij hun wateren binnenvaart, en is verantwoordelijk voor de naleving van dit recht door het vaartuig en de bemanning. Het vaartuig wordt overeenkomstig dit recht ingezet.

1.69.   Artikel 3

 

1.69.1.

Plichten van de operator tegenover de waarnemers

 

1.

De operator en de leden van de bemanning stemmen ermee in en zijn erbij behulpzaam dat personen die zich hebben geïdentificeerd als waarnemer uit hoofde van het regionale waarnemerprogramma:

 

a)

op een afgesproken plaats en tijd aan boord gaan;

 

b)

volledige toegang hebben tot en gebruikmaken van alle faciliteiten en apparatuur aan boord die de waarnemer nodig acht om zijn of haar taken uit te voeren, met inbegrip van toegang tot de brug, de vis aan boord en de zones die worden gebruikt om vis op te slaan, te verwerken en te wegen, en toegang tot de registers van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken en documentatie, ten behoeve van de inspectie en het maken van kopieën van de registers, redelijke toegang tot navigatieapparatuur, zeekaarten en radio's en redelijke toegang tot andere informatie die betrekking heeft op visserij;

 

c)

monsters nemen;

 

d)

op een afgesproken plaats en tijd van boord gaan, en

 

e)

al hun taken veilig uitvoeren.

 

2.

De operator en de leden van de bemanning vallen de waarnemers tijdens de uitvoering van hun taken niet aan, verzetten zich niet, belemmeren of hinderen hen niet, weigeren niet hen aan boord te laten, vallen hen niet lastig en mengen zich niet in hun werkzaamheden.

 

3.

De operator biedt de waarnemer tijdens zijn verblijf aan boord van het vaartuig voedsel, onderdak en medische verzorging van een redelijke standaard en vergelijkbaar met de verzorging die normaliter aan een officier aan boord van het vaartuig geboden wordt, zonder kosten voor de waarnemer of de regering van de waarnemer.

1.70.   Artikel 4

 

1.70.1.

Voorschriften voor overlading

 

1.

De operator houdt zich aan de door de Commissie vastgestelde procedures voor de controle van de hoeveelheid en de soort vissen die worden overgeladen, en aan de aanvullende procedures en maatregelen die de Commissie inzake overlading in de verdragszone heeft vastgesteld.

 

2.

De operator verleent een persoon die gemachtigd is door de Commissie of door het lid van de Commissie in de aangewezen haven of het aangewezen gebied waarvan overlading plaatsvindt, volledige toegang tot en gebruik van de faciliteiten en apparatuur die de gemachtigde noodzakelijk acht om zijn of haar taken uit te voeren, en staat hem of haar bij, met inbegrip van volledige toegang tot de brug, de vis aan boord en de zones die worden gebruikt om vis op te slaan, te verwerken en te wegen, en toegang tot de registers van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken en documentatie ten behoeve van de inspectie en het maken van fotokopieën. De operator staat een gemachtigde daarnaast toe, en staat hem of haar bij, monsters te nemen en de gegevens te verzamelen die nodig zijn voor een volledige monitoring van de activiteiten. De operator en de leden van de bemanning vallen de gemachtigde tijdens de uitvoering van zijn of haar taken niet aan, verzetten zich niet, belemmeren of hinderen deze niet, weigeren niet deze aan boord te laten, vallen deze niet lastig en mengen zich niet in zijn of haar werkzaamheden. Al het mogelijke moet worden gedaan om te zorgen dat de visserijactiviteiten tijdens de inspectie van het overladen zo min mogelijk worden belemmerd.

1.71.   Artikel 5

 

1.71.1.

Gegevensmelding

De operator registreert en meldt de positie van het vaartuig, de vangst van doelsoorten en niet-doelsoorten, de visserijinspanning en andere relevante gegevens over de visserij, een en ander in overeenstemming met de in bijlage I van de overeenkomst neergelegde normen voor het verzamelen van dergelijke gegevens.

1.72.   Artikel 6

 

1.72.1.

Handhaving

 

1.

De machtiging door de vlagstaat van het vaartuig en, in voorkomend geval, de vergunning van een kuststaat die partij is bij dit verdrag, of een bewijs daarvan in de vorm van een naar behoren gewaarmerkt afschrift, facsimile of telex, bevindt zich te allen tijde aan boord van het vaartuig en wordt op verzoek getoond aan een gemachtigde handhavingsfunctionaris van een lid van de Commissie.

 

2.

De kapitein en de leden van de bemanning van het vaartuig volgen instructies en aanwijzingen van een gemachtigde en als zodanig geïdentificeerde functionaris van de Commissie onverwijld op, met inbegrip van instructies of aanwijzingen om halt te houden, het vaartuig naar een veilige locatie te brengen en de functionaris in de gelegenheid te stellen veilig aan boord te gaan en het vaartuig, de vergunning, het vistuig, de apparatuur, de registers, de faciliteiten, vis en visproducten te inspecteren. Bij het aan boord gaan en bij de inspectie worden de wettige activiteiten van het vaartuig zo min mogelijk belemmerd. De operator en de leden van de bemanning vergemakkelijken de uitvoering van de taken van een gemachtigde functionaris en vallen deze daarbij niet aan, verzetten zich niet, vallen deze niet lastig, belemmeren of hinderen deze niet, weigeren niet deze aan boord te laten, vallen deze niet lastig en mengen zich niet in zijn of haar werkzaamheden.

 

3.

Het vaartuig wordt gemarkeerd en geïdentificeerd overeenkomstig de Standard Specifications for the Marking and Identification of Fishing Vessels van de Voedsel- en Landbouworganisatie, of de alternatieve normen die Commissie vaststelt. Wanneer het vaartuig zich in de verdragszone bevindt, zijn alle delen van deze kentekens te allen tijde duidelijk, zichtbaar en onbedekt.

 

4.

De operator zorgt ervoor dat de internationale nood- en oproepfrequentie 2 182 kHz (HF) of de internationale veiligheids- en oproepfrequentie 156,8 MHz (kanaal 16, VHF-FM) doorlopend bewaakt wordt om communicatie met het visserijbeheer, de toezicht- en de handhavingsautoriteiten van de leden van de Commissie te vergemakkelijken.

 

5.

De operator zorgt ervoor dat een recent en bijgewerkt exemplaar van het internationale seinboek (INTERCO) aan boord en te allen tijde beschikbaar is.

 

6.

Wanneer het vaartuig door een gebied onder de nationale jurisdictie van een lid van de Commissie vaart waarvoor het geen visvergunning heeft, en wanneer het vaartuig op de volle zee in de verdragszone vaart en geen vergunning heeft van zijn vlagstaat om op de volle zee te vissen, wordt alle visserijuitrusting aan boord van het schip te allen tijde weggeborgen of opgeslagen op een zodanige wijze dat deze niet onmiddellijk beschikbaar is voor visserijactiviteiten.

1.73.   BIJLAGE IV

INFORMATIEVEREISTEN

De volgende gegevens worden de Commissie verstrekt over elk vissersvaartuig in het register dat uit hoofde van artikel 24, lid 4, van dit verdrag wordt bijgehouden:

 

1.

Naam van het vissersvaartuig, registratienummer, vorige namen (indien bekend), haven van registratie.

 

2.

Naam en adres van de eigenaar of eigenaren.

 

3.

Naam en nationaliteit van de kapitein.

 

4.

Vorige vlag (indien van toepassing).

 

5.

Internationale radioroepnaam.

 

6.

Communicatietype en -nummers van het vaartuig (nummers INMARSAT A, B en C en satelliettelefoonnummer).

 

7.

Kleurenfoto van het vaartuig.

 

8.

Constructieplaats en -periode.

 

9.

Type vaartuig.

 

10.

Normale omvang bemanning.

 

11.

Type visserijmethode(n).

 

12.

Lengte.

 

13.

Holte boven de kiel.

 

14.

Breedte.

 

15.

Brutoregistertonnage.

 

16.

Vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren.

 

17.

Aard van de vismachtiging die de vlagstaat heeft verleend.

 

18.

Laadvermogen, inclusief type vriezer, capaciteit en nummer en laadvermogen voor vis.

 

  • (1) 
    Alleen de Engelse tekst is authentiek.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.