Verordening 2007/1404 - Vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

1.

Wettekst

30.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 1404/2007 VAN DE RAAD

van 26 november 2007

tot vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/1996 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren (3), en met name op artikel 5 en artikel 8, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij, maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

 

(2)

Krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 dient de Raad de vangstmogelijkheden per visserijtak of groep van visserijtakken vast te stellen en deze aan de lidstaten toe te wijzen.

 

(3)

Voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

 

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen het beheer van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te garanderen.

 

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

 

(6)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

 

(7)

Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen (4) en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen, Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (5), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijke visserijbeleid (6), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (7), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (8), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (9), Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (10), en Verordening (EG) nr. 1098/2007.

 

(8)

Overeenkomstig de tijdens de Raadszitting van 11-12 juni 2007 door de Commissie afgelegde verklaring dient rekening te worden gehouden met de inspanningen die de lidstaten hebben geleverd om de vlootcapaciteit in de Oostzee tijdens de afgelopen jaren aan te passen, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelstelling van de bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 vastgestelde regeling voor het beheer van de visserijinspanning.

 

(9)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2008 een aantal aanvullende maatregelen op het gebied van technische visserijvoorschriften ten uitvoer worden -gelegd.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2008 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld, alsmede de voorschriften die bij de benutting van deze vangstmogelijkheden in acht moeten worden genomen.

Artikel 2

Werkingssfeer

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen van de Gemeenschap (hierna: „vaartuigen van de Gemeenschap”) en op alle in de Oostzee vissende vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3

Definities

Naast de begripsomschrijvingen van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, wordt in deze verordening verstaan onder:

 

a)

„de zones van de ICES” (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea), de in Verordening (EEG) nr. 3880/91 afgebakende zones;

 

b)

„Oostzee”, ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;

 

c)

„totaal toegestane vangsten (TAC’s)”, de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

 

d)

„quotum”, een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Gemeenschap, aan een lidstaat of aan een derde land;

 

e)

„buitengaats doorgebrachte dag”, elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN

Artikel 4

Vangstbeperkingen en toewijzingen

De vangstmogelijkheden, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de aanvullende voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, zijn vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
 

a)

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

 

b)

het aan een andere lidstaat toewijzen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

 

c)

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

e)

het toepassen van verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

  • 2. 
    Bij inhoudingen op de quota voor overdracht naar 2009 mag het bepaalde in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96, in afwijking van het bepaalde in die verordening, worden toegepast op alle bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

Artikel 6

Voorwaarden voor vangsten en bijvangsten

  • 1. 
    Vis van bestanden waarvoor vangstmogelijkheden zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis:
 

a)

is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt;

 

b)

samen met andere soorten dan haring of sprot is gevangen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm, op voorwaarde dat de vangsten niet aan boord of bij aanvoer worden gesorteerd.

  • 2. 
    Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 1, onder b), bedoelde vangsten.
  • 3. 
    Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor haring is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die haring bevatten.
  • 4. 
    Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum voor sprot is opgebruikt, mogen de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap zijn geregistreerd en actief zijn in de visserijtak waarvoor het quotum is vastgesteld, geen ongesorteerde vangsten aanvoeren die sprot bevatten.

Artikel 7

Beperkingen van de visserijinspanning

De beperkingen van de visserijinspanning zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 8

Technische overgangsmaatregelen

De technische overgangsmaatregelen zijn vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Gegevensoverdracht

Wanneer de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    SILVA
 

 

BIJLAGE I

Toegestane aanvoer en daarbij in acht te nemen voorschriften voor het meerjarenbeheer van de vangstmogelijkheden per soort en per zone voor vaartuigen van de Gemeenschap in zones met vangstbeperkingen

Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, de toewijzing daarvan aan de lidstaten en de daaraan verbonden voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de quota.

Per zone staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In deze tabellen worden voor de verschillende soorten de volgende codes gebruikt:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Platichthys flesus

FLE

Bot

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

6 245

 

Duitsland

24 579

 

Finland

3

 

Polen

5 797

 

Zweden

7 926

 

EG

44 550

 

TAC

44 550

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

71 344

 

Zweden

15 676

 

EG

87 020

 

TAC

87 020

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

3 358

 

Duitsland

890

 

Estland

17 148

 

Finland

33 472

 

Letland

4 232

 

Litouwen

4 456

 

Polen

38 027

 

Zweden

51 047

 

EG

152 630

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Zone

:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

16 668

 

Letland

19 426

 

EG

36 094

 

TAC

36 094

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone

:

Deelsectoren 25-32 (EG-wateren)

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

8 905

 

Duitsland

3 542

 

Estland

868

 

Finland

681

 

Letland

3 311

 

Litouwen

2 181

 

Polen

10 255

 

Zweden

9 022

 

EG

38 765

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone

:

Deelsectoren 22-24 (EG-wateren)

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

8 390

 

Duitsland

4 102

 

Estland

186

 

Finland

165

 

Letland

694

 

Litouwen

450

 

Polen

2 245

 

Zweden

2 989

 

EG

19 221

 

TAC

19 221

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone

:

IIIbcd (EG-wateren)

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

Denemarken

2 293

 

Duitsland

255

 

Polen

480

 

Zweden

173

 

EC

3 201

 

TAC

3 201

Voorzorgs-TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone

:

IIIbcd (EG-wateren) met uitzondering van deelsector 32

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

75 511  (1)

 

Duitsland

8 401  (1)

 

Estland

7 674  (1)

 

Finland

94 157  (1)

 

Letland

48 028  (1)

 

Litouwen

5 646  (1)

 

Polen

22 907  (1)

 

Zweden

102 068  (1)

 

EG

364 392  (1)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Zone

:

Deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 581  (2)

 

Finland

13 838  (2)

 

EG

15 419  (2)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone

:

IIIbcd (EG-wateren)

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

44 833

 

Duitsland

28 403

 

Estland

52 060

 

Finland

23 469

 

Letland

62 877

 

Litouwen

22 745

 

Polen

133 435

 

Zweden

86 670

 

EG

454 492

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

  • (1) 
    Aantal stuks.
  • (2) 
    Aantal stuks.
 

BIJLAGE II

  • 1. 
    Beperkingen van de visserijinspanning
 
 

1.1.

De lidstaten zien erop toe dat de visserij door onder hun vlag varende vissersvaartuigen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, slechts wordt toegestaan gedurende ten hoogste:

 

a)

223 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is;

 

b)

178 buitengaats doorgebrachte dagen in de deelsectoren 25-27, en 28.2 met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

 
 

1.2.

Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de in punt 1.1, onder a) en onder b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1.1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het hoogste aantal dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.

 
 

1.3.

De Commissie mag ten hoogste vier extra buitengaats doorgebrachte dagen aan de lidstaten toewijzen op basis van de definitieve beëindigingen, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (1), van visserijactiviteiten die sinds 1 januari 2005 in de betrokken zones hebben plaatsgevonden met één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 genoemde soorten vistuig.

 
 

1.4.

Lidstaten die wensen te profiteren van de in punt 1.3 bedoelde toewijzingen, dienen uiterlijk op 30 januari 2008 bij de Commissie een verzoek in dat vergezeld gaat van verslagen met de bijzonderheden over de betrokken definitieve beëindigingen van visserijactiviteiten. Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 1.1 vastgestelde aantal buitengaats doorgebrachte dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

 

BIJLAGE III

TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN

  • 1. 
    Beperkingen van de visserij op bot en tarbot
 
 

1.1.

Het is verboden de volgende vissoorten die zijn gevangen in de geografische zones en tijdens de perioden die hierna worden gespecificeerd, aan boord te houden:

 

Soort

Geografische zone

Periode

Bot (Platichthys flesus)

Deelsectoren 26-28, 29, bezuiden 59°30′NB

Deelsector 32

15 februari tot en met 15 mei

15 februari tot en met 31 mei

Tarbot (Psetta maxima)

Deelsectoren 25-26, 28, bezuiden 56°50′NB

1 juni tot en met 31 juli

  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in punt 1 geldt dat, wanneer wordt gevist met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 105 mm of meer, of met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 100 mm of meer, de bijvangsten van bot en tarbot aan boord mogen worden gehouden en aangevoerd, mits het aandeel van deze soorten niet meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst in levend gewicht die aan boord wordt gehouden en aangevoerd tijdens de in dat punt vastgestelde verbodsperioden.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.