Verordening 2008/40 - 16 januari 2008 vaststelling, voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

1.

Wettekst

23.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 19/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 40/2008 VAN DE RAAD

van tot 16 januari 2008 vaststelling,

voor 2008, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (3), en met name op de artikelen 6 en 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (4), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland (5), en met name op de artikelen 5 en 6,

Gelet op Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (6), en met name op artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal (7), en met name op de artikelen 3 en 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee (8), en met name op de artikelen 6 en 9,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (STECF), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

 

(2)

Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van die verordening.

 

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

 

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgelegd om de lidstaten in staat te stellen de onder hun vlag varende vissersvaartuigen te beheren.

 

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

 

(6)

Bij de benutting van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de Gemeenschapswetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (9), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (10), Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (11), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (12), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (13), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (14), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (15), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (16), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (17), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (19), Verordening (EG) nr. 423/2004, Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (20), Verordening (EG) nr. 811/2004, Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (21), Verordening (EG) nr. 2166/2005, Verordening (EG) nr. 388/2006, Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (22), Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (23), Verordening (EG) nr. 509/2007, Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (24), Verordening (EG) nr. 676/2007 (25) en Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (26).

 

(7)

Er moet nader worden bepaald dat indien mariene organismen die tijdens uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek bedoelde visserijactiviteiten zijn gevangen, worden verkocht, de bepalingen van deze richtlijn tevens van toepassing zijn op dergelijke visserijactiviteiten. Volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is het noodzakelijk de toepassing te handhaven van een regeling voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-zone VIII. De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII vast in het licht van de wetenschappelijke informatie die in de eerste helft van 2008 wordt verzameld en in het licht van de uitkomst van de besprekingen die momenteel plaatsvinden in het kader van een meerjarenplan voor ansjovis.

 

(8)

Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een systeem te handhaven, zij het met herziening, voor het beheer van de visserijinspanning op zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van zone IIa.

 

(9)

Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserijinspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

 

(10)

Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserijinspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC's overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden ter zake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

 

(11)

De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2007 een aantal technische en controlemaatregelen goedgekeurd. Deze maatregelen moeten worden uitgevoerd.

 

(12)

Tijdens haar XXVIe jaarlijkse vergadering in 2007 heeft de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren) de maximaal toegestane vangsten bepaald voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR heeft ook ingestemd met de deelname van vaartuigen van de Gemeenschap aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast.

 

(13)

Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij CCAMLR, waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door die commissie voor het seizoen 2007-2008 goedgekeurde TAC's en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen.

 

(14)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 (27) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in de verordening bedoelde maatregelen worden toegepast.

 

(15)

De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, met Noorwegen (28), de Faeröer (29) en Groenland (30) overleg gepleegd over de visserijrechten.

 

(16)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangst- en/of inspanningsbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

 

(17)

Tijdens de besprekingen, in 2007, over een oorspronkelijk in 2008 in te voeren alternatief systeem voor inspanningsbeheer op basis van maximumaantallen kilowattdagen, is aan het licht gekomen dat er meer tijd nodig is om de nationale administratieve procedures aan te passen aan de eisen die een dergelijk beheerssysteem stelt. Het huidige inspanningsbeheerssysteem op basis van zeedagen wordt in 2008 gehandhaafd, en de bedoeling is dat de besprekingen over een op kilowattdagen gebaseerd inspanningsbeheerssysteem in 2008 worden voortgezet met het oog op de invoering ervan in 2009.

 

(18)

Om de beperkingen van de visserijinspanning op kabeljauw aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen gehandhaafd teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van die verordening.

 

(19)

Zo moeten sommige tijdelijke bepalingen inzake het gebruik van VMS-gegevens voor een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking van het inspanningsbeheer worden gehandhaafd.

 

(20)

Om de beperkingen van de visserijinspanning op tong aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 509/2007, worden alternatieve regelingen vastgesteld teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van die verordening.

 

(21)

Om de beperkingen van de visserijinspanning op schol en tong aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 676/2007, worden alternatieve regelingen vastgesteld teneinde de visserijinspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 9, lid 2, van die verordening.

 

(22)

Voor de kabeljauwbestanden in de Noordzee, het Skagerrak en het westelijk Kanaal, in de Ierse Zee en het westen van Schotland, en voor de heek- en langoustinebestanden in de ICES-zones VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserijinspanning worden aangepast.

 

(23)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2008 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij worden uitgevoerd.

 

(24)

Volgens wetenschappelijk advies van ICES moeten naast de vangstbeperkingen ook andere beschermingsmaatregelen worden genomen om de paaibestanden van blauwe leng in de ICES-zones VI en VII te beschermen.

 

(25)

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de praktijk bij de visserij met kieuw- en warrelnetten in de ICES-zones VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj, VIIk, VIII, IX, X en XII een ernstige bedreiging vormt voor diepzeesoorten. Totdat meer duurzame maatregelen worden vastgesteld, moeten echter overgangsmaatregelen worden genomen die deze vorm van visserij onder bepaalde voorwaarden toestaan.

 

(26)

Overeenkomstig de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 26 november 2007 moeten technische maatregelen om de selectiviteit van gesleept vistuig te verhogen zodat de teruggooi van wijting in de Noordzee wordt verminderd, in het eerste deel van 2008 worden getest.

 

(27)

Met het oog op duurzame exploitatie van de heek- en langoustinebestanden en vermindering van de teruggooi, moet een beroep kunnen worden gedaan op de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig in de ICES-zones VIIIa, VIIIb en VIIId.

 

(28)

Het gebruik van vistuig waarmee geen langoustine wordt gevangen, moet worden toegestaan in bepaalde gebieden waar de soort wordt beschermd en niet mag worden gevist.

 

(29)

Overeenkomstig het advies van het STECF zijn bepaalde sluitingen van paaiplaatsen voor haring niet nodig om de duurzame exploitatie van deze soort in ICES-zone VIa te waarborgen.

 

(30)

De controle op aanvoer en overlading van bevroren vis in havens van de Gemeenschap door vissersvaartuigen van derde landen moet, zoals aanbevolen door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC), worden gehandhaafd. In november 2007 heeft de NEAFC een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, ongemelde en ongereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

 

(31)

Ter bevordering van de instandhouding van octopus, en met name om de jonge exemplaren te beschermen, moet in 2008 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het gebied van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (CECAF), in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

 

(32)

Overeenkomstig advies van het STECF wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) in 2008 onder bepaalde voorwaarden toegestaan in ICES-zones IVc en IVb Zuid.

 

(33)

De Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) is er tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2007 niet in geslaagd vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vast te stellen, en hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten maatregelen worden goedgekeurd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen.

 

(34)

Tijdens haar derde jaarlijkse vergadering heeft de Commissie voor de visserij in het centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan (WCPFC) inspanningsbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn, zwaardvis en witte tonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. De Gemeenschap is sinds januari 2005 lid van de WCPFC. Het is bijgevolg noodzakelijk deze maatregelen in Gemeenschapsrecht op te nemen om het duurzaam beheer van de onder de rechtsmacht van de betrokken organisatie vallende bestanden te waarborgen.

 

(35)

Tijdens zijn jaarlijkse vergaderingen in 2006 en 2007 heeft de Algemene Raad voor de Visserij in de Middellandse Zee (GFCM) een aantal aanbevelingen goedgekeurd inzake technische maatregelen voor bepaalde visserijtakken in de Middellandse Zee. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden, moeten deze maatregelen in 2008 worden uitgevoerd in afwachting van de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006.

 

(36)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2007 heeft de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) vangstbeperkingen vastgesteld voor visbestanden in het SEAFO-verdragsgebied en de voorwaarden vastgesteld voor de hervatting van de visserijactiviteiten in thans gesloten visgebieden, alsmede gedetailleerde voorschriften voor de havenstaatcontroles. Deze maatregelen moeten in de communautaire wetgeving worden opgenomen.

 

(37)

Tijdens haar jaarlijkse vergaderingen in 2006 en 2007 heeft de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) een aantal beheers- en controlemaatregelen vastgesteld. Deze maatregelen moeten in de communautaire wetgeving worden opgenomen.

 

(38)

Tijdens de derde internationale vergadering over de oprichting van een nieuwe Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPFO) in mei 2007, hebben de deelnemers tussentijdse maatregelen goedgekeurd om de pelagische en de bodemvisserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan te reguleren. Deze maatregelen moeten in de communautaire wetgeving worden opgenomen.

 

(39)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2007 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) de quota en de gewijzigde quota goedgekeurd waarin rekening is gehouden met de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. De ICCAT heeft voorts een technische instandhoudingsmaatregel voor zwaardvis in de Middellandse Zee in 2008 aangenomen. Teneinde bij te dragen tot de instandhouding van visbestanden moet deze maatregel worden uitgevoerd.

 

(40)

Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de verscherpte controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden gehandhaafd.

 

(41)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (31) te voorkomen, is het van essentieel belang dat die visserijtakken op 1 januari 2008 worden opengesteld en dat in januari 2008 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2008 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2009 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserijinspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

Artikel 2

Werkingssfeer

  • 1. 
    Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:
 

a)

vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” genoemd, en

 

b)

vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” genoemd), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” genoemd).

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is het bepaalde in deze verordening, behalve punt 4.2 van bijlage III en voetnoot 1 van bijlage IX, niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert, en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld. Lidstaten die voor wetenschappelijk onderzoek bedoelde visserijactiviteiten uitvoeren, stellen de Commissie, de lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, de ICES en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (STECF) in kennis van alle vangsten uit dergelijke visserijactiviteiten.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

 

a)

„totaal toegestane vangsten (TAC's)”: de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangevoerd;

 

b)

„quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC's;

 

c)

„internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

 

a)

voor de ICES-zones (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91;

 

b)

voor het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

 

c)

voor het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

 

d)

voor de „Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-zone IXa ten oosten van 7o23′48″ WL;

 

e)

voor de GFCM-zone (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee): de afbakening van Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (32);

 

f)

voor de CECAF-zones (Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic — Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (33);

 

g)

voor het „NEAFC-verdragsgebied”: de wateren als bedoeld in artikel 1 van het aan Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (34) gehechte Verdrag;

 

h)

voor het „gereglementeerd NEAFC-gebied”: dat deel van het NEAFC-verdragsgebied dat buiten de gebieden ligt waarin de verdragsluitende partijen van de NEAFC jurisdictie over de visserij uitoefenen;

 

i)

voor de NAFO-zones (Northwest Atlantic Fisheries Organisation — Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (35);

 

j)

voor „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied dat niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van de kuststaten valt;

 

k)

voor de SEAFO (South East Atlantic Fisheries Organisation — Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan): de afbakening van Besluit 2002/738/EG van de Raad van 22 juli 2002 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (36);

 

l)

voor de ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas — Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen): de afbakening van Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (37);

 

m)

voor de CCAMLR-zones (Convention on the Conservation of Antarctic Marine Living Resources — Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004;

 

n)

voor de IATTC-zone (Inter American Tropical Tuna Convention — Interamerikaanse Commissie voor tropische tonijn): de afbakening van Besluit 2006/539/EG van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (38);

 

o)

voor de IOTC-zone (Indian Ocean Tuna Commission — Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan): de afbakening van Besluit 95/399/EG van de Raad van 18 september 1995 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (39);

 

p)

voor de SPFO-zone (South Pacific Regional Fisheries Management Organisation — Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan): het gebied op open zee ten zuiden van de evenaar, ten noorden van het CCAMLR-verdragsgebied, ten oosten van het SIOFA-verdragsgebied, zoals vastgesteld in Besluit 2006/496/EG van de Raad van 6 juli 2006 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (40), en ten westen van de gebieden die onder de visserijjurisdictie van de Zuid-Amerikaanse staten vallen;

 

q)

voor de WCPFC-zone (Western and Central Pacific Fisheries Convention — Commissie voor de visserij in het centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan): de afbakening van Besluit 2005/75/EG van de Raad van 26 april 2004 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (41).

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5

Vangstbeperkingen en toewijzingen

  • 1. 
    De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG-wateren of bepaalde niet-EG-wateren en de verdeling van deze vangstbeperkingen tussen de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, worden vastgesteld in bijlage I.
  • 2. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 11, 20 en 21 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserijjurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.
  • 3. 
    De Commissie stelt de vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa vast volgens de regels in punt 6 van bijlage IID.
  • 4. 
    De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de Groenlandse wateren van de ICES-zones V en XIV voor de Gemeenschap vast op 7,7 % van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.
  • 5. 
    De vangstbeperkingen voor het keverbestand in ICES-zone IIIa en in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV en voor het sprotbestand in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2008 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2008 worden verzameld.
  • 6. 
    De Commissie mag de vangstbeperkingen voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII vaststellen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2008 worden verzameld.
  • 7. 
    Als gevolg van een herziening van het keverbestand overeenkomstig lid 5 kunnen de vangstbeperkingen voor het wijtingbestand in ICES-zone IIIa en ICES-zone IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa en voor het schelvisbestand in ICES-zone IIIa en in de EG-wateren van ICES-zones IIIb, IIIc en IIId en in ICES-zone IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien om rekening te houden met de industriële bijvangsten in de kevervisserij.

Artikel 6

Verboden soorten

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:

 

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

 

witte haai (Carcharodon carcharias).

Artikel 7

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
 

a)

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

 

b)

het aan een andere lidstaat toewijzen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

 

c)

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

 

e)

verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

  • 2. 
    In afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96 wordt voor de overdracht van quota naar 2009 artikel 4, lid 2, van die verordening toegepast op alle bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld.

Artikel 8

Beperkingen van de visserijinspanningen en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

  • 1. 
    Vanaf 1 februari 2008 tot en met 31 januari 2009 zijn de beperkingen van de visserijinspanning en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in:
 

a)

bijlage IIA van toepassing op het beheer van sommige bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, de ICES-zones IV, VIa, VIIa en VIId, en de EG-wateren van ICES-zone IIa;

 

b)

bijlage IIB van toepassing op het beheer van heek en langoustine in de ICES-zones VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz;

 

c)

bijlage IIC van toepassing op het beheer van de tongbestanden in ICES-zone VIIe;

 

d)

bijlage IID van toepassing op het beheer van de zandspieringbestanden in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa.

  • 2. 
    Voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 blijven voor de in lid 1 genoemde bestanden de visserijinspanning en daaraan verbonden voorwaarden van bijlage IIA, IIB, IIC en IID van Verordening (EG) nr. 41/2007 van toepassing.
  • 3. 
    De voor 2008 geldende visserijinspanning voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa en IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa wordt door de Commissie vastgesteld volgens de regels in de punten 4 en 5 van bijlage IID.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2008 geldende visserijinspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 75 % van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke er werd beschikt over visdocumenten voor diepzeevisserij en/of er diepzeesoorten, als opgesomd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002, werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg is gevangen van andere diepzeesoorten dan grote zilvervis.

Artikel 9

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

  • 1. 
    Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:
 

a)

die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt, of

 

b)

die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat nog niet is opgebruikt.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangevoerd, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:
 

a)

andere soorten dan haring en makreel, op voorwaarde dat

 

i)

die soorten samen met andere soorten zijn gevangen met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98, en

 

ii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd;

of

 

b)

makreel, op voorwaarde dat

 

i)

die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen;

 

ii)

de vangst van die soort ten hoogste 10 % bedraagt het totale gewicht van de aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en

 

iii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd.

  • 3. 
    Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.
  • 4. 
    Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.

Artikel 10

Ongesorteerde aanvoer in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en de EG-wateren van ICES-zone IIa

  • 1. 
    Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 is niet van toepassing op haring die wordt gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa.
  • 2. 
    Wanneer de voor een lidstaat vastgestelde vangstbeperkingen voor haring in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.
  • 3. 
    De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanvoer van soorten die zijn gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa.
  • 4. 
    Ongesorteerde vangsten uit de ICES-zones IIIa, IV en VIId en uit de EG-wateren van ICES-zone IIa mogen alleen worden aangevoerd in havens of andere aanvoerplaatsen waar een in lid 1 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.

Artikel 11

Toegangsbeperkingen

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden te vissen in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

Artikel 12

Bepaling van de maaswijdte en de twijndikte

De in deze verordening genoemde maaswijdten en twijndiktes worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 129/2003 van de Commissie van 24 januari 2003 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de bepaling van de maaswijdte en de twijndikte van visnetten (42), wanneer vissersvaartuigen van de Gemeenschap worden geïnspecteerd door inspecteurs van de Gemeenschap, inspecteurs van de Commissie en nationale inspecteurs.

Artikel 13

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vaartuigen van de Gemeenschap geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

VANGSTBEPERKINGEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 14

Vergunning

Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Venezuela of van Noorwegen, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 15 tot en met 18 en 22 tot en met 28 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.

Artikel 15

Verboden soorten

Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:

 

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

 

witte haai (Carcharodon carcharias).

Artikel 16

Geografische beperkingen

  • 1. 
    Visservaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd staan op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES-zone IV, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43o00′ NB, met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde gebied.
  • 2. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, mogen in het Skagerrak vissen buiten vier zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.
  • 3. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het departement Frans-Guyana.

Artikel 17

Doorvaart door wateren van de Gemeenschap

De netten van vissersvaartuigen uit derde landen die op doorvaart zijn door de wateren van de Gemeenschap, moeten met inachtneming van de onderstaande voorschriften zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

 

a)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

 

b)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

Artikel 18

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen door vissersvaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum nog niet heeft opgebruikt.

Artikel 19

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vissersvaartuigen van derde landen geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK IV

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 20

Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

  • 1. 
    Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mogen vaartuigen van de Gemeenschap slechts in de wateren van een derde land vissen, indien zij daarvoor beschikken over een vergunning die door de autoriteiten van dat derde land is uitgereikt.
  • 2. 
    Bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee geldt lid 1 evenwel niet voor de volgende vaartuigen van de Gemeenschap:
 

a)

vaartuigen van 200 BT of minder, of

 

b)

vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie zijn bestemd, of

 

c)

vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.

  • 3. 
    Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen van de Gemeenschap waarop de aanvragen betrekking hebben. De Commissie zendt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.
  • 4. 
    Indien een lidstaat quota in de in bijlage IV, deel I, genoemde visserijzones aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”) worden daarbij ook de overeenkomstige vergunningen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage IV, deel I, vermelde totale aantal vergunningen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.
  • 5. 
    De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.

Artikel 21

Faeröer

Vaartuigen van de Gemeenschap die een vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren in kennis stellen van deze wijziging.

HOOFDSTUK V

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 22

Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

  • 1. 
    In afwijking van artikel 28 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 hoeven vissersvaartuigen van minder dan 200 BT die de vlag van Noorwegen voeren, niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.
  • 2. 
    De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan.
  • 3. 
    Vissersvaartuigen van derde landen die op 31 december 2007 mogen vissen, mogen hun activiteiten vanaf 1 januari 2008 voortzetten totdat de lijst van vissersvaartuigen met een visvergunning aan de Commissie is voorgelegd en door haar is goedgekeurd.

Artikel 23

Aanvragen om visvergunningen en speciale visdocumenten

Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om visvergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

 

a)

naam van het vaartuig;

 

b)

registratienummer;

 

c)

op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

 

d)

haven van registratie;

 

e)

naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

 

f)

brutotonnage (BT) en lengte over alles;

 

g)

motorvermogen;

 

h)

oproepnummer en radiofrequentie;

 

i)

vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

 

j)

gebied waarin zal worden gevist;

 

k)

soorten waarop zal worden gevist;

 

l)

periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 24

Aantal visvergunningen

Het aantal visvergunningen en de daaraan verbonden speciale voorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel II, is aangegeven.

Artikel 25

Annulering en intrekking

  • 1. 
    Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.
  • 2. 
    Visvergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen, geheel of gedeeltelijk ingetrokken als het in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quotum is opgebruikt.
  • 3. 
    Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Artikel 26

Niet-naleving

  • 1. 
    Voor vissersvaartuigen van derde landen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen visvergunningen of speciale visdocumenten afgegeven.
  • 2. 
    De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vissersvaartuigen van derde landen die naar aanleiding van een overtreding van de desbetreffende voorschriften van deze verordening de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

Artikel 27

Verplichtingen van de vergunninghouder

  • 1. 
    Vissersvaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 1434/98 en Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (43).
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen van derde landen houden een logboek bij waarin de in bijlage V, deel I, genoemde gegevens worden opgenomen.
  • 3. 
    Vissersvaartuigen van derde landen, met uitzondering van vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-zone IIIa vissen, delen de Commissie de in bijlage VI bedoelde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

Artikel 28

Bijzondere bepalingen betreffende het departement Frans-Guyana

  • 1. 
    Visvergunningen voor de wateren van het departement Frans-Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaars van de vissersvaartuigen van derde landen zich ertoe verbinden om een waarnemer aan boord van hun vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.
  • 2. 
    Vissersvaartuigen van derde landen die vissen in de wateren van het departement Frans-Guyana houden een logboek bij volgens het model in bijlage V, deel II. De vangstgegevens worden via de Franse autoriteiten aan de Commissie meegedeeld wanneer zij daarom verzoekt.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP BIJ DE VISSERIJ IN DE MIDDELLANDSE ZEE

Artikel 29

Instelling van een gesloten seizoen voor de visserij op goudmakreel met visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD's)

  • 1. 
    Ter bescherming van goudmakreel (Coryphaena hippurus), in het bijzonder jonge dieren, is de visserij op goudmakreel met visaantrekkende structuren (FAD's) van 1 januari 2008 tot en met 14 augustus 2008 verboden in alle geografische deelgebieden van het GFCM-verdragsgebied als vastgesteld in Resolutie GFCM/31/2007/2 die in bijlage XIV is vervat.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen lidstaten, indien zij aantonen dat de vaartuigen die hun vlag voeren wegens slechte weersomstandigheden hun gewone visdagen in een gegeven jaar niet hebben kunnen opgebruiken, de verloren gegane dagen in de FAD-visserij overdragen tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar. Lidstaten die van deze overdrachtregeling gebruik wensen te maken, dienen uiterlijk 1 januari 2009 bij de Commissie een aanvraag in voor het extra aantal dagen waarop aan vaartuigen met visaantrekkende structuren zal worden toegestaan om van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 tijdens het gesloten seizoen op goudmakreel te vissen. Bij de aanvraag dient de volgende informatie te worden verstrekt:
 

a)

een verslag met opgave van de redenen waarom de visserijactiviteiten zijn stopgezet, gestaafd met weerkundige gegevens;

 

b)

naam van het vaartuig;

 

c)

registratienummer;

 

d)

op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers, zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (44).

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie door naar het secretariaat van de GFCM.

  • 3. 
    De lidstaten doen de Commissie uiterlijk 1 november 2008 een verslag toekomen over de tenuitvoerlegging van de in lid 2 bedoelde maatregel voor het jaar 2007.
  • 4. 
    De lidstaten brengen voor 15 januari 2009 aan de Commissie verslag uit over de totale aanvoer en overlading van goudmakreel in 2008 door de vaartuigen die hun vlag voeren in alle geografische deelgebieden van het GFCM-verdragsgebied als vastgesteld in Resolutie GFCM/31/2007/2 die in bijlage XIV is vervat.

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie door naar het secretariaat van de GFCM.

Artikel 30

Instelling van gebieden waar voor de visserij beperkende maatregelen gelden ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

  • 1. 
    Het is verboden met sleepdreggen en bodemtrawlnetten te vissen in de gebieden afgebakend door lijnen die de volgende punten met elkaar verbinden:
 

a)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „Lophelia reef off Capo Santa Maria di Leuca”

 

39o 27,72' NB, 18o 10,74' OL

 

39o 27,80' NB, 18o 26,68' OL

 

39o 11,16' NB, 18o 04,28' OL

 

39o 11,16' NB, 18o 35,58' OL

 

b)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Nile delta area cold hydrocarbon seeps”

 

31o 30,00' NB, 33o 10,00' OL

 

31o 30,00' NB, 34o 00,00' OL

 

32o 00,00' NB, 34o 00,00' OL

 

32o 00,00' NB, 33o 10,00' OL

 

c)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Eratosthemes Seamount”

 

33o 00,00' NB, 32o 00,00' OL

 

33o 00,00' NB, 33o 00,00' OL

 

34o 00,00' NB, 33o 00,00' OL

 

34o 00,00' NB, 32o 00,00' OL.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast om kwetsbare diepzeehabitats in de in lid 1 afgebakende gebieden te beschermen en in het bijzonder om ze te vrijwaren tegen de impact van andere activiteiten dan de visserij, die de instandhouding van de kenmerken van deze bijzondere habitats in gevaar zou brengen.

Artikel 31

Minimummaaswijdte van trawlnetten die in bepaalde plaatselijke en seizoensgebonden takken van demersale trawlvisserij worden gebruikt

  • 1. 
    In afwijking van artikel 8, lid 1, onder h), en van artikel 9, lid 3, punt 2), van Verordening (EG) nr. 1967/2006 mogen de lidstaten vissersvaartuigen die hun vlag voeren blijven toestaan een maaswijdte van de kuil van minder dan 40 mm in gestrekte toestand te gebruiken om in bepaalde plaatselijke en seizoensgebonden takken van demersale trawlvisserij te worden gebruikt voor de bevissing van niet met derde landen gedeelde visbestanden.
  • 2. 
    Lid 1 is alleen van toepassing op visserijactiviteiten die reeds formeel door de lidstaten zijn goedgekeurd overeenkomstig de op 1 januari 2007 geldende nationale wetgeving en behelst geen toekomstige toename van de visserijinspanning ten opzichte van 2006.
  • 3. 
    De lidstaten zenden de Commissie vóór 5 januari 2008 via de gebruikelijke elektronische weg de lijst met vaartuigen toe waaraan overeenkomstig lid 1 toestemming is verleend. De lijst met vaartuigen waaraan toestemming is verleend, bevat de volgende informatie:
 

a)

het nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister (CFR), en de externe kentekens als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie;

 

b)

de toegestane visserijactiviteit(en) van elk vaartuig, omschreven aan de hand van doelbestand(en), visserijgebied als vastgesteld in Resolutie GFCM/31/2007/2 die in bijlage XIV is vervat, en de technische maaswijdtekenmerken van het gebruikte vistuig;

 

c)

de toegestane visperiode.

  • 4. 
    De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen informatie door naar het secretariaat van de GFCM.

HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO VISSEN

Artikel 32

Vangstaangifte

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat toestemming heeft om op zwarte heilbot te vissen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat langs elektronische weg een vangstaangifte waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden zwarte heilbot, ook indien niets is gevangen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde aangifte wordt voor het eerst verzonden uiterlijk aan het einde van de tiende dag volgende op de dag waarop het vaartuig het gereglementeerde gebied van de NAFO is binnengevaren, of na het begin van de visreis. De aangifte wordt elke vijf dagen verzonden. Wanneer door de vangsten van zwarte heilbot die overeenkomstig lid 1 zijn meegedeeld, naar schatting 75 % van het aan de vlaggenlidstaat toegewezen quotum is opgebruikt, verzendt de kapitein de aangifte eens in de drie dagen.
  • 3. 
    Elke lidstaat zendt de vangstaangiften onmiddellijk na ontvangst door naar de Commissie. De Commissie zendt die informatie onmiddellijk door naar het secretariaat van de NAFO.

Artikel 33

Aanvullende controlemaatregelen

  • 1. 
    Vaartuigen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 toestemming hebben om op zwarte heilbot te vissen, mogen het gereglementeerde gebied van de NAFO alleen binnenvaren om op zwarte heilbot te vissen als ze minder dan 50 ton vangsten aan boord hebben of als de toegang is toegestaan overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
  • 2. 
    Wanneer een vaartuig dat toestemming heeft om overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 op zwarte heilbot te vissen, 50 ton of meer aan vangsten van buiten het gereglementeerde gebied van de NAFO aan boord heeft, moet het secretariaat van de NAFO ten minste 72 uur vóór binnenvaart (ENT) in het gereglementeerde gebied van de NAFO in kennis worden gesteld van de gevangen hoeveelheid aan boord, de positie (lengte/breedte) van de vermoedelijke plaats waar het vaartuig volgens de kapitein zal beginnen te vissen, en de geraamde tijd waarop die positie zal zijn bereikt.
  • 3. 
    Indien een inspectievaartuig naar aanleiding van de in lid 2 bedoelde kennisgeving laat weten van plan te zijn een inspectie uit te voeren, worden de coördinaten van een controlepunt voor een te houden inspectie aan het vissersvaartuig meegedeeld. Het controlepunt is niet meer dan 60 zeemijl verwijderd van de vermoedelijke positie waar het vaartuig volgens de kapitein met vissen zal beginnen.
  • 4. 
    Indien een vissersvaartuig dat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2115/2005 toestemming heeft om op zwarte heilbot te vissen, tegen de tijd dat het het gereglementeerde gebied van de NAFO binnenvaart, geen mededeling van het NAFO-secretariaat of van een inspectievaartuig heeft ontvangen dat een inspectievaartuig van plan is een inspectie overeenkomstig lid 3 uit te voeren, mag het vaartuig beginnen te vissen. Het vissersvaartuig mag ook beginnen met visserijactiviteiten zonder inspectie vooraf, indien het inspectievaartuig niet binnen drie uur na aankomst van het vissersvaartuig bij het controlepunt met de inspectie is begonnen.

Artikel 34

Koraalbeschermingsgebied

In NAFO-sector 3O is het in bijlage VII omschreven gebied gesloten voor alle visserijactiviteiten waarbij vistuig de bodem raakt.

HOOFDSTUK VIII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE AANVOER OF OVERLADING VAN BEVROREN VIS DIE DOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IS GEVANGEN IN HET GEBIED VAN DE NEAFC-VERDRAGSGEBIED

Artikel 35

Havenstaatcontrole

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93 en Verordening (EG) nr. 1093/94 van de Raad van 6 mei 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van derde landen vangsten rechtstreeks mogen aanvoeren en verkopen in de havens van de Gemeenschap (45), zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures van toepassing op de aanvoer en overlading in havens van de Gemeenschap van bevroren vis die door vissersvaartuigen van derde landen is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied.

Artikel 36

Aangewezen havens

Aanvoer en overlading in de wateren van de Gemeenschap zijn alleen in aangewezen havens toegestaan.

De lidstaten wijzen een plaats voor aanvoer in de haven of een plaats dichtbij de wal aan (aangewezen havens) waar de aanvoer of overlading van vis als bedoeld in artikel 35 mag plaatsvinden. De lidstaten stellen de Commissie ten minste vijftien dagen vóór de inwerkingtreding van eventuele wijzigingen van de lijst met havens die in 2007 zijn aangewezen, van die wijzigingen in kennis.

De Commissie publiceert de lijst van aangewezen havens en de wijzigingen daarin in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website.

Artikel 37

Voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven

  • 1. 
    In afwijking van het bepaalde in artikel 28 sexies, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 doet de kapitein van elk vissersvaartuig dat in artikel 35 van deze verordening bedoelde vis aan boord heeft en een haven wil aandoen voor aanvoer of overlading, of diens vertegenwoordiger, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken, daarvan ten minste drie werkdagen vóór zijn vermoedelijke aankomst melding.
  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde melding gaat vergezeld van het formulier waarvan het model is opgenomen in deel I van bijlage X, en waarvan deel A als volgt naar behoren is ingevuld:
 

a)

als het vissersvaartuig zijn eigen vangst aanvoert, wordt formulier PSC 1 gebruikt;

 

b)

als het vissersvaartuig vis heeft overgeladen, wordt formulier PSC 2 gebruikt. In dergelijke gevallen wordt voor elk overladend vaartuig een afzonderlijk formulier gebruikt.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat zenden een afschrift van het in lid 2 bedoelde formulier onverwijld door naar de vlaggenstaat van het vissersvaartuig en naar de vlaggenlidst(a)at(en) van de overladende vaartuigen als het vissersvaartuig vis heeft overgeladen.

Artikel 38

Toestemming om vis aan te voeren of over te laden

  • 1. 
    Aanvoer of overlading mag door de bevoegde autoriteiten van de havenstaat slechts worden toegestaan indien de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat voornemens is aan te voeren of over te laden, of ingeval het betrokken vaartuig buiten een haven vis heeft overgeladen, de vlaggenstaat of -staten van overladende vaartuigen door middel van een afschrift van het overeenkomstig artikel 37, lid 3, ingediende formulier waarvan deel B naar behoren is ingevuld, heeft bevestigd dat:
 

a)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

 

b)

de hoeveelheden aan boord gehouden vis naar behoren zijn aangegeven en zijn verrekend op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

 

c)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een vergunning beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen;

 

d)

de aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied met VMS-gegevens is gestaafd.

Met de aanvoer- of overladingswerkzaamheden mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde autoriteiten van de havenstaat daarvoor toestemming hebben gegeven.

  • 2. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat de aanvoer geheel of gedeeltelijk toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging te hebben ontvangen, in welk geval de betrokken vis onder toezicht van de bevoegde autoriteiten moet worden opgeslagen. De vis zal slechts voor verkoop, overname of vervoer worden vrijgegeven nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging is ontvangen. Wanneer 14 dagen na de aanvoer nog geen bevestiging is ontvangen, mogen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de geldende nationale bepalingen.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat brengen hun besluit om de aanvoer of de overlading al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de Commissie en de secretaris van de NEAFC door middel van een afschrift van het formulier volgens het model van deel I van bijlage X, waarvan deel C naar behoren is ingevuld, wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.

Artikel 39

Controles

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten controleren jaarlijks in hun havens ten minste 15 % van de aanvoer of de overlading door vissersvaartuigen van derde landen, als bedoeld in artikel 35.
  • 2. 
    De controles omvatten het uitoefenen van toezicht op de volledige los- of overladingsverrichtingen en een vergelijking van de naar soort in de voorafgaande melding opgegeven hoeveelheden met de daadwerkelijk aangevoerde of overgeladen hoeveelheden.
  • 3. 
    De inspecteurs stellen alles in het werk om een vissersvaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vissersvaartuig zo min mogelijk te verstoren en kwaliteitsverlies van de vis te vermijden.

Artikel 40

Controleverslagen

  • 1. 
    Van elke controle wordt een controleverslag opgesteld naar het model van deel II van bijlage X.
  • 2. 
    Een afschrift van elk controleverslag wordt onverwijld toegezonden aan de vlaggenstaat van het gecontroleerde vissersvaartuig en, ingeval het vissersvaartuig vis heeft overgeladen, aan de vlaggenstaat (of -staten) van de overladende vaartuigen, en aan de Commissie en de secretaris van de NEAFC wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.
  • 3. 
    Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk controleverslag wordt aan de vlaggenstaat van het gecontroleerde vissersvaartuig toegezonden wanneer deze daarom verzoekt.

HOOFDSTUK IX

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP DIE VISSEN IN HET CCAMLR-VERDRAGSGEBIED

AFDELING 1

Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

Artikel 41

Verboden en vangstbeperkingen

  • 1. 
    Gerichte visserij op de in bijlage VIII vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.
  • 2. 
    Voor nieuwe en experimentele visserij worden de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied vastgelegd in bijlage IX.

AFDELING 2

Experimentele visserij

Artikel 42

Gedragsregels voor experimentele visserij

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van Verordening nr. 601/2004 zorgen de lidstaten ervoor dat alle vissersvaartuigen van de Gemeenschap zijn uitgerust met:

 

a)

passende communicatieapparatuur (inclusief MF/HF-radio en aanwezigheid aan boord van ten minste een 406 MHz noodradiobaken (EPIRB) en opgeleide gebruikers, en indien mogelijk voorzien van GMDSS-apparatuur;

 

b)

voldoende overlevingspakken voor iedereen aan boord;

 

c)

toereikende voorzieningen voor eventuele medische noodgevallen tijdens de reis;

 

d)

voorraden voedsel, drinkwater, brandstof en reserveonderdelen voor essentiële uitrusting in geval van onvoorziene reisduur en tekorten;

 

e)

een goedgekeurd Shipboard Oil Pollution Emergency Plan (SOPEP) met maatregelen (inclusief verzekering) ter vermindering van verontreiniging van zeewater bij brandstof- of afvallekkage.

Artikel 43

Deelname aan experimentele visserij

  • 1. 
    Een vissersvaartuig dat de vlag van Spanje voert en er geregistreerd staat, en dat bij de CCAMLR is aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 en 7 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004, mag deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.
  • 2. 
    In de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen.
  • 3. 
    De maximale totale vangsten en bijvangsten in de deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2, en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied staan vermeld in bijlage XIV. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij gesloten wordt.
  • 4. 
    De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en visserijinspanningen te voorkomen. In de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen op diepten van minder dan 550 m diepte.

Artikel 44

Meldingsregelingen

Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 43 bedoelde experimentele visserij, zijn de volgende regelingen voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

 

a)

het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserijinspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en visserijinspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere periode mededelen aan de Commissie, waarna deze onverwijld moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In de deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 worden de gegevens meegedeeld per SSRU;

 

b)

het in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en visserijinspanningsgegevens;

 

c)

de melding van het totale aantal vissen en het gewicht aan Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

Artikel 45

Definitie van een uitzetting

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserijinspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).
  • 2. 
    Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:
 

a)

de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijl bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

 

b)

bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

 

c)

de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen.

Artikel 46

Onderzoeksplannen

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 44 bedoelde experimentele visserij, moeten een onderzoeksplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden uitgevoerd:

 

a)

wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” genoemd, als „onderzoeksuitzettingen”, welke moeten voldoen aan de in artikel 63, lid 2, vermelde criteria;

 

b)

de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen voldoen aan de vereisten van artikel 63, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

 

c)

na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens hetzelfde verblijf in de SSRU als dat waarin de eerste en de tweede reeks hebben plaatsgevonden;

 

d)

nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;

 

e)

in de SSRU's A, B, C, E en G van de deelgebieden 88.1 en 88.2 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoeksuitzettingen de visserij in de SSRU voortzetten.

Artikel 47

Gegevensverzamelingsplannen

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 44 bedoelde experimentele visserij, moeten een gegevensverzamelingsplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:
 

a)

de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

 

b)

de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

 

c)

het aantal en de soorten vissen die aan de oppervlakte verloren zijn gegaan;

 

d)

het aantal haken dat is aangebracht;

 

e)

het type aas;

 

f)

het percentage aas dat is aangenomen;

 

g)

het type haken; en

 

h)

de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.

  • 2. 
    Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

Artikel 48

Merkprogramma

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 ter van Verordening (EG) nr. 601/2004 dient elk beuglijnvaartuig tijdens het vissen doorlopend vissen van de soort Dissostichus spp. te merken en vrij te laten in een hoeveelheid die vermeld is in de instandhoudingsmaatregel voor die soort overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.

Artikel 49

Wetenschappelijke waarnemers

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 43 bedoelde experimentele visserij, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.
  • 2. 
    Elke lidstaat moet, met inachtneming van zijn toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, waaronder die betreffende de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal voor de nationale rechter, in het kader van deze regeling door inspecteurs van aanwijzende CCAMLR-leden opgestelde verslagen beschouwen als verslagen van zijn eigen inspecteurs, en dienovereenkomstig handelen; zowel de betrokken lidstaat als het aanwijzende CCAMLR-lid werken mee aan het vergemakkelijken van gerechtelijke of andere procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van een dergelijk verslag.

Artikel 50

Kennisgeving van het voornemen om aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004 stellen lidstaten die voornemens zijn om in het verdragsgebied als bedoeld in artikel 2 van die verordening de visserij op krielgarnaal te beoefenen, het secretariaat van de CCAMLR en de Commissie daarvan in kennis minstens vier maanden vóór de jaarlijkse vergadering van de CCAMLR onmiddellijk voorafgaand aan het seizoen waarin zij voornemens zijn de visserij te beoefenen; zij maken daartoe gebruik van het in bijlage XI van de onderhavige verordening vastgestelde formulier, zodat de CCAMLR een passende evaluatie kan uitvoeren voordat de vaartuigen beginnen te vissen.
  • 2. 
    De in lid 1 vermelde kennisgeving omvat de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie voor elk vaartuig dat van de lidstaat toestemming krijgt om aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen.
  • 3. 
    De lidstaten die voornemens zijn om in het verdragsgebied de visserij op krielgarnaal te beoefenen, geven alleen kennis van vaartuigen die ten tijde van de kennisgeving hun vlag voeren.
  • 4. 
    In afwijking van lid 3 mogen de lidstaten toestaan dat een ander vaartuig dan dat waarvan aan de CCAMLR overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 kennis is gegeven, deelneemt aan de visserij op krielgarnaal, op voorwaarde dat het vaartuig waarvan kennis is gegeven om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht hieraan niet kan deelnemen. De betrokken lidstaten brengen in dat geval het secretariaat van de CCAMLR en de Commissie onmiddellijk op de hoogte, met opgave van:
 

i)

alle bijzonderheden over het in lid 2 bedoelde vervangende vaartuig (of vaartuigen) waarmee zal worden gevist;

 

ii)

een volledig overzicht van de redenen die de vervanging rechtvaardigen, alsmede van alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties.

  • 5. 
    In afwijking van de leden 3 en 4 staan de lidstaten niet toe dat een vaartuig dat voorkomt op een van de door de CCAMLR vastgestelde lijsten van IUU-vaartuigen, aan de visserij op krielgarnaal deelneemt.

Artikel 51

Voorzorgsvangstbeperkingen voor de visserij op krielgarnaal voor bepaalde deelgebieden

  • 1. 
    De totale gecombineerde vangst van krielgarnaal in de statistische deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4 is in elk visseizoen beperkt tot 3,47 miljoen ton. De totale vangst van krielgarnaal in statistisch deelgebied 58.4.2 is in elk visseizoen beperkt tot 2,645 miljoen ton.
  • 2. 
    Totdat er, op basis van het advies van het Wetenschappelijk Comité, een verdeling van deze totale vangstbeperking tussen kleinere beheerseenheden is vastgesteld, is de totale gecombineerde vangst in de statistische deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4 in elk visseizoen beperkt tot 620 000 ton. De totale vangst in deelgebied 58.4.2 is in elk visseizoen beperkt tot 260 000 ton ten westen van 55o O.L. en 192 000 ton ten oosten van 55o O.L.
  • 3. 
    Een visseizoen begint op 1 december en eindigt op 30 november van het daaropvolgende jaar.
  • 4. 
    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de visserij op krielgarnaal in deelgebied 58.4.2 hebben ten minste één wetenschappelijk waarnemer volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming of een nationale wetenschappelijk waarnemer die aan de vereisten van die regeling voldoet, en waar mogelijk één aanvullende wetenschappelijk waarnemer aan boord bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen.

Artikel 52

Gegevensrapportageregeling voor de visserij op krielgarnaal

  • 1. 
    Vangsten van krielgarnaal worden gerapporteerd overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 601/2004.
  • 2. 
    Wanneer de totale gemelde vangst in enig visseizoen groter dan of gelijk is aan 80 % van de hoeveelheid van 620 000 ton in deelgebieden 48.1, 48.2, 48.3 en 48.4, 260 000 ton ten westen van 55o O.L. en 192 000 ton ten oosten van 55o O.L. in deelgebied 58.4.2, worden vangsten gerapporteerd overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 601/2004.
  • 3. 
    In het visseizoen volgende op het visseizoen waarin de totale vangst groter was dan of gelijk was aan 80 % van de in lid 2 vastgestelde hoeveelheden, worden de vangsten overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 601/2004 gerapporteerd wanneer de totale vangst groter was dan of gelijk is aan 50 % van die hoeveelheden.
  • 4. 
    Aan het eind van elke visseizoen krijgen de lidstaten van al hun vaartuigen de gegevens per uitzetting die nodig zijn om het formulier met gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens van de CCAMLR in te vullen. Zij delen deze gegevens uiterlijk op 1 april van het volgende jaar door middel van het trawlvisserijformulier C1 van de CCAMLR mee aan de secretaris van de CCAMLR en de Commissie.

Artikel 53

Bepaalde beperkingen voor de experimentele visserij op Dissostichus spp.

  • 1. 
    De totale vangst van Dissostichus spp. op de BANZARE Bank

(statistische sector 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie bedraagt in het visseizoen 2007/08 niet meer dan:

 

i)

een voorzorgsvangstbeperking van 150 ton die als volgt wordt toegepast:

SSRU A — 150 ton

SSRU B — 0 ton;

 

ii)

een extra vangstbeperking van 50 ton voor de wetenschappelijke bestandsopname in SSRU's A en B.

  • 2. 
    De in artikel 1, punt i), bedoelde totale vangst in SSRU A mag niet worden gevangen in de periode van 16 maart 2008 tot het einde van de wetenschappelijke bestandsopname, doch uiterlijk tot 1 juni 2008.

Artikel 54

Tijdelijk verbod op diepzeevisserij met kieuwnetten

  • 1. 
    In dit artikel geldt de volgende definitie:

Kieuwnetten zijn reeksen van enkele, dubbele of driedubbele netwanden, staand, nabij het wateroppervlak, op een bepaalde diepte tussen het oppervlak en de bodem, of op de bodem, waarin vis gevangen, verstrikt of verward geraakt. Kieuwnetten beschikken over vlotters aan de bovenlijn (bovenpees) en, in het algemeen, over gewichten aan de grondlijn (grondpees). Kieuwnetten bestaan uit enkele of, minder gebruikelijk, dubbele of driedubbele netten (bekend als „schakelnetten”) die samen worden bevestigd aan hetzelfde touwkader. Verschillende types van netten kunnen in één vistuig worden gecombineerd (bijvoorbeeld een schakelnet gecombineerd met een kieuwnet). Deze netten kunnen individueel worden gebruikt of, hetgeen gebruikelijker is, in grote aantallen die in lijn worden geplaatst („vloten” van netten). Het vistuig kan worden bevestigd, aan de bodem worden verankerd (bekend als „geankerd kieuwnet”) of drijvend worden gelaten, vrijelijk of bevestigd aan het vaartuig (bekend als „drijfnet”).

  • 2. 
    Het gebruik van kieuwnetten in het verdragsgebied voor andere doeleinden dan wetenschappelijk onderzoek is verboden totdat het Wetenschappelijk Comité verslag heeft uitgebracht over zijn onderzoek naar de mogelijke effecten van dit vistuig en de CCAMLR op basis van advies van het Wetenschappelijk Comité heeft besloten dat de vangstmethode in het verdragsgebied mag worden toegepast.
  • 3. 
    Het voorstel voor het gebruik van kieuwnetten voor wetenschappelijk onderzoek in wateren met een diepte van meer dan 100 meter dient vooraf aan het Wetenschappelijk Comité te worden gemeld en door de CCAMLR te zijn goedgekeurd voordat met het onderzoek mag worden begonnen.
  • 4. 
    Elk vaartuig dat door het verdragsgebied wil varen met kieuwnetten aan boord, moet vooraf aan het secretariaat kennis geven van zijn voornemen en daarbij de vermoedelijke tijdstippen van doorvaart door het verdragsgebied opgeven. Elk vaartuig dat in het verdragsgebied kieuwnetten aan boord heeft zonder daarvan kennis te hebben gegeven, wordt geacht een inbreuk op deze bepalingen te plegen.

Artikel 55

Beperking tot een minimum van de incidentele sterfte van zeevogels

  • 1. 
    Onverminderd artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004 lossen vaartuigen die de Spaanse methode van de beugvisserij gebruiken, de gewichten voordat de lijn begint te spannen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde beugvisserij mogen de volgende gewichten worden gebruikt:
 

a)

traditionele gewichten uit steen of beton van ten minste 8,5 kg, met een tussenafstand van maximaal 40 m;

 

b)

traditionele gewichten uit steen of beton van ten minste 6 kg, met een tussenafstand van maximaal 20 m, of

 

c)

gewichten uit massief staal, niet gemaakt van kettingschakels, van ten minste 5 kg, met een tussenafstand van maximaal 40 m.

Artikel 56

Sluiting van de visserij

  • 1. 
    Na kennisgeving, door het secretariaat van het CCAMLR, van de sluiting van een visserij, zien de lidstaten erop toe dat alle vaartuigen die onder hun vlag varen en vissen in het gebied, beheersgebied, deelgebied, sector, klein onderzoeksvak (SSRU) of een andere beheerseenheid waarvoor het bericht van sluiting geldt, al hun vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water halen.
  • 2. 
    Zodra het vaartuig de kennisgeving ontvangt, mogen binnen 24 uur na de meegedeelde datum en tijd geen andere beugen uitgezet worden. Indien de kennisgeving minder dan 24 uur voor de sluitingsdatum en -tijd wordt toegezonden, mogen na ontvangst van de kennisgeving geen andere beugen worden uitgezet.
  • 3. 
    In geval van sluiting van de visserij vertrekken alle vaartuigen uit het visserijgebied zodra al het vistuig uit het water is gehaald.
  • 4. 
    Indien een vaartuig niet in staat is om al zijn vistuig vóór de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd uit het water te halen vanwege:
 

i)

de veiligheid van het vaartuig en de bemanning;

 

ii)

de beperkingen als gevolg van slechte weersomstandigheden;

 

iii)

zeeijsbedekking; of

 

iv)

de noodzaak om het milieu in de Antarctische wateren te beschermen,

stelt het de betrokken lidstaat in kennis van de situatie. De betrokken lidstaat brengt onverwijld het secretariaat van de CCAMLR en de Commissie op de hoogte. Het vaartuig doet niettemin al het mogelijke om zijn vistuig zo spoedig mogelijk uit het water te halen.

  • 5. 
    Indien lid 4 van toepassing is, stellen de lidstaten een onderzoek in naar de activiteiten van het vaartuig en geven zij uiterlijk tegen de volgende CCAMLR-vergadering het secretariaat van de CCAMLR en de Commissie overeenkomstig hun interne procedures kennis van hun bevindingen, met inbegrip van alle ter zake doende elementen. In het eindverslag wordt beoordeeld of het vaartuig al het redelijke heeft gedaan om al zijn vistuig uit het water te halen:
 

i)

uiterlijk op de meegedeelde sluitingsdatum en -tijd; en

 

ii)

zo spoedig mogelijk na de in lid 4 bedoelde kennisgeving.

  • 6. 
    Indien een vaartuig het gesloten gebied niet verlaat zodra al het vistuig uit het water is gehaald, dient de vlaggenlidstaat of het vaartuig het secretariaat van de CCAMLR en de Commissie daarvan op de hoogte te brengen.

HOOFDSTUK X

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET SEAFO-VERDRAGSGEBIED

AFDELING 1

Vergunning om te vissen

Artikel 57

Vergunning om te vissen

  • 1. 
    De lidstaten doen de Commissie uiterlijk 1 juni 2008, zo mogelijk langs elektronische weg, de lijst toekomen van vaartuigen waaraan vergunning is verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen.
  • 2. 
    De eigenaars van de vaartuigen die zijn opgenomen in de lijst als bedoeld in lid 1 dienen burgers of rechtspersonen van de Gemeenschap te zijn.
  • 3. 
    Aan vissersvaartuigen mag slechts een vergunning worden verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen als zij in staat zijn om aan de uit het SEAFO-verdrag voortvloeiende eisen en verplichtingen te voldoen en de instandhoudings- en beheersmaatregelen ervan na te leven.
  • 4. 
    Er wordt geen vergunning afgegeven aan vaartuigen die zich in het verleden aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde („IOO”-)visserij hebben bezondigd, tenzij de nieuwe eigenaars afdoende aantonen dat de vorige eigenaars en exploitanten juridisch noch financieel enig belang in of controle over de vaartuigen hebben of dat hun vaartuigen, alle feiten in aanmerking genomen, zich niet aan IOO-praktijken bezondigen of daarbij betrokken zijn.
  • 5. 
    De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:
 

a)

naam van het vissersvaartuig, registratienummer, vroegere namen (indien bekend), en haven van registratie;

 

b)

vroegere vlag (indien van toepassing);

 

c)

internationale radioroepnaam (IRCS) (indien van toepassing);

 

d)

naam en adres van de eigenaar of eigenaars;

 

e)

type vaartuig;

 

f)

lengte;

 

g)

naam en adres van de exploitant of exploitanten (indien van toepassing);

 

h)

brutoregistertonnage; en

 

i)

vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren.

  • 6. 
    De lidstaten stellen de Commissie na het opstellen van de initiële lijst van vaartuigen met een vergunning onverwijld in kennis van alle eventuele toevoegingen, schrappingen en/of wijzigingen.

Artikel 58

Verplichtingen voor vaartuigen met een vergunning

  • 1. 
    De vaartuigen met een vergunning leven alle relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen van de SEAFO na.
  • 2. 
    De vaartuigen met een vergunning hebben een geldig registratiebewijs en een geldige vergunning om te vissen en/of over te laden aan boord.

Artikel 59

Vaartuigen zonder vergunning

  • 1. 
    De lidstaten doen het nodige om te verhinderen dat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een vergunning voorkomen, vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen en dergelijke soorten aan boord hebben, overladen of aanvoeren.
  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle feitelijke informatie waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een vergunning voorkomen, in het SEAFO-verdragsgebied betrokken zijn bij de visserij op en/of het overladen van soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen.
  • 3. 
    De lidstaten doen het nodige opdat de eigenaars van vaartuigen die op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een vergunning voorkomen, niet direct of indirect betrokken zijn bij visserijactiviteiten door vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vaartuigen met een vergunning voorkomen.

AFDELING 2

Overlading

Artikel 60

Verbod op overlading op zee

Alle lidstaten verbieden vaartuigen die hun vlag voeren om soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen in het SEAFO-verdragsgebied op zee over te laden.

Artikel 61

Overlading in de haven

  • 1. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die onder het SEAFO-verdrag vallende soorten vangen in het verdragsgebied, mogen alleen overladen in een haven van een verdragsluitende partij met voorafgaande toestemming van die verdragsluitende partij. Vissersvaartuigen van de Gemeenschap mogen slechts overladen indien zij vooraf van de vlaggenlidstaat en de havenstaat toestemming hebben gekregen om over te laden.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat hun vissersvaartuigen met een vergunning vooraf toestemming vragen om in een haven over te laden. De lidstaten zien tevens toe op de overeenstemming tussen de overgeladen hoeveelheden en de aangegeven vangst van vaartuigen en schrijven voor dat overlading wordt gemeld.
  • 3. 
    De kapitein van een vissersvaartuig van de Gemeenschap die eender welke hoeveelheid in het SEAFO-verdragsgebied gevangen, onder dat verdrag vallende soorten overlaadt op een ander vaartuig, hierna het „ontvangende vaartuig” genoemd, meldt op het tijdstip van overlading aan de vlaggenstaat van het ontvangende vaartuig de betrokken soorten en hoeveelheden, de datum van overlading en de locatie van de vangsten en zendt aan zijn vlaggenlidstaat een SEAFO-aangifte van overlading volgens het model in deel I van bijlage XI.
  • 4. 
    De kapitein van het vissersvaartuig van de Gemeenschap verstrekt minstens 24 uur van tevoren de volgende informatie aan de SEAFO-verdragsluitende partij in wiens haven de overlading zal plaatsvinden:
 

de naam van de overladende vissersvaartuigen;

 

de naam van de ontvangende vaartuigen;

 

de over te laden hoeveelheid (in ton) van elke soort;

 

de datum en haven van overlading.

  • 5. 
    Uiterlijk 24 uur vóór het begin en aan het einde van een overlading in een haven van een SEAFO-verdragsluitende partij meldt de kapitein van het ontvangende vaartuig van de Gemeenschap aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat de hoeveelheden van onder het SEAFO-verdrag vallende soorten die zich aan boord van zijn vaartuig bevinden, en hij doet de SEAFO-aangifte van aanlanding binnen 24 uur aan de bovenbedoelde autoriteiten toekomen.
  • 6. 
    De kapitein van het ontvangende vaartuig van de Gemeenschap doet 48 uur vóór de aanvoer een SEAFO-aangifte van overlading toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat waar de aanvoer zal plaatsvinden.
  • 7. 
    De lidstaten doen het nodige om de juistheid van de ontvangen informatie te controleren en werken met de vlaggenstaat samen om zich ervan te vergewissen dat de aangevoerde hoeveelheden overeenkomen met de door elk vaartuig aangegeven vangsten.
  • 8. 
    De lidstaten met vaartuigen die een vergunning hebben om in het SEAFO-verdragsgebied op onder het verdrag vallende soorten te vissen, verstrekken de Commissie uiterlijk 1 juni 2008 uitvoerige gegevens over overladingen door vaartuigen die hun vlag voeren.

AFDELING 3

Instandhoudingsmaatregelen voor het beheer van kwetsbare diepzeehabitats en -ecosystemen

Artikel 62

Gesloten gebieden

Alle visserijactiviteiten betreffende soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen door vissersvaartuigen van de Gemeenschap zijn verboden in de hierna afgebakende gebieden:

 

a)

deelsector A1

 

i)

Dampier Seamount

 

10o00'ZB 02o00'WL

10o00'ZB 00o00'OL

12o00'ZB 02o00'WL

12o00'ZB 00o00'OL;

 

ii)

Malahit Guyot Seamount

 

11o00'ZB 02o00'WL

11o00'ZB 04o00'WL

13o00'ZB 02o00'WL

13o00'ZB 04o00'WL;

 

b)

deelsector B1

Molloy Seamount

 

27o00'ZB 08o00'OL

27o00'ZB 10o00'OL

29o00'ZB 08o00'OL

29o00'ZB 10o00'OL;

 

c)

sector C

 

i)

Schmidt-Ott Seamount & Erica Seamount

 

37o00'ZB 13o00'OL

37o00'ZB 17o00'OL

40o00'ZB 13o00'OL

40o00'ZB 17o00'OL;

 

ii)

Africana seamount

 

37o00'ZB 28o00'OL

37o00'ZB 30o00'OL

38o00'ZB 28o00'OL

38o00'ZB 30o00'OL;

 

iii)

Panzarini Seamount

 

39o00'ZB 11o00'OL

39o00'ZB 13o00'OL

41o00'ZB 11o00'OL

41o00'ZB 13o00'OL;

 

d)

deelsector C1

 

i)

Vema Seamount

 

31o00'ZB 08o00'OL

31o00'ZB 09o00'OL

32o00'ZB 08o00'OL

32o00'ZB 09o00'OL;

 

ii)

Wust Seamount

 

33o00'ZB 06o00'OL

33o00'ZB 08o00'OL

34o00'ZB 06o00'OL

34o00'ZB 08o00'OL;

 

e)

sector D

 

i)

Discovery, Junoy, Shannon Seamounts

 

41o00'ZB 06o00'WL

41o00'ZB 03o00'OL

44o00'ZB 06o00'WL

44o00'ZB 03o00'OL;

 

ii)

Schwabenland & Herdman Seamounts

 

44o00'ZB 01o00'WL

44o00'ZB 02o00'OL

47o00'ZB 01o00'WL

47o00'ZB 02o00'OL.

Artikel 63

Hervatting van visserijactiviteiten in een gesloten gebied

  • 1. 
    De visserij in de in artikel 60 bedoelde gebieden wordt niet hervat totdat de vlaggenstaat de kwetsbare mariene ecosystemen heeft aangeduid en in kaart heeft gebracht, met inbegrip van zeebergen, hydrothermale bronnen en koudwaterkoralen in het gebied, en een effectbeoordeling heeft gemaakt van de hervatting van de visserij in dergelijke kwetsbare mariene ecosystemen.
  • 2. 
    De resultaten van de aanduiding, het in kaart brengen en de effectbeoordeling overeenkomstig lid 1 worden door de vlaggenstaat aan de Commissie toegezonden om te worden doorgezonden naar de jaarlijkse vergadering van het Wetenschappelijk Comité van SEAFO.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen visserijonderzoeksplannen indienen bij de Commissie om het effect van de visserij op de duurzaamheid van de visbestanden en op kwetsbare mariene habitats te beoordelen.

AFDELING 4

Maatregelen ter beperking van de incidentele bijvangsten van zeevogels

Artikel 64

Informatie over interactie met zeevogels

De lidstaten verzamelen alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, onder andere incidentele vangsten bij de visserij door hun vaartuigen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen, en delen die informatie uiterlijk 1 juni 2008 aan de Commissie mee.

Artikel 65

Risicobeperkende maatregelen

  • 1. 
    Alle vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 30o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”) aan boord te hebben en te gebruiken:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de richtsnoeren van bijlage II, deel II;

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 30o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen moeten gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord hebben.

  • 2. 
    De beuglijnen mogen alleen 's nachts worden uitgezet (d.w.z. tijdens de duisternis tussen de uren van nautische schemering (46)). Bij de nachtelijke beugvisserij mogen slechts de scheepslichten worden gebruikt die uit een oogpunt van veiligheid noodzakelijk zijn.
  • 3. 
    Tijdens het uitzetten van vistuig is het overboord gooien van afval verboden. Het overboord gooien van afval tijdens het ophalen van vistuig moet worden vermeden. Zo mogelijk wordt afval geloosd aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald. Op vaartuigen die niet onderworpen zijn aan een verplichting om afval aan boord te houden, wordt een systeem toegepast om vishaken uit afval en vissenkoppen te verwijderen voordat deze overboord worden gegooid. Voor het uitzetten worden de netten schoongemaakt en wordt alles wat zeevogels kan aantrekken, verwijderd.
  • 4. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap passen methoden voor het uitzetten en ophalen van vistuig toe waarbij de tijd dat het net met slappe mazen op het wateroppervlak ligt, tot een minimum wordt beperkt. Voor zover mogelijk worden de netten niet onderhouden terwijl ze in het water liggen.
  • 5. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap worden aangemoedigd vistuigconfiguraties te ontwikkelen die de kans minimaliseren dat vogels in aanraking komen met het netdeel waarvoor zij het meest kwetsbaar zijn. Daarbij kan worden gedacht aan het verzwaren van het net of het verminderen van het drijfvermogen zodat het sneller zinkt, of het aanbrengen van gekleurde wimpels of andere voorzieningen aan bepaalde delen van het net waar de maaswijdten een bijzonder risico voor vogels vormen.
  • 6. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die niet zijn uitgerust met een afvalverwerkingsinstallatie, die over onvoldoende capaciteit beschikken om afval aan boord te houden of die geen afval kunnen lozen aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald, krijgen geen vergunning om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen.
  • 7. 
    Alles moet in het werk worden gesteld om bij de visserij levend gevangen vogels levend te bevrijden en, wanneer dat mogelijk is, de haken te verwijderen zonder het leven van de betrokken vogels in gevaar te brengen.

AFDELING 5

Controle

Artikel 66

Bijzondere bepalingen voor zwarte Patagonische ijsvis (Dissostichus eleginoides)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat toestemming heeft om in het SEAFO-verdragsgebied op zwarte Patagonische ijsvissen te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het secretariaat van SEAFO een vangstbericht waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden zwarte Patagonische ijsvissen, ook indien niets is gevangen. Dit bericht wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die toestemming hebben om in het SEAFO-verdragsgebied op zwarte Patagonische ijsvis te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2008 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het secretariaat van SEAFO.

Artikel 67

Bijzondere bepalingen voor Rode diepzeekrab (Chaceon spp.)

  • 1. 
    De kapitein van een vaartuig dat toestemming heeft om in het SEAFO-verdragsgebied op rode diepzeekrab te vissen overeenkomstig artikel 55, zendt de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat en het secretariaat van SEAFO een vangstbericht waarin melding wordt gemaakt van de met zijn vaartuig gevangen hoeveelheden rode diepzeekrab, ook indien niets is gevangen. Dit bericht wordt gedurende de visreis iedere vijf dagen verzonden. Elke lidstaat zendt die informatie onverwijld naar de Commissie door.
  • 2. 
    Lidstaten met vaartuigen die toestemming hebben om in het SEAFO-verdragsgebied op rode diepzeekrab te vissen, verstrekken uiterlijk op 30 juni 2008 gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens aan de Commissie en aan het secretariaat van de SEAFO.

Artikel 68

Mededeling van vaartuigbewegingen en vangsten

  • 1. 
    Vissersvaartuigen en onderzoeksvaartuigen die met vergunning in het SEAFO-verdragsgebied vissen, zenden via het VMS of andere geschikte middelen berichten over het binnenvaren, de vangst en het buitenvaren („entry”-, „catch”- en „exit”-berichten) aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat en, indien de vlaggenlidstaat dat voorschrijft, aan de secretaris van de SEAFO.
  • 2. 
    Het bericht van binnenvaren wordt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voor het binnenvaren van het SEAFO-verdragsgebied meegedeeld en omvat de dag en het uur van binnenvaren, de geografische positie van het vaartuig en de hoeveelheid van elke soort (FAO-drielettercode) aan boord gehouden vis in kilogram levend gewicht.
  • 3. 
    Het vangstbericht wordt voor elke soort (FAO-drielettercode) in kg levend gewicht op het einde van elke kalendermaand verzonden.
  • 4. 
    Het bericht van buitenvaren wordt niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur vóór het verlaten van het SEAFO-verdragsgebied meegedeeld. Het omvat de dag en het uur van het verlaten, de geografische positie van het vaartuig, het aantal dagen dat is gevist en de in het SEAFO-verdragsgebied vanaf het begin van de visserijactiviteiten of sedert de laatste vangstaangifte gevangen hoeveelheden per soort (FAO-drielettercode) in kilogram levend gewicht.

Artikel 69

Wetenschappelijke waarneming en verzameling van gegevens ten behoeve van de evaluatie van de bestanden

  • 1. 
    Elke lidstaat ziet erop toe dat al zijn vissersvaartuigen die in het verdragsgebied gericht vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen, gekwalificeerde wetenschappelijke waarnemers aan boord hebben.
  • 2. 
    Elke lidstaat schrijft voor dat de gegevens die worden verzameld door de waarnemers op elk vaartuig dat zijn vlag voert, binnen 30 dagen na het verlaten van het SEAFO-verdragsgebied worden meegedeeld. De gegevens worden meegedeeld in het formaat dat door het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO wordt vastgesteld. De lidstaat doet zo spoedig mogelijk een kopie van de gegevens aan de Commissie toekomen, waarbij de vertrouwelijkheid van niet-geaggregeerde gegevens moet worden bewaard. De lidstaat mag een kopie van de gegevens eveneens bezorgen aan de secretaris van de SEAFO.
  • 3. 
    De in dit artikel bedoelde gegevens worden, zoveel als maar mogelijk is, vóór 30 juni 2008 door aangewezen waarnemers verzameld en geverifieerd.

Artikel 70

Waarnemingen van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

  • 1. 
    Vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, verstrekken hun vlaggenlidstaat informatie over eender welke visserijactiviteit in het verdragsgebied door vaartuigen die de vlag voeren van een niet-verdragsluitende partij. Deze informatie omvat onder andere:
 

a)

de naam van het vaartuig;

 

b)

het registratienummer van het vaartuig;

 

c)

de vlaggenstaat van het vaartuig;

 

d)

alle andere relevante informatie betreffende het waargenomen vaartuig.

  • 2. 
    De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie zo snel mogelijk aan de Commissie. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan de secretaris van de SEAFO.

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET IOTC-VERDRAGSGEBIED

Artikel 71

Vermindering van de bijvangst van zeevogels

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen en verstrekken alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, met inbegrip van incidentele vangsten door hun vissersschepen, aan de IOTC, en zenden een kopie naar de Commissie.
  • 2. 
    De lidstaten streven naar vermindering van het aantal zeevogels als bijvangst in alle vangstgebieden, seizoenen en visserijtakken, door gebruik te maken van doeltreffende risicobeperkende maatregelen.
  • 3. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 30o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”) aan boord te hebben en te gebruiken, en moeten daarbij aan de volgende technische bepalingen voldoen:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de door de IOTC goedgekeurde richtsnoeren.

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 30o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen moeten gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord hebben.

  • 4. 
    Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die met beuglijnen op zwaardvis vissen, het zogenaamde „Amerikaanse beuglijnsysteem” toepassen en met een lijnwerper zijn uitgerust, zijn vrijgesteld van het vereiste in lid 3.

Artikel 72

Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op tropische tonijn vissen

  • 1. 
    De lidstaten beperken het aantal vaartuigen die hun vlag voeren, een lengte over alles hebben van 24 meter of meer en die in het IOTC-gebied op tropische tonijn vissen, per type vistuig tot het visserijinspanningsniveau van 2006. Ook beperken zij het aantal vaartuigen die hun vlag voeren, een lengte over alles hebben van minder dan 24 meter en die in het IOTC-gebied buiten hun exclusieve economische zone op tropische tonijn vissen, per type vistuig tot datzelfde inspanningsniveau. De beperking van het aantal vaartuigen is proportioneel met het dienovereenkomstige totale tonnage, uitgedrukt in BRT (brutoregistertonnage) of in BT (brutotonnage). Wanneer vaartuigen worden vervangen, mag de totale tonnage niet worden overschreden.
  • 2. 
    Vaartuigen die in 2006 een administratieve procedure doorliepen en in 2006 reeds goedgekeurde schepen in aanbouw, waarvoor toestemming was ze in de vloot op te nemen, worden vrijgesteld van het bepaalde in lid 1.
  • 3. 
    Onverminderd lid 1 delen de lidstaten de Commissie vóór 1 januari 2008 het aantal vaartuigen mee dat in 2006 in het gebied op tropische tonijn viste, en hun tonnage. Daartoe moeten zij de daadwerkelijke aanwezigheid en de visserijactiviteiten van hun vaartuigen in het IOTC-gebied in 2006 controleren aan de hand van hun VMS-gegevens, hun vangstaangiften en hun gegevens over aanloophavens, of aan de hand van andere gegevens.
  • 4. 
    Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten het aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij de Commissie kunnen bewijzen dat de wijziging van het aantal vaartuigen, per type vistuig, niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
  • 5. 
    De lidstaten zien erop toe dat, wanneer wordt voorgesteld de capaciteit van hun vloot uit te breiden door de overdracht van vaartuigen, de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IOO-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.

Artikel 73

Beperking van de visserijcapaciteit van vaartuigen die op zwaardvis en witte tonijn vissen

  • 1. 
    De lidstaten beperken het aantal vaartuigen die hun vlag voeren, een lengte over alles hebben van 24 meter of meer en die in het IOTC-gebied op zwaardvis en witte tonijn vissen, per type vistuig tot het visserijinspanningsniveau van 2007. Ook beperken zij het aantal vaartuigen die hun vlag voeren, een lengte over alles hebben van minder dan 24 meter en die in het IOTC-gebied buiten hun exclusieve economische zone op zwaardvis en witte tonijn vissen, per type vistuig tot datzelfde inspanningsniveau. De beperking van het aantal vaartuigen is proportioneel met het dienovereenkomstige totale tonnage, uitgedrukt in BRT (brutoregistertonnage) of in BT (brutotonnage). Wanneer vaartuigen worden vervangen, mag de totale tonnage niet worden overschreden.
  • 2. 
    Vaartuigen die in 2007 een administratieve procedure doorliepen en in 2007 reeds goedgekeurde schepen in aanbouw, waarvoor toestemming was ze in de vloot op te nemen, worden vrijgesteld van het bepaalde in lid 1.
  • 3. 
    De lidstaten delen de Commissie vóór 1 januari 2008 het aantal vaartuigen mee dat in 2007 in het gebied op zwaardvis en witte tonijn viste, en hun tonnage. Daartoe moeten zij de daadwerkelijke aanwezigheid en de visserijactiviteiten van hun vaartuigen in het IOTC-gebied in 2007 controleren aan de hand van hun VMS-gegevens, hun vangstaangiften en hun gegevens over aanloophavens, of van andere gegevens.
  • 4. 
    Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten hun aantal vaartuigen, per type vistuig, wijzigen, mits zij de Commissie kunnen bewijzen dat de wijziging van het aantal vaartuigen, per type vistuig, niet tot een stijging van de visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt.
  • 5. 
    De lidstaten zien erop toe dat, wanneer wordt voorgesteld de capaciteit van hun vloot uit te breiden door de overdracht van vaartuigen, de over te dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere regionale tonijnvisserijorganisaties. Vaartuigen die op een lijst met IOO-vaartuigen van een regionale visserijbeheersorganisatie voorkomen, mogen niet worden overgedragen.

HOOFDSTUK XII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET SPFO-GEBIED

Artikel 74

Pelagische visserij — Capaciteitsbeperking

  • 1. 
    De lidstaten beperken de totale brutotonnage van de vaartuigen die hun vlag voeren en die op pelagische bestanden vissen in 2008 tot het niveau van de in 2007 geregistreerde totale brutotonnage in het SFPO-gebied, en wel zodanig dat de duurzame exploitatie van de pelagische visbestanden in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan is gewaarborgd.
  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie vóór 15 januari 2008 mee welke totale brutotonnage in 2007 in het gebied was geregistreerd voor de vaartuigen die in 2007 hun vlag voerden en er actief visten. Om deze informatie te kunnen meedelen, moeten de lidstaten de daadwerkelijke aanwezigheid van hun vaartuigen in het SPFO-gebied in 2007 controleren aan de hand van hun VMS-gegevens, hun vangstaangiften en hun gegevens over aanloophavens, of aan de hand van andere gegevens.
  • 3. 
    De lidstaten met een geschiedenis op het gebied van de pelagische visserij in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan, maar die die visserijactiviteiten in 2007 niet hebben uitgeoefend, mogen in 2008 wel aan die visserij deelnemen, mits zij hun visserijinspanning vrijwillig beperken. Deze lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van de naam en de kenmerken, met inbegrip van de brutotonnage, van hun vaartuigen die betrokken zijn bij de visserij in het SPFO-gebied.
  • 4. 
    De lidstaten moeten eventuele evaluaties van de bestanden en onderzoek naar pelagische bestanden in het SPFO-gebied aanbieden aan de wetenschappelijke interim-werkgroep van de SPFO om te worden beoordeeld, en moeten de actieve deelname van hun wetenschappelijke deskundigen aan de wetenschappelijke werkzaamheden op het gebied van pelagische soorten bevorderen.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen er zoveel mogelijk voor dat er voldoende waarnemers de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, observeren om de pelagische visserij in het zuidelijk deel van de Stille Oceaan in het oog te kunnen houden en om relevante wetenschappelijke informatie te verzamelen.

Artikel 75

Bodemvisserij

  • 1. 
    De lidstaten beperken de bodemvisserijinspanning of de uit die visserij voortkomende vangsten in het SPFO-gebied tot het gemiddelde van de jaarlijkse hoeveelheden in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006, wat betreft het aantal vissersvaartuigen, en wat betreft andere parameters die een maatstaf zijn voor de vangsthoeveelheid, de visserijinspanning en de visserijcapaciteit.
  • 2. 
    De lidstaten breiden hun bodemvisserijactiviteiten niet uit tot nieuwe regio's binnen het SPFO-gebied, waar die visserij momenteel niet plaatsvindt.
  • 3. 
    De vaartuigen van de Gemeenschap stoppen bodemvisserijactiviteiten binnen vijf zeemijl van alle plaatsen in het SPFO-gebied waar bij visserijactiviteiten bewijzen van de aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen worden gevonden. De vaartuigen van de Gemeenschap moeten dergelijke vondsten, de plaats ervan en het soort gevonden ecosysteem melden aan de autoriteiten van hun vlaggenstaat, de Commissie en het interim-secretariaat van de SPFO, zodat ten aanzien van de betrokken plaats de juiste maatregelen kunnen worden getroffen.
  • 4. 
    De lidstaten stellen waarnemers aan voor elk vaartuig dat hun vlag voert en dat voornemens is of voorstelt bodemtrawlactiviteiten te ondernemen in het SPFO-gebied, en zorgen ervoor dat de vaartuigen die hun vlag voeren en die in het SPFO-gebied andere bodemvisserijactiviteiten uitvoeren, voldoende door waarnemers in het oog worden gehouden.

Artikel 76

Verzameling en uitwisseling van gegevens

De lidstaten verzamelen, controleren en verstrekken gegevens overeenkomstig de procedures die in de SPFO-normen voor de verzameling, rapportage, controle en uitwisseling van gegevens zijn uiteengezet.

HOOFDSTUK XIII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET WCPFC-GEBIED

Artikel 77

Beperking van de visserijinspanning

De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en witte tonijn in het WCPFC-gebied wordt beperkt tot de visserijinspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en kuststaten in de regio is overeengekomen.

Artikel 78

Beheersplannen voor het gebruik van visaantrekkende structuren (FAD's)

  • 1. 
    Lidstaten waarvan de vaartuigen in het WCPFC-gebied mogen vissen, stellen beheersplannen op voor het gebruik van verankerde of drijvende visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD's). Deze beheersplannen omvatten strategieën om de interactie met jonge grootoog- en geelvintonijn te beperken.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde beheersplannen worden uiterlijk op 15 oktober 2008 aan de Commissie overgelegd. Op basis van die beheersplannen dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2008 een beheersplan van de Gemeenschap in bij het secretariaat van het WCPFC.

Artikel 79

Maximumaantal vaartuigen dat op zwaardvis mag vissen

In de gebieden bezuiden 20o ZB van het WCPFC-gebied mogen niet meer dan 14 vaartuigen van de Gemeenschap vissen. De deelname van de Gemeenschap aan visserijactiviteiten aldaar wordt beperkt tot vaartuigen die de vlag van Spanje voeren.

HOOFDSTUK XIV

BIJZONDER BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET ICCAT-GEBIED

Artikel 80

Vermindering van de bijvangst van zeevogels

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, onder andere incidentele vangsten, bij de visserij door hun vaartuigen, en delen die informatie mee aan het secretariaat van de ICCAT en de Commissie.
  • 2. 
    De lidstaten streven naar vermindering van het aantal zeevogels als bijvangst in alle vangstgebieden, seizoenen en visserijtakken, door gebruik te maken van doeltreffende risicobeperkende maatregelen.
  • 3. 
    Vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van 20o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen (toripalen) aan boord te hebben en te gebruiken, en moeten daarbij aan de volgende technische bepalingen voldoen:
 

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de door de ICCAT goedgekeurde richtsnoeren;

 

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van 20o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

 

c)

waar mogelijk moeten vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

 

d)

alle vaartuigen dienen gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord te hebben.

  • 4. 
    In afwijking van lid 3 mogen vissersvaartuigen van de Gemeenschap die met beuglijnen op zwaardvis vissen, monofilamenten beugen gebruiken, op voorwaarde dat deze vaartuigen:
 

a)

hun beuglijnen uitzetten in de periode tussen de nautische schemering 's ochtends en de nautische schemering 's avonds, zoals vastgesteld in de nautische almanak voor de geografische positie waar wordt gevist;

 

b)

gebruik maken van wartels met een minimumgewicht van 60 g, die niet meer dan 3 m van de haak worden geplaatst, teneinde optimale zinksnelheden te verkrijgen.

Artikel 81

Vaststelling van een gesloten gebied/seizoen voor de zwaardvisvisserij in de Middellandse Zee

Ter bescherming van de zwaardvissen, met name van kleine vissen, is het vissen op zwaardvis in de Middellandse Zee verboden van 15 oktober tot 15 november 2008.

Artikel 82

Haaien

De lidstaten nemen passende maatregelen om de visserijsterfte bij het vissen op Noord-Atlantische makreelhaai te beperken.

HOOFDSTUK XV

ILLEGALE, ONGEMELDE EN ONGEREGLEMENTEERDE VISSERIJ (IOO-VISSERIJ)

Artikel 83

Noordelijke Atlantische Oceaan

Vaartuigen die in de noordelijke Atlantische Oceaan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten uitoefenen, stellen zich bloot aan de in bijlage XII vastgestelde maatregelen.

HOOFDSTUK XVI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 84

Gegevensoverdracht

Wanneer de lidstaten op grond van artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens over de aanvoer van de hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie zenden, maken zij daartoe gebruik van de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 85

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2008, is artikel 41 van toepassing met ingang van de datum waarop de betrokken TAC van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, van 16 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    RUPEL
 

  • Deze uren staan voor alle breedtegraden en voor alle dagen in plaatselijke tijd vermeld in de zeevaartkundige almanak. Alle tijdstippen in verband met vaartuigactiviteiten of waarnemersmeldingen worden vermeld ten opzichte van GMT.
 

BIJLAGE I

VANGSTBEPERKINGEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN EG-WATEREN

Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en vallen onder het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, met name de artikelen 14 en 15.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In de onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende gewone namen vermeld:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Ammodytidae

SAN

Zandspiering

Anarhichas lupus

CAT

Zeewolf

Aphanopus carbo

BSF

Zwarte haarstaartvis

Argentina silus

ARU

Grote zilvervis

Beryx spp.

ALF

Bericyden

Boreogadus saida

POC

Arctische kabeljauw

Brosme brosme

USK

Torsk

Centrophorus squamosus

GUQ

Donkere doornhaai

Centroscymnus coelolepis

CYO

Portugese hondshaai

Cetorhinus maximus

BSK

Reuzenhaai

Chaenocephalus aceratus

SSI

Scotiazee-ijsvis

Champsocephalus gunnari

ANI

IJsvis

Channichthys rhinoceratus

LIC

Langsnuitijsvis

Chionoecetes spp.

PCR

Sneeuwkrabben

Clupea harengus

HER

Haring

Coryphaenoides rupestris

RNG

Grenadiersvis

Dalatias licha

SCK

Zwarte haai

Deania calcea

DCA

Spitssnuitsnavelhaai

Dissostichus eleginoides

TOP

Zwarte Patagonische ijsvis

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Etmopterus princeps

ETR

Grote lantaarnhaai

Etmopterus pusillus

ETP

Gladde lantaarnhaai

Etmopterus spinax

ETX

Zwarte doornhaai

Euphausia superba

KRI

Krielgarnaal

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Galeorhinus galeus

GAG

Ruwe haai

Germo alalunga

ALB

Witte tonijn

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Witje

Gobionotothen gibberifrons

NOG

Bultenijsvis

Hippoglossoides platessoides

PLA

Lange schol

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Heilbot

Hoplostethus atlanticus

ORY

Atlantische slijmkop/Orange roughy

Illex illecebrosus

SQI

Kortvinnige pijlinktvis

Lamna nasus

POR

Haringhaai

Lampanyctus achirus

LAC

Lantaarnvis

Lepidonotothen squamifrons

NOS

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidorhombus spp.

LEZ

Schartongen

Limanda ferruginea

YEL

Zandschar/Geelstaart-schar

Limanda limanda

DAB

Schar

Lophiidae

ANF

Zeeduivel

Macrourus berglax

RHG

Noordelijke grenadier

Macrourus spp.

GRV

Grenadiers

Makaira nigricans

BUM

Blauwe marlijn

Mallotus villosus

CAP

Lodde

Martialia hyadesi

SQS

Inktvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Schelvis

Merlangius merlangus

WHG

Wijting

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Micromesistius poutassou

WHB

Blauwe wijting

Microstomus kitt

LEM

Tongschar

Molva dypterigia

BLI

Blauwe leng

Molva macrophthalmus

SLI

Middellandse-Zeeleng

Molva molva

LIN

Leng

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Notothenia rossii

NOR

Gemarmerde ijsvis

Pagellus bogaraveo

SBR

Zeebrasem

Pandalus borealis

PRA

Noordse garnaal

Paralomis spp.

PAI

Krabben

Penaeus spp.

PEN

Peneide garnalen

Phycis spp.

FOX

Gaffelkabeljauwen

Platichthys flesus

FLX

Bot

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Pleuronectiformes

FLX

Platvis

Pollachius pollachius

POL

Pollak

Pollachius virens

POK

Koolvis

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Pseudochaenichthus georgianus

SGI

Georgia ijsvis

Rajidae

SRX-RAJ

Roggen

Reinhardtius hippoglossoides

GHL

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Scomber scombrus

MAC

Makreel

Scopthalmus rhombus

BLL

Griet

Sebastes spp.

RED

Roodbaarzen

Solea solea

SOL

Tong

Solea spp.

SOX

Tongen

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Squalus acanthias

DGS

Doornhaai

Tetrapturus alba

WHM

Witte marlijn

Thunnus alalunga

ALB

Witte tonijn

Thunnus albacares

YFT

Geelvintonijn

Thunnus obesus

BET

Grootoogtonijn

Thunnus thynnus

BFT

Blauwvintonijn

Trachurus spp.

JAX

Horsmakrelen

Trisopterus esmarki

NOP

Kever

Urophycis tenuis

HKW

Witte heek

Xiphias gladius

SWO

Zwaardvis

De onderstaande concordantietabel van gewone benamingen en wetenschappelijke benamingen wordt uitsluitend ter verduidelijking gegeven:

 

Ansjovis

ANE

Engraulis encrasicolus

Arctische kabeljauw

POC

Boreogadus saida

Atlantische slijmkop/Orange roughy

ORY

Hoplostethus atlanticus

Atlantische zalm

SAL

Salmo salar

Bericyden

ALF

Beryx spp.

Blauwe leng

BLI

Molva dypterigia

Blauwe marlijn

BUM

Makaira nigricans

Blauwe wijting

WHB

Micromesistius poutassou

Blauwvintonijn

BFT

Thunnus thynnus

Bot

FLX

Platichthys flesus

Bultenijsvis

NOG

Gobionotothen gibberifrons

Donkere doornhaai

GUQ

Centrophorus squamosus

Doornhaai

DGS

Squalus acanthias

Gaffelkabeljauwen

FOX

Phycis spp.

Geelvintonijn

YFT

Thunnus albacares

Gemarmerde ijsvis

NOR

Notothenia rossii

Georgia ijsvis

SGI

Pseudochaenichthus georgianus

Gladde lantaarnhaai

ETP

Etmopterus pusillus

Grenadiers

GRV

Macrourus spp.

Grenadiersvis

RNG

Coryphaenoides rupestris

Griet

BLL

Scopthalmus rhombus

Grijze zuidpoolkabeljauw

NOS

Lepidonotothen squamifrons

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

GHL

Reinhardtius hippoglossoides

Grootoogtonijn

BET

Thunnus obesus

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

Grote zilvervis

ARU

Argentina silus

Haring

HER

Clupea harengus

Haringhaai

POR

Lamna nasus

Heek

HKE

Merluccius merluccius

Heilbot

HAL

Hippoglossus hippoglossus

Horsmakrelen

JAX

Trachurus spp.

IJsvis

ANI

Champsocephalus gunnari

Inktvis

SQS

Martialia hyadesi

Kabeljauw

COD

Gadus morhua

Kever

NOP

Trisopterus esmarki

Koolvis

POK

Pollachius virens

Kortvinnige pijlinktvis

SQI

Illex illecebrosus

Krabben

PAI

Paralomis spp.

Krielgarnaal

KRI

Euphausia superba

Lange schol

PLA

Hippoglossoides platessoides

Langoustine

NEP

Nephrops norvegicus

Langsnuitijsvis

LIC

Channichthys rhinoceratus

Lantaarnvis

LAC

Lampanyctus achirus

Leng

LIN

Molva molva

Lodde

CAP

Mallotus villosus

Makreel

MAC

Scomber scombrus

Middellandse-Zeeleng

SLI

Molva macrophthalmus

Noordelijke grenadier

RHG

Macrourus berglax

Noordse garnaal

PRA

Pandalus borealis

Peneide garnalen

PEN

Penaeus spp.

Platvis

FLX

Pleuronectiformes

Pollak

POL

Pollachius pollachius

Portugese hondshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

Reuzenhaai

BSK

Cetorhinus maximus

Roggen

SRX-RAJ

Rajidae

Roodbaarzen

RED

Sebastes spp.

Ruwe haai

GAG

Galeorhinus galeus

Schar

DAB

Limanda limanda

Schartongen

LEZ

Lepidorhombus spp.

Schelvis

HAD

Melanogrammus aeglefinus

Schol

PLE

Pleuronectes platessa

Scotiazee-ijsvis

SSI

Chaenocephalus aceratus

Sneeuwkrabben

PCR

Chionoecetes spp.

Spitssnuitsnavelhaai

DCA

Deania calcea

Sprot

SPR

Sprattus sprattus

Tarbot

TUR

Psetta maxima

Tong

SOL

Solea solea

Tongen

SOX

Solea spp.

Tongschar

LEM

Microstomus kitt

Torsk

USK

Brosme brosme

Wijting

WHG

Merlangius merlangus

Witje

WIT

Glyptocephalus cynoglossus

Witte heek

HKW

Urophycis tenuis

Witte marlijn

WHM

Tetrapturus alba

Witte tonijn

ALB

Thunnus alalunga

Witte tonijn

ALB

Germo alalunga

Zandschar/Geelstaart-schar

YEL

Limanda ferruginea

Zandspiering

SAN

Ammodytidae

Zeebrasem

SBR

Pagellus bogaraveo

Zeeduivel

ANF

Lophiidae

Zeewolf

CAT

Anarhichas lupus

Zwaardvis

SWO

Xiphias gladius

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

Zwarte haarstaartvis

BSF

Aphanopus carbo

Zwarte Patagonische ijsvis

TOP

Dissostichus eleginoides

BIJLAGE IA

SKAGERRAK, KATTEGAT, ICES-zones I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, EG-wateren van CECAF en wateren van Frans Guyana

 

Soort

:

Zandspiering

Ammodytidae

Gebied

:

Noorse wateren van IV

SAN/04-N.

Denemarken

19 000

 

Verenigd Koninkrijk

1 000

 

EG

20 000

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zandspiering

Ammodytidae

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV (1)

SAN/2A3A4.

Denemarken

Niet vastgesteld

 

Verenigd Koninkrijk

Niet vastgesteld

 

Alle lidstaten

Niet vastgesteld (2)

 

EG

Niet vastgesteld

 

Noorwegen

20 000 (3)

 

TAC

Niet vastgesteld

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilvervis

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

ARU/1/2.

Duitsland

31

 

Frankrijk

10

 

Nederland

25

 

Verenigd Koninkrijk

50

 

EG

116

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilvervis

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren van III en IV

ARU/3/4.

Denemarken

1 180

 

Duitsland

12

 

Frankrijk

8

 

Ierland

8

 

Nederland

55

 

Zweden

46

 

Verenigd Koninkrijk

21

 

EG

1 331

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Grote zilvervis

Argentina silus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

ARU/567.

Duitsland

405

 

Frankrijk

9

 

Ierland

378

 

Nederland

4 225

 

Verenigd Koninkrijk

297

 

EG

5 311

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII

USK/2A47-C

EG

niet relevant

 

Noorwegen

3 350 (4)  (5)

 

TAC

niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II en XIV

USK/1214EI

Duitsland

7 (6)

 

Frankrijk

7 (6)

 

Verenigd Koninkrijk

7 (6)

 

Andere

3 (6)

 

EG

23 (6)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

Gebied: EG-wateren van III

USK/3EI.

Denemarken

14

 

Zweden

7

 

Duitsland

7

 

EG

28

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van IV

USK/4EI.

Denemarken

62

 

Duitsland

19

 

Frankrijk

44

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

94

 

Andere

6 (7)

 

EG

231

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V, VI en VII

USK/567EI.

Duitsland

6

 

Spanje

21

 

Frankrijk

254

 

Ierland

25

 

Verenigd Koninkrijk

123

 

Andere

6 (8)

 

EG

435

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Torsk

Brosme brosme

Gebied

:

Noorse wateren van IV

USK/4AB-N.

België

0

 

Denemarken

165

 

Duitsland

1

 

Frankrijk

0

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

4

 

EG

170

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (9)

Clupea harengus

Gebied

:

IIIa

HER/03A.

Denemarken

21 474

 

Duitsland

344

 

Zweden

22 463

 

EG

44 281

 

Faeröer

500 (10)

 

TAC

51 673

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (11)

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en Noorse wateren van ICES-zone IV benoorden 53o30'NB

HER/04A., HER/04B.

Denemarken

27 886

 

Duitsland

17 536

 

Frankrijk

11 965

 

Nederland

26 751

 

Zweden

2 047

 

Verenigd Koninkrijk

30 025

 

EG

116 210

 

Noorwegen

50 000 (12)

 

TAC

201 227

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren bezuiden

62oNB (HER/*04N-)

EG

50 000

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62oNB

HER/04-N.

Zweden

846 (13)

 

EG

846

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (14)

Clupea harengus

Gebied

:

Bijvangsten in IIIa

HER/03A-BC

Denemarken

9 805

 

Duitsland

87

 

Zweden

1 578

 

EG

11 470

 

TAC

11 470

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (15)

Clupea harengus

Gebied

:

Bijvangsten in IV, VIId en in EG-wateren van IIa

HER/2A47DX

België

93

 

Denemarken

18 004

 

Duitsland

93

 

Frankrijk

93

 

Nederland

93

 

Zweden

88

 

Verenigd Koninkrijk

342

 

EG

18 806

 

TAC

18 806

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring (16)

Clupea harengus

Gebied

:

VIId; IVc (17)

HER/4CXB7D

België

7 100 (18)

 

Denemarken

397 (18)

 

Duitsland

250 (18)

 

Frankrijk

6 488 (18)

 

Nederland

10 157 (18)

 

Verenigd Koninkrijk

2 269 (18)

 

EG

26 661

 

TAC

201 227

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN (19)

HER/5B6ANB.

Duitsland

2 967

 

Frankrijk

561

 

Ierland

4 009

 

Nederland

2 967

 

Verenigd Koninkrijk

16 036

 

EG

26 540

 

Faeröer

660 (20)

 

TAC

27 200

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIbc; VIaS (21)

HER/6AS7BC

Ierland

10 584

 

Nederland

1 058

 

EG

11 642

 

TAC

11 642

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VI Clyde (22)

HER/06ACL.

Verenigd Koninkrijk

800

 

EG

800

 

TAC

800

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIa (23)

HER/07A/MM

Ierland

1 250

 

Verenigd Koninkrijk

3 550

 

EG

4 800

 

TAC

4 800

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIe en VIIf

HER/7EF.

Frankrijk

500

 

Verenigd Koninkrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

1 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

VIIg (24), VIIh (24), VIIj (24) en VIIk (24)

HER/7G-K.

Duitsland

88

 

Frankrijk

487

 

Ierland

6 818

 

Nederland

487

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

EG

7 890

 

TAC

7 890

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Gebied

:

VIII

ANE/08.

Spanje

0

 

Frankrijk

0

 

EG

0

 

TAC

0

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

ANE/9/3411

Spanje

3 826

 

Portugal

4 174

 

EG

8 000

 

TAC

8 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Skagerrak (25)

COD/03AN.

België

8

 

Denemarken

2 532

 

Duitsland

64

 

Nederland

16

 

Zweden

443

 

EG

3 063

 

TAC

3 165

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Kattegat (26)

COD/03AS.

Denemarken

415

 

Duitsland

9

 

Zweden

249

 

EG

673

 

TAC

673

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa; het deel van IIIa dat niet bij het Skagerrak en het Kattegat hoort

COD/2A3AX4

België

654

 

Denemarken

3 761

 

Duitsland

2 384

 

Frankrijk

809

 

Nederland

2 125

 

Zweden

25

 

Verenigd Koninkrijk

8 628

 

EG

18 386

 

Noorwegen

3 766 (27)

 

TAC

22 152

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(COD/*04N-)

EG

15 980

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

COD/04-N.

Zweden

382

 

EG

382

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV

COD/561214

België

1

 

Duitsland

6

 

Frankrijk

64

 

Ierland

90

 

Verenigd Koninkrijk

241

 

EG

402

 

TAC

402

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van de bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

VIa; EG-wateren van Vb

(COD/*5BC6A)

België

1

Duitsland

6

Frankrijk

64

Ierland

90

Verenigd Koninkrijk

241

EG

402

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIIa

COD/07A.

België

16

 

Frankrijk

44

 

Ierland

790

 

Nederland

4

 

Verenigd Koninkrijk

345

 

EG

1 199

 

TAC

1 199

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIIb-k, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

COD/7X7A34

België

177

 

Frankrijk

3 033

 

Ierland

753

 

Nederland

25

 

Verenigd Koninkrijk

328

 

EG

4 316

 

TAC

4 316 (28)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haringhaai

Lamna nasus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

POR/ALL-C.

Denemarken

30

 

Frankrijk

332

 

Duitsland

6

 

Ierland

8

 

Portugal

26

 

Spanje

175

 

Zweden

1

 

Verenigd Koninkrijk

3

 

EG

581

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

LEZ/2AC4-C

België

5

 

Denemarken

4

 

Duitsland

4

 

Frankrijk

26

 

Nederland

21

 

Verenigd Koninkrijk

1 537

 

EG

1 597

 

TAC

1 597

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

LEZ/561214

Spanje

295

 

Frankrijk

1 148

 

Ierland

336

 

Verenigd Koninkrijk

813

 

EG

2 592

 

TAC

2 592

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VII

LEZ/07.

België

494

 

Spanje

5 490

 

Frankrijk

6 663

 

Ierland

3 029

 

Verenigd Koninkrijk

2 624

 

EG

18 300

 

TAC

18 300

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

LEZ/8ABDE.

Spanje

1 176

 

Frankrijk

949

 

EG

2 125

 

TAC

2 125

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schartongen

Lepidorhombus spp.

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 31.1.1

LEZ/8C3411

Spanje

1 320

 

Frankrijk

66

 

Portugal

44

 

EG

1 430

 

TAC

1 430

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schar en bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

D/F/2AC4-C

België

513

 

Denemarken

1 927

 

Duitsland

2 890

 

Frankrijk

200

 

Nederland

11 654

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

1 620

 

EG

18 810

 

TAC

18 810

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

ANF/2AC4-C

België

401

 

Denemarken

884

 

Duitsland

432

 

Frankrijk

82

 

Nederland

303

 

Zweden

10

 

Verenigd Koninkrijk

9 233

 

EG

11 345

 

TAC

11 345

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

Noorse wateren van IV

ANF/4AB-N.

België

48

 

Denemarken

1 236

 

Duitsland

19

 

Nederland

18

 

Verenigd Koninkrijk

289

 

EG

1 610

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

ANF/561214

België

185

 

Duitsland

212

 

Spanje

198

 

Frankrijk

2 280

 

Ierland

516

 

Nederland

178

 

Verenigd Koninkrijk

1 586

 

EG

5 155

 

TAC

5 155

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VII

ANF/07.

België

2 595 (29)

 

Duitsland

289 (29)

 

Spanje

1 031 (29)

 

Frankrijk

16 651 (29)

 

Ierland

2 128 (29)

 

Nederland

336 (29)

 

Verenigd Koninkrijk

5 050 (29)

 

EG

28 080 (29)

 

TAC

28 080 (29)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

ANF/8ABDE.

Spanje

1 206

 

Frankrijk

6 714

 

EG

7 920

 

TAC

7 920

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Zeeduivel

Lophiidae

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 31.1.1

ANF/8C3411

Spanje

1 629

 

Frankrijk

2

 

Portugal

324

 

EG

1 955

 

TAC

1 955

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

IIIa, EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

HAD/3A/BCD

België

12

 

Denemarken

2 080

 

Duitsland

132

 

Nederland

2

 

Zweden

246

 

EG

2 472 (30)

 

TAC

2 856

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa

HAD/2AC4.

België

279

 

Denemarken

1 920

 

Duitsland

1 222

 

Frankrijk

2 130

 

Nederland

210

 

Zweden

193

 

Verenigd Koninkrijk

31 672

 

EG

37 626 (31)

 

Noorwegen

8 082

 

TAC

46 444

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(HAD/*04N-)

EG

28 535

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

HAD/04-N.

Zweden

707

 

EG

707

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van ICES-zones VIb, XII en XIV

HAD/6B1214

België

16

 

Duitsland

19

 

Frankrijk

763

 

Ierland

544

 

Verenigd Koninkrijk

5 574

 

EG

6 916

 

TAC

6 916

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

EG-wateren van Vb and VIa

HAD/5BC6A.

België

7

 

Duitsland

9

 

Frankrijk

366

 

Ierland

995

 

Verenigd Koninkrijk

4 743

 

EG

6 120

 

TAC

6 120

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

VII, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

HAD/7/3411

België

129

 

Frankrijk

7 719

 

Ierland

2 573

 

Verenigd Koninkrijk

1 158

 

EG

11 579

 

TAC

11 579

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zone niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden

 
 

VIIa

(HAD/*07A)

België

20

Frankrijk

90

Ierland

536

Verenigd Koninkrijk

592

EG

1 238

Bij melding van de vangsten aan de Commissie, moeten de lidstaten de in ICES-zone VIIa gevangen hoeveelheden apart opgeven. Het aanvoeren van schelvis uit ICES-zone VIIa is verboden wanneer de betrokken totale aanvoer meer dan 1 238 ton bedraagt.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IIIa

WHG/03A.

Denemarken

232 (32)

 

Nederland

1 (32)

 

Zweden

25 (32)

 

EG

258 (32)

 

TAC

1 050

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa

WHG/2AC4.

België

367

 

Denemarken

1 588

 

Duitsland

413

 

Frankrijk

2 387

 

Nederland

918

 

Zweden

3

 

Verenigd Koninkrijk

9 336

 

EG

15 012 (33)

 

Noorwegen

1 785 (34)

 

TAC

17 850

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(WHG/*04N-)

EG

10 884

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII and XIV

WHG/561214

Duitsland

5

 

Frankrijk

93

 

Ierland

229

 

Verenigd Koninkrijk

438

 

EG

765

 

TAC

765

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIIa

WHG/07A.

België

1

 

Frankrijk

10

 

Ierland

160

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

107

 

EG

278

 

TAC

278

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk

WHG/7X7A.

België

195

 

Frankrijk

11 964

 

Ierland

5 544

 

Nederland

97

 

Verenigd Koninkrijk

2 140

 

EG

19 940

 

TAC

19 940

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

VIII

WHG/08.

Spanje

1 440

 

Frankrijk

2 160

 

EG

3 600

 

TAC

3 600

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting

Merlangius merlangus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 31.1.1

WHG/9/3411

Portugal

653

 

EG

653

 

TAC

653

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Wijting en pollak

Merlangius merlangus en pollachius pollachius

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

W/P/04-N.

Zweden

190

 

EG

190

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

HKE/3A/BCD

Denemarken

1 499

 

Zweden

128

 

EG

1 627

 

TAC

1 627 (35)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

HKE/2AC4-C

België

27

 

Denemarken

1 096

 

Duitsland

126

 

Frankrijk

243

 

Nederland

63

 

Verenigd Koninkrijk

341

 

EG

1 896

 

TAC

1 896 (36)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

HKE/571214

België

278 (37)

 

Spanje

8 926

 

Frankrijk

13 785 (37)

 

Ierland

1 670

 

Nederland

180 (37)

 

Verenigd Koninkrijk

5 442 (37)

 

EG

30 281

 

TAC

30 281 (38)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(HKE/*8ABDE)

België

36

Spanje

1 440

Frankrijk

1 440

Ierland

180

Nederland

18

Verenigd Koninkrijk

810

EG

3 924

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

HKE/8ABDE.

België

9 (39)

 

Spanje

6 214

 

Frankrijk

13 955

 

Nederland

18 (39)

 

EG

20 196

 

TAC

20 196 (40)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 800

Frankrijk

3 240

Nederland

5

EG

5 047

 

Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

HKE/8C3411

Spanje

4 510

 

Frankrijk

433

 

Portugal

2 104

 

EG

7 047

 

TAC

7 047

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

Noorse wateren van IV

WHB/4AB-N.

Denemarken

7 600

 

Verenigd Koninkrijk

400

 

EG

8 000

 

TAC

1 266 282

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

(Micromesistius poutassou)

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

WHB/1X14

Denemarken

26 789 (41)  (42)

 

Duitsland

10 416 (41)  (42)

 

Spanje

22 711 (41)  (42)

 

Frankrijk

18 643 (41)  (42)

 

Ierland

20 745 (41)  (42)

 

Nederland

32 666 (41)  (42)

 

Portugal

2 110 (41)  (42)

 

Zweden

6 627 (41)  (42)

 

Verenigd Koninkrijk

34 759 (41)  (42)

 

EG

175 466 (41)  (42)

 

Noorwegen

108 000 (43)  (44)

 

Faeröer

29 580 (45)  (46)

 

TAC

1 266 282

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

WHB/8C3411

Spanje

25 686 (47)

 

Portugal

6 421 (47)

 

EG

32 107 (47)

 

TAC

1 266 282

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

EG-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56o30NB en VII ten westen van 12oWL

WHB/24A567

Noorwegen

193 670 (48)  (49)

 

Faeröer

31 000 (50)  (51)

 

TAC

1 266 282

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tongschar en witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

L/W/2AC4-C

België

368

 

Denemarken

1 013

 

Duitsland

130

 

Frankrijk

277

 

Nederland

843

 

Zweden

11

 

Verenigd Koninkrijk

4 151

 

EG

6 793

 

TAC

6 793

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Gebied

:

EG-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII

BLI/2A47-C

EG

niet relevant (52)

 

Noorwegen

150

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Gebied

:

EG-wateren van VIa benoorden 56o30'NB en VIb

BLI/6AN6B.

Faeröer

200 (53)

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

LIN/1/2.

Denemarken

10

 

Duitsland

10

 

Frankrijk

10

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

Andere (54)

5

 

EG

45

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

LIN/03.

België

7 (55)

 

Denemarken

57

 

Duitsland

7 (55)

 

Zweden

22

 

Verenigd Koninkrijk

7 (55)

 

EG

100

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren van IV

LIN/04.

België

18

 

Denemarken

286

 

Duitsland

177

 

Frankrijk

159

 

Nederland

6

 

Zweden

12

 

Verenigd Koninkrijk

2 196

 

EG

2 856

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V

LIN/05.

België

9

 

Denemarken

6

 

Duitsland

6

 

Frankrijk

6

 

Verenigd Koninkrijk

6

 

EG

34

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

LIN/6X14.

België

40

 

Denemarken

7

 

Duitsland

147

 

Spanje

2 969

 

Frankrijk

3 166

 

Ierland

793

 

Portugal

7

 

Verenigd Koninkrijk

3 645

 

EG

10 776

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

EG-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII

LIN/2A47-C

EG

niet relevant

 

Noorwegen

5 638 (56)  (57)

 

Faeroër

250 (58)  (59)

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng

Molva molva

Gebied

:

Noorse wateren van IV

LIN/4AB-N.

België

6

 

Denemarken

747

 

Duitsland

21

 

Frankrijk

8

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

67

 

EG

850

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

NEP/3A/BCD

Denemarken

3 800

 

Duitsland

11 (60)

 

Zweden

1 359

 

EG

5 170

 

TAC

5 170

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

NEP/2AC4-C

België

1 368

 

Denemarken

1 368

 

Duitsland

20

 

Frankrijk

40

 

Nederland

704

 

Verenigd Koninkrijk

22 644

 

EG

26 144

 

TAC

26 144

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

Noorse wateren van IV

NEP/4AB-N.

Denemarken

1 183

 

Duitsland

1

 

Verenigd Koninkrijk

66

 

EG

1 250

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb

NEP/5BC6.

Spanje

40

 

Frankrijk

161

 

Ierland

269

 

Verenigd Koninkrijk

19 415

 

EG

19 885

 

TAC

19 885

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VII

NEP/07.

Spanje

1 509

 

Frankrijk

6 116

 

Ierland

9 277

 

Verenigd Koninkrijk

8 251

 

EG

25 153

 

TAC

25 153

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

NEP/8ABDE.

Spanje

259

 

Frankrijk

4 061

 

EG

4 320

 

TAC

4 320

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

VIIIc

NEP/08C.

Spanje

119

 

Frankrijk

5

 

EG

124

 

TAC

124

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Langoustine

Nephrops norvegicus

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

NEP/9/3411

Spanje

104

 

Portugal

311

 

EG

415

 

TAC

415

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

IIIa

PRA/03A.

Denemarken

4 033

 

Zweden

2 172

 

EG

6 205

 

TAC

11 620

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

PRA/2AC4-C

Denemarken

2 960

 

Nederland

28

 

Zweden

119

 

Verenigd Koninkrijk

877

 

EG

3 984

 

TAC

3 984

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62o NB

PRA/04-N.

Denemarken

500

 

Zweden

164 (61)

 

EG

664

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Peneide garnalen

Penaeus spp.s

Gebied

:

Wateren van Frans Guyana (62)

PEN/FGU.

Frankrijk

4 108 (63)

 

EG

4 108 (63)

 

TAC

4 108 (63)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

Skagerrak (64)

PLE/03AN.

België

56

 

Denemarken

7 280

 

Duitsland

37

 

Nederland

1 400

 

Zweden

390

 

EG

9 163

 

TAC

9 350

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

Kattegat (65)

PLE/03AS.

Denemarken

2 081

 

Duitsland

23

 

Zweden

234

 

EG

2 338

 

TAC

2 338

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

IV; EG-wateren van IIa; het deel van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

PLE/2A3AX4

België

2 946

 

Denemarken

9 575

 

Duitsland

2 762

 

Frankrijk

552

 

Nederland

18 414

 

Verenigd Koninkrijk

13 626

 

EG

47 875

 

Noorwegen

1 105

 

TAC

49 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(PLE/*04N-)

EG

19 653

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

PLE/561214

Frankrijk

22

 

Ierland

287

 

Verenigd Koninkrijk

477

 

EG

786

 

TAC

786

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIa

PLE/07A.

België

47

 

Frankrijk

21

 

Ierland

1 209

 

Nederland

14

 

Verenigd Koninkrijk

558

 

EG

1 849

 

TAC

1 849

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIb en VIIc

PLE/7BC.

Frankrijk

22

 

Ierland

88

 

EG

110

 

TAC

110

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIId en VIIe

PLE/7DE.

België

826

 

Frankrijk

2 755

 

Verenigd Koninkrijk

1 469

 

EG

5 050

 

TAC

5 050

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIf en VIIg

PLE/7FG.

België

77

 

Frankrijk

139

 

Ierland

202

 

Verenigd Koninkrijk

73

 

EG

491

 

TAC

491

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIIh, VIIj en VIIk

PLE/7HJK.

België

19

 

Frankrijk

38

 

Ierland

132

 

Nederland

76

 

Verenigd Koninkrijk

38

 

EG

303

 

TAC

303

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

PLE/8/3411

Spanje

75

 

Frankrijk

298

 

Portugal

75

 

EG

448

 

TAC

448

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

POL/561214

Spanje

6

 

Frankrijk

216

 

Ierland

63

 

Verenigd Koninkrijk

165

 

EG

450

 

TAC

450

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VII

POL/07.

België

476

 

Spanje

29

 

Frankrijk

10 959

 

Ierland

1 168

 

Verenigd Koninkrijk

2 668

 

EG

15 300

 

TAC

15 300

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

POL/8ABDE.

Spanje

286

 

Frankrijk

1 394

 

EG

1 680

 

TAC

1 680

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

VIIIc

POL/08C.

Spanje

236

 

Frankrijk

26

 

EG

262

 

TAC

262

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Pollak

Pollachius pollachius

Gebied

:

IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

POL/9/3411

Spanje

278

 

Portugal

10

 

EG

288

 

TAC

288

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

IIIa en IV; EG-wateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId

POK/2A34.

België

47

 

Denemarken

5 636

 

Duitsland

14 231

 

Frankrijk

33 491

 

Nederland

142

 

Zweden

774

 

Verenigd Koninkrijk

10 911

 

EG

65 232

 

Noorwegen

70 668 (66)

 

TAC

135 900

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV

POK/561214

Duitsland

906

 

Frankrijk

9 003

 

Ierland

483

 

Verenigd Koninkrijk

3 708

 

EG

14 100

 

TAC

14 100

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Noorse wateren bezuiden 62oNB

POK/04-N.

Zweden

880

 

EG

880

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

VII, VIII, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

POK/7/3411

België

10

 

Frankrijk

2 132

 

Ierland

1 066

 

Verenigd Koninkrijk

582

 

EG

3 790

 

TAC

3 790

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tarbot en griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

T/B/2AC4-C

België

386

 

Denemarken

825

 

Duitsland

211

 

Frankrijk

99

 

Nederland

2 923

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

813

 

EG

5 263

 

TAC

5 263

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

SRX/2AC4-C

België

277 (67)

 

Denemarken

11 (67)

 

Duitsland

14 (67)

 

Frankrijk

43 (67)

 

Nederland

236 (67)

 

Verenigd Koninkrijk

1 062 (67)

 

EG

1 643 (67)

 

TAC

1 643

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

EG-wateren van IIa and IV; EG-wateren en internationale wateren van VI

GHL/2A-C46

Denemarken

6

 

Duitsland

10

 

Estland

6

 

Spanje

6

 

Frankrijk

92

 

Ierland

6

 

Litouwen

6

 

Polen

6

 

Verenigd Koninkrijk

359

 

EG

847 (68)

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

IIIa and IV; EG-wateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId

MAC/2A34.

België

157

 

Denemarken

12 699

 

Duitsland

164

 

Frankrijk

495

 

Nederland

498

 

Zweden

3 674 (69)  (70)

 

Verenigd Koninkrijk

462

 

EG

18 149 (69)

 

Noorwegen

9 300 (71)

 

TAC

385 366 (72)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

IIIa

MAC/*03A

IIIa en IVbc

MAC/*3A4BC

IVb

MAC/*04B

IVc

MAC/*04C

VI; internationale wateren van IIa van 1 januari tot en met 31 maart 2008

MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

   

4 020

Frankrijk

 

490

     

Nederland

 

490

     

Zweden

   

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

     

Noorwegen

3 000

       
 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

MAC/2CX14-

Duitsland

14 893

 

Spanje

20

 

Estland

124

 

Frankrijk

9 930

 

Ierland

49 643

 

Letland

91

 

Litouwen

91

 

Nederland

21 719

 

Polen

1 049

 

Verenigd Koninkrijk

136 522

 

EG

234 082

 

Noorwegen

9 300 (73)

 

Faeröer

3 605 (74)

 

TAC

385 366 (75)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 
 

EG-wateren van IVa

MAC/*04A-C

Duitsland

4 494

Frankrijk

2 996

Ierland

14 981

Nederland

6 554

Verenigd Koninkrijk

41 200

EG

70 225

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

VIIIc, IX en X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

MAC/8C3411

Spanje

22 256 (76)

 

Frankrijk

148 (76)

 

Portugal

4 601 (76)

 

EG

27 005

 

TAC

27 005

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 
 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

1 869

Frankrijk

12

Portugal

386

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

IIIa, EG-wateren van IIIb, IIIc en IIId

SOL/3A/BCD

Denemarken

788

 

Duitsland

46 (77)

 

Nederland

76 (77)

 

Zweden

30

 

EG

940

 

TAC

940

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

EG-wateren van II en IV

SOL/24.

België

1 059

 

Denemarken

484

 

Duitsland

847

 

Frankrijk

212

 

Nederland

9 563

 

Verenigd Koninkrijk

545

 

EG

12 710

 

Noorwegen

90 (78)

 

TAC

12 800

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VI; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

SOL/561214

Ierland

54

 

Verenigd Koninkrijk

14

 

EG

68

 

TAC

68

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIa

SOL/07A.

België

326

 

Frankrijk

4

 

Ierland

90

 

Nederland

103

 

Verenigd Koninkrijk

146

 

EG

669

 

TAC

669

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIb en VIIc

SOL/7BC.

Frankrijk

10

 

Ierland

49

 

EG

59

 

TAC

59

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIId

SOL/07D.

België

1 775

 

Frankrijk

3 550

 

Verenigd Koninkrijk

1 268

 

EG

6 593

 

TAC

6 593

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIe

SOL/07E.

België

27

 

Frankrijk

288

 

Verenigd Koninkrijk

450

 

EG

765

 

TAC

765

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIf en VIIg

SOL/7FG.

België

603

 

Frankrijk

60

 

Ierland

30

 

Verenigd Koninkrijk

271

 

EG

964

 

TAC

964

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIh, VIIj en VIIk

SOL/7HJK.

België

54

 

Frankrijk

108

 

Ierland

293

 

Nederland

87

 

Verenigd Koninkrijk

108

 

EG

650

 

TAC

650

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tong

Solea solea

Gebied

:

VIIIa en b

SOL/8AB.

België

52

 

Spanje

9

 

Frankrijk

3 823

 

Nederland

286

 

EG

4 170

 

TAC

4 170

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Tongen

Solea spp.

Gebied

:

VIIIc, VIIId, VIIIe, IX, X; EG-wateren van CECAF 34.1.1

SOX/8CDE34

Spanje

458

 

Portugal

758

 

EG

1 216

 

TAC

1 216

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

IIIa

SPR/03A.

Denemarken

34 843

 

Duitsland

73

 

Zweden

13 184

 

EG

48 100

 

TAC

52 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

SPR/2AC4-C

België

2 018

 

Denemarken

159 716

 

Duitsland

2 018

 

Frankrijk

2 018

 

Nederland

2 018

 

Zweden

1 330 (79)

 

Verenigd Koninkrijk

6 659

 

EG

175 777

 

Noorwegen

10 063 (80)

 

Faeröer

9 160 (81)  (82)  (83)

 

TAC

195 000 (84)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

VIId en VIIe

SPR/7DE.

België

31

 

Denemarken

1 997

 

Duitsland

31

 

Frankrijk

430

 

Nederland

430

 

Verenigd Koninkrijk

3 226

 

EG

6 144

 

TAC

6 144

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Doornhaai

Squalus acanthias

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

DGS/2AC4-C

België

10 (85)

 

Denemarken

57 (85)

 

Duitsland

10 (85)

 

Frankrijk

18 (85)

 

Nederland

15 (85)

 

Zweden

1 (85)

 

Verenigd Koninkrijk

470 (85)

 

EG

581 (85)

 

Noorwegen

50 (86)

 

TAC

631

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Doornhaai

Squalus acanthias

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

DGS/15X14

België

145 (87)

 

Duitsland

31 (87)

 

Spanje

75 (87)

 

Frankrijk

618 (87)

 

Ierland

390 (87)

 

Nederland

2 (87)

 

Portugal

3 (87)

 

Verenigd Koninkrijk

739 (87)

 

EG

2004

 

TAC

2004

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van IIa en IV

JAX/2AC4-C

België

58

 

Denemarken

25 208

 

Duitsland

1 901

 

Frankrijk

40

 

Ierland

1 463

 

Nederland

4 089

 

Zweden

750

 

Verenigd Koninkrijk

3 721

 

EG

37 230

 

Noorwegen

1 600 (88)

 

Faeröer

479 (89)

 

TAC

39 309

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

VI, VII en VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

JAX/578/14

Denemarken

15 236

 

Duitsland

12 178

 

Spanje

16 631

 

Frankrijk

8 047

 

Ierland

39 646

 

Nederland

58 102

 

Portugal

1 610

 

Verenigd Koninkrijk

16 470

 

EG

167 920

 

Faeröer

2 080 (90)

 

TAC

170 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

VIIIc en IX

JAX/8C9.

Spanje

31 069 (91)

 

Frankrijk

393 (91)

 

Portugal

26 288 (91)

 

EG

57 750

 

TAC

57 750

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

X; EG-wateren van CECAF (92)

JAX/X34PRT

Portugal

3 200 (93)

 

EG

3 200

 

TAC

3 200

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van CECAF (94)

JAX/341PRT

Portugal

1 280 (95)

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Gebied

:

EG-wateren van CECAF (96)

JAX/341SPN

Spanje

1 280

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kever

Trisopterus esmarki

Gebied

:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

NOP/2A3A4.

Denemarken

36 466

 

Duitsland

7 (97)

 

Nederland

27 (97)

 

EG

36 500

 

Noorwegen

1 000 (98)

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kever

Trisopterus esmarki

Gebied

:

Noorse wateren van IV

NOP/4AB-N.

Denemarken

4 750 (99)

 

Verenigd Koninkrijk

250 (99)

 

EG

5 000 (99)

 

TAC

niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Industriële visserij

Gebied

:

Noorse wateren van IV

I/F/4AB-N.

Zweden

800 (100)  (101)

 

EG

800

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Gecombineerde quota

Gebied

:

EG-wateren van Vb, VI en VII

R/G/5B67-C

EG

niet relevant

 

Noorwegen

140 (102)

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

Noorse wateren van IV

OTH/4AB-N.

België

27

 

Denemarken

2 500

 

Duitsland

282

 

Frankrijk

116

 

Nederland

200

 

Zweden

niet relevant (103)

 

Verenigd Koninkrijk

1 875

 

EG

5 000 (104)

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

EG-wateren van IIa, IV en VIa benoorden 56o30'NB

OTH/2A46AN

EG

niet relevant

 

Noorwegen

2 720 (105)  (106)

Faeröer

150 (107)

TAC

niet relevant

 

  • (1) 
    Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
  • (2) 
    Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV. Behalve Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
  • (3) 
    Te vangen in zone IV.
  • (4) 
    Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de zones Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de zones Vb, VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.
  • (5) 
    Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn 5 638 ton leng en 3 350 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.
  • (6) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (7) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (8) 
    Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • (9) 
    Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
  • Te vangen in het Skagerrak.
  • Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanvoer van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-sectoren IVa en IVb.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren bezuiden

62oNB (HER/*04N-)

EG

50 000

  • Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.
  • Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
  • Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.
  • Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
  • Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51o56' NB, 1o19,1' OL) tot 51o33' NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.
  • Tot 50 % van dit quotum mag worden overgedragen naar zone IVb. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (HER*04B.).
  • Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VIa, benoorden 56o00' NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07o00' WL en benoorden 55o00' NB, met uitzondering van de Clyde.
  • Dit quotum mag enkel worden gevangen in ICES-sector VIa benoorden 56o30' NB.
  • Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VIa, ten zuiden van 56o00o NB en ten westen van 07o00o WL.
  • Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.
  • Zone VIIa wordt verminderd met het gebied dat is toegevoegd aan ICES-zones VIIg, VIIh, VIIj en VIIk begrensd:
 

in het noorden, door de breedtegraad op 52o 30' NB,

 

in het zuiden door de breedtegraad op 52o00' NB,

 

in het westen door de kust van Ierland,

 

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

  • Deze zone wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd:
 

in het noorden door de breedtegraad op 52o 30'NB,

 

in het zuiden door de breedtegraad op 52o 00'NB,

 

in het westen door de kust van Ierland,

 

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

  • Gebied als omschreven in artikel 4, punt b), van deze verordening.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, punt c), van deze verordening.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(COD/*04N-)

EG

15 980

  • Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2008 worden vastgesteld.
  • Hiervan mag tot 5 % in de ICES-zones VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe worden gevangen (ANF/*8ABDE).
  • Exclusief naar schatting 264 ton industriële bijvangst.
  • Exclusief naar schatting 736 ton industriële bijvangst.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren van IV

(HAD/*04N-)

EG

28 535

  • Exclusief naar schatting 773 ton industriële bijvangst.
  • Exclusief naar schatting 1 053 ton industriële bijvangst.
  • Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

Noorse wateren van IV

(WHG/*04N-)

EG

10 884

  • Binnen een globale TAC van 54 000 ton voor het noordelijke heekbestand.
  • Binnen een globale TAC van 54 000 ton voor het noordelijke heekbestand.
  • Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar de EG-wateren van zones IIa en IV. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
  • Binnen een globale TAC van 54 000 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

(HKE/*8ABDE)

België

36

Spanje

1 440

Frankrijk

1 440

Ierland

180

Nederland

18

Verenigd Koninkrijk

810

EG

3 924

  • Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar zone IV en de EG-wateren van zone IIa. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.
  • Binnen een globale TAC van 54 000 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgenomen hoeveelheden:

 
 

VI en VII; EG-wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 800

Frankrijk

3 240

Nederland

5

EG

5 047

  • Waarvan tot 65 % mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1).
  • Waarvan tot 17,66 % mag worden gevangen in de wateren van de Faeröer (WHB/*05B-F).
  • Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56o30'NB, VIb en VII ten westen van 12oWL (WHB/*8CX34). In zone IVa mag niet meer dan 40 000 ton worden gevangen.
  • Waarvan tot 500 ton mag bestaan uit zilvervis (Argentina spp.).
  • Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilvervis (Argentina spp.) bevatten.
  • Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, V, VIa ten noorden van 56o30'NB, VIb en VII ten westen van 12oWL. In zone IVa mag ten hoogste 7 395 ton worden gevangen.
  • Waarvan tot 65 % mag worden gevangen in de Noorse Exclusieve Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2).
  • In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
  • In zone IV mag ten hoogste 48 418 ton worden gevangen, zijnde 25 % van het toegangsniveau van Noorwegen.
  • In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van de Faeröer die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
  • Mag ook worden gevangen in zone VIb. In zone VI mag ten hoogste 7 750 ton worden gevangen.
  • Vermeld in Verordening (EG) nr. 2015/2006.
  • Te vangen met de trawl: bijvangsten van grenadiersvis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.
  • Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de zones Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de zones VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.
  • Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn 5 638 ton leng en 3 350 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling worden gewisseld en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.
  • Inclusief torsk. In zones VIb en VIa benoorden 56o30' NB mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen.
  • Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20 % per vaartuig in ICES-zones VIa en VIb is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in zone VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton.
  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
  • Gebied als omschreven in artikel 16, lid 3, van deze verordening.
  • Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, punt b), van deze verordening.
  • Gebied als omschreven in artikel 4, punt c), van deze verordening.
  • Mag enkel in IV (EG-wateren) en IIIa worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
  • Vangsten van koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), gewone rog (Raja clavata) (RJC/2AC4-C), blonde rog (Raja brachyuran) (RJH/2AC4-C), gladde rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C), sterrog (Amblyraja radiata) (RJR/2AC4-C) en vleet (Dipturus batis) (RJB/2AC4-C) worden afzonderlijk vermeld.
  • Waarvan 350 ton wordt toegewezen aan Noorwegen. Deze hoeveelheid moet worden gevangen in EG-wateren van de ICES-zones IIa en VI. In ICES-zone VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevist.
  • Waarvan 242 ton te vangen in Noorse wateren bezuiden 62oNB (MAC/*04-N).
  • Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
  • Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel („access quota”). Dit quotum mag enkel in zone IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in zone IIIa.
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 
 

IIIa

MAC/*03A

IIIa en IVbc

MAC/*3A4BC

IVb

MAC/*04B

IVc

MAC/*04C

VI; internationale wateren van IIa van 1 januari tot en met 31 maart 2008

MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

   

4 020

Frankrijk

 

490

     

Nederland

 

490

     

Zweden

   

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

     

Noorwegen

3 000

       
  • Mag enkel worden gevangen in de ICES-zones IIa, VIa (benoorden 56o30' NB), IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh.
  • Mag worden gevangen in EG-wateren van ICES-zone IVa benoorden 59oNB van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. 3 001 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag het gehele jaar worden gevangen in ICES-zone VIa (benoorden 56o30' NB).
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.

Bijzondere voorwaarden

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 
 

EG-wateren van IVa

MAC/*04A-C

Duitsland

4 494

Frankrijk

2 996

Ierland

14 981

Nederland

6 554

Verenigd Koninkrijk

41 200

EG

70 225

  • De hoeveelheden die met andere lidstaten mogen worden geruild, mogen in de ICES-zones VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen (MAC/*8ABD). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25 % van de quota van de gevende lidstaat bedragen.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 
 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

1 869

Frankrijk

12

Portugal

386

  • Dit quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIIa, IIIb, IIIc en IIId.
  • Mag uitsluitend in zone IV worden gevist.
  • Met inbegrip van zandspiering.
  • Mag enkel in EG-wateren van ICES-zone IV worden gevangen.
  • Mag enkel worden gevangen in ICES-zone IV en zone VIa benoorden 56o30’ NB. Bijvangst van blauwe wijting wordt in mindering gebracht op het quotum voor blauwe wijting voor de ICES-zones VIa, VIb en VII.
  • 1 832 ton haring mag worden gevangen met netten met een maaswijdte kleiner dan 32 mm. Als het quotum van 1 832 ton haring is opgebruikt, zijn alle visserijactiviteiten met netten met een maaswijdte kleiner dan 32 mm verboden.
  • Vangsten onder toezicht, overeenkomend met 2 % van de visserijinspanning die door de lidstaten wordt geleverd; tot maximaal 2 500 ton kan worden gevangen als zandspiering.
  • Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2008 worden vastgesteld.
  • Bijvangstquotum. Deze soorten maken niet meer uit dan 5 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten.
  • Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai (Galeorhinus galeus), zwarte haai (Dalatias licha), vogelbekhondshaai (Deania calceus), donkere doornhaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), gladde lantaarnhaai (Etmopterus spinax) en Portugese hondshaai (Centroscymnus coelolepis). Dit quotum mag enkel in zones IV, VI en VII worden gevist.
  • Bijvangstquotum. Deze soorten mogen niet meer uitmaken dan 5 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten.
  • Mag enkel in EG-wateren van ICES-zone IV worden gevangen.
  • Binnen een totaal quotum van 2 550 ton voor ICES-zones IV, VIa benoorden 56o30'NB, VII e, VIIf en VIIh.
  • Binnen een totaal quotum van 2 550 ton voor ICES-zones IV, VIa benoorden 56o30'NB, VIIe, VIIf en VIIh.
  • Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.
  • Wateren grenzend aan de Azoren.
  • Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.
  • Wateren grenzend aan Madeira.
  • Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.
  • Wateren grenzend aan de Canarische eilanden.
  • Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EG-wateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV.
  • Het quotum mag enkel worden gevangen in ICES-zone VIa benoorden 56o30’ NB.
  • Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel.

(100)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.

(101)  Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel.

(102)  Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van Coelorhynchus rhumchus coelo, Mora-mora en gaffelkabeljauw.

(103)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor „andere soorten”.

(104)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(105)  Beperkt tot ICES-zones IIa en IV.

(106)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(107)  In de ICES-zones IV en VIa beperkt tot bijvangsten van morene.

BIJLAGE IB

Noordoostelijke Atlantische Oceaan en Groenland

ICES-zones I, II, V, XII, XIV en Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

 

Soort

:

Sneeuwkrabben

Chionoecetes spp.

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

PCR/N01GRN

Ierland

62

 

Spanje

437

 

EG

500

 

TAC

niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van I en II

HER/1/2.

België

34 (1)

 

Denemarken

33 859 (1)

 

Duitsland

5 930 (1)

 

Spanje

112 (1)

 

Frankrijk

1 461 (1)

 

Ierland

8 765 (1)

 

Nederland

12 117 (1)

 

Polen

1 714 (1)

 

Portugal

112 (1)

 

Finland

524 (1)

 

Zweden

12 547 (1)

 

Verenigd Koninkrijk

21 647 (1)

 

EG

98 822

 

Noorwegen

88 939 (2)

 

Faroer eilanden

12 848 (2)

 

TAC

1 518 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren ten noorden van 62o NB en de visserijzone rond Jan Mayen

(HER/*2AJMN)

België

34 ()

Denemarken

33 859 ()

Duitsland

5 930 ()

Spanje

112 ()

Frankrijk

1 461 ()

Ierland

8 765 ()

Nederland

12 117 ()

Polen

1 714 ()

Portugal

112 ()

Finland

524 ()

Zweden

12 547 ()

Verenigd Koninkrijk

21 647 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 88 939 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

 
 

Wateren van de Faeröer van zones II en Vb, ten noorden van 61o (HER/*25B-F)

België

4 ()

Denemarken

4 402 ()

Duitsland

771 ()

Spanje

15 ()

Frankrijk

190 ()

Ierland

1 140 ()

Nederland

1 575 ()

Polen

223 ()

Portugal

15 ()

Finland

68 ()

Zweden

1 631 ()

Verenigd Koninkrijk

2 814 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 12 848 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

COD/1N2AB.

Duitsland

2 061

 

Griekenland

255

 

Spanje

2 299

 

Ierland

255

 

Frankrijk

1 892

 

Portugal

2 299

 

Verenigd Koninkrijk

7 995

 

EG

17 057

 

TAC

430 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV

COD/N01514

Duitsland

2 863

 

Verenigd Koninkrijk

637

 

EG

3 500

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

I en IIb

COD/1/2B.

Duitsland

2 843

 

Spanje

7 349

 

Frankrijk

1 213

 

Polen

1 333

 

Portugal

1 552

 

Verenigd Koninkrijk

1 821

 

Alle lidstaten

100 (5)

 

EG

16 211 (6)

 

TAC

430 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

C/H/05B-F.

Duitsland

10

 

Frankrijk

60

 

Verenigd Koninkrijk

430

 

EG

500

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

HAL/514GRN

Portugal

1 000 (7)

 

EG

1 100 (8)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

HAL/N01GRN

EG

100 (9)

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

IIb

CAP/02B.

EG

0

 

TAC

0

 
 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

CAP/514GRN

Alle lidstaten

0

 

EG

0

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

HAD/1N2AB.

Duitsland

535

 

Frankrijk

322

 

Verenigd Koninkrijk

1 643

 

EG

2 500

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

Noorse wateren van II

WHB/1N2AB.

Denemarken

5 385

 

Duitsland

367

 

Frankrijk

588

 

Nederland

514

 

Verenigd Koninkrijk

5 385

 

EG

12 240 (10)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Leng en blauwe leng

Molva molva en Molva dypterigia

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

B/L/05B-F.

Duitsland

898

 

Frankrijk

1 992

 

Verenigd Koninkrijk

175

 

EG

3 065 (11)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

PRA/514GRN

Denemarken

1 300

 

Frankrijk

1 300

 

EG

7 000 (12)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

PRA/N01GRN

Denemarken

2 000

 

Frankrijk

2 000

 

EG

4 000

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

POK/1N2AB.

Duitsland

3 066

 

Frankrijk

493

 

Verenigd Koninkrijk

273

 

EG

3 832

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

POK/1/2INT.

EG

0

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Koolvis

Pollachius virens

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

POK/05B-F.

België

49

 

Duitsland

301

 

Frankrijk

1 463

 

Nederland

49

 

Verenigd Koninkrijk

563

 

EG

2 425

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

GHL/1N2AB.

Duitsland

25

 

Verenigd Koninkrijk

25

 

EG

50

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

GHL/1/2INT.

EG

0

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

GHL/514GRN

Duitsland

6 271

 

Verenigd Koninkrijk

330

 

EG

7 500 (13)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

GHL/N01GRN

Duitsland

1 550

 

EG

2 500 (14)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

Noorse wateren van IIa

MAC/02A-N.

Denemarken

9 300 (15)

 

EG

9 300 (15)

 

TAC

385 366 (16)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Makreel

Scomber scombrus

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

MAC/05B-F.

Denemarken

3 001 (17)

 

EG

3 001 (17)

 

TAC

385 366 (18)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV (2)

RED/51214.

Estland

0 (19)

 

Duitsland

0 (19)

 

Spanje

0 (19)

 

Frankrijk

0 (19)

 

Ierland

0 (19)

 

Letland

0 (19)

 

Nederland

0 (19)

 

Polen

0 (19)

 

Portugal

0 (19)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (19)

 

EG

0 (19)

 

TAC

pm

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

RED/1N2AB.

Duitsland

766 (20)

 

Spanje

95 (20)

 

Frankrijk

84 (20)

 

Portugal

405 (20)

 

Verenigd Koninkrijk

150 (20)

 

EG

1 500 (20)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

Internationale wateren van I en II

RED/1/2INT.

EG

niet relevant (21)

 

TAC

14 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

RED/514GRN

Duitsland

0 (22)

 

Frankrijk

0 (22)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (22)

 

EG

0 (22)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

IJslandse wateren van Va

RED/05A-IS

België

0 (23)  (24)  (25)

 

Duitsland

0 (23)  (24)  (25)

 

Frankrijk

0 (23)  (24)  (25)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (23)  (24)  (25)

 

EG

0 (23)  (24)  (25)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

RED/05B-F.

België

11

 

Duitsland

1 473

 

Frankrijk

99

 

Verenigd Koninkrijk

17

 

EG

1 600

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Bijvangst

Gebied

:

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1

XBC/N01GRN

EG

2 300 (26)  (27)

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Andere soorten (28)

Gebied

:

Noorse wateren van I en II

OTH/1N2AB.

Duitsland

117 (28)

 

Frankrijk

47 (28)

 

Verenigd Koninkrijk

186 (28)

 

EG

350 (28)

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Andere soorten (29)

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

OTH/05B-F.

Duitsland

305

 

Frankrijk

275

 

Verenigd Koninkrijk

180

 

EG

760

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Platvis

Gebied

:

Wateren van de Faeröer van Vb

FLX/05B-F.

Duitsland

54

 

Frankrijk

42

 

Verenigd Koninkrijk

204

 

EG

300

 

TAC

niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

  • (1) 
    Bij het rapporteren van vangsten aan de Europese Commissie worden tevens de gevangen hoeveelheden in elk van de volgende gebieden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van de NEAFC, de EG-wateren, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen, de visserijbeschermingszone rond Svalbard.
  • (2) 
    Binnen dit quotum gedane vangsten moeten worden afgetrokken van het TAC-aandeel van Noorwegen en de Faeröer („access quota”). Dit quotum mag worden gevangen in de EG-wateren ten noorden van 62o NB.

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 
 

Noorse wateren ten noorden van 62o NB en de visserijzone rond Jan Mayen

(HER/*2AJMN)

België

34 ()

Denemarken

33 859 ()

Duitsland

5 930 ()

Spanje

112 ()

Frankrijk

1 461 ()

Ierland

8 765 ()

Nederland

12 117 ()

Polen

1 714 ()

Portugal

112 ()

Finland

524 ()

Zweden

12 547 ()

Verenigd Koninkrijk

21 647 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 88 939 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

 
 

Wateren van de Faeröer van zones II en Vb, ten noorden van 61o (HER/*25B-F)

België

4 ()

Denemarken

4 402 ()

Duitsland

771 ()

Spanje

15 ()

Frankrijk

190 ()

Ierland

1 140 ()

Nederland

1 575 ()

Polen

223 ()

Portugal

15 ()

Finland

68 ()

Zweden

1 631 ()

Verenigd Koninkrijk

2 814 ()

()  Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 12 848 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.

  • (3) 
    Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 88 939 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.
  • (4) 
    Zodra de som van de vangsten van alle lidstaten 12 848 ton bedraagt, worden geen nieuwe vangsten meer toegestaan.
  • (5) 
    Behalve Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk
  • (6) 
    De toewijzing van het aandeel van het voor de Gemeenschap beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
  • (7) 
    Moet worden gevist door niet meer dan 6 communautaire vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten die Atlantische heilbot vangen. Vangsten van aanverwante soorten worden op dit quotum in mindering gebracht. Van vaartuigen kan worden verlangd dat zij een wetenschappelijk waarnemer aan boord hebben.
  • (8) 
    Waarvan 100 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.
  • (9) 
    Waarvan 100 ton met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.
  • TAC goedgekeurd door de EG, de Faeröer, Noorwegen en IJsland.
  • Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.
  • Waarvan 3 250 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 ton aan de Faeröer.
  • Waarvan 824 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer.
  • Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer.
  • Mag ook worden gevangen in de Noorse wateren van IV en in internationale wateren van IIa (MAC/*4N-2A).
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.
  • Mag in IVa (EG-wateren) worden gevangen (MAC/*04A).
  • TAC goedgekeurd door de EG, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijke gebied.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg in de NEAFC.
  • Enkel als bijvangst.
  • Er zal enkel worden gevist in de periode van 1 september tot en met 15 november 2008. De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de verdragsluitende partijen van de NEAFC.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg in de NEAFC en vervolgens met Groenland.
  • Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan).
  • Te vissen tussen juli en december.
  • Voorlopig quotum in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2008.
  • Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vergunning vermelde doelsoorten van het vaartuig. Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.
  • Waarvan 120 ton grenadiervis aan Noorwegen wordt toegewezen.
  • Enkel als bijvangst.
  • Exclusief soorten zonder handelswaarde.

BIJLAGE IC

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

NAFO-gebied

Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 2J3KL

COD/N2J3KL

EG

0 (1)

 

TAC

0 (1)

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 3NO

COD/N3NO.

EG

0 (2)

 

TAC

0 (2)

 

Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

NAFO 3M

COD/N3M.

Ec

0 (3)

 

TAC

0 (3)

 

Soort

:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

NAFO 2J3KL

WIT/N2J3KL

EG

0 (4)

 

TAC

0 (4)

 

Soort

:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Gebied

:

NAFO 3NO

WIT/N3NO.

EG

0 (5)

 

TAC

0 (5)

 

Soort

:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Gebied

:

NAFO 3M

PLA/N3M.

EG

0 (6)

 

TAC

0 (6)

 

Soort

:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Gebied

:

NAFO 3LNO

PLA/3LNO.

EG

0 (7)

 

TAC

0 (7)

 

Soort

:

Kortvinnige pijlinktvis

Illex illecebrosus

Gebied

:

NAFO sub-zones 3 en 4

SQI/N34.

Estland

128 (8)

 

Letland

128 (8)

Litouwen

128 (8)

Polen

227 (8)

EG

 (9)  (8)

TAC

34 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

Gebied

:

NAFO 3LNO

YEL/N3LNO.

EG

0 (10)  (11)

 

TAC

15 500

 

Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

NAFO 3NO

CAP/N3NO.

EG

0 (12)

 

TAC

0 (12)

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

NAFO 3L (13)

PRA/N3L.

Estland

278 (14)

 

Letland

278 (14)

Litouwen

278 (14)

Polen

278 (14)

EG

278 (14)  (15)

TAC

25 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Gebied

:

NAFO 3M (16)

PRA/N3M.

TAC

niet relevant (17)

 
 

Soort

:

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Gebied

:

NAFO 3LMNO

GHL/N3LMNO

Estland

321,3

 

Duitsland

328

Letland

45,1

Litouwen

22,6

Spanje

4 396,5

Portugal

1 837,5

EG

6 951

TAC

11 856

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

NAFO 3LNO

SRX/N3LNO.

Spanje

6 561

 

Portugal

1 274

Estland

546

Litouwen

119

EG

8 500

TAC

13 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3LN

RED/N3LN.

EG

0 (18)

 

TAC

0 (18)

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3M

RED/N3M.

Estland

1 571 (19)

 

Duitsland

513 (19)

Spanje

233 (19)

Letland

1 571 (19)

Litouwen

1 571 (19)

Portugal

2 354 (19)

EG

7 813 (19)

TAC

8 500 (19)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO 3O

RED/N3O.

Spanje

1 771

 

Portugal

5 229

EG

7 000

TAC

20 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

NAFO-deelgebied 2, sectoren IF en 3K

RED/N1F3K.

Letland

269

 

Litouwen

2 234

 

TAC

2 503

 
 

Soort

:

Witte heek

Urophycis tenuis

Gebied

:

NAFO 3NO

HKW/N3NO.

Spanje

2 165

 

Portugal

2 835

EG

5 000

TAC

8 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

 

  • (1) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen met inachtneming van de beperkingen die zijn vastgesteld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan.
  • (2) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de beperkingen die zijn vastgesteld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad.
  • (3) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (4) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (5) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (6) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (7) 
    Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • (8) 
    Te vangen tussen 1 juli en 31 december.
  • (9) 
    Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton.
  • Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 79 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Vangsten van vaartuigen binnen dit quotum worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.
  • Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:
 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

  • Mag worden gevangen tussen 1 januari en 31 maart en tussen 1 juli en 31 december.
  • Alle lidstaten met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen.
  • De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:
 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

Indien er in dit vak op garnaal wordt gevist, melden de schepen zich overeenkomstig punt 1.3 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 189/92 van de Raad van 27 januari 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van bepaalde controlemaatregelen van de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 21 van 30.1.1992, blz. 4) (Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/97 (PB L 154 van 12.6.1997, blz. 1)), ongeacht of zij de grens tussen de NAFO-sectoren 3L en 3M passeren.

Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2008 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

 

Punt nr.

Noorderbreedte

Westerlengte

1

47o55'0

45o00'0

2

47o30'0

44o15'0

3

46o55'0

44o15'0

4

46o35'0

44o30'0

5

46o35'0

45o40'0

6

47o30'0

45o40'0

7

47o55'0

45o00'0

  • Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserijinspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van die verordening, worden deze documenten pas geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.
 

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Maximumaantal visdagen

Denemarken

2

131

Estland

8

1 667

Spanje

10

257

Letland

4

490

Litouwen

7

579

Polen

1

100

Portugal

1

69

Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de kalendermaand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht en hoeveel is gevangen in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.

  • Deze soort mag niet gericht worden bevist en mag enkel worden gevangen als bijvangst met inachtneming van de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1386/2007 vastgestelde beperkingen.
  • Op voorwaarde dat de voor dit bestand voor alle NAFO-partijen vastgestelde TAC van 8 500 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

BIJLAGE ID

Over grote afstanden trekkende soorten — Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

 

Soort

:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Gebied

:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en Middellandse Zee

BFT/AE045W

Cyprus

149,44

 

Griekenland

277,46

Spanje

5 378,76

Frankrijk

5 306,73

Italië

4 188,77

Malta

343,54

Portugal

506,06

Alle lidstaten

60 (1)

EG

16 210,75

TAC

28 500

 

Soort

:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Gebied

:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

SWO/AN05N

Spanje

5 676,3

 

Portugal

1 071,4

Alle lidstaten

239,3 (2)

EG

6 986,9

TAC

14 000

 

Soort

:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Gebied

:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

SWO/AS05N

Spanje

5 422,8

 

Portugal

357,2

 

EG

5 780

 

TAC

17 000

 
 

Soort

:

Witte tonijn

Germo alalunga

Gebied

:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

ALB/AN05N

Ierland

7 958,02 (3)

 

Spanje

16 961,74 (3)

Frankrijk

7 243,99 (3)

Verenigd Koninkrijk

562,33 (3)

Portugal

4 324,32 (3)

EG

37 050,4 (4)

TAC

30 200

 

Soort

:

Witte tonijn

Germo alalunga

Gebied

:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

ALB/AS05N

Spanje

943,7

 

Frankrijk

311

 

Portugal

660

 

EG

1 914,7

 

TAC

29 900

 
 

Soort

:

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Gebied

:

Atlantische Oceaan

BET/ATLANT

Spanje

17 264,8

 

Frankrijk

7 557,3

 

Portugal

6 424,9

 

EG

31 350

 

TAC

90 000

 
 

Soort

:

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Gebied

:

Atlantische Oceaan

BUM/ATLANT

EG

103

 

TAC

niet relevant

 
 

Soort

:

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Gebied

:

Atlantische Oceaan

WHM/ATLANT

EG

46,5

 

TAC

niet relevant

 
 

  • (1) 
    Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst.
  • (2) 
    Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.
  • (3) 
    Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007, als volgt over de lidstaten verdeeld.
 

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Ierland

50

Spanje

730

Frankrijk

151

Verenigd Koninkrijk

12

Portugal

310

EG

1 253

  • (4) 
    Het aantal communautaire vissersvaartuigen dat op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vist, wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 vastgesteld op 1 253.

BIJLAGE IE

ANTARCTISCH GEBIED

CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de CCAMLR-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de CCAMLR, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.

 

Soort

:

Langsnuitijsvis

Channichthys rhinoceratus

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

LIC/F5852.

TAC

150

 
 

Soort

:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Gebied

:

FAO 48.3 Antarctische wateren

ANI/F483.

TAC

2 462 (1)

 
 

Soort

:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren (2)

ANI/F5852.

TAC

220 (3)

 
 

Soort

:

Zwarte patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

FAO 48.3 Antarctische wateren

TOP/F483.

TAC

3 920 (4)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Beheersgebied A: 48oWL tot 43o30' WL — 52o30'ZB tot 56 ZB (TOP/*F483A)

0

 

Beheersgebied B: 43o30'WL tot 40oWL — 52o30’ZB tot 56oZB (TOP/*F483B)

1 176

 

Beheersgebied C: 40oWL tot 33o30'WL — 52o30' ZB tot 56oZB (TOP/*F483C)

2 744

 
 

Soort

:

Zwarte patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

Fao 48.4 Antarctische wateren

TOP/F484.

TAC

100

 
 

Soort

:

Zwarte patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

TOP/F5852.

TAC

2 500 (5)

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 48

KRI/F48.

TAC

3 470 000 (6)

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 58.4.1 Antarctische wateren

KRI/F5841.

TAC

440 000 (7)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.1 ten westen van 115o OL (KRI/*F-41W)

277 000

 

Zone 58.4.1 ten oosten van 115o OL (KRI/*F-41E)

163 000

 
 

Soort

:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Gebied

:

FAO 58.4.2 Antarctische wateren

KRI/F5842.

TAC

2 645 000 (8)

 

Bijzondere voorwaarden

Binnen de limieten van bovenstaand quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.2 west

1 488 000

 

Zone 58.4.2 ten oosten van 55o oosterlengte

1 080 000

 
 

Soort

:

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

NOS/F5852.

TAC

80

 
 

Soort

:

Krabben

Paralomis spp.

Gebied

:

FAO 48.3 Antarctische wateren

PAI/F483.

TAC

1 600 (9)

 
 

Soort

:

Grenadiers

Macrourus spp.

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

GRV/F5852.

TAC

360

 
 

Soort

:

Andere soorten

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

OTH/F5852.

TAC

50

 
 

Soort

:

Roggen

Rajidae

Gebied

:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

SRX/F5852.

TAC

120

 
 

Soort

:

Inktvis

Martialia hyadesi

Gebied

:

FAO 48.3 Antarctische wateren

SQS/F483.

TAC

2 500 (10)

 
 

  • (1) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 15 november 2007 tot en met 14 november 2008. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2008 is de visserij op dit bestand beperkt tot 1 084 ton.
  • (2) 
    In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO dat is afgebakend door de lijn die loopt:
 

a)

van het snijpunt van lengtegraad 72o15'OL met de grens als vastgesteld bij de Overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-France Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53o25'ZB;

 

b)

vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74oOL;

 

c)

daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52o40'ZB met lengtegraad 76oOL;

 

d)

vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 52oZB;

 

e)

daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51oZB met lengtegraad 74o30'OL; en

 

f)

vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt.

  • (3) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • (4) 
    Deze TAC is van toepassing voor beugvisserij in de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2008 en voor korfvisserij in de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • (5) 
    Deze TAC is uitsluitend van toepassing ten westen van 79o20'OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze lengtegraad in deze zone te vissen (zie bijlage IX).
  • (6) 
    Deze TAC is van toepassing in de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • (7) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • (8) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • (9) 
    Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.
  • Deze TAC is van toepassing voor de periode van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008.

BIJLAGE IF

ZUIDOOST-ATLANTISCHE OCEAAN

SEAFO-gebied

Deze TAC's zijn niet aan de SEAFO-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de SEAFO, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is opgevist.

 

Soort

:

Zwarte patagonische ijsvis (Dissostichus eleginoides)

Gebied

:

SEAFO

TAC

260

 
 

Soort

:

Rode diepzeekrab (Chaceon spp)

Gebied

:

SEAFO-deelsector B1 (1)

TAC

200

 
 

Soort

:

Rode diepzeekrab (Chaceon spp)

Gebied

:

SEAFO, met uitzondering van deelsector B1

TAC

200

 
 

  • (1) 
    In het kader van deze TAC mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd:
 

ten westen door de lengtegraad 0oOL,

 

ten noorden door de breedtegraad 20oZB,

 

ten zuiden door de breedtegraad 28oZB, en

 

ten oosten door de buitengrenzen van de Exclusieve Economische Zone van Namibië.

 

BIJLAGE II

BIJLAGE IIA

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN IN ICES-ZONES IIIa, IV, VIa, VIIa, VIId EN IN DE EG-WATEREN VAN ICES-ZONE IIA

ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1. 
    Werkingssfeer

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met enig vistuig als omschreven in punt 4 aan boord aanwezig zijn in ICES-zones IIIa, IV, VIa, VIIa en VIId en in de EG-wateren van ICES-zone IIa. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2008 verstaan de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 januari 2009.

  • 2. 
    Definities van geografische gebieden
 

2.1.

Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende geografische gebieden:

 

a)

het Kattegat;

 

b)

i)

het Skagerrak;

 

ii)

het deel van ICES-zone IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort; ICES-zone IV en de EG-wateren van ICES-zone IIa;

 

iii)

ICES-zone VIId;

 

c)

ICES-zone VIIa;

 

d)

ICES-zone VIa.

 

2.2.

Voor vaartuigen waarvoor aan de Commissie is meegedeeld dat zij beschikken over een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, geldt de volgende afbakening van ICES-zone VIa:

ICES-zone VIa met uitzondering van het deel van ICES-zone VIa ten westen van loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:

 
 

60o00’NB, 04o00’WL

 
 

59o45’NB, 05o00’WL

 
 

59o30’NB, 06o00’WL

 
 

59o00’NB, 07o00’WL

 
 

58o30’NB, 08o00’WL

 
 

58o00’NB, 08o00’WL

 
 

58o00’NB, 08o30’WL

 
 

56o00’NB, 08o30’WL

 
 

56o00’NB, 09o00’WL

 
 

55o00’NB, 09o00’WL

 
 

55o00’NB, 10o00’WL

 
 

54o30’NB, 10o00’WL.

  • 3. 
    Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig in een in punt 2.1 vermeld gebied aanwezig en buitengaats is. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de doorlopende periode ingaat.

  • 4. 
    Vistuig
 

4.1.

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

 

a)

trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte:

 

i)

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

 

ii)

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm;

 

iii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

 

iv)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

 

v)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

 

b)

boomkorren met een maaswijdte:

 

i)

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm;

 

ii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

 

iii)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

 

iv)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

 

c)

kieuwnetten of warrelnetten, met uitzondering van schakels, met een maaswijdte:

 

i)

kleiner dan 110 mm;

 

ii)

gelijk aan of groter dan 110 mm en kleiner dan 150 mm;

 

iii)

gelijk aan of groter dan 150 mm en kleiner dan 220 mm;

 

iv)

gelijk aan of groter dan 220 mm;

 

d)

schakels;

 

e)

beuglijnen.

 

4.2.

Voor de toepassing van deze bijlage en onder verwijzing naar de in punt 2.1 vermelde gebieden en de in punt 4.1 omschreven categorieën vistuig, worden de volgende categorieën van overdrachten vastgesteld:

 

a)

categorie vistuig 4.1, onder a), i), in om het even welk gebied;

 

b)

categorie vistuig 4.1, onder a), ii), in om het even welk gebied, en categorie vistuig 4.1, onder a), iii), in het deel van ICES-zone IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, ICES-zones IV, VIa, VIIa, VIId en de EG-wateren van ICES-zone IIa;

 

c)

categorie vistuig 4.1, onder a), iii), in het Skagerrak en het Kattegat, en categorieën vistuig 4.1, onder a), iv) en v), in om het even welk gebied;

 

d)

categorieën vistuig 4.1, onder b), i), ii), iii) en iv), in om het even welk gebied;

 

e)

categorieën vistuig 4.1, onder c), i), ii), iii) en iv), en onder d), in om het even welk gebied;

 

f)

categorie vistuig 4.1, onder e), in om het even welk gebied.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

  • 5. 
    Vaartuigen waarvoor beperkingen van visserijinspanningen gelden
 

5.1.

Vaartuigen die gebruikmaken van typen vistuig als vermeld in punt 4.1 en die vissen in gebieden die in punt 2 zijn vermeld, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

5.2.

Een lidstaat verleent onder zijn vlag varende vaartuigen geen toestemming voor visserijactiviteiten met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 4.1 in de gebieden vermeld in punt 2.1 als deze vaartuigen in de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 of 2007 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, visserijactiviteiten ingevolge de overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen niet meegerekend, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het betrokken gebied wordt gebruikt.

 

5.3.

Vaartuigen die wel met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 4.1 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor het laatstgenoemd vistuig is toegewezen gelijk aan of groter is dan het aantal dagen dat voor het eerstbedoelde vistuig is toegewezen.

 

5.4.

In afwijking van punt 5.3. kan vaartuigen toestemming worden verleend om vistuig behorend tot de categorieën bedoeld in de punten 4.1.(a)(iv) en 4.1.(a)(v) te gebruiken, mits aan de bijzondere voorwaarde van punt 8.2.(c) is voldaan.

 

5.5.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in een in punt 2.1 vermeld gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig van een in punt 4.1 vermelde categorie, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 15 van deze bijlage.

  • 6. 
    Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze vistuig behorend tot een categorie als omschreven in punt 4.1 aan boord hebben, niet langer dan het in punt 8 bepaalde aantal dagen in een in punt 2.1 vermeld gebied aanwezig zijn.

  • 7. 
    Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied, maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringende medische zorg nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen van aanwezigheid in het gebied. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VISSERSVAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN BUITENGAATS

  • 8. 
    Maximumaantal dagen
 

8.1.

Het maximumaantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2008 een onder zijn vlag varend vaartuig dat één van de in punt 4.1 vermelde categorieën vistuig aan boord heeft, mag toestaan aanwezig te zijn in een in punt 2.1 vermeld gebied, is vastgesteld in tabel I.

 

8.2.

Bij het vissen in het Kattegat wordt elke dag van aanwezigheid in het gebied tijdens de periode van 1 februari tot en met 30 april 2008 als 2,5 dagen geteld.

 

8.3.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vissersvaartuig na toestemming van zijn vlaggenstaat aanwezig mag zijn in een in punt 2.1 vermeld gebied, gelden tijdens de beheersperiode 2008 de onderstaande bijzondere voorwaarden overeenkomstig tabel I.

 

a)

Het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 1.

 

b)

Het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 bij bijlage III en de aan boord gehouden vangsten, gemeten in levend gewicht en vastgelegd in het Gemeenschapslogboek, dienen minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 70 % langoustine te bevatten.

 

c)

Het aandeel kabeljauw in de aan boord gehouden vangsten dient minder dan 5 % te bedragen.

 

d)

Het aandeel kabeljauw, tong en schol in de aan boord gehouden vangsten dient minder dan 5 % te bedragen.

 

e)

De aan boord gehouden vangsten dienen minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol te bevatten.

 

f)

De aan boord gehouden vangsten dienen minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf te bevatten.

 

g)

Het vaartuig moet uitgerust zijn met schakels met een maaswijdte ≤ 110 mm en mag niet langer dan 24 uur ononderbroken buitengaats zijn.

 

h)

Het vaartuig moet de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in een lidstaat die een door de Commissie goedgekeurde regeling heeft ontwikkeld voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen die aan deze bijzondere voorwaarde voldoen. Indien een voordien door de Commissie goedgekeurd systeem voor de automatische schorsing van visvergunningen ongewijzigd van toepassing blijft, dient de lidstaat de Commissie slechts in kennis te stellen van de voortzetting van dit systeem.

 

i)

Het vaartuig moet in 2003, 2004, 2005, 2006 of 2007 in het gebied aanwezig zijn geweest, uigerust met vistuig van de in punt 4.1, onder b), vermelde categorieën. In 2008 moeten de in levend gewicht gemeten en in het Gemeenschapslogboek vastgelegde vangsten die tijdens elke visreis aan boord worden gehouden, uit minder dan 5 % kabeljauw bestaan. Tijdens een beheersperiode waarin een vaartuig van deze bepaling gebruikmaakt, mag op geen enkel moment ander dan het in punt 4.1, onder b), iii) of iv), bedoelde vistuig aan boord zijn.

 

j)

Het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2.

 

k)

Tijdens de periode mei-oktober moeten de aan boord gehouden vangsten uit minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol bestaan. Ten minste 55 % van het maximaal aantal dagen dat op grond van deze bijzondere voorwaarde is toegestaan, wordt van mei tot en met oktober gebruikt in het gebied ten oosten van 4o30' WL.

 

l)

Het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3.

 

8.4.

Om overeenkomstig de bijzondere voorwaarden van punt 8.2, onder c), d), e), f) of k), te mogen vissen in om het even welk van de in punt 2.1 vermelde gebieden, dient het vaartuig of het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, te beschikken over vangstcijfers die aantonen dat de in levend gewicht gemeten en in het Gemeenschapslogboek vastgelegde aan boord gehouden vangsten in 2002 voldeden aan de voorwaarden voor de vangstsamenstelling die in deze bijzondere voorwaarden en voor dat specifieke geografische gebied zijn vastgesteld.

Bij wijze van alternatief dient het vaartuig tijdens elke visreis in de beheersperiode 2008 te voldoen aan de in de desbetreffende bijzondere voorwaarde vastgestelde vangstsamenstelling en dient het betrokken te zijn in een waarnemersplan dat door zijn vlaggenlidstaat bij de Commissie is ingediend voor goedkeuring overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de reder van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

8.5.

Tijdens de beheersperiode 2008 mogen de lidstaten de aan hen toegewezen visserijinspanningen beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. De lidstaten kunnen aan de hand van een dergelijk systeem om het even welk betrokken vaartuig toestemming verlenen om met een combinatie van categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden van tabel 1 aanwezig te zijn in een in punt 2.1 vermeld gebied gedurende een maximumaantal dagen dat verschillend is van dat in de tabel, op voorwaarde dat het totale aantal kilowattdagen dat met een dergelijke combinatie overeenkomt, in acht wordt genomen.

Voor een specifieke combinatie van geografische gebieden, categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden moet het totale aantal kilowattdagen de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en in aanmerking komen voor die specifieke combinatie. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I zou beschikken indien de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.

 

8.6.

De aangepaste toewijzing van visdagen bedoeld in punt 8.4. is gericht op een efficiënter gebruik van de vangstmogelijkheden of op het bevorderen van visserij die tot minder teruggooi en een lagere visserijsterfte bij jonge en volwassen vis leidt. Dit kan in de vorm van visserijplannen die in samenwerking met de visserijindustrie worden opgesteld, en voor zover van toepassing het volgende omvatten:

 

a)

het specifieke doel om de teruggooi van kabeljauw tot minder dan 10 % van de kabeljauwvangst te beperken;

 

b)

real-timesluitingen voor jonge exemplaren en voor het paaibestand;

 

c)

maatregelen om de kabeljauwvangst te beperken;

 

d)

het testen van nieuwe, selectieve voorzieningen;

 

e)

adequaat toezicht door waarnemers, en

 

f)

regelingen inzake follow-up en verslaglegging.

 

8.7.

Lidstaten die de bepalingen van punt 8.4 willen toepassen, moeten bij de Commissie een verzoek daartoe indienen met elektronische verslagen waarin voor elke combinatie van geografische gebieden, categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden van tabel I de details van de berekening zijn opgenomen, gebaseerd op:

 

a)

de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen;

 

b)

vangstcijfers uit 2002 voor deze vaartuigen waaruit de in bijzondere voorwaarde 8.3, onder c), d), e), f) of k), vastgestelde vangstsamenstelling blijkt, indien deze vaartuigen in aanmerking komen voor deze bijzondere voorwaarden en niet betrokken zijn bij in punt 8.4 bedoelde waarnemersplannen;

 

c)

het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 8.5 zou beschikken.

Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van de bepalingen in punt 8.5.

 

8.8.

Tijdens de beheersperiode 2008 mag het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een combinatie van in punt 2.1 vermelde gebieden aanwezig mag zijn, niet hoger zijn dan het hoogste aantal dagen dat voor één van die gebieden is vastgesteld.

 

8.9.

Een dag die in een van de in punt 2.1 vermelde gebieden wordt doorgebracht, moet ook in mindering worden gebracht op het totale aantal dagen van aanwezigheid in het gebied als omschreven in punt 1 van bijlage IIC dat is toegestaan voor vaartuigen die vissen met vistuig als omschreven in punt 4.1 van bijlage IIA en punt 3 van bijlage IIC.

 

8.10.

Indien een vaartuig tijdens een visreis twee of meer in punt 2 vermelde gebieden aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht.

  • 9. 
    Beheersperioden
 

9.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

 

9.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in een van de in punt 2.1 vermelde gebieden aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

 

9.3.

Nadat een vaartuig het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied, waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2.1 vermelde gebieden blijven, tenzij uitsluitend ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 19.

  • 10. 
    Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
 

10.1.

Op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2002 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 (1), hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren, kan de Commissie aan de lidstaten extra zeedagen toekennen waarop een vaartuig na toestemming van zijn vlaggenlidstaat in een in punt 2.1 vermeld gebied aanwezig mag zijn met één van de in punt 4.1 vermelde vistuigen aan boord.

De in kilowatt gemeten visserij-inspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2001 in het betrokken geografische gebied met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2001 met dat vistuig hebben geleverd.

Het aantal extra dagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel 1 zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.

Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 5.1 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.

 

10.2.

Lidstaten die gebruik willen maken van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen, moeten bij de Commissie een verzoek daartoe indienen met elektronische verslagen waarin voor elke combinatie van geografische gebieden, categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden van tabel I de details van de berekening zijn opgenomen, gebaseerd op:

 

a)

de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen;

 

b)

de door dergelijke vaartuigen in 2001 verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen per betrokken combinatie van geografisch gebieden, categorieën vistuig en, waar nodig, bijzondere voorwaarden.

 

10.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 8.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

10.4.

Tijdens de beheersperiode 2008 mag een lidstaat deze extra zeedagen opnieuw toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die in aanmerking komen voor de betrokken combinatie van geografische gebieden, categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden, door, mutatis mutandis, de bepalingen van de punten 8.4 en 8.5 toe te passen.

 

10.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, blijven geldig in 2008.

  • 11. 
    Wijziging van het aantal zeedagen in het geval van inconsistenties in de vangstmogelijkheden voor schol en tong in geografisch gebied 2.1(b).
 

11.1.

De Commissie kan volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 het aantal zeedagen wijzigen waarop een vaartuig na toestemming van zijn vlaggenlidstaat in het in punt 2.1(b) vermelde gebied aanwezig mag zijn om op schol en tong te vissen waarbij één van de volgende combinaties van categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden van toepassing is, voor zover deze wijziging nodig is om de lidstaat in staat te stellen zijn vangstquotum te halen:

 
 

4.1(a)(iv)/geen;

 
 

4.1(b)(i)/geen;

 
 

4.1(b)(iii)/geen;

 
 

4.1(b)(iv)/geen;

 
 

4.1(d)/8.2(c).

 

11.2.

Lidstaten die gebruik willen maken van een wijziging als bedoeld in punt 10 bis.1., moeten bij de Commissie een verzoek daartoe indienen met elektronische verslagen waarin de stand van het quotumverbruik voor schol en tong per 31 juli 2008, alsmede de visserij-inspanning van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen zijn opgenomen.

  • 12. 
    Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
 

12.1.

De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2008 en 31 januari 2009 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig van een in punt 4.1 opgenomen categorie aan boord.

Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1543/2000 (2), Verordening (EG) nr. 1639/2001 (3) en Verordening (EG) nr. 1581/2004 (4).

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de reder van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

12.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 11.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

 

12.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het STECF kan de Commissie het aantal in punt 8.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het programma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

12.4.

Indien een programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd, en de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor het programma van toepassing is, in kennis van de verlenging van dit programma.

 

12.5.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2008 en 31 januari 2009 zes extra dagen toewijzen waarop een vaartuig in het in punt 2.1, onder c), bedoelde gebied aanwezig mag zijn als het vistuig aan boord heeft als bedoeld in punt 4.1, onder a), iv) en v).

 

12.6.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2008 en 31 januari 2009 twaalf extra dagen toewijzen waarop een vaartuig in het in punt 2.1, onder c), vermelde gebied aanwezig mag zijn als het in punt 4.1 opgenomen vistuig aan boord heeft, met uitzondering van vistuig van de in punt 4.1, onder a, iv) en v), opgenomen categorieën.

 

12.7.

Lidstaten die gebruik willen maken van de in de punten 11.5. en 11.6. bedoelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een beschrijving in van hun proefproject met uitgebreidere gegevens, dat verder dient te gaan dan de bestaande voorschriften in de Gemeenschapswetgeving. Op basis van deze beschrijving kan de Commissie het voorstel van een lidstaat inzake een proefproject met uitgebreidere gegevens goedkeuren overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

12.8.

Indien een lidstaat reeds een proefproject met uitgebreidere gegevens heeft ingediend dat door de Commissie is goedgekeurd, en deze lidstaat het project ongewijzigd wil voortzetten, stelt hij de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarop het programma van toepassing is, in kennis van de voortzetting van zijn programma voor versterkt toezicht door waarnemers.

 

12.9.

Tijdens de beheersperiode 2008 kan de Commissie, na overleg met het STECF, volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 een lidstaat toestemming verlenen om maximaal twaalf extra zeedagen toe te wijzen aan onder zijn vlag varende vissersvaartuigen die in een van de in punt 2 gedefinieerde geografische gebieden aanwezig zijn met vistuig van een in punt 4.1. opgenomen categorie aan boord, op voorwaarde dat de eigenaar van deze vaartuigen akkoord gaat met een plan tot vermindering van de teruggooi.

Het plan is met name gericht op de teruggooiniveaus van kabeljauw of andere soorten met vergelijkbare teruggooiproblemen, zoals schol en tong, waarvoor beheers- of herstelplannen zijn aangenomen, en voorziet in:

 

a)

maatregelen die het ontzien van jonge exemplaren en van het paaibestand van de betrokken soort moeten aanmoedigen;

 

b)

het testen en uitvoeren van technische maatregelen met het oog op een betere selectiviteit voor deze soorten;

 

c)

een scherper toezicht op de betrokken vloot;

 

d)

een regeling inzake het regelmatig verstrekken van gegevens aan de Commissie en een jaarlijkse controle van de resultaten van het plan.

 

12.10.

De lidstaten die gebruik willen maken van de in punt 12.9. bedoelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een beschrijving in van hun teruggooiverminderingsplan en een lijst van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die aan dat plan deelnemen.

 

12.11.

Indien de eigenaars van bedoelde vaartuigen deelnemen aan het in punt 11.13. bedoelde referentievlootprogramma tot beperking van de kabeljauwvangst, mag een lidstaat tijdens de beheersperiode 2008, na toestemming van de Commissie,

 

a)

12 extra zeedagen toewijzen aan onder zijn vlag varende vissersvaartuigen die in het gebied bedoeld in punt 2.1.b) aanwezig zijn met vistuig van een in punt 4.1. bedoelde categorie aan boord; of

 

b)

10 extra zeedagen toewijzen aan onder zijn vlag varende vissersvaartuigen die in het gebied bedoeld in punt 2.1.d) aanwezig zijn met vistuig van een in punt 4.1. bedoelde categorie aan boord.

Vissersvaartuigen die deelnemen aan een referentievlootprogramma tot beperking van de kabeljauwvangst, moeten voldoen aan de specifieke doelstelling van beperking van de teruggooi van kabeljauw tot minder dan 10 % van de kabeljauwvangst. Ten minste 10 % van de referentievlootprogramma's tot beperking van de kabeljauwvangst dient onder toezicht te staan.

 

12.12.

De in punt 11.11. bedoelde extra zeedagen kunnen aan de in punt 11.9 bedoelde toewijzingen worden toegevoegd.

 

12.13.

De lidstaten die gebruik willen maken van de in punt 11.11. bedoelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een beschrijving in van hun referentievlootprogramma tot beperking van de kabeljauwvangst en een lijst van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die aan dat programma deelnemen. Het aantal vaartuigen dat aan het referentievlootprogramma tot beperking van de kabeljauwvangst deelneemt, wordt zodanig bepaald dat hun gecumuleerde capaciteit, uitgedrukt in kW, niet meer bedraagt dan 10 % van de gecumuleerde capaciteit, uitgedrukt in kW, van alle vaartuigen met dezelfde categorie vistuig.

 

12.14.

Op basis van de in punt 11.13. bedoelde beschrijving en lijst kan de Commissie, na overleg met het STECF, volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 een lidstaat toestemming verlenen om de bepalingen van punt 11.11. toe te passen.

  • 13. 
    Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen
 

13.1.

De bovenbedoelde voorwaarden moeten vermeld zijn in het in punt 5.1 bedoelde speciale visdocument voor vaartuigen waarop de bijzondere voorwaarden van punt 8.2 van toepassing zijn.

 

13.2.

Indien aan een vaartuig dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan een bijzondere voorwaarde van punt 8.2, onder b), c), d), e), f), k) of i), mag het aandeel van de in die punten vermelde soorten in de door dat vaartuig aan boord gehouden vangst niet hoger liggen dan de in die punten vermelde percentages. Vaartuigen mogen geen vis overladen op een ander vaartuig. Wanneer een vaartuig niet aan de betrokken voorwaarde(n) voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarde(n) overeenstemt.

14.   

Tabel I

Maximumaantal dagen waarop een vaartuig in 2008 in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuig

 
 

Gebied vermeld in punt:

Vistuig Punt 4.1

Bijzondere voorwaarde (punt 8)

Omschrijving (5)

2.1.a

Kattegat

2.1.b

  • i) 
    - Skaggerak
  • ii) 
    - EG-wateren van zone IIa, IVa, b,c,

(iii) - VIId

2.1.c

VIIa

2.1.d

VIa

(i)

(ii)

(iii)

a), i)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 16 en < 32 mm

228

228 (6)

228

228

a), ii)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm

n.v.t.

n.v.t.

184

199

184

204

a), iii)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

71

86

188

227

227

a), iv)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

103

86

86

69

a), v)

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm

103

86

114

70

a), iii)

8.3, a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm (aanhangsel 1)

126

126

227

227

227

a), iv)

8.3, a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm (aanhangsel 1)

137

137

103

114

91

a), v)

8.3, a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm (aanhangsel 1)

137

137

103

114

91

a), v)

8.3, j)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm (aanhangsel 2)

149

149

115

126

103

a), ii)

8.3, b)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 van bijlage III

Onbep.

Onbep.

Onbep.

Onbep.

a), ii)

8.3, c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 mm en < 90 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

n.v.t.

215

227

204

227

a), iii

8.3, l)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3

132

132

238

238

238

a), iv)

8.3, c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw

148

148

148

148

a), v)

8.3, c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw

160

160

160

160

a), iv)

8.3, k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

n.v.t.

166

n.v.t.

a), v)

8.3, k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

n.v.t.

178

n.v.t.

a), v)

8.3, h)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning

115

115

126

103

a.ii)

8.3, d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 mm en < 90 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

280

280

280

252

a), iii)

8.3, d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 mm en < 100 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

280

280

280

a), iv)

8.3, d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

276

276

a), v)

8.3, d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

Onbep.

279

a), v)

8.3, h)

8.3, j)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm (aanhangsel 2), die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning

n.v.t.

n.v.t.

127

138

115

b), i)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 en < 90 mm

n.v.t.

119 (6)

Onbep.

132

143 (6)

b), ii)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

n.v.t.

143 (6)

Onbep.

143

143 (6)

b), iii)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

n.v.t.

129

Onbep.

143

143

b), iv)

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm

n.v.t.

129

Onbep.

143

143

b), iii)

8.3, c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b), iii)

8.3, i)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004, 2005 of 2006 boomkorren hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b), iv)

8.3, c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b), iv)

8.3, i)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004, 2005 of 2006 boomkorren hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b), iv)

8.3, e)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

c), i)

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte < 110 mm

140

140

140

140

c), ii)

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 110 mm en < 150 mm

140

126

140

140

c), iii)

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 150 mm en < 220 mm

140

117

115

140

c), iv)

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm

140

140

140

140

d)

 

Schakels

140

140

140

140

c.iii)

8.3, f)

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm, met vangstcijfers van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf

162

140

162

140

140

140

d)

8.3, g)

Schakels met een maaswijdte < 110 mm. Het vaartuig mag niet langer dan 24 uur buitengaats zijn

140

140

185 (7)

140

140

e)

 

Beuglijnen

173

173

173

173

n.v.t. = „niet van toepassing”

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING

  • 15. 
    Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
 

15.1.

Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in een in punt 2.1 vermeld gebied aanwezig mogen zijn, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, op voorwaarde dat het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire vlootregister geregistreerde vermogen.

 

15.2.

Het product van het overeenkomstig punt 15.1 overgedragen totale aantal in een gebied doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, overdrachten van andere vaartuigen in het gebied niet meegerekend, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Wanneer een overdragend vaartuig voor de wateren ten westen van Schotland de gebiedsafbakening van punt 2.2 hanteert, worden de vangstcijfers berekend op basis van die gebiedsafbakening.

Voor de toepassing van dit punt wordt het ontvangende vaartuig geacht zijn eigen toegewezen dagen te gebruiken vóór eventueel aan dat vaartuig overgedragen dagen. De overgedragen dagen die het ontvangende vaartuig gebruikt, worden meegerekend in de vangstcijfers van het overdragende vaartuig.

 

15.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 15.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde overdrachtcategorie als omschreven in punt 4.2 en gedurende dezelfde beheersperiode. Een lidstaat kan een overdracht van dagen toestaan wanneer een vergunninghoudend overladend vissersvaartuig zijn activiteiten heeft stopgezet.

 

15.4.

Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder toepassing van de bijzondere voorwaarden van punt 8.3.

In afwijking van dit punt mogen dagen worden overgedragen door vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen onder de bijzondere voorwaarde van punt 8.3, onder h), op voorwaarde dat aan deze voorwaarde geen andere bijzondere voorwaarde van punt 8.3 gekoppeld is.

 

15.5.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Met het oog op deze informatieverstrekking aan de Commissie kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

  • 16. 
    Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om in een gebied door te brengen dagen binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 5.2, 5.5, 7 en 15 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van de overdrachtvoorwaarden, met vermelding van het aantal overgedragen dagen, de visserij-inspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

  • 17. 
    Mededeling betreffende het vistuig

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet met in punt 4.1 opgenomen vistuig vissen in de in punt 2.1 vermelde gebieden.

  • 18. 
    Gebruik van vistuig van meer dan één vistuigcategorie
 

18.1.

Een vaartuig mag binnen een beheersperiode vistuig van meer dan één van de in punt 4.1 opgenomen categorieën gebruiken.

 

18.2.

Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat meer dan één vistuig wordt gebruikt, mag het vaartuig op om het even welk moment gebruikmaken van één van de aangemelde vistuigen, op voorwaarde dat het totale aantal dagen dat het vaartuig sinds het begin van het jaar met om het even welk van de betrokken vistuigen heeft gevist, overeenkomt met:

 

a)

niet meer dan het totale aantal tijdens het jaar beschikbare dagen dat overeenstemt met het rekenkundige gemiddelde van het aantal dagen waarop het vaartuig overeenkomstig tabel I voor elk vistuig in aanmerking komt, afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag en

 

b)

niet meer dan het aantal dagen dat volgens tabel I zou worden toegewezen als alleen het betrokken vistuig werd gebruikt.

 

18.3.

Indien voor één van de gemelde vistuigen geen beperking in aantal dagen geldt, blijft het totale aantal gedurende het jaar beschikbare dagen voor het betrokken vistuig onbeperkt.

 

18.4.

Wanneer een lidstaat besluit het aantal dagen in beheersperioden op te delen overeenkomstig punt 9, gelden de voorwaarden van de punten 18.2, 18.3 en 18.4 mutatis mutandis voor elke beheersperiode.

 

18.5.

De mogelijkheid om meer dan één vistuig te gebruiken kan alleen worden benut indien aan de volgende aanvullende controlevoorschriften wordt voldaan:

 

a)

tijdens een visreis mag het vaartuig slechts een van de in punt 4.1 opgenomen categorieën vistuig aan boord hebben of gebruiken, behoudens het in punt 19.2 genoemde geval;

 

b)

voor aanvang van een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig tijdens de visreis aan boord zal zijn of zal worden gebruikt, tenzij het type vistuig sinds de vorige visreis niet is gewijzigd.

 

18.6.

De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen, mag met onmiddellijke ingang niet langer meer dan één categorie vistuig gebruiken.

  • 19. 
    Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4.1 opgenomen vistuigen (gereglementeerd vistuig) ook niet onder dat punt opgenomen vistuigen (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4.1 opgenomen vistuigen aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om alternatieve visserijactiviteiten met niet-gereglementeerde vistuig te verrichten.

  • 20. 
    Verbod op het aan boord houden van meer dan één gereglementeerd vistuig
 

20.1.

Een vaartuig dat aanwezig is in een in punt 2 vermeld gebied en dat vistuig van één van de in punt 4.1 opgenomen categorieën aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd vistuig van een andere in punt 4.1 opgenomen categorie aan boord hebben.

 

20.2.

In afwijking van punt 19.1 mogen vaartuigen in een in punt 2.1 vermeld gebied vistuig van verschillende categorieën aan boord hebben en tijdens een visreis gebruiken. In dat geval wordt het aantal dagen dat het vaartuig zich tijdens die visreis op zee bevindt, gerekend als dagen waarop wordt gevist met het vistuig en onder de bijzondere voorwaarde waarvoor overeenkomstig tabel I het laagste aantal dagen geldt.

NIET MET VISSERIJ VERBAND HOUDENDE ACTIVITEITEN EN DOORVAART

  • 21. 
    Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode mag een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten verrichten zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 8 toegewezen dagen, op voorwaarde dat het vaartuig zijn vlaggenlidstaat vooraf in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te verrichten en van de aard van die activiteiten, en voor de duur van die activiteiten afstand doet van zijn visvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

  • 22. 
    Doorvaart

Een vaartuig mag door het gebied varen als het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord en opgeborgen overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING

  • 23. 
    Mededelingen inzake de visserij-inspanning

In afwijking van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 423/2004 zijn vaartuigen die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 zijn uitgerust met satellietvolgsystemen, vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde meldplicht.

VERPLICHTINGEN INZAKE SATELLIETVOLGSYSTEMEN

  • 24. 
    Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

 

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

 

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

  • 25. 
    Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde relevante gegevens aan de hand van de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten worden opgetekend en op verzoek ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 26. 
    Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de buitengaats en in het gebied doorgebrachte visdagen overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale inspanningen in de in punt 2.1 vermelde gebieden voor gesleept vistuig, staand vistuig en demersale beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in de in deze bijlage bedoelde gebieden.

  • 27. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

27.1.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de in punt 25 bedoelde gegevens volgens het in de tabellen II en III opgenomen model aan de Commissie door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

 

27.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 25 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

CFR

Uit-wendige ken-tekens

Duur van de beheers-periode

Gebied

Aangegeven vistuig

Bijzondere voorwaarden voor het aangegeven vistuig

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

Over-gedragen dagen

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Maximumaantal letters/cijfers

Richting (8)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Voor overdragende vaartuigen is dit steeds het land dat de mededeling doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer in het communautaire vlootregister

Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Aangeven of het vaartuig heeft gevist in de gebieden a, b, c of d van punt 2.1 van bijlage IIA.

(6)

Aangegeven type(n) vistuig

5

L

Vermeld het aangegeven vistuig overeenkomstig punt 4.1 van bijlage IIA (bijv. a.i, a.ii, a.iii, a.iv, a.v, b.i, b.ii, b.iii, b.iv, c.i, c.ii, c.iii, d of e).

(7)

Bijzondere voorwaarden voor het aangegeven vistuig

2

L

Geef aan of, en zo ja welke, van de in punt 8.3 van bijlage IIA genoemde bijzondere voorwaarden a-l van toepassing zijn

(8)

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

3

L

Aantal dagen waarop het vaartuig krachtens bijlage IIA recht heeft voor het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9)

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de beheersperiode overeenkomstig bijlage IIA.

(10)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „-aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.

 

  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1343/2007 (PB L 300 van 17.11.2007, blz. 24).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1639/2001 van de Commissie van 25 juli 2001 tot vaststelling van het communautaire minimumprogramma en uitgebreide programma voor gegevensverzameling in de visserijsector en tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 53). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1581/2004 (PB L 289 van 10.9.2004, blz. 6).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1581/2004 van de Commissie van 27 augustus 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1639/2001 tot vaststelling van het communautaire minimumprogramma en uitgebreide programma voor gegevensverzameling in de visserijsector en tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad (PB L 289 van 10.9.2004, blz. 6).
  • (5) 
    Er wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de omschrijvingen in de punten 4.1 en 8.2.
  • (6) 
    Voor zover beperkingen gelden is titel V van Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.
  • (7) 
    Voor lidstaten met een quotum van minder dan 5 % van het aandeel van de Gemeenschap in de TACs voor schol en tong bedraagt het aantal zeedagen 205.
  • (8) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

Aanhangsel 1 van BIJLAGE IIA

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale visdocumenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

 

1.

Wanneer het vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 3 van dit aanhangsel aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

 

2.

Ontsnappingspaneel

 

2.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Er worden twee ruitvormige mazen per vierkante maas aan het paneel bevestigd wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 120 mm, vijf ruitvormige mazen per twee vierkante mazen wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 100 mm en kleiner is dan 120 mm, en drie ruitvormige mazen per vierkante maas wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 90 mm en kleiner is dan 100 mm.

 

2.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

 

2.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Aanhangsel 2 van BIJLAGE IIA

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale visdocumenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

 

1.

Wanneer het vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 3 van dit aanhangsel aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

 

2.

Ontsnappingspaneel

 

2.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal 6 meter van de pooklijn. Per twee vierkante mazen worden er vijf ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

 

2.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 140 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

 

2.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Aanhangsel 3 van Bijlage IIA

 

1.

Een kopie van de in punt 13.1 van deze bijlage bedoelde speciale visdocumenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

 

2.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig aan boord houden en gebruiken met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 2 van dit aanhangsel, aangebracht in een kuil met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 95 mm en met een omtrek van minimaal 80 open mazen en maximaal 100 mazen. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

 

3.

Ontsnappingspaneel

 

3.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal 4 meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er drie ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

 

3.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal vijf meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

 

3.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

BIJLAGE IIB

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN LANGOUSTINEBESTANDEN IN ICES-ZONES VIIIc EN IXa, MET UITZONDERING VAN DE GOLF VAN CADIZ

  • 1. 
    Werkingssfeer

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord, aanwezig zijn in ICES-zones VIIIc en IXa met uitzondering van de Golf van Cadiz. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2008 verstaan de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 januari 2009.

  • 2. 
    Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig in een in punt 1 vermeld gebied aanwezig en buitengaats is. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de doorlopende periode ingaat.

  • 3. 
    Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

 

trawls, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm, alsmede kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm en demersale beuglijnen.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

  • 4. 
    Vaartuigen waarvoor beperkingen van visserijinspanningen gelden
 

4.1.

Vaartuigen die gebruikmaken van vistuig behorend tot de categorieën vistuig vermeld in punt 3 en die vissen in gebieden die zijn opgenomen in punt 1, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

4.2.

Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in het betrokken gebied met vistuig van een in punt 3 omschreven categorie, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 of 2007, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben verricht, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, gemeten in kilowatt, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

 

4.3.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 opgenomen gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig van een in punt 3 omschreven categorie, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

  • 5. 
    Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied wanneer ze vistuig behorend tot een categorie bedoeld in punt 3 aan boord hebben.

  • 6. 
    Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie uiterlijk een maand nadat hij dit besluit heeft genomen, aan de Commissie te verstrekken.

AAN VISSERSVAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

  • 7. 
    Maximumaantal dagen
 

7.1.

Het maximumaantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2008 een onder zijn vlag varend vaartuig dat vistuig behorend tot een categorie bedoeld in punt 3 aan boord heeft, mag toestaan aanwezig te zijn in het gebied, is vastgesteld in tabel I.

 

7.2.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vissersvaartuig na toestemming van zijn vlaggenstaat in het gebied aanwezig mag zijn, gelden tijdens de beheersperiode 2008 de onderstaande bijzondere voorwaarden overeenkomstig tabel I:

 

a)

de totale aanvoer van heek in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarde voldoen, moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld, en

 

b)

de totale aanvoer van langoustine in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarde voldoen, moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld.

 

7.3.

Tijdens de beheersperiode 2008 mogen de lidstaten de aan hen toegewezen visserijinspanningen beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen de lidstaten een vaartuig, met betrekking tot vistuig behorend tot de in tabel I opgenomen categorieën vistuig en bijzondere voorwaarden, toestaan om tijdens een maximumaantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, op voorwaarde dat het totale aantal kilowattdagen dat met de categorie en bijzondere voorwaarde overeenstemt, in acht wordt genomen.

Het totale aantal kilowattdagen moet de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en in aanmerking komen voor de categorie vistuig bedoeld in punt 3 en de bijzondere voorwaarde. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen dat het vaartuig overeenkomstig tabel I zou krijgen als de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.

 

7.4.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 7.3 vastgestelde bepalingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin voor de categorie vistuig en bijzondere voorwaarde opgenomen in tabel I, de gegevens worden vermeld voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (Community Fleet Register — CFR) en hun motorvermogen;

 

de vangstcijfers van 2001, 2002 en 2003 voor dergelijke vaartuigen, waaruit de in bijzondere voorwaarde 7.2, onder a) of b), vastgestelde vangstsamenstelling blijkt, indien deze vaartuigen voor deze bijzondere voorwaarden in aanmerking komen;

 

het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover het vaartuig bij toepassing van punt 7.3 zou beschikken.

Op basis van die gegevens kan de Commissie de betrokken lidstaat toestaan gebruik te maken van de in punt 7.3 vastgestelde bepalingen.

  • 8. 
    Beheersperioden
 

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

 

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

 

8.3.

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten verrichten zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, op voorwaarde dat het vaartuig eerst zijn vlaggenlidstaat in kennis stelt van zijn voornemen die activiteiten te verrichten en van de aard van die activiteiten, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

  • 9. 
    Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
 

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn terwijl het vistuig behorend tot een categorie bedoeld in punt 3 aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. De in kilowatt gemeten visserij-inspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd.

Het aantal extra dagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.

Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.1 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.

 

9.2.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 9.1 vastgestelde toewijzingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin per categorie vistuig en bijzondere voorwaarde als opgenomen in tabel I, de gegevens zijn opgenomen voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen;

 

de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen volgens categorie vistuig en, zo nodig, per bijzondere voorwaarde.

 

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

9.4.

Tijdens de beheersperiode 2008 mag een lidstaat deze extra zeedagen opnieuw toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die tot de vloot blijven behoren en in aanmerking komen voor vistuig behorend tot een categorie en bijzondere voorwaarde, door de in de punten 7.3 en 7.4 vastgestelde bepalingen mutatis mutandis toe te passen.

 

9.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten op basis van eerdere definities van categorieën vistuig, worden opnieuw geëvalueerd op basis van de categorie vistuig bedoeld in punt 3. Aldus verkregen extra dagen blijven geldig in 2008.

  • 10. 
    Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
 

10.1.

De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2008 en 31 januari 2009 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig behorend tot een categorie bedoeld in punt 3 aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1543/2000, Verordening (EG) nr. 1639/2001 en Verordening (EG) nr. 1581/2004.

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de reder van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

 

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het STECF kan de Commissie het aantal in punt 7.1 vastgestelde dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het programma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

10.4

Indien een programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd, en de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor het programma van toepassing is, in kennis van de verlenging van dit programma.

  • 11. 
    Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen
 

11.1.

Indien aan een vaartuig een onbeperkt aantal dagen wordt toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.2, onder a), en punt 7.2, onder b), mag de aanvoer van het vaartuig in 2008 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.

 

11.2.

Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

 

11.3.

Wanneer een vaartuig niet aan de betrokken voorwaarde(n) voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarde(n) overeenstemt.

Tabel I

Maximumaantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuig

 

Vistuig punt 3

Bijzondere voorwaarden Punt 7

Omschrijving

Enkel de vistuigcategorieën als omschreven in punt 3 en de bijzondere voorwaarden van punt 7 worden gebruikt

Maximum-aantal dagen

3

 

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen

194

3

7.2, a) and 7.2, b)

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en demersale beuglijnen

Onbeperkt

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN

  • 12. 
    Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
 

12.1.

Een lidstaat kan vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, op voorwaarde dat het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire vlootregister geregistreerde vermogen.

 

12.2.

Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal dagen in het betrokken gebied en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

 

12.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen tussen vaartuigen die met vistuig behorend tot de vistuigcategorie werken en gedurende dezelfde beheersperiode toegestaan.

 

12.4.

Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder toepassing van de bijzondere voorwaarden van punt 7.2.

 

12.5.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformaten voor het verzamelen en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

  • 13. 
    Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 4.1, 4.4, 6 en 12 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van de overdrachtvoorwaarden, met vermelding van het aantal dagen, de visserij-inspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

  • 14. 
    Mededeling betreffende het vistuig

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 omschreven gebied vissen met vistuig behorend tot de categorie bedoeld in punt 3.

  • 15. 
    Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de vistuigen behorend tot de categorie bedoeld in punt 3 (gereglementeerd vistuig) ook niet onder dat punt omschreven vistuigen (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen vistuig behorend tot de categorie bedoeld in punt 3 aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om alternatieve visserijactiviteiten met niet-gereglementeerd vistuig te verrichten.

DOORVAART

  • 16. 
    Doorvaart

Een vaartuig mag door het gebied varen als het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord en opgeborgen overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING

  • 17. 
    Mededelingen inzake de visserij-inspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op vaartuigen die vistuig behorend tot de categorie bedoeld in punt 3 gebruiken en die actief zijn in het in punt 1 genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde meldplicht.

  • 18. 
    Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

 

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

 

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

  • 19. 
    Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde relevante gegevens aan de hand van de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten worden opgetekend en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 20. 
    Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

  • 21. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

21.1.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de in punt 20 bedoelde gegevens volgens het in de tabellen II en III opgenomen model aan de Commissie door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

 

21.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 20 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Gebied

Bijzondere voorwaarden voor aangegeven vistuig

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

Overge-dragen dagen

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Maximumaantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Voor overdragende vaartuigen is het steeds het land dat de mededeling doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer in het communautaire vlootregister

Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIB.

(6)

Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig

2

L

Geef aan of, en zo ja welke, van de in punt 7.2 van bijlage IIB genoemde bijzondere voorwaarden a-b van toepassing zijn.

(7)

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIB recht heeft op het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(8)

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de beheersperiode overeenkomstig bijlage IIB.

(9)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „-aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.

 

  • (1) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

BIJLAGE IIC

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJK KANAAL IN ICES-ZONE VIIe

ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1. 
    Werkingssfeer
 

1.1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met in punt 3 opgenomen vistuig aan boord aanwezig zijn in zone VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder de beheersperiode 2008 verstaan de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 januari 2009.

 

1.2.

Vaartuigen die vissen met staande netten met een maaswijdte van 120 mm of groter en die volgens het EG-logboek in 2004 minder dan 300 kg levend gewicht tong hebben gevangen, zijn vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage op voorwaarde dat:

 

a)

deze vaartuigen tijdens de beheersperiode 2008 minder dan 300 kg levend gewicht tong vangen, en

 

b)

deze vaartuigen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig, en

 

c)

elke betrokken lidstaat uiterlijk op 31 juli 2008 en 31 januari 2009 bij de Commissie een verslag indient over de hoeveelheden tong die in 2004 in de vangstcijfers voor deze vaartuigen zijn opgenomen en in 2008 door deze vaartuigen zijn gevangen.

Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, zijn de betrokken vaartuigen met onmiddellijke ingang niet meer vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage.

  • 2. 
    Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in zone VIIe. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de doorlopende periode ingaat.

  • 3. 
    Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

 

a)

boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm;

 

b)

staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warrelnetten met een maaswijdte van minder dan 220 mm.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

  • 4. 
    Vaartuigen waarvoor beperkingen van de visserijinspanningen gelden
 

4.1.

Vaartuigen die in het punt 1 genoemde gebied vissen met in punt 3 opgenomen categorieën vistuig, moeten beschikken over een speciaal visdocument dat is afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94.

 

4.2.

Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen om in het betrokken gebied te vissen met in punt 3 opgenomen categorieën vistuig, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 of 2007 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

 

4.3.

Vaartuigen die wel met in punt 3 opgenomen categorieën vistuig hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, op voorwaarde dat het aantal dagen dat voor het laatstgenoemde vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen voor het eerstbedoelde vistuig.

 

4.4.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 genoemde gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 3 opgenomen categorieën vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

  • 5. 
    Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 opgenomen categorieën vistuig aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

  • 6. 
    Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VISSERSVAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

  • 7. 
    Maximumaantal dagen
 

7.1.

Het maximumaantal dagen waarvoor een lidstaat tijdens de beheersperiode 2008 een onder zijn vlag varend vaartuig mag toestaan om in het gebied aanwezig te zijn terwijl het één van de in punt 3 opgenomen categorieën vistuigen aan boord heeft en gebruikt, staat vermeld in tabel I.

 

7.2.

Het maximumaantal dagen waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage IIA bedoelde gebied aanwezig is, mag tijdens de beheersperiode 2008 niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. In de in bijlage IIA omschreven gebieden mag een vaartuig evenwel niet langer aanwezig zijn dan het overeenkomstig bijlage IIA vastgestelde aantal dagen.

 

7.3.

Tijdens de beheersperiode 2008 mogen de lidstaten de aan hen toegewezen visserij-inspanning beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen de lidstaten een vaartuig, met betrekking tot de in tabel I opgenomen categorieën vistuig, toestaan om tijdens een maximumaantal dagen dat verschilt van het in die tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, op voorwaarde dat het totale aantal kilowattdagen dat met de betrokken categorie overeenstemt, in acht wordt genomen.

Voor een specifieke categorie vistuig moet het totale aantal kilowattdagen de som zijn van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren en in aanmerking komen voor die specifieke categorie. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I zou beschikken indien de bepalingen van dit punt niet werden toegepast.

 

7.4.

Lidstaten die de bepalingen van punt 7.3 willen toepassen, moeten bij de Commissie een verzoek daartoe indienen met elektronische verslagen waarin voor elke categorie vistuig de details van de berekening zijn opgenomen, gebaseerd op:

 

de lijst van vaartuigen die mogen vissen, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen;

 

het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 7.3 zou beschikken.

Op basis van deze gegevens mag de Commissie de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te maken van de bepalingen in punt 7.3.

  • 8. 
    Beheersperioden
 

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

 

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de lidstaten zelf vastgesteld.

 

8.3.

In elke beheersperiode moet een vaartuig dat het aantal in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, heeft opgebruikt, voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het betrokken gebied blijven, tenzij het gebruikmaakt van vistuig waarvoor geen maximumaantal dagen is vastgesteld.

  • 9. 
    Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten
 

9.1.

De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig na toestemming van zijn vlaggenlidstaat in het betrokken gebied aanwezig mag zijn terwijl het in punt 3 opgenomen vistuig aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. De in kilowatt gemeten visserij-inspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd.

Het aantal extra dagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag.

Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te krijgen.

 

9.2.

Lidstaten die gebruik wensen te maken van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen, moeten bij de Commissie een verzoek indienen met elektronische verslagen waarin per categorie vistuig, de gegevens zijn opgenomen voor de berekening op basis van:

 

de lijst van vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het communautaire vlootregister (CFR — Community Fleet Register) en hun motorvermogen;

 

de in 2003 door die vaartuigen verrichte visserijactiviteit, berekend in zeedagen per betrokken categorie vistuig.

 

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

9.4

Tijdens de beheersperiode 2008 mag een lidstaat deze extra zeedagen weer toewijzen aan alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die in aanmerking komen voor de betrokken categorie vistuig, door, mutatis mutandis, de bepalingen van de punten 7.3 en 7.4 toe te passen.

 

9.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen vanwege de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten, blijven geldig in 2008.

  • 10. 
    Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers
 

10.1.

De Commissie kan op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector, de lidstaten tussen 1 februari 2008 en 31 januari 2009 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met vistuig van de in punt 3 opgenomen categorieën aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en moeten inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1543/2000, Verordening (EG) nr. 1639/2001 en Verordening (EG) nr. 1581/2004.

De waarnemers moeten onafhankelijk zijn van de reder van het vaartuig en mogen geen deel uitmaken van de bemanning van het vissersvaartuig.

 

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzingen, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

 

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het STECF kan de Commissie het aantal in punt 7.1 bedoelde dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het programma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

 

10.4.

Indien een programma voor versterkt toezicht door waarnemers reeds in het verleden door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is goedgekeurd, en indien de lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt de lidstaat de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de verlenging van dit programma.

Tabel I

Maximumaantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per vistuig

 

Vistuig

Punt 3

Omschrijving

Enkel de vistuigcategorieën als omschreven in punt 3 worden gebruikt

Westelijk kanaal

3.a

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm

192

3.b

Staande netten met een maaswijdte < 220 mm

192

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJINSPANNINGEN

  • 11. 
    Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren
 

11.1.

Een lidstaat mag een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, toestemming verlenen om aan dat vaartuig toegestane in het gebied door te brengen dagen, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, op voorwaarde dat het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire vlootregister geregistreerde vermogen.

 

11.2.

Het product van het in het gebied doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

 

11.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 11.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als omschreven in punt 3 en gedurende dezelfde beheersperiode.

 

11.4.

Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld voor het doorsturen van deze verslagen aan de Commissie.

  • 12. 
    Overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, toestaan om in het gebied door te brengen dagen, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 4.2, 4.4, 6 en 11 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van de overeengekomen overdrachtvoorwaarden, met vermelding van het aantal overgedragen dagen, de visserij-inspanning en, indien van toepassing, de quota waarop de overdracht betrekking heeft, overeenkomstig de tussen de betrokken lidstaten gemaakte afspraken.

GEBRUIK VAN VISTUIG

  • 13. 
    Mededeling betreffende het vistuig

Vóór de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het in punt 1 bedoelde gebied vissen met vistuig behorend tot de in punt 3 opgenomen categorieën.

  • 14. 
    Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen voor dat vaartuig, op voorwaarde dat het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visvergunning. Gedurende die activiteiten voeren deze vaartuigen geen vistuig of vis mee.

DOORVAART

  • 15. 
    Doorvaart

Een vaartuig mag door het gebied varen als het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord en opgeborgen overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

TOEZICHT, INSPECTIE EN BEWAKING

  • 16. 
    Mededelingen inzake de visserij-inspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 opgenomen categorieën vistuig gebruiken en die actief zijn in het in punt 1 genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vastgestelde meldplicht.

  • 17. 
    Registratie van relevante gegevens

Iedere lidstaat dient de volgende, overeenkomstig artikel 8, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003, ontvangen gegevens in computerleesbare vorm op te slaan:

 

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

 

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

  • 18. 
    Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde relevante gegevens aan de hand van de VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten worden opgetekend en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

  • 19. 
    Alternatieve controlemaatregelen

De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 16 bedoelde aangifteverplichtingen, op voorwaarde dat de eerstbedoelde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Deze alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

  • 20. 
    Voorafgaande kennisgeving van aanvoer en overlading

De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen op zee of wil aanvoeren in een haven of op een plaats van aanvoer in een derde land, dient de in artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen.

  • 21. 
    Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor in punt 16 bedoelde vaartuigen een tolerantiemarge van 8 % voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogram, aan boord gehouden vis. Indien in de Gemeenschapswetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing.

  • 22. 
    Gescheiden opslag

Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde hoeveelheden te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong.

  • 23. 
    Wegen
 

23.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat een in het gebied gevangen hoeveelheid tong van meer dan 300 kg op de afslag vóór de verkoop wordt gewogen.

 

23.2.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een in het gebied gevangen hoeveelheid tong die in de betrokken lidstaat voor het eerst wordt aangevoerd, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanvoer wordt vervoerd.

  • 24. 
    Vervoer

In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 8 van deze verordening bedoelde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanvoer of invoer, vergezeld gaan van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet.

  • 25. 
    Specifiek controleprogramma

In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, mag de looptijd van het specifieke controleprogramma voor een van de in artikel 8 van de onderhavige verordening genoemde bestanden meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding.

RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

  • 26. 
    Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de totale visserijinspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen die verschillende soorten vistuig gebruiken in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

  • 27. 
    Mededeling van relevante gegevens
 

27.1.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de in punt 26 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

 

27.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 26 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Rapportageformaat

 

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Gebied

Aangegeven vistuig

Bijzondere voorwaarden voor het aangegeven vistuig

Toegewezen aantal dagen per aangewezen vistuig

Aantal dagen waarop het aangewezen vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

Nr. 1

Nr. 2

Nr. 3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)

Tabel III

Gegevensformaat

 

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad.

Voor overdragende vaartuigen is het steeds het land dat de mededeling doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer in het communautaire vlootregister

Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(6)

Aangegeven vistuig

5

L

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van bijlage IIC (a of b).

(7)

Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig

2

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(8)

Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig overeenkomstig bijlage IIC recht heeft voor het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9)

Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de beheersperiode overeenkomstig bijlage IIC.

(10)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „-aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.

 

  • (1) 
    relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een formaat met vaste lengte.

BIJLAGE IID

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN ICES-ZONES IIIa EN IV EN IN DE EG-WATEREN VAN ICES-ZONE IIa

 

1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.

 

2.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden gelden voor vaartuigen van derde landen die vergunning hebben om te vissen op zandspiering in de EG-wateren van ICES-zone IV, tenzij anders is bepaald, of als gevolg van overleg tussen de Gemeenschap en Noorwegen als bepaald in punt 7.3 van de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 26 november 2007.

 

3.

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan:

 

a)

de periode van 24 uur die begint om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag, of een deel van deze periode, dan wel,

 

b)

een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

 

4.

Iedere betrokken lidstaat handhaaft een gegevensbank die voor ICES-zones IIIa en IV en voor ieder vaartuig dat zijn vlag voert of in de Gemeenschap is geregistreerd en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

 

a)

de naam en het interne registratienummer van het vaartuig;

 

b)

het geïnstalleerde motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86;

 

c)

het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied tijdens welke is gevist met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm;

 

d)

het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het geïnstalleerde motorvermogen in kilowatt.

 

5.

Experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering begint niet vóór 1 april 2008 en eindigt niet na 6 mei 2008.

Het algemene maximum van de visserij-inspanning dat voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering in 2008 is toegestaan, wordt bepaald op basis van de totale visserij-inspanning die in 2007 is geleverd door communautaire vissersvaartuigen als vastgesteld overeenkomstig punt 4, en wordt verdeeld tussen de lidstaten overeenkomstig de voor deze TAC toegewezen quota.

Wat de niet-toegewezen quota voor deze TAC betreft, wordt de visserij-inspanning die voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering in 2008 is toegestaan, verdeeld tussen de lidstaten waarvan de vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven. Dit komt overeen met een aandeel in de visserij-inspanning van 96 % voor Zweden en een aandeel van 4 % voor Duitsland.

 

6.

De in bijlage I vastgestelde TAC's en quota voor zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa worden door de Commissie zo spoedig mogelijk herzien op basis van advies van ICES en het STECF over de omvang van het zandspieringbestand in de Noordzee in jaargang 2007, met inachtneming van de volgende beginselen en andere in het wetenschappelijke advies opgenomen relevante elementen:

De TAC voor EG-wateren van de ICES-zones IIa and IV wordt vastgesteld volgens de volgende formule:

TAC 2008 = - 138 +3,77 × N1× Wobs/Wm

N1 is de real-timeraming van leeftijdsklasse 1 in miljard, afgeleid van de experimentele visserij in 2008; de TAC is uitgedrukt in 1000 ton; Wobs is het vastgestelde gemiddelde gewicht van leeftijdsklasse 1 tijdens de experimentele visserij; en Wm (4,75 g) is het gemiddelde gewicht op lange termijn van leeftijdsklasse 1.

 

7.

Indien de in punt 6 berekende TAC meer dan 400.000 ton bedraagt, wordt de TAC vastgesteld op 400.000 ton.

 

8.

De commerciële visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm is verboden van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2008.

 

BIJLAGE III

OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

Deel A

Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat

  • 1. 
    Haringvisserij in EG-wateren van ICES-zone IIa

Het is verboden haring aan te voeren of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in de EG-wateren van zone IIa.

  • 2. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

  • 3. 
    Elektrische visserij in ICES-zones IVc en IVb
 

3.1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) toegestaan in ICES-zones IVc en IVb bezuiden een loxodroom die de hierna vermelde punten met elkaar verbindt, gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem:

 

een punt op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk op 55oNB,

 

dan oostwaarts tot 55oNB en 5oOL,

 

dan noordwaarts tot 56oNB,

 

en ten slotte oostwaarts naar een punt op de westkust van Denemarken op 56oNB.

 

3.2.

In 2008 gelden de volgende maatregelen:

 

a)

per lidstaat mag ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom vissen;

 

b)

de maximale elektrische stroom in kW bedraagt voor elke boomkor niet meer dan de lengte in meter vermenigvuldigd met 1,25;

 

c)

het werkelijke voltage tussen de elektroden bedraagt ten hoogste 15V;

 

d)

het vaartuig dient uitgerust te zijn met een computergestuurd beheerssysteem dat de maximale stroom per boom en het werkelijke voltage tussen de elektroden van ten minste de laatste 100 trekken registreert. Niet-bevoegde personen mogen geen toegang hebben tot het computergestuurde beheerssysteem om er wijzigingen in aan te brengen.

 

e)

het is verboden om vóór de klossenpees één of meer kietelaars („tickler chains”) te bevestigen.

  • 4. 
    Sluiting van een gebied voor de visserij op zandspiering in ICES-zone IV
 

4.1.

Het is verboden zandspiering aan te voeren of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 

de oostkust van Engeland op 55o30' NB,

 

55o30' NB, 1o00' WL,

 

58o00' NB en 1o00' WL,

 

58o00' NB en 2o00' WL,

 

de oostkust van Schotland op 2o00' WL.

 

4.2.

Visserij voor wetenschappelijke doeleinden is toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

  • 5. 
    Rockall-schelvisbox in ICES-zone VI

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 

Punt nr.

Breedtegraad

Lengtegraad

1

57o00'NB

15o00'WL

2

57o00'NB

14o00'WL

3

56o30'NB

14o00'WL

4

56o30'NB

15o00'WL

In het gedeelte van de in dit punt omschreven gebieden dat overlapt met het in punt 13.1 als North West Rockall omschreven gebied geldt echter niet de afwijking voor beuglijnen.

  • 6. 
    Beperkingen voor de visserij op kabeljauw in ICES-zones VI en VII

6.1.   ICES-zone VIa

Tot en met 31 december 2008 is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 
 

59o05'NB, 06o45'WL

 
 

59o30'NB, 06o00'WL

 
 

59o40'NB, 05o00'WL

 
 

60o00'NB, 04o00'WL

 
 

59o30'NB, 04o00'WL

 
 

59o05'NB, 06o45'WL.

6.2.   ICES-zones VIIf en g

Van 1 februari 2008 tot en met 31 maart 2008 is iedere vorm van visserij verboden in de volgende ICES-rechthoeken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijlen vanaf de basislijn.

6.3.   In afwijking van het bepaalde in de punten 6.1 en 6.2 is de visserij met kommen en korven in het betrokken gebied en de betrokken periode toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en

 

ii)

geen andere organismen dan schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden.

6.4.   In afwijking van het bepaalde in de punten 6.1 en 6.2 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, op voorwaarde dat:

 

i)

geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

 

ii)

geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilversmelt aan boord worden gehouden.

  • 7. 
    Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee
 

7.1.

In de periode van 14 februari 2008 tot en met 30 april 2008 is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakels, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-zone VIIa dat wordt begrensd door:

 

de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland en

 

rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54o 30' NB,

 

54o 30' NB, 04o 50' WL,

 

53o 15' NB, 04o 50' WL,

 

een punt op de oostkust van Ierland op 53o 15' NB.

 

7.2.

In afwijking van punt 8.1 is in het gebied en de periode die daar worden bepaald:

 

a)

het gebruik van bodemtrawls toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

 

i)

een maaswijdte hebben van hetzij 70-79 mm, hetzij 80-99 mm, en

 

ii)

slechts één van de toegestane maaswijdten hebben, en

 

iii)

op geen enkele plaats in het net een afzonderlijke maas bevatten waarvan de wijdte groter is dan 300 mm, en

 

iv)

slechts worden uitgezet in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 
 

53o 30' NB, 05o 30' WL

 
 

53o 30' NB, 05o 20' WL

 
 

54o 20' NB, 04o 50' WL

 
 

54o 30' NB, 05o 10' WL

 
 

54o 30' NB, 05o 20' WL

 
 

54o 00' NB, 05o 50' WL

 
 

54o 00' NB, 06o 10' WL

 
 

53o 45' NB, 06o 10' WL

 
 

53o 45' NB, 05o 30' WL

 
 

53o 30' NB, 05o 30' WL;

 

b)

het gebruik van zeeflappen toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

 

i)

in overeenstemming zijn met de onder a), i) tot en met iv), gestelde voorwaarden, en

 

ii)

zijn vervaardigd overeenkomstig de technische voorschriften in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-zone VIIa) bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen (1).

Voorts mogen zeeflappen ook worden gebruikt in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 
 

53o 45' NB, 06o 00'' WL

 
 

53o 45' NB, 05o 30' WL

 
 

53o 30' NB, 05o 30' WL

 
 

53o 30' NB, 06o 00' WL

 
 

53o 45' NB, 06o 00' WL.

 

7.3.

De in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn van toepassing.

  • 8. 
    Gebruik van kieuwnetten in ICES-zones IIIA, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, c, j, k en XII
 

8.1.

In dit punt wordt onder kieuwnetten en warrelnetten verstaan, vistuig bestaande uit een enkel net dat verticaal in het water wordt gehouden. Levende aquatische hulpbronnen worden gevangen doordat zij achter hun kieuwdeksels in het net blijven hangen, dan wel in het net verward of verstrikt raken.

 

8.2.

In dit punt wordt onder schakelnetten verstaan, vistuig bestaande uit twee of meer achter elkaar hangende netten aan een enkele bovenpees, die verticaal in het water worden gehouden.

 

8.3.

Het is vaartuigen van de Gemeenschap niet toegestaan kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VII b, c, j, k en XII ten oosten van 27o WL op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt.

 

8.4.

In afwijking van punt 8.3 is het gebruik toegestaan van:

 

a)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 100 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,5 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 5 zeemijl en de totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten maximaal 25 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 24 uur; of

 

b)

warrelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 15 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,33 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 10 km. De totale lengte van alle netten op eender welk moment bedraagt maximaal 100 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 72 uur.

Deze afwijking geldt evenwel niet in het gereglementeerde NEAFC-gebied.

 

8.5.

Vaartuigen mogen op eender welk moment slechts één van de in punten 8.4, onder a) en b), opgenomen vistuigen aan boord hebben. Om verloren gegane of beschadigde netten te vervangen, mogen vaartuigen netten aan boord hebben waarvan de totale lengte 20 % meer bedraagt dan de maximale lengte van de netten die op eender welk moment mogen worden uitgezet. Elk vistuig moet gemerkt zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 356/2005 van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (2).

 

8.6.

Alle vaartuigen die op eender welke plaats in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, c, j, k en XII ten oosten van 27o WL waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt, vissen met kieuwnetten of warrelnetten, moeten in het bezit zijn van een speciaal visdocument voor staand tuig dat door de vlaggenlidstaat is afgegeven.

 

8.7.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in punt 8.6 bedoeld speciaal visdocument voor staand tuig, noteert in het logboek het aantal en de lengte van de vistuigen van het vaartuig voordat het de haven verlaat en bij terugkeer in de haven, en moet elk verschil tussen de twee waarden verantwoorden.

 

8.8.

De maritieme diensten of andere bevoegde autoriteiten hebben het recht onbeheerd op zee achtergelaten vistuig in de ICES-zones IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VII b, c, j, k en XII ten oosten van 27o WL te verwijderen in de volgende gevallen:

 

a)

het tuig is niet naar behoren gemerkt;

 

b)

uit de merken op de boei of de VMS-gegevens blijkt dat de eigenaar ervan gedurende meer dan 120 uur niet meer op een afstand van minder dan 100 zeemijl van het tuig is geweest;

 

c)

het tuig is uitgezet in wateren met een grotere dan de toegestane kaartdiepte;

 

d)

het tuig heeft een illegale maaswijdte.

 

8.9.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in punt 8.6 bedoeld speciaal visdocument voor staand tuig, noteert gedurende elke visreis de volgende gegevens in het logboek:

 

de maaswijdte van het uitgezette net,

 

de nominale lengte van het net,

 

het aantal netten per uitzetting,

 

het totale aantal uitzettingen,

 

de positie van elke uitzetting,

 

de diepte van elke uitzetting,

 

de uitzettijd per uitzetting,

 

een kwantificering van verloren gegaan vistuig, de laatste bekende positie en de datum van het verlies.

 

8.10.

Vaartuigen die vissen met een in punt 8.6 bedoeld visdocument voor staand tuig, mogen slechts aanvoeren in de havens die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 door de lidstaten zijn aangewezen.

 

8.11.

De hoeveelheid haaien aan boord van vaartuigen die vissen met het in punt 8.4, onder b), beschreven vistuig, mag niet meer bedragen dan 5 % levend gewicht van de totale hoeveelheid aan boord gehouden mariene organismen.

  • 9. 
    Vermindering van de teruggooi van wijting in de noordzee
 

9.1.

Zo nodig voeren de lidstaten in 2008 in de Noordzee tests en proeven uit met betrekking tot technische aanpassingen van trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm, met de bedoeling de teruggooi van wijting met ten minste 30 % te verminderen.

 

9.2.

De lidstaten stellen de resultaten van de in punt 9.1. bedoelde tests en proeven uiterlijk op 31 augustus 2008 ter beschikking van de Commissie.

 

9.3.

Op basis van een voorstel van de Commissie neemt de Raad een besluit over passende technische aanpassingen met het oog op de vermindering van de teruggooi van wijting op basis van het in punt 9.1. vastgestelde doel.

  • 10. 
    Voorwaarden voor de in de Golf van Biscaye toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig
 

10.1.

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-zones III, IV, V, VI en VII en in de ICES-zones VIIIa, b, d, e (3), mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70 tot 99 mm, indien het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig aanhangsel 3 van deze bijlage.

 

10.2.

Bij het vissen in de zones VIIIa en b mag gebruik worden gemaakt van een selectief rooster, met toebehoren, vóór de kuil en/of een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm in het onderste deel van de tunnel vóór de kuil. De bepalingen van artikel 4, lid 1, artikel 6 en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad en van artikel 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie zijn niet van toepassing op het gedeelte van de trawl waarin deze selectieve voorzieningen zijn aangebracht.

  • 11. 
    Beperkingen van de visserij op grenadiersvis in ICES-zone IIIa

Ongeacht het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2015/2006, mag in afwachting van het overleg dat de Europese Gemeenschap en Noorwegen begin 2008 zullen voeren, niet gericht worden gevist op grenadiersvis in ICES-zone IIIa.

  • 12. 
    Visserij op diepzeesoorten

In afwijking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 geldt in 2008 het volgende:

 

12.1.

De lidstaten zien erop toe dat vaartuigen die hun vlag voeren of op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument.

 

12.2.

Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.

  • 13. 
    Overgangsmaatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats
 

13.1.

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 
 

de Hecate Seamounts:

52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL

 

52o 20.8167' NB, 30o 51.5258' WL

 

52o 12.0777' NB, 30o 54.3824' WL

 

52o 12.4144' NB, 31o 14.8168' WL

 

52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL;

 
 

de Faraday Seamounts:

50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL

 

49o 59.1490' NB, 29o 29.4580' WL

 

49o 52.6429' NB, 29o 30.2820' WL

 

49o 44.3831' NB, 29o 02.8711' WL

 

49o 44.4186' NB, 28o 52.4340' WL

 

49o 36.4557' NB, 28o 39.4703' WL

 

49o 29.9701' NB, 28o 45.0183' WL

 

49o 49.4197' NB, 29o 42.0923' WL

 

50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL;

 
 

een deel van de Reykjanes Ridge:

55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL

 

55o 05.4804' NB, 35o 58.9784' WL

 

54o 58.9914' NB, 34o 41.3634' WL

 

54o 41.1841' NB, 34o 00.0514' WL

 

54o 00.0' NB, 34o 00.0' WL

 

53o 54.6406' NB, 34o 49.9842' WL

 

53o 58.9668' NB, 36o 39.1260' WL

 

55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL;

 
 

de Altair Seamounts:

44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL

 

44o 47.2611' NB, 33o 48.5158' WL

 

44o 31.2006' NB, 33o 50.1636' WL

 

44o 38.0481' NB, 34o 11.9715' WL

 

44o 38.9470' NB, 34o 27.6819' WL

 

44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL;

 
 

de Antialtair Seamounts:

43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL

 

43o 39.5557' NB, 22o 19.2335' WL

 

43o 31.2802' NB, 22o 08.7964' WL

 

43o 27.7335' NB, 22o 14.6192' WL

 

43o 30.9616' NB, 22o 32.0325' WL

 

43o 40.6286' NB, 22o 47.0288' WL

 

43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL;

 
 

Hatton Bank:

59o 26' NB, 14o 30' WL

 

59o 12' NB, 15o 08' WL

 

59o 01' NB, 17o 00' WL

 

58o 50' NB, 17o 38' WL

 

58o 30' NB, 17o 52' WL

 

58o 30' NB, 18o 45' WL

 

58o 47' NB, 18o 37' WL

 

59o 05' NB, 17o 32' WL

 

59o 16' NB, 17o 20' WL

 

59o 22' NB, 16o 50' WL

 

59o 21' NB, 15o 40' WL

 

58o 30' NB, 18o 45' WL

 

57o 45' NB, 19o 15' WL

 

57o 55' NB, 17o 30' WL

 

58o 03' NB, 17o 30' WL

 

58o 03' NB, 18o 22' WL

 

58o 30' NB, 18o 22' WL;

 
 

het noordwestelijke deel van Rockall:

57o 00' NB, 14o 53' WL

 

57o 37' NB, 14o 42' WL

 

57o 55' NB, 14o 24' WL

 

58o 15' NB, 13o 50' WL

 

57o 57' NB, 13o 09' WL

 

57o 50' NB, 13o 14' WL

 

57o 57' NB, 13o 45' WL

 

57o 49' NB, 14o 06' WL

 

57o 29' NB, 14o 19' WL

 

57o 22' NB, 14o 19' WL

 

57o 00' NB, 14o 34' WL

 

56o 56' NB, 14o 36' WL

 

56o 56' NB, 14o 51' WL;

 
 

het zuidwestelijk deel van Rockall (Empress of Britain Bank):

56o 24' NB, 15o 37' WL

 

56o 21' NB, 14o 58' WL

 

56o 04' NB, 15o 10' WL

 

55o 51' NB, 15o 37' WL

 

56o 10' NB, 15o 52' WL;

 
 

Logachev Mound:

55o17' NB 16o10' WL

 

55o 33' NB 16o 16' WL

 

55o 50' NB 15o 15' WL

 

55o 58' NB 15o 05' WL

 

55o 54' NB 14o 55' WL

 

55o 45' NB 15o 12' WL

 

55o 34' NB 15o 07' WL;

 
 

de West Rockall Mound:

57o 20' NB, 16o 30' WL

 

57o 05' NB, 15o 58' WL

 

56o 21' NB, 17o 17' WL

 

56o 40' NB, 17o 50' WL.

 

13.2.

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens de WGS84-norm):

 
 

Belgica Mound Province:

51o29,4' NB; 11o51,6' WL

 

51o32,4' NB; 11o41,4' WL

 

51o15,6' NB; 11o 33' WL

 

51o13,8' NB; 11o44,4' WL;

 
 

Hovland Mound Province:

52o16,2' NB; 13o12,6' WL

 

52o 24' NB; 12o58,2' WL

 

52o16,8' NB; 12o 54' WL

 

52o16,8' NB; 12o29,4' WL

 

52o4,2' NB; 12o29,4' WL

 

52o4,2' NB; 12o52,8' WL

 

52o 9' NB; 12o56,4' WL

 

52o 9' NB; 13o10,8' WL;

 
 

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied I:

53o30,6' NB; 14o32,4' WL

 

53o35,4' NB; 14o27,6' WL

 

53o40,8' NB; 14o15,6' WL

 

53o34,2' NB; 14o11,4' WL

 

53o31,8' NB; 14o14,4' WL

 

53o 24' NB; 14o28,8' WL;

 
 

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied II:

53o43,2' NB; 14o10,8' WL

 

53o51,6' NB; 13o53,4' WL

 

53o45,6' NB; 13o49,8' WL

 

53o36,6' NB; 14o7,2' WL;

 
 

het zuidwestelijke deel van de Porcupine Bank:

51o54,6' NB; 15o7,2' WL

 

51o54,6' NB; 14o55,2' WL

 

51o 42' NB; 14o55,2' WL

 

51o 42' NB; 15o10,2' WL

 

51o49,2' NB; 15o 6' WL.

 

13.3.

Alle vaartuigen voor de pelagische visserij in de in punt 13.2 vermelde beschermde gebieden voor koralen moeten voorkomen op een lijst van toegestane vaartuigen en moeten voorzien zijn van een speciale visserijvergunning die aan boord wordt gehouden. Deze vergunning dient alle informatie te bevatten die is vereist krachtens Verordening (EG) nr. 1627/94, en dient te worden gemeld volgens de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2943/95 van de Commissie houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1627/94 (4). Vaartuigen die op de lijst van toegestane vaartuigen voorkomen, mogen uitsluitend pelagisch vistuig aan boord hebben.

 

13.4.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die voornemens zijn in een in punt 13.2 vermeld beschermd gebied voor koralen te vissen, dienen vier uur tevoren bij het Ierse VCC hun voornemen te melden om in een beschermd gebied voor koralen binnen te varen. Zij dienen tezelfdertijd de aan boord aanwezige hoeveelheden te melden

 

13.5.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die in een in punt 13.2 vermeld beschermd gebied voor koralen vissen, dienen, wanneer zij zich in een beschermd gebied voor koralen bevinden, te beschikken over een operationeel, volledig functionerend, veilig VMS, dat volledig strookt met Verordening (EG) nr. 2244/2003.

 

13.6.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die in een in punt 13.2 vermeld beschermd gebied voor koralen vissen, dienen ieder uur VMS-meldingen te verzenden.

 

13.7.

Vaartuigen voor de pelagische visserij die hun visserijactiviteit in een in punt 13.2 vermeld beschermd gebied voor koralen hebben beëindigd, dienen het Ierse VCC in kennis te stellen van hun vertrek uit het gebied.

 

13.8.

Visserij op pelagische soorten in een in punt 13.2 vermeld beschermd gebied voor koralen is uitsluitend toegestaan indien er aan boord netten aanwezig zijn, of daarmee wordt gevist, met een maaswijdte van 16-31 mm of 32-54 mm.

  • 14. 
    Minimummaat van Japanse tapijtschelp

In afwijking van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 850/98 bedraagt de minimummaat van Japanse tapijtschelp (Ruditapes philippinarum) 35 mm.

Deel B

Centraaloostelijke Atlantische Oceaan

  • 15. 
    Minimummaat voor octopus

De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) die is gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied (FAO Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic), bedraagt 450 gram (schoongemaakt). Ondermaatse octopus mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk terug in zee worden gezet.

  • 16. 
    Voorwaarden voor bepaalde soorten visserij met korven in gebied IXa (Westelijk Galicië)

In afwijking van het verbod krachtens artikel 29 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt de visserij met korven waarbij geen langoustines worden gevangen, toegestaan in de geografische gebieden en de periode vermeld in artikel 29 ter, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 850/98.

  • 17. 
    Voorwaarden voor de haringvisserij in gebied VIa (Butt of Lewis)

Het bepaalde in artikel 20, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 850/98 is in 2008 niet van toepassing.

Deel C

Oostelijke Stille Oceaan

  • 18. 
    Ringzegens in het gereglementeerde gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC)
 

18.1.

De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 11 september 2008, hetzij van 20 november tot en met 31 december 2008 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

 

de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

 

lengtegraad 150o WL,

 

breedtegraad 40o NB,

 

breedtegraad 40o ZB.

 

18.2.

De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2008 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.

 

18.3.

Vanaf … (5) moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanvoeren, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

Deel D

Oostelijk en centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan

  • 19. 
    Bijzondere maatregelen voor het oostelijke en centraalwestelijke deel van de Stille Oceaan

Vaartuigen die in het oostelijke en centraalwestelijke deel van de Stille Oceaan met ringzegens vissen, moeten voor zover mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasems en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.

  • 20. 
    Specifieke maatregelen voor ingesloten of in netten verstrikte zeeschildpadden
 

a)

wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet;

 

b)

indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is losgemaakt en is vrijgelaten;

 

c)

indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om de schildpad te helpen zich te herstellen, voordat ze opnieuw in het water wordt gezet;

 

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien;

 

e)

het vrijlaten, voor zover dat doenbaar is, van zeeschildpadden die in visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD's) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, wordt aangemoedigd;

 

f)

het uit het water verwijderen van FAD's die niet meer voor de visserij worden gebruikt, wordt aangemoedigd.

Deel E

Noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

  • 21. 
    Bijzondere maatregelen voor de visserij op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-zones I en II

Sebastes mentella

a)

Het gericht vissen op roodbaars is enkel toegestaan in de periode van 1 september tot 15 november 2008 voor vaartuigen die al eerder in het gereglementeerde NEAFC-gebied op roodbaars hebben gevist.

 

b)

De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het NEAFC-secretariaat de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de TAC volledig is opgebruikt. Vanaf die datum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaars door vaartuigen die hun vlag voeren verboden.

 

c)

In afwijking van artikel 6, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 2971/1999 van de Raad van 16 december 1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (6), rapporteren de kapiteins van vissersvaartuigen die betrokken zijn bij deze visserij dagelijks hun vangsten.

 

d)

Afgezien van het bepaalde in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2971/1999 is een toestemming om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door vaartuigen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2971/1999 verzonden vangstaangiften worden doorgestuurd aan het NEAFC-secretariaat overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2971/1999.

 

e)

De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaars in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.

 

f)

De lidstaten zien erop toe dat er aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren, wetenschappelijke informatie wordt verzameld door wetenschappelijke waarnemers. De verzamelde informatie dient ten minste representatieve geslachts-, leeftijds- en lengtegegevens met betrekking tot de samenstelling van de visbestanden per diepte te bevatten. Deze informatie wordt aan het ICES meegedeeld.

 

  • (5) 
    PB: de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Aanhangsel 1 van Bijlage III

GESLEEPT VISTUIG: het Skagerrak en het Kattegat

Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte

 

Soort

Maaswijdte (mm)

<16

16-31

32-69

35-69

70-89 (5)

≥90

Minimumpercentage doelsoorten

50 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

20 % (7)

30 % (8)

geen

Zandspiering (Ammodytidae) (3)

x

x

x

x

x

x

x

x

Zandspiering (Ammodytidae) (4)

 

x

 

x

x

x

x

x

Kever (Trisopterus esmarkii)

 

x

 

x

x

x

x

x

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grote pieterman (Trachinus draco) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Weekdieren (behalve Sepia) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Geep (Belone Belone) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1)

 

x

 

x

x

x

x

x

Zilvervissen (Argentina spp.)

     

x

x

x

x

x

Sprot (Sprattus sprattus)

 

x

 

x

x

x

x

x

Paling (Anguilla, anguilla)

   

x

x

x

x

x

x

Noordzeegarnalen/oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2)

   

x

x

x

x

x

x

Makrelen (Scomber spp.)

     

x

   

x

x

Horsmakrelen (Trachurus spp.)

     

x

   

x

x

Haring (Clupea harengus)

     

x

   

x

x

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

         

x

x

x

Noordzeegarnalen/oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1)

       

x

 

x

x

Wijting (Merlangius merlangus)

           

x

x

Langoustine (Nephrops norvegicus)

           

x

x

Alle andere mariene organismen

             

x

 

  • (1) 
    Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (2) 
    Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (3) 
    Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.
  • (4) 
    Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.
  • (5) 
    Bij toepassing van deze maaswijdte moet de kuil zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en zijn voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig aanhangsel 2 bij deze bijlage.
  • (6) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 10 % bedragen.
  • (7) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.
  • (8) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.

Aanhangsel 2 van BIJLAGE III

Voorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 mm

 

a)

Het naar soort selectieve rooster moet worden bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 m. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend.

 

b)

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

 

c)

Het rooster moet diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl worden aangebracht op om het even welke plaats tussen onmiddellijk vóór de kuil en het vooreind van het cilindrische gedeelte. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

 

d)

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

 

e)

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 15 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens door het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustine door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat het cilindrische gedeelte volledig uit vierkante mazen bestaat is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustine makkelijker om te ontsnappen.

Aanhangsel 3 van Bijlage III

Voorschriften voor de visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig toegestaan in ICES-zones III, IV, V, VI, VII en VIII en in ICES-zones VIII a, b, d, e

 

a)

Omschrijving van het ontsnappingspaneel met vierkante mazen boven in het vistuig

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 100 mm (gemeten aan de binnenzijde van de openingen) aan het achtereind van de trechter in trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm.

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

 

b)

Plaats van bevestiging van het ontsnappingspaneel

Het ontsnappingspaneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

 

c)

Grootte van de panelen

Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

 

d)

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 100 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

 

e)

Bevestiging van het ontsnappingspaneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

 

f)

Overige

Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

Image

 

BIJLAGE IV

DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

 

Gebied

Visserijtak

Aantal vergunningen

Verdeling van de vergunningen over de lidstaten

Maximum-aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62o00' NB

93

DK: 32, DE: 6, FR: 1, IRL: 9, NL: 11, SW: 12, UK: 21, PL: 1

69

Demersale soorten, benoorden 62o00' NB

80

FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

50

Makreel, bezuiden 62o00' NB, ringzegenvisserij

11

DE: 1 (1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL:1 (1)

Niet relevant

Makreel, bezuiden 62o00' NB, trawlvisserij

19

niet relevant

Makreel, benoorden 62o00' NB, ringzegenvisserij

11 (2)

DK: 11

niet relevant

Industriële soorten, bezuiden 62o00' NB

480

DK: 450, UK: 30

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62o28' NB en ten oosten van 6o30' WL

8 (3)

 

4

 

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61o20' NB en 62o00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

70

BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

26

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61o30' NB en ten westen van 9o00' WL en in het gebied tussen 7o00' WL en 9o00' WL ten zuiden van 60o30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60o30' NB, 7o00' WL en 60o00' NB, 6o00' WL

70

DE: 8 (4), FR: 12 (4), UK: 0 (4)

20 (5)

 

Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

70

 

22 (5)

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen.

36

DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

20

Lijnvisserij

10

UK: 10

6

Makreelvisserij

12

DK: 12

12

Haringvisserij benoorden 61o NB

21

DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

21

DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van derde landen in EG-wateren

 

Vlaggenstaat

Visserijtak

Aantal vergunningen

Maximum-aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn

Noorwegen

Haring, benoorden 62o00' NB

20

20

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56o30' NB), VIIe, f, h; horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56o30' NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56o 30' NB)

14

14

Haring, benoorden 62o00' NB

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56o30' NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en torsk

20

10

Blauwe wijting, II, VIa (benoorden 56o30' NB), VIb, VII (ten westen van 12o00' WL)

20

20

Blauwe leng

16

16

Venezuela

Snappers (6) (wateren van Frans-Guyana)

41

pm

Haai (wateren van Frans-Guyana)

4

pm

DEEL III

Aangifte overeenkomstig artikel 25, lid 2

Image

 

  • (1) 
    Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.
  • (2) 
    Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62o00’NB.
  • (3) 
    Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
  • (4) 
    Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.
  • (5) 
    Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.
  • (6) 
    Uitsluitend te vangen met beuglijnen of vallen (snappers) of beuglijnen of netten met een maaswijdte van ten minste 100 mm, te gebruiken op een diepte van meer dan 30 meter (haaien). Deze vergunningen mogen alleen worden afgegeven na overlegging van een bewijs dat er een geldig contract bestaat tussen de reder die de vergunning aanvraagt, en een verwerkend bedrijf in het Franse departement Guyana en dat dit contract een verplichting bevat om minstens 75 % van alle vangsten van snappers of minstens 50 % van alle vangsten van haaien door het betrokken vaartuig in genoemd Frans departement aan te voeren voor verwerking in het betrokken verwerkende bedrijf.

Het bovengenoemde contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten die zich ervan moeten vergewissen dat het correspondeert zowel met de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van dit geviseerde contract moet bij de aanvraag van de vergunning worden gevoegd.

Wanneer de Franse autoriteiten de bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokkene en aan de Commissie.

 

BIJLAGE V

DEEL I

In het logboek te noteren gegevens

Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek:

 

1.1.

gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

 

1.2.

datum en tijdstip van de trek;

 

1.3.

geografische positie tijdens de trek;

 

1.4.

gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

 

2.1.

vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

 

2.2.

overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

 

2.3.

naam en identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

 

2.4.

overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:

 

3.1.

naam van de haven;

 

3.2.

aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

 

4.1.

datum en tijdstip van het bericht;

 

4.2.

aard van het bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „trans-shipment”;

 

4.3.

bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

Image

 

BIJLAGE VI

INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

  • 1. 
    De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.
 

1.1.

Wanneer een vaartuig aan een visreis (1) in EG-wateren begint, verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m (2)

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

TM

m

COE (= „catch on entry”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o (3)

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en –nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (4)

o (5)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (4)

o (5)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LI

o

(geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

LN

o

(geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

RA

m

(relevant ICES-gebied)

OB

m

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.2.

Wanneer een vaartuig een visreis (6) in communautaire wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

COX (= „catch on exit”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (7)

o (8)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (7)

o (8)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.3.

Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

CAT (= „catch report”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (9)

o (10)

(breedtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

LG (9)

o (10)

(lengtegraad van de positie van het vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

 

1.4.

Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading plaatsvindt, moet los van de „catch report”-berichten minimaal 24 uur van tevoren een extra „trans-shipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

TRA (= „trans-shipment”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer zoals gebruikt in de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

KG

m

(hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

TT

m

(internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

TF

m

(internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

LT (11)

m/o (12)  (13)

(verwachte breedtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

LG (11)

m/o (12), (13)

(verwachte lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

PD

m

(geplande datum van de overlading)

PT

m

(gepland tijdstip van de overlading)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

  • 2. 
    Vorm van de berichten

Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name:

 

de tekst „VRONT” moet worden geplaatst in de onderwerpregel van het bericht;

 

ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst;

 

de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

Voorbeeld (met fictieve gegevens):

 

SR

 

AD

XEU

SQ

1

TM

COE

RC

IRCS

TN

1

NA

VESSEL NAME EXAMPLE

IR

NOR

XR

PO 12345

LT

+65.321

LO

-21.123

RA

04A.

OB

COD 100 HAD 300

DA

20051004

MA

CAPTAIN NAME EXAMPLE

TI

1315

ER

 
  • 3. 
    Schema voor de berichten
 

3.1.

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM Commissie 420599543 FISH), per e-mail (fisheries-telecom@ec.europa.eu) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

 

3.2.

Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

 

3.3.

Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

 

FR

m

(„from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

RN

m

(volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

RD

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

RT

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

//SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VESSEL NAME EXAMPLE//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65.321//LG/-21.123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/CAPTAIN NAME EXAMPLE//ER//

De vlaggenstaat ontvangt een „return message” met de volgende gegevens:

 

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

(ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

FR

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

RN

m

(volgnummer in het lopende jaar van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

TM

m

RET (= „return”)

SQ

m

(volgnummer van het oorspronkelijke bericht van het vaartuig in het lopende jaar)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

RS

m

(„return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

RE

m

(„return error number”; foutnummer)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

  • 4. 
    Naam van het radiostation
 

Naam van het radiostation

Oproepletters van het radiostation

Lyngby

OXZ

Land's End

GLD

Valentia

EJK

Malin Head

EJM

Torshavn

OXJ

Bergen

LGN

Farsund

LGZ

Florø

LGL

Rogaland

LGQ

Tjøme

LGT

Ålesund

LGA

Ørlandet

LFO

Bodø

LPG

Svalbard

LGS

Stockholm Radio

STOCKHOLM RADIO

Turku

OFK

  • 5. 
    Code voor het meedelen van de soorten
 

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

ANE

Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyerii)

BOB

Beryciden (Beryx spp.)

ALF

Blauwe leng (Molva dypterygia)

BLI

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

WHB

Braam (Brama brama)

POA

Doornhaai (Squalus acanthias)

DGS

Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

FOR

Garnaal (Crangon crangon)

CSH

Grenadiersvis (Coryphaenoides rupestris)

RNG

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

GHL

Haaien (Selachii, Pleurotremata)

SKH

Haring (Clupea harengus)

HER

Haringhaai (Lamma nasus)

POR

Heek (Merluccius merluccius)

HKE

Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

HAL

Horsmakreel (Trachurus trachurus)

HOM

Inktvissen (Illex spp.)

SQX

Inktvissen (Loligo spp.)

SQC

Kabeljauw (Gadus morhua)

COD

Kever (Trisopterus esmarkii)

NOP

Koolvis (Pollachius virens)

POK

Lange schol (Hippoglossoides platessoides)

PLA

Langoustine (Nephrops norvegicus)

NEP

Leng (Molva molva)

LIN

Makreel (Scomber scombrus)

MAC

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

PRA

Orange roughy/Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

ORY

Overige

OTH

Peneide garnaal (Penaeidae)

PEZ

Pollak (Pollachius pollachius)

POL

Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

BSK

Roodbaarzen (Sebastes spp.)

RED

Sardine (Sardina pilchardus)

PIL

Schartongen (Lepidorhombus spp.)

LEZ

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

HAD

Schol (Pleuronectes platessa)

PLE

Sprot (Sprattus sprattus)

SPR

Tonijn (Thunnidae)

TUN

Torsk (Brosme brosme)

USK

Wijting (Merlangius merlangus)

WHG

Zalm (Salmo salar)

SAL

Zandschar/Geelstaartschar (Limanda ferruginea)

YEL

Zandspieringen (Ammodytes spp.)

SAN

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

SBR

Zeeduivels (Lophius spp.)

MNZ

Zilvervis (Argentina silus)

ARG

Zwarte haarstaartvis (Aphanopus carbo)

BSF

  • 6. 
    Codes voor het meedelen van het betrokken gebied
 

02A.

ICES-sector IIa — Noorse Zee

02B.

ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

03A.

ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

03B.

ICES-sector IIIb

03C.

ICES-sector IIIc

03D.

ICES-sector IIId — Oostzee

04A.

ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

04B.

ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

04C.

ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

05A.

ICES-sector Va — IJslandse wateren

05B.

ICES-sector Vb — Wateren van de Faeröer

06A.

ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

06B.

ICES-sector VIb — Rockall

07A.

ICES-sector VIIa — Ierse Zee

07B.

ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

07C.

ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

07D.

ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

07E.

ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

07F.

ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

07G.

ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

07H.

ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

07J.

ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland — Oostelijk deel

07K.

ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Westelijk deel

08A.

ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

08B.

ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centrale deel

08C.

ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

08D.

ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

08E.

ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijke deel

09A.

ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

09B.

ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

14A.

ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

14B.

ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel

 

7.

Afgezien van het bepaalde in de punten 1 t/m 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op vaartuigen van derde landen die in communautaire wateren op blauwe wijting willen vissen:

 

a)

Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de EG-wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra:

 

i)

UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+44 131 271 9700), of

 

ii)

Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+353 87 236 5998).

Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de EG-wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint niet te vissen voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

Onverminderd de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de haven aanbiedt.

 

b)

De voorschriften van punt a) gelden niet voor vaartuigen die de EG-wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

 

c)

In afwijking van punt 1.2. wordt de visreis als beëindigd beschouwd zodra het vaartuig de EG-wateren verlaat of een haven van de Gemeenschap binnenloopt waar de vangsten volledig worden gelost.

De vaartuigen verlaten de EG-wateren pas nadat zij door een van de volgende controleroutes zijn gevaren:

 

A.

ICES-vak 48 E2 in sector VIa

 

B.

ICES-vak 46 E6 in sector IVa

 

C.

ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

De kapitein van het schip stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controleroutes per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edingburgh, als bepaald in punt 1. Dit bericht bevat de naam, de internationale radioroepnaam, de havencode en het havennummer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de controleroute waarlangs het vaartuig van plan is te varen.

Het vaartuig verlaat het gebied binnen de controleroute niet voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de EG-wateren verlaat.

Onverminderd de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in naar behoren gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

 

d)

De netten van vaartuigen die op doorvaart zijn door de EG-wateren, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

 

i)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

 

ii)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

 

  • (1) 
    Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire vissserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.
  • (2) 
    m = „mandatory” (verplicht)
  • (3) 
    o = „optional” (facultatief)
  • (4) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • (5) 
    Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • (6) 
    Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire vissserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.
  • (7) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • (8) 
    Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • (9) 
    LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma.
  • Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.
  • Facultatief voor het ontvangende vaartuig.
 

BIJLAGE VII

GESLOTEN GEBIED IN NAFO-SECTOR 30

In NAFO-sector 30 is het volgende gebied gesloten voor alle visserijactiviteiten met vistuig dat contact maakt met de bodem:

Voorgesteld gesloten gebied

Image

 

BIJLAGE VIII

DEEL I

Formulieren voor de controle door de havenstaat

CONTROLEFORMULIER — PSC 1

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig

 

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (1)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Inmarsat-nummer

Faxnummer

Telefoonnummer

E-mailadres

Haven van aanvoer of overlading

Verwachte tijd van aankomst

 

Datum:

Tijd (UTC):

Totale vangst aan boord

Aan te voeren vangst (2)

Soort (3)

Product (4)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)

Soort (3)

Product (4)

ICES- vangst-gebied

Product-gewicht (kg)

DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

 

De vlaggenstaat dient te antwoorden met „ja” of „nee”.

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort

   

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend in eventuele vangst- of inspanningsbeperkingen

   

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een vergunning om in de opgegeven gebieden te vissen

   

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd

   

Bevestiging door de vlaggenstaat

Ik bevestig op erewoord dat de bovenstaande inlichtingen volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie

Datum

Handtekening

Officieel stempel

DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

 

Naam havenstaat

Toestemming gegeven

Datum

Handtekening

Stempel

 

Ja …

Nee …

     

CONTROLEFORMULIER — PSC 2 (5)

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig

 

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (6)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Inmarsat-nummer

Faxnummer

Telefoonnummer

E-mailadres

Haven van aanvoer of overlading

Verwachte tijd van aankomst

 

Datum:

Tijd (UTC):

Vangstgegevens van het overladende vaartuig

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (6)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Totale vangst aan boord

Aan te voeren vangst (7)

Soort (8)

Product (9)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)

Soort (8)

Product (9)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)

DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

 

De vlaggenstaat dient te antwoorden met „ja” of „nee”.

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort

   

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend in eventuele vangst- of inspanningsbeperkingen

   

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een vergunning om in de opgegeven gebieden te vissen

   

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd

   

Bevestiging door de vlaggenstaat

Ik bevestig op erewoord dat de bovenstaande inlichtingen volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie

Datum

Handtekening

Officieel stempel

DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

 

Naam havenstaat

Toestemming gegeven

Datum

Handtekening

Stempel

 

Ja …

Nee …

     

DEEL II

INSPECTIEVERSLAG VAN DE HAVENSTAAT (PSC 3) (10)

  • A. 
    REFERENTIE VAN DE INSPECTIE
 

Havenstaat

Haven van aanvoer of overlading

Naam van het vaartuig

Vlaggenstaat

IMO-Nummer (11)

Int. radioroepnaam

Begin aanvoer/overlading

Datum

Duur

Einde aanvoer/overlading

Datum

Duur

  • B. 
    INSPECTIEGEGEVENS
 

Naam van het overladende vaartuig

IMO-nummer (11)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

B1.   Aangevoerde of overgeladen vis

 

Soort (12)

Product (13)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht in kg

Verschil (kg) tussen product-gewicht en PSC 1 of 2

Verschil ( %)tussen product-gewicht en PSC 1 of 2

B2.   Informatie over aanvoer toegestaan zonder bevestiging door de vlaggenstaat

 

Naam opslagplaats, naam bevoegde autoriteiten, termijn voor ontvangstbevestiging

B3.   Aan boord gehouden vis

 

Soort (12)

Product (13)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht in kg

Verschil (kg) tussen product-gewicht en PSC 1of 2

Verschil ( %) tussen product-gewicht en PSC 1of 2

  • C. 
    INSPECTIERESULTATEN
 

Begin inspectie

Datum

Duur

Einde inspectie

Datum

Duur

Opmerkingen

Geconstateerde inbreuken (14)

Artikel

Vermeld overtreden NEAFC-bepaling(en) en vat de relevante feiten samen.

Naam inspecteurs

Handtekening inspecteurs

Datum en plaats

  • D. 
    OPMERKINGEN VAN DE KAPITEIN
 

Ik ondergetekende, kapitein van het vaartuig … verklaar hierbij dat een afschrift van dit verslag op de onderstaande datum aan mij is bezorgd. Mijn handtekening betekent niet dat ik akkoord ga met de inhoud van het verslag, tenzij met mijn eigen opmerkingen.

Handtekening: … Datum : …

  • E. 
    DISTRIBUTIE
 

Afschrift aan vlaggenstaat

Afschrift aan secretaris NEAFC

 

  • (1) 
    Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer (Internationale Maritieme Organisatie) vermelden het extern registratienummer.
  • (2) 
    Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.
  • (3) 
    FAO-drielettercode voor de soort.
  • (4) 
    Aanbiedingsvormen producten, zie het aanhangsel van deze bijlage.
  • (5) 
    Per overladend vaartuig één formulier invullen.
  • (6) 
    Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden het extern registratienummer.
  • (7) 
    Zo nodig worden meerdere formulieren gebruiken.
  • (8) 
    FAO-drielettercode voor de soort.
  • (9) 
    Aanbiedingsvormen producten, zie het aanhangsel van deze bijlage.
  • Wanneer een vaartuig vis heeft overgeladen, dient een afzonderlijk formulier te worden gebruikt voor elk overladend vaartuig.
  • Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden het extern registratienummer.
  • FAO-drielettercode voor de soort.
  • Aanbiedingsvormen producten, zie het aanhangsel van deze bijlage.
  • Bij inbreuken betreffende vis die is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied dient een verwijzing te worden opgenomen naar het relevante artikel van de NEAFC-controle- en handhavingsregeling van 17 november 2006.

Aanhangsel van Bijlage VIII

Producten en verpakking

  • A. 
    Codes aanbiedingsvormen producten
 

Code

Aanbiedingsvorm producten

A

Gehele staat — bevroren

B

Gehele staat — bevroren (gekookt)

C

Ontdaan van ingewanden, met kop — bevroren

D

Ontdaan van kop en ingewanden — bevroren

E

Ontdaan van kop en ingewanden — schoongemaakt — bevroren

F

Filets (onthuid) — met graat — bevroren

G

Filets (met huid) — zonder graat — bevroren

H

Filets (met huid) — met graat — bevroren

I

Filets (met huid) — zonder graat — bevroren

J

Gezouten

K

In azijn

L

Conserven

M

Olie

N

Meel van gehele vis

O

Meel van afvallen

P

Overige (specificeer)

  • B. 
    Verpakking
 

Code

Type

CRT

Kartons

BOX

Dozen

BGS

Zakken

BLC

Blokken

 

BIJLAGE IX

VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED

 

Doelsoorten

Zone

Gesloten tijd

Haai (alle soorten)

Verdragsgebied

Het hele jaar

Notothenia rossii

FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

Het hele jaar

Vinvis

FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

FAO 48.2 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Gobionotothen gibberifrons

Chaenocephalus aceratus

Pseudochaenichthys georgianus

Lepidonotothen squamifrons

Patagonotothen guntheri

Electrona carlsbergi  (1)

FAO 48.3

Het hele jaar

Dissostichus spp

Fao 48.5 Antarctische wateren

1.12.2007 tot 30.11.2008

Dissostichus spp

FAO 88.3 Antarctische wateren (1)

FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1)  (2)

FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79o20'O.L. en buiten de EEZ ten westen van 79o20'O.L. (1)

FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65oZB (1)

FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)

FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Lepidonotothen squamifrons

FAO 58.4.4 (1)  (2)

Het hele jaar

Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides

FAO 58.5.2 Antarctische wateren

1.12.2007 tot 30.11.2008

Dissostichus mawsoni

FAO 48.4 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

 

  • (1) 
    Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.
  • (2) 
    Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's).
 

BIJLAGE X

VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN VERKENNENDE VISSERIJTAKKEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2006/07

 

Deel-gebied/Sector

Gebied

Periode

SSRU

Dissostichus spp. Vangst-beperking (ton)

Bijvangstbeperking (ton)

Roggen

Macrourus spp.

Andere soorten

48.6

Gehele sector

1.12.2007 tot 30.11.2008

 

200 ton ten noorden van 60o Z.B.

200 ton ten zuiden van 60o Z.B.

Gehele sector: 50

Gehele sector: 32

Gehele sector: 20

58.4.1

Gehele sector

1.12.2007 tot 30.11.2008

Totaal deelgebied

600

Gehele sector:

50

Gehele sector:

96

Gehele sector:

20

58.4.2

Gehele sector

1.12.2007 tot 30.11.2008

Totaal deelgebied

780

Gehele sector:

50

Gehele sector:

124

Gehele sector:

20

58.4.3a)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

1.5.2008 tot 31.8.2008

n.v.t.

250

Gehele sector:

50

Gehele sector:

26

Gehele sector:

20

58.4.3b)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

1.5.2008 tot 31.8.2008

n.v.t.

150 ton ten noorden van 60o

Gehele sector:

50

Gehele sector:

80

Gehele sector:

20

88.1

Gehele deelgebied

1.12.2007 tot 31.8.2008

Alle deelgebieden

2 660

133

426

20

88.2

Ten zuiden van 65o Z.B.

1.12.2007 tot 31.8.2008

Totaal deelgebied

547 (1)

50 (1)

88 (1)

20

 

  • (1) 
    Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:
 

Roggen: 5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is;

 

Macrourus spp.: 16 % van de maximale vangst van Dissostichus spp;

 

Andere soorten: 20 ton per SSRU.

 

BIJLAGE XI

KENNISGEVING VAN HET VOORNEMEN OM AAN DE VISSERIJ OP EUPHAUSIA SUPERBA DEEL TE NEMEN

Image

 

BIJLAGE XII

DEEL I

Overladingsverklaring SEAFO

Image

AANGIFTE VAN OVERLADING

  • 1. 
    Algemene regel

Bij overlading moet de kapitein van het vaartuig dat de vis gevangen heeft in de aangifte van overlading de overgeladen hoeveelheden vermelden. Aan de kapitein van het vaartuig waarop is overgeladen, wordt een kopie van de aangifte van overlading afgegeven.

  • 2. 
    Procedure voor het invullen
 

a)

De gegevens van de aangifte van overlading moeten goed leesbaar en met onuitwisbare inkt worden ingevuld.

 

b)

Doorhalingen of wijzigingen van de gegevens in de aangifte van overlading zijn niet toegestaan. Indien gegevens verkeerd zijn opgetekend, worden zij volledig doorgestreept, vervolgens in de juiste vorm genoteerd en voorzien van de paragraaf van de kapitein of zijn gemachtigde.

 

c)

Telkens wanneer wordt overgeladen, wordt een aangifte van overlading ingevuld.

 

d)

Elke bladzijde van de aangifte van overlading wordt door de kapitein ondertekend.

  • 3. 
    Verantwoordelijkheid van de kapitein voor de aangifte van aanvoer, respectievelijk van overlading

De kapitein van het vaartuig bevestigt met zijn paraaf en handtekening dat de in de aangifte van overlading opgetekende hoeveelheden zorgvuldig zijn geraamd. De afschriften van de aangifte van overlading worden gedurende één jaar bewaard.

  • 4. 
    Te verschaffen informatie

De ramingen van de overgeladen hoeveelheden worden per soort en per visreis op de SEAFO-aangifte van overlading vermeld zoals aangegeven in de voetnoten bij dit formulier.

  • 5. 
    Procedure voor de indiening
 

a)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert of in een verdragsluitende partij is geregistreerd, wordt de eerste kopie van de aangifte van overlading afgegeven aan de kapitein van het vaartuig waarop de vis is overgeladen. Het origineel van dit document moet binnen 48 uur na afloop van de aanvoer of bij aankomst in de haven worden afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

 

b)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag voert van een land dat geen lidstaat is, wordt het origineel van dit document zo spoedig mogelijk afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vissersvaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

 

c)

Wanneer het voor de kapitein onmogelijk is het originele exemplaar van de aangifte van overlading binnen de gestelde termijn toe te zenden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij, waarvan zijn vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd, worden de gegevens die in de aangifte van aanvoer moeten worden opgenomen, via de radio of op andere wijze aan de bevoegde instanties doorgegeven.

De gegevens worden doorgeseind via de doorgaans gebruikte radiostations, voorafgegaan door de naam van het vaartuig, zijn roepletters, zijn buiten op de romp aangebrachte identificatienummer en de naam van de kapitein.

Wanneer het betrokken vaartuig de mededeling niet kan verzenden, mag een ander vaartuig de mededeling namens het eerste doorseinen of mag het betrokken vaartuig de mededeling op een andere wijze doorgeven.

De kapitein van het vaartuig zorgt ervoor dat de naar de radiostations gezonden gegevens schriftelijk aan de bevoegde instanties worden doorgegeven.

DEEL II

Richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van vogelverschrikkerlijnen

 

1.

Deze richtsnoeren zijn bedoeld om te helpen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van regels voor het gebruik van vogelverschrikkerlijnen bij de beugvisserij. De richtsnoeren zijn betrekkelijk expliciet en het verbeteren van de effectiviteit van vogelverschrikkerlijnen door middel van experimenten wordt aangemoedigd. Er is rekening gehouden met milieu- en bedrijfsfactoren, zoals weersgesteldheid, uitzetsnelheid en grootte van het vaartuig, die stuk voor stuk van invloed zijn op het vermogen van vogelverschrikkerlijnen om aas tegen vogels te beschermen. Het ontwerp en het gebruik van vogelverschrikkerlijnen kunnen in het licht van die factoren worden aangepast, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van de lijn. Er wordt ook rekening gehouden met mogelijke verbeteringen van het ontwerp, zodat deze richtsnoeren in de toekomst zullen moeten worden herzien.

  • 2. 
    Ontwerp van vogelverschrikkerlijnen
 

2.1.

Er wordt aanbevolen een vogelverschrikkerslijn van 150 meter lengte te gebruiken. De diameter van het lijngedeelte in het water mag groter zijn dan die van het gedeelte boven water. Hierdoor verhoogt de weerstand, is minder behoefte aan langere lijnen en wordt rekening gehouden met de uitzetsnelheid en de zinktijd van het aas. Het lijngedeelte boven water dient uit fijn materiaal te bestaan (bijv. ongeveer 3 mm doorsnede) en een opvallende kleur te hebben, zoals rood of oranje.

 

2.2.

Het lijngedeelte boven water dient zo licht te zijn dat de bewegingen ervan onvoorspelbaar blijven en er dus geen gewenning bij vogels optreedt, en voldoende zwaar zodat er geen afbuiging door de wind optreedt.

 

2.3.

De lijn kan het beste aan het vaartuig worden bevestigd met een stevige wartel om verstrengeling van de lijn te voorkomen.

 

2.4.

De wimpels moeten zijn vervaardigd van opvallend, fel en onvoorspelbaar bewegend materiaal (bijv. een sterke fijne lijn in een rode polyuretaan behuizing), met stevige driewegwartels (om verstrengeling te vermijden) aan de hoofdlijn bevestigd zijn en juist boven het wateroppervlak hangen.

 

2.5.

De afstand tussen de wimpels bedraagt maximaal 5 à 7 meter. Idealiter worden de wimpels per twee bevestigd.

 

2.6.

Elk paar wimpels dient door middel van een clip van de hoofdlijn te kunnen worden losgekoppeld om het binnenhalen van de lijn te vergemakkelijken.

 

2.7.

Het aantal wimpels moet worden aangepast aan de uitzetsnelheid van het vaartuig; bij geringere snelheid zijn meer wimpels nodig. Bij een uitzetsnelheid van 10 knopen is drie paar een geschikt aantal.

  • 3. 
    Uitzetten van vogelverschrikkerslijnen
 

3.1.

De lijn wordt opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd. De toripaal dient zo hoog mogelijk te staan zodat de lijn het aas voldoende ver achter het vaartuig beschermt en niet verstrengelt met het vistuig. Hoe hoger de paal, des te beter het aas wordt beschermd. Bijvoorbeeld: een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.

 

3.2.

De vogelverschrikkerlijn moet zo zijn uitgezet dat de wimpels boven de haken met aas hangen.

 

3.3.

Het uitzetten van meerdere vogelverschrikkerlijnen wordt aangemoedigd om het aas nog beter tegen vogels te beschermen.

 

3.4.

Omdat de vogelverschikkerslijnen kunnen breken en verstrengeld geraken, dienen reservelijnen aan boord te worden gehouden om beschadigde lijnen te vervangen en ononderbroken verder te kunnen vissen.

 

3.5.

Wanneer vissers gebruik maken van een aasmachine („bait casting machine — BCM”) moeten zij het gebruik van de vogelverschrikkerlijnen en de machine coördineren door:

 

a)

erop toe te zien dat de BCM direct onder de vogelverschrikkerlijn aas uitwerpt, en

 

b)

bij het gebruik van een BCM die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, erop toe te zien dat twee vogelverschrikkerlijnen worden gebruikt.

 

3.6.

Vissers worden aangemoedigd manuele, elektrische of hydraulische windassen te installeren om het uitzetten en binnenhalen van de vogelverschrikkerlijnen te vergemakkelijken.

 

BIJLAGE XIII

Vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visvangst bedrijven in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan

 

1.

De Commissie brengt de lidstaten onverwijld op de hoogte van vaartuigen die de vlag voeren van niet-verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (het verdrag), die werden gezien bij het uitoefenen van visserijactiviteiten in het NEAFC-Verdragsgebied, en door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) op een voorlopige lijst zijn geplaatst van vaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij ingaan tegen de in het kader van het verdrag opgestelde aanbevelingen. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

 

a)

bij het aandoen van een haven, krijgen de betrokken vaartuigen geen toestemming om aan te voeren of over te laden en worden zij door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het verdragsgebied. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

 

b)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan de betrokken vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met de betrokken vaartuigen;

 

c)

in de haven mogen aan de betrokken vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen aan de betrokken vaartuigen geen andere diensten worden verleend.

 

2.

Naast de in punt 1 vermelde maatregelen gelden de volgende maatregelen voor vaartuigen die door de NEAFC zijn geplaatst op de lijst van vaartuigen waarvan is bevestigd dat zij illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen):

 

a)

IUU-vaartuigen mogen geen haven van de Gemeenschap binnenvaren;

 

b)

IUU-vaartuigen mogen niet vissen in EG wateren en mogen niet worden gecharterd;

 

c)

van IUU-vaartuigen afkomstige vis mag niet worden ingevoerd;

 

d)

de lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere betrokken sectoren aan om geen door dergelijke vaartuigen gevangen vis te verhandelen of over te laden.

 

3.

De in punt 2 bedoelde vaartuigen, alsmede de vaartuigen die op de IUU-lijst van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) zijn geplaatst, staan vermeld in het aanhangsel bij deze bijlage.

 

4.

De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NEAFC en de NAFO in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst van IUU-vaartuigen vaststelt.

Aanhangsel van BIJLAGE XIII

Lijst van vaartuigen en bijbehorende IMO-nummers die volgens gegevens van de NEAFC en de NAFO illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven

 

IMO-identificatienummer van het vaartuig (1)

Naam van het vaartuig (2)

Vlaggenstaat (2)

7 612 321

AVIOR

Georgië

8 522 030

CARMEN

voorheen Georgië

7 700 104

CEFEY

Rusland

8 422 852

DOLPHIN

Rusland

8 522 119

EVA

voorheen Georgië

7 321 374

ENXEMBRE

Panama

6 719 419

GORILERO

Panama

7 332 218

IANNIS I

Panama

8 028 424

CLIFF

Cambodia

8 422 838

ISABELLA

voorheen Georgië

8 522 042

JUANITA

voorheen Georgië

6 614 700

KABOU

Guinea Conakry

7 385 174

MURTOSA

Togo

8 326 319

PAVLOVSK

Rusland

8 914 221

POLESTAR

Panama

8 522 169

ROSITA

voorheen Georgië

8 421 937

NICOLAY CHUDOTVORETS

Rusland

7 347 407

SUNNY JANE

 

8 606 836

ULLA

voorheen Georgië

7 436 533

MARLIN

Georgië

 

  • (1) 
    International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie).
  • (2) 
    Veranderingen van naam, vlaggenstaat en aanvullende inlichtingen betreffende de vaartuigen zijn te vinden op de NEAFC-website: www.neafc.org.
 

BIJLAGE XIV

RESOLUTIE GFCM/31/2007/2

VASTSTELLING VAN DE GEOGRAFISCHE DEELGEBIEDEN IN HET GFCM-GEBIED

De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM),

IN HET BESEF VAN de noodzaak om, op een op geografische referenties gebaseerde wijze, gegevens te verzamelen, toezicht te houden op de visserij en visbestanden te evalueren,

HERINNEREND AAN de inspanningen van het Wetenschappelijk Raadgevend Comité (WRC) en zijn subcomités om passende grenzen voor deelgebieden in het GFCM-gebied (FAO-gebied 37) te bepalen,

OVERWEGENDE het tijdens de 26e zitting (2001) genomen besluit van de visserijcommissie om geografische deelgebieden (GDG's) in het GFCM-gebied vast te stellen,

OVERWEGENDE het advies dat het WRC op zijn negende zitting heeft uitgebracht,

STELT HET VOLGENDE VAST:

 

1.

De geografische deelgebieden in het GFCM-gebied zijn zoals aangegeven in de bijlagen 1, 2 en 3.

BIJLAGE 1

Kaart van de geografische deelgebieden (GDG's) van het GFCM-gebied

Image

BIJLAGE 2

TABEL VAN DE GEOGRAFISCHE DEELGEBIEDEN (GDG's) VAN HET GFCM-GEBIED

 

FAO

DEELGEBIED

STATISTISCHE ONDERVERDELINGEN VAN DE FAO

GDG's (9e zitting WRC)

GDG's (2007)

WEST

1.1

BALEARENREGIO

1.1.a

Wateren rond de Balearen

5

Balearen

1.1.b

Wateren voor de kust van het Spaanse vasteland

6

Noord-Spanje

1.1.c

Wateren voor de kust van Algerije

4

Algerije

1.1.d

Zee van Alborán

1

Zee van Alborán (Noord)

2

Alborán

3

Zee van Alborán (Zuid)

1.2

GOLF VAN LION

1.2.e

Golf van Lion

7

Golf van Lion

1.2.f

Wateren voor de kust van de Franse Rivièra

7

Golf van Lion

1.3

SARDINIË

1.3.g

Wateren rond Corsica

8

Corsica

1.3.h

Wateren rond Sardinië

11

Sardinië

1.3.i

Wateren benoorden Sicilië

10

Tyrreense Zee (Midden en Noord)

1.3.j

Wateren buiten het Italiaanse continentale plat

9

Ligurische Zee en Tyrreense Zee (Noord)

10

Tyrreense Zee (Zuid)

1.3.k

Wateren benoorden Noord-Tunesië

12

Noord-Tunesië

MIDDEN

2.1

ADRIATISCHE ZEE

2.1.a

Adriatische Zee (Noord en Midden)

17

Adriatische Zee (Noord)

2.1.b

Adriatische Zee (Zuid)

18

Adriatische Zee (Zuid)

2.2

IONISCHE ZEE

2.2.c

Wateren voor de kust van Zuidoost-Italië

19

Ionische Zee (West)

2.2.d

Wateren voor de kust van West-Griekenland

20

Ionische Zee (Oost)

2.2.e

Wateren voor de kust van Sicilië en wateren rond Malta

15

Malta

16

Bezuiden Sicilië

2.2.f

Golf van Gabès en Golf van Hammamet

13

Golf van Hammamet

14

Golf van Gabès

2.2.g

Wateren voor de kust van Libië

21

Ionische Zee (Zuid)

OOST

3.1

EGEÏSCHE ZEE

3.1.a

Egeïsche Zee

22

Egeïsche Zee

3.1.b

Wateren rond Kreta

23

Kreta

3.2

LEVANT

3.2.c

Wateren rond Cyprus

25

Cyprus

3.2.d

Wateren voor de kust van Zuid-Turkije

24

Levant (Noord)

3.2.e

Levant (Zuidoost)

27

Levant

3.2.f

Wateren voor de kust van Egypte

26

Levant (Zuid)

ZWARTE ZEE

4.1

MARMARA

4.1

Zee van Marmara

28

Zee van Marmara

4.2

ZWARTE ZEE

4.2

Zwarte Zee

29

Zwarte Zee

4.3

ZEE VAN AZOV

4.3

Zee van Azov

30

Zee van Azov

BIJLAGE 3

Geografische coördinaten voor de geografische deelgebieden (GDG's) van het GFCM-gebied

 

GDG's

GRENZEN

1

Kustlijn

36o NB 5o 36' WL

36o NB 3o 20' WL

36o 05' NB 3o 20' WL

36o 05' NB 2o 40' WL

36o NB 2o 40' WL

36o NB 1o 30' WL

36o 30' NB 1o 30' WL

36o 30' NB 1o WL

37o 36' NB 1o WL

2

36o 05' NB 3o 20' WL

36o 05' NB 2o 40' WL

35o 45' NB 3o 20' WL

36o 45' NB 2o 40' WL

3

Kustlijn

36o NB 5o 36' WL

35o 49' NB 5o 36' WL

36o NB 3o 20' WL

35o 45' NB 3o 20' WL

35o 45' NB 2o 40' WL

36o NB 2o 40' WL

36o NB 1o 13' WL

Grens Marokko-Algerije

4

Kustlijn

36o NB 1o 13' WL

36o NB 1o 30' WL

36o 30' NB 1o 30' WL

36o 30' NB 1o WL

37o NB 1o WL

37o NB 0o 30' OL

38o NB 0o 30' OL

38o NB 8o 30' OL

Grens Algerije-Tunesië

Grens Marokko-Algerije

5

38o NB 0o 30' OL

39o 30' NB 0o 30' OL

39o 30' NB 1o 30' WL

40o NB 1o 30' OL

40o NB 2o OL

40o 30' NB 2o OL

40o 30' NB 6o OL

38o NB 6o OL

6

Kustlijn

37o 36' NB 1oWL

37o NB 1o WL

37o NB 0o 30' OL

39o 30' NB 0o 30' OL

39o 30' NB 1o 30' WL

40o NB 1o 30' OL

40o NB 2o OL

40o 30' NB 2o OL

40o 30' NB 6o OL

42o 30' NB 6o OL

42o 30' NB 3o 09' OL

7

Kustlijn

42o 30' NB 3o 09' OL

42o 30' NB 6o'OL

42o 30' NB 7o'30' OL

Grens Frankrijk-Italië

8

42o 30' NB 6o'OL

42o 30' NB 7o'30' OL

43o 15' NB 7o'30' OL

43o 15' NB 9o'45' OL

41o 18' NB 9o'45' OL

41o 18' NB 6o OL

9

Kustlijn

Grens Frankrijk-Italië

43o 15' NB 7o'30' OL

43o 15' NB 9o'45' OL

41o 18' NB 9o'45' OL

41o 18' NB 13o OL

10

Kustlijn (inclusief Noord-Sicilië)

41o 18' NB 13o OL

41o 18' NB 11o'OL

38o NB 11o OL

38o NB 12o 30' OL

11

41o 18' NB 6o OL

41o 18' NB 11o OL

38o 30' NB 11o OL

38o 30' NB 8o 30' OL

38o NB 8o 30' OL

38o NB 6o OL

12

Kustlijn

Grens Algerije-Tunesië

38o NB 8o 30' OL

38o 30' NB 8o 30' OL

38o 30' NB 11o OL

38o NB 11o OL

37o NB 12o OL

37o NB 11o 04' OL

13

Kustlijn

37o NB 11o 04' OL

37o NB 12o OL

35o NB 13o 30' OL

35o NB 11o OL

14

Kustlijn

35o NB 11o OL

35o NB 15o 18' OL

Grens Tunesië-Libië

15

36o 30' NB 13o 30' OL

35o NB 13o 30' OL

35o NB 15o 18' OL

36o 30' NB 15o 18' OL

16

Kustlijn

38o NB 12o 30' OL

38o NB 11o OL

37o NB 12o OL

35o NB 13o 30' OL

36o 30' NB 13o 30' OL

36o 30' NB 15o 18' OL

37o NB 15o 18' OL

17

Kustlijn

41o 55' NB 15o 08' OL

Grens Kroatië-Montenegro

18

Kustlijn (beide zijden)

41o 55' NB 15o 08' OL

40o 04' NB 18o 29' OL

Grens Kroatië-Montenegro

Grens Albanië-Griekenland

19

Kustlijn (inclusief Noord-Sicilië)

40o 04' NB 18o 29' OL

37o NB 15o 18' OL

35o NB 15o 18' OL

35o NB 19o 10' OL

39o 58' NB 19o 10' OL

20

Kustlijn

Grens Albanië-Griekenland

39o 58' NB 19o 10' OL

35o NB 19o 10' OL

35o NB 23o OL

36o 30' NB 23o OL

21

Kustlijn

Grens Tunesië-Libië

35o NB 15o 18' OL

35o NB 23o OL

34o NB 23o OL

34o NB 25o 09' OL

Grens Libië-Egypte

22

Kustlijn

36o 30' NB 23o OL

36o NB 23o OL

36o NB 26o 30' OL

34o NB 26o 30' OL

34o NB 29o OL

36o 43' NB 29o OL

23

36o NB 23o OL

36o NB 26o 30' OL

34o NB 26o 30' OL

34o NB 23o OL

24

Kustlijn

36o 43' NB 29o OL

34o NB 29o OL

34o NB 32o OL

35o 47' NB 32o OL

35o 47' NB 35o OL

Grens Turkije-Syrië

25

35o 47' NB 32o OL

34o NB 32o OL

34o NB 35o OL

35o 47' NB 35o OL

26

Kustlijn

Grens Libië-Egypte

34o NB 25o 09' OL

34o NB 34o 13' OL

Grens Egypte-Gazastrook

27

Kustlijn

Grens Egypte-Gazastrook

34o NB 34o 13' OL

34o NB 35o OL

35o 47' NB 35o OL

Grens Turkije-Syrië

28

 

29

 

30

 
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.