Verordening 2008/661 - Instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96

1.

Wettekst

12.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 661/2008 VAN DE RAAD

van 8 juli 2008

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, leden 2 en 3,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

  • A. 
    PROCEDURE
  • 1. 
    Geldende maatregelen
 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2022/95 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op ammoniumnitraat, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit Rusland. Na verder onderzoek, waaruit de absorptie van het recht bleek, werden de maatregelen bij Verordening (EG) nr. 663/98 (3) gewijzigd. Na een verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, op grond van artikel 11, lid 2, en om een tussentijds nieuw onderzoek, op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 658/2002 (4) een definitief antidumpingrecht van 47,07 EUR per ton in op ammoniumnitraat ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90 en 3102 40 90, van oorsprong uit Rusland. Uiteindelijk werd een tussentijds nieuw onderzoek betreffende de productomschrijving uitgevoerd en werd bij Verordening (EG) nr. 945/2005 (5) een definitief antidumpingrecht van 41,42 tot 47,07 EUR per ton ingesteld op vaste meststoffen van oorsprong uit Rusland met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten (AN), vallende onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91.

 

(2)

Op 19 april 2007 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 442/2007 (6) een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Oekraïne ingesteld.

  • 2. 
    Verzoeken om nieuwe onderzoeken

2.1.   Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die gelden voor de invoer van AN van oorsprong uit Rusland en geproduceerd door Open Joint Stock Company (OJSC) Mineral and Chemical Company Eurochem, dat tot de Eurochem-groep behoort

 

(3)

Op 30 augustus 2005 ontving de Commissie een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening („tussentijds nieuw onderzoek”). Het verzoek, dat tot dumping beperkt was, werd ingediend door Open Joint Stock Company (OJSC) Mineral and Chemical Company „Eurochem” („Eurochem”), een producent/exporteur van AN in Rusland.

 

(4)

Eurochem voerde aan, en verstrekte daarvoor voldoende voorlopig bewijsmateriaal, dat de omstandigheden waren veranderd en argumenteerde met name dat een vergelijking van de normale waarde op grond van haar eigen gegevens met verkoopprijzen van het betrokken product bij export naar de Gemeenschap een vermindering van de dumping te zien zou geven tot een niveau dat aanzienlijk onder het niveau van de huidige maatregelen ligt. Handhaving van de maatregelen op het huidige niveau, dat is gebaseerd op de eerder vastgestelde schademarge, zou dus niet langer noodzakelijk zijn om de gevolgen van dumping te neutraliseren.

 

(5)

Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij het tussentijdse nieuwe onderzoek op 30 november 2005 geopend (7).

2.2.   Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de geldende antidumpingmaatregelen op de invoer van AN van oorsprong uit Rusland

 

(6)

Na de publicatie van een bericht van het naderende vervallen (8) heeft de Commissie op 17 januari 2007 een verzoek om een onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ontvangen.

 

(7)

Het verzoek werd ingediend door de European Fertiliser Manufacturers Association (EFMA, „de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van AN in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

 

(8)

Het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Eén partij voerde aan dat de Commissie ex officio een parallel tussentijds nieuw onderzoek had moeten openen met betrekking tot zowel de dumping als de schade, teneinde rekening te kunnen houden met de gewijzigde omstandigheden ingevolge de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007. In diverse mededelingen (9) in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft de Commissie de belanghebbenden gevraagd om de opening van een tussentijds nieuw onderzoek te verzoeken en bewijsmateriaal over te leggen waaruit blijkt dat de maatregelen aanzienlijk anders zouden zijn geweest indien zij waren gebaseerd op informatie die ook op de nieuwe lidstaten betrekking had. De Commissie heeft geen dergelijk verzoek of bewijsmateriaal ontvangen. In afwezigheid van dergelijk bewijsmateriaal is een uitbreiding op zich geen voldoende basis om een nieuw onderzoek te openen. Dit argument moest daarom worden afgewezen.

 

(9)

Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op 14 april 2007 geopend (10).

  • 3. 
    Bij het onderzoek betrokken partijen
 

(10)

Het tussentijdse nieuwe onderzoek betreft alleen een onderzoek naar dumping door Eurochem. De Commissie heeft de producent/exporteur, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de communautaire producenten in kennis gesteld van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek.

 

(11)

De Commissie heeft de producenten/exporteurs, de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer, de importeurs, de communautaire producenten, de gebruikers en de indiener van het verzoek (EFMA) officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld.

3.1.   Steekproef van communautaire producenten

 

(12)

Wegens het grote aantal producenten en importeurs in de Gemeenschap (23) werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen na te gaan of gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie de communautaire producenten en importeurs overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht binnen 15 dagen na de opening van het onderzoek contact met haar op te nemen en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

 

(13)

Na beoordeling van de verstrekte informatie en gezien het feit dat 14 communautaire producenten zich bereid verklaarden medewerking te verlenen, werd besloten dat voor de communautaire producenten een steekproef moest worden samengesteld.

3.2.   Steekproef van communautaire importeurs

 

(14)

Slechts één importeur reageerde op het bericht van inleiding en verklaarde zich aanvankelijk bereid mee te werken. Uiteindelijk heeft deze importeur evenwel geen van de gevraagde inlichtingen verstrekt, aangezien hij in 2005 heeft opgehouden ammoniumnitraat uit Rusland in te voeren.

  • 4. 
    Vragenlijsten en verificatie
 

(15)

Voor het tussentijds nieuw onderzoek werkte Eurochem mee door de vragenlijst te beantwoorden die zij kreeg toegestuurd.

 

(16)

Voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd aan alle bekende producenten/exporteurs in de betrokken landen, verbonden importeurs, de in de steekproef opgenomen communautaire producenten, gebruikers en de indiener van het verzoek een vragenlijst toegestuurd.

 

(17)

Voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd de vragenlijst beantwoord door drie producenten/distributeurs/exporteurs uit Rusland.

 

(18)

Het ging om volgende Russische ondernemingen: Eurochem, Acron („Acron”), en JSC Minudiobreniya („Minudiobreniya”).

 

(19)

Onderstaande vier producenten werden in de steekproef van communautaire producenten opgenomen:

 

Grande Paroisse Société Anonyme (Parijs, Frankrijk),

 

Terra Nitrogen Limited (Stockton-on-Tees, Verenigd Koninkrijk),

 

Yara (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk),

 

Zakłady Azotowe Puławy (Polen).

 

(20)

Van de 55 aangezochte potentiële importeurs van ammoniumnitraat in de Gemeenschap hebben slechts 3 ondernemingen geantwoord dat zij het product tijdens de beoordelingsperiode niet hadden ingevoerd.

 

(21)

De Commissie ontving schriftelijke reacties van het Comité van professionele landbouworganisaties in de Europese Unie (COPA)/Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties in de Europese Unie (COGECA), van de National Farmers’ Union of England and Wales en van de Federatie van Zweedse landbouwers.

 

(22)

In beide onderzoeken kregen belanghebbenden de gelegenheid om binnen de in de respectieve berichten van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daarom met opgave van redenen hadden verzocht, werden gehoord.

 

(23)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar onderzoek nodig achtte, verzameld en gecontroleerd en heeft een controlebezoek gebracht aan de volgende ondernemingen:

 

a)

Producenten/exporteurs in Rusland

 
 

Eurochem en haar twee verbonden ondernemingen (11):

 

OJSC Azot („NAK Azot”), Novomoskovsk, Rusland, en

 

OJSC Nevinnomyssky Azot („Nevinka Azot”), Nevinnomyssk, Rusland.

 
 

Acron en haar drie verbonden ondernemingen:

 

Open Joint Stock Company (OJSC) Dorogobuzh

 

JSC Kubanagranova

 

ZAO Rostagranova.

 
 

Minudiobreniya

 

b)

In de steekproef opgenomen communautaire producenten

 

Grande Paroisse Société Anonyme (Parijs, Frankrijk),

 

Terra Nitrogen Limited (Stockton-on-Tees, Verenigd Koninkrijk),

 

Yara Société Anonyme (de kantoren in Brussel (België), in Parijs (Frankrijk) en in Sluiskil (Nederland) werden bezocht),

 

Zakłady Azotowe Puławy (Polen).

 

c)

Verbonden importeur

Eurochem GmbH — Zug (Zwitserland).

 

d)

Niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap

Er werden geen controlebezoeken gebracht omdat geen enkele importeur van AN uit het betrokken land de vragenlijst had beantwoord.

  • 5. 
    Nieuwe onderzoektijdvakken
 

(24)

Het onderzoektijdvak voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, met betrekking tot de invoer van Eurochem betrof de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 („tussentijds nieuw onderzoektijdvak” of „TNOT”).

 

(25)

Het onderzoektijdvak voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrof de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 („nieuw onderzoektijdvak in verband met het vervallen van de maatregelen” of „NOTVM”). Het onderzoek naar trends die relevant zijn om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade te beoordelen, had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het eind van het NOTVM („de beoordelingsperiode”).

  • 6. 
    Mededeling van feiten en overwegingen en gelegenheid om opmerkingen te maken
 

(26)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen de ten aanzien van Eurochem ingestelde antidumpingmaatregelen te wijzigen en een definitief antidumpingrecht op AN van oorsprong uit Rusland te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Hun opmerkingen werden onderzocht en in aanmerking genomen indien zij gegrond werden geacht.

  • B. 
    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
  • 1. 
    Betrokken product
 

(27)

Bij het betrokken product gaat het in deze nieuwe onderzoeken om hetzelfde product als dat gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 945/2005, namelijk vaste meststoffen met een ammoniumnitraatgehalte van meer dan 80 gewichtspercenten, ingedeeld onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91, van oorsprong uit Rusland.

  • 2. 
    Soortgelijk product
 

(28)

NET als in vorige onderzoeken is vastgesteld dat AN dat in Rusland wordt geproduceerd en op de binnenlandse markt wordt verkocht, en AN dat uit Rusland naar de Gemeenschap wordt geëxporteerd, dezelfde fysieke en technische basiskenmerken heeft en voor dezelfde doeleinden wordt gebruikt. Voor de doeleinden van deze onderzoeken zijn deze producten derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

 

(29)

Het door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde ammoniumnitraat en het door Rusland naar de Gemeenschap geëxporteerde ammoniumnitraat zijn, wat de fysieke en technische kenmerken betreft, soortgelijke producten.

  • C. 
    GEDEELTELIJK TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK: DUMPING
  • 1. 
    Algemeen
 

(30)

Aangezien alle producten die Eurochem in het TNOT aan de Gemeenschap heeft verkocht door één verbonden producent, NAK Azot, werden vervaardigd, werd de analyse voor de normale waarde en de uitvoerprijs uitsluitend met betrekking tot deze producent uitgevoerd. Eventuele daaruit voortvloeiende dumpingmarges en -rechten op door NAK Azot vervaardigde invoer moeten eveneens op de verbonden onderneming, Nevinka Azot, worden toegepast.

  • 2. 
    Normale waarde
 

(31)

Aangezien slechts één productsoort naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de normale waarden met betrekking tot die productsoort vastgesteld. Er werd onderzocht of voldoende verkoop had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Voor elke transactie werden de verkoopprijzen op de binnenlandse markt met de totale productiekosten vergeleken.

 

(32)

In dit verband wordt erop gewezen dat de energiekosten, zoals elektriciteit en gas, een groot deel van de fabricagekosten en een aanzienlijk deel van de totale productiekosten uitmaken. Om na te gaan of voldoende verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd ook onderzocht of de kosten die met de productie en verkoop van het onderzochte product verband hielden, behoorlijk waren weergegeven in de administratie van de betrokken partijen.

 

(33)

Er waren geen aanwijzingen dat de administratie geen redelijk beeld van de elektriciteitskosten gaf. Daarbij wordt onder meer opgemerkt dat de elektriciteitsprijzen die Eurochem in het TNOT betaalde, overeenkwamen met de internationale marktprijzen, zoals uit een vergelijking met andere landen (o.a. Canada en Noorwegen) naar voren kwam. Voor de gasprijzen lag de situatie evenwel anders.

 

(34)

Uit de gepubliceerde gegevens van internationaal erkende, in energiemarkten gespecialiseerde bronnen bleek namelijk dat de door Eurochem betaalde prijs ongeveer een vijfde bedroeg van de uitvoerprijs van aardgas uit Rusland. Bovendien blijkt uit alle beschikbare gegevens dat de gasprijzen op de binnenlandse Russische markt gereguleerde prijzen zijn, die ver onder de marktprijzen voor aardgas in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Canada, Japan en de Europese Unie liggen. Deze vier markten vertegenwoordigen in totaal 46 % van het gasverbruik in de wereld, en de gangbare prijsniveaus op deze vier binnenlandse markten blijken een redelijk beeld te geven van de kosten. Deze gasmarkten kunnen bijgevolg als representatief worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening. Volgens beschikbare informatie zouden de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt zelfs de kosten van de gasleverancier, Gazprom, niet dekken.

 

(35)

Gelet op het bovenstaande werd geoordeeld dat de gasprijzen die NAK Azot tijdens het onderzoektijdvak heeft betaald, niet konden worden aangewend om de productiekosten van het betrokken product te berekenen overeenkomstig artikel 2, lid 5, eerste zin, van de basisverordening. Zoals bepaald in artikel 2, lid 5, van de basisverordening, moesten de kosten van NAK Azot, in dit geval de kosten voor gasleveringen, worden gecorrigeerd om een redelijk beeld te geven van de aan de vervaardiging en de verkoop van het soortgelijke product verbonden kosten tijdens het TNOT. Aangezien dit nieuwe onderzoek beperkt was tot een onderzoek van de dumpingmarge van Eurochem, kon geen correctie worden doorgevoerd op basis van niet verstoorde prijzen die andere producenten of exporteurs in Rusland betaalden, aangezien dergelijke gegevens niet beschikbaar waren. In deze omstandigheden werd het passend geacht de correctie overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening, te baseren op informatie omtrent andere representatieve markten. In dit geval werd de gecorrigeerde prijs gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens, exclusief transportkosten („de gecorrigeerde Waidhaus-prijs”).

 

(36)

De door NAK Azot verstrekte productiekosten werden bijgevolg herberekend met inachtneming van de gecorrigeerde gasprijzen. Op basis van deze herberekende productiekosten werd vastgesteld dat de verkoop van het binnenlandse product dat rechtstreeks vergelijkbaar was met de enige door de onderneming uitgevoerde productsoort in geen van de gevallen winstgevend was en dus niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. De normale waarde moest bijgevolg door berekening worden vastgesteld. Daarvoor werd uitgegaan van de productiekosten van de productsoort die naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, na bovenvermelde correctie van de gaskosten, plus een redelijk bedrag voor de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en voor de winst, overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 2, lid 6, van de basisverordening.

 

(37)

Aangezien NAK Azot geen representatieve binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties had, konden de VAA-kosten en de winst niet op grond van de aanhef van artikel 2, lid 6, van de basisverordening worden berekend. Artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening kon niet worden toegepast omdat er slechts één andere producent bij het onderzoek betrokken was (Nevinka Azot). Artikel 2, lid 6, onder b), kon evenmin worden toegepast omdat de fabricagekosten van NAK Azot voor producten van dezelfde algemene categorie om de bovenvermelde redenen ook zouden moeten worden gecorrigeerd wat de gaskosten betreft. Daarom werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening.

 

(38)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening werden de VAA-kosten vastgesteld volgens een redelijke methode. Op de Noord-Amerikaanse markt was sprake van een aanzienlijke hoeveelheid binnenlandse verkoop en van een krachtige concurrentie van zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen. Daarbij werd gekeken naar openbaar beschikbare informatie over grote bedrijven in de sector meststoffen. Overeenkomstige gegevens van Noord-Amerikaanse producenten (Verenigde Staten en Canada) bleken voor dit onderzoek het meest geschikt, aangezien over beursgenoteerde ondernemingen in dat deel van de wereld veel betrouwbare, volledige en openbaar toegankelijke financiële informatie beschikbaar is. Daarom werden de VAA-kosten en de winst aan de hand van het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winst van drie Noord-Amerikaanse producenten die tot de grootste ondernemingen in de sector stikstofhoudende meststoffen behoorden, vastgesteld met betrekking tot hun binnenlandse verkoop van dezelfde algemene productcategorie (stikstofhoudende meststoffen). Deze drie producenten werden representatief geacht voor de sector stikstofhoudende meststoffen (zij namen gemiddeld meer dan 80 % van de omzet in deze sector voor hun rekening) en dus werden hun VAA-kosten en winst representatief geacht voor de normale VAA-kosten en winst van ondernemingen die met succes in deze sector actief zijn.

 

(39)

Het percentage voor VAA-kosten bedroeg 6,9 %, de berekende gemiddelde winstmarge 9,1 %. Het aldus berekende winstbedrag bedroeg niet meer dan de winst die Russische producenten maakten op de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op hun binnenlandse markt.

  • 3. 
    Uitvoerprijs
 

(40)

Geconstateerd werd dat de uitvoer van Eurochem naar de Gemeenschap tijdens het TNOT plaatsvond in het kader van een agentuurovereenkomst via twee verbonden handelaren, waarvan de ene (Eurochem Trading) in Zwitserland en de andere (Cumberland) op de Britse Maagdeneilanden gevestigd was. Deze laatste stopte zijn activiteiten begin 2005.

 

(41)

De uitvoerprijs werd vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het product bij uitvoer uit het land van uitvoer naar de Gemeenschap.

  • 4. 
    Vergelijking
 

(42)

De normale waarde en de uitvoerprijs voor NAK Azot werden vergeleken in het stadium af fabriek. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening werd door middel van correcties rekening gehouden met verschillen die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Dienovereenkomstig werden er in voorkomend geval correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, op- en overslag, laden en lossen en aanverwante kosten, verpakking, krediet en commissielonen, waar die met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd. Aangezien de uitvoer via bovengenoemde verbonden handelaren plaatsvond, en werd geconstateerd dat deze verbonden handelaren functies bekleedden die vergelijkbaar waren met die van op commissiebasis werkende agenten, werd de exportprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening voor elk van die handelaren gecorrigeerd. Aangezien de communautaire importeurs geen medewerking verleenden, werd een correctie van 1,5 % toegepast, wat overeenstemt met de commissies die in het oorspronkelijke onderzoek werden betaald aan onafhankelijke agenten die betrokken waren bij de handel in het betrokken product.

  • 5. 
    Dumpingmarge
 

(43)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

 

(44)

Deze dumpingmarge bedraagt 28,3 % van de cif-prijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring.

  • 6. 
    Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden
 

(45)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd nagegaan of de gewijzigde omstandigheden wat dumping betreft redelijkerwijze konden worden geacht van blijvende aard te zijn.

 

(46)

Tijdens het oorspronkelijke onderzoek is de normale waarde vastgesteld op basis van winst inhoudende verkoopprijzen op de binnenlandse Verenigde Staten-markt, aangezien Rusland toen geen land met markteconomie was. In het kader van het huidige nieuwe onderzoek wordt Rusland als een land met markteconomie beschouwd. De normale waarde is dan ook vastgesteld op basis van de, waar nodig aangepaste, productiekosten van Eurochem. Niets wijst erop dat de normale waarde die tijdens het huidige nieuwe onderzoek is vastgesteld, niet als van duurzame aard kon worden beschouwd.

 

(47)

Uit de vergelijking van de normale waarden en uitvoerprijzen van het vorige en het huidige onderzoek is gebleken dat de normale waarde voor vergelijkbare productsoorten aanzienlijk is gestegen, maar dat de gemiddelde uitvoerprijs zelfs nog sterker is gestegen, waardoor de dumpingmarge kleiner is geworden. Vastgesteld werd dat de uitvoerprijzen naar andere markten grotendeels overeenstemmen met de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap. Er werden geen bewijzen voor gevonden dat niet verder met dumping zou worden ingevoerd, maar de dumpingmarge was kleiner dan in het oorspronkelijke onderzoek.

 

(48)

Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de gewijzigde omstandigheden wat dumping betreft in vergelijking met het oorspronkelijke onderzoek (in het huidige nieuwe onderzoek gebaseerd op de vergelijking van de eigen normale waarde en uitvoerprijzen van Eurochem) redelijkerwijze van duurzame aard konden worden beschouwd.

 

(49)

Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, mag het antidumpingrecht niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge, en moet het lager zijn dan deze marge als dat toereikend is om een einde te maken aan de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. Aangezien de geldende rechten voor Rusland op basis van de schademarge waren berekend, en de nieuwe dumpingmarge die tijdens dit onderzoek is vastgesteld lager is dan de eerder berekende schademarge, moet het recht worden aangepast aan de tijdens dit onderzoek vastgestelde dumpingmarge, namelijk 28,3 %.

  • 7. 
    Conclusie
 

(50)

Gezien de conclusies inzake dumping en de blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden, moet het individuele antidumpingrecht voor het betrokken product met betrekking tot Eurochem aan de nieuwe vastgestelde dumpingmarge worden aangepast.

 

(51)

Aangezien de dumpingmarge kleiner is dan de tijdens het vorige onderzoek vastgestelde schademarge, moet het recht op het niveau van de dumpingmarge worden vastgesteld.

 

(52)

Aangezien het recht in het oorspronkelijke onderzoek is ingesteld in de vorm van een specifiek bedrag per ton, moet het in het huidige onderzoek dezelfde vorm hebben. Het recht bedraagt bijgevolg 32,82 EUR/t. In geval van samengestelde meststoffen op basis van AN met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten moet het recht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 945/2005 worden toegepast naar rato van het AN-gehalte en het gehalte aan andere marginale stoffen en nutriënten.

 

(53)

Hoewel dit recht, zoals hierboven vermeld, op gegevens van NAK Azot is gebaseerd, zal het van toepassing zijn op alle verkoop door Eurochem, ongeacht de verbonden fabriek waar het product werd vervaardigd.

  • D. 
    NIEUW ONDERZOEK IN VERBAND MET HET VERVALLEN VAN DE MAATREGELEN

D.1.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

 

(54)

Ter wille van de samenhang werd eerst onderzocht of er nog sprake was van dumping en of het al dan niet waarschijnlijk was dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting van de dumping zou leiden.

  • 1. 
    Invoer met dumping tijdens het NOTVM

1.1.   Opmerking vooraf

 

(55)

Zoals hierboven vermeld, hebben drie producenten/exporteurs (Eurochem, Acron en Minudiobreniya) aan het onderzoek meegewerkt.

1.2.   Normale waarde

 

(56)

De Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Daarom zijn de kosten voor de productie van het door de medewerkende producenten/exporteurs geproduceerde en op de binnenlandse markt verkochte product onderzocht.

 

(57)

Gas is een belangrijke grondstof in het productieproces van het betrokken product en vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de productiekosten. Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening werd onderzocht of de administratie van de betrokken partijen een redelijk beeld gaf van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten.

 

(58)

Op basis van gegevens die door internationaal erkende, in energiemarkten gespecialiseerde bronnen zijn gepubliceerd, werd vastgesteld dat de door de overheid gereguleerde prijzen die Russische producenten betaalden, abnormaal laag waren. De prijzen bedroegen ongeveer een vierde van de uitvoerprijzen van aardgas uit Rusland en lagen ook aanzienlijk lager dan de gasprijzen die de communautaire producenten betaalden.

 

(59)

Daar de administratie van de medewerkende producenten geen redelijk beeld gaf van de gaskosten, moesten deze worden gecorrigeerd. Aangezien geen voldoende representatieve niet-vertekende gegevens over de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt beschikbaar waren, werd het passend geacht de correctie overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening, te baseren op informatie omtrent andere representatieve markten. In dit geval werd de gecorrigeerde prijs gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens, exclusief transportkosten en aangepast om rekening te houden met de plaatselijke distributiekosten („de gecorrigeerde Waidhaus-prijs”). Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de Europese Unie, die de grootste afnemer van Russisch aardgas is, en kan bijgevolg als een representatieve markt worden beschouwd.

 

(60)

Russische exporteurs hebben een aantal argumenten aangevoerd met betrekking tot de gecorrigeerde Waidhaus-prijs.

 

(61)

In de eerste plaats voerden zij aan dat een correctie van de door hen op de binnenlandse markt betaalde gasprijs ongegrond was, omdat hun boekhouding een volledig beeld gaf van de aan de vervaardiging en verkoop van het soortgelijke product in het land van oorsprong verbonden kosten. Ter staving hiervan legden zij een studie door een onafhankelijk consultantsbureau over waaruit zou blijken dat bij de door de Russische exporteurs betaalde gasprijs rekening is gehouden met alle door de gasleverancier gedragen kosten van de productie en verkoop van gas. Hierbij moet allereerst worden opgemerkt dat, zoals in de studie zelf werd gezegd, zowel de gaskosten als de kosten van levering aan de Russische producenten van AN die voor de vergelijking werden gebruikt geschatte kosten en niet de werkelijke kosten gedurende het NOTVM waren. Voorts is niet duidelijk of de aldus vastgestelde kosten alle kosten in de zin van de basisverordening omvatten, dus alle kosten voor de vervaardiging en alle VAA-kosten in verband met de productie en verkoop van gas. Tot slot wordt ook opgemerkt dat de beschikbare informatie over de kosten van de gasleverancier in het kader van deze procedure niet kon worden gecontroleerd en dat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat de verkoopprijs van Russisch gas op de binnenlandse markt de kosten van de gasleverancier, Gazprom, tijdens het hele NOTVM dekte.

 

(62)

In ieder geval wordt er op grond van artikel 2, lid 5, van de basisverordening van uitgegaan dat het feit dat de door de leverancier aan zijn afnemers berekende gasprijs kostendekkend is, op zich geen criterium is om vast te stellen of de in de boekhouding van de onderneming geregistreerde productiekosten van het soortgelijke product een redelijk beeld geven van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten. Om bovenstaande redenen (publicaties van internationaal erkende, in energiemarkten gespecialiseerde bronnen en een vergelijking van de gasprijzen in Rusland met de uitvoerprijzen van Russisch gas) is geconcludeerd dat dit niet het geval was. In de tweede plaats gingen de Russische producenten van AN niet in op het klaarblijkelijk grote verschil tussen de op de Russische binnenlandse markt betaalde prijs voor gas en de uitvoerprijs van Russisch aardgas enerzijds en de door de communautaire producenten betaalde prijs anderzijds. Zij hielden er evenmin rekening mee dat de binnenlandse aardgasprijzen in Rusland gereguleerd zijn en niet kunnen worden beschouwd als prijzen die een redelijk beeld geven van de normale prijs die op niet verstoorde markten moet worden betaald. Dus zelfs al dekt de door de AN-producent betaalde gasprijs de eenheidskosten van zijn leverancier voor de productie en verkoop van gas, dan nog zijn deze argumenten niet ter zake dienend omdat de marktprijs van gas niet noodzakelijkerwijs rechtstreeks gekoppeld is aan de kosten voor productie en verkoop, en de prijs waarvoor de Russische ondernemingen het gas tijdens het NOTVM kochten, blijft een door de staat gereguleerde prijs die een stuk onder de prijs op niet-gereguleerde markten ligt, zoals hierboven is verduidelijkt (tijdens het NOTVM bedroeg de gasprijs in Rusland ongeveer een vierde van de uitvoerprijs). Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

 

(63)

Verder werd aangevoerd dat de correctie op de gasprijs feitelijk inhield dat voor de vaststelling van de normale waarde een methode werd gebruikt waarin niet door de basisverordening wordt voorzien. Door de binnenlandse gaskosten te vervangen door kosten die op de gecorrigeerde Waidhaus-prijs zijn gebaseerd en doordat deze kosten een groot deel van de totale kosten van het soortgelijke product en dus ook van de door berekening vastgestelde normale waarde uitmaken, zou de normale waarde in feite worden bepaald door gegevens over een „representatieve” derde markt. In dat verband werd geargumenteerd dat de basisverordening voor markteconomieën uitsluitend voorziet in de onderstaande methoden om de normale waarde vast te stellen: i) aan de hand van de binnenlandse prijs van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties of, bij gebrek aan verkoop in het kader van normale handelstransacties, ii) aan de hand van de productiekosten in het land van oorsprong, (vermeerderd met een redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst) of iii) aan de hand van representatieve prijzen bij uitvoer van het soortgelijke product naar een geschikt derde land. De Russische exporteurs concludeerden dat de normale waarde op grond van het bovenstaande niet mocht worden gebaseerd op gegevens van een derde representatieve markt.

 

(64)

In dit verband moet allereerst worden opgemerkt dat de normale waarde werd vastgesteld overeenkomstig de methoden van artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening. Om te bepalen of de binnenlandse verkoop wat de prijzen betreft in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, dus of hij winstgevend was, moet echter eerst worden vastgesteld of de kosten van de AN-producent een betrouwbare basis in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening vormden. Pas nadat de kosten op betrouwbare wijze zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke methode moet worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen. Daarom kan niet worden geargumenteerd dat met de vaststelling van betrouwbare kosten overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening een nieuwe methode voor de vaststelling van de normale waarde is ingevoerd. De desbetreffende argumenten van de Russische producenten moesten derhalve worden afgewezen.

 

(65)

Verder werd betoogd dat, zelfs al moesten de aardgaskosten op de binnenlandse markt worden gecorrigeerd, de Waidhaus-prijs voor Russisch aardgas geen betrouwbare basis voor een dergelijke correctie vormde aangezien die prijs wordt vastgesteld op basis van langetermijncontracten waarbij de prijsformule gekoppeld is aan de aardolieprijzen en dus geen verband houdt met de kosten van de productie en levering van gas aan Eurochem in Rusland. Bovendien werd geargumenteerd dat de Waidhaus-prijs voor Russisch gas niet betrouwbaar is, daar deze wordt beïnvloed door buitensporig hoge en mogelijk niet-concurrerende gasprijzen op de Duitse binnenlandse markt, waarnaar momenteel een onderzoek van de Duitse antitrustautoriteiten loopt.

 

(66)

Ten eerste: een van de belangrijkste criteria bij de keuze van de basis waarop de gasprijzen moeten worden vastgesteld is dat de prijs een redelijk beeld moet geven van een normale prijs op een niet-vertekende markt. De prijzen in Waidhaus voldoen onbetwistbaar aan deze voorwaarde. Bovendien wordt verreweg het meeste gas uit Rusland via Waidhaus ingevoerd, zodat deze prijs een geschikte basis voor correctie is. Op basis hiervan werd Waidhaus een representatieve markt geacht en een redelijke basis voor de vaststelling van de gaskosten in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening. Ten tweede is het op zich niet relevant of de prijs door de kosten wordt bepaald, zolang hij een redelijk beeld geeft van een normale prijs op een niet-vertekende markt. Wat de prijs van via Waidhaus ingevoerd gas betreft, wijst niets op staatsbemoeienis bij de prijsvorming, zodat aan deze voorwaarde wordt voldaan. Wat de bewering over niet-concurrerende gasprijzen op de Duitse binnenlandse markt betreft, moet tot slot worden opgemerkt dat het onderzoek van het Bundeskartellamt momenteel nog loopt en nog niet tot conclusies heeft geleid. Bovendien gaat dit onderzoek over de prijzen waartegen de voornaamste Duitse gasdistributeurs hun gas op de Duitse binnenlandse markt verkopen en niet over die waartegen zij gas uit Rusland invoeren. In tegenstelling tot wat werd beweerd, is er niet noodzakelijkerwijs een verband tussen deze twee prijzen aangezien het economisch belang van de gasdistributeurs en dat van hun afnemers recht tegenover elkaar staan. Zo kan worden aangenomen dat de distributeurs de wederverkoopprijs zo hoog mogelijk willen houden en dat het in hun economisch belang is dat de aankoopprijs zo laag mogelijk is, zodat zij hun winst kunnen maximaliseren. Het argument dat de Duitse gevestigde ondernemingen geen reden hebben om over lage prijzen voor via Waidhaus ingevoerd gas uit Rusland te onderhandelen, is niet meer dan een veronderstelling waaraan geen concrete gegevens ten grondslag liggen. Deze argumenten werden bijgevolg verworpen.

 

(67)

Verder werd aangevoerd dat een correctie van de aardgaskosten op de binnenlandse markt, mocht die nodig zijn, zou moeten worden gebaseerd op niet-gereguleerde gasprijzen in Rusland. Ten eerste: het feit dat de Commissie een andere basis had kunnen kiezen, maakt Waidhaus niet tot een onredelijke keuze. Het belangrijkste criterium bij de keuze van de basis voor het vaststellen van de gasprijs is dat die een redelijk beeld moet geven van een normale prijs op een niet-vertekende markt. De prijzen in Waidhaus voldoen onbetwistbaar aan deze voorwaarde. In de tweede plaats werden tijdens het NOTVM op de binnenlandse markt slechts zeer kleine hoeveelheden gas (minder dan 2 %) tegen niet-gereguleerde prijzen verkocht. Het feit dat deze prijzen aanzienlijk dichter bij de gereguleerde prijs op de binnenlandse markt lagen dan bij de vrij bepaalde uitvoerprijs, doet sterk vermoeden dat deze niet-gereguleerde prijzen door de gangbare gereguleerde prijzen werden verstoord. De niet-gereguleerde binnenlandse prijzen konden dan ook niet worden gebruikt.

 

(68)

Verder werd geargumenteerd dat de van staatswege gereguleerde binnenlandse prijzen voor aardgas in Rusland voortdurend stijgen. Daarom zou de prijs op de binnenlandse markt niet als niet-concurrentieel of onredelijk laag kunnen worden beschouwd. In dit verband werd erop gewezen dat de Russische regering een besluit (12) heeft aangenomen waarbij een overheidsprogramma wordt vastgesteld dat tot 2011 veelvuldige stijgingen van de gasprijzen voor industriële gebruikers in Rusland tot gevolg zal hebben.

 

(69)

Dit argument is niet gefundeerd, aangezien de correcte norm om een representatieve markt te kiezen, niet is of de prijzen winst inhouden of stijgen, maar of de prijzen een redelijk beeld geven van de prijs die normaal op niet verstoorde markten moet worden betaald. Dat is niet het geval voor door de overheid gereguleerde prijzen, ook al stijgen die constant. Deze argumenten werden bijgevolg verworpen.

 

(70)

Er werd ook voorgesteld de Russische uitvoerprijs voor naburige markten als alternatieve basis voor de correctie te gebruiken, maar er werden geen verdere gegevens of bewijzen met betrekking tot die markten verstrekt. Er werd geoordeeld dat de gasprijzen die door Rusland aan de Baltische staten werden berekend en waarover bepaalde informatie beschikbaar was, door de relatief geringe omvang van de uitvoer naar die landen onvoldoende representatief was. Voorts waren de nodige gegevens over de vervoers- en distributiekosten niet beschikbaar en konden dus hoe dan ook geen betrouwbare prijzen voor de Baltische staten worden vastgesteld. Deze prijzen konden derhalve niet als basis voor de correctie worden gebruikt.

 

(71)

Als toch de Waidhaus-prijs moest worden gebruikt, dan zouden de Russische rechten die op alle uitvoer moeten worden betaald, volgens de Russische producenten van AN van die prijs moeten worden afgetrokken omdat deze rechten op binnenlands niveau niet hoeven te worden betaald.

 

(72)

De marktprijs in Waidhaus, dat als representatieve markt in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening werd beschouwd, is inderdaad de prijs na en niet vóór aftrek van uitvoerrechten. Vanuit het oogpunt van de koper is de prijs die hij in Waidhaus moet betalen relevant, en niet welk percentage van die prijs uitvoerrechten zijn en welk percentage naar de gasleverancier gaat. Laatstgenoemde zal echter altijd proberen zoveel mogelijk te verdienen en zal zijn afnemers dus de hoogste prijs in rekening brengen die zij bereid zijn te betalen. Aangezien die prijs altijd ruim hoger is dan de productiekosten, waardoor de gasleverancier grote winsten kan maken, wordt zijn prijs niet in de eerste plaats bepaald door de hoogte van het uitvoerrecht, maar door de prijs die zijn afnemers bereid zijn te betalen. Daarom is geconcludeerd dat de prijs na inklaring, en niet die vóór inklaring, de prijs is die door niet verstoorde markten wordt bepaald. De desbetreffende argumenten werden bijgevolg afgewezen.

 

(73)

In dit verband werd ook aangevoerd dat de marge van de plaatselijke distributeur niet bij de uitvoerprijs in Waidhaus moest worden opgeteld omdat de winst van de distributeurs al in de Waidhaus-prijs was inbegrepen. In dat verband werd geargumenteerd dat de plaatselijke distributeurs in Rusland voor honderd procent dochterondernemingen van de gasleverancier waren en dat bij vermeerdering van de prijs met de winst van deze distributeurs, de winst dubbel zou worden geteld. Voorts werd beweerd dat het natuurlijke comparatieve voordeel van Rusland in aanmerking moest worden genomen. Daarenboven werd aangevoerd dat het niet meer dan natuurlijk is dat de binnenlandse prijzen in Rusland lager zijn dan de uitvoerprijs voor gas omdat gas in Rusland, in tegenstelling tot de Gemeenschap, ruimschoots beschikbaar is; hiermee had dan ook rekening moeten worden gehouden bij het vaststellen van de correctie op de gasprijzen op de binnenlandse markt. Daarnaast werd geargumenteerd dat één partij tijdens het NOTVM geen gebruik heeft gemaakt van het plaatselijke systeem van lagedrukpijpleidingen van plaatselijke distributeurs om aardgas van de grote hogedrukpijpleidingen naar zijn fabriek te vervoeren. Daarom mogen de correcties van de gasprijs geen regionale transportprijzen omvatten.

 

(74)

Ten eerste zij opgemerkt dat de marge van plaatselijke distributeurs niet alleen de winstmarge van deze ondernemingen omvat, maar ook hun kosten tussen de aankoop en de wederverkoop van aardgas.

 

(75)

In de tweede plaats kon dit argument niet meer voldoende worden nagetrokken. Dat komt doordat de gasleverancier in Rusland en de met hem verbonden ondernemingen geen deel uitmaakten van dit onderzoek en er bijgevolg onvoldoende informatie beschikbaar was over de organisatie en haar kostenstructuur. Tevens is de desbetreffende situatie in Rusland, die onder meer voortvloeit uit de nauwe banden tussen de gasleverancier en de Russische overheid, niet transparant genoeg voor een toereikende toegang tot het nodige bewijsmateriaal.

 

(76)

Bovendien konden de Russische exporteurs geen nadere informatie of gegevens verstrekken waaruit bleek of en in welke mate de distributiekosten in de Waidhaus-prijs waren inbegrepen. Aangezien de binnenlandse verbruikers het gas van plaatselijke leveranciers kochten, moest ervan worden uitgegaan dat zij, ten minste voor verkoopdiensten, plaatselijke distributiekosten moesten betalen, die niet als zodanig in de niet-gecorrigeerde Waidhaus-prijs waren begrepen.

 

(77)

In dit verband zij opgemerkt dat, zelfs al werd bij de correctie van de gasprijs geen rekening gehouden met de vervoerkosten, het effect op de berekening van de dumpingmarge substantieel zou zijn, maar de daaruit voortvloeiende dumpingmarge nog steeds aanzienlijk zou zijn en geen verandering zou brengen in de conclusies van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Dit argument werd bijgevolg afgewezen. Indien Russische producenten evenwel voldoende controleerbaar bewijsmateriaal verstrekken aan de hand waarvan de dumpingmarge zou kunnen worden verkleind, kan de Commissie overwegen in dat verband tussentijdse nieuwe onderzoeken te openen.

 

(78)

Wat het beweerde comparatieve voordeel ten aanzien van de beschikbaarheid van aardgas in Rusland betreft, is het belangrijkste criterium voor de keuze van de Waidhaus-prijzen als basis voor het vaststellen van de gasprijzen dat deze een redelijk beeld geven van een normale prijs op een niet-vertekende markt. In dat verband zijn de marktvoorwaarden op de binnenlandse markt niet relevant. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen.

 

(79)

Aangezien geen van de medewerkende exporteurs een representatieve binnenlandse verkoop van het betrokken product in het kader van normale handelstransacties had, konden de VAA-kosten en de winst niet op grond van de aanhef van artikel 2, lid 6, of van artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening worden berekend. Artikel 2, lid 6, onder b), kon evenmin worden toegepast omdat de fabricagekosten van de producenten/exporteurs voor producten van dezelfde algemene categorie ook voor de gaskosten zouden moeten worden gecorrigeerd om de in overwegingen 58 en 59 vermelde redenen. Daarom werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening werden de VAA-kosten vastgesteld volgens een redelijke methode. Op de Noord-Amerikaanse markt was sprake van een aanzienlijke hoeveelheid binnenlandse verkoop en van een krachtige concurrentie van zowel binnenlandse als buitenlandse ondernemingen. Daarbij werd gekeken naar openbaar beschikbare informatie over grote bedrijven in de sector meststoffen. Overeenkomstige gegevens van Noord-Amerikaanse producenten (Verenigde Staten en Canada) bleken voor dit onderzoek het meest geschikt, aangezien over beursgenoteerde ondernemingen in dat deel van de wereld veel betrouwbare, volledige en openbaar toegankelijke financiële informatie beschikbaar is. Daarom werden de VAA-kosten en de winst aan de hand van het gewogen gemiddelde van de VAA-kosten en de winst van drie Noord-Amerikaanse producenten die tot de grootste ondernemingen in de sector stikstofhoudende meststoffen behoorden, vastgesteld met betrekking tot hun binnenlandse verkoop van dezelfde algemene productcategorie (stikstofhoudende meststoffen). Deze drie producenten werden representatief geacht voor de sector stikstofhoudende meststoffen, en hun VAA-kosten en winst werd bijgevolg representatief geacht voor de normale VAA-kosten en winst van ondernemingen die met succes in deze sector actief zijn. De aldus vastgestelde VAA-kosten en winst waren niet hoger dan de door de Russische medewerkende ondernemingen gemaakte VAA-kosten en winst.

1.3.   Uitvoerprijs

 

(80)

Waar het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

 

(81)

Wanneer de verkoop via een verbonden importeur had plaatsgevonden, werd de uitvoerprijs berekend aan de hand van de wederverkoopprijzen van die verbonden importeur aan onafhankelijke afnemers. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werden correcties toegepast voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop, inclusief de VAA-kosten en een redelijke winstmarge.

1.4.   Vergelijking

 

(82)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking te waarborgen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening door middel van correcties rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Daarom werden er in voorkomend geval correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, op- en overslag, laden en lossen en aanverwante kosten, commissielonen, verpakkingskosten en kredietkosten, waar die met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd.

1.5.   Dumpingmarge

 

(83)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

 

(84)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens het NOTVM dumping had plaatsgevonden. Uit een vergelijking van de gewogen gemiddelde werkelijke uitvoerprijzen met een gewogen gemiddelde normale waarde, bleek een dumpingmarge van meer dan 74 % voor Eurochem, van meer dan 54 % voor Acron en van meer dan 92 % voor Minudiobreniya.

  • 2. 
    Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken
 

(85)

De invoer uit Rusland daalde van ca. 785 000 t in 2003 tot ca. 155 891 t in het NOTVM, maar vertegenwoordigt nog een aanzienlijk marktaandeel (ca. 2 %). Deze daling werd beïnvloed door de toetreding van 10 nieuwe lidstaten tot de Gemeenschap in 2004 en van twee nieuwe lidstaten in 2007. Vóór die data importeerden deze landen zonder antidumpingrechten uit Rusland, terwijl zij nu het geldende rechtenniveau toepassen.

2.1.   Gedrag in het verleden

 

(86)

De Russische exporteurs hebben reeds op twee manieren geprobeerd hun uitvoer naar de Gemeenschap op onwettige wijze op te voeren. In 1998 werden de rechten bij Verordening (EG) nr. 663/98 tot hun huidige niveau (47 EUR/t of ca. 40 % van de huidige uitvoerprijs uit Rusland) verhoogd omdat werd vastgesteld dat absorptie van rechten plaatsvond (de exporteurs verlaagden hun uitvoerprijzen, waardoor de dumpingmarge steeg).

 

(87)

In juni 2005 werden de rechten bij Verordening (EG) nr. 945/2005 uitgebreid tot andere door Rusland uitgevoerde vormen van AN, die weliswaar als „samengestelde meststof” werden gedeclareerd, maar hoofdzakelijk AN waren. Daaruit blijkt dat de Russische exporteurs systematisch proberen grotere hoeveelheden AN tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap uit te voeren.

 

(88)

In het NOTVM ging 50 % van de uitvoer naar de Gemeenschap van de medewerkende Russische producenten naar Bulgarije en Roemenië (waar tot 1 januari 2007 geen antidumpingmaatregelen golden). Het feit dat de uitvoer naar die landen vóór hun toetreding tegen dumpingprijzen plaatsvond, wijst erop dat er waarschijnlijk sprake zal zijn van dumping indien de maatregelen worden opgeheven.

2.2.   Prijsgedrag van de Russische exporteurs bij verkoop aan derde landen

 

(89)

Uit het onderzoek is gebleken dat de Russische exporteurs zich schuldig maken aan dumping wanneer zij aan derde landen verkopen. De uitvoerprijzen naar dergelijke markten zijn in het beste geval vergelijkbaar met de uitvoerprijzen naar de Gemeenschap.

 

(90)

Op de invoer van AN uit Rusland zijn in Australië en de Verenigde Staten bovendien aanzienlijke antidumpingmaatregelen van toepassing. Dit wijst op een structurele neiging om tot dumping over te gaan, waardoor het waarschijnlijk is dat tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap zou worden uitgevoerd indien de maatregelen verdwijnen.

2.3.   Reservecapaciteit en de waarschijnlijkheid dat exporteurs daar gebruik van maken

 

(91)

In het NOTVM werd de reservecapaciteit van de bekende Russische exporteurs op 1,7 tot 2,3 miljoen t geschat. Dat is bijna een vierde van het totale AN-verbruik van de Gemeenschap. Tijdens het onderzoek zijn geen factoren gevonden die de activering van deze capaciteit op korte termijn in de weg zouden staan. De waarschijnlijkheid dat van deze reservecapaciteit gebruik zou worden gemaakt, werd geanalyseerd.

 

(92)

In de eerste plaats zijn een aantal van de grootste exportmarkten voor AN in de wereld beschermd tegen invoer uit Rusland. Op de invoer van AN uit Rusland zijn met name in Australië en de Verenigde Staten aanzienlijke antidumpingmaatregelen van toepassing, terwijl in China zelfs invoerverboden gelden. Daarom werd geconcludeerd dat deze resevecapaciteit zeer waarschijnlijk niet door die markten zou worden geabsorbeerd.

 

(93)

De Russische exporteurs argumenteerden dat het verbruik in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) sinds 2005 permanent stijgt en tijdens de volgende jaren naar verwachting verder zal stijgen, en dat de Russische AN-productie er hoofdzakelijk op gericht zal zijn volledig aan de vraag op die markten te voldoen. Deze argumenten zijn niet naar behoren onderbouwd, noch controleerbaar. Deze argumenten bleken bovendien onvolledig te zijn, aangezien geen rekening werd gehouden met de AN-productie in andere GOS-landen, die op deze markten beslist met de Russische verkoop kan concurreren. Volgens statistieken van de IFA (13) laat de als argument aangevoerde ontwikkeling van het verbruik in het GOS in elk geval nog voldoende beschikbare reservecapaciteit op korte en middellange termijn. Gezien het huidige prijsniveau in de Gemeenschap, dat volgens de door de medewerkende ondernemingen verstrekte gegevens aanzienlijk hoger ligt dan het prijsniveau in Rusland en op de GOS-markten, zullen Russische ondernemingen tot slot waarschijnlijk meer geneigd zijn om de reservecapaciteit voor uitvoer naar de Gemeenschap te gebruiken dan voor verkoop op de binnenlandse markt of op de GOS-markten.

 

(94)

Verder werd geen andere waarschijnlijke verkoop aan andere derde landen, waardoor de bovengenoemde reservecapaciteit zou worden geabsorbeerd, als argument aangevoerd. In ieder geval werden de markten van andere derde landen tijdens het onderzoek geanalyseerd op grond van de door de medewerkende partijen verstrekte informatie, en werd geconstateerd dat het niet waarschijnlijk was dat zij, gelet op hun verbruik, bronnen van AN en prijsniveaus, in dergelijke mate bijkomende uitvoer uit Rusland zouden absorberen dat de reservecapaciteiten die voor uitvoer naar de Gemeenschap beschikbaar zijn, niet meer significant zouden zijn.

 

(95)

Tot slot werd bevestigd dat de Gemeenschap de belangrijkste AN-markt ter wereld is, de nabijheid tot Rusland de logistiek vereenvoudigt, en dat Russische exporteurs in de Gemeenschap over goed ontwikkelde distributiekanalen beschikken.

 

(96)

Bij wijze van conclusie is vastgesteld dat indien de huidige maatregelen werden ingetrokken, de Russische exporteurs zeer waarschijnlijk de beschikbare reservecapaciteiten zouden aanwenden om aanzienlijke extra hoeveelheden naar de Gemeenschap uit te voeren.

2.4.   Stimulansen om de verkoop naar de Gemeenschap te verleggen

 

(97)

Bovengenoemde verschillen in prijsniveau tussen de markt van de Gemeenschap en de markten van derde landen maken duidelijk dat het voor de Russische exporteurs voordeliger is om hun exportvolumes van derde landen naar de Gemeenschap te verleggen. Dit kan bijgevolg ook een bron van aanzienlijke exporthoeveelheden zijn.

2.5.   Conclusie

 

(98)

De conclusie luidt derhalve dat het gezien de relatieve prijsniveaus, de reservecapaciteiten en de hierboven beschreven stimulansen waarschijnlijk is dat i) dumping plaatsvindt en ii) de uitvoer naar de Gemeenschap aanzienlijk zal toenemen wanneer de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

D.2.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DE SCHADE

  • 1. 
    Definitie van communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(99)

In de Gemeenschap wordt het soortgelijke product vervaardigd door 23 producenten wier productie de totale communautaire productie van het soortgelijke product in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening vormt.

 

(100)

Elf communautaire producenten werkten aan het onderzoek mee:

 

Achema A.B. (Jonavos, Litouwen),

 

Zakłady Azotowe Anwil SA, (Wlocklawek, Polen),

 

BASF A.G. (Ludwigshafen, Duitsland),

 

DSM Agro bv (Sittard, Nederland),

 

Fertiberia SA (Madrid, Spanje),

 

Grande Paroisse SA (Parijs, Frankrijk),

 

Kemira Growhow Oyj (hoofdkantoor in Helsinki, Finland; productie in het Verenigd Koninkrijk en in België),

 

Terra Nitrogen Limited (Stockton-on-Tees, Verenigd Koninkrijk),

 

Yara SA (hoofdkantoor in Brussel, België; productie in Nederland, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië),

 

Zakłady Azotowe Puławy SA (Pulawy, Polen),

 

Neochim PLC, (Dimitrovgrad, Bulgarije).

 

(101)

Deze elf communautaire producenten namen tijdens het NOTVM meer dan 75 % van de totale communautaire productie voor hun rekening, dus een groot deel van de totale communautaire productie van het soortgelijke product. Zij worden dus als de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening beschouwd en zullen hierna als „de bedrijfstak van de Gemeenschap” worden aangeduid.

 

(102)

Zoals hierboven al is vermeld, is een steekproef van vier bedrijven geselecteerd. Alle in de steekproef opgenomen communautaire producenten hebben medewerking verleend en hebben de vragenlijst binnen de termijn beantwoord. Daarnaast hebben de overige medewerkende producenten bepaalde algemene gegevens voor de schadeanalyse verstrekt.

  • 2. 
    Situatie op de communautaire markt

2.1.   Verbruik in de Gemeenschap

 

(103)

Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt, de omvang van de verkoop door de andere communautaire producenten op de communautaire markt en gegevens van Eurostat over de totale EU-invoer. In verband met de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 werden voor de duidelijkheid en coherentie van de analyse alle schade-indicatoren gedurende de gehele beoordelingsperiode gebaseerd op de markt van de EU-27.

 

(104)

Tussen 2003 en 2006 daalde het verbruik in de Gemeenschap met 16 %; die daling werd in het NOTVM weer gedeeltelijk goedgemaakt. Algemeen genomen is de trend negatief, met een totale daling van 10 % tussen 2003 en het eind van het NOTVM.

Tabel 1

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

Totaal verbruik in de Gemeenschap (t)

8 296 644

7 834 089

7 861 796

6 983 467

7 463 863

Index totaal verbruik in de Gemeenschap (2003 = 100)

100

94

95

84

90

2.2.   Ontwikkeling van de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer uit Rusland

 

(105)

De ontwikkeling van de omvang, het marktaandeel en de gemiddelde prijzen van de invoer uit Rusland is hieronder weergegeven. De cijfers zijn van Eurostat.

Tabel 2

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

Omvang van de invoer (t)

785 045

616 394

328 972

217 540

155 891

Marktaandeel

9,5 %

7,9 %

4,2 %

3,1 %

2,1 %

Prijzen van de invoer (EUR/t)

73

99

122

123

124

Index (prijzen) (2003 = 100)

100

136

167

168

170

 

(106)

De omvang van de invoer uit Rusland is tijdens de beoordelingsperiode afgenomen. Ook het marktaandeel van deze invoer daalde van 9,5 % in 2003 tot 2,1 % in het NOTVM. De prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode gestegen van 73 tot 124 EUR/t. Deze ontwikkeling volgt de algemene opwaartse trend op de wereldmarkt, maar niet de prijsstijgingen van de belangrijkste grondstof, namelijk gas.

 

(107)

Uit de vergelijking is gebleken dat de invoer uit Rusland de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met meer dan 30 % of minstens 60 EUR/t onderbood, het geldende antidumpingrecht buiten beschouwing gelaten. Zelfs wanneer de Russische uitvoerprijzen worden vermeerderd met het antidumpingrecht, worden de prijzen nog steeds met meer dan 7 % of minstens 13 EUR/t onderboden.

2.3.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit andere landen

 

(108)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. Ook hier zijn de cijfers van Eurostat.

Tabel 3

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

Omvang van de invoer uit Oekraïne (t)

132 091

65 201

76 867

43 270

32 421

Marktaandeel

1,6 %

0,8 %

1,0 %

0,6 %

0,4 %

Prijzen van de invoer uit Oekraïne (EUR/t)

83

114

123

139

136

Omvang van de invoer uit Georgië (t)

100 025

132 457

153 844

85 870

121 590

Marktaandeel

1,2 %

1,7 %

2,0 %

1,2 %

1,6 %

Prijzen van de invoer uit Georgië (EUR/t)

113

137

164

177

176

Omvang van de invoer uit alle andere landen (t)

262 909

74 654

65 965

124 451

158 524

Marktaandeel

3,2 %

1,0 %

0,8 %

1,8 %

2,1 %

Prijzen van de invoer uit alle andere landen (EUR/t)

133

152

190

169

164

 

(109)

Terwijl de uitvoer uit Georgië tussen 2003 tot het eind van het NOTVM toenam, daalde de uitvoer uit Oekraïne en andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode. Voor Oekraïne geldt een antidumpingrecht van 29,26 EUR tot 33,25 EUR per ton, dat bij Verordening (EG) nr. 442/2007 is verlengd. Tijdens de hele beoordelingsperiode waren de invoerprijzen uit alle derde landen aanzienlijk hoger dan die uit Rusland.

  • 3. 
    Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(110)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van invloed waren.

3.1.   Opmerkingen vooraf

 

(111)

Een aantal van de medewerkende producenten die deel uitmaken van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleken het soortgelijke product aan te wenden voor toepassingen later in het productieproces. Dat levert producten op die op de markt niet met het soortgelijke product concurreren.

 

(112)

Deze productie van ammoniumnitraat, die binnen het concern verder wordt verwerkt, komt niet op de open markt en concurreert dan ook niet rechtstreeks met het betrokken product dat wordt ingevoerd. Daarom werd nagegaan of en in welke mate bij de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde soortgelijke product. Uit het onderzoek is gebleken dat het interne gebruik een niet onaanzienlijk deel van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigt, namelijk tot 25 % van de totale productie tijdens de beoordelingsperiode. Deze hoeveelheden werden niet in aanmerking genomen of werden, waar passend en zoals hieronder vermeld, afzonderlijk beschouwd met het oog op de analyse van de respectieve schade-indicatoren.

 

(113)

Wanneer gebruik wordt gemaakt van een steekproef, is het vaste praktijk bepaalde schade-indicatoren (productie, productiecapaciteit, verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid en productiviteit) voor de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel („BG” in onderstaande tabellen) te analyseren en schade-indicatoren die betrekking hebben op de resultaten van individuele bedrijven (prijzen, voorraden, productiekosten, winstgevendheid, lonen, investeringen, rendement van investeringen, cashflow en het vermogen om kapitaal aan te trekken) aan de hand van gegevens over de communautaire producenten in de steekproef („SP” in onderstaande tabellen) te onderzoeken.

3.2.   Gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel

  • a) 
    Productie
 

(114)

De totale productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, met inbegrip van de productie voor intern gebruik, bleef tussen 2003 en 2005 relatief stabiel op een niveau van ongeveer 8,4 miljoen t. In 2006 deed zich een daling tot ongeveer 7,7 miljoen t voor, waarna de productie in het NOTVM opnieuw steeg tot het niveau van 2003. De productie voor intern gebruik daalde tussen 2003 en 2006 en steeg in het NOTVM. Deze stijging in het NOTVM was hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat één marktdeelnemer tijdens die periode zijn onderneming herstructureerde om zijn interne gebruik te vergroten. De productie met het oog op verkoop daalde tussen 2003 en het eind van het NOTVM met 5 %.

Tabel 4

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: productie (t, inclusief productie voor intern gebruik)

8 395 678

8 228 283

8 407 904

7 648 770

8 444 436

Index (2003 = 100)

100

98

100

91

101

Waaronder BG: productie voor intern gebruik

1 758 139

1 686 280

1 638 705

1 526 039

2 122 099

Index (2003 = 100)

100

96

93

87

121

Waaronder BG: productie voor verkoop

6 637 539

6 542 003

6 769 200

6 122 731

6 322 337

Index (2003 = 100)

100

99

102

92

95

Bron: informatie van klagers, antwoorden op de steekproefvragenlijst en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

  • b) 
    Capaciteit en bezettingsgraad
 

(115)

De productiecapaciteit vertoonde een dalende trend tussen 2003 en 2006 en steeg in het NOTVM, toen één van de communautaire producenten zijn faciliteiten voor intern gebruik herstructureerde. Bij het oorspronkelijke onderzoek was al opgemerkt dat de bezettingsgraad bij dit soort productie en in deze sector kan worden beïnvloed doordat met dezelfde productieapparatuur ook andere producten kunnen worden vervaardigd; de bezettingsgraad is als schade-indicator dus van minder betekenis.

Tabel 5

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: productiecapaciteit (t)

12 624 286

12 460 988

12 459 886

12 366 776

12 826 621

BG: bezettingsgraad

67 %

66 %

67 %

62 %

66 %

  • c) 
    Omvang van de verkoop
 

(116)

De omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt nam met 8 % af tussen 2003 en het eind van het NOTVM. Deze ontwikkeling volgt de algemene trend van dalend verbruik op de communautaire markt.

Tabel 6

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: omvang van de verkoop in de Gemeenschap (t)

5 752 934

5 566 383

5 708 591

4 917 321

5 300 075

Index (2003 = 100)

100

97

99

85

92

  • d) 
    Marktaandeel
 

(117)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap groeide met 3,3 procentpunt tussen 2003 en 2005, en kromp vervolgens met 1,6 procentpunt in het NOTVM. Over het geheel was er een groei met 1,7 procentpunten.

Tabel 7

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: marktaandeel

69,3 %

71,1 %

72,6 %

70,4 %

71,0 %

Index (2003 = 100)

100

102

105

102

102

  • e) 
    Groei
 

(118)

Aangezien de verkoop iets minder daalde dan het verbruik, won de bedrijfstak licht aan marktaandeel.

  • f) 
    Werkgelegenheid
 

(119)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met 8 % tussen 2003 en het eind van het NOTVM, meer dus dan de productie. Hieruit blijkt het streven van de bedrijfstak naar voortdurende verbetering van zijn productiviteit en concurrentievermogen.

Tabel 8

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: aantal werknemers i.v.m. het betrokken product

2 449

2 403

2 369

2 256

2 262

Index (2003 = 100)

100

98

97

92

92

  • g) 
    Productiviteit
 

(120)

De jaarlijkse productie per werknemer in de bedrijfstak van de Gemeenschap nam tussen 2003 en het eind van het NOTVM met 9 % toe — het positieve effect van een daling van het aantal werknemers in combinatie met een hogere productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Tabel 9

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

BG: productiviteit (t per werknemer)

3 428

3 425

3 549

3 391

3 734

Index (2003 = 100)

100

100

104

99

109

  • h) 
    Hoogte van de dumpingmarge
 

(121)

Rusland importeerde met forse dumping. Deze invoer vertegenwoordigde een marktaandeel van ongeveer 2 %, wat voor een basisproduct als AN aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap. De maatregelen lijken de gevolgen in dit geval evenwel grotendeels te hebben geneutraliseerd.

3.3.   Gegevens over de in de steekproef opgenomen communautaire producenten

  • a) 
    Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen
 

(122)

De gemiddelde netto verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten die deel uitmaken van de bedrijfstak van de Gemeenschap stegen aanzienlijk tussen 2003 en het eind van het NOTVM als gevolg van de gunstige internationale marktomstandigheden voor AN tijdens die periode, maar ook als gevolg van de pressie om de verkoopprijzen wegens de hogere inputkosten (voornamelijk voor gas) te verhogen.

Tabel 10

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: eenheidsprijzen op de communautaire markt (EUR/t)

125

139

160

177

178

Index (2003 = 100)

100

111

129

142

143

SP: omvang van de verkoop aan derde landen (t)

287 696

338 001

314 876

324 795

385 287

Index (2003 = 100)

100

117

109

113

134

  • b) 
    Voorraden
 

(123)

De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten zijn tussen 2003 en het eind van het NOTVM meer dan verdubbeld. Dat kan wijzen op toenemende verkoopproblemen bij dalend verbruik.

Tabel 11

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: eindvoorraden (t)

136 769

105 162

174 197

281 922

281 656

Index (2003 = 100)

100

77

127

206

206

  • c) 
    Lonen
 

(124)

Zoals blijkt uit onderstaande tabel is het gemiddelde loon per werknemer tussen 2003 en het eind van het NOTVM met 13 % gestegen. Dat is een matige toename gezien de inflatie en de algemene daling van het aantal werknemers.

Tabel 12

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: jaarlijkse arbeidskosten per werknemer (× 1 000 EUR)

49,9

50,3

53,3

56,6

56,6

Index (2003 = 100)

100

101

107

113

113

  • d) 
    Investeringen
 

(125)

De jaarlijkse investeringen in het soortgelijke product van de vier in de steekproef opgenomen producenten hebben zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld, d.w.z. zij zijn met 121 % gestegen, ook al waren er enkele schommelingen. Deze investeringen betroffen voornamelijk de modernisering van apparatuur. Hieruit blijkt het streven van de bedrijfstak van de Gemeenschap naar voortdurende verbetering van zijn productiviteit en concurrentievermogen.

Tabel 13

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: netto-investeringen (× 1 000 EUR)

20 016

23 142

44 719

38 258

44 305

Index (2003 = 100)

100

116

223

191

221

  • e) 
    Winstgevendheid van de verkoop en rendement van geïnvesteerd vermogen
 

(126)

De winstgevendheid bedroeg over het algemeen om en nabij de 8 %. Dat is het niveau dat moet worden gehaald in afwezigheid van schade veroorzakende dumping. Daaruit blijkt dat de maatregelen een positieve uitwerking hadden. De resultaten in 2006 en het NOTVM waren evenwel minder gunstig, wat op een onderliggende kwetsbaarheid wijst. Het rendement van geïnvesteerd vermogen, uitgedrukt in procenten van de nettoboekwaarde van de activa (na afschrijving), volgde in de hele beoordelingsperiode grotendeels de ontwikkeling van de winstgevendheid.

Tabel 14

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: winstgevendheid van de EG-verkoop aan niet-verbonden afnemers (% van de nettoverkoopprijs)

5,8 %

8,9 %

9,6 %

5,0 %

7,2 %

Index (2003 = 100)

100

152

163

86

123

SP: rendement van geïnvesteerd vermogen (in % van de nettoboekwaarde)

11,5 %

21,5 %

25,8 %

13,0 %

19,5 %

Index (2003 = 100)

100

187

224

113

169

  • f) 
    Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
 

(127)

De kasstroom kende een lichte daling van 6 % tijdens de beoordelingsperiode, na enige schommelingen te hebben doorgemaakt en in 2006 een bijzonder laag niveau te hebben bereikt. Ook de winstgevendheid van de nettoverkoop bereikte in 2006 een dieptepunt, waarna er in het NOTVM een kleine heropleving plaatsvond.

Tabel 15

 
 

2003

2004

2005

2006

NOTVM

SP: kasstroom (× 1 000 EUR)

65 390

77 896

77 326

26 434

61 528

Index (2003 = 100)

100

119

118

40

94

 

(128)

Uit het onderzoek bleek niet dat de in de steekproef opgenomen communautaire producenten moeilijkheden hadden ondervonden bij het aantrekken van kapitaal. Verscheidene van hen maken deel uit van een grote ondernemingsgroep en financieren hun activiteiten binnen die groep, hetzij door samenvoeging van kasmiddelen, hetzij door leningen van de moedermaatschappij.

3.4.   Conclusie over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

 

(129)

Tussen 2003 en het eind van het NOTVM bleek uit de schade-indicatoren enige — genuanceerde — verbetering. Het marktaandeel groeide, maar niet aanzienlijk en niet door een stijging van de verkoop (die zelfs daalde): de groei van het marktaandeel was eerder toe te schrijven aan een bovenproportionele daling van het verbruik. De verkoopprijzen per eenheid stegen, grotendeels ingevolge stijgende inputkosten, maar minder dan had kunnen worden verwacht in de algemene context van hoge meststofprijzen. Hoewel het verbruik afnam, is de productie niet gedaald. Dat is blijkbaar niet toe te schrijven aan een verbeterde marktpositie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar veeleer aan een stijging van de productie voor intern gebruik, wat een defensieve reactie op de krimpende vraag lijkt te zijn. Ook de winstgevendheid kende over het algemeen een verbetering, maar was fragiel in 2006 en het NOTVM.

 

(130)

De kasstroom volgde enigszins de trends voor de winst. De loonontwikkeling was gematigd en de bedrijfstak van de Gemeenschap is blijven investeren. De productiviteit steeg dankzij de inspanningen die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleverd om zijn activiteiten te rationaliseren en via investeringen te verbeteren.

 

(131)

Volgens de indiener van het verzoek is, in het geval van de meststoffensector, het omzetrendement geen geschikte schade-indicator met betrekking tot de winst, en waren de kapitaalopbrengst en/of het rendement van investeringen bruikbaarder voor een dergelijke beoordeling. Voorts werd gesteld dat er van schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kon worden gesproken, wanneer de analyse op laatstgenoemde indicatoren werd gebaseerd.

 

(132)

Gezien de specifieke kenmerken van de meststoffensector (onder andere de kapitaalintensiteit ervan) en de aard van de meststoffenmarkt (de fluctuaties van de prijzen van de grondstoffen en het eindproduct) is het omzetrendement op zich misschien niet de duidelijkste indicator met betrekking tot de winstgevendheid en zouden daarnaast indicatoren als de kapitaalopbrengst en het rendement van investeringen in aanmerking moeten worden genomen. De indiener van het verzoek heeft echter geen bewijsmateriaal aangevoerd waaruit bleek dat de winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap zonder de invoer met dumping op het vereiste niveau zou liggen. In zijn arrest in Zaak T-210/95 (14) oordeelde het Gerecht van Eerste Aanleg dat de indiener van het verzoek moet aantonen welke winstmarge de bedrijfstak van de Gemeenschap zonder de invoer met dumping had kunnen behalen. Dat is in dit geval evenmin gebeurd. In punt 60 van dat arrest werd bevestigd: „Hieruit volgt, dat de door de Raad te hanteren winstmarge ter berekening van de richtprijs waarbij de schade kan worden opgeheven, ten hoogste de winstmarge dient te zijn die de communautaire industrie onder normale concurrentievoorwaarden, zonder invoer met dumping, in redelijkheid mag verwachten.” Dit argument werd dan ook van de hand gewezen. De mate waarin de schade tijdens deze periode werd beperkt, is grotendeels aan de maatregelen te danken. Door de maatregelen stegen de wederverkoopprijzen in de Gemeenschap, waardoor een stijging van de uitvoervolumes tegen zeer lage prijzen werd voorkomen en de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn situatie zoals hierboven beschreven kon verbeteren.

  • 4. 
    Waarschijnlijkheid van voortzetting/herhaling van de schade

4.1.   Algemeen

 

(133)

In dit verband werden met name de volgende twee belangrijke parameters onderzocht: i) waarschijnlijke omvang van de uitvoer en uitvoerprijzen van het betrokken land en ii) het waarschijnlijke effect van de verwachte omvang en prijzen van de uitvoer uit het betrokken land op de bedrijfstak van de Gemeenschap.

4.2.   Waarschijnlijke omvang van de uitvoer en uitvoerprijzen van het betrokken land

 

(134)

Voor zover bekend beschikken de Russische producenten over een reservecapaciteit van ongeveer 2 miljoen t, wat overeenstemt met ongeveer een vierde van de communautaire markt. Deze direct beschikbare overtollige capaciteit wijst erop dat de Russische producenten hun huidige productie en dus ook hun uitvoer van AN op korte termijn kunnen opvoeren.

 

(135)

Aangezien de vraag op de Russische markt reeds jarenlang op een relatief laag niveau stagneert, zijn de Russische producenten bovendien sterk afhankelijk van de uitvoer naar derde landen. Zoals hierboven uiteengezet, vond deze uitvoer plaats tegen prijzen die veel lager waren dan die van de uitvoer naar de Gemeenschap.

 

(136)

Gezien de hierboven beschreven omstandigheden zou de Gemeenschap in vergelijking met alle andere exportmarkten wat de prijzen betreft een aantrekkelijke markt zijn voor de Russische producenten/exporteurs. Op grond hiervan kan redelijkerwijs worden verwacht dat een aanzienlijk deel van de hoeveelheden die naar derde landen worden uitgevoerd zeer waarschijnlijk voor de communautaire markt zal worden bestemd indien de maatregelen worden opgeheven. De relatieve nabijheid van de communautaire markt in vergelijking met andere exportmarkten buiten het GOS, maakt deze nog aantrekkelijker, met als gevolg dat de huidige uitvoer van Russische producenten naar derde landen naar de Gemeenschap zou worden verlegd.

 

(137)

Eén partij voerde aan dat de communautaire markt voor Russische producenten minder aantrekkelijk was geworden omdat deze na de uitbreidingen van 2004 en 2007 meer dan voorheen door communautaire producenten zou worden bevoorraad. Volgens die partij begonnen een aantal lidstaten bovendien het gebruik van AN te beperken. Deze argumenten moesten worden afgewezen. Een beperking van het gebruik zou evenzeer gevolgen hebben voor de communautaire als voor de Russische producenten. Op de communautaire markt kan de zelfvoorzieningsgraad zich na de uitbreidingen van 2004 en 2007 hebben verbeterd, onder meer doordat het antidumpingrecht sindsdien ook in de nieuwe lidstaten geldt. De invoer uit Rusland liep inderdaad terug tussen 2005 en het eind van het NOTVM. Ondanks de als argument aangevoerde zelfvoorziening stegen de prijzen in de Gemeenschap tijdens die periode. De prijzen in de Gemeenschap stegen aanzienlijk doordat de inputkosten (gas) drastisch stegen. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon deze kostenstijging alleen doorberekenen omdat de geldende antidumpingmaatregelen enig effect sorteerden. De communautaire markt is door de hoge prijzen die er momenteel heersen evenwel ook zeer aantrekkelijk voor Russische producenten, die zowel op hun binnenlandse markt als op exportmarkten in derde landen slechts aanzienlijk lagere prijzen kunnen aanrekenen.

 

(138)

Er werd geargumenteerd dat de communautaire producenten steeds minder te lijden hebben onder de aangevoerde verschillen in gasprijzen. Communautaire producenten zouden tijdens de beoordelingsperiode grotere hoeveelheden goedkoop ammonium hebben ingevoerd en bijgevolg in mindere mate van gas afhankelijk zijn geweest. In een aantal gevallen zouden communautaire producenten aardgas hebben kunnen kopen tegen gunstiger voorwaarden dan de Waidhaus-voorwaarden. Deze argumenten waren ongegrond. Hoewel de invoer van ammonium steeg, kon tijdens het onderzoek geen aanzienlijk gestegen gebruik voor de productie van AN worden vastgesteld. De invoer van ammonium werd blijkbaar hoofdzakelijk voor andere toepassingen gebruikt. Het onderzoek kon evenmin aanzienlijk gunstiger voorwaarden dan de Waidhaus-voorwaarden aan het licht brengen. De hierboven beschreven verschillen in de gasprijzen bleven aanzienlijk, wat belangrijke gevolgen had voor de kosten (en bijgevolg voor de prijsniveaus). Daardoor ontstaat een situatie waar de prijsniveaus in de Gemeenschap in de nabije toekomst voor Russische exporteurs structureel aantrekkelijker zouden zijn.

 

(139)

Het is waarschijnlijk dat de Russische exporteurs aan prijsconcurrentie zullen doen om hun marktaandeel voor dit basisproduct, waarvoor de prijsvoorwaarden doorslaggevend zijn, te vergroten. Zoals hierboven beschreven, wijzen een aantal factoren erop dat de Russische exporteurs waarschijnlijk zeer lage exportprijzen zullen hanteren. Aangezien de prijzen zelfs ondanks de ingestelde maatregelen enigszins worden onderboden, zou de waarschijnlijke prijsdaling deze onderbieding alleen maar vergroten.

 

(140)

Bovendien kunnen de Russische producenten (dankzij het voordeel dat zij bij de verschillen in gasprijzen ingevolge de dubbele prijsstelling hebben) AN tegen zeer lage dumpingprijzen naar de Gemeenschap uitvoeren en op deze uitvoer met dumping nog steeds een stevige winst boeken. Daardoor wordt de communautaire markt nog aantrekkelijker voor Russische producenten, zelfs tegen zeer lage uitvoerprijzen.

 

(141)

Gezien het bovenstaande is het dus waarschijnlijk dat aanzienlijke extra hoeveelheden in Rusland geproduceerd AN (gebruikte reservecapaciteit en/of verlegde bestaande uitvoer) bij intrekking van de maatregelen naar de Gemeenschap zouden worden uitgevoerd tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in belangrijke mate onderbieden.

4.3.   Waarschijnlijk effect van de verwachte omvang van de uitvoer en prijzen op de bedrijfstak van de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen

 

(142)

Aangezien het, zoals hierboven is vastgesteld, waarschijnlijk is dat de omvang van de uitvoer van Rusland naar de Gemeenschap tegen prijsonderbiedende dumpingprijzen aanzienlijk zal toenemen, zal de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn afnemers zeer waarschijnlijk alleen kunnen behouden als hij zijn verkoopprijzen aanmerkelijk verlaagt. Dat geldt des te meer omdat de AN-markt een sterk wisselende markt is waar dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk onderbieden, een grote invloed kan hebben op het prijsniveau. De winst zou bijgevolg sterk dalen.

 

(143)

De gunstige marktvoorwaarden die blijken uit een aantal indicatoren tijdens 2006 en het NOTVM hebben er, afgezien van de geldende antidumpingmaatregelen, in belangrijke mate toe bijgedragen dat de prijzen op een hoog niveau bleven. Door het gespannen evenwicht tussen vraag en aanbod op de wereldmarkt, gecombineerd met gestegen inputkosten (gas), werden in die periode namelijk voor alle stikstofhoudende meststoffen hoge prijzen genoteerd. Evenals de andere stikstofhoudende meststoffen is AN een product waarvan de prijsstelling van talrijke factoren afhangt, bijvoorbeeld van de sterk schommelende gasprijs die als belangrijkste kostenpost een aanzienlijke invloed op het aanbod heeft, maar ook van de weersomstandigheden, de oogsten en de graanvoorraden, waardoor de vraag kan af- of toenemen. Vooral wat de Gemeenschapsmarkt betreft, wordt verwacht dat de vraag naar AN de komende jaren licht zal dalen. Het totale verbruik vertoonde tijdens de beoordelingsperiode reeds een dalende trend. Aangezien de door de Russische producenten gehanteerde prijzen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk onderboden, zal de waarschijnlijke toename van de invoer uit Rusland de bedrijfstak van de Gemeenschap dwingen zijn prijzen en dus zijn winstmarge fors te verlagen of een aanzienlijk marktaandeel prijs te geven en daarmee inkomsten te derven, of beide. De succesvolle herstructurering van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou een dergelijke prijsverlaging waarschijnlijk maar ten dele kunnen compenseren en het hele herstel van de sector zou hierdoor op losse schroeven komen te staan. Daarom zou intrekking van de maatregelen waarschijnlijk leiden tot een verslechtering van de algehele resultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

4.4.   Conclusie over de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

 

(144)

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het betrokken land bij het vervallen van de maatregelen zeer waarschijnlijk aanzienlijke hoeveelheden naar de Gemeenschap zou uitvoeren tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderbieden. Dat zou zeer waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de prijzen op de markt voor AN worden gedrukt, wat naar verwachting nadelige gevolgen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft. Met name zou dit een belemmering zijn voor voortzetting van het gedeeltelijke financiële herstel dat tijdens de beoordelingsperiode heeft plaatsgevonden, zodat een herhaling van schade waarschijnlijk is.

  • E. 
    BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
  • 1. 
    Opmerkingen vooraf
 

(145)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd was met het belang van de Gemeenschap. Dit belang werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de diverse betrokken belangen.

 

(146)

In het oorspronkelijke onderzoek werden antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Gemeenschap geacht. Dit is evenwel een nieuw onderzoek; dit betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, zodat kan worden nagegaan of deze maatregelen negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

 

(147)

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is.

  • 2. 
    Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
 

(148)

De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft bewezen structureel gezond te zijn. Dat werd bevestigd door de relatief positieve ontwikkeling van de economische situatie van de bedrijfstak tijdens de hele beoordelingsperiode. De bedrijfstak van de Gemeenschap behield met name levensvatbare winstmarges in een context van stijgende inputkosten (vooral voor gas) en slaagde erin zijn marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode te vergroten.

 

(149)

Redelijkerwijs kan dan ook worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap van de thans geldende maatregelen zal blijven profiteren en zich door het behoud en de stabilisatie van zijn winstgevendheid verder zal herstellen. Als de maatregelen niet worden gehandhaafd, zal de invoer met dumping uit het betrokken land waarschijnlijk toenemen en de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toebrengen doordat de verkoopprijzen onder druk komen te staan, waardoor zijn momenteel positieve financiële situatie in gevaar komt.

  • 3. 
    Belang van de importeurs
 

(150)

Zoals vermeld in overweging 23 werkte geen enkele niet-verbonden importeur uit het betrokken land met dit onderzoek mee.

 

(151)

Bij vorige onderzoeken werd vastgesteld dat het effect van de maatregelen niet al te groot zou zijn, daar importeurs doorgaans niet alleen AN invoeren, maar voor een belangrijk deel ook andere meststoffen. De opheffing van antidumpingmaatregelen op andere meststoffen kan deze ontwikkeling alleen versterken. Het antidumpingrecht op ureum van oorsprong uit Rusland en uit Belarus, Kroatië, Libië en Oekraïne werd respectievelijke in augustus 2007 en maart 2008 ingetrokken (15). Uit de neerwaartse trend in de invoer uit het betrokken land tijdens de beoordelingsperiode kan worden geconcludeerd dat een aantal importeurs inderdaad negatieve gevolgen heeft ondervonden van de ingestelde maatregelen. Bij gebrek aan medewerkende importeurs, en dus aan afdoende bewijs om na te gaan of er sprake is geweest van belangrijke negatieve gevolgen, werd geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

 

(152)

Er is geen betrouwbare informatie waaruit blijkt dat handhaving van de maatregelen belangrijke negatieve gevolgen voor importeurs of handelaren zal hebben.

  • 4. 
    Belang van de gebruikers
 

(153)

AN wordt in de Gemeenschap in de landbouw gebruikt. Een aantal agrarische bonden argumenteerde dat de inkomsten van de landbouwers onder druk zijn komen te staan doordat de prijzen van meststoffen de laatste jaren zijn gestegen, de prijzen van een aantal van hun outputproducten zijn gedaald en de kosten ingevolge de milieuwetgeving zijn gestegen. Deze argumenten werden evenwel niet gestaafd met bewijzen.

 

(154)

EFMA leverde onderbouwd agronomisch en economisch feitenmateriaal waaruit blijkt dat AN slechts een klein deel van de totale productiekosten van de landbouwers vertegenwoordigt. Er werd dan ook vastgesteld dat de bestaande maatregelen per saldo geen belangrijke negatieve gevolgen voor hun economische situatie hebben en dat de handhaving van de maatregelen de financiële belangen van de landbouwers niet zou schaden.

  • 5. 
    Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap
 

(155)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

  • F. 
    VERBINTENISSEN
 

(156)

Op 19 december 2006 leidde de Commissie op verzoek van OJSC Acron en OJSC Dorogobuzh, die tot de „Acron” Holding Company behoren, een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in (16). De resultaten van dat tussentijdse nieuwe onderzoek zijn uiteengezet in Verordening (EG) nr. 236/2008 van de Raad (17). Tijdens het tussentijdse nieuwe onderzoek wenste Acron een prijsverbintenis voor te stellen, maar slaagde er niet in vóór het verstrijken van de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening vastgestelde termijn een voldoende onderbouwde verbintenis aan te bieden. Zoals vermeld in de overwegingen 56 en 57 van bovengenoemde verordening van de Raad, oordeelde de Raad evenwel dat Acron bij uitzondering toestemming moest krijgen om zijn verbintenis binnen 10 kalenderdagen na de inwerkingtreding van die verordening te voltooien, gezien de complexiteit van diverse aspecten, namelijk: 1. de volatiliteit van de prijs van het betrokken product, waardoor een of andere vorm van indexatie van minimumprijzen nodig zou zijn, terwijl de belangrijkste kostenfactor de volatiliteit onvoldoende verklaart, en 2. de specifieke marktsituatie van het betrokken product. Na de publicatie van Verordening (EG) nr. 236/2008 en binnen de in die verordening vastgestelde termijn bood Acron een aanvaardbare prijsverbintenis aan overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

 

(157)

Tijdens het op 30 november 2005 aangevatte gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek (18) bood Eurochem een aanvaardbare prijsverbintenis aan overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

 

(158)

De Commissie heeft de verbintenissen bij Besluit 2008/577/EG (19) aanvaard. In dit besluit zijn de redenen voor de aanvaarding van de verbintenissen nader toegelicht. De Raad erkent dat de verbintenissen het schadelijke effect van de dumping opheffen en het gevaar van ontwijking aanzienlijk beperken.

 

(159)

Om de Commissie en de douaneautoriteiten nog beter in staat te stellen effectief toezicht op de naleving van de verbintenissen door de ondernemingen uit te oefenen, moet, wanneer de aanvraag voor het vrije verkeer bij de douaneautoriteit wordt ingediend, de vrijstelling van het antidumpingrecht afhankelijk worden gesteld van i) de overlegging van een verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de gegevens en de verklaring bevat die in de bijlage zijn vermeld; ii) het feit dat de ingevoerde goederen door de genoemde ondernemingen zijn vervaardigd en verzonden en door hen direct aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap zijn gefactureerd, en iii) het feit dat de bij de douane aangegeven en aangeboden goederen exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur. Wanneer niet aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, is op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer het van toepassing zijnde antidumpingrecht verschuldigd.

 

(160)

Wanneer de Commissie ingevolge artikel 8, lid 9, van de basisverordening onder verwijzing naar specifieke transacties haar aanvaarding van een verbintenis wegens een schending opzegt en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart, ontstaat op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer een douaneschuld.

 

(161)

Importeurs moeten zich ervan bewust zijn dat op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer een douaneschuld kan ontstaan, zoals beschreven in de overwegingen 159 en 160, ook al heeft de Commissie een verbintenis aanvaard van de fabrikant bij wie zij direct of indirect kopen; zij dienen dit als een normaal handelsrisico aan te merken.

 

(162)

Ingevolge artikel 14, lid 7, van de basisverordening moeten de douaneautoriteiten de Commissie onverwijld op de hoogte stellen wanneer zij aanwijzingen hebben dat de verbintenissen worden geschonden.

 

(163)

Om bovenstaande redenen acht de Commissie de door Eurochem en Acron aangeboden verbintenissen aanvaardbaar en heeft zij Eurochem en Acron in kennis gesteld van de belangrijkste feiten, overwegingen en verplichtingen waarop de aanvaarding is gebaseerd.

 

(164)

Als een verbintenis wordt geschonden of opgezegd of als de Commissie de aanvaarding van een verbintenis opzegt, is ingevolge artikel 8, lid 9, van de basisverordening automatisch het op grond van artikel 9, lid 4, van de basisverordening ingestelde antidumpingrecht van toepassing.

  • G. 
    SLOTBEPALINGEN
 

(165)

Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de huidige maatregelen ten aanzien van de invoer uit Rusland te handhaven en het niveau ervan zo nodig aan te passen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven tot wijziging van bovenstaande conclusies.

  • 1. 
    Tot Eurochem beperkt tussentijds nieuw onderzoek
 

(166)

Gezien de conclusies inzake dumping en de blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden, moet het individuele antidumpingrecht voor het betrokken product met betrekking tot Eurochem aan de nieuwe vastgestelde dumpingmarge worden aangepast.

 

(167)

Aangezien de dumpingmarge kleiner is dan de tijdens het vorige onderzoek vastgestelde schademarge, moet het recht op het niveau van de dumpingmarge worden vastgesteld.

 

(168)

Aangezien het recht in het oorspronkelijke onderzoek is ingesteld in de vorm van een specifiek bedrag per ton, moet het in het huidige onderzoek dezelfde vorm hebben. Het recht bedraagt bijgevolg 32,82 EUR/t. In geval van samengestelde meststoffen op basis van AN met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten moet het recht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 945/2005 worden toegepast naar rato van het AN-gehalte en het gehalte aan andere marginale stoffen en nutriënten.

 

(169)

Hoewel dit recht, zoals in overweging 30 vermeld, op gegevens van NAK Azot is gebaseerd, zal het van toepassing zijn op alle verkoop door Eurochem, ongeacht de verbonden fabriek waar het product werd vervaardigd.

  • 2. 
    Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
 

(170)

De antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van AN van oorsprong uit Rusland moeten overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening worden gehandhaafd.

  • 3. 
    Slotoverweging
 

(171)

Aangezien twee exporteurs in het kader van gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken de kans kregen om verbintenissen aan te bieden, zal in voorkomend geval bijzondere aandacht worden besteed aan het openen van tussentijdse nieuwe onderzoeken overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, om eventuele andere aangeboden verbintenissen te onderzoeken, mocht de Commissie voldoende bewijsmateriaal ontvangen waaruit blijkt dat dergelijke onderzoeken gegrond zijn.

  • H. 
    RECHTEN
 

(172)

Gezien de conclusies inzake de voortzetting van dumping, de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Gemeenschap moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van AN van oorsprong uit Rusland worden gehandhaafd om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade lijdt door de invoer met dumping,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek inzake de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, vallende onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91 en van oorsprong uit Rusland van producent Open Joint Stock Company (OJSC) „Mineral and Chemical Company EuroChem”, wordt hierbij beëindigd en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 658/2002 komt als volgt te luiden:

„2.   Het definitieve antidumpingrecht is een vast bedrag zoals hieronder aangegeven:

 

a)

Voor Open Joint Stock Company (OJSC) Mineral and Chemical Company „Eurochem”, dat tot de Eurochem-groep behoort, Moskou, Rusland, voor goederen die door haar verbonden onderneming JSC NAK Azot, Novomoskovsk, Rusland, of door haar verbonden onderneming JSC Nevinka Azot, Nevinnomyssk, Rusland, worden geproduceerd en door Eurochem Trading GmbH, Zug, Zwitserland, aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap worden verkocht (aanvullende Taric-code A522):

 

Omschrijving van het product

GN-code

Taric-code

Vast bedrag van het recht

(EUR/t)

Ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing

3102 30 90

32,82

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen, met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten

3102 40 90

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 29 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 60 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 90 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, geen fosfor en geen kalium bevattend

3105 10 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 10 00

20

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 10 00

30

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 10 00

40

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 10 00

50

28,88

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 20 10

30

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 20 10

40

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 20 10

50

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 20 10

60

28,88

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 51 00

10

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 51 00

20

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 51 00

30

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 51 00

40

29,41

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 59 00

10

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 59 00

20

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 59 00

30

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 59 00

40

29,41

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 90 91

30

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 90 91

40

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 90 91

50

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 90 91

60

28,88

 

b)

Voor alle overige ondernemingen (aanvullende Taric-code A999):

 

Omschrijving van het product

GN-code

Taric-code

Vast bedrag van het recht

(EUR/t)

Ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing

3102 30 90

47,07

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen, met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten

3102 40 90

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 29 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 60 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 90 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, geen fosfor en geen kalium bevattend

3105 10 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 10 00

20

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 10 00

30

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 10 00

40

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch minder dan 12 gewichtspercenten

3105 10 00

50

41,42

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 20 10

30

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 20 10

40

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 20 10

50

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 20 10

60

41,42

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 51 00

10

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 51 00

20

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 51 00

30

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 51 00

40

42,17

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 59 00

10

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 59 00

20

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 59 00

30

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 59 00

40

42,17

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 90 91

30

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 90 91

40

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 90 91

50

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 90 91

60

41,42”

Artikel 2

  • 1. 
    Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, vallende onder de GN-codes 3102 30 90, 3102 40 90, ex 3102 29 00, ex 3102 60 00, ex 3102 90 00, ex 3105 10 00, ex 3105 20 10, ex 3105 51 00, ex 3105 59 00 en ex 3105 90 91, van oorsprong uit Rusland.
  • 2. 
    Het definitieve antidumpingrecht is een vast bedrag zoals hieronder aangegeven:
 

a)

Voor Open Joint Stock Company (OJSC) Mineral and Chemical Company „Eurochem”, dat tot de Eurochem-groep behoort, Moskou, Rusland, voor goederen die door haar verbonden onderneming JSC NAK Azot, Novomoskovsk, Rusland, of door haar verbonden onderneming JSC Nevinka Azot, Nevinnomyssk, Rusland, worden geproduceerd en door Eurochem Trading GmbH, Zug, Zwitserland, aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap worden verkocht (aanvullende Taric-code A522):

 

Omschrijving van het product

GN-code

Taric-code

Vast bedrag van het recht

(EUR/t)

Ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing

3102 30 90

32,82

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen, met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten

3102 40 90

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 29 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 60 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 90 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, geen fosfor en geen kalium bevattend

3105 10 00

10

32,82

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 10 00

20

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 10 00

30

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 10 00

40

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 10 00

50

28,88

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 20 10

30

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 20 10

40

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 20 10

50

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 20 10

60

28,88

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 51 00

10

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 51 00

20

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 51 00

30

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 51 00

40

29,41

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 59 00

10

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 59 00

20

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 59 00

30

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 59 00

40

29,41

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 90 91

30

31,84

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 90 91

40

30,85

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 90 91

50

29,87

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 90 91

60

28,88

 

b)

Voor alle overige ondernemingen (aanvullende Taric-code A999):

 

Omschrijving van het product

GN-code

Taric-code

Vast bedrag van het recht

(EUR/t)

Ammoniumnitraat, ander dan in waterige oplossing

3102 30 90

47,07

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen, met een stikstofgehalte van meer dan 28 gewichtspercenten

3102 40 90

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 29 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 60 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten

3102 90 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten, geen fosfor en geen kalium bevattend

3105 10 00

10

47,07

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 10 00

20

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 10 00

30

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 10 00

40

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en/of een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch minder dan 12 gewichtspercenten

3105 10 00

50

41,42

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 20 10

30

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 20 10

40

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 20 10

50

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 20 10

60

41,42

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 51 00

10

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 51 00

20

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 51 00

30

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 51 00

40

42,17

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 59 00

10

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 59 00

20

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 59 00

30

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een fosforgehalte berekend als P2O5 van 9 of meer doch niet meer dan 10,40 gewichtspercenten

3105 59 00

40

42,17

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van minder dan 3 gewichtspercenten

3105 90 91

30

45,66

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten

3105 90 91

40

44,25

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 6 of meer doch minder dan 9 gewichtspercenten

3105 90 91

50

42,83

Vaste meststoffen met een gehalte aan ammoniumnitraat van meer dan 80 gewichtspercenten en een kaliumgehalte berekend als K2O van 9 of meer doch niet meer dan 12 gewichtspercenten

3105 90 91

60

41,42

  • 3. 
    Wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve verhoudingsgewijs is verminderd met het oog op de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (20) van de Commissie, wordt het in lid 2 vermelde antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.
  • 4. 
    Niettegenstaande lid 1 zijn de definitieve antidumpingrechten niet van toepassing op invoer die overeenkomstig artikel 3 in het vrije verkeer is gebracht.
  • 5. 
    Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

  • 1. 
    Ingevoerde goederen die voor het vrije verkeer zijn aangegeven en zijn gefactureerd door ondernemingen waarvan de Commissie verbintenissen heeft aanvaard en wier namen zijn vermeld in Besluit 2008/577/EG, zoals die van tijd tot tijd wordt gewijzigd, zijn vrijgesteld van de bij artikel 2 ingestelde antidumpingrechten op voorwaarde dat:
 

de goederen door de genoemde ondernemingen zijn vervaardigd en verzonden en door hen direct aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie zijn gefactureerd, en

 

de goederen vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de gegevens en de verklaring bevat die in de bijlage zijn vermeld, en

 

de goederen die bij de douane worden aangegeven en aangeboden, exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

  • 2. 
    Er ontstaat een douaneschuld op het ogenblik van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer:
 

wanneer ten aanzien van de in lid 1 beschreven ingevoerde goederen wordt vastgesteld dat aan een of meer van de in dat lid genoemde voorwaarden niet is voldaan, of

 

wanneer de Commissie haar aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de basisverordening intrekt bij een verordening of besluit waarin zij naar specifieke transacties verwijst en de desbetreffende verbintenisfacturen ongeldig verklaart.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

  • C. 
    LAGARDE
 

  • Uitsluitend met betrekking tot het tussentijdse nieuwe onderzoek.
  • Besluit nr. 333 van de Russische regering van 28 mei 2007.
  • International Fertiliser Industry Association.
  • Jurispr. 1999 blz. II-03291.
  • Zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad.
 

BIJLAGE

De volgende gegevens moeten worden vermeld op de door de onderneming opgestelde handelsfactuur die de invoer in de Gemeenschap waarop een verbintenis van toepassing is, vergezelt:

 

1.

het opschrift „HANDELSFACTUUR — GOEDEREN DIE ONDER EEN VERBINTENIS VALLEN”;

 

2.

de naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld;

 

3.

het factuurnummer;

 

4.

de factuurdatum;

 

5.

de aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Gemeenschap worden ingeklaard;

 

6.

een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

 

het productcodenummer (PCN) dat in de verbintenis wordt gebruikt;

 

een omschrijving van de goederen die onder het betrokken PCN vallen;

 

het productcodenummer van de onderneming (company product code of CPC);

 

de Taric-code;

 

de hoeveelheid (in t);

 

7.

de verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

 

de prijs per ton;

 

de betalingsvoorwaarden;

 

de leveringsvoorwaarden;

 

het totale bedrag aan kortingen en rabatten;

 

8.

de naam van de onderneming die als importeur in de Gemeenschap de rechtstreekse ontvanger is van de handelsfactuur die de in het kader van de verbintenis geleverde goederen vergezelt;

 

9.

de naam van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de hiernavolgende ondertekende verklaring:

„Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die door [ONDERNEMING] werd aangeboden en door de Commissie bij Besluit 2008/577/EG werd aanvaard. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.